WAT U ALS WERKNEMER WILT WETEN OVER DE ABP-PENSIOENREGELING 1- Waarom heeft het ABP een herstelplan opgesteld? ABP is, evenals vele andere pensioenfondsen, zwaar geraakt door de crisis op de financiële markten. Het is onzeker wanneer de financiële markten zich weer herstellen en hoe de crisis verder verloopt. Het ABP-bestuur is verplicht om een herstelplan op te stellen waarin zij aangeeft hoe het fonds de verliezen denkt goed te maken. De belangrijkste herstelmaatregelen zijn: 1. Zolang de dekkingsgraad onder de 105% ligt worden aanspraken en uitkeringen bevroren. Bij een dekkingsgraad boven de 105% kan er weer gedeeltelijk geïndexeerd worden. Volledige indexatie is pas weer mogelijk bij een dekkingsgraad van boven de 135%. 2. Er komt een tijdelijke opslag op de premie van 3%-punt op de doorsneepremie. 3. ABP onderzoekt of een verlaging van het beleggingsrisico mogelijk is. De maatregelen staan in het herstelplan dat, ter goedkeuring, is voorgelegd aan de toezichthouder, De Nederlandsche Bank (DNB). Meer over het herstelplan en een kort filmpje met uitleg kunt u vinden op de ABP site.
2- Wat betekent dat herstelplan voor mij? Allereerst groeien de opgebouwde pensioenaanspraken in de komende periode niet mee met de gemiddelde loonontwikkeling bij overheid en onderwijs. Daarnaast stijgt de premie als gevolg van een tijdelijke herstelopslag. Zowel de werkgever als de werknemer betaalt een deel van de premie. Voor deelnemers jonger dan ca. 45 jaar is het volgende van belang: Als in een periode van onderdekking de pensioenuitkeringen aan gepensioneerden zonder korting uitbetaald worden, neemt het pensioenfonds een risico. Er wordt namelijk verder ingeteerd op de buffers die toebehoren aan alle deelnemers, gepensioneerden én (ex-)werknemers. Om deze buffers weer aan te vullen moet het pensioenfonds straks extra veel rendement maken. Lukt dit onvoldoende dan betalen de jongeren van nu straks de rekening. Dit betekent dat jongeren straks langer moeten doorwerken voor hetzelfde pensioen of nog hogere premies moeten betalen. Voor oudere deelnemers is het volgende van belang: Deze deelnemers hebben meestal al een geruime tijd gewerkt en behoorlijk veel pensioen opgebouwd. Het niet indexeren heeft dan grote gevolgen. Echter zolang de pensioenaanspraken niet gekort worden (ook wel afgestempeld genaamd), is er veel baat bij de solidariteit in het pensioensysteem. Ouderen ontvangen via de
VSO, mei 2009
1
pensioenpremie een subsidie van hun jongere collega’s. In financieel mindere tijden dragen de jongeren relatief nog meer bij aan de zekerheid voor hun oudere collega’s.
3- Wat betekent het herstelplan voor gepensioneerden? In de komende periode kunnen de pensioenuitkeringen niet worden aangepast aan de gemiddelde loonontwikkeling bij overheid en onderwijs. Voor gepensioneerden betekent niet-indexeren dat het pensioen niet stijgt en dus verlies aan koopkracht. Echter, pensioen is slechts een deel van het inkomen. Het fundament is de AOWuitkering die voorziet in een basisinkomen voor alle Nederlanders vanaf 65 jaar. Bij een laag aanvullend pensioen en een inflatie van gemiddeld 2% per jaar, is het koopkrachtverlies beperkt. Bij een hoger pensioen of een oplopende inflatie kan de koopkracht verder verslechteren. Gepensioneerden hebben veel baat bij het collectieve systeem. Ondanks het gedaalde vermogen van ABP, worden de pensioenuitkeringen niet verlaagd (afgestempeld). Daarvoor is het wel nodig dat het pensioenfonds een gestaag herstel laat zien. Om het herstel te bespoedigen betalen werkgevers en werknemers een extra opslag op de premie.
4- Wat zegt de dekkingsgraad over mijn pensioen? De dekkingsgraad drukt de financiële positie van het fonds uit door het totale fondsvermogen te delen door de verplichtingen van het pensioenfonds. De verplichtingen van het fonds zijn de (toekomstige) pensioenuitkeringen die het fonds moet doen. Om voldoende reserves te hebben voor mindere tijden, eist de Pensioenwet dat het fonds buffers aanhoudt van ong. 25 procent. Een fonds is dus pas financieel gezond bij een dekkingsgraad van 125 procent of hoger. Overzicht dekkingsgraad van ABP Ultimo 2007 140% Ultimo 2008 90% Eind maart 2009 86% Eind april 2009 91% De actuele informatie over de dekkingsgraad van ABP kunt u terugvinden op de ABP site
5- Wat betekent het dat mijn pensioen niet geïndexeerd wordt? Het ABP wil de pensioenen welvaartsvast houden door de opgebouwde pensioenaanspraken en de pensioenuitkeringen volledig aan te passen (indexeren) aan de gemiddelde algemene loonontwikkeling. Maar vanwege de slechte financiële positie van het fonds als gevolg van de crisis, zal voorlopig geen indexatie worden toegekend om een verdere verslechtering te voorkomen. Als de dekkingsgraad weer boven de 105 procent uitkomt, zal het fonds weer gedeeltelijk gaan indexeren. Pas vanaf een dekkingsgraag van 135 procent zal de indexatie weer volledig worden toegekend en is er eventueel ook ruimte om de niet toegekende indexatie over het verleden in te halen. Het kan dus geruime tijd duren voordat de looninflatie weer volledig wordt doorgegeven in de verhoging van de pensioenaanspraken en – uitkeringen.
VSO, mei 2009
2
6- Wat gebeurt er met mijn pensioen als het herstel meevalt? Belangrijk voor herstel is verbetering van de financiële markten. In het herstelplan gaat ABP ervan uit dat gemiddeld zo’n 6,8% rendement per jaar gemaakt wordt op het totale vermogen. Afgelopen maand is de dekkingsgraad licht gestegen door enig herstel van de financiële markten. Maar beurskoersen zijn bewegelijk. Een pensioenfonds moet uitermate voorzichtig zijn om snel in te spelen op financiële meevallers. Dit is immers strijdig met de verantwoordelijkheid voor een stabiel financieel beleid en het scheppen van zekerheid omtrent de toekomstige uitbetalingen van pensioenen. Het ABP-bestuur zal dus bij aanhoudende gunstige ontwikkelingen zorgvuldig nagaan of de herstelopslag op de premie achterwege kan blijven en of er ruimte is om de pensioenen te indexeren.
7- Wat gebeurt er met mijn pensioen als het herstel tegenvalt? Jaarlijks zal geëvalueerd worden of er inderdaad sprake is van herstel. Mocht dit tegenvallen, zal het bestuur extra maatregelen moeten treffen bijvoorbeeld door verdere verhoging van de tijdelijke premieopslag. Ook het korten van de pensioenen (afstempelen) kan op enig moment onvermijdelijk zijn.
8- Wat is een doorsneepremie? Iedereen, ongeacht zijn of haar leeftijd betaalt dezelfde pensioenpremie (als percentage van het salaris) en krijgt dezelfde pensioenopbouw. Alleen is deze pensioenpremie voor iemand jonger dan 45 jaar eigenlijk te hoog en betalen ouderen strikt genomen te weinig. Als je jong bent kunnen immers de ingelegde premies nog lang rendement maken en hoe ouder je bent, hoe minder de premies opbrengen. Door het heffen van een premie voor iedereen (zgn. doorsneepremie) betalen jongeren eigenlijk teveel premie maar, doordat je ouder wordt, ga je op enig moment zelf profiteren. Voorbeeld: Om straks 100 euro ouderdomspensioen te krijgen is de premie voor een 20 jarige man 360,00 euro en voor een 60 jarige vrouw 1.343,00 euro. In het systeem van doorsneepremie betalen beiden ca. 800,00 euro.
9- Hoe werkt de solidariteit tussen generaties? De doorsneepremie zorgt dat werknemers jonger dan 45 jaar een hogere premie betalen dan nodig is. Feitelijk subsidiëren jongeren met hun premie-inleg oudere deelnemers. Dit is eerlijk als jongere collega’s uitzicht hebben op een vergelijkbaar pensioen tegen de tijd van hun pensionering als hun oudere collega’s nu gaan krijgen. Maar die zekerheid is er niet. Nu is de dekkingsgraad als gevolg van de crisis te laag, Daardoor dragen jongeren meer dan ooit bij aan de zekerheid van hun oudere én gepensioneerde collega’s.
10- Wie bepaalt de hoogte van de pensioenpremie?
VSO, mei 2009
3
Het ABP-bestuur stelt elk jaar in november de premies vast voor het daarop volgende jaar. Daarbij houdt ABP uiteraard rekening met de eisen die de Pensioenwet stelt. De premie is ten minste voldoende om de jaarlijkse pensioenopbouw van de deelnemers te financieren inclusief de uitvoeringskosten en een opslag voor de vereiste extra buffers (zie onder dekkingsgraad). Belangrijk voor de hoogte van de premie is het rendement dat het fonds op lange termijn denkt te maken. Hoe hoger dit verwachte rendement, hoe lager de premie.
11- Hoe wordt de premieverhoging tussen mij en mijn werkgever verdeeld? In principe betalen werknemers 30% van de premieverhoging en werkgevers 70%. Maar de gestegen pensioenkosten moeten ergens in de loonruimte worden opgevangen. En vanwege de crisisafspraken in het kabinet, moeten de meeste sectoren het de komende jaren al met minder geld doen. Per sector is het verschillend hoe de stijging van de pensioenkosten wordt opgevangen. Bijvoorbeeld in minder ruimte voor salarisverhogingen, bezuinigingen op uitgaven of mogelijk op mensen. Zo komt in praktijk de totale premieverhoging linksom of rechtsom toch bij de werknemers terecht.
12- Is de premie niet te hoog? Voor de hoogte van de pensioenpremie zijn (naast verwacht rendement) de volgende twee aspecten van belang: • de inhoud van de pensioenregeling die wordt bepaald door werkgevers en vakbonden; en • de samenstelling van de deelnemerspopulatie. De combinatie van een luxe regeling en gemiddeld wat oudere deelnemerspopulatie zorgen ervoor dat de totale ABP-regeling zo’n 20,5% van het salaris kost. Het gemiddelde in Nederland ligt in 2009 op 16% van de salarissom (bron DNB). De totale werknemersbijdrage bij ABP ligt op ongeveer 7,5% van het salaris. Ook dit is hoger dan het landelijk gemiddelde van 5,7%.
13- Is een luxe regeling in mijn belang? Een pensioenregeling is een belangrijke arbeidsvoorwaarde. Iedereen binnen overheid en onderwijs heeft dezelfde pensioenregeling en daarom is het belangrijk de pensioenregeling zo goed mogelijk te laten aansluiten bij maatschappelijke ontwikkelingen ten aanzien van werk en uittredingsleeftijd. Omdat niet iedereen het zelfde is, moet de regeling ruimte bieden voor flexibiliteit en maatwerk, zoals deeltijdpensioen of het uitruilen van nabestaandenpensioen in extra ouderdomspensioen. Een pensioenregeling kost veel premie en hoe hoger de premie, hoe minder loonruimte er overblijft voor andere arbeidsvoorwaarden, waaronder salaris. Dus is het belangrijk dat er een balans is tussen enerzijds de hoogte van de pensioenpremie nu en anderzijds een redelijk pensioenresultaat straks.
14- Waarom één pensioenregeling voor alle sectoren samen?
VSO, mei 2009
4
Alle sectoren profiteren van de schaalvoordelen van de grote omvang van het ABP. Daarom kiezen de werkgevers en de bonden ervoor om gezamenlijk één pensioenregeling te hebben voor alle overheids- en onderwijssectoren. De huidige crisis in combinatie met de strenge regels die aan pensioenfondsen gesteld worden, maken dit voordeel duidelijk zichtbaar. Grote fondsen hebben het moeilijk, maar kleinere fondsen hebben vaak nog grotere problemen. Vanwege verplichte deelname van alle overheid en onderwijssectoren is ABP het op twee na grootste pensioenfonds ter wereld. Zowel de deelnemers zijn solidair met elkaar (jong-oud, man-vrouw, goede gezondheid- mindere gezondheid) maar ook de sectoren. Immers; onafhankelijk van het werknemersbestand geldt één en dezelfde premie voor alle sectoren. Zo draagt een jongere sector als politie bij aan de pensioenregeling van het relatief ‘vergrijsde’ beroepsonderwijs. De voordelen van een grote collectieve regeling zijn dus aanzienlijk, maar als de pensioenregeling te duur wordt, zullen sectoren willen uittreden. Zeker in een concurrerende arbeidsmarkt kunnen sectoren behoefte ontwikkelen om zelfstandig hun pensioenregeling vast te stellen. Immers; hoe hoger de pensioenpremie, hoe minder er overblijft voor andere arbeidsvoorwaarden, waaronder salaris. Dat levert echter op de lange termijn geen voordeel op. Als sectoren onderling niet meer solidair zijn, zal dit uiteindelijk leiden tot mindere pensioenregelingen en hogere premies.
15- Wat vinden werkgevers een verstandige pensioenregeling? Met de overgang van de eindloonregeling naar een middelloonregeling en het afschaffen van de FPU zijn oudere deelnemers in grote mate ontzien. Werkgevers zijn van mening dat de huidige regeling in toenemende mate geen gelijk pensioenperspectief biedt aan de verschillende generaties en daardoor geen eerlijke regeling is. Een verstandige regeling voorkomt dat de ouderen ‘claimen’ en de jongeren blijven betalen voor een kwaliteitsniveau dat ze zelf nooit zullen krijgen. De oplossing is het bijstellen van de regeling. Basis blijft dat er nog steeds sprake is van een pensioenregeling die zorgt voor een redelijk inkomensniveau vanaf 65 jaar. Maar tevens voorkomt dat de bijdrage aan pensioen zo hoog wordt, dat te weinig over blijft voor andere arbeidsvoorwaarden waaronder salaris. Werken bij overheid en onderwijs moet aantrekkelijk zijn en blijven.
VSO, mei 2009
5