SPECHT IN DE STAD
Wat is normaal in zorg en werk? Filosofische overwegingen Maurice Specht 4/17/2014
De gedachten in dit essay zijn nog in ontwikkeling. Ze vormen onderdeel van een grotere zoektocht naar een gezamenlijke taal over samen-leven in de 21st eeuw. De bijgevoegde foto’s zijn allemaal van internet gehaald en er kan copyright op zitten. De tekst is vrij verspreidbaar.
Toen Rabiaa me een aantal weken geleden vroeg om een verhaal te houden over wat normaal is rond zorg en werk, had ik net iets meegemaakt met mijn buurman. Ik besloot dat dit het startpunt van mijn verhaal moest worden. Mijn verhaal begint daarom bij mijn buurman van een paar deuren verderop: Hans. Hans woont sinds een aantal jaar bij ons in de straat. Hans heeft als gevolg van een hersenbloeding op latere leeftijd een verstandelijke beperking opgelopen. Hij woont zelfstandig, maar staat onder (financiële) begeleiding van een instantie. Hans loopt elke dag heen en weer over straat, vaak op weg om een kraslot of toto te kopen; we zien hem voor de tv zitten en we zwaaien vriendelijk naar elkaar op straat . Maar het laatste jaar zien we Hans fysiek en geestelijk steeds meer achteruit gaan. Hij verzorgt zichzelf slecht, hij stinkt, zijn kleren en haar zijn viezig, hij is een stuk dikker geworden, hij is slecht ter been en kortademig. Al een paar keer hebben we het er met buren over gehad, dat het eigenlijk zo niet langer kan, en dat het toch vreemd is dat hij nog steeds alleen woont en dat niemand ingrijpt. Maar ja, daar heb je het over, de kinderen spelen gezellig verder, en daar blijft het dan bij.
Want je zorgen maken over iemand is één, maar er verantwoordelijkheid voor nemen, dat is twee. In ons hoofd worstelen we met twee stemmen: een knagend geweten dat roept dat iemand hulp nodig heeft en een egoïstisch stemmetje dat zegt: ‘als het maar niet mijn probleem wordt.’ Uiteindelijk heb ik, nadat zich in korte tijd een aantal schrijnende kleine persoonlijke drama’s met Hans voltrokken, zijn situatie aangekaart bij de Zichtbare Schakels in Delfshaven. Bijna twee weken later heb ik helaas nog geen enkele reactie van ze mogen ontvangen. En Hans, die strompelt rustig verder. Rond Hans zien we in het klein hoe de dominante norm van ‘zelfredzaamheid’ zich in de praktijk kan manifesteren, met alle moeilijkheden van dien. Nu ga ik hier niet verder in op hoe we deze moeilijkheden eventueel zouden kunnen oplossen. Dan zouden we namelijk op het praktische niveau blijven hangen en ik wil het gesprek graag naar het filosofische niveau tillen en onderzoeken hoe de norm functioneert. Kort gezegd werkt een norm volgens mij als volgt: de norm bepaalt wat we vinden wat moet en wat kan (wat we anders gezegd van iemand verwachten). Alles wat er buiten valt zien we
niet meer en daarover kunnen we maar moeilijk praten. Het bepaalt met andere woorden onze verbeelding. Om dat allemaal wat scherper te krijgen – hoe de norm bepaalt wat we zien en hoe we ons gedragen – zal ik op drie elementen in gaan: de rol van verwachtingen, de rol van de verbeelding en de last van het gedrag. Laat ik beginnen bij de verwachting. Verwachtingen: eeuwige trouw
1: eeuwige trouw
Over een week ga ik trouwen. Een uur na de huwelijksvoltrekking sta ik in deze zelfde ruimte met familie, getuigen en een paar vrienden de taart aan te snijden. Een dag waar ik erg naar uit kijk. Maar er is ook iets raars aan deze dag. Op deze dag beloven Karin en ik elkaar eeuwige
trouw, beloven we voor elkaar te zorgen in goede en in slechte tijden voor zolang als we leven. Dit doe ik in volle overtuiging en ik denk ook dat ik mij aan deze belofte kan houden, al is het alleen maar omdat ik uit een abnormale familie kom. Van al mijn ooms, tantes, neefjes, nichtjes, ouders en zus is er namelijk nog niet één gescheiden. Dat is op zijn minst opmerkelijk als je weet dat bijna 40% van de huwelijken in Nederland strandt. Over dit toenemend aantal scheidingen wordt veelal dramatisch gedaan en de persoonlijke, financiele, emotionele en sociale gevolgen van een echtscheiding zijn ook groot. Maar hoe vervelend ook, misschien is het eigenlijk wel heel normaal dat een steeds groter deel van de huwelijken strandt. Want let wel, het idee van eeuwige trouw, zo leerde de filosoof Michel Serres me een tijdje terug, is een conceptualisering van de liefde als een romantische verbinding tussen twee mensen die we pas kennen sinds de 18e eeuw. Maar zo stelt Serres vervolgens: “Toen jouw achter overgrootvader een huwelijk aanging zwoer hij trouw aan zijn vrouw voor vijf jaar, statistisch gezien. Als je tegenwoordig trouwt, beloof je dat je zestig jaar bij je vrouw zult blijven. Zelfs met alle scheidingen zijn mensen
2: Michel Serres
nog nooit zo lang bij elkaar gebleven; nog nooit hebben ze zo lang een wereld gedeeld” (Serres, 2013, p. 55/56) ‘Normaal’ heeft te maken met verwachtingen die we koesteren. En de verwachtingen van het huwelijk als eeuwige verbintenis tussen twee mensen zijn, gezien het feit dat we steeds ouder worden, misschien niet langer realistisch. Dat is eigenlijk niet meer normaal. Misschien is dat wat we nu nog normaal vinden- wat altijd de connotatie heeft van vanzelfsprekendheid en zo hoort het nu eenmaal - dat over een aantal jaar niet meer. Misschien neem je dan al mee, dat je in je leven minimaal één keer gaat scheiden. De vraag is natuurlijk wat dat doet met het
instituut ‘huwelijk’. Ben je dan nog steeds bereid veel te investeren in een relatie, als je eigenlijk van tevoren al weet dat de kans heel groot is dat zij eindig is? Of stap je er dan toch eerder uit? Wat normaal is zien we dus terug in onze verwachtingen, maar ook in onze regels en procedures – die zijn namelijk ontworpen voor de normale situatie – al het andere is een uitzondering en daarom lastig. En ten slotte slaat wat normaal is ook neer in onze verbeelding: in wat wij ons kunnen voorstellen. Dat laatste begint al heel vroeg: want welk meisje van 4 wil er nu niet trouwen? Mijn dochter Maya in ieder geval wel! Ze heeft daar hele mooie, romantische beelden bij. Dat is hoe de verbeelding ons in haar greep houdt, het laat ons geloven, nee verlangen naar dat ene ideaal. Maar tegelijkertijd biedt de verbeelding ons ook een uitweg uit datgene wat we als normaal beschouwen. De verbeelding houdt ons namelijk niet alleen gevangen, maar maakt ons ook flexibel. Zo stelt Maya dat ik op 23 april niet met één, maar met twee vrouwen trouw, want ja zij is natuurlijk ook de bruid. Dat is normaal toch?
Verbeelding en Kunst Deze flexibiliteit, en het vermogen om te spelen met wat normaal is, is voor mij één van de belangrijkste functies van kunst. Nu wil ik me kunstkenner, noch een echte kunstliefhebber noemen. Sterker nog, vaak kan ik niets met kunst in musea, mijn esthetisch gevoel is daar niet genoeg voor ontwikkeld, denk ik vaak. Volgens mijn vriendin heb ik vooral een voorliefde voor vervreemdende, vaak ietwat lugubere kunst. Mijn favoriete kunstenaar is misschien wel Marc Quinn.
onszelf en de ander zien, in relatie tot onszelf, tot de ander en tot onze technische en medische omgeving. Zo is daar het beeld van zijn eigen hoofd gevuld met 5 liter van zijn eigen bloed. Er is een zelfportret van John E. Sulston - een vooraanstaande bioloog - bestaande uit zijn DNA in agar-gelei en een reflecterende rand waarin de toeschouwer zichzelf ziet.
5: Marc Quinn: beeld van zijn zoon
En dan is er de serie ‘The complete marbles’. Een serie beelden in perfect wit Carraramarmer, naar de gelijkenis van de marmeren beelden uit de oudheid.
4: Marc Quinn: Selfportrait of John E. Sulston
3: Marc Quinn
Zijn werk omvat een groot aantal verschillende series waarin hij onderzoekt hoe wij onszelf en de ander kunnen representeren, hoe wij
Ook maakte hij een beeld van zijn zoontje. In het materiaal waar het beeld van gemaakt is verwerkte Quin melk-substituut wat maakte dat zijn zoon uberhaupt bleef leven.
Wat de beelden interessant maakt is dat niet de tradionele helden, datgene wat we nastrevenswaardig en dus het hoogtepunt van normaal vinden, worden vereerd. In het geval van de Grieken: de wijsgeren, sporthelden en keizers. Hier wordt het abnormale, het misvormde vereeuwigd. Mensen die benen of armen missen. Quinn zegt hiertoe geïnspireerd te zijn toen hij in een museum door een klassieke beeldengalerij liep. Bij het zien van van al die oude beelden waar
onderdelen van ontbraken – denk bijvoorbeeld aan de Venus van Milo – vroeg hij zich af hoe mensen zouden reageren op beelden van mensen van nu die allerlei ledematen missen. (Mengham, 2006)
6: Marc Quinn - een van de Complete Marbles
Het verst ging Quinn met het sluitstuk van deze serie, getiteld Alison Lapper, Pregnant. In dit beeld zien we Alison Lapper, een vrouw
die zonder armen en met extreem korte benen is geboren. Haar moeder accepteerde haar niet en dus groeit Alison vanaf haar geboorte op in een tehuis voor gehandicapte kinderen. Daar wisselen vriendelijkheid en pure wreedheid elkaar af. Ze woonde er tot haar zeventiende. Tijdens die lange periode was ze het object van wetenschappelijke experimenten. Ze werd gefotografeerd met allerlei soorten van kunstledematen die op haar werden uitgetest. Haar toekomstperspectief is een geïnstitutionaliseerd leven. Maar Alison heeft andere plannen. Ze ontvlucht de institutie, studeert creatieve kunsten haalt haar rijbewijs en regelt een flat. Op 23-jarige leeftijd laat zij haar kunstarmen voor wat ze zijn en geeft ze ook haar prothesebenen op. Het beeld van Quinn portretteert Alison Lapper een aantal jaar later, zwanger en naakt. Het beeld is 4,70 meter hoog en wordt geplaatst op de Vierde Sokkel op Trafelquer Square; op de andere sokkels staan traditionele Britse helden als Lord Nelson en Napier.
7: Marc Quinn - Alison Lapper, Naked
Het beeld vormt een krachtig publiek statement: hier wordt een zeer esthetisch vormgegeven persoon op een podium, een sokkel gehesen waar we dit niet van verwachten, niet van gewend zijn en die we misschien ergens ook wel een beetje aanstootgevend vinden. De kracht van veel van het werk van Marc Quinn zit hem er nu volgens mij in dat hij met zijn werk allerlei impliciete, verborgen en vergeten normen voelbaar, zichtbaar en noodzakelijkerwijs bespreekbaar maakt. Kunst heeft het vermogen ons te laten reflecteren op onze
eigen verwachtingen over wat normaal is. Zoals Rein Heine dit mooi uitdrukt: “Kunst dient met andere woorden de geest niet leeg, maar lenig te maken” (Heine, 2007, p. 169) Normen, waarden en de last van gedrag: Bovenstaande bespiegelingen laten een aantal dingen zien: ten eerste dat datgene wat normaal is historisch bepaald is. Onze normen komen voort uit bepaalde gedragingen die in de loop van de tijd stollen in verwachtingen, in praktijken, in idealen en in normen. Dat is goed, want het versoepelt het sociale verkeer enorm, dat we ons een groot deel van de tijd normaal, voorspelbaar gedragen. Maar het maakt ook dat we na moeten gaan denken over wat eigenlijk normaal is als de situatie wijzigt en als ons gedrag verandert. Dat dit vervolgens lastig is komt door onze verbeelding. Die houdt de meesten van ons gevangen in hoe het ooit was. De kwaliteit van goede kunst is dat het ons in staat stelt die gestolde normen expliciet en bespreekbaar te maken. Verwachtingen en verbeelding zijn dus twee belangrijke werkzame elementen voor het functioneren van dat wat we normaal vinden; het geeft mensen houvast aan de norm, maar tegelijkertijd de beweeglijkheid dat wij mensen hem kunnen wijzigen.
Maar er is nog een derde element rond normen en wat eigenlijk normaal is, waar ik bij stil wil staan. Kunnen wij ons eigenlijk wel aan onze eigen normen houden? Dat blijkt namelijk nog niet zo eenvoudig, zo stelde de WRR in een rapport dat verscheen ten tijde van het beschavingsoffensief van Jan Peter Balkenende. In het rapport met de veelzeggende titel: ‘Normen, waarden en de last van gedrag’ stellen de auteurs: “volgens de WRR is niet zozeer de verwaarlozing van waarden en normen het probleem, maar het feit dat een groot en groeiend aantal personen in hun gedragingen niet meer leven naar de waarden die ze zeggen aan te houden en na te streven“ (WRR 2003, p. 45). Hedendaagse burgers (h)erkennen de regels wel, maar ze voelen zich niet verantwoordelijk voor een consistente naleving ervan. Idealitair zou je willen dat we elkaar op normoverschrijdend gedrag kunnen aanspreken. Maar hoe lastig dit is werd me recent weer duidelijk toen ik onderweg naar Gent was. Ik zat me te verbijten omdat iemand naar heel harde techno zat te luisteren. Hoe kon ik haar er op aanspreken: zeggen dat ik er last van had; zeggen dat ik het niet erg vind dat ze naar muziek luistert, maar dat techno toch geen muziek is; of juist zeggen dat het heel slecht
voor haar gehoor is, waarmee ze niet alleen zichzelf benadeelt, maar ons als samenleving ook op kosten jaagt?
8: Geluidsoverlast
Opeens moest ik denken aan een tekst van Bas van Stokkom die ik net gelezen had. Daarin stelt hij de vraag: “hoe komt het dat het elkaar aanspreken op gedrag zo vaak als ‘lastig vallen’ en ‘bemoeizucht’ wordt geïnterpreteerd?” (Van Stokkom, 2011, p. 28). Dit heeft volgens hem grote consequenties; consequenties die diezelfde mensen die niet lastig gevallen willen worden ook afwijzen, want zo vervolgt hij “wie elkaar aanspreken a priori als ‘lastig vallen’ afwijst, ontzegt burgers in feite de mogelijkheid om corrigerend op te treden. (...) Het veroordeelt burgers eigenlijk tot afzijdigheid en in veel gevallen resteert
alleen de optie van inschakeling van het formele gezag (p. 29)”. Er is nog een andere optie en dat is dat we onze verantwoordelijkheid uitbesteden aan objecten. Een van de mooiste voorbeelden van hoe wij heel gemakkelijk ons eigen onvermogen om ons aan de norm te houden uitbesteden aan objecten, komt van Bruno Latour een Franse wetenschapssocioloog. We spreken af dat we 30 mogen, maar weten tegelijkertijd dat we ons er niet aan kunnen houden. Daarom besteden we ons normerend vermogen uit aan een vluchtheuvel. Deze maakt dat we ons gedragen zoals we afgesproken hebben.
En dit is ook waar nudging over gaat. Nudging speelt in op het irrationele, onbewuste, automatische gedrag van mensen. Door een situatie zo te organiseren dat mensen onbewust het goede doen, zouden we enorme persoonlijke, financiële en maatschappelijke winst kunnen behalen. Bijvoorbeeld via het urinoir.
10: De vlieg maakt dat mannen kunnen mikken - wat 70% in de schoonmaakkosten scheelt
9: normerende objecten
Wat zegt dit allemaal over zelfredzaamheid, dit mooie ideaal waarmee we naar de samenleving, maar ook naar onszelf kijken. We verwachten veel van onszelf. In een tijd van transitie, waarin we onderweg zijn naar iets nieuws, iets onbekends, nemen we langzaam afscheid van wat lange tijd normaal was. We weten niet zo goed wat we kunnen
verwachten en dat maakt onzeker. We zien mooie vergezichten, maar hoe aanlokkelijk de beelden, we zien ook hoe het allemaal mis kan gaan. En tja, hoe moet je jezelf straks gaan gedragen als ambtenaar? Wat, als we als burgers inderdaad steeds meer zelfredzaam worden? Zijn jullie dan bezig om jezelf overbodig te maken? Deze hulpverlenersdroom zal ook hier precies dat blijken, een droom. Want zelfredzaamheid, dat doe je nu juist niet alleen, zoals Abraham de Swaan 30 jaar geleden al schreef: ”Niemand kan voor zichzelf zorgen. Wat mensen kunnen is zorgen dat anderen voor hen zorgen.” Wat we in deze tijden, waarin we een nieuw ideaal formuleren maar ook nog niet weten waar het naar toe gaat, zullen moeten doen, is uitzoeken hoe we voor elkaar kunnen zorgen. Dat moeten we in de samenleving, maar ook op het werk. Als zelfredzaamheid de norm is, dan zullen we moeten uitzoeken wat we dan van de ander mogen verwachten. Want zoals Pieter Hilhorst – die ook wel spreekt van samenredzaamheid – een aantal jaar geleden, wat mij betreft terecht, schreef: “ De keuze is niet mensen in de watten leggen of zelfredzaamheid eisen, maar investeren in sociale veerkracht. In het vermogen van sociale netwerken om
tegenslagen op te vangen.” (Hilhorst, 2011). Maar het vraagt nog wel de nodige verbeelding om dit ook in de praktijk te brengen. Ik wens jullie daarin een prettige zoektocht!
Literatuur Heijne, R. (2007) Autonomie: een uitdaging voor het hedendaags humanisme, in Ester Wit e.a. (red.) De autonome men. Nieuwe visies op gemeenschappelijkheid, SUN, Nijmegen Hilhorst, P. (2011) Sociale Veerkracht als vangnet, Wiarda Beckman Stichting, http://www.wbs.nl/opinie/forum/1050/social e-veerkracht-als-vangnet (geopend op 17 april 2014) Mengham, R. e.a (2006) Marc Quinn. Recent werk, NAI Publishers/Groninger Museum, Rotterdam/Groningen Serres, M. (2013) “Ik wil een leraar zijn”, Filosofie Magazine, jaargang 21, no. 2 Stokkom, B. van (2011) Revitalisering van informeel gezag: gezag en vrijheid verzoend, Algemeen Nederlands Tijdschrift voor Wijsbegeerte, 103 (1), pp: 21-34.