Helmy Evers
Waarover spraken zij?
Gestuurde taalcommunicatie met een zo hoog mogelijk rendement is enorm belangrijk voor taalzwakke kinderen en voor tweede taalleerders. Telkens als kinderen communiceren zijn ze bezig met spreken en luisteren, ze ontvangen en produceren woorden, hiervoor moeten kinderen de woorden opzoeken in hun hoofd (in het mentale taallexicon). De kinderen ontvangen, bedenken, ordenen en vatten samen. Door dit proces wat zich afspeelt tijdens het communiceren kunnen de woorden beter verankeren aan de andere woorden die al in hun bestaande taallexicon (woordenschat) zitten.
Op veel scholen worden woorden al aangeleerd volgens het viertaktmodel. Kinderen krijgen een van te voren geselecteerd rijtje woorden (met bijbehorende lidwoorden!) aangeboden door de docent. Hierna worden deze woorden ingeoefend en gecontroleerd via het lesmodel van de viertakt. Op zich is er niets mis met het viertaktmodel, echter er is gebleken dat de woorden zich beter in de woordenschat van het kind kunnen ‘inbedden’ door gebruik te maken van de vijfde fase; transfer.
Transfer
Transfer is de fase die toegepast wordt nadat de kinderen de woorden aangeleerd hebben via receptief (leerkracht vertelt de woorden) naar reproductief (kinderen herhalen de woorden d.m.v. oefeningen) en vervolgens naar steeds productiever (kinderen gebruiken zelf de woorden in spelletjes en lesoefeningen) taalgebruik. Nadat de leerkracht heeft gecontroleerd of de woorden goed begrepen zijn gaat zij over naar de fase waarin transfer plaats moet vinden. De kinderen passen de geleerde woorden zelf toe in vrije situaties. Tijdens deze werkvormen moeten de kinderen communiceren met elkaar. Ze moeten toetsen of ze de ander goed begrepen hebben, of ze zelf goed begrepen worden, andere woorden vinden om iets uit te leggen, kortom; “hun hersenen bereiken de toppen van hun taalproductie”. Deze vrije taalproductie vindt wel degelijk plaats in het kringgesprek, als een kind bijvoorbeeld vertelt over de gemaakte lesoefening. Het grote nadeel is echter dat één kind praat en er zevenentwintig ‘alleen maar’ luisteren. Dit kan productiever! Ik ben op zoek gegaan naar lesvormen waarbij je de woorden die je als leerkracht hebt aangeleerd ‘in het wild’ gebruikt kan laten worden. De noodzaak van ‘dit in het wild gebruiken’ is hoog. Want op het moment dat dit niet gebeurt dreigt een nieuw aangeleerd woord weg te zakken in de receptieve woordenschat. Immers, het dagelijks taalgebruik wordt automatisch herhaald (tijdens buitenspelen, in de klas en soms in een sportvereniging voor tweede taalleerders). Het cognitieve taalgebruik echter wordt door de kinderen
niet spontaan herhaald en gebruikt in hun dagelijkse beslommeringen. Werk aan de winkel dus, voor de leerkracht! Want vanaf groep 5 vallen tweede taalleerders en taalzwakke kinderen vaak uit in taal- en zaakvakken maar ook met rekenen op dit cognitieve taalgebied. Werk aan de winkel!
Hoe pak ik dat aan? Kost dit dan niet enorm veel extra tijd? Nee, het kost wat kopieerwerk, creativiteit en het kost wat tijd om je tevoren te verdiepen in de lesvormen van “Coöperatief leren” van dr. Spencer Kagan of de lesvormen die worden aangeboden via het boek “Contact!” van het HCO. Nog mooier zou het zijn als een school tijd en geld wil investeren in het project “Samenwerkend (taal)leren” zodat je het project in een doorgaande lijn met collega’s kunt gebruiken. Je verdient deze investering uiteindelijk terug omdat er veel minder gefrustreerde taalkinderen in je klas zitten. Immers, als je de lesstof al gelijk niet begrijpt kan dit erg demotiverend werken waardoor je op den duur met stille, onzekere, agressieve of rusteloze kinderen in je klas komt te zitten. Kinderen leren door deze lesvorm zelfstandig samen te werken. Na het aanleren van een aantal werkvormen is de manier van werken voor de kinderen bekend en kunnen ze zelfstandiger aan de slag! (Bij de kleuters bijvoorbeeld duurde de kring zelfs korter en werd de opdracht beter begrepen omdat alle kinderen door gestuurde communicatie hun opdracht met elkaar moesten bespreken.)
De ‘fout’ in de les “Goed voor je gebit”
Ik heb in groep 1/2 B van de Paul Krugerschool, een school in de binnenstad van Den Haag, een goede les gegeven over welke dingen goed zijn voor je gebit. De kinderen waren goed aan het werk geweest in de kring waarna ze zelfstandig eenzelfde soort werkblad in het klein moesten maken. Een groepje was prachtig aan het kleuren! Maar waarover spraken zij? -“Geel, mag ik van jou de geel?” -“Straks, ik wil hem nu zelf.” - “O, mag ik dan van jou geel?” - “Mijn punt is kapot!” - “Juf, juf! Mag ik punt slijpen?”
- “Ik krijg volgende week een jong poesje.” -”O, van wie?” - “Van me vader en moeder.” De kinderen zaten prachtig te kleuren en zachtjes te praten. Heel goed! Maar… de taal die gebruikt werd tijdens het tekenen ging gewoon over de dagelijkse dingen en niet over de kies, de tand, of wat voor tandbederf dan ook! Hoogste tijd voor mij om te gaan zoeken naar lesvormen waarbij de taal productief en zelfstandig toegepast wordt.
Hoe begin ík in mijn klas? Gestuurde taalcommunicatie in een positief klasklimaat
In het boek Contact! van het HCO kwam ik een aantal werkvormen tegen waarvan ik goed gebruik kon maken in mijn kleuterklas om gestuurde taalcommunicatie toe te passen. De schrijvers van het boek maken gebruik van de coöperatieve (samenwerkend) lesvormen van Dr. Spencer Kagan. Voordat je gaat beginnen met de werkvormen eerst de volgende aandachtspunten die ik tijdens het werken met deze werkvormen erg belangrijk vond: Als eerste moet elke werkvorm die je gebruikt of zelf (een beetje anders) maakt
beantwoorden aan de volgende belangrijke ingrediënten: Een aantal uitgangspunten van Dr. Spencer: - Positieve wederzijdse afhankelijkheid. De kinderen moeten elkaar nodig hebben voor een goed resultaat. - Individuele aanspreekbaarheid. De rol en taak van elk kind bij de werkvorm moet duidelijk zijn Een aantal beginprincipes vanuit het HCO: - Het principe van simultane actie.
Hoe meer kinderen tegelijkertijd met gestuurde taalproductie bezig zijn, hoe beter. - Het onderhandelen over betekenis. Gedurende het communicatieproces vindt er een onderhandelen over betekenis plaats. - Risico verminderen: creëer een steunende omgeving Het team, het tweetal wat je samenstelt moet goed met elkaar kunnen communiceren, in de buurt van elkaars cognitief taalniveau zitten. Kinderen moeten durven praten. Mijn begintip: Let op wat je kiest! - Gestuurde taalcommunicatie De inhoud van de opdracht nodigt uit tot communicatie en de werkvorm is hierbij goed toepasbaar.
samenwerkend leervormen met gestuurde taalproductie. De werkvormen
Binnen/Buiten Kring; Voorbeeld bij het thema vormen; Het ene kind vraagt: “Welke vorm heb jij” de ander noemt de vorm. Het ene kind vraagt: “Wat ga je ervan maken?” Het andere kind probeert te vertellen wat hij/zij gaat tekenen met zijn vorm. Hierna ruilen ze om. Vervolgens tekenen ze datgene met hun gekozen vorm. Doe Mij Na
Ten tweede moet gezegd worden dat er door dr. Kagan en door de schrijvers van het boek Contact! duidelijk gesteld wordt dat voordat je aan de slag gaat met samenwerkende lesvormen je moet werken aan een positief klasklimaat. Door middel van herhaling en rollenspellen oefen je de kinderen in omgangsvormen, informatie vragen en delen, de klasruimte delen, de spullen delen. Iedere week een klein positief voorbeeld aan het begin van de dag of na de pauze. Ik ben begonnen met een simpele vraag als; “Mag ik er langs?” “Ja hoor, dan ga ik even opzij.””Dankjewel.” “Graag gedaan.” Na enkele voorbeelden gedurende de dag kregen steeds meer kinderen de smaak te pakken. Door voorbeelden hoe het wel moet, en niet alleen af te straffen hoe het niet moet, krijg je steeds meer positievere woorden en gedragingen in de klas. Ook is het belangrijk dat de lesopdrachten regelmatig nabesproken worden en dan moet je niet alleen de goede uitkomst laten zien maar ook waarom het groepsproces of tweetal zo goed bezig is geweest dat deze opdracht gelukt is. De ene groep is de andere niet en ik durfde het met mijn groep zeer zeker aan om sociale vaardigheden te oefenen en tegelijkertijd te beginnen aan een aantal
Het thema vormen; De een kleurt de driehoek oranje en vertelt dat aan de ander. Daarna kiest de ander een vorm en een kleur. De zender en ontvanger kunnen elkaars werkblad niet zien. Team Collage Het thema was groente en fruit; In een team drie knippers die plaatjes knippen. Eén plakker die plakt. Samen overleggen de kinderen wat er geknipt is en of dit bij groente of fruit geplakt moet worden. Mix & Koppel Voorbeeld bij het thema vormen; Elk kind krijgt een vorm in een bepaalde kleur. Zoek hierna de vorm en kleur op de grond. Sta je met een kind met dezelfde kleur en vorm? Dan is het goed? Niet? Bespreek samen hoe het wel moet.
De ervaring met de werkvormen
Als voorbeeld kan hier de Binnen / Buitenkring dienen waarbij de helft van de klas tegelijkertijd communiceert. Dit was voor mij in eerste instantie de meest succesvolle. Ik had goed geoefend d.m.v. een voorbeeld rollenspel, vervolgens heb ik elk kind tegenover een ander kind gezet. Soms wisselde ik even een linkerof rechterbuur om het taalniveau niet met een te groot verschil te laten zijn. Er waren op dat moment drie kinderen in hun ‘stille periode’ in de klas (NT2 leerders die al wel receptieve taal leren en kennen maar nog niet spreken). Deze kinderen heb ik als ‘toehoorder’ bij een tweetal gezet. Vervolgens heb ik heel expliciet geoefend of de kinderen wisten of ze in de binnenkring stonden of in de buitenkring. Hierna heb ik de twee vragen benoemd die de binnenkring aan de buitenkring ging stellen. En vervolgens ging heel groep 1/2 B op mijn teken aan het praten. Het was enorm spannend en ik ‘sprong’ van het ene naar het andere tweetal om zo veel mogelijk te helpen en te sturen. Tegelijkertijd was ik verbaasd over het feit Waarom samenwerkend taalcommuniceren? 1. 2. 3. 4.
5.
Zoveel mogelijk kinderen communiceren tegelijk Kinderen leren elkaar nodig te hebben voor een goed resultaat Kinderen spreken makkelijker in een kleine groep (Gevolg van 3) Er wordt zo breed mogelijk onderhandeld over betekenis, een belangrijk communicatie proces vindt plaats. Kinderen leren met een taak binnen een groep samen te werken
dat ik al tijd over had om kleine momentjes te genieten van al die knappe kinderen die hard bezig waren elkaar te vertellen wat ze gingen tekenen met wat voor een vorm! Soms was het een heel geharrewar over hoe de vorm nou ook alweer heette en over hoe je dan met een driehoek een zeilboot maakt… Er werd door mijn kleuters enorm goed onderhandeld over betekenis. Ik ‘zag’ het proces in hun hoofd op volle toeren werken! Conclusie
Alle werkvormen hadden een grote hoeveelheid verhoogde taalproductie uitgeoefend door de kinderen. Je breidt echt de hoeveelheid tijd enorm uit waarin de kinderen gestuurd taal produceren. Naar mijn mening zijn deze werkvormen van samen taal leren een ‘must’ in elke klas! Kinderen leren samen praten op cognitief niveau. Wat heb je net geleerd en hoe gebruik je die woorden? De leerlingen moeten zo jong mogelijk een zo groot mogelijk taalnetwerk in hun hoofd krijgen waar steeds meer woorden aan gelinkt kunnen worden. Hoe groter die cognitieve woordenschat hoe beter. Kinderen moeten leren elkaar naar een hoger niveau tillen. Hierbij moeten ze succeservaringen hebben. Vooral NT2 leerders moet je de kans en wetenschap geven hoe ze met elkaar verder kunnen komen tijdens de enorme klus om alleen al de Nederlandse taal en al die leerstof met elkaar binnen een rijke cultuurklas machtig te worden. Deze wetenschap is bepalend voor hun toekomst, de toekomst van elk individueel kind. Maar ook de toekomst van dit land. Literatuur;
- Kagan, S. & Kagan L. (2003) Coöperatief leren - Copper, J., van Elsäcker, W., High, J. Knijnenburg I., Kopmels, D. & Witkam, J. (2007) Contact! actief tweede taal leren - Verhallen, M., Verhallen, S. (2000) Woorden leren, woorden onderwijzen