Adri Ruis, voorzitter Branchegroep Verzekeringsmaatschappijen
Financial accounting:
De rol van de financial in het Solvency II-tijdperk Impressie van een seminar
Wat is de grootste uitdaging voor professionals in de financiële sector? De Branchegroep Verzekeringsmaatschappijen binnen het Controllers Instituut (CI) vroeg het aan RA’s en RC’s. Met stip op één eindigde: Solvency II. Hoe ziet de rol van de financial er uit in het Solvency II-tijdperk? Tijdens een seminar op 16 juni jl. werden de grootste uitdagingen aanschouwelijk gepresenteerd.
8
MCA: augustus 2010, nummer 4
Lyda Westerink: Adri Ruis, voorzitter van de Branchegroep Verzekeringsmaatschappijen van het CI, loopt zich voorafgaand aan het seminar enthousiast warm in de presentatieruimte en de koffiehal van het Eureko Conference Centre in Zeist: ‘Er zijn 300 aanmeldingen, dan kun je toch wel zeggen dat het leeft. Eind 2012 moeten organisaties gewoon klaar zijn voor Solvency II, er is dus ook wel een redelijke urgentie.’ De Branchegroep Verzekeringsmaatschappijen van het CI bestaat uit afgevaardigden van Achmea, Aegon, ASR, Generali, Menzis, Milliman, Nationale Nederlanden, PA Consulting Group en SNS REAAL. Ruis is tevreden over het rappe tempo waarmee de Branchegroep het seminar en de opleiding, die in het najaar plaatsvindt, heeft kunnen realiseren: ‘De verzekeringsmaatschappijen werken heel goed samen, dan kun je ook snel iets voor elkaar krijgen. Wel opvallend, die samenwerking. Als ik dat vergelijk met de tijd dat ik CFO was bij Schuitema: toen gingen we echt niet kijken hoe concurrenten IFRS zouden gaan invoeren.’ Gedurende het seminar krijgen deelnemers wél een kijkje in elkaars keuken. De RA’s, RC’s en actuarissen moeten dat ook verwacht hebben toen zij de namen van de sprekers op het programma zagen staan: naast De Nederlandsche Bank zijn de maatschappijen Aegon, Nationale Nederlanden, SNS Reaal en Delta Lloyd vertegenwoordigd. En Eureko was niet alleen gastheer, maar Lead Content Manager Solvency II bij Eureko, Mathieu Filippo, beet bovendien als spreker het spits af. ‘Financial is jongleur die alle ballen in de lucht houdt’
Filippo zei het maar meteen, nadat hij van dagvoorzitter Laurens Roodbol het woord gekregen had: ‘Ik kan niet in twintig minuten zeggen wat Solvency II is.’ Er valt natuurlijk ook wel iets meer over te zeggen dan dat Solvency II tot doel heeft polishouders te beschermen tegen insolvabiliteit van verzekeringsmaatschappijen en dat deze organisaties daarom verplicht zijn om aan een minimum kapitaalseis te voldoen. Dat mag bij de doelgroep van vanmiddag genoegzaam bekend worden verondersteld, ook al staan, stelt Filippo, ‘de meeste accountants en controllers tot nu toe nog wel aan de zijlijn’. De drie pilaren van het Solvency IIhuis – kwantitatieve eisen, governance en interne
‘Wie financiert de grotere kapitaalsvraag bij banken?’ organisatie en publieke openheid – dienen alle drie goed ingevuld te worden en vooral: een relatie met elkáár te hebben, benadrukt hij. En daarin heeft de financial een belangrijke rol: ‘Hij is een jongleur, die alle ballen in de lucht moet houden. Solvency II vraagt om rapportage richting bestuur en richting publiek. IFRS 4 fase II komt er aan. Wat is nu straks leidend: Solvency II of onze jaarrekening? En als er verschillen zijn, moeten wij die begrijpen én het kunnen uitleggen. Want polishouders en investeerders vragen zich af: wat is nu waar?’ Het model of de formule, daar zijn goede professionals voor, volgens Filippo, de financial hoeft geen wiskundige te worden, zeg maar. Maar het is voor accountants en controllers zeker van belang om kennis en begrip te hebben van alle processen binnen Solvency II. ‘Het is de rol van de accountant om kritische vragen te stellen, niet om het model waarheid te laten zijn.’
ORSA: het hart van Solvency II
Het ‘hart’ van Solvency II – en dat bevestigen gedurende de middag eigenlijk alle sprekers – is de ORSA, de Own Risk and Solvency Assessment. Dit assessment brengt alle risico’s in kaart en projecteert dit naar de toekomst: is er over vijf jaar ook nog voldoende kapitaal? Véronique Hijl, senior beleidsmedewerker Accountancy Organisatie en Integriteit bij De Nederlandsche Bank, bevestigt in haar verhaal de stelling van Filippo dat de ORSA sterk gerelateerd moet zijn met de business. ‘De ORSA is een proces waarbij het proces even belangrijk is als de uitkomst, vinden wij als DNB’, zegt Hijl. ‘De uitkomst is je eigen kapitaalsbehoefte. En daarvoor moet je langer kijken dan een jaar. Het bestuur moet de resultaten van de ORSA gebruiken in de aansturing van de business.’ Juist in het ORSA-proces komen alle disciplines samen, merkt Hijl op: ‘En multidisciplinaire samenwerking is essentieel voor een gouden toekomst onder Solvency II.’ Ze begon haar verhaal met duidelijk te maken dat de deelnemers van haar geen recept moesten verwachten: ‘Solvency II is principle based, dus daar past dat ook niet bij. De Richtlijn zegt ook niet hóe je het moet organiseren, maar wel welke functies je moet hebben.’ De vier keyfuncties zijn: risk management (risico’s meten, monitoren, beheersen),
MCA: augustus 2010, nummer 4
9
internal audit (toetsen van onder meer de governance), compliance (adviezen over wet- en regelgeving richting bestuur) en de actuaris. Die laatste krijgt, stelt Hijl, een expliciete rol in Solvency II: ‘Veel explicieter dan in de Wet op het financieel toezicht (Wft). Denk naast de coördinatie van het vaststellen van de technische voorziening bijvoorbeeld ook aan de beoordeling van datakwaliteit.’ Waar is de financial in dit verhaal gebleven? In elke pilaar speelt de financial zijn rol, demonstreert Hijl: ‘In de eerste pilaar is balanswaardering heel belangrijk. Het berekenen van de kapitaalseis start immers bij de balans: activa, passiva, wat is het beschikbaar eigen vermogen. Solvency II is risicogeoriënteerd: meer risico betekent hogere kapitaalseisen.’ Hijl merkt op dat de Solvency II-balans anders is dan de IFRS-balans: ‘De Richtlijn zegt dat je op economische gronden moet waarderen. Ik wacht met smart op IFRS 4 fase II. Als je niet oppast, kom je met de Solvency II-balans en de jaarrekening op een tweesporig systeem. De verschillen moeten transparant zijn: we moeten het wel uitleggen en ook de buitenwereld moet het snappen.’ De tweede pilaar is de pilaar van het ORSA-proces, waar al die disciplines, zoals eerder gezegd, dus moeten samenkomen voor die ‘gouden toekomst onder Solvency II’. De derde pilaar: de externe rapportages. ‘Deze zijn verplicht onder Solvency II, kwalitatief én kwantitatief, dus je bent er niet met alleen een mooi verhaal’, aldus Hijl. ‘Het verschil met Solvency I is dat je actief een rapport met deze informatie moet publiceren, in elk geval jaarlijks. Maar je moet ook verplichte updates geven, bijvoorbeeld als je significant onder je SCR (Solvency Capital Requirement) duikt en niet tijdig een goed herstelplan hebt.’
De paradox van Solvency II
In Solvency II staat de informatievoorziening aan stakeholders centraal. Edgar Koning, CFO bij AEGON Nederland, laat in zijn presentatie zien
‘Het wordt echt allemaal een stuk ingewikkelder’ 10
MCA: augustus 2010, nummer 4
dat het de financials zijn die stakeholders voor verschillende doeleinden van informatie voorzien: de business voor ondersteuning, het management voor strategie en beleid, de aandeelhouders voor performanceverantwoording, de toezichthouder voor maatschappelijke verantwoording en rating agencies voor performancevergelijking en scoring. Solvency II heeft effecten op productontwikkeling en pricing, aantrekkelijkheid van markten, optimalisatie, kapitaalbehoefte, toezicht, economische performance en het risicoprofiel. Wat zijn de gevolgen hiervan voor de financials? Er ontstaat een grotere afhankelijkheid van modellen. Bovendien, vervolgt Koning, zijn modelinput en -proces bepalend voor de kwaliteit van de output: ‘Dat stelt dus eisen aan de kwaliteit van je data, aan de controleerbaarheid en vraagt om functiescheiding.’ Dit noemt Koning ‘de paradox van Solvency II’: ‘Enerzijds is er behoefte aan specialisatie en functiescheiding bij data, modellen en validatie, anderzijds is er behoefte aan integratie, bijvoorbeeld bij risicomanagement.’ Deze paradox noopt dus tot – daar is ze weer – multidisciplinaire samenwerking. ‘We gaan van traditionele functionele kolommen naar multidisciplinaire teams, multidisciplinair in alle sectoren, waarbij inhoud en proces beide essentieel zijn’, stelt Koning. Specialisatie is nodig, in die disciplinaire teams, want ‘het wordt echt allemaal een stuk ingewikkelder’: ‘Niet ieder teamlid hoeft het onderliggende model te kennen, maar iedereen moet de uitkomsten ervan begrijpen.’ Het gaat er eigenlijk vooral om dat financials ‘snappen waar het om gaat bij Solvency II, zodat ze waardevolle adviezen kunnen geven’: ‘Solvency II gaat nog verder dan IFRS: modellen maken gevoeligheden zichtbaar. Als financiële professional moet je deze gevoeligheden kennen. Ze zullen een steeds belangrijker stuurgegeven worden.’ Ook vooruitkijken wordt steeds belangrijker: ‘Voor de accountant geldt dus dat verklaren achteraf verschuift naar voorspellen. Dat is al aan het veranderen onder IFRS en wordt onder Solvency II nog sterker. Primaire vraag aan de accountant is: hoe breng je nieuwe dynamische informatie zinvol in verband met statische gegevens?’ Wat verandert er voor de andere financials: de actuaris, de controller en de riskmanager? ‘De actuaris heeft een spilfunctie’, aldus Koning, ‘Kennis over modellen blijft immers belangrijk. Het wordt allemaal veel explicieter omdat de modellen zicht-
‘Leer als financial de taal van Solvency II spreken’ baar worden voor iedereen. Primaire vragen aan de actuaris zijn: Welke uitgangspunten gebruik je en waarom? Hoe stel je vast dat deze kloppen? Welke parameters kun je beïnvloeden en met welk effect?’ Voor de controller geldt dat de dynamiek en complexiteit van de planning- en controlcyclus toenemen: ‘Hoe zorg je ervoor dat businessbeslissingen worden genomen op grond van goed verankerde marktwaarde-uitgangspunten? Aan welke knoppen kan de business in de marktwaardewereld draaien? Hoe leg je de verbinding tussen operationele aansturing en kennis van en inzicht in operationele risico’s? Dat zijn de vragen waarop de controller zich moet bezinnen. De riskmanager buigt zich over kwesties als: wat zijn de grootste risico’s die zich met een bepaalde kans kunnen voordoen? Welke risico’s wil je nemen en hoe mitigeer je die risico’s? Welke producten of markten leveren het beste rendement tegen het laagste kapitaalbeslag?’ Financials hebben de lead bij de implementatie van Solvency II, stelt Koning: ‘Leer dus als financial de taal van Solvency II spreken.’
‘Kredietcrisis geeft Pavlov-reacties’
De laatste spreker voor de pauze is Ger Vrancken, CFO bij Nationale Nederlanden. De uitgangspunten van Solvency II zijn: polishouderbescherming (‘dat is primair het doel’), principle-based, omvat alle risico’s en heeft een integrale balance-sheetaanpak, de marktwaardebenadering ontmoedigt gokken op toekomstige onzekere opbrengsten (‘spread business’) en de kapitaalvereisten worden berekend door one-year value at risk. Vrancken trekt de vergelijking met Basel II: ‘Basel II kent juist een geïsoleerde risicoaanpak per risicocategorie, waar Solvency II een integrale balance-sheetaanpak voor alle risico’s heeft. Solvency II is meer principle based, waar Basel II vooral rule based is. Solvency II gaat uit van een marktwaardebalans, terwijl Basel II een meer accounting based balance sheet kent. Solvencykapitaalvereisten worden berekend door one-year value at risk. Basel II daarentegen gebruikt fundamenteel verschillende uitgangspunten.’ De kredietcrisis heeft uiteraard de nodige gevolgen voor de regelgeving: voor banken geldt dat Basel III er aan komt, waardoor zij ‘significant meer kapitaal moeten gaan aanhouden’. Solvency II eist mogelijk van verzekeringsmaatschappijen dat zij de kapitaalseisen opschroeven. ‘De gevolgen hiervan worden merkbaar in de pricing: hogere kapitaalsvereisten leiden tot duurdere producten’, aldus
Vrancken. Hij vindt dat gedurende deze crisis nogal wat Pavlov-reacties ontstaan zijn: ‘Geef verzekeringsmaatschappijen de kans om even te herstellen, zou ik zeggen.’ Maar goed, de Solvency II-trein rijdt en eind 2012 moet men er gewoon klaar voor zijn. Vrancken staat daarom ook nog even stil bij de veranderingen die dit met zich meebrengt voor de controller en voor de actuaris. ‘De controller moet zich gaan verdiepen in modellen en deze begrijpen. Hij moet de vertaalslag naar de business maken en de regie gaan voeren in het rapportageproces. De actuaris moet zich verdiepen in de financiële processen en de vertaalslag richting finance maken.’ De sprekers zijn het eens, dat is duidelijk. Over rollen en hoe die veranderen, is inmiddels voldoende gezegd om mee aan de slag te gaan. Voor de pauze gooit Vrancken nog graag even een macro-economische knuppel in het hoederhok: ‘Er zal een grotere kapitaalsvraag bij banken en verzekeraars ontstaan. Wie financiert dat?’
Solvency II-principes doorvertalen naar de business
Na de pauze begint Dick Okhuijsen, lid van de Raad van Bestuur van SNS Reaal, met de vraag waar nou de toegevoegde waarde van Solvency II zit. Hij stelt dat deze aan de businesskant zit. ‘De technische implementatie van Solvency II levert belangrijke verbeteringen op’, stelt Okhuijsen. ‘Maar is pas het begin. De grote winst wordt behaald bij het inbedden van Solvency II in de business.’ Uit Basel II kunnen lessen getrokken worden: ‘In plaats van denken vanuit omzet, zou je moeten denken vanuit klantwaarde. Klantwaardesturing vereist doorvertaling door de hele organisatie.’ Dus niet ‘up hill-skiën’, zoals Okhuijsen dat noemt en starten bij de financiële afdeling: ‘Maar juist starten aan de andere kant: wat betekent dit voor de klantwaarde? Het gaat daarbij vooral om de richting: op het moment dat de klantwaarde dezelfde kant opwijst als Solvency II, kun je dáár op sturen.’ Hoe kom je aan die voorkant? ‘De implementatie van Solvency II ligt uiteraard bij techneuten, zij zijn in de lead. Maar in de loop van het jaar moeten zij het stokje doorgeven aan de business. Je behaalt echt de grootste winst door de principes van Solvency II door te vertalen naar de héle business. Dit leidt tot een duurzaam en robuust businessmodel en optimale waardecreatie.’
MCA: augustus 2010, nummer 4
11
De sprekers tijdens de plenaire discussie. V.l.n.r.: Ger Vrancken, Véronique Hijl, Edgar Koning, Dick Okhuijsen, Mathieu Filippo en Theo Berg
‘Skill set financials moet echt veranderen’
Theo Berg, directeur Groep Actuariaat en Risk Management bij Delta Lloyd, sluit de rij sprekers en pakt, in ieder geval qua gezonde discussieprikkels, lekker uit. Het getuigt van moed om in dit gezelschap doodleuk de vraag op tafel te leggen: ‘Zijn actuarissen de controllers van de toekomst?’ Om uiteindelijk natuurlijk te constateren dat in de – al veel genoemde – interdisciplinaire aanpak die Solvency II vereist de controller de proceseigenaar is, de actuaris de inhoudsdeskundige is en dat de accountant de kwaliteitsbewaking en verificatie voor z’n rekening neemt. ‘We kunnen niet zonder elkaar’, prijkt aan het eind in grote letters op zijn presentatie. Zijn retorische vraag ‘waarom we Solvency II eigenlijk nodig hebben’, is toch ook nog wel een aardige. ‘Waarom konden we dat zélf niet?’, vraagt Berg zich af. ‘Waarom moest een regulator ons weer dwingen om dingen te veranderen?’ Hij geeft direct aan dat Solvency II niet de reden is om te veranderen: ‘De wereld was altijd al volatiel, maar de verslaglegging zoals die werd toegepast door verzekeraars heeft dit nooit weergegeven. Solvency II schept in ieder geval een consistent kader voor verzekeraars.’ De ‘skill set’ van de financials moet echt veranderen, daarin sluit hij naadloos aan bij de voorgaande sprekers. Kapitaalplanning op basis van verschillende scenario’s, stresstesting, risicobudgettering, attributieplanning, risico- en opbrengstmeting: in de Solvency II-wereld zitten dus echt níeuwe onderdelen in de planning- en controlcyclus. Maar uiteraard dient de financial ook inzicht in bijvoorbeeld ‘het glazen bolproces’ te hebben, zich bewust te zijn van de betrekkelijkheid van modellen. Ook komt er eenzelfde dataset voor
12
MCA: augustus 2010, nummer 4
alle financiële rapportages en worden datacontroles breder. ‘We kunnen niet zonder elkaar’, het is absoluut geen open deur.
Verdiepen van kennis en competenties
Als er één ding is waar de deelnemers na afloop van doordrongen zijn – voor zover ze dat al niet waren, ze kwamen immers niet voor niks naar het seminar – dan is het dat je als financial nu echt moet zorgen dat je voldoende van de Solvency II-materie gaat afweten. Dit seminar was, zoals dagvoorzitter Roodbol het uitdrukte, een ‘opwarmertje’: in het najaar start een opleiding van zes modules, verspreid over een half jaar, waar financials hun kennis en competenties op het gebied van Solvency II kunnen verdiepen. Docenten zijn hoogleraren, praktijkmensen van verzekeringsmaatschappijen die betrokken zijn bij Solvency II, functionarissen van DNB en professionals van grote accountantsorganisaties. De opleiding wordt georganiseerd door CI-VERA. Tijdens de afsluitende paneldiscussie werd al duidelijk waar het in die bijeenkomsten ongetwijfeld óók over zal gaan. Er rezen tenminste vragen als: ‘Misschien kunnen kleine verzekeringsmaatschappijen niet overleven onder Solvency II: werkt Solvency II geen schaalvergroting in de hand?’ ‘Zijn grote maatschappijen niet in concurrerend voordeel doordat de buitenwereld voor hen er anders uitziet dan voor kleine maatschappijen?’ ‘Zal Solvency II ondernemers nu meer ondernemend of juist risicomijdend maken?’ ‘Is de verzekeringsbusiness straks voor aandeelhouders nog wel interessant?’ ‘Meer kapitaal, minder risico, duurder voor de klant?’ In elk geval zal dat stof zijn voor in de pauzes, net als het dat was voor bij de borrel na afloop van een geslaagd seminar.