Wedstrijdreglement Belgische Rolstoeldansfederatie ingaande op 1 oktober 2013

Texte français ci-dessous

Wedstrijdreglement Belgische Rolstoeldansfederatie ingaande op 1 oktober 2013

INHOUD Algemene artikelen 1. Toepasbaarheid 2. De begrippen 3. De wedstrijdcommissie en arbitragecommissie 4. De wedstrijdcommissaris en de voorzitter van de jury 5. Het wedstrijdsecretariaat, de registratie en het startboekje 6. Vormen De Standaard en Latijns-Amerikaanse dansen 7. Omschrijving 8.. De niveaus 9. De classes en classificatie 10. De categorieën 11. De deelnemingsvoorwaarden 12. De dansvloer 13. De muziek 14. Het jureren van de wedstrijden – de jury 15. De danshouding 16. De kleding 17. De procedure van het wedstrijdverloop 18. Het kwalificatiesysteem 19. Afwijkingen 20. Het promotiesysteem – algemeen 21. Het promotiesysteem van debutanten naar amateurs 22. Het promotiesysteem van amateurs naar hoofdklasse 23. Het selectiesysteem voor de hoofdklasse A – “ranking” 24. De startboekjes 25. Starten met een nieuwe partner 26. De sociale media 27. Bijzondere situaties Reglement Wedstrijden “Showdance” 2013 28. Het reglement voor de “Show Dance” valt onder de verantwoordelijkheid van de IWDF – International Wheelchair Dance Foundation Informatie, Adressen en coördinaten

BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 -1-

Algemene artikelen 1. Toepasbaarheid Dit reglement omkadert, reglementeert en begeleidt het rolstoeldansen op competitief vlak en is van toepassing op wedstrijden die georganiseerd worden onder het toezicht van de Belgische Rolstoeldansfederatie – BeRF. Het reglement is van kracht met ingang van 1 oktober 2013 en kan ten alle tijden aangepast en verbeterd worden door de raad van bestuur van BeRF daar waar nodig. In het geval de BeRF betrokken is bij de inrichting van een door het International Paralympic Committee (IPC) erkende of goedgekeurde al dan niet een officiële, nationale of internationale wedstrijd geldt het wedstrijdreglement van het Wheelchair Dance Technical Committee van het IPC. 2. De begrippen 2.1. Een rolstoeldanser: een rolstoelgebruiker die in het dagelijks leven gebruik maakt van een rolstoel of door een motorische handicap niet aan ‘valide’ danswedstrijden kan deelnemen. In bepaalde gevallen kunnen uitzonderingen worden toegestaan. 2.2. Een staande danser: In combi : een valide persoon die samen met een rolstoeldanser een rolstoeldanspaar vormt. In duo : een valide partner die deelneemt als duo-danser wordt eveneens beschouwd als staande partner. 2.3. Een rolstoeldanspaar: * Combi : Een danspaar bestaat uit één rolstoeldanser en één staande partner. * Duo :een danspaar bestaat uit minimaal één rolstoeldanser, die zelfstandig de rolstoel in beweging kan brengen of indien dit niet het geval is zich laat bijstaan door een begeleider, muzikale-duwer genaamd. De danspartner kan eveneens in dezelfde situatie verkeren of een valide persoon zijn die eveneens gebruikt maakt van een rolstoel. * Enkel in hoofdklasse –A, zowel in combi als in duo, bestaat het danspaar verplicht uit een mannelijke en een vrouwelijke danspartner en in geval van duo-dansen hebben beiden een minimale handicap. 2.4 De muzikale duwer Indien een rolstoeldanser niet zelfstandig de rolstoel in beweging kan brengen mag hij/zij zich laten bijstaan door een zogenaamde “muzikale duwer”, waarvan het volgende verwacht wordt: 1. Een duidelijke ondersteunende rol als hulp voor een rolstoeldanser die niet zelfstandig de rolstoel in beweging kan brengen. Een muzikale duwer mag onder geen beding de aandacht op zichzelf vestigen; 2. Een muzikale duwer is neutraal gekleed; 3. Juryleden mogen de kleding en de dansvaardigheid van de duwer niet mee laten wegen in de beoordeling. BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 -2-

3. De wedstrijdcommissie en arbitragecommissie De Raad van Bestuur van de BeRF stelt een wedstrijdcommissie aan die toezicht houdt op de correcte toepassing van dit sportreglement, die gemotiveerde uitzonderingen kan toestaan en die voorstellen aanbrengt tot aanpassingen. De Raad van Bestuur stelt een commissie samen van specialisten die geen rechtstreekse vermoedelijke of reële belangen hebben bij het competitieve rolstoeldansen in België of nauwe relaties hebben met deelnemers en instructeurs. Deze “arbitragecommissie” kan gevraagd worden om een advies te geven aan de raad van bestuur in geval van onduidelijkheden, interpretatieproblemen of bijzondere afwijkingen van het reglement of de organisatie van het wedstrijddansen. 4. De wedstrijdcommissaris en de voorzitter van de jury De wedstrijdcommissie stelt voor elke wedstrijd, die onder het toezicht van de BeRF wordt ingericht, een wedstrijdcommissaris aan. De wedstrijdcommissaris ziet toe op het danstechnische verloop van de wedstrijd in het algemeen (dansvloer, muziek, scruteneering, presentatie, opvang van de jury en de dansparen…) en de toepassing van het sportreglement in het bijzonder en kan – indien noodzakelijk voor het goede verloop van de wedstrijd en ten voordele van de sporters – afwijkingen toestaan in overleg met de voorzitter van de jury en de wedstrijdorganisator. De wedstrijdcommissie stelt voor elke wedstrijd een voorzitter van de jury aan. De voorzitter van de jury houdt toezicht op het verloop van de wedstrijd specifiek voor wat zich op de dansvloer afspeelt (attitude, acties en variaties van de dansparen en de attitude en briefing van de juryleden). De voorzitter ontvangt de opmerkingen van de juryleden en kan desgevallend maatregelen nemen in overleg met de wedstrijdcommissaris en de organisator. Indien de omvang van de wedstrijd het toelaat kan de functie van voorzitter van de jury en wedstrijdcommissaris toegewezen worden aan één persoon. 5. Het wedstrijdsecretariaat, de registratie, inschrijving en het startboekje 5.1. Registratie bij de federatie * Organisatoren die een wedstrijd wensen in te richten onder de auspiciën van BeRF vragen dit minimaal drie maand op voorhand aan bij het wedstrijdsecretariaat. Zij dienen aan te tonen dat ze verzekerd te zijn voor burgerlijke aansprakelijkheid. * Alle Belgische dansers die wensen deel te nemen aan wedstrijden onder de auspiciën van BeRF, dienen zich bij de start van het seizoen (1 september ) te registreren bij het wedstrijdsecretariaat of - indien niet mogelijk - 30 dagen voorafgaand aan de eerste wedstrijd waaraan ze wensen deel te nemen.. Zij dienen aan te tonen dat ze verzekerd zijn tegen gebeurlijke ongevallen, letsels en tevens burgerlijke aansprakelijkheid door het sportief dansen. Indien zij hun licentie of bewijs van verzekering niet kunnen voorleggen voor de start van een wedstrijd, om eender welke reden, zal de organisator automatisch ontheven worden van alle BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 -3-

verantwoordelijkheid inzake ongevallen en schadeclaims en kan geen enkel ingebrekestelling hem ten laste worden gelegd. 5.2. De Inschrijving voor een wedstrijd De inschrijving van dansparen voor een danswedstrijd gebeurt door de instructeur bij het wedstrijdsecretariaat. Dit geldt ook voor deelname aan erkende wedstrijden in Nederland die voor promotiepunten in aanmerking komen. Buitenlandse deelnemers dienen aan te tonen dat ze bij een eigen nationale federatie aangesloten én verzekerd zijn. Ongeacht deze verplichting zijn eveneens buitenlandse deelnemers zelf verantwoordelijk voor het geval zij niet of onvoldoende verzekerd zijn tegen ongevallen of burgerlijke aansprakelijkheid. 5.3. Bekendmaking De organisator zal ten gepaste tijde en afhankelijk van de aard van de wedstrijd, de inschrijvingsformulieren opsturen naar de diverse rolstoeldansclubs, de nationale paralympische comités, het IPC, Parantee en Handisport. De instructeur van de club zal door middel van deze formulieren alle deelnemers inschrijven volgens de voorziene procedure. 5.4 Deelname kosten en toegangbewijzen Het bedrag en wijze van betaling voor deelname aan de wedstrijd, alsook het inkomgeld voor toeschouwers, wordt bepaald door de wedstrijdorganisator en staat vermeld op de inschrijvingsformulieren. Dit bedrag dient vooraf te worden betaald behalve indien anders vermeld. Bij niet-deelname of afwezigheid van dansers en/of toeschouwers zal het betaalde bedrag niet teruggevorderd kunnen worden van de organisator. 6. Vormen Het competitieve rolstoeldansen kent de volgende vormen: 1. Standaard en Latijns-Amerikaanse dansen a) Duodansen: Twee dansers dansen samen elk in een rolstoel al of niet bijgestaan door een muzikale duwer. b) Combidansen: Een rolstoeldanser vormt met een staande partner een danspaar c) Formatiedansen: meerdere dansparen voeren een choreografie uit op basis van een compilatie van standaard- of Latijns-Amerikaanse dansen. 2. Show Dance: een algemene verzamelnaam voor andere dansvormen. Deze dansvormen zijn afhankelijk van het muziekgenre met de daarbij horende danspassen en /of choreografie. Naargelang het aantal deelnemers kan men spreken over solodansen, duodansen, kleine formaties, grote formaties enz. waarbij niet hoofdzakelijk standaarddansen of latin-dansen worden gebruikt. Het aantal rolstoeldansers in een groep is afhankelijk van het aantal deelnemers in de groep De muziekkeuze kan in bepaalde gevallen (solodansen) opgelegd worden door de organisator. In de andere gevallen dient deze vooraf ter beschikking gesteld te worden door de deelnemer(s)-groepen. BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 -4-

Het wedstrijdreglement en het toezicht op de show-dance-wedstrijden valt onder de International Wheelchair Dance Foundation.

De Standaard en Latijns-Amerikaanse dansen 7. Omschrijving * De standaard- en latijns-Amerikaanse dansen worden uitgevoerd door dansparen. In combi bestaat een danspaar uit 2 personen waarvan één rolstoeldanser is. In duo bestaat een danspaar uit 2 personen die elk een rolstoel gebruiken (art. 2.3). * Enkel in de hoofdklasse A dient een danspaar samengesteld uit een mannelijke en een vrouwelijke partner en bij het duodansen zijn beide partners rolstoeldanser. De standaarddansen bestaan uit de Engelse wals, tango, Weense wals, slow foxtrot en quickstep De Latijns-Amerikaanse dansen bestaan uit de samba, rumba, cha-cha, paso doble en jive. In de hoofdklasse bestaan beide disciplines uit de genoemde vijf dansen. In de andere klassen kan het aantal dansen beperkt worden. De samenstelling wordt tijdig bekendgemaakt en zal steeds raadpleegbaar zijn op de website van de federatie. 8.. De niveaus Het rolstoeldansen kent drie niveaus, te weten De debutanten of D-klasse De amateurs of A-klasse De hoofdklasse-A ( IPC-normen voor deelname aan EK en WK) en hoofdklasse-B (zonder de IPC-normen) De toewijzing van de dansparen in hun niveau wordt bepaald door het promotie- en selectiesysteem. 9. De “Classes” 9.1. Alle niveaus kennen een onderscheid naar de ernst van de handicap. De regels voor deze functionele classificatie zijn vastgesteld door het IPC-WDSC (IPC – Wheelchair Dance Sport committee). Classificatie leidt tot indeling in class 1 en class 2.  Class 1 : De rolstoelpartner heeft een verminderde hand- arm, romp en schouderfunctie en/of maakt gebruik van een elektrische rolstoel.  Class 2 : De rolstoelpartner heeft een goede hand- arm, romp en schouderfunctie. 9.2. De classificatie gebeurt op basis van volgende testprocedure: De sportdansers worden getest op een harde ondergrond, vergelijkbaar met een dansvloer. Vijf functies worden getest aan beide zijden van het lichaam. Een goede functie telt voor 2 punten, een minder goede functie telt voor 1 punt en geen functie telt voor 0 punten. Het maximum van de punten per danser is dus 20. Class 1: 14 punten of minder Class 2 meer dan 14 punten Duo-dans De class waarin van een duo-danspaar wordt bepaald volgens onderstaand schema:  Indien beide partners 15 punten of meer hebben danst het paar in class 2 BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 -5-

 

Indien beide partners 14 punten of minder hebben danst het paar in class 1 Indien één partner 15 punten of meer heeft en de andere partner 14 punten of minder, wordt de class bepaald volgens onderstaand schema.

Points 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1

15 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

16 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

17 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

18 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

19 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

20 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1

Combi-dans Bij combi-dansen wordt dit bepaald door de zittende partner. 9.3. Voor de debutanten, de amateurs en hoofdklasse zorgt de BeRF voor een “nationale” classificatie of wordt deze ingericht door de organisator en desgevallend aanvaard door de BeRF (bijvoorbeeld ingeval van classificatie tijdens een wedstrijd in Nederland). De sportdanser bekomt daarop een medisch- functionele classificatiefiche. Deze is geldig tot een wijziging optreedt in de medische functionering van de sportdanser. De instructeur kan bij een eerste deelname van een danspaar zelf – naar eer en geweten – de class bepalen waarin het danspaar wordt ingeschreven. Elke rolstoeldanser dient zich daarna zo spoedig mogelijk te laten classificeren. Indien een danspaar wenst in te schrijven voor de classe 1, dient dus op korte termijn het bewijs geleverd van de classificatie. Indien deze classificatie niet kan voorgelegd worden wordt het paar automatisch in classe 2 ingeschreven tot het bewijs van een geldige classificatie geleverd is. 9.4. Bij deelname van dansparen hoofdklasse-A aan IPC-erkende internationale wedstrijden wordt deze functionele classificatie uitgevoerd door daartoe (door IPC) erkende “classifiers”. 10. De categorieën Op basis van bovenstaande artikelen worden de volgende 10 categorieën onderscheiden: Debutanten BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 -6-

duo duo standaard duo latin combi standaard combi latin duo standaard duo latin combi standaard combi latin

Debutantenklasse Class 1 duo 1.DD Class 2 duo 1.DD Class 1 combi 2.DC Class 2 combi 2.DC

1.DD

combi

2.DC

Amateurs 3.ADS 4.ADL 5.ACS 6.ACL Hoofdklasse-A en Hoofdklasse-B 7.HDS 8.HDL 9.HCS 10.HCL

* EW –SA – QS * EW – SA - QS * EW –SA – QS * EW – SA - QS

Amateurklasse - 8 dansen Class 1 – duo standaard 3.ADS * EW – TA – WW – QS Class 2 – duo standaard 3.ADS * EW – TA – WW – QS Class 1 – duo latin 4.ADL * SA – CC – RU – PD Class 2 – duo latin

4.ADL * SA – CC – RU - PD

Class 1 - combi standaard

5.ACS * EW – TA – WW - QS

Class 2 – combi standaard 5.ACS * EW – TA – WW - QS Class 1 - combi latin

6.ACL * SA – CC – RU - JI

Class 2 – combi latin

6.ACL * SA – CC – RU - JI

Hoofdklasse-A– en B - 10 dansen Class 1 - duo standaard 7.HDS Class 2 – duo standaard 7.HDS Class 1 - duo latin

8.HDL

Class 2 – duo latin

8.HDL

Class 1 - combi standaard

9.HCS

Class 2 – combi standaard 9.HCS Class 1 - combi latin

10.HCL

Class 2 – combi latin

10.HCL


De Hoofdklasse-A In hoofdklasse-A is inschrijving uitsluitend mogelijk indien:  het paar gepromoveerd is uit het amateurniveau;  het paar bestaat uit een dame en een heer;  de rolstoeldanser een classificatie heeft ondergaan door het classificatieteam van BeRF, SRN of IPC;  de rolstoeldansers voldoen aan de door IPC gestelde voorwaarden van ‘minimale handicap’ en in geval van duo-dansen beide partners rolstoeldanser zijn. De Hoofdklasse B Dansparen die - omwille van de IPC-rules - niet in de hoofdklasse kunnen dansen promoveren uit de amateurcategorie naar de hoofdklasse-B. De dansparen in deze categorie hebben alle vijf latin- en standaarddansen in hun programma. De indeling van hoofdklasse A en B Voor nationale wedstrijden waarvoor geen IPC-erkenning werd gevraagd en bekomen, worden de hoofdklassen A en B samengevoegd voor de einduitslag van de competitie. Enkel de dansparen hoofdklasse A bekomen een ranking voor eventuele deelname aan IPC-erkende wedstrijden. De 10 dansen zijn : * Engelse wals (EW), Tango (TA), Weense wals (WW), Slow foxtrot (SF), Quickstep (QS), * Samba (SA), Cha-chacha (CC), Rumba (RU), Paso doble (PD), Jive (JI) De samenstelling van de dansen in de verschillende categorieën kan gewijzigd worden. Dit zal tijdig worden bekendgemaakt 11. Deelnemingsvoorwaarden 11.1 De samenstelling van een ingeschreven paar blijft in principe het gehele seizoen dezelfde. Promotiepunten worden toegekend aan paren, niet aan personen . 11.2 Gediplomeerde dansleraren en instructeurs die zich hebben geregistreerd als jurylid kunnen niet deelnemen aan wedstrijden. Assistent- instructeurs en instructeurs rolstoeldansen die niet jureren kunnen een danspaar vormen met een rolstoeldanser maar dienen minimaal in het amateurniveau te starten. 11.3 Bij inschrijving wordt bij duodansen eerst de heer vermeld; bij combidansen wordt eerst de rolstoelpartner vermeld. 11.4 Dansparen kunnen overstappen naar een andere dansclub vanaf 15 mei tot en met 30 juni voorafgaand aan het dansseizoen dat start op 1 september. Een transfer buiten deze periode kan enkel mits instemming vanwege de club waarvan men afscheid neemt én de club die het danspaar wil opnemen.


11.5 De wedstrijdorganisator tracht, bij het opstellen van het wedstrijdschema, zoveel als mogelijk rekening te houden met dansers die deelnemen aan 2 verschillende categorieën (duo – combi), en in geval van een kampioenschap waar alle categorieën aan bod komen, maximaal 4 categorieën (standaard – latin). Indien dansers daarnaast nog willen deelnemen met verschillende partners en in verschillende classen hoeft de organisator daarmee geen rekening te houden en mogen categorieën en classen samengevoegd worden om organisatorische redenen (bijvoorbeeld in geval van te weinig deelnemers). De dansers dienen dan zelf uit te maken in welke categorie ze willen deelnemen. Dit geldt tevens voor de muzikale duwers. 12. De dansvloer De dansvloer heeft een minimale oppervlakte van 200 m2 en een minimale afmeting van 10 m voor de korte zijde van de dansvloer. Van deze regel kan afgeweken worden in voorafgaandelijk en tijdig overleg met de wedstrijdcommissie of met de wedstrijdcommissaris ter plaatse die daarop zal bepalen hoeveel deelnemers maximaal in één ronde op de dansvloer mogen toegelaten worden. Hierbij zal de veiligheid van de sporters primeren. 13. De muziek Voor het bepalen van de tempi van de dansen worden de regels van de International Paralympic Committee (IPC) – Wheelchair Dance Sport Committee - aanbevolen: Standaarddansen Engels wals Tango Weense wals Slow foxtrot Quickstep

Class 1 28-30 31-33 56-58 28-30 48-50

Class 2 28-30 31-33 58-60 28-30 50-52

Latijns-amerikaanse dansen Samba Cha-cha Rumba Paso doble Jive

48-50 28-30 25-27 58-60 40-42

50-52 30-32 25-27 60-62 42-44

De wedstrijdcommissaris kan optreden tegen te grote afwijkingen van deze tempi. Overwegingen van veiligheid en gezondheid zullen hierbij richtinggevend zijn. In bepaalde omstandigheden kan gezien het gering aantal deelnemers class 1 en 2 te samen dansen. In dit geval op het laagste tempo. De duurtijd van de muziek bij het wedstrijddansen is bepaald op 1 min en 30 sec. voor alle dansen behalve voor Weense walz en jive, waar dit beperkt is tot 1 min. De paso doble wordt gedanst tot en met de 2e “high light”. 14. Het jureren van de wedstrijden – de juryleden BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 -9-

14.1. Samenstelling Bij wedstrijden onder toezicht van BeRF worden minimaal 3 en bij voorkeur 5 juryleden, waaronder een voorzitter, aangesteld. Voor een Belgisch of Benelux kampioenschap zijn 5 juryleden verplicht waarvan er minimaal 3 een ruime ervaring hebben met rolstoeldansen. Voor internationale wedstrijden geldt de IPC-reglementering. Bij voorkeur worden ook juryleden-rolstoelgebruikers opgenomen in een jurypanel. Aan juryleden die niet vertrouwd zijn met rolstoeldanswedstrijden wordt voorafgaandelijk een document met richtlijnen bezorgd. De jury bestaat uit door BeRF erkende juryleden. De raad van bestuur kan criteria opstellen waaraan juryleden moeten voldoen en kan desgevallend ook juryleden opleiden tot het jureren van rolstoeldanswedstrijden. BeRF erkent automatisch de volgende juryleden:  erkende juryleden van de Belgische Danssport Federatie (BDSF) en World Dance Sport Federatie (WDSF),  gediplomeerde dansleraren van de Belgische Unie van Dansleraren (BULDO) en de World Dance Council en Dansliga met een jurylicentie,  en juryleden van officiële door IPC erkende buitenlandse rolstoeldansorganisaties. BeRF kan een voorkeurslijst aanleggen van juryleden die een specifieke opleiding gevolgd hebben of ervaring hebben opgebouwd inzake competitief rolstoeldansen. Het lidmaatschap bij BeRF is wel bepalend om op de voorkeurslijst te worden opgenomen. Belgische juryleden worden minimum eenmaal per jaar uitgenodigd om deel te nemen aan een studiedag en/of andere bijscholing in het rolstoeldansen. De deelname aan deze opleidingen bepaalt mede of een jurylid op de voorkeurlijst wordt opgenomen. 14.2. Jurering - beoordeling De jury dient rekening te houden met enkele specifieke aspecten van het rolstoeldansen: 1. de rolstoeldanser heeft een gelijke zo niet primaire plaats binnen het danspaar; 2. acties, variaties of attitudes die andere dansers hinderen of in gevaar brengen kunnen aanleiding zijn voor een lagere quotering en – na verwittiging - tot uitsluiting door de wedstrijdcommissaris in overleg met de voorzitter van de jury en de wedstrijdorganisator. 3. de jury dient geen rekening te houden met de graad van handicap bij de beoordeling van de dansers. De indeling in de classes en niveaus is daarvoor ingesteld en de wedstrijdcommissaris is verantwoordelijk voor de eventuele aanpassing van deze indeling in overleg met de voorzitter van de jury en de organisator; 4. de jury dient geen rekening te houden met de kledingsvoorschriften. De wedstrijdcommissaris is daarvoor verantwoordelijk; 5. de jury mag geen rekening houden met de kledij of de dansvaardigheid van de muzikale duwer; 6. kennelijke onregelmatigheden kunnen gemeld worden aan de voorzitter van de jury die daarop contact opneemt met de wedstrijdcommissaris. 15. De danshouding 1) Enkel in de standaarddansen – combidans dient gedanst in een comfortabele gesloten houding die het valide dansen zoveel mogelijk benadert. Deze gesloten houding doorbreken kan slechts op BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 - 10 -

momenten waarin er in en uit andere posities gedanst wordt waar het niet mogelijk is om in gesloten houding te blijven. Afhankelijk van de handicap kunnen afwijkingen worden toegestaan. Daarop wordt toezicht uitgeoefend door de voorzitter van de jury in overleg met de wedstrijdcommissaris. 2) In de latindansen- combi is de connectie tussen beide partners vrij. Alsook in de duodansen. 16. De kleding 1. Debutantenklasse: feestelijke confectiekleding met beperkte toevoeging van glitters en pailletten is toegestaan, wedstrijdkleding is niet toegestaan. Bij twijfel wordt best voorafgaand informatie gevraagd aan het wedstrijdsecretariaat. Bij discussie tijdens een wedstrijd zal de wedstrijdcommissaris en de voorzitter van de jury samen beslissen. 2. Amateurklasse: wedstrijdkleding is toegestaan. 3. Hoofdklasse: wedstrijdkleding is verplicht. Kleding wordt niet in de jurybeoordeling betrokken. Reclame op de rolstoel, anders dan van rolstoeldansgroepen en/of rolstoelfirma’s, is niet toegestaan. De organisator mag wel publiciteit maken op de rugnummers en in de zaal. De wedstrijdcommissaris kan arbitrair tussenkomen indien de algemeen geldende normen van goede smaak niet gerespecteerd worden. Belgische dansparen dienen er rekening mee te houden dat in Nederland een enigszins gedetailleerder kledingreglement van toepassing is (zie www.rolstoeldansen.nl). 17. De procedure van het wedstrijdverloop Dansers moeten minimaal twee rondes kunnen dansen. Bij een inschrijving van 24 paren of meer wordt een kwartfinale gedanst. Bij een inschrijving van tien paren komen zes paren in de finale negen paren komen zes paren in de finale acht paren komen zes paren in de finale zeven paren komen zeven paren in de finale paren voorronde HK 1 paar samenvoegen 2 paren samenvoegen 3 paren 1e en 2e finale 4 paren 1e en 2e finale 5 paren 1e en 2e finale 6 paren 1e en 2e finale 7 paren 1e en 2e finale 8 paren 3 3 9 paren 3 3 10 paren 4 4 11 paren 5 3 12 paren 6 4

DF

F

8 8 10

6 6 6 6 6

BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 - 11 -

13 paren 14 paren 15 paren 16 paren etc. 24 paren

6 7 7 7

4 5 5 5

10 12 12 12

6 6 6 6

ook kwartfinale

18. Het kwalificatie-systeem Voor de voorronde, herkansing, de kwartfinale en de halve finale wordt het “cross-systeem” toegepast: de juryleden kennen het door de scrutineer opgelegd aantal kruisjes toe aan de dansparen. De paren die van de jury de meeste kruisjes krijgen (totaal van alle juryleden, opgeteld voor alle dansen in een ronde) worden doorgeplaatst naar een volgende ronde. Bij de finale wordt het “skating-systeem” toegepast: de juryleden geven plaatscijfers aan de verschillende paren, waarna de scrutineer de uitslag berekent. 19. Afwijkingen Van bovenstaande procedure en kwalificatie-systeem kan - met toestemming van de wedstrijdcommissaris - worden afgeweken indien door de grootte of de beperktheid van het aantal inschrijvingen, de beschikbare ruimte en de beschikbare tijd een andere indeling voor de sporters gunstiger is. 20. Het promotiesysteem 20.1. Promotiepunten worden toebedeeld bij een finaleplaats naar rato van het aantal Belgische én Nederlandse deelnemers in een categorie. Dit geldt ook voor de wedstrijden die in Nederland worden gedanst en die voor promotiepunten in aanmerking worden genomen. Het aantal deelnemers per categorie wordt vastgesteld bij de herkansingsronde. Voor de Belgische competitie wordt aan het begin van elk seizoen bekend gemaakt welke wedstrijden in aanmerking worden genomen voor het toekennen van promotiepunten. 20.2.. Het volgende schema wordt gebruikt bij de toekenning van promotiepunten. Aantal gestarte paren in de categorie Plaats in finale 1-9 10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 >35 1e

2

3

4

5

5

5

5

2e

1

2

3

4

5

5

5

3e

0

1

2

3

4

5

5

4e

0

0

1

2

3

4

5

5e

0

0

0

1

2

3

4


6e

0

0

0

0

1

2

3

21. Promotiesysteem van het debutantenniveau naar het amateurniveau. Promotiepunten worden toebedeeld aan een paar, niet aan personen. Indien met een nieuwe partner wordt gestart vervallen alle eerder behaalde promotiepunten. Om te promoveren van de debutanten naar de amateurs heeft een paar 8 promotiepunten nodig. Indien na 6 finaleplaatsen nog niet voldoende promotiepunten behaald zijn kan het paar op eigen verzoek promoveren. Alle wedstrijden, zowel nationaal als internationaal, die erkend zijn door BeRF komen in aanmerking voor promotiepunten. 22. Promotiesysteem van het amateurniveau naar de hoofdklasse Promotiepunten worden toebedeeld bij een finaleplaats naar rato van het aantal deelnemers in een categorie. Het aantal deelnemers per categorie wordt vastgesteld bij de herkansing. Promotiepunten worden toebedeeld aan een paar, dus niet aan personen. Indien met een nieuwe partner wordt gestart vervallen alle eerder behaalde promotiepunten. Om te promoveren van het amateurniveau naar de hoofdklasse A of - B heeft een paar 10 promotiepunten nodig. Indien na 6 finaleplaatsen nog niet voldoende promotiepunten behaald zijn kan het paar op eigen verzoek promoveren. Promotie naar de “hoofdklasse-A” is slechts mogelijk indien voldaan wordt aan de door IPC gestelde criteria. 23. Selectiesysteem voor de hoofdklasse-A – “ranking” 23.1. Bij de hoofdklasse-A wordt een ranking bijgehouden, die wordt gebruikt bij het bepalen van de nominaties voor uitzending voor internationale wedstrijden (EK, WK). 1e plaats 2e plaats 3e plaats Etc.

26 punten 25 punten 24 punten Etc.

23.2.. Plaatsingscijfers voor paren die geen finale hebben gedanst zijn gebaseerd op het aantal behaalde kruisjes in de laatste ronde dat een betreffend paar heeft gedanst. Dit kan de halve finale, de kwart finale of de herkansing zijn. 23.3.. Buitenlandse paren komen niet in aanmerking voor plaatsing op de rankinglist. Wedstrijden met buitenlandse deelname zullen berekend worden na uitsluiting van de buitenlandse paren. 23.4 Het paar met het hoogste aantal punten (over 4 wedstrijden standaard en 4 wedstrijden latin) bezet de eerste plaats. De tweede plaats wordt toegewezen aan het paar met het op een na het hoogste aantal punten, enz. Als paren gelijk eindigen beslist de uitslag van het Belgisch Kampioenschap de uiteindelijke volgorde.


23.5. De wedstrijdcommissie kan een buitenlandse wedstrijd kwalificeren als een wedstrijd die telt voor de Belgische ranking. Indien er geen vier wedstrijden ingericht worden onder toezicht van de BeRF bepaalt de uitslag van het Belgisch Kampioenschap de volgorde; Op basis van deze ranking beslist de wedstrijdcommissie over de daadwerkelijke uitzending. Bij deze beslissing kunnen bijkomende criteria in aanmerking genomen worden die buiten het kader van dit reglement vallen. 23.6. Paren ( in ongewijzigde samenstelling) die twee jaar lang geen finale-plaats hebben gehaald mogen éénmalig op eigen verzoek in het volgende seizoen een categorie lager dansen. 24. De startboekjes 24.1. Iedere wedstrijddanser moet in het bezit zijn van een BeRF-startboekje (dus twee startboekjes per paar), behalve bij een eerste kennismakingswedstrijd. Hierin worden de resultaten en promotiepunten door het wedstrijdsecretariaat vermeld. Bij deelname aan buitenlandse wedstrijden dient het startboekje te worden ingevuld door de organisator en dient de uitslag door de instructeur medegedeeld worden binnen de 14 dagen aan het wedstrijdssecretariaat van BeRF. 24.2. Een startboekje wordt aangevraagd bij het wedstrijdsecretariaat. Dit moet minstens 6 weken vóór een wedstrijd worden gedaan. Bij verlies van het startboekje zullen administratie- en vervangingskosten worden aangerekend. 24.3. De jaarlijkse bijdrage voor registratie bij de BeRF wordt bepaald door de raad van bestuur, zal tijdig meegedeeld worden en is raadpleegbaar op de website van de federatie. 24.4. Vóór aanvang van elke wedstrijd vult de danser de volgende gegevens nauwkeurig in: startnummer; datum; wedstrijdklasse; categorie. Bij deelname in twee categorieën wordt eerst het laagste startnummer en dan het hoogste startnummer ingevuld. 24.5. Het ingevulde startboekje moet vóór aanvang van de eerste ronde van de desbetreffende klasse van de wedstrijd zijn ingeleverd bij het wedstrijdsecretariaat van de organiserende instantie (club of federatie). 24.6. Het startboekje moet uiterlijk een half uur na afloop van de wedstrijd worden opgehaald. Niet opgehaalde startboekjes zijn te verkrijgen tijdens de eerstvolgende wedstrijd. 25. Starten met een nieuwe partner De verschillende mogelijkheden zijn:  Beide partners dansten in dezelfde klasse: het paar start in die klasse.  Er zit een klasse verschil tussen de partners (debutant-amateur of amateur-selectie):het paar kiest in welke klasse het start. o Start het paar in de laagste klasse dan is het een ‘promotiepaar’, d.w.z. indien het paar in de voorronde de meeste kruisjes heeft dan promoveert het paar direct en start in de BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 - 14 -



herkansing van de volgende klasse. De wedstrijdcommissaris beslist aan de hand van het aantal paren, het aantal juryleden en de uitslag van de voorronde. o Start het paar in de hoogste klasse dan zijn er geen bijzondere regels. Bij meer dan een klasse verschil (debutant-hoofdklasse of nieuw-amateur of nieuwhoofdklasse) dan start het paar één klasse lager dan de hoogste klasse en altijd als promotiepaar. Dit betekent dat de wedstrijdcommissaris steeds kan beslissen om het paar over te hevelen naar de hogere klasse.

26. Sociale media Het is niet sportief om via de sociale media kritiek te leveren op medesporters, instructeurs, juryleden, wedstrijdorganisatoren, bestuursleden en iedereen die betrokken is bij het competitief rolstoeldansen. Iedereen die meent bekritiseerd of beledigd te zijn door andere betrokkenen kan klacht indienen bij de Belgische Rolstoeldansfederatie. De raad van bestuur kan na onderzoek sancties nemen tegen diegenen die op deze wijze de sociale media misbruiken om anderen te kwetsen. 27. Bijzondere situaties (zie eveneens punt 3) In alle gevallen waarin dit reglement niet voorziet wordt een beslissing genomen door de wedstrijdcommissie of - tijdens een wedstrijd zelf - door de wedstrijdcommissaris, dit in het belang van de dansers en het goede wedstrijdverloop. De bepalingen van dit reglement kunnen worden gewijzigd bij besluit van de Raad van Bestuur van de BeRF, op voordracht van de wedstrijdcommissie. Voor demo-wedstrijden in het kader van wedstrijden van Bdsf, Buldo of Dansliga kan afgeweken worden van dit reglement omwille van de beperkingen in beschikbare tijd. Voor deze wedstrijden worden geen promotiepunten berekend. Er kunnen zich mogelijk omstandigheden voordoen waarbij het wenselijk en menselijk is om een individuele en tijdelijke afwijking toe te staan op het geldende reglement. Dergelijke vragen kunnen voorgelegd worden aan de wedstrijdcommissie die daarover een gemotiveerde beslissing zal nemen. 27 . Reglement Wedstrijden Show Dance 2013 – Het reglement van de showdance-competitie werd overgedragen aan de International Wheelchair Dance Foundation die instaat voor het opstellen van het internationaal reglement.


Informatie, Adressen en coördinaten: Website van de BeRF: www.rolstoeldansen.org – www.cyclo-dance.org * Het bestuur van de Belgische Rolstoeldansfederatie (BeRF) Roland Van Caelenberg, voorzitter – relatie BPC – Handisport – 02/411 79 11 [email protected] Jef Boudewijns, ondervoorzitter Leona Pellens, secretaris Louis Cornelissens, penningmeester, Jansen Rudi, voorzitter wedstrijdcommissie – relatie BPC - VLG Roland Rotté, recreatief rolstoeldansen Mar Ekkart, namens de Belgische Unie van Dansleraren (BULDO) Guido Panis, namens de Belgische Danssportfederatie (BDSF) * De wedstrijdcommissie van de BeRF * Jansen Rudi, voorzitter wedstrijdcommissie – relatie BPC – VLG – [email protected] – 011 / 54 34 65 – 0477 50 01 74 * Roland Van Caelenberg, * Leona Pellens, wedstrijdsecretariaat *Het wedstrijdsecretariaat Leona Pellens, Bachlaan 9, 2960 Brecht 0475 417 813 [email protected] * Website van het International Paralympic Committee – Wheelchair Dance Sport Committee (IPC-WDSC-reglement) www.ipc-wheelchairdancesport.org *Website van de Stichting Rolstoeldansen Nederland www.rolstoeldansen.nl 

Website van de International Wheelchair Dance Foundation www.wheelchairdancing.eu


Règlement sportif Fédération Belge de Cyclo-danse Entrée en vigueur le 1er octobre 2013 TABLE DES MATIERES Articles généraux 1. Application 2. Définitions 3. La commission sportive et la commission d’arbitrage 4. Le commissaire sportif et le président du jury 5. Le secrétariat des compétitions, l’enregistrement et le carnet de compétition 6. Formes Les danses standards et latino-américaines 7. Description 8. les niveaux 9. Les classes et la classification 10. Les catégories 11. Les conditions de participation 12. La piste 13. La musique 14. Le jury 15. Le maintien 16. Tenue vestimentaire 17. La procédure du déroulement de la compétition 18. Le système de qualification 19. Ecarts 20. Le système de promotion en général 21 .Le système de promotion du niveau débutants au niveau amateurs 22. Le système de promotion du niveau amateurs au niveau supérieur 23. Le système de sélection pour le niveau supérieur « ranking » 24. Les carnets de compétition 25. Changement de partenaire 26. Situations particulières Compétitions Freestyle 2013 27. Application : La réglementation « show dance » est celle de la « International Wheelchairdance Foundation » (IWDF) Informations, adresses et coordinateurs


Articles généraux 1. Application Ce règlement encadre, réglemente et guide la cyclo-danse sur le plan compétitif et est d’application lors de compétitions organisées sous le contrôle de la Fédération Belge de Cyclodanse-FBeC et également approuvé par les comités techniques de la cyclo-danse de la « Vlaamse Liga voor Gehandicaptensport » et la Ligue Handisport Francophone. Le règlement entre en vigueur le 1er octobre 2013 et peut, à tout moment, être adapté et amélioré par le conseil d’administration de la FBeC là où cela s’avère nécessaire. Au cas où la FBeC serait impliquée dans une organisation reconnue ou approuvée par l’ « International Paralympic Committee (IPC) » ou une compétition non-officielle, nationale ou internationale, le règlement sportif de la « Wheel Chair Dance Committee » de l’IPC serait d’application. 2. Définitions 2.1. Le danseur en fauteuil roulant : un utilisateur de fauteuil roulant qui l’utilise journellement ou qui est incapable de participer à des compétitions pour « valides » suite à un handicap moteur. Des exceptions sont autorisées dans des cas précis. 2.2. Un danseur debout : En combi : une personne valide qui forme un couple de danse avec un danseur en fauteuil roulant. En duo : un partenaire valide qui participe comme danseur-duo est également considéré comme partenaire debout. 2.3. Un couple de cyclo-danseurs : * Combi : Un couple de danseurs est formé par un cyclo-danseur et un partenaire debout. * Duo : un couple de danseurs est formé au minimum par un cyclo-danseur, qui peut indépendamment mettre le fauteuil roulant en mouvement ou, si ce n’est pas le cas, se faire aider par un accompagnateur musicale, appelé co-danseur. Le partenaire de danse peut également se trouver dans la même situation ou être une personne valide qui utilise un fauteuil roulant. * Uniquement dans la classe supérieure A, tant en combi qu’en duo, le couple de danseurs doit obligatoirement être composé d’un partenaire masculin et féminin, tous deux avec un léger handicap. 2.4. Le accompagnateur musicale Lorsqu’un cyclo-danseur se trouve dans l’impossibilité de mettre le fauteuil roulant en mouvement, il/elle peut se faire aider par un accompagnateur musicale, dont on attend : 1. un rôle réel de soutien en tant qu’aide pour un cyclo-danseur qui n’est pas capable de mettre le fauteuil roulant en mouvement. Ce co-danseur ne peut en aucun cas se mettre en valeur ; 2. un accompagnateur musicale est habillé de façon neutre ; 3. les juges ne peuvent faire jouer l’habillement du accompagnateur musicale dans leur jugement. 3. La commission sportive et la commission d’arbitrage Le Conseil d’Administration de la FBeC désigne une commission sportive. Celle-ci contrôle l’application correcte du présent règlement sportif, qui peut autoriser des exceptions motivées et qui apporte des propositions d’adaptations.


Le Conseil d’Administration crée une commission de spécialistes qui ne sont pas directement soupçonnés d’avoir des intérêts réels dans la cyclo-danse compétitive en Belgique ou des relations étroites avec des participants ou instructeurs. Cette « commission d’arbitrage » peut être appelée à donner un avis au conseil d’administration en cas d’irrégularités, des problèmes d’interprétation ou des écarts au règlement ou l’organisation de compétitions. 4. Le commissaire de piste et le président du jury. La commission sportive désigne pour chaque compétition organisée sous le contrôle de la FBeC un commissaire de piste. Celui-ci surveille le bon déroulement technique de la compétition en générale à savoir :( mouvements sur la piste de danse, musique, scruteneering, présentation, accueil du jury et des danseurs…..) Le commissaire veille en outre à l’application stricte du règlement. Si cela s’avère nécessaire, il peut en accord avec le président du jury et l’organisateur, déroger le règlement ; ceci dans l’intérêt du bon déroulement de la compétition et des participants. La commission sportive désigne pour chaque compétition un président du jury. Ce dernier surveille particulièrement tout ce qui a trait à la piste de danse (attitude, comportement des couples, participants et briefing des juges) Le président tient compte des remarques des membres du jury et peut, si nécessaire, prendre des mesures en accord avec le commissaire de piste et l’organisation. Notons que la fonction de président et de commissaire de piste peut être attribuée suivant les circonstances à une seule personne. 5. Le secrétariat des compétitions, l’enregistrement, l’inscription et le carnet de compétition 5.1. Enregistrement auprès de la fédération * Des organisateurs qui souhaitent planifier une compétition sous les auspices de la FBeC doivent faire leur demande au moins trois mois à l’avance auprès du secrétatariat des compétitions. Ils doivent prouver qu’ils sont assurés contre des accidents et en responsabilité civile. * Tous les danseurs belges qui souhaitent participer à des compétitions sous les auspices de la FBeC, doivent, en début de saison (1er septembre) se faire enregistrer auprès du secrétariat des compétitions ou – en cas d’impossibilité – 30 jours avant la première compétition à laquelle ils souhaitent participer. Ils doivent fournir la preuve qu’ils sont assurés contre de possibles accidents, blessures et également en responsabilité civile par la danse sportive. S’ils ne peuvent présenter leur licence ou preuve d’assurance avant le début d’une compétition, pour une raison ou une autre, l’organisateur sera automatiquement déchargé de toute responsabilité en matière d’accidents et de toute réclamation en dommages et intérêts et aucun manquement à son égard ne pourra lui être adressé. 5.2. L’inscription à une compétition L’inscription des couples à une compétition en Belgique, se fait directement par l’instructeur auprès du secrétariat de compétition de la fédération. Ceci vaut aussi pour ceux qui sont désireux de participer aux compétitions Néerlandaise, ou les participants peuvent obtenir des points de promotion. Les participants étrangers doivent donner la preuve qu’ils sont affiliés auprès de leur propre fédération nationale et assurés. Malgré cette obligation, les participants étrangers sont eux-mêmes responsables au cas où ils ne seraient pas ou trop peu assurés contre des accidents ou en responsabilité civile. Pour des participants qui s’inscrivent pour la première fois et en temps voulu, la FBeC se chargera d’un enregistrement momentané. 5.3. Annonce L’organisateur enverra aux différents clubs de cyclo-danse, des comités paralympiques nationaux, le CIP, la VLG et Handisport, les formulaires d’inscription en temps opportun et selon la nature de la compétition. L’instructeur du club inscrira tous les participants au moyen de ces formulaires et selon la procédure prévue.


5.4. Participation aux frais et preuves d’entrées Le montant et mode de paiement pour la participation à une compétition, tout comme le prix d’entrée pour les spectateurs, sont définis par l’organisateur de la compétition et figurent sur les formulaires d’inscription. Ce montant doit être payé préalablement, sauf s’il est fait mention d’un autre moyen. En cas de non-participation ou absence de danseurs et/ou de spectateurs, le montant payé ne sera pas remboursé par l’organisateur. 6. Formes La cyclo-danse compétitive comprend les formes suivantes : 1. danses standards et latino-américaines a) danses en duo : deux danseurs dansent ensembles, chacun dans un fauteuil roulant accompagnés ou non d’un co-danseur ; b) danses combi : un danseur forme un couple avec un partenaire debout c) danses de formation : plusieurs couples de danse exécutent une chorégraphie sur base d’une compilation de danses standards ou latino-américaines. 2. Show dance : un nom général réunissant d’autres formes de danse. Ces formes de danse dépendent du genre de musique avec des pas de danse et/ou la chorégraphie s’y rapportant. Suivant le nombre de participants, l’on peut parler de danses solo, danses duo, petites formations, grandes formations, etc…où les danses standards ou latines ne sont pas principalement utilisées. Le nombre de cyclo-danseurs dans un groupe est dépendant du nombre de participants dans le groupe. Le choix de la musique peut être imposé par l’organisateur dans des cas précis (danses solo). Dans d’autres cas, elle doit être préalablement mise à la disposition par les groupes de participants. La réglementation et la supervision des compétitions « freestyle » sont désormais transféreés à la International Wheelchair Dance Foundation.

Les danses standards et latino-américaines 7. Description * Les danses standards et latino-américaines sont exécutées par des couples de danseurs. En combi, le couple est composé de 2 personnes, dont un est cyclo-danseur. En duo, le couple est composé de 2 personnes qui utilisent chacun un fauteuil roulant (art. 2.3.) * Uniquement dans la classe de sélection, le couple doit obligatoirement être formé par un partenaire masculin et féminin et en danses duo, les deux partenaires sont cyclo-danseurs. Les danses standards se composent de la valse anglaise, le tango, la valse viennoise, le slow foxtrot et le quickstep. Les danses latino-américaines se composent de la samba, la rumba, le cha-cha, le paso doble et le jive. La classe de sélection comprend les cinq danses des deux disciplines. Le nombre de danses peut être limité dans les autres classes. La composition est annoncée à temps et pourra toujours être consultée sur le site de la fédération. 8. Les niveaux La cyclo-danse comprend trois niveaux, à savoir : les débutants ou la classe D les amateurs ou la classe A la Hoofdklasse A (normes IPC pour participation aux championnats d’Europe et du Monde) et la Hoofdklasse B (sans les normes IPC) L’attribution des couples dans leur niveau est défini par le système de promotion et de sélection.


9. Les classes 9.1. Tous les niveaux sont différenciés selon la gravité de l’handicap. Les règles pour cette classification fonctionnelle sont établies par l’IPC-WDSC (IPC – Wheelchair Dance Sport committee). La classification mène à l’affectation à la classe 1 et la classe 2. * Classe 1 : le cyclo-danseur a une fonction limitée de la main, du bras, du tronc ou de l’épaule et/ou fait usage d’un fauteuil roulant électrique. * Classe 2 : le cyclo-danseur a un bon fonctionnement de la main, du bras, du tronc et de l’épaule. 9.2. La classification se fait sur base de la procédure suivante : Les danseurs sont testés sur un sol dur, comparable à une piste de danse. Cinq fonctions sont testées sur les deux côtés du corps. Un bon fonctionnement compte pour 2 points, un moins bon fonctionnement compte pour 1 point et aucune fonction compte pour 0 point. Le maximum des points par danseur est donc 20. Classe 1 : 14 points ou moins Classe 2 : plus de 14 points. Danse en Duo La classe dans laquelle un couple de danseurs duo est intégré est défini selon le schéma cidessous :  Lorsque les deux partenaires ont 15 points ou plus, le couple danse en classe 2  Lorsque les deux partenaires ont 14 points ou moins, le couple danse en classe 1  Lorsqu’un partenaire a 15 points ou plus et l’autre partenaire 14 points ou moins, la classe est définie selon le schéma ci-dessous.

Points 14 13 12 11 10 9 8 7 6 5 4 3 2 1

15 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

16 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

17 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

18 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

19 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1 1

20 2 2 2 2 2 1 1 1 1 1 1 1 1 1

Danse combi En danse combi, c’est le partenaire assis qui le définit. Lorsqu’un couple de compétiteurs souhaite s’inscrire dans la classe 1, la classification doit être fournie très rapidement. Si cette classification ne peut être fournie, le couple sera automatiquement inscrit en classe 2 jusqu’à ce que la preuve de la classification valable soit délivrée. 9.3. Pour les débutants et les amateurs et la Hoofdklasse, la FBeC se charge de la classification nationale et celle-ci est réglée par l’organisateur et, le cas échéant, accepté par la FBeC (par ex.


en cas de classification durant une compétition aux Pays-Bas. Le cyclo-danseur obtient à cet effet une fiche de classification médicale et fonctionnelle. Celle-ci est valable jusqu’à ce qu’une modification du fonctionnement médical apparaisse chez le danseur. Lors d’une première participation, l’instructeur peut lui-même, en son âme et conscience, décider de la classe dans laquelle devra être inscrit le couple de danse. Le participant en fauteuil roulant est invité après à se présenter à la classification le plus rapidement possible. Lorsqu’un couple de compétiteurs souhaite s’inscrire dans la classe 1, la preuve de classification doit être fournie rapidement. Si cette classification ne peut être présentée, le couple sera automatiquement inscrit en classe 2 jusqu’à ce que la classification valable soit délivrée. 9.4. Pour les couples de la classe supérieure A participant aux compétitions internationales IPC, seule la classification fonctionnelle reconnue par celle-ci est valable et doit être faite par des « classifiers IPC approuved. » 10. Les catégories Les 10 catégories ci-dessous sont différenciées sur base des articles ci-dessus :

Débutants duo

1.DD

Amateurs duo standards duo latin combi standards combi latin Supérieure A et Supérieure B duo standards duo latin combi standards combi latin

combi

2.DC

3.ADS 4.ADL 5.ACS 6.ACL 7.HDS 8.HDL 9.HCS 10.HCL

Classe des débutants Classe 1 duo Classe 2 duo Classe 1 combi Classe 2 combi

1.DD 1.DD 2.DC 2.DC

*VA *VA *VA *VA

– – – –

SA SA SA SA

Classe amateurs – 8 danses Classe 1 – duo standards Classe 2 – duo standards Classe 1 – duo latines Classe 2 – duo latines Classe 1 – combi standards Classe 2 – combi standards Classe 1 – combi latines Classe 2 – combi latines

3.ADS 3.ADS 4.ADL 4.ADL 5.ACS 5.ACS 6.ACL 6.ACL

*VA *VA *SA *SA *VA *VA *SA *SA

– – – – – – – –

TA – VV – QS TA – VV – QS CC – RU – PD CC – RU – PD TA – VV – QS TA – VV – QS CC – RU – PD CC – RU – PD

– – – –

QS QS QS QS

Classe Supérieure A et B – 10 danses Classe 1 – duo standards 7.HDS Classe 2 – duo stanards 7.HDS

Classe 1 – duo latin

8.HDL BeRF – sportreglement – 1 oktober 2013 - 22 -

Classe 2 – duo latin Classe 1 – combi standards Classe 2 – combi standards Classe 1 - combi latin Classe 2 – combi latin

8.HDL 9.HCS 9.HCS 10.HCL 10.HCL

Classe Supérieure A En classe supérieure A, l’inscription est uniquement possible si :  Si le couple est promu du niveau amateur ;  Le couple est composé d’une dame et d’un homme ;  le cyclo-danseur a obtenu une qualification par l’équipe de classification de la FBeC, SRN ou IPC ;  Les cyclo-danseurs répondent aux conditions imposées par l’IPC d’handicapé minimal ;  Et en cas de danses en duo, les deux danseurs sont des cyclo-danseurs. Classe supérieure B Des couples de danseurs qui – d’après les règles de l’IPC – ne peuvent danser dans la classe sélection, promus de la catégorie amateurs vers la classe supérieure B. Les couples dans cette catégorie ont les 5 danses latines et standards à leur programme. Incorporation des classes supérieures A & B Pour les compétitions nationales, d’où aucune reconnaissance de l’ IPC n’a été demandée, ni exigée ; les classes A et B sont réunies lors du résultat final. Seuls les couples de danse de la classe A obtiennent un ranking pour la participation éventuelle à une compétition reconnue par celle-ci Les 10 danses sont : *Valse anglaise (VA), Tango (TA), valse viennoise (VV), slow foxtrot (SF), Quickstep (QS) * Samba (SA), cha-chacha (CC), rumba (RU), paso doble (PD), Jive (JI). La composition des danses dans les différentes catégories peut être modifiée. Celle-ci sera communiquée en temps utile. 11. Conditions de participation 11.1. La composition d’un couple inscrit reste, en principe, la même durant toute la saison. Les points de promotion sont accordés aux couples et non à des personnes. 11.2. Des professeurs de danses et instructeurs diplômés qui se sont fait enregistrer comme juges, ne peuvent participer à des compétitions. Des assistants-instructeurs en cyclo-danse qui ne jugent pas peuvent former un couple avec un cyclo-danseur mais doivent au moins débuter dans le niveau amateur. 11.3. Lors des inscriptions en danses duo, le nom de l’homme doit apparaître en premier lieu ; en danses combi, le nom du cyclo-danseur est cité en premier lieu. 11.4. Des couples peuvent changer de club de danse à partir du 15 mai et jusqu’au 30 juin avant la saison de danse qui débute le 1er septembre. En dehors de cette période, un transfert peut se faire à condition qu’il y ait un accord de part et d’autre entre le club que le couple quitte et celui qui l’accepte 11.5. L’organisateur de la compétition essaie, lors de la rédaction du schéma de la compétition, de tenir compte dans la mesure du possible avec des danseurs qui participent à deux catégories différentes (duo – combi) et en cas de championnat où toutes les catégories sont représentées, 4 catégories au maximum (standards – latines).


Lorsque des danseurs souhaitent encore vouloir participer avec différents partenaires et dans différentes classes, l’organisateur ne doit pas en tenir compte et des catégories et classes peuvent être assemblées pour des raisons d’organisation (p.ex. lorsqu’il y a trop peu de participants). Les danseurs doivent à ce moment choisir la catégorie dans laquelle ils souhaitent participer. Ceci est également valable pour les co-danseurs. 12. La piste de danse La piste de danse a une superficie de minimum 200 m2 et une distance de 10 m pour le côté étroit de la piste de danse. Une exception peut être autorisée en concertation préalable et en temps voulu avec la commission sportive ou avec le commissaire sportif sur place qui fixera le nombre maximum de participants dans un tour sur la piste. La sécurité des danseurs sera ici prioritaire. 13. La musique Les règles de l’ « International Paralympic Committee (IPC) – Wheelchair Dance Sport Committee » sont conseillées pour les tempi des danses : Danses standards Valse anglaise Tango Valse viennoise Slow foxtrot Quickstep

Classe 1 30 30 56 30 48

Classe 2 30 31 58 30 50

Danses latino-américaines Samba Cha-cha Rumba Paso doble Jive

48 28 27 58 40

50 30 27 60 42

Le commissaire sportif peut intervenir en cas de trop grands écarts dans ces tempi. La sécurité et la santé seront pris en considération. Dans certaines circonstances, étant donné le nombre restreint de participants, les classes 1 et 2 peuvent danser ensembles. Dans ce cas, le tempo le plus bas sera choisi. La durée de la musique en compétition est fixée à 1 min. et 30 secondes pour toutes les danses, sauf pour la valse viennoise et le jive, où la durée sera limitée à 1 minute. Le paso doble se danse jusqu’au 2ème « hig light ». 14. Le jugement des compétitions 14. Les juges 14.1. Composition Lors de compétitions sous contrôle de la FBeC , il est prévu un minimum de 3 juges, de préférence : 5, dont désignation d’un président. Pour des compétitions internationales, c’est le règlement de l’IPC qui est d’application. Il est préférable d’incorporer des juges-utilisateurs de fauteuil roulant. Pour des juges non familiarisés avec des compétitions de cyclo-danse, il leur sera remis préalablement un document avec des directives. Le jury est composé de juges reconnus par la FBeC. Le conseil d’administration peut rédiger des critères auxquels les juges doivent répondre et peut, dans ce cas, former des juges aptes à juger des compétitions de cyclo-danse. La FBeC reconnaît automatiquement les juges suivants :  Des juges reconnus par la Fédération Belge de Danse Sportive (FBDS) et par l’International Dance Sport Federation (IDSF) ;  Des professeurs de danses diplômés de l’Union Belge de Professeurs de Danse et de Maintien (UBPDM) et dansliga en possession d’une licence de juge ;


 Et des juges de cyclo-danse d’organisations étrangères reconnus officiellement par IPC. La FBeC peut constituer une liste préférentielle de juges qui ont suivi une formation spécifique ou ont une expérience en cyclo-danse compétitive. Les juges belges sont invités au moins une fois par an à une journée d’études et/ou autre formation complémentaire en cyclo-danse. La participation à ces formations contribue également à ce qu’un juge puisse figurer sur la liste préférentielle. Pour des compétitions internationales, les juges doivent répondre aux exigences de formation imposées par l’IPC-WDSC. 14.2. Jugement Le folder « guideline for adjudicators wheelchair dance sport » rédigé et diffusé par IPC et SRN est en principe le fil conducteur et sera présenté à la lecture des juges au début d’une compétition. Le juge doit tenir compte de quelques aspects spécifiques de la cyclo-danse : 1. Le cyclo-danseur tient une place égale, sinon fondamentale au sein du couple de danse ; 2. Des actions, variantes ou attitudes qui gêneraient d’autres danseurs ou mettent en danger, peuvent conduire à une cotation moindre et – après avertissement – à l’exclusion par le commissaire sportif en concertation avec le président du jury et l’organisateur de la compétition. 3. Le juge ne doit pas tenir compte du degré de l’handicap pour l’appréciation des danseurs. L’affectation aux classes et niveaux sert à cela et le commissaire sportif est responsable pour l’éventuelle adaptation de cette subdivision en concertation avec le président et l’organisateur. 4. Le juge ne doit pas tenir compte avec les règles vestimentaires. C’est la tâche du commissaire sportif. 5. Le juge ne peut faire jouer l’habillement ou la façon de danser du accompagnateur musicale. 6. Des irrégularités évidentes peuvent être communiquées au président du jury qui prendra contact à cet effet avec le commissaire sportif. 15. La position de danse a. Uniquement en danses standards – combi, position fermée confortable s’apparentant le plus aux danses des valides. Quitter cette position fermée ne peut se faire qu’à des moments où l’on rentre ou sort de positions où il est impossible de rester en position fermée. Des exceptions peuvent être autorisées selon le degré de l’handicap. Ceci explique le contrôle du commissaire sportif en concertation avec le président du jury et l’organisateur. b. En danses latino-américaines – combi, la connection entre les deux partenaires est libre. Tout comme en danses duo. 16. Tenue vestimentaire 1. Classe des débutants : des vêtements de fête avec apport discret de strass et de paillettes sont tolérés, des vêtements de compétition ne sont pas tolérés. En cas d’hésitation, il est conseillé de prendre l’avis du secrétaire de la compétition. En cas de discussion pendant la compétition, le commissaire et le président du jury délibèreront. 2. Classe amateurs : des vêtements de compétition sont tolérés 3. Classe « sélection » : vêtements de compétition obligatoires. Les vêtements ne sont pas pris en considération par les juges. Le commissaire sportif peut intervenir arbitrairement lorsque les normes générales en vigueur de bon goût ne sont pas respectées. L’application d’un règlement vestimentaire détaillé est exigé aux Pays-Bas pour tous les participants belges (voir : www.rolstoeldansen.nl ) 17. La procédure du déroulement de la compétition Les danseurs doivent pouvoir danser deux tours au minimum.


En cas d’inscription de 24 couples ou plus, il est prévu de danser ¼ de finale. En cas d’inscription de 10 couples : 6 couples en finale de 9 couples : 6 couples en finale de 8 couples : 6 couples en finale de 7 couples : 7 couples en finale.

couples 1 couple 2 couples 3 couples 4 couples 5 couples 6 couples 7 couples 8 couples 9 couples 10 couples 11 couples 12 couples 13 couples 14 couples 15 couples 16 couples etc. 24 couples

éliminatoire Repêchage rassembler rassembler 1e en 2e finale 1e en 2e finale 1e en 2e finale 1e en 2e finale 1e en 2e finale 3 3 3 3 4 4 5 3 6 4 6 4 7 5 7 5 7 5

DF

F

8 8 10 10 12 12 12

6 6 6 6 6 6 6 6 6

Egalement ¼ finale

18. Le système de qualification Pour le 1er tour, le repêchage, le quart de finale et la demi-finale, le « cross-systeem » est appliqué : le scrutineer fixe et communique aux membres du jury le nombre de croix à attribuer aux couples. Les couples ayant obtenu le plus grand nombre de croix (le total de tous les juges pour toutes les danses dans un tour), sont repris pour un tour suivant. Dans la finale, le « skating-systeem » est d’application : les juges donnent des chiffres indiquant la place des différents couples, le scrutineer calcule le résultat. 19. Ecarts Des écarts à la procédure ci-dessus et au système de qualification peuvent – avec l’accord du commissaire sportif, être tolérés. En effet, dans certains cas, une modification de subdivision, pourrait être plus avantageuse pour les danseurs en fonction de : l’espace et /ou le temps disponible, le nombre de participants etc . 20. Le système de promotion 20.1. Des points de promotion sont accordés en cas de place en finale en fonction du nombre de participants dans une catégorie. Le nombre de participants par catégorie est fixé lors du repêchage. Pour la compétition belge, il est communiqué au début de chaque saison quels compétitions sont prises en compte pour l’attribution de points de promotion. L’attribution de points de promotion se fait à partir de la saison débutant en septembre 2012 jusqu’à août 2013 ;


Pour l’attribution de points de promotion, tous les participants d’une catégorie, donc également les participants étrangers, sont pris en compte. 20.2. Le schéma suivant est utilisé pour l’obtention de points de promotion . Nombre de couples ayant participé dans la catégorie Place en finale

1-9

10-14 15-19 20-24 25-29 30-34 35

1er

2

3

4

5

5

5

5

2ème

1

2

3

4

5

5

5

ème

3

0

1

2

3

4

5

5

4ème

0

0

1

2

3

4

5

ème

5

0

0

0

1

2

3

4

6ème

0

0

0

0

1

2

3

21 . Système de promotion du niveau débutants vers le niveau amateur Les points de promotion sont attribués à un couple non à des personnes. En cas de changement de partenaire, tous les points de promotion obtenus précédemment sont perdus. Afin de promouvoir de la catégorie débutants vers les amateurs, le couple doit avoir obtenu 8 points de promotion. Au cas où après 6 places en finale, le nombre de points de promotion n’est pas obtenu, le couple peut être promu à sa demande. Toutes les compétitions, tant nationales qu’internationales, qui sont reconnues par la FBeC sont prises en compte pour les points de promotion. 22. Système de promotion du niveau amateur vers la Classe supérieure Des points de promotion sont accordés en cas de place en finale mais en fonction du nombre de participants dans une catégorie. Le nombre de participants par catégorie est fixé lors du repêchage. Les points de promotion sont accordés à un couple, donc pas à des personnes. Pour promouvoir du niveau amateur vers la Hoofdklasse A ou B, un couple doit avoir 10 points de promotion. Si, après 6 places en finale, le nombre de points de promotion n’a pas été atteint, le couple peut promouvoir à sa demande. La promotion vers la classe supérieure A n’est possible que s’il est répondu aux critères fixés par l’IPC. 23. Système de sélection pour la classe supérieure A – « ranking » 23.1. En classe supérieure A, il est prévu un ranking qui est utilisé lors des nominations en vue de la participation à des compétitions internationales (championnats d’Europe et du Monde). 1ère place 2ème place 3ème place etc…

26 points 25 points 24 points etc…

23.2. Les places pour les couples qui n’ont pas atteint la finale sont basées sur le nombre de croix obtenues lors du dernier tour que le couple concerné a dansé. Cela peut être la ½ finale, le ¼ de finale ou le repêchage.


23.3. Les couples étrangers n’entrent pas en ligne de compte dans le classement du « ranking ». Des compétitions avec participation étrangère seront calculées après exclusion des couples étrangers. 23.4. Le couple détenteur du plus grand nombre de points (sur 4 compétitions standards et 4 compétitions latines) occupe la première place. La deuxième place est attribuée au couple ayant obtenu le plus grand nombre de points à un près, etc… Au cas où deux couples terminent ex æquo, le résultat du Championnat de Belgique déterminera l’ordre de succession. 23.5. La commission sportive peut qualifier une compétition étrangère comme comptant pour le ranking belge. S’il n’y a pas quatre compétitions organisées sous le contrôle de la FBeC, ce sera le Championnat de Belgique qui déterminera le résultat. Sur base de ce ranking, la commission sportive choisira les couples devant réellement représenter le pays. Lors de cette décision, d’autres critères complémentaires peuvent être utilisés en-dehors du cadre de ce règlement. 23.6. Des couples (dont la composition est inchangée) qui, durant deux années, n’ont pas obtenu de place en finale, peuvent, à leur demande expresse, participer à la saison suivante dans une catégorie inférieure. 24. Carnets de compétition 24.1. Chaque compétiteur doit être en possession d’un carnet de compétition délivré par la FBeC (donc deux carnets par couple), sauf lors d’une première compétition de prise de connaissance avec la cyclo-danse. Le secrétariat des compétitions y mentionne les résultats et les points de promotion. Lors de participation à des compétitions à l’étranger, le carnet de compétition doit être complété par l’organisateur et le résultat doit être communiqué par l’instructeur dans les 15 jours au secrétariat des compétitions de la FBeC. 24.2. Un carnet de compétitions doit être demandé via un formulaire de demande (à télécharger via www.cyclo-danse.be - rubrique FBeC) et joindre deux photos d’identité, le tout à envoyer au secrétariat de compétition et ce, au moins 6 semaines avant une compétition. Des frais administratifs et de remplacement seront exigés en cas de perte du carnet de compétitions. 24.3. La redevance annuelle pour l’enregistrement auprès de la FBeC est fixée par le Conseil d’administration, sera communiqué en temps utile et peut être consulté sur le site de la fédération. 24.4. Avant le début de chaque compétition, le danseur remplit de manière précise les données suivantes : numéro de dossard, date, classe de compétition, catégorie. En cas de participation dans deux catégories, le numéro le plus bas est noté en premier lieu, ensuite, le plus haut. 24.5. Le carnet de compétition complété doit être remis au secrétariat de compétitions de l’instance organisatrice (cluf ou fédération) avant le début du premier tour de la classe concernée. 24.6. Le carnet de compétition doit être repris au plus tard ½ heure après la compétition. Les carnets non enlevés pourront être obtenus lors de la compétition suivante. 25. Débuter avec un(e) nouveau/nouvelle partenaire Les différentes possibilités sont :  Les deux partenaires dansaient dans la même classe : le couple débute dans cette classe ;  Il y a une classe de différence entre les partenaires (débutant-amateur ou amateursélection) : le couple choisit la classe dans laquelle il dansera ;






Lorsque le couple débute dans la classe inférieure, il s’agit d’un « couple promu », c.à.d. lorsque le couple obtient le plus grand nombre de croix dans le premier tour, le couple est immédiatement promu et participe au repêchage de la classe supérieure. Le commissaire sportif décide selon le nombre de couples, le nombre de juges et le résultat du premier tour.  Lorsque le couple débute dans la classe supérieure, il n’y a pas de règles spéciales. Lorsqu’il y a plus d’une classe de différence (débutant-sélection ou nouvel amateur ou nouvelle sélection), le couple débutera dans la classe inférieure à la plus haute et toujours comme couple promu. Cela signifie que le commissaire sportif peut toujours décider de faire monter le couple d’une classe.

26. Media sociaux C’est un manque de sportivité que de critiquer les concurrents, instructeurs, juges, organisateurs de compétitions, membres de la direction ou tous ceux qui participent à l’organisation de compétitions et ce, via les media sociaux. Tous ceux qui pensent être critiqués ou avoir été offensés par d’autres, peuvent introduire une réclamation auprès de la Fédération Belge de Cyclodanse. Le conseil d’administration peut, après enquête, prendre des sanctions contre ceux qui, de cette façon, abusent des media sociaux pour blesser d’autres. 27. Situations particulières (voir également point 3) Dans tous les cas où le présent règlement n’a rien prévu, une décision est prise par le commission sportive ou – durant la compétition même – par le commissaire sportif, ceci dans l’intérêt des danseurs et du bon déroulement de la compétition. Les dispositions de ce règlement peuvent être modifiées par décision du Conseil d’Administration de la FBeC, sur proposition de la commission sportive. Pour des compétitions de démonstration dans le cadre de compétitions de la FBDS, l’UBPDM ou la Dansliga, il peut être dérogé à ce règlement en raison des restrictions dans un temps limité. Dans ces compétitions, il ne sera pas accordé de points de promotion. Des circonstances peuvent se présenter où il serait souhaitable et humain de déroger individuellement et temporairement au présent règlement. Ce genre de questions peuvent être soumises à la commission des compétitions qui prendra, dans ce cas, une décision motivée.

28. Règlement Compétitions Freestyle 2013 – La réglementation et la supervision des compétitions « show dance » sont désormais transférées à la « International Wheelchairdance Foundation ( IWDF) qui se chargera de rédiger une réglementation internationale.

Informations, Adresses et coordinateurs : 

La direction de la Fédération Belge de Cyclo-danse (FBeC) Roland Van Caelenberg, président et directeur de la commission sportive Handisport - relation BPC , [email protected] 02/411 79 11 Jef Boudewijns, vice-président Leona Pellens, secrétaire Louis Cornelissens, trésorier Rudi Jansen, président de la commission sportive – relation BPC – VLG Roland Rotté : danse sociale et récréative Mar Ekkart, représentant l’Union Belge de Professeurs de Danse et de Maintien (UBPDM) Guido Panis, représentant la Fédération Belge de Danse Sportive (FBDS)




La commission sportive de la FBeC   





Rudi Jansen, président de la commission sportive – relation BPC – VLG – [email protected] Roland Van Caelenberg, directeur de la commission sportive – relation BPC – Handisport Leona Pellens, secrétaire

Le secrétariat de compétition Leona Pellens Bachlaan, 9, 2960 Brecht 0475 417 813 [email protected] Site web de la Fédération Belge de Cyclo-danse – FBeC (téléchargement du règlement sportif) www.rolstoeldansen.be - www.cyclo-danse.be



Site web du « International Paralympic Committee – Wheelchair Dance Sport Committee (avec le règlement IPC-WDSC) www.ipc-wheelchairdancesport.org



Site web de la « Stichting Rolstoeldansen Nederland » www.rolstoeldansen.nl



Site web de la « International Wheelchair Dance Foundation » www.wheelchairdancing.eu


Wedstrijdreglement Belgische Rolstoeldansfederatie ingaande op 1 oktober 2013

Recommend Documents