WAAROMMOSLIMSMADHHABSVOLGEN WAAROMMOSLIMSMADHHABSVOLGEN MADHHABSVOLGEN EenInleidingtotdeFiqhvandeSoennitischeMadhhabs GeschrevendoorSheikhNu SheikhNuh hHaMi aMimKeller mKeller Geschrevendoor SheikhNu mKeller
Vertaald,bewerktengepubliceerddoorwww.sunni.nl www.sunni.nl1428H www.sunni.nl
1
Inhoudsopgave Inhoudsopgave Introductie
3
AlgemeneKennisuitdeKoranen/adīth
4
Fiqh:JuridischBegrip
5
KennisvandePrimaireTeksten
8
13
Taqlīd:HetVolgenvanGeleerden
HetVaststellenvandeAuthenticiteitvaneen/adīth
15
Conclusie
23
2
INTRODUCTIE INTRODUCTIE WieheeftdeImamsnodigvandeHeiligeWet WieheeftdeImamsnodigvandeHeiligeWet amsnodigvandeHeiligeWet alswedeKoran alswedeKoranende Koranende/ad ende/adīth /adīths īthshebben? hebben? WaaromkunnenwenietonzeIslamnemenvanhetwoord WaaromkunnenwenietonzeIslamnemenvanhetwoord vanAllah vanAllahenZijnBoodschapper enZijnBoodschapper? Het werk van de mujtahid Imams van de Heilige Wet, diegenen die de regels van de Sharī‘ah afleiden uit de Koran en /adīths, is een aantal jaren het onderwerp van mijn onderzoekgeweest.Indezeperiodehebiksomsdevraaggehoord: “Wie heeft de Imams van de Heilige Wetten nodig als we de Koran en de /adīths hebben?WaaromkunnenwenietonzeIslamnemenvanhetwoordvanAllahen Zijn Boodschapper , die op een goddelijke manier beschermd is voor fouten, in plaats van dit te nemen van de Madhhabs (rechtsscholen) van de mujtahid Imams zoalsAbū/anīfa,Mālik,Shāfi‘īenACmad,diedatnietzijn?”
Het zal voor niemand een geheim zijn hoe belangrijk deze zaak is, of dat veel van de verdeeldheid die we deze dagen zien en horen in onze moskeeën, het gevolg is van het ontbrekenvankennisvande fiqh(Islamitischejurisprudentie)enzijnrelatietotdeIslam alsgeheel.Numisschienmeerdanooit,ishettijdvooronsomterugtekerennaardebasis enonszelfaftevragenhoewedegebodenvanAllahmoetenuitdragenenbegrijpen. WezulleneerstdekennisvandeIslambesprekendieweerallemaalopnahouden,endan aantonenwaarde fiqhzijnintrededoet.Wezullenkijkennaardegenoemdekwalificaties indeKoranenSunnahvoordiegenendieaanfiqhdoen,demujtahidgeleerden.Wezullen onseerstrichtenopdeomvangvandekennisvandemujtahidgeleerden,hoeveel/adīths zijdienentekennenenzovoorts,en danzullenwe kijkennaardedieptevanhunkennis, door middel van daadwerkelijke voorbeelden van dalīls (bewijzen) die aangeven hoe geleerden omgaan met verschillende en zelfs tegenstrijdige /adīths om zodoende een eendrachtigeensamenhangendeverklaringvoorttebrengen. Wezulleneindigenmethetbesprekenvanderelatietussendemujtahidendewetenschap vandeauthenticiteitvande/adīth,endevoorwaardenaandehandwaarvaneengeleerde weet dat een bepaalde /adīth FaCīC (authentiek) is, zodat hij het kan accepteren en navolgen.
3
ALGEMENEKENNIS ALGEMENEKENNIS UITDEKORANEN UITDEKORANEN/AD KORANEN/ADĪTH /ADĪTH ĪTH De kennis die u en ik vernemen uit de Koran en de /adīths bestaat uit verschillende vormen. De eerste en meest belangrijke vorm betreft ons geloof. Het is de kennisvanAllahenZijnattributenendeanderegrondbeginselenvanhetIslamitische geloofzoalshetboodschapperschapvandeProfeet,deLaatsteDag,enzovoorts.Iedere Moslim kan en moet zich deze kennis van het Boek van Allah en de Sunnah eigen maken. Dit is tevens het geval met een tweede vorm van algemene kennis. Dit betreft niet het geloof zelf, maar daden. Het gaat hier om de algemene Islamitische wetten om goed te doen,hetslechtetevermijden,hetgebedteverrichten, zakāttebetalen,tevastentijdens de RamaHān, gezamenlijk goede werken te verrichten, enzovoorts. Iedereen kan deze algemeneregelslerenenbegrijpen,dezevattende Firātal-mustaqīm(hetrechtepad)van onzereligiesamen.
4
FIQH:JURI FIQH:JURIDISCHBEGRIP :JURIDISCHBEGRIP DISCHBEGRIP Een derde vorm van kennis is die van de specifieke details in het Islamitisch praktiseren.IedereenkandeeerstetweevormenvankennisdirectbegrijpenuitdeKoran ende/adīths. Echterhetbegrijpenvandezederdevormheefteenspecialenaam, fiqh, watletterlijk“begrip”betekent.Enmensenverschilleninhundeskundigheiddittedoen. IkhadbijvoorbeeldeenseenbezoekerinJordanië.Wanneerwesprakenoverwaaromhij nognietop/ajjwasgeweest,verwees hijnaar de/adīthvanAnasibnMālik, datde BoodschappervanAllahheeftgezegd: “Iedereen diehetochtendgebed(fajr) bidtineengroep endangaatzittenen dhikr doet tot aan het opkomen van de zon, [en] daarna twee raka’āt (cycli) bidt, zal de beloningkrijgenalsofhijde/ajjende‘Umraheeftverricht.”Anaszei:“DeProfeet zei:‘Volledig,volledig,volledig.’”1
Mijnbezoekerhadditvanmorgennetgedaan,ennugeloofdehijdathijzijnverplichting aangaande de /ajj was nagekomen en het nu niet meer noodzakelijk was voor hem om naar Mekka te gaan. De /adīth was Casan (goed). Ik maakte onderscheid voor mijn bezoeker tussen het ontvangen van de beloning van iets en het vervallen van de verplichtingindeIslamdoorhetinderdaaduittevoeren,enhijbegreepmijnpunt. Maar er is hier een grotere les, dat terwijl de Koran en de Sunnah ma‘Fūm (goddelijk beschermdvoorfouten)zijn,hetbegrijpenhiervanditnietis.Eniemanddiewettenvande Koran en /adīth afleidt, zonder training in ijtihād (afleiding uit de primaire bronnen) zoalsmijnbezoekerdeed,zalhiervoorverantwoordelijkwordengehoudenopdeDagdes Oordeels, net zoals een amateur-arts die nog nooit een geneeskundige opleiding heeft genoten, verantwoordelijk wordt gehouden voor de door hem uitgevoerde operatie waarbijiemandzoustervenonderzijnmes. Waarom?OmdatAllahindeKoranheeftuitgelegddat fiqh,hetgedetailleerdebegrip van het goddelijke gebod, speciale training vereist van de leden van de Moslimgemeenschapomhettekunnenlerenenhetteonderwijzen.AllahzegtinOūrat al-Tawba:
“Enhetpastdegelovigennietdatzijallen(tenstrijde)uitrukken. Enhetpastdegelovigennietdatzijallen(tenstrijde)uitrukken. gennietdatzijallen(tenstrijde)uitrukken. Waaromruktnieteenaantal Waaromruktnieteenaantaluit,opdatzij(deachtergeblevenen)begripverkrijgenover degodsdienst,opdatzijhunvolk zullenwaarschuwenwanneerhettothenisteruggekeerd. degodsdienst,opdatzijhunvolkzullenwaarschuwenwanneerhettothenisteruggekeerd. Hopelijkzullenzijzichzelfbehoeden.” Hopelijkzullenzijzichzelfbehoeden.” behoeden.”2 Deuitdrukking‘li-yatafaqqahufī-ldīn’,hetverwervenvanbegripvandereligie,isafgeleid van precies dezelfde oorsprong (f-q-h) als het woord fiqh. Dit is wat westerse studenten van het Arabisch zouden noemen, een ‘vijfde stam werkwoord’ (tafa‘‘ala). Dit geeft aan dat de betekenis die in de wortel te vinden is, begrip, is verwezenlijkt door middel van voorzichtige,ondersteundeinspanning. 1
Tirmidhī,2.481 Koran,Oūratal-Tawba9:122
2
5
DitKoranischeversbevestigtdatereenklassezoumoetenzijnvanmensendiedereligie opeendusdanigewijzehebbengeleerdzodatzegekwalificeerdzijndezeteonderwijzen. EnAllahheeftdiegenendiegeenuitsprakenkennenvandeHeiligeWettenbevolente vragenaanhendiehetwelkennen,doortezeggeninOūratal-NaCl,
“Vraaghetdanaandebezittersvankennis,indienjulliehetnietweten.” Vraaghetdanaandebezittersvankennis,indienjulliehetnietweten.”3 Hierinverwijzendewoorden ‘ahlal-dhikri ’(de bezitters vankennis)naardiegenenmet kennisvandeKoranenSunnah.Aandevoorgrondhiervanstaande mujtahidImamsvan dezeUmmah.Waarom?OmdatteneerstedeKoranen/adīthinhetArabischzijn,enals vertaler,kanikuverzekerendathetnietzomaarArabischis. Om de Koran en de Sunnah te begrijpen, moeten de mujtahid een complete kennis hebben van de Arabische taal met dezelfde deskundigheid die de vroege Arabieren bezatenvoordatdetaalgebruiktwerddoorsprekersdiehetArabischnietalsmoedertaal beheersten. Dit vereiste, waar bijna niemand in onze tijd aan voldoet, is niet het hoofdonderwerpvanmijnscriptie.Maarzelfsalswedatwelzoudenhebben,watalsuof ik,ofschoongeengetraindespecialisten,dedetailsvandeIslamitischepraktijkregelrecht van de bronnen zouden willen afleiden? De Profeet heeft namelijk, in de /adīth van BukhārīenMuslim,gezegd: "Wanneereenrechterzijnoordeeluitspreektenernaarstreeftomeenkundigoordeel tevellen(ijtahada)enditiscorrect,krijgthijtweebeloningen.Alshijeenoordeelvelt enernaarstreeftomeenkundigoordeeltevellenmaarhetisfoutdankrijgthijéén beloning."4
Hetantwoordis,datdeterm ijtihād,heternaarstrevenomeenkundigoordeeltevellen, indeze/adīth,nietverwijst naardeinspanning omeenIslamitischoordeel tebegrijpen entevellenvanzomaareenpersoon.Hetverwijstnaardepersoondieeenrechtskundige kennisvan alles dat deProfeet onderwees met betrekking tot devraag.Diegene die aan ijtihāddoetzonderdezedeskundigheidiseenmisdadiger.Hetbewijshiervanisde/adīth waarindemetgezelJābiribn‘Abdullāhzei: “Wegingenopreiseneenvanonswerdgetroffendooreensteenenkreegdaardoor eengatinzijnhoofd.Toenhijlatertijdenszijnslaapeennattedroomhad,vroeghij zijn metgezellen: ‘Kun jij iets vinden voor mij als vervanging voor een droge rituele wassing(tayammum)?’[inplaatsvaneenvolledigreinigendbad(ghusl)]Zijvertelden hem: ‘We hebben niets kunnen vinden als vervanging voor jou als je water kunt gebruiken.’Dushijnamzijn volledigreinigendbadenzijn wond opendezich enhij stierf.ToenwebijdeProfeetkwamen,washijalopdehoogtevanditgebeurenen hijzei:“Zijhebbenhemvermoord,mogeAllahhenvermoorden.Waaromhebbenze nietsgevraagd?–wantzijwistenhetniet.Hetenigeredmiddelvooriemanddieniet weetwattezeggenishettevragen.”5
Deze /adīth, die overgeleverd is door Abū Dawūd, is goed (Casan). Iedere Moslim die enige taqwā heeft zou zich er zorgvuldig aan moeten spiegelen, omdat de Profeet dit
3
Koran,Oūratal-NaCl16:43 Bukhārī9.133 5 AbūDawūd,1.93 4
6
aangaf–indemeestkrachtigmogelijketaal–dathetvellenvaneenIslamitischoordeelop basisvanontoereikendekenniseenmisdaadis.Ookzoluidtdegoede/adīth:
“Diegenedieeenjuridischoordeel Diegenedieeenjuridischoordeel( juridischoordeel(fatwā (fatwā) fatwā)wordt )wordtgegevenzonder wordtgegevenzonder gegevenzonderkennis, kennis, zijnzondeisenkelvoordepersoondiehemdemeninggaf. zijnzondeisenkelvoordepersoondiehemdemeninggaf.”6 DeProfeetzeiook: Erzijndrie[soorten]rechters:tweevanhen[zijn]indehelenééninhetParadijs.Een man die de waarheid kent endaarnaar oordeelt, hij zal naar het Paradijs gaan.Een mandieoordeeltvoordemensenmaaronwetendis,hijzalnaardehelgaan.Eneen mandiedewaarheidkentmaaronrechtvaardigoordeelt,hijzalnaardehelgaan.7
Deze /adīth, die door Abū Dawūd, Tirmidhī, Ibn Mājah en anderen is overgeleverd, is strikt genomen authentiek (FaCīC). Iedere Moslim die het hellevuur wil vermijden zou serieusdelotsbestemminginoverwegingmoetennemenvan diegene die,indewoorden vandeProfeet,“oordeeltvoordemensenterwijlhijonwetendis.” Nu hebben we allemaal onze Yusuf Ali Koranvertaling en onze OaCīC al-Bukhārī vertalingen.Zijnditgeenadequatewetenschappelijkevoorzieningen?Ditzijnwaardevolle boekenendragenwellichtbijtothetgrootsteenmeestbelangrijkedeelvanonze dīn:de basis van het Islamitische geloof en algemene wetten van de religie. Onze discussie hier gaat niet over deze omvangrijke principes, maar wel over het begrijpen van specifieke detailsvande Islamitische praktijk dieexactgenoemdwordtals fiqh.Ik denkdatiedere eerlijke onderzoeker die deze zaken bestudeert het er mee eens zal zijn, dat voor dit de vertalingennietvoldoendezijn.Zijzijnnietvoldoendeomdathetbegrijpenvandegehele Koran en /adīth tekstuele werken, uit wat wij noemen de dīn bestaat, twee deskundigheden vereist van de geleerde. Dit is een deskundigheid in de breedte, de substantiële kennis van al de teksten. En dit is een deskundigheid in de diepte, de methodologische middelen die nodig zijn om alle Koranische verzen en /adīths aan elkaarteverbinden,ookdieogenschijnlijkelkaartegenspreken.
6
AbūDawūd,3.321 SharCal-Sunnah,10.94
7
7
KENNISVANDEPRIMAIRETEKSTEN KENNISVANDEPRIMAIRETEKSTEN Zoalsvoordeomvangvandekennisvaneenmujtahid,isovergeleverddateenstudentvan ImamACmadibn/anbal,MuCammadibn‘Ubaydullāhibnal-Munādīeenmangehoord heeftdiehem(ImamACmad)vroeg: “Als een man 100.000 /adīths heeft gememoriseerd, is hij dan een geleerde van de HeiligeWetten,een faqīh?”Enhijzei:“Nee.”Demanvroeg:“200.000dan?”Enhij zei:“Nee.”Demanvroeg:“300.000?”Enhijzei:“Nee.”Demanvroeg“400.000?”En ACmadmaakteeengebaarmetzijnhandomduidelijktemaken‘ongeveerzoveel.’8
Toegegeven,metdeterm‘/adīth’bedoeldeImanACmadde/adīthsvandeProfeetin al hun verschillende reeksen van ketens, iedere ketenreeks als een afzonderlijke /adīth meegerekend,enwellichtookdeuitsprakenvandeOaCābameegerekend.Hetgrootste punthierisechter,datzelfsalswijdeverschillendereeksentenietdoen,enalleenspreken overde/adīthsvandeProfeetdieduidelijkalsacceptabelebewijzengelden,ofhetnu FaCīCis,ofCasan(dievoordoelstellingenbinnende ijtihādopgenomenmogenwordenals FaCīC), dan spreken wij nog over meer dan 10.000 /adīths. Deze zijn niet alleen maar opgenomen in Bukhārī, of alleen maar in Muslim, ook niet in de zes boeken of zelfs in negen.Wiedanooknueen fatwāwilgevenofeenenvoordemensenwiloordelenover het wettelijke en het niet wettelijke, verplichte of Sunnah, moet alle primaire teksten kennendieerbetrekkingophebben.Demisschienwel10.000 FaCīC/adīthszijnvoorde mujtahidalséénenkele/adīth,enhijmoetzeeerstkennenomzemetelkaarinverband tekunnenbrengenendeeendrachtigeverordeningenvanAllahtekunnenuitleggen.Ik zeg‘metelkaarinverbandbrengen’omdatdemeestevanuzichervanbewustmoetenzijn datsommigeFaCīC/adīthsdeandereevenFaCīC/adīthslijkentebetwisten.Watdoeteen mujtahidineen dergelijkgeval? Ijtihād.Laten weeenskijkennaarwatvoorbeelden.De meestevanonskennende/adīthsmetbetrekkingtothetvastenopdeDagvan‘Arafah voor de niet-pelgrim, dat het, “[de zondes van] het jaar ervoor en het jaar erna teniet doet.”9 Maareenanderestriktgenomenauthentieke/adīthverbiedthetvastenopvrijdagalleen, eneengoedeauthentieke/adīthverbiedthetvastenopzaterdagalleen.Tirmidhīlegt ditalsvolgtuit: 10
“Debetekenisvanhet'aanstootgevende'indezeis Debetekenisvanhet'aanstootgevende'indezeiswanneereenmanalleenop dezeiswanneereenmanalleenop zaterdagvast,omd zaterdagvast,omdatdeJodendezaterdagvereren” t,omdatdeJodendezaterdagvereren”11 Sommigegeleerdenhoudenzondagalsaanstootgevendomtevastenvoordezelfdereden, omdat deze wordt vereerd door niet-Moslims. (Andere /adīths staan vasten toe op één vandezedagen samenmetdedagervoor oferna, misschienomdatnietéén religietwee dagen achter elkaar vereert). De vraag rijst dan: wat moet je doen als ‘Arafah op een vrijdag,zaterdagofzondagvalt?DealgemeneeisvoorhetvastenopdeDag‘Arafahkan welgekwalificeerdwordendoorhetspecifiekeverbodvanhetvastenopalleenééndezer 8
Ibnal-Qayyim,I‘lāmal-Muwaqqi'īn,4.205 Muslim,2.819 10 Bukhārī,3.54 11 Tirmidhī,3.120 9
8
dagen.Maareen mujtahid,bewustvandegeheleverzameling/adīth,zalzekereenderde /adīthwetendieovergeleverdisdoorMuslimdiemeerspecifiekisenzegt:
“Neemnietalleendevrijdag[afzonderlijk] Neemnietalleendevrijdag[afzonderlijk]zonderdeanderedagen [afzonderlijk]zonderdeanderedagen zonderdeanderedagenomte vasten,tenzijhetsamenvaltmetéé vasten,tenzijhetsamenvaltmetéénvanuwhandelingen ten,tenzijhetsamenvaltmetéénvanuwhandelingen.” nvanuwhandelingen.”12 Delaatste/adīthbevestigtvoordemujtahiddealgemeneprincipesdatderegelsvoorhet vasten op een dag die normaal verboden is om te vasten veranderen als het “vasten samenvaltmeteenvanuwhandelingen”-endusisergeenprobleemmethetvasten,ofde Dag van ‘Arafah nu valt op een vrijdag, zaterdag of zondag. Hier zowel als elders, dient iedereendiederegelswilbegrijpenoverhoejeietsindeIslamwildoen,alletekstente kennen die er betrekking op hebben. Dit is omdat wij als gewone Moslims, niet alleen verantwoordelijk zijn om de Koranverzen en de /adīth te gehoorzamen waar we vertrouwdmeezijn.Wezijnverantwoordelijkvoorhetgehoorzamenvanhenallemaal,de heleSharī‘ah.Eninhetgevalwijzelfnietoverdekwalificatiesbeschikkenomdezeteksten met elkaar in verbinding te brengen - en we hebben ACmad ibn /anbal horen spreken hoeveelkennisditvereist-moetenweiemandvolgendiedatwelkan.Ditisderedendat Allahonsverteld,
“Vraaghetdanaandebezittersvankennis,indienjulliehetnietweten.” tweten.” “Vraaghetdanaandebezittersvankennis,indienjulliehetnie De omvang en aard van deze kennis vereist van de leek adab (gepaste manieren) te handhaven in zijn omgang met de geleerdenvan fiqh, in het geval deze leek een /adīth vindt,hetzijinBukhārīofergensanders,dieogenschijnlijkintegenspraaklijkttezijnmet derechtsscholen.Eenleek,lezendin OaCīCalBukhārībijvoorbeeld,zalde/adīthvinden datdeProfeetopdeterugreisvanKhaybareenontblootbovenbeenhad. 13Enhijzou zich kunnen voorstellen dat de vier Madhhabs – /anafī, Mālikī, Shāfi‘ī en /anbalī – onjuistwareninhunoordeeldathetbovenbeenawrā(naaktheiddiebedektmoetworden) is. Maar in feite zijn echter een aantal andere /adīths, stuk voor stuk goed authentiek (Casan) of FaCīC die bewijzen dat de Profeet uitdrukkelijk diverse OaCāba heeft bevolenhetbovenbeentebedekkenomdatditnaaktheidbetekent. /ākimoverlevert,datdeProfeetJarhadzagindemoskeedieeenmanteldroeg,enzijn bovenbeen ontblootte. Dus de Profeet zei, “Het bovenbeen is een deel van iemands naaktheid,”14waarop/ākimzei,“Ditiseen/adīthwaarvandelijnvanoverleveringFaCīC is,”zoalsImamDhahabīookbevestigde.15 Imamal-Baghāwīoverlevertde FaCīC/adīthdat“deProfeetMa‘marpasseerde,wiens beide bovenbenen ontbloot waren, en hij vertelde hem: “O Ma‘mar, bedek je bovenbenen,wantzezijnbeidennaakt.”16 EnImamACmadibn/anbaloverlevertdatdeProfeetheeftgezegd:
“Wanneeréénvanu(iemandaan)zijnslavenofhuurlingtrouwt,laathemdannietkijken Wanneeréénvanu(iemandaan)zijnslavenofhuurlingtrouwt,laathemdannietkijken naarzijnnaaktheid,wantwatonderdenavelisto naarzijnnaaktheid,wantwatonderdenavelistotaanzijnknieënisnaaktheid.” eid,wantwatonderdenavelistotaanzijnknieënisnaaktheid.”17 12
Muslim, 2.801
13
Bukhārī,1.103-4 al-Mustadrak 15 Ibid 16 SharCal-Sunnah,9.21 14
9
Ditiseen/adīthmeteenlijnvangoede(Casan)overlevering. De mujtahidImamsvandevierscholenkendendeze/adīthsenbrachtenzeinverband metdeKhaybar/adīthinBukhārī,doormiddelvanhetmethodologischeprincipe:‘Een uitdrukkelijk uitgesproken bevel van de Profeet heeft voorrang op zijn handeling.’ Waarom? Onder andere omdat bepaalde wetten van de Sharī‘ah alleen maar van toepassingzijnopdeProfeetalleen.Zoalshetfeitdatwanneerhijtenstrijdetrok,hij geen toestemming had zich terug te trekken, ongeacht hoe zeer hij ook in de minderheidwas.Ofzoalsdeverplichtingvoorhemalleengeldt,de tahajjud(hetwaak gebedtijdensdenacht)tebidden,nahetontwakenvóórdedageraad,datslechtsSunnahis voor de rest van ons. Of zoals alleen voor hem is toegestaan om niet in de nacht zijn vastentebrekentussentweevastendagen.Of,zoalsvoorhemalleenistoegestaanmeer dan vier vrouwen te hebben, wat het middel was waarmee Allah in Zijn Wijsheid, de kleinste details in de dagelijkse Sunnah van de Profeet voor ons bewaard heeft. Een groteraantalvrouwenzounamelijkbeterinstaatzijnomhieroptoetezienenhetzichte herinneren. Omdatbepaaldewetten vandeSharī‘ahalleenophemvantoepassingwaren,hebbende geleerden van de ijtihād het grondbeginsel bevestigd dat in veel gevallen wanneer een handelingpersoonlijkdoordeProfeet wasgedaan,zoalshettonenvanhetbovenbeen naKhaybar,hetalleenvoorhemgold.Enwanneerhijonseenuitdrukkelijkbevelgaf omhetanderstedoen,inditgevalomhetbovenbeentebedekkenomdathetnaaktheidis, het bevel dan van toepassing is op ons. De handeling is dan alleen op hem alleen toepasbaar. Wekunnenaanditvoorbeeldzien,watvoorsoortdeskundigheidernodigisomdegehele omvangvande/adīthtebegrijpen,zowelindebreedtealsdieptevankennis,endediepte inhetverklarendbegrijpen vanfiqh.Iemanddieeenfatwā wilgevenopbasisvanalleen maar de Khaybar /adīth in FaCīC al-Bukhārī, dat "de geleerden fout zijn en de /adīth goedis"zouzichdanschuldigmakenaaneenmisdadigeachteloosheidvoorzijnonkunde. AlsiemandnietdesubstantiëlekennisvandeKoranendeomvangvande/adīthbezit,en deschakeltussendefiqhmethodologieendeveelomvattendheidmist,zijnde/adīthsdie iemandheeftgelezennietvoldoende.Omnogvoorbeeldtenemen,eriseengoede(Casan) /adīth dat “de Profeet vrouwen vervloekte die graven bezochten.” 18 Maar geleerden zeggendathetverbodvanvrouwenomgraventebezoekentenietwerdgedaan(mansūkh) doordeFaCīC/adīth:
“Ikhaduverbodende Ikhaduverbodendegraventebezoeken,maarbezoekzenu.” graventebezoeken,maarbezoekzenu.”19 Ofschoondeuitdrukkinghier“bezoek zenu”(fa-zūrūhā)eengebodnaarmannentoeis (ofnaareengroepwaarvansommigenookmannenzijn),ishetfeitdatde/adīthvrouwen zowel als mannen toestaat nu de graven te bezoeken, wat aangetoond wordt door een andere/adīthovergeleverddoorMusliminzijnOaCīC. Toen ‘Ā’isha de Profeet vroeg wat zij zou moeten zeggen als zij de graven zou bezoeken,verteldehijhaar:“Zeg:‘VredezijaandegelovigenenMoslimsvanhetvolk van deze verblijfplaats: Moge Allah genadig zijn aan diegenen van ons die zijn 17
ACmad,2.187 Tirmidhī,3.371 19 Muslim,2.672 18
10
voorgegaanenaandiegenendiezijnachtergebleven,alsAllahhetwil,zullenwijjullie spoedigvergezellen.’”20
Dit houdt duidelijk in dat het voor haar is toegestaan graven te bezoeken, omdat de Profeethaarnooitdezewoordenzouhebbengeleerdalsbijhetbezoekenvandegraven omzeuittesprekenzijdanongehoorzaamzouzijn.Metanderewoorden,hetkennenvan al deze /adīths, samen met de methodologische principes van naskh (abrogatie), is essentieel om een geldige fiqh-conclusie te trekken dat de eerste /adīth waarin “de Profeetvrouwenvervloektdiegravenbezoeken”wasafgeschaftdoordetweede/adīth, zoalsbevestigdwordtdoordederde/adīth. OfoverweegdeKoranischetekstinOūratal-Mā’idah:
“Hetvoedsel(geslachtedieren)vanhetVolkvanhetBoek Hetvoedsel(geslachtedieren)vanhetVolkvanhetBoek hetVolkvanhetBoekis is jullietoegestaanenjullie jullietoegestaanenjullievoedselishuntoegestaan.” voedselishuntoegestaan.”21 Ditiseenalgemenewetdieogenschijnlijkgeschiktlijktvooralhunvoedsel.Tochisdeze weteenonderwerpvoor takhsīs(beperken)doormeerspecifiekewettendiebewijzendat voedselvanAhlal-Kitāb(VolkvanhetBoek)zoalsvarkensvlees,ofdierendienietopeen rituele manier zijn geslacht, niet toegestaan zijn voor ons. Onwetendheid in dit principe van takhsīs lijktvooralvoor te komen bij de pseudo-mujtahids van onzetijd,van wie we vaakdemeeralgemenewettenhorenmetdewoorden:“MaardeKoran zegt,”of“Maar de /adīth zegt,” zonder enige vermelding van de bijzondere wetten van een andersluidende /adīth of Koran vers, die deze beperken. Het antwoord kan alleen zijn: “Ja, broeder, de Koran zegt inderdaad: ‘Het voedsel (geslachte dieren) van de het Volk van het Boek is jullie toegestaan en jullievoedsel is hun toegestaan.” Maar wat zegt het nog meer? Of, “Ja, de /adīth in OaCīCal-Bukhārī zegt dat de Profeet zijn bovenbeen ontblootte op de terugreis van Khaybar. Maar wat zegt de /adīth nog meer, en nog belangrijker,weetjezekerdatjehetweet?” Bovengenoemdevoorbeelden illustreren slechts een paar van de methodologische regels diede mujtahid nodigheeftomdeIslamte begrijpenen functioneelte makendooralle bewijzenmetelkaarteverbinden.Teneerstezagenwehetgrondbeginselvan takhsīs van algemenewettendoormeerspecifiekewetten,zowelinhetvoorbeeldvanhetvastenopde Dag van ‘Arafah in het geval dat dit op een vrijdag, zaterdag of zondag valt als in het voorbeeldbetreffendehetvoedselvanAhlal-Kitāb.Tentweede,indeKhaybar/adīthin OaCīCal-Bukhārī overhetontblotenvanhetbovenbeenende/adīthsdieverordenendat het bovenbeen bedekt moet zijn, zagen we het grondbeginsel van hoe een uitdrukkelijk profetisch bevel in woorden, voorrang heeft op slechts een handeling in geval van tegenspraak. Ten derde, zagen wij het grondbeginsel van nāsikh wa-mansūkh (het opheffende en het opgehevene) in het voorbeeld van het aanvankelijke verbod op het bezoekenvandegravendoordevrouwenenvervolgenshettoestaanervan.Ditzijnslechts driemanierenwaaroptweeofmeertekstenvandeKoranen/adīthbetrekkinghebbenop elkaar en elkaar kwalificeren. Dit zijn regels die iemand die de wetten van de Sharī‘ah afleidtmoetweten.Metanderewoorden,ditzijnmaardriegereedschappenvandetotale methodologischegereedschapskist.Wijhebbennietdetijdomaldezegereedschappentot in detail te behandelen, ofschoon wij enkele in het voorbijgaan, beginnend met hun Arabischenamen,kunnenvermelden. 20
Muslim,2.671 Koran,Oūratal-Mā’idah5:5
21
11
• • • • • • • • • •
De ‘amm, een tekst van algemene toepasbaarheid voorveel wettige regels en het tegengesteldehiervan: De khāss, datgene wat alleen op één wettige uitspraak of aard van uitspraak toepasbaaris. De mujmal,datgenewatnodigisomanderetekstenvolledigtekunnenbegrijpen, enhettegengesteldehiervan: Demubayyan,datgenewatduidelijkiszonderanderetekstentemoetengebruiken. De mutlaq, datgene wat zonder beperking toepasbaar is, en het tegengestelde hiervan: De muqayyad, datgene wat beperkingen heeft die aangegeven zijn in andere teksten. De nāsikh,datgenewateerderegeopenbaardewettenopheft,enhettegengestelde hiervan: Demansūkh,datgenewatisopgeheven. De naFF, datgene wat ondubbelzinnig een afzonderlijke rechtswetenschappelijke vraagbepaald,enhettegengesteldehiervan: De\āhir,datgenewatopmeerderemanierenkanwordenuitgelegd.
Mijnpuntinhetvermeldenvanwateen mujtahidis,watfiqhisendesoortentekstendie Allah’s bevelen belichamen, met de voorbeelden die deze illustreren, is om onze oorspronkelijke vraag te beantwoorden: “Waarom kunnen we niet onze Islamitische praktijkvanhetwoordvanAllahenZijnBoodschappernemen,dieopeengoddelijke manierwordenbeschermd,inplaatsvanhetvandemujtahidImamstenemen,diedatniet zijn?”Hetantwoord,zoalswehebbengezien,isdatnaareengoddelijkeopenbaringniet gehandeld kan worden zonder het begrijpen hiervan. En dit begrip heeft ten eerste de reikwijdtevanhetmeesterschapnodigvanhetgeheelententweede,dekennisvanhoede onderdelen in relatie staan tot elkaar. Diegene die deze twee dimensies van goddelijke openbaringaanelkaarverbindt,neemtzijnIslamitischepraktijkvanhetwoordvanAllah enZijn Boodschapper.Of hijdoetdit persoonlijkdooreen mujtahidImam tezijn,of doormiddelvaneenander,dooreenmujtahidImamtevolgen.
12
TAQLĪ TAQLĪD:HETVOLGENVANGELEERDEN D:HETVOLGENVANGELEERDEN DeKoranmaaktduidelijkeenonderscheidtussendevolgendetweeniveaus: • •
Deleekdiedewegvan taqlīdvolgtof"deresultatenvolgtvandegeleerdezonder kennistehebbenvanhetgedetailleerdebewijs”; Diegenen wiens taak het is om het bewijs te kennen en op zijn waarde in te schatten,omdatAllahdeAllerhoogstezegtinOūratal-Nisā’:
“EnindienzijhetaandeBoodschappervoorgelegdhadden,enaandegenen EnindienzijhetaandeBoodschappervoorgelegdhadden,enaandegenen vanhendie vanhendieonderzoeksbekwaamzijnerkennisvankunnennemen.” onderzoeksbekwaamzijnerkennisvankunnennemen.” zijnerkennisvankunnennemen.”22 Hier verwijst “alladhīna yastanbi^ūnahu minhum” (degenen van hen die onderzoeksbekwaam zijn er kennis van kunnen nemen) verwijst naar diegenen die de deskundigheidhebbenomrechtsregelsdirectvanhetbewijsafteleiden.Ditwordtinhet Arabisch nu istinbā^ genoemd, waaruit blijkt, zoals de Koranische exegeet Imam al-Rāzī zegt,dat:“Allahheeftdemoreleverantwoordelijkenbevolenomdaadwerkelijkefeitente verwijzennaariemanddierechtsregelskanafleiden(yastanbi^u)metbetrekkingtothen.” 23 Een persoon die dit niveau heeft bereikt kan en moet daadwerkelijk zijn conclusies afkomstig van direct bewijs laten zien en mag zeker niet de conclusies volgen van een andere geleerde zonder het bewijs te onderzoeken (taqlīd). Dit is een wet, verwoord in boekenvanmethodologischegrondbeginselenvan fiqhals:“laysali-l-‘alimanyuqallida,” De ‘Alim (de geleerde zoals de mujtahid op het niveau van istinbā^ waarnaar het hierboven genoemde Koranische vers verwijst) mag niet slechts een andere geleerde volgen.”24 Ditbetekentdathetvooreenmujtahidnietwettelijkistoegestaanomnogeenmujtahidte volgen,tenzijhijdebewijzenkentenhetdaarmeeeensis.DemujtahidImamshebbeneen aantalgeleerdengetrainddieopditniveauwaren.ImamShāfi‘īhadal-Muzānī,enImam Abū /anīfa had Imam Abū Yūsuf en Imam MuCammad ibn al-/asan al Shaybani. Het waren deze studenten tegen wie Imam Abū /anīfa zei: “Het is niet toegestaan voor diegenediemijnbewijzennietkent,mijnstandpuntals fatwātegeven” 25en“hetisvoor niemandtoegestaanomonsstandpuntals fatwāuittevaardigentotdathij weetwaarwij hetvandaanhebben.”26 Hetiséénvandeabsurditeitenvanonzetijddatdezewoordensomswordenaangehaald alsofzebedoeldwarenvoorgewoneMoslims.Alshetonwettigwasvoor detimmerman, de zeeman, de computer programmeur, de arts, om enige handeling van aanbidding ten uitvoer te brengen voordat hij de gehele tekstuele omvang van de Koran en duizenden /adīthszoukennen,samenmetallemethodologischegrondbeginselendienodigzijnom 22
Koran,Oūratal-Nisā’4:83 Tafsīral-Fakhral-Rāzī,10.205 24 al-Juwaynī,SharCal-Waraqāt75 25 al-/āmid,LuzūmIttibā‘Madhāhibal-A’imma6 26 Ibid 23
13
hetbewijsaftewegenendezemetelkaarinverbandtebrengen,danzouhijofzijnvakop moetengevenofzijnreligie.Eenlevenslangestudiezouhiervoorampergenoegzijn,endit iseenfeitdatImamAbū/anīfabeterwistdanwiedanook,enhetwasdanookvoorde geleerdenvan istinbā^,de mujtahids,voorwiezijnopmerkingenbedoeldwaren.Diegene diedezewoordenalsleekaanhaaltineenpogingteveronderstellendatImamAbū/anīfa bedoeldedathetverkeerdisvoorgewoneMoslimshetwerkvangeleerdenaantenemen, zouvooreenmomentstilmoetenstaanomteoverdenkenwatvooreenwaanzinditis,in hetbijzonderalsmenhetlevenswerkvanImamAbū/anīfavanhetbegintotheteindin beschouwing neemt, dat bestaat uit een exacte opsomming van de fiqh wetten van de religievoordegewonemensenomtevolgenenerhunvoordeeluittehalen. Imam Shāfi‘ī behandelde dit tevens op topniveau van geleerden toen hij zei: “Wanneer een/adīth FaCīCis,danishetmijnMadhhab”–watdoorsommigenverkeerdbegrepen wordt doortemenen datalsiemandeen/adīthvindt,bijvoorbeeldin OaCīCal-Bukhārī, dienietovereenkomtmeteenstandpuntvanShāfi‘ī,mendanzoumoetenveronderstellen dathijonwetendwashierover,defiqhontbindenende/adīthaccepteren.Ikdenkdatde voorbeeldendiewehebbengehoordbetreffendehetmetelkaarinverbandbrengenvande diverse/adīthsvooreenenkelewet,teduidelijkzijnomImamal-Shāfi‘īopdezemanier verkeerdtebegrijpen.Shāfi‘īverwijstnaar/adīthswaarhijerzichindertijdonbewustvan was en waarvan mujtahid geleerden wisten dat hij er zich onbewust van was wanneer hij een bepaald oordeel gaf. En dit, zoals Imam Nawawī heeft gezegd; “is zeer moeilijk,” omdatShāfi‘īzichvanzeerveelbewustwas. WijhebbenhetstandpuntgehoordvanShāfi‘ī’sstudentACmadibn/anbaloverhoeveel /adīthseen faqīhmoetweten,enhijbeschouwdeShāfi‘īzondertwijfelalseendergelijke geleerde,omdatShāfi‘īzijnSheikhwasinfiqh.IbnKhuzayma,bekendals‘deImamvande Imams’ in het uit het hoofd leren van /adīths, werd eens gevraagd: “Weet u van enige striktFaCīC/adīthdienietdoorShāfi‘īinzijnboekenisopgenomen?”Enhijzei:“Nee.”27 EnImamDhahabīheeftgezegd:“Shāfi‘īheeftgeenenkelefoutgemaaktmetbetrekking toteen/adīth.” 28 Uitditalleswordtduidelijkdatal-Shāfi‘ī’sverklaring,“Alseen/adīth FaCīC is, dan is het mijn Madhhab” alleen zin had en kon resulteren in betekenisvolle verbeteringen als er verwezen werd naar geleerden die op een vergelijkbaar niveau van meesterschapwarenalshijzelf.
27
Nawawī,al-Majmū‘1.10 IbnSubkī,Tabaqātal-Shāfi‘iyya9.114
28
14
HETVASTSTELLENVAN HETVASTSTELLENVAN DEAUTHENTICITEITVANEEN/AD DEAUTHENTICITEITVANEEN/ADĪ /ADĪTH TH Hetlaatstepuntbrengtnogeenonderwerpnaarvoren,waarweinigmensenzichvandaag de dag bewust van zijn en ik zal dit laatste deel van mijn toespraak hieraan wijden. De mujtahidImamisinzijndeskundigheidtenopzichtevandeverordeningenindeKoranen bewijzeninde/adīthsandersdanwij.Ditgeldttevensvoordegrondbeginselendienodig zijn om hierin een verbinding tot stand te brengen en wetten eruit af te leiden. De mujtahid Imam heeft een andere manier waarop hij de authenticiteit van de /adīths beoordeelt. Iemand die geen /adīth specialist is en de behoefte heeft om een /adīth op waarde te schatten, zal gewoonlijk willen weten of het bijvoorbeeld in FaCīC al-Bukhārī of in FaCīC Muslimvoorkomtenofsommige/adīthgeleerdenhet FaCīCof Casanhebbenverklaard. Een mujtahid zal dit niet doen. In plaats daarvan kan hij een onafhankelijk oordeel kunnenvellenofeenbepaalde/adīthwerkelijkvandeProfeetis.Ditdoethijdoorzijn eigenkennisvan/adīthoverleveraarsendewetenschappenvande/adīthenniet door taqlīd. Het is daarom niet noodzakelijk bewijs aan te voeren tegen de standpunten van een
mujtahid dat Bukhārī of Muslim, of wie dan ook, een /adīth heeft geaccepteerd die in tegenspraak is met het bewijs van de mujtahid. Waarom? Omdat onder de /adīth geleerden verschillen van mening bestaan over de betrouwbaarheidswaardering van individueleoverleveraarsindeoverdrachtsketenvande/adīth.Daardoorontstaanerook verschillen van mening over bepaalde /adīths, op dezelfde wijze als er verschillen van mening bestaan tussen de fiqh geleerden over bepaalde vragen van fiqh. Net zoals in de scholenvanfiqh,isdeomvangvandezemeningsverschillenrelatiefkleininverhoudingtot hetgeheel,maarmenmoetonthoudendathetwelbestaat. Omdat een mujtahidgeleerdenietis gebonden omeenIjtihādvaneenanderegeleerde, met betrekking tot een afzonderlijke /adīth te accepteren, bijvoorbeeld een zwakke /adīth(dā‘īf)vaneen/adīthspecialistvanonzetijd,ishetzekergeenbewijstenopzichte vande ijtihādvaneeneerdere mujtahiddatde/adīthacceptabelis.Juistvandaagdedag in het bijzonder is het een waarheid, in het geval de /adīth specialisten niet het niveau hebbenvanhunvoorgangers,zowelinkennisvande/adīthwetenschappenofhetuithet hoofd leren van /adīths. We behoren ook rekening te houden wat met FaCīC wordt bedoeld.Ikzalmijnverhandelingafsluitenmetdevijfvoorwaardenwaaraanvoldaanmoet worden om als FaCīC beschouwd te worden, en we zullen zien, als Allah het wil, hoe de /adīthgeleerdenhierovervanmeningverschilden,samengevatuiteendiscussiedoorde hedendaagse Syrische /adīth geleerde MuCammad ‘Awwāma in zijn werk Athar al/adīth al-Sharīf fī Ikhtilāf al-A’immat al-Fuqahā’ (Het effect van /adīth op de verschillenvanmeningtussendeImamsvanFiqh):29 (1) Deeerstevoorwaardeisdateen/adīthterugmoetgaannaardeProfeet door een onafgebroken keten van overleveraars. Er bestaat hierin een verschil van mening tussen Bukhārī en Muslim. Bukhārī hield aan dat voor tweeopeenvolgendeoverleveraarsineenketenreeks,hethistorischbevestigd moet zijn dat deze elkaar inderdaad hebben ontmoet. Muslim en anderen 29
MuCammad‘Awwāma,Atharal-/adīthal-SharīffīIkhtilāfal-A’immatal-Fuqahā’21-23
15
hielden echter aan dat deze ontmoeting slechts mogelijk moet zijn geweest, bijvoorbeelddoordatdeéén heeftgeleefdineen stadofplaatswaarvan het bekendisdatdeanderdezeminstenséénmaalinzijnlevenbezochtheeft.Zo zijnerenkele/adīthsdieacceptabelzijnvoorMuslim,maarnietacceptabel zijn voor Bukhārī en diegenen van de mujtahid Imams die zijn criteria aangenomenhebben. (2)Detweedevoorwaardevooreen FaCīC/adīthisdatdeoverleveraarsmoreel (2) gezienoprecht dienentezijn.Degeleerdenhaddenmeningsverschillenmet betrekking tot de definitie hiervan. Sommigen accepteren het dat het voldoendeisdatdeoverleveraareenMoslimiswaarvannietisbewezendat hij niet geaccepteerd werd. Anderen stellen als voorwaarde dat de morele oprechtheid naar buiten toe moet worden bevestigd terwijl weer andere geleerden als voorwaarde stellen dat deze oprechtheid ook van binnenuit moet worden bevestigd. Deze verschillende criteria zijn uiteraard redenen waarom twee mujtahids in mening verschillen over de echtheid van een op zichzelfstaande/adīth. (3) (3) De derde voorwaarde is dat de overleveraars bekend moeten staan om een goed geheugen. Ook over de verificatie hiervan bestaan enkele meningsverschillentussendeImamsvande/adīth,watleidttotverschillen betreffendehetbepalenvandebetrouwbaarheidvandeoverleveraarsendus ookvoorbepaalde/adīths. (4)DevierdevoorwaardevooreenFaCīC/adīthisdatdetekstenoverdrachtvan de /adīth vrij moet zijn van shudhūdh (afwijkingen van de bevestigde standaardoverleveringen ervan). Een voorbeeld is dat wanneer een /adīth overgeleverd is door vijf verschillende overleveraars die tijdgenoten van elkaar zijn, allemaal dezelfde /adīth overleveren van dezelfde Sheikh door zijn lijn van overleveringen die terug gaan tot de Profeet . Als we hier opmerkendatvier/adīthsdezelfdebewoordingenbevattenmaaréénervan een afwijkende bewoording heeft, dan wordt de /adīth met de afwijkende bewoording als shadhdh (afwijkend) aangemerkt en niet geaccepteerd. De reden hiervoor is dat het verschil uiteraard als een vergissing van die ene overleveraar wordt aangemerkt, gezien het feit dat alle overleveraars de /adīthgehoordhebbenvandezelfdeSheikh. Eriseen/adīth(omeenvoorbeeldtenemendatonderzochtisdooronze/adīthleraar, SheikhShu‘aybal-Arna‘ūt)overgeleverddoorACmad, 30Bayhaqī, 31IbnKhuzayma 32en Ibn/ibbān,meteenbetrouwbarereeksvanoverleveraars(thiqāt)–metuitzonderingvan KulaybibnHishām,diein minderemate“geloofwaardig”is(Fadūq), niet“betrouwbaar” (thiqa)–datdeMetgezelWā’ilibn/ujral-/aHramīzei,datwanneerhijnaardeProfeet keek en hem knielend zag in de tashahhud (geloofsgetuigenis) van zijn gebed, “de Profeetzijn(wijs)vingeropstakenikdezezagbewegen,tijdensdesmeekbede.Ikkwam
30
ACmad,4.318 Bayhaqī,2.132 32 IbnKhuzayma,1.354 31
16
(eenpoosje)daarnaenzagmensenin(winter)mantels,hunhandenbewegendonderhun mantel.”33 Nu vermelden alle versies van de /adīth dat de Profeet zijn vinger bewoog, overgeleverd aan ons door Zā’ida ibn Qudāma al-Thaqafī, een overleveraar die overwegend betrouwbaar is en die het van de /adīth Sheikh ‘ĀFim ibn Kulayb overgeleverdheeftgekregen,diehetopzijn beurtweerovergeleverdheeftgekregenvan zijnvaderKulaybibnShihāb,vanWā’ilibn/ujral-/aHramī.Maarwemerkenopdatdeze versie van “het bewegen van de vinger” in tegenspraak is met de versies van andere studenten van ‘ĀFim, die allemaal betrouwbaar zijn. Zij hebben het verslag van ‘ĀFim gehoorddatdeProfeetnietzijnvingerbewoogmaar,metzijnwijsvingerwees(ashāra) (inderichtingvandeqibla). Dezemetgezellenvan‘ĀFim(methun/adīthsdieCasan)zijn: • • • • • • •
• • •
Sufyān al-Thawrī: “Dan wees hij met zijn wijsvinger, zijn duim tegen zijn middelvingeraangedruktomereenringmeetemaken”34 Sufyānibn ‘Uyayna:“Hijbracht zijnduimenmiddelvingersamenomeenring te maken,enweesmetzijnwijsvinger.”35 Shu‘ba ibn al /ajjāj: “Hij wees met zijn wijsvinger, en vormde een ring met zijn middelvinger.”36 Qays ibn al-Rabī‘: “Dan bracht hij duim en middelvinger samen om een ring te maken,enweesmetzijnwijsvinger.”37 ‘Abdul WāCid ibn Ziyād al-‘Abdī: “Hij maakte een ring met een vinger, en wees metzijnwijsvinger.”38 ‘AbdullahibnIdrīsal-‘Awdī“Hijbrachtzijnduimenmiddelvingersamenomeen ringtemaken,enhiefzijnvingerdaartussenomdu'a(smeekbede)temakentijdens degefoofsgetuigenis.”39 Zuhayr ibn Mu‘āwiya: “En ik zag hem (‘ĀFim) zeggen, "Zoals dit," - en Zuhayr wees met zijn eerste wijsvinger, twee vingers inhoudend, en maakte een ring met zijnduimentweedewijsvinger(middelvinger).”40 Abūl ACwas Sallam ibn Sulaym: “Hij begon een du‘a te maken op deze manier - datwilzeggenmetzijnwijsvinger,ermeewijzen.”41 Bishr ibn al-MufaHHal:“En ik zag hem (‘ĀFim) zeggen: ‘Zo,’ en Bishr bracht zijn duimenmiddelvingersamenomeenringtemaken,enweesmetzijnwijsvinger”42 en Khālid ibn ‘Abdullāh al-WāFitī “Toen bracht hij zijn duim en middelvinger samenomeenringtemaken,enweesmetzijnwijsvinger.”43
33
Ibn/ibbān,5.170-71 al-Musannaf,2.68-69 35 ACmad,4.318 36 ACmad,4.319 37 _abarani,22.33-34 38 ACmad,4.316 39 IbnMājah,1.295 40 ACmad,4.318-19 41 Musnadal-Tayālisi,137 42 AbīDawūd,1.251 43 Bayhaqī,2.131 34
17
Al deze overleveraars zijn betrouwbaar en allemaal hebben zij ‘ĀFim ibn Kulayb horen overleveren dat de Profeet “wees met (ashāra bi) zijn wijsvinger” tijdens de geloofsgetuigenisinzijngebed.Erzijnveelmeeroverleveringenover“hetwijzenmetde wijsvinger”doorgegevendoorandereSheikhsdan‘ĀFim,hierweggelateninverbandmet debeknoptheid–viervanhen,bijvoorbeeld,inOaCīC Muslim. 44 Hetpuntis,terillustratie vandebedoelingvaneenshadhdhof“afwijkende”/adīth,datdeversieoverhetbewegen vandevingeralleenwasmeegedeelddoorZā’idaibnQudāmavan‘ĀFim.IbnKhuzayma zei: “Er is geen enkele /adīth die yuharrikuhā (hij bewoog het) inhield, behalve deze /adīthdiedoorZā’idavermeldwordt.”45 WewetendusdatdeProfeetzijnwijsvingergebruikteomtewijzen,endatdeversievan “het bewegen van de vinger” shadhdh is en duidt op een uitglijder van de overleveraar. Het woord ishāra in de versie van de meerderheid, betekent namelijk alleen maar “te wijzenofeengebaartemaken”,of“omeenaanduidingtemakenmetdehand”,enheeft geen vastgelegde grammaticale (lexicologische) betekenis van een wiebelende of schuddendevinger.46Dezeinterpretatieisuitdrukkelijkbekrachtigddoorgoedbevestigde /adīths overgeleverd door de Metgezel ‘Abdullāh ibn al-Zubayr, dat “de Profeet zijn wijsvingergebruikteomtewijzentijdenszijnsmeekmede(tijdensdegeloofsgetuigenis)en dezenietbewoog.” 47 enhij“gebruiktezijnwijsvingertijdensdesmeekbede,zonderdeze tebewegen.”48 Als laatste noteren wij dat Imam Bayhaqī de /adīth van Zā’ida ibn Qudāma en de vele andere/adīthsdieklaarblijkelijkintegenspraakmetelkaarwaren,metelkaarinverband heeftgebrachtdoortesuggererendathetbewegenvandevingerinde/adīthvanZā’ida mogelijk een simpel opheffen (rafa‘a) betekent, een formulering die expliciet vermeld wordt in een opgetekende versie opgenomen door Muslim, dat de Profeet “zijn rechtervinger die naast de duim is, ophief en zo zijn smeekbede deed.” 49 Dus volgens Bayhaqī is de tegenspraak alleen ogenschijnlijk en het opheffen van de vinger is de “beweging” die Wa'il van de Profeet zag, en de handen van de mensen onder hun mantels, volgens de versie van Zā’ida, die shadhdh blijft vanuit een zienswijze van de /adīthis,tenzijbegrepenindezebeperktebetekenis. De vijfde en laatste voorwaarde voor een FaCīC /adīthis, dat zowel de teksten en keten van overleveringen zonder een ‘illa of (verborgen mankement) dienen te zijn hetgeen specialisten waarschuwt voor onechtheid. We vestigen even onze aandacht op dit punt, niet alleen omdat het helpt het proces van ijtihād te illustreren, maar omdat de diepe deskundigheidin deze voorwaarde zelfs voor de top van /adīth Imamsnietgebruikelijk was. De grootste naam op dit vlak was ‘Alī al-Madinī, één van de Sheikhs van Bukhārī, hoewelzijngrootstewerkopditgebiedhelaasverlorenisgegaan.Daraqutnīismisschien de meest beroemde specialist op dit vlak waarvan het werk is bewaard gebleven. In de woorden van Ibn al-OalāC, een /āfi\ of (meester in de /adīth: iemand die minstens 100.000/adīthsgememoriseerdheeft),dekennisvande‘illaofeenverborgengebrek:
44
OaCīCMuslim,1.408-9 IbnKhuzayma,1.354 46 Lisānal-‘Arab,4.437enal-Qamūsal-Muhīt,540 47 AbiDawud,1.260 48 Bayhaqī,2.131-32 49 Muslim,1.408 45
18
“Eén van de grootste der /adīth wetenschappen, de meest exacte en de meest hoogstaande. Alleen geleerden met een bijzondere geheugencapaciteit, /adīth deskundigheid en een diepgaand begrip, beschikken over de volledige kennis ervan. Het verwijst naar onbegrijpelijke, verborgen mankementen die de /adīths ongeldig maken.Hetverwijstnaareenzwaktedieontdektis,diedegeldigheidvaneen/adīth dienaarbuitentoeFaCīCis,tenietdoet.Hetbeïnvloedt/adīthsmetbetrouwbarelijnen vanoverleveraarsdienaarbuitentoeopeendusdanigewijzeoverkomenalsofzeaanal devoorwaardenvaneenFaCīC/adīthvoldoen”50
Hetzalsommigenverbazenomteleren datéén voorbeeldvaneendergelijkeverborgen mankement (‘illa) waar vaak naar verwezen wordt in /adīth tekstboeken, uit OaCīC Muslimafkomstigis.Alle/adīthshiervanzijnFaCīC,zoalsIbnal-OalāCheeftgezegd: “…metuitzonderingvaneenheelkleinaantalwoorden,doorde/adīthmeesterszoals Daraqutnīenanderenoptekstuelewaardezijngeschat(naqd)enzijnbekritiseerd,en diebekendzijnbijdegeleerdenvanditniveau.”51
De/adīthvanditvoorbeeldwerdinverschillendeversiesovergeleverddoorMuslimvan de Metgezel Anas ibn Mālik. Het kan diegenen die onbewust zijn van zijn mankement ervan overtuigen dat iemand die in gebed is, de Basmala (bismillāhi r-raCmāni r-raCīm) aan het begin van de FātiCa achterwege dient te laten. Volgens de /adīth, zei Anas ibn Mālik: “Ik bad met de Boodschapper van Allah , Abu Bakr, ‘Umar en ‘Uthman en zij openden [het gebed] met ‘al-Camdu li-llāhi rabbi l-‘ālamīn’, zonder “bismillāhi rraCmāni r-raCīm” aan het begin of het einde van de recitatie te zeggen.” [en in een andereversie:“Ikhoordegeenvanhen‘bismillāhir-raCmānir-raCīm’reciteren.”]52
Geleerdenzeggendathetmankementvan de/adīthligtin hetachterwegelatenvande Basmala aan het eind, wat niet de woorden van Anas zijn maar van één van de suboverleveraars die verklaarden wat zij dachten dat Anas bedoelde. Ibn al-OalāC zegt: “Zijn suboverleveraar overleverde het met de bovengenoemde bewoording in overeenstemming met zijn eigen begrip ervan.” 53 Deze /adīth wordt als voorbeeld van een“verborgenmankement”ineenaantalgeschriftenvan/adīthterminologiegegeven, zoals in /āfi\ al-Suyu^ī’s Tadrīb al-Rāwī, 54 /āfi\ Ibn al-OalāC’s Ulum al-/adīth, /āfi\ Zaynuddīnal-‘Iraqi’s al-Taqyīdwal-IdāC55enanderen.Al-‘Irāqīzegt:“Eenaantal/uffā\ beoordeeldendeze/adīthalsonvolkomen,waaronderShāfi‘ī,Daraqutnī,BayhaqīenIbn ‘AbdulBarr.”56 Nu heeft Bukhārī de /adīth overgeleverd tot aan de woorden: “en zij openden met ‘alCamduli-llāhirabbil-‘ālamīn’,zonderhetachterwegelatenvandeBasmalatevermelden, 57 enTirmidhīenAbūDawūdoverleverengeenandereversie.Geleerdenwijzeneropdat 50
‘Ulūmal-/adīth ‘Ulūmal-/adīth 52 Muslim,1.299 53 MuqaddimaIbnal-OalāC,b01-99 54 Tadrībal-Rāwī,1.254–57 55 al-Taqyīdwal-IdāC,98–103 56 Ibid,98 57 Bukhārī,1.198 51
19
indezevermeldingendewoorden‘al-Camduli-llāhirabbil-‘ālamīn’infeitedenaamisvan de FātiCa, omdat de Profeet en zijn Metgezellen de openingswoorden van Ouwar (koranhoofdstukken)vaakalsbenamingengebruikten. Bijvoorbeeld, in de /adīth uit OaCīC al-Bukhārī van Abū Sa‘īd ibn al-Mu‘alla, die overgeleverdheeftdatdeProfeetzei;“IkzaljoueenOūrahlerendiedegrootstevanalle Ouwarvande Koranis,voordatjede moskeeverlaat.” Vervolgensnamhijmijnhanden toen hij naar buiten ging zeiik tegen hem, “Zei u niet: ‘Ik zal jou een Oūra leren die de grootste van alle Ouwar van de Koran is voordat je de moskee verlaat’? En hij zei; ‘alCamduli-llāhirabbil-‘ālamīn’;hetis[van]de‘zevenmeestgereciteerde[versen]’(al-sab‘ al-mathānī)endeGrootsteRecitatie(al-Qur’ānal-‘A\īm)diemijgeopenbaardwerd.”58 Indeze/adīthis ‘al-Camduli-llāhirabbil-‘ālamīn’ duidelijkdenaamvandeFātiCa,en heefthetverdergeenanderebetekenis,wantandersishetéénversennietzeven.‘Ā’isha, dieéénvande‘UlemāvandeOaCābawas,verweesookopdezemaniernaardenamenvan deOuwar,zoalsinde/adīthvanBukhārī,datdeProfeet,wanneerhij’snachtsnaarbed ging, zijn handen samendeed, hen lichtelijk met speeksel besproeide, en eroverheen las: “qul huwa Allāhu aCad”, “qul a‘ūdhu bi-Rabbi l-falaq,” en “qul a‘udhu bi-Rabbi n-nās”; toenwreefhijhetdaarnaoveriederdeelvanzijnlichaamuitvoorzoverditmogelijkwas.59 Dit laat duidelijk zien dat zij de Ouwar met hun openingswoorden (na de Basmala) benoemde, zoals andere vroege Moslims ook deden (zoals Bukhārī bijvoorbeeld deed in zijnhoofdstukkeninhetgedeeltevanzijn FaCīCoverdeDeugdelijkhedenvandeKoran). Inhetonderdeelvandebewoordingvande/adīthvanAnasishiervoordusgeenenkele aanwijzing. Hierover zijn Bukhārī en Muslim het beiden eens, namelijk; “Ik bad met de Boodschapper van Allah , Abu Bakr, ‘Umar en ‘Uthman en zij openden met ‘alCamduli-llāhirabbil-‘ālamīn,’”datdeBasmalaniethardopwerdgereciteerd. Tirmidhīzegt: “Imam Shāfi‘ī heeftgezegd; ‘Het betekentdat zij zoals gebruikelijkbegonnenmet de FātiCavóórdeOūrah,nietdatzijde‘bismillāhir-raCmānir-raCīm’nietreciteerden.’En Shāfi‘ī handhaafde dat het gebed begonnen was met de hen ‘bismillāhi r-raCmāni rraCīm’,endathethardopwerdgereciteerdinhardopgereciteerdegebeden.60
/adīth geleerden die meester zijn in tekstkritiek, zoals Daraqutnī en anderen, beschouwendewoordenvande/adīthvanAnasinhet“nietvermeldenvan‘bismillāhirraCmāni r-raCīm,’ die ogenschijnlijk lijken te suggereren het Basmala uit te sluiten, om diverseredenenongeldigvanwegeeen‘illaofeen‘verborgenfout’. Enkeledaarvanzijn: •
Het is gebaseerd op een massale overlevering (tawātur) dat de Profeet gezegd heeft:“ErisgeengebedvoordiegenendienietdeFātiCareciteren.”61
58
Ibid,6.20-21 Ibid,233-34 60 Tirmidhī,2.16 59
61
(Bukhārī1.192)
20
Ten Eerste: Eerste: erste: De OaCāba bevestigden niets van de geschreven verzameling van de Koran(mushaf)uitdeperiodevan‘UthmānandersdanwatuitsluitendvandeKoran was,enzijplaatstenunaniemdeBasmalaaanhetbeginvaniedereOūrabehalveOūratalTawba. TenTweede: al-Camduli-llāh ’reciteert,reciteerdan[ook] TenTweede:DeProfeetzei:“Alsje‘ weede: ‘bismillāhir-raCmānir-raCīm’,wanthetisdeKernvandeKoran(Ummal-Qur’ān)ende Kern van de Heilige Geschriften (Umm al-Kitāb) en de ‘zeven meest gereciteerde [verzen]’(al-sab‘al-mathānī)en‘bismillāhir-raCmānir-raCīm’iséénvandezeverzen.” 62 Ditiseen/adīthmeteen FaCīCverklaardeoverleveringsketennaardeProfeet,envia nogeenketennaaralleenAbū/urayra. Ten Ten Derde: Derde: erde: Umm Salama overlevert: “De Profeet reciteerde zoals gebruikelijk ‘bismillāhir-raCmānir-raCīm’, ‘al-Camduli-llāhirabbil-‘ālamīn’afzonderlijkvaniedere zinsdeel.” Dit is een /adīth waarover /ākim heeft gezegd dat deze FaCīC is in overeenstemming met de voorwaarden van Bukhārī en Muslim, wat Imam Dhahabī bevestigde. 63 DaraqutnīoverleverdetevensvanUmmSalamadat“wanneerdeProfeet zoalsgebruikelijkdeKoranreciteerde,zoutelkensversnaverspauzereninzijnrecitatie: ‘bismillāhir-raCmānir-raCīm,al-Camduli-llāhirabbil-‘ālamīn,ar-raCmānir-raCīm,māliki yawmid-dīn.’”Daraqutnīzei[hierover]:“ZijntoeschrijvingisFaCīC;aldezeoverleveraars zijn betrouwbaar. 64 Deze /adīths tonen aan dat de Basmala hardop door de Profeet werdgereciteerdalsgedeeltevandeFātiCa. Tenvierde:Bukhārīoverlevertinzijn OaCīCdatwanneerAnasgevraagdwerdhoede Tenvierde: Profeet gewend was te reciteren, hij antwoordde: “Door het verlengen (van de klinkers)” – en vervolgens reciteerde hij (Anas) ‘bismillāhi r-raCmāni r-raCīm,’ de ‘bismillāh’verlengend,de‘ir-raCmān’verlengendende‘ir-raCīm’[verlengend].65Hiermee aanduidenddatAnasrekeninghieldmetditgedeeltevanderecitatievandeProfeeten datdeProfeetdithardopdeed. Tenvijfde: Tenvijfde:Daraqutnīnamtwee/adīthsop,beidevanIbn‘Abbās,enzeioverelk vijfde: ervan: “Dit is een FaCīC keten van overlevering, zonder zwakke overleveraar”, waar de eerste van is: “De Profeet was gewoon hardop ‘bismillāhi r-raCmāni r-raCīm’ te reciteren”, en de tweede: “De Profeet was gewend het gebed te beginnen met: ‘bismillāhir-raCmānir-raCīm.’”66 •
Imam al-Mawardi vat samen: “Omdat het isvastgelegd dat hetverplicht isin het gebeddeFātiCatereciteren,enomdatdeBasmalaeendeelervanis,moetderegel voorhetreciterenvandeBasmalahardopofinstiltehetzelfdezijnzoalsdeFātiCa hardopwordtgereciteerdofinstilte.67
62
Bayhaqī,2.45enDaraqutnī,1.312 al-Mustadrak,1.232 64 Daraqutnī,1.312–13 65 Bukhārī,6.241 66 al-Nawawī,al-Majmū‘,3.347 67 al-Hāwial-Kabīr,2.139 63
21
•
ImamNawawīheeftgezegd:“Watbetrefthethardopreciterenvan‘bismillāhi r-raCmānir-raCīm’hebbenwijvermeld,datonsstandpuntisdatdezemanier lovenswaardigis.OngeachtopwelkeplekiemanddeFātiCaenOūrahhardop reciteert,ishetderegeldathethardopreciterenvandeBasmalahetzelfdeis als het hardop reciteren van het overige deel van de FātiCa en Oūrah. Ditis het standpunt van het overgrote deel van de ‘Ulemā van de OaCāba en degenendiedoorhenzijnonderwezen(deTābi‘īn)endegenennahen.Wat betreft de OaCāba die het standpunt hadden de Basmala hardop in het gebedtereciteren,vermelddede/āfi\AbūBakral-Kha^ībdatditookgold voorAbūBakr,‘Umar,‘Uthmān,‘Alī,‘AmmāribnYāsir,UbayyibnKa‘b,Ibn ‘Umar, Ibn ‘Abbās, Abū Qatāda, Abū Sa‘īd, Qays ibn Mālik, Abū /urayra, ‘AbdullāhibnAbīAwfa,ShaddādibnAws,‘AbdullāhibnJa‘far,/usaynibn ‘Alī, Mu‘āwiya, en de gemeenschap van Emigranten (muhājirīn) en helpers (anFār) die aanwezig waren bij Mu‘āwiya wanneer hij in Medina bad zonder de Basmala hardop te zeggen, en zij wezen hem daarop terecht, waarop hij hetalsnoghardopzei.”68
Ditzijnenkelevanderedenenwaaromgeleerdende/adīthvanAnasinOaCīCMuslimals mu‘all of “onvolkomen” beschouwen. We kunnen hier niet de andere aspecten van de /adīth bespreken, zoals de onvolkomenheden in deze lijn van overleveraars, die tot in detailzijnuitgelegdinal-Taqyīdwal-IdāCvanZaynuddīnal-‘Iraqī’s, 69 hoewelhetafstand nemen hiervan een algemeen idee mag geven waarom er rekening met de onvolkomenheden werd gehouden door de /uffā\ zoals Suyū^ī, ‘Irāqī, Ibn OalāC, Ibn ‘AbdulBarr,Daraqutnī,enBayhaqī.DitisookwaaromdeSharī‘ahwettenogenschijnlijk afgeleidkunnenwordenvanheteindevande/adīth,namelijkdathetachterwegelaten van de Basmala als de FātiCa wordt gereciteerd in het gebed door Shāfi‘ī, Nawawī en anderen is afgekeurd, die eraan vasthielden dat de Basmala hardop gereciteerd werd tijdens de FātiCa. Het mag ook gezegd worden dat het standpunt van Abū /anīfa en ACmad ibn /anbal is dat iemand de Basmala instilte reciteert vóór de FātiCa, daarmee dus de /adīths aan beide kanten met elkaar in verband brengend, door het het “achterwege laten” in de /adīth van Anas niet met zijn ogenschijnlijke betekenis te interpreteren, en dat het uitsluitend betekent “in stilte reciteren.” Hoe dan ook is het duidelijkgeenverhaalvan“de/adīthin OaCīCMuslim,waardeImamsnietsvanwisten” zoalssommigeongeschooldentegenwoordigdaadwerkelijksuggereren.Hetiseerdereen meningsverschil in /adīth classificatie dat op de hoogste niveaus van geleerdheid aangaandedeshari’aspeelt. DevijfbovengenoemdevoorwaardenvooreenFaCīC/adīthendeverschillenhieromtrent tussen de specialisten, laten ons zien waarom de mujtahid Imams van de scholen soms verschillenmeteenander,ofeenafzonderlijke/adīthwerkelijkvandeProfeetis.Wie danookgelooftdateengeleerde,ongeachtofdatnuBukhārī,Muslimofeeneigentijdse Sheikh is, alle verschillende standpunten betreffende de aanvaardbaarheid van afzonderlijke /adīths te niet kan doen, zou grondig zijn licht op moeten steken door de wetenschappelijke kant van de /adīths te bestuderen. Waar we ons bewust van moeten zijn,isdatalsweeen/adīthvindenin OaCīC Bukhārī dateenvandescholenvan fiqhde anderelijkttevolgenwaarbijdeanderdatnietdoet,hetgoedmogelijkisdatverschillende fiqh-of/adīthmethodologieofbeide,eenrolspelen.
68
al-Majmū‘,3.341 Zaynuddīnal-‘Iraqī’s,al-Taqyīdwal-IdāC,100–101
69
22
CONCLUSIE CONCLUSIE Laatmijalleswatikhiervanavondgezegdhebsamenvatten.Alseerstehaaldeikaandat dekennis,dieuenikhebbengeleerdvanuitdeKoranen/adīth,opgesplitstkanworden in drie categorieën. De eerste is de kennis van Allah en Zijn eigenschappen en de basiswaarhedenvanhetIslamitischegeloof,zoalshetProfeetschapvandeProfeet,het geloofindeDagdesOordeels,enzovoorts.IedereMoslimkanenmoetzichdezekennis eigenmakenuithetBoekvanAllahendeSunnah.Ditgeldteveneensvoordetweede vormvan kennis, zoals de algemene Islamitische wetten om het goede na te streven, het slechte te vermijden, het gebed te verrichten, zakāt te betalen, te vasten tijdens de RamaHān,gezamenlijkgoedewerkenteverrichten,enzovoorts.Iedereenkanvoorzichzelf dezealgemenevoorschriftenlerenenbegrijpen. Daarnabesprokenwedederdecategorievankennis,dieuitdefiqh(begrip)vanspecifieke detailsvandeIslamitischepraktijkbestaat.WevondenindeKoranen FaCīC/adīthsdat mensen op twee manieren met deze kennis omgaan; degenen die gekwalificeerd zijn in ijtihādendegenendiedatnietzijn.Wijvermelddende FaCīC/adīthover“demandiede waarheidkentmaareenonjuistoordeelvelt:hijzal naardehelgaan”,wat aantoontdat zogenaamdemujtahidsmisdadigerszijnalszezoudenopererenzondertraining. We hebben gehoord van het Koranische vers dat bevestigt dat een zekere groep van de Moslimgemeenschap geleerd en in staat dient te zijn anderen te onderwijzen in de specifieke details van hun religie. We hebben het Koranische vers gehoord dat diegenen diehetnietweten,hetmoetenvragenaandiegenendiehetwelweten,zoalsookhetvers verwijstnaardekwestievan“diegenenwaarvanhetdetaakisditteontdekken.” We spraken in eerste instantie over de mujtahid Imams, in termen van hun veelomvattendekennisvandegeheleKoranendetekstueleomvangvande/adīthenin tweedeinstantieintermenvandieptevanuitleg.Hiervermelddenwijdevoorbeeldenuit de Koran en /adīth die de ontwikkelingen laten zien hoe de mujtahid Imams een verbinding tussen de vele teksten tot stand brengen en prioriteit geven indien er een aantoonbaarconflictbestaat.Onzeduidelijkevoorbeeldenvan ijtihādsteldenonsinstaat goed te begrijpen tot wie de Imams hun befaamde opmerkingen richtten niet hun standpunten te volgen zonder de bewijzen te kennen. Zijverwezen naar de eerste graad vangeleerdendiezijhebbenonderwezen,dieinzichtelijkbekwaamwarenendezakenop hun waarde konden schatten aangaande de punten die betrekking hebben op deze specifiekebewijzen. Dan zien we dat de Imams ook mujtahids waren in zaken zoals het beoordelen van /adīths,ofdezewelofniet FaCīCwarenenzijmerktenopdatzoalshetonwettigisvoor een mujtahid Imam taqlīd te doen, of “een mujtahid zonder kennis van zijn bewijsmateriaal,tevolgen”metbetrekkingtot fiqh,doethijditooknietindekwestievan hetaccepterenvanspecifieke/adīths.Alslaatstemerktenweopdatdeverschilleninde betrouwbaarheidskwalificaties van /adīths onder de gekwalificeerde geleerden, met betrekkingtotdedetailsvanhetpraktiserenvandeIslam,parallelliepen.Relatiefgezien isditaantalverschillenkleininrelatietothetgeheel.
23
Hoofdzaak is dat hoewel iedere Moslim de grondbeginselen van zijn Islam direct uit de Koran en de /adīths afleidt, met name de voornaamste geloofs- en algemeen ethische grondbeginselen dient te volgen en voor de specifieke details van de fiqh van het Islamitischpraktiseren,eenKoranischversweetofeen/adīth,diteenwereldvanverschil kan zijn met het op de hoogte zijn van de Sharī‘ah uitspraken, tenzij iemand een gekwalificeerdemujtahidisofernaarverwijst. Zoalsvoorpseudo-mujtahidsdieeenkleinbeetjeArabischkennenengewapendzijnmet /adīthboeken,zijnzijgelijkaaneenpseudo-dokterzoalseerderbesproken.Alszijnenige kwalificatieisdathijEngelskanlezenenenkelemedischeboekenbezit,zoudenwezeker tegenzijnmedischepraktijkenzijn,zelfsalshetomnietmeergaatdanhetopererenvan eenpinkvingervaniemand.Dus watzoueroveriemandwordengezegddiealleenmaar het Arabisch kent, enkele /adīth boeken heeft en dan uw ākhira onder handen wil nemen?Omte kunnen begrijpenwaaromMoslims Madhhabsvolgen,moetenweverder kijken dan simplistische slagzinnen zoals “de goddelijk beschermden versus de niet goddelijk beschermden” en de Imams van de fiqh waarderen die de Koran en Sunnah functioneelhebbengemaaktomdezealsSharī‘ahtoetepasseninonsleven.Wemoeten onsafvragenofwewerkelijk“luisterenenaanbidden”wanneerAllahonsvertelt:
“Vraaghetdanaandebezittersvankennis,indienjulliehetnietweten.”70
70
Koran,Oūratal-NaCl16:43
24