Ward Martein 1ste lic. Japanologie
Werkstuk in opdracht van docent Hans Coppens in het kader van het vak : ‘Populaire Cultuur van Japan.’
1
Ward Martein 1ste lic. Japanologie Inhoud Inleiding .............................................................................................................................. 3 Auteurs ................................................................................................................................ 4 梶原一騎..................................................................................................................... 4 千葉鉄也..................................................................................................................... 4 Perspectief ........................................................................................................................... 5 Manga als platform der satire.......................................................................................... 5 Tijdsgeest ........................................................................................................................ 6 Spoiler ................................................................................................................................. 7 The legend of success.......................................................................................................... 8 Afsluiter............................................................................................................................... 9 Literatuur........................................................................................................................... 10
2
Ward Martein 1ste lic. Japanologie Inleiding In dit werkstukje dat ontstaan is in het kader van het vak ‘Populaire cultuur van Japan’ zou ik de lezer, in zoverre dat nog nodig is, bekend willen maken met de mangaklassieker ‘ashita no Jō’. Het werk van Chiba Tetsuya en Kajiwara Ikki dat ik hier in beperkte mate zal toelichten is een aangenaam vertier en weerspiegelt de geest van een generatie zoals het een klassieker betaamt. Door een korte beschrijving van de tijdsgeest en enkele historische feiten over het fenomeen manga, voorafgegaan door de voorstelling van de auteurs, zal ik de populariteit van het verhaal pogen aan te tonen en trachten te verduidelijken. In de beknopte samenvatting van de eerste ‘aflevering’ zal ik een tipje van de sluier lichten waaronder het verhaal schuilt zodoende een eerste kennismaking met enkele hoofdfiguren mogelijk te maken en het succesverhaal dat door menig Japanse moeder als oorzaak van de rebelsheid van het nageslacht aanschouwd werd als het ware te propageren.
3
Ward Martein 1ste lic. Japanologie Auteurs
梶原一騎 Kajiwara Ikki (梶原一騎), scenarist, ook bekend onder het pseudoniem Takamori Asao (高森朝雄) was van Koreaanse origine en geboren op 4 september 1936, gestorven op 21 januari 1987. Hij schreef een aantal werken, die geïnverteerde ontwikkelingsromans genoemd kunnen worden, over sociaal zwakke jongeren die sportberoemdheden willen worden, hiervoor een kuur van afmattende trainingen ondergaan en op een ramp uitdraaien. Voorbeelden hiervan zijn ‘Tiger Mask’, kyojin no hoshi (巨人の星) en uiteraard あした のジョー.
千葉鉄也 Chiba Tetsuya (千葉鉄也), tekenaar, geboren in Tokio op 11 januari 1939 Chiba Tetsuya leefde in zijn kindertijd in het door Japan geannexeerde Mantsjoerije als een van de vier zoons van een arbeider in een papierfabriek. Bij de terugtrekking van Japan uit China zag de familie zich door omstandigheden genoodzaakt om te schuilen bij een Chinese collega van de vader. De kinderen mochten gedurende dat half jaar niet buiten spelen omwille van het anti-Japanse klimaat aldaar en dus het gevaar ontdekt te worden. Om de tijd te doden stelde Tetsuya’s moeder voor dat hij een geïllustreerd verhaal schreef voor zijn jongere broertjes, waar ze uiteindelijk veel plezier in hadden. In 1956 toen hij op de middelbare school zat, schreef hij "Fukushū no Semushiotoko" voor een uitgever die kashihon/kashibon (貸し本) ‘leenboeken’ produceerde en kreeg daar 12315 yen voor. Twee jaar later kwam hij op de proppen met zijn professioneel debuut “Butōkai no Shōjo”. Hij tekende zowel Shōjo- als Shōnen-manga. Zijn grootste succes is weliswaar ‘ashita no Jō’ (あしたのジョー), het verhaal dat de wereld rond gegaan is onder de namen “Tomorrow’s Joe”, “Rocky Joe”, “Legend of success Joe”.
4
Ward Martein 1ste lic. Japanologie Perspectief Alvorens de carrière van Yabuki Jō (矢吹丈), de hoofdfiguur in het verhaal, te bespreken zou ik eerst een schets willen maken van enkele historische factoren ter illustratie van een achtergrond die niet louter als bladvulling dient, maar mogelijkheden biedt tot een bredere interpretatie. Manga als platform der satire Een van de belangrijkste karakteristieken van de manga doorheen haar lange geschiedenis is de satire. De satire op gezag was het meest dynamisch tijdens ‘de beweging voor vrijheid en burgerrechten’ aan het einde van de Tokugawa-periode ofte het begin van de Meiji-periode. In 1862 brengt Charles Wirgman, correspondent van The Illustrated London News en cartoonist, The Japan Punch tot leven in Yokohama. Hierin bracht hij verslag van belangrijke historische gebeurtenissen in die tijd en bood zodoende een samengaan van vermaak en inzichtelijke perspectieven met betrekking tot het leven van de buitenlander in Yokohama. Ook introduceerde hij de tekstballonnetjes. In die tijd refereerde de term Ponchi (van ‘punch’) naar wat we vandaag manga noemen. Manga begon zo de politiek te beïnvloeden. Bijvoorbeeld werd een Japanse imitatie van The Japan punch, Eshimbun nihonchi, gepubliceerd in 1874 en in 1875 vaardigde de overheid de Zanbōritsu en de Shimbunshi Jōrei, respectievelijk de ‘laster-wet’ en de ‘wet op de pers’ uit ter censuur. Wat niet openbaar geuit mocht worden, kon wel nog uitgedrukt worden in tekeningen. De Maru Maru Chimbun, gepubliceerd door Nomura Fumio in 1877, richtte zich tot het volk en bekritiseerde meer dan enkel de regering die tevergeefs poogde Nomura te onderdrukken. De verkoop van het blad steeg en was een enorme stimulans voor de beweging voor vrijheid en burgerrechten. Later, in 1887, werd het humoristisch magazine Tobae gepubliceerd door George Bigot, ook in Yokohama. Gedurende drie jaar verscheen het tweemaal maandelijks en bespotte de Japanse overheid en maatschappij. Dit was mogelijk door de extraterritorialiteit die de inwoners van het gebied genoten1. Aangezien de geschiedenis van Manga dus niet volledig losgekoppeld kan worden van het reilen en zeilen in de politieke wereld volgt er een beknopte beschrijving van de socio-politieke tijdsgeest waarin de auteurs van ‘ashita no jō’ zich genoodzaakt zagen te vertoeven en dit werk creëerden.
1
Itō, Kinko
5
Ward Martein 1ste lic. Japanologie Tijdsgeest De periode vanaf de onafhankelijkheid tot aan de jaren zeventig was alles behalve een rustige tijd waarin de sociale beweging als enorm actief beschouwd kan worden. Onder het beleid van premier Kishi Nobosuke (1957-1960) waren protestacties zeer frequent en van allerlei aard. Tussen 1957 en 1959 werden confrontaties tussen de overheid en de burger voornamelijk gedreven door onderwijskwesties2, maar waren klein bier in vergelijking met de oproer die de herziening van het veiligheidsverdrag van ’51 in 1960 veroorzaakte. Japan stond al enkele weken in rep en roer, arbeiders hielden massale proteststakingen en overal te lande stroomden honderdduizenden betogers de straat op. Marius Jansen (in Op zoek naar het nieuwe Japan: De Japanse Politiek na 1945.): “de gebeurtenissen van 1960 reflecteren de vrees voor een herleving van militarisme en oorlog, de onderdrukking van andersdenkenden en de terugkeer van het rechtse terrorisme.” Onder het premierschap van Ikeda Hayato werd de bevolking in een permanente staat van politiek infantilisme gehouden en het aangebroken decennium was weliswaar nog woeliger. De schaduwkanten van het succes van het economisch herstel, met name ontvolking van het platteland, overbevolkte steden, milieuvervuiling, sociale spanningen en terrorisme zagen het licht en het besef groeide dat de economische superstaat ten koste ging van de burger. Tegen het eind van de 60er jaren stak er dan ook een belangrijke beweging op die volledig losstond van de georganiseerde politiek. Deze ondernam de eerste grote aanval op het samenspel van bureaucratie, politiek en bedrijfsleven. Het protest steunde op drie pijlers: de eerste naoorlogse generatie volwassenen, leraren en huisvrouwen. Eerder werd het protest vooral getrokken door o.a. vakbonden, landbouwers, studenten en Koreanen3. Daarenboven zijn in de periode tussen 1967 en 1970 talloze miljoenen Japanners opgestapt in demonstraties tegen de oorlog in Vietnam en voor de teruggave van Okinawa. De dynamische aard der gebeurtenissen en ook de perspectieven die het jaar 1968 boden4, hebben zonder twijfel het ontstaan en de populariteit van Jō in zekere mate beïnvloed.
2
Sugimoto, Yoshio Vanoverbeke, Dimitri 4 Hamada, Koichi 3
6
Ward Martein 1ste lic. Japanologie Spoiler Het verhaal begint in de sloppenwijken van Tokio alwaar een jongeling de straten verkent. Wanneer hij struikelt over een dakloze die zijn roes lijkt uit te slapen krijgen we een eerste kennismaking met het vurige karakter dat in hem schuilt. Onder het oog van de nieuwsgierige medemens, belust op sensatie, krijgt de brutale energie van de jongen de oude man in haar greep. Gefascineerd probeert hij hem te overtuigen om een professioneel bokser van hem te laten maken. De jongen wil hier echter niets van weten en maakt dat ook duidelijk. Een aantal straatkinderen laat het bij gebrek aan beter vertier niet bij dit incident en volgen de brutale knaap om hem vervolgens te omsingelen. Ook de oude man is weer van de partij en mag wederom getuige zijn van een staaltje onbevreesde, vurige impulsiviteit die zijn vastberadenheid consolideert om zijn schouders onder de jongen te zetten met als doel hem later op zijn schouders te kunnen dragen en er uiteraard ook een beetje op te staan. Ook de rakkers zijn geslagen door bewondering. Meteen zijn dan ook de twee hoofdpersonages bekend, de jonge knaap, die zich later zal profileren als Yabuki Jō en de oude aan lager wal geraakte bokscoach, genaamd Tange Danpei (丹下段平). Als de beiden zich uiteindelijk door omstandigheden gezamenlijk in de cel bevinden, lijkt de man op leeftijd zijn droom aan Jō (letterlijk) verkocht te krijgen maar op veel enthousiasme kan hij niet rekenen. De jongen gaat bij hem in de leer en ze trainen samen aan de brug waaronder ze een woning geïmproviseerd hebben. De sterke gedrevenheid van Danpei om zijn droom te verwezenlijken staat in schrille tegenstelling met het brutale nihilisme dat de uiterst assertieve jongeman lijkt te sieren. Hij heeft het drinken de rug toe gekeerd en als het ware een arbeidersfunctie in de lokale fabriek aangenomen alwaar hij dagen en nachten zwoegt om het nodige geld bijeen te sprokkelen voor een nieuwe trainingszaal en voor het onderhoud van de jongen die zelfstandig zou trainen. Ontdaan van haar masker profileert het geloof zich al vrij snel als naïviteit als blijkt dat zijn protégé de rakkers van weleer zich toegetrokken heeft en de wijk gedurende enkele dagen op stelten heeft gezet met bandietenstreken. Uiteindelijk verkeert de 15-jarige wees wedermaal in het eenzame gezelschap van de tralies en de blauwe vrienden. Danpei gelooft echter nog steeds in zijn droom en voorziet de nonchalante Jō van een training per briefwisseling, die aanvankelijk op weinig reactie kan rekenen, maar naarmate de verveling toeslaat begint de jongen eraan en is aangenaam verrast wanneer hij merkt dat zijn slagen, door de techniek, de lucht doen scheuren...
7
Ward Martein 1ste lic. Japanologie The legend of succes Op 17 maart 1959 lanceerde de uitgeverij Kōdansha (講談社) het eerste wekelijkse Strip Magazine genaamd shūkan shōnen magajin (週刊少年マガジン). Kenmerkend voor de jaren ‘60 was ook dat manga door twee personen geproduceerd werden, één die instaat voor het verhaal, de ander voor de tekeningen. Het is mede daardoor dat de tijdschriften op wekelijkse basis uitgegeven konden worden.5 Op 15 december 1967 maakte Yabuki Jō in shūkan shōnen magajin zijn debuut en verscheen tot in de uitgave van 13 mei 1973. Van 1 april 1970 tot 29 september 1971 verscheen de geanimeerde versie in 79 afleveringen iedere woensdagavond van 19 tot 19 uur 30 op Fuji-TV. De tweede reeks verscheen van 13 oktober 1980 tot 31 augustus 1981 wekelijks op maandag van 19 tot 19 uur 30 op Nihon TV en telde 47 afleveringen. Een ‘live action’ film was al eerder in 1970 uitgekomen en in 1971 werd hij zelfs ten tonele gevoerd. De bioscoop was klaar voor de eerste geanimeerde langspeelfilm op 8 maart 1980 en het vervolg kwam eraan op 18 juli 1981. Tussen 1998 en 2003 zijn er niet minder dan 7 computerspellen op de markt gebracht. Maar aangezien de wind der verandering zelden voor lange tijd gaat liggen en ook een publiek niet ongeraakt laat moest de jongeman aan slagkracht indienen en zou nooit de impact van in de beginjaren evenaren. Getuigen van de populariteit die de jonge assertieveling genoot en de invloed die hij uitoefende zijn ongetwijfeld het yodogō haijakku jiken (よど号ハイジャック事件) en de begrafenis van Rikiishi Tōru (力石徹). Rikiishi is de grootste rivaal van Jō die onverwacht in de boksring sterft. Nadat de editie waarin dit voorvalt door de lezer verteerd is, wordt er voor de eerste en waarschijnlijk enige maal in de geschiedenis van Japan een heuse begrafenis georganiseerd voor een fictief persoon in maart 1970. Talloze fans kwamen af op de ceremonie in een boksring, geleid door een boeddhistische monnik. Dertig jaar later vond er zelfs nog een herdenkingsplechtigheid plaats ter ere van Rikiishi. Op 31 maart 1970 vond de allereerste vliegtuigkaping op Japanse “bodem” plaats. Negen leden van de Sekigunha (赤軍派), vrij vertaald het Rode Leger, een vereniging van communistische activisten, kaapten met succes een Boeing van het model 727 richting Noord-Korea. Ze informeerden de natie ook over het feit dat zij “de Jō van morgen” (ashita no Jō) waren, (「われわれは明日のジョーである」) daarmee wilden ze benadrukken dat ze tot het bittere einde zouden vechten voor hun idealen. 5
Itō, Kinko
8
Ward Martein 1ste lic. Japanologie Afsluiter De pit die ontegensprekelijk in het verhaal zit maakt het lezen ervan tot een aangename ervaring en de guitigheid van de personages maakt het op zijn minst de moeite waard deze klassieker ter hand te nemen en het verhaal te ondergaan. De beschrijving van het verhaal in dit werkje handelt enkel over de eerste episode omwille van het feit enkel deze gelezen te hebben. Hoewel er wel meer informatie te vinden is over het verdere verloop achtte ik het juist, voor mezelf als voor de toekomstige lezer, hier nog geen melding van te maken om het verhaal niet te ontkrachten. Het vermelden van de dood van Rikiishi, waarvoor mijn oprechte excuses, achtte ik noodzakelijk om de impact van de ‘punch’ te beschrijven.
9
Ward Martein 1ste lic. Japanologie Literatuur Emmerson, John K. ‘The Japanese Communist Party after Fifty Years’, Asian Survey, vol 12, nr. 7, 1972. Hamada, Koichi, ‘Japan 1968 : A Reflection Point During the Era of Economic Miracle’, center discussion paper nr. 764, Yale University, 1996. Itō, Kinko. ‘A History of Manga in the Context of Japanese Culture and Society’, The Journal of Popular Culture, vol. 38, nr.3, 2005. Powers, Richard, Hidetoshi Kato and Bruce Stronach (ed). 1989. Handbook of Japanese Popular Culture. Sugimoto Yoshio, ‘Quantitative Characteristics of Popular Disturbances in PostOccupation Japan (1952-1960)’, Journal of Asian Studies, vol 37, nr.2, 1978. Sharon, Kinsella. Oktober 2005. The Japan Society. The Nationalization of Manga (20/05/2006). Vanoverbeke, Dimitri en Edward Adriaensens. Op zoek naar het nieuwe Japan: De Japanse Politiek na 1945, Globe, 2004.p 68-76,121-127, 154-158 Wikipedia. 19/03/2003. あしたのジョー . (20/05/2006). Wikipedia. 12/05/2006. よど号ハイジャック事件. (20/05/2006). Wikipedia. 12/05/2006. Ashita No Joe. (20/05/2006). Wikipedia. 12/05/2006. Tetsuya Chiba. (20/05/2006).
10
Ward Martein 1ste lic. Japanologie
11