Hoofdstuk 1
Wat weten we over de opleiding van Jheronimus?
De schilderfamilie van Aken, oorsprong en afloop. Van de familie van Aken zijn tot op heden in de archieven zeven generaties achterhaald van ca. 1380 tot 16351. Het merendeel van hen is schilder, een opvallend aantal blijft kinderloos, niet één familielid heeft ooit een testament laten opmaken. We kunnen stellen dat er geen opvallende armoede of rijkdom is geweest. Men leefde hooguit in goede doen, niet in welvaart. Dat is mogelijk ook relevant voor de atelierpraktijken, gebruikte materialen en technieken. De toenemende ‘welvaart’ (± 1460 tot ± 1530) is voor een deel opgebouwd uit aangetrouwde families en daarna snel weer afgenomen. Jeroen was getrouwd met Aleid van de Meervenne, dochter uit een welgestelde familie, waardoor hij financieel minder afhankelijk was van zijn werk en zich meer vrijheid kon veroorloven dan zijn familieleden. Waarschijnlijk heeft dit ook een belangrijke bijdrage geleverd aan zijn aanzien en faam, samen met de welvaart in en belangrijke bezoeken aan de stad tijdens zijn leven. Overgrootvader Thomas (1355-1404/11) heeft zich mogelijk al in ± 1375 vanuit Aken of omgeving in Nijmegen gevestigd. Men gaat er vanuit dat hij als schilder naar het noorden is getrokken omdat Nijmegen een groeiende welvaart kende. Hij liet vijf kinderen na; Thomas, Hubert, Peter, Johan (Jan, 1380-1454, grootvader Jheronimus) en Katharina. Thomas (senior of junior?) kreeg in 1404 stadsrechten in Nijmegen. Thomas junior wordt in akten al schilder genoemd, maar stond ook bekend als vechtjas. Als schilder leefde hij van lening naar lening en het is bekend dat hij met al zijn spullen uit zijn huis in de Hezelstraat is gezet (in 1408(?), vader en zoon stierven beiden in 1411). Nou was er tot voor kort in Nijmegen een Arnold van Akenplein, niet ver van de Hezelstraat. Wanneer leefde deze Arnold, wat deed hij en…, wie was hij? Arnold van Aken is beeldsnijder, afkomstig uit de omgeving van Aken, hij trouwt rond 1380 met Mette Maelwael dochter uit een bekende schildersfamilie 2. Hun zonen worden later beroemd onder de naam Gebroeders van Limburg, omdat vaders herkomst specifieker het dorp Limbourg is, dat tussen Aken en Luik ligt. Eind 14e eeuw zijn er dus drie bekende schilderfamilies werkzaam in Nijmegen, de belangrijkste stad van het hertogdom Gelre. Maaseik, de geboorteplaats van Jan van Eyck (±1390 – 1441) ligt net onder het zuidelijkste puntje van Gelre. Boudewijn Bakker sluit niet uit dat Jan van Eyck zijn opleiding in Nijmegen heeft genoten3. 1
Dr. G.C.M. van Dijck, “Op zoek naar Jheronimus van Aken alias Bosch, de feiten, familie, vrienden en opdrachtgevers”. ISBN 90 288 2687 4 2 http://www.gebroedersvanlimburg.nl/site/108 3 André Stufkens en Clemens Verhoeven: Boudewijn Bakker (auteur, kunsthistoricus en voormalig hoofdconservator van het Stadsarchief) sluit zelfs de mogelijkheid niet uit dat Van Eyck zijn opleiding in Nijmegen heeft genoten, vanwege de aanwezigheid van de familieateliers Maelwael /Van Limburg. Een andere recente relatie tussen de families is gevonden in de artistieke overeenkomst tussen de Keizer- en keurvorstentekeningen uit hetWapenboek Gelre, mogelijk van de hand van Willem of Herman Maelwael, en miniaturen uit de Très Belles Heures de Nôtre-Dame de Jean de Berry, zoals de Confessores (nu in het Louvre).Het boek waarvoor later Van Eyck miniaturen heeft vervaardigd, toen het gebedenboek in handen kwam van de graaf van Holland. 1
De eminente cultuurhistoricus F. Gorissen gaat nog iets verder; hij suggereert verwantschap tussen de Bossche famile van Aken en de gebroeders van Eyck4. Het familieatelier Maelwael heeft al eerder een grote reputatie opgebouwd; de familienaam Maelwael betekent immers: ‘schildert goed’. Jan Maelwael (± 1380 – 1415?), bekend als voorloper van de gebroeders van Eyck5, verlaat in 1396 het familieatelier om naar Parijs te vertrekken. Later haalt hij ook zijn neefjes, de gebroeders van Limburg, daarheen. Madonna met engelen en vlinders, Jan Maelwael ca 1410, olie op doek De familie van Aken valt dergelijke roem niet ten deel en werkt misschien in de schaduw van de andere familieateliers. Dit kan een reden zijn waarom Jan uiteindelijk Nijmegen verlaat om elders zijn geluk te zoeken. Voor zover is na te gaan heeft alleen Jan van Aken kinderen gekregen, waardoor de familie in Nijmegen dus uitsterft. Op 11 maart 1422 wordt een Jan van Aken in de stad Grave genoemd. Vanaf 20 maart 1427 komt de grootvader van Jheronimus als inwoner van ’s-Hertogenbosch voor in de archieven. Natuurlijk leeft en werkt hij daar met de in Nijmegen opgedane kennis van materialen en technieken, maar mogelijk ook afhankelijk van Bossche handelskanalen. We mogen hierbij misschien niet uit het oog verliezen dat de hertogdommen Brabant en Gelre elkaar niet altijd vredelievend gezind zijn, maar moeten dat ook niet overdrijven. Wat betekent dit mogelijk voor de herkomst en het gebruik van materialen? Hier komen we nog op terug. De roem van Jheronimus heeft in het familieatelier niet lang doorgewerkt. Mogelijk zijn er nog wel werken uit zijn naam gemaakt en zelfs na zijn dood met zijn naam gesigneerd. Jheronimus stond niet te boek als meester, wel had hij medewerkers in dienst. De volgende generatie van Aken bestond slechts uit twee neefjes van Jheronimus; Jan en Anthonius, beide oomzeggers waren zoons van broer Goessen. Van Anthonius is bekend dat hij ook schilder werd en hoogstwaarschijnlijk van zijn oom Jheronimus les heeft gehad, maar dat hij het niveau van knecht nooit heeft overstegen. Van zijn enige nakomeling, zoon Goessens, is alleen bekend dat hij na 1537 uit de stad, of althans de archieven, verdwijnt. Jan werd naast schilder ook beeldsnijder en trouwde met Barbara Beys, een buitenechtelijke dochter van Lodewijk Beys6, die tot de vriendenkring van Jheronimus behoorde. Jan was artistiek en zakelijk succesvol, kreeg met Barbara vier zonen, hertrouwde twee keer, en kreeg bij zijn derde vrouw ook nog twee zonen en een dochter. Drie zonen en de dochter bleven kinderloos. De overigen kregen gezamenlijk zes nakomelingen, maar het geld van de succesvolle Jan raakte door de levensstijl van 4
Dr. G.C.M. van Dijck, “Op zoek naar Jheronimus van Aken alias Bosch, de feiten, familie, vrienden en opdrachtgevers”; blz 14. 5 “De weg naar van Eyck”; Boijmans van Beunigen te Rotterdam, expositie 13 oktober 2012 tot 10 februari 2013; nummer 15, Madonna met engelen en vlinders, ± 1410. Berlijn, Staatliche Museen, Gemäldegalerie. 6 Dr. G.C.M. van Dijck, , “Op zoek naar Jheronimus van Aken alias Bosch, de feiten, familie, vrienden en opdrachtgevers”; blz 54.
2
zijn kinderen en kleinkinderen snel op. Vanaf 1518, al twee jaar na de door van Jheronimus, is er binnen de familie van Aken sprake van een ethisch en sociaal verval. Rond 1635 verdwijnt de laatste van Aken uit de Bossche archieven.
Maar…., ene Jan van Aken, kunstschilder, geboren in ’s-Hertogenbosch, schijnt zich in 1745 in Amsterdam te hebben gevestigd. Het zou er leuk zijn als daarna meer onderzoek zou worden gedaan. Maar voor ons is dat nu niet relevant. Wij beperken ons tot de technische kennis van rond 1500.
Familieatelier van Aken als leerschool. Toen Jheronimus vier jaar oud was stierf zijn grootvader, Jan van Aken. Dus van hem heeft hij zeker geen les gekregen. Wel heeft hij, bijvoorbeeld in de Sint-Jan, werk van hem kunnen zien en bestuderen. Ook zijn vader en ooms waren schilder, wat kan hij van hen geleerd hebben? Jheronimus, of Joen7 zoals hij toen nog werd genoemd, was ook nog jong toen zijn ooms stierven. Hij was achtereenvolgens 11 jaar (bij het overlijden van oom Thomas), 13 jaar (oom Hubert), 17 jaar (oom Goeswinus) en 21 jaar (oom Jan) oud. Alleen oom Hubert had kinderen, twee zonen en een dochter, waarvan vervolgens weinig is opgetekend. Van zijn vader Antonius heeft hij het meest kunnen leren, Joen was 28 toen die stierf. Bovendien was zijn vader toonaangevend in het familieatelier. In 1463 kocht hij een pand aan de Markt. Het familieatelier dat daarvoor in een niet te traceren pand in de Vughterstaat was gevestigd, werd naar het huis van Antonius aan de Markt verhuisd. Jheronimus groeide dus op in het pand waar ook het familieatelier was gevestigd, zodat het vak hem waarschijnlijk daar met de papalepel is ingegeven.
Mogelijke leerscholen buiten het familieatelier. Vader Antonius sterft in 1478. Het valt op dat Jheronimus tussen 26 juli 1474 en 3 januari 1481 niet in aktes voorkomt. Het ligt voor de hand om aan te nemen dat Jheronimus in die periode (van zijn 24e tot zijn 30e) een tijd in het buitenland (buiten het hertogdom Brabant) is geweest. Wellicht om meer van het vak te leren. Sommigen denken dat het voor een priesterstudie is geweest maar dat is niet waarschijnlijk, hoewel hij wel bepaalde wijdingen moet hebben ontvangen om later gezworen broeder van de Illustre Vrouwe Broederschap te kunnen worden. Op 15 juli 1481 trouwt Jheronimus met de drie jaar oudere Aleid van de Meervenne, waardoor Jheronimus gemakkelijk in aanraking komt met de ‘betere klasse’. Op 17 mei 1498 geeft Jheronimus voor schepenen van de stad een zogenaamde ‘potestas monendi’ af. Dat is een machtiging om zijn zaken te regelen, gewoonlijk bij een langdurige afwezigheid. Deze duurde mogelijk tot 1504 of zelfs 15088. 7
De naam Jeroen komt zelden voor in aktes en is in zijn leven dan ook weinig of niet gebruik. Hieronimus is een later verbasterde internationale versie. In aktes komt de naam Jheronimus 36 maal voor, Joen 9 maal. Dr. G.C.M. van Dijck; Op zoek naar Jheronimus van Aken alias Bosch. De feiten; familie, vrienden en opdrachtgevers. Blz 43. 8 Dr. G.C.M. van Dijck, , “Op zoek naar Jheronimus van Aken alias Bosch, de feiten, familie, vrienden en opdrachtgevers”; blz 73. 3
Sommigen veronderstellen dat Jheronimus in die periode ook in Venetië moet zijn geweest. In 1500 zou hij, volgens Slatkes en Harris, daarbij Leonardo Da Vinci hebben ontmoet. Van hem is in ieder geval bekend dat hij in het voorjaar van 1500 in Venetië verbleef.
Girogione, Jheronimus Bosch en Leonardo da Vinci zouden, volgens Lynda Harris9, 1996, samen op een schilderij (foto) zijn afgebeeld. Door Beth Harris en Steven Zucker wordt dat inmiddels weer ontkracht10. We zien wel dat het werk van Bosch rond die tijd sterk is beïnvloed door de renaissance en dat hij zich na 1500, ook technisch, duidelijk onderscheidt van de gebruikelijke stijl ten noorden van de Alpen. In het volgende hoofdstuk komen we daarop terug. In hoeverre is dit hoofdstuk voor ons van belang als het gaat om gebruikte materialen en technieken? De familie van Aken moet in Nijmegen op zijn minst bekend zijn geweest met de werkwijze in de ateliers van de familie Maelwael en de familie van Limburg. We mogen daarom ook aannemen dat technische kennis is uitgewisseld (of afgekeken) en dat men vaak dezelfde materialen betrok en gebruikte; dus dat hun technische kennis in ieder geval niet ver uiteen liep. Later, in ’s-Hertogenbosch, kunnen hooguit andere handelskanalen daarop van invloed zijn geweest. Wat heeft Jheronimus hiervan gebruikt en waarin onderscheidde hij zich? Helaas is er geen werk van andere Van Aken’s bewaard gebleven om dit te kunnen onderzoeken. Bosch werkte als van Aken met de traditionele materialen en technieken maar onderscheidde zich voornamelijk door zijn losse teken- en schilderstijl. Was Jheronimus daardoor wel een eenling die alleen op een ander niveau schilderde? Neen! We zien in zijn werken op sommige plaatsen duidelijk dat hij niet alleen heeft gewerkt. Hij gaf leiding aan een atelier met knechten en/of leerlingen en was blijkbaar ook is staat om zijn atelier voor lange tijd te verlaten. Uit de periode eind 14e tot medio 16e eeuw zijn er uit ’s-Hertogenbosch in ieder geval 36 schilders bekend buiten de familie van Aken. Het bekendste voorbeeld daarvan is volgens mij Gielis Panhedel. Van hem wordt wel eens beweerd dat hij mogelijk een beter schilder was dan Bosch zelf en die ook na de dood van Jheronimus met zijn naam signeerde. Jheronimus Bosch was een handelsnaam geworden.
9
Van Dijck 2001, blz 72, voetnoot 263; Harris wijst verder op de invloed van Bosch op Giudo Campagnola, Marcantonio Raimondo en Giorgione (blz. 8 + 72). 10 http://smarthistory.khanacademy.org/giorgiones-three-philosophers-c.-1506.html 4
Praktijk. We pakken nu allemaal een geprepareerd paneeltje en kiezen daarbij ieder een detail uit de Tuin der Lusten. Het voortraject behandel ik om praktische redenen pas in hoofdstuk 6. We leggen de print passend op het paneeltje en plakken hem aan één rand met tape vast. Zorg ervoor dat de print kan worden omgeslagen.
Op de achterkant van de omgeslagen print brengen we in partijen houtskool aan, zodat we details stapsgewijs kunnen overbrengen. We doen dat door op de voorkant van de print contouren met een hard potlood op te halen.
5
Teken niet meer dan de hoognodige contouren. Ten eerste moeten we de print schoon houden om hem bij het schilderen als voorbeeld te gebruiken. Ten tweede moeten we ons, na hoofdstuk 2, eerst en beetje bekwamen in de tekenstijl van Bosch voordat we de ondertekening verder definitief opzetten.
6