Onderzoek in opdracht van: Platform Minima Organisaties Haarlem Bezoekadres: Volhardingstraat 2 2032 SX Haarlem Postadres: Postbus 400 2000 AK Haarlem 023 534 11 95
[email protected]
Waarom lukt het niet om na drie jaar Voedselbankhulp zonder deze hulp verder te kunnen? Tien verhalen van klanten van de Voedselbank Haarlem Sabine Asselbergs en Camila Vossen Studenten Culturele en Maatschappelijke Vorming Hogeschool van Amsterdam Februari 2009
INHOUDSOPGAVE
Voorwoord
pag. 4
Inleiding
pag. 5
Betrokkenen
pag. 7
Hoofdstuk I Achtergronden bij het onderzoek
1.0 Geschiedenis Voedselbank
pag. 8
1.1 Werkwijze
pag. 9
1.2 Organisatie Voedselbank Haarlem
pag. 11
1.3 Aanleiding voor het onderzoek
pag. 11
1.4 Hoofd‐ en deelvragen
pag. 12
1.5 Klantenanalyse Voedselbanken
pag. 14
Hoofdstuk II Verantwoording 2.0 Respons onderzoek
pag. 16
2.1 Methoden
pag. 17
3.0 Interview bestuursleden Voedselbank
pag. 18
3.1 Resultaten gesprekken
pag. 19
4.0 Aanbeveling richting Voedselbank Haarlem
pag. 25
4.1 Aanbevelingen richting Gemeente Haarlem
pag. 27
4.2 Aanbevelingen met betrekking tot vervolggesprekken
pag. 29
4.3 Conclusie
pag. 30
Hoofdstuk III Resultaten
Hoofdstuk IIII Advies
2
Bijlagen 1. Verklarende woordenlijst 2. Hulpverleningsorganisaties 3. Organogram 4. Moties en amendementen 5. Opdracht 6. Klantenanalyse 7. Brief 8. Vragenlijst 9. Literatuurlijst
3
VOORWOORD
In dit rapport doen wij verslag van het onderzoek dat wij gedaan hebben naar de problematiek rond de Voedselbank Haarlem. Wij zullen ons beperken tot de derdejaars klanten van de Voedselbank Haarlem, welke ‘respondenten’ genoemd zullen worden. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op de leefsituatie van de respondenten, de positie van de Voedselbank Haarlem en de gemeente Haarlem. De Voedselbank is een actueel onderwerp dat de gemoederen in hoge mate bezighoudt. De vraag, die de politiek bezighield was: “Hoe kan het dat in zo’n land van welvaart als Nederland Voedselbanken nodig zijn?” Een veel gehoorde uitspraak was hierbij: “het is goed dat het er is, jammer dat het nodig is…” Voor ons onderzoek waren de verhalen van de klanten van de Voedselbank Haarlem van essentieel belang. Het waren vaak emotionele en eerlijke verhalen van mensen die op een openhartige manier over hun leefsituatie spraken met ons. Dit rapport had zonder hen niet tot stand kunnen komen. Wij willen dan ook hier bij onze dank uitspreken voor deze mensen en ze veel geluk toewensen voor de toekomst. Wij willen onze opdrachtgever het Platform Minima Organisaties bedanken, met name Piet de Vries voor de begeleiding. Ook de Voedselbank Haarlem willen we bedanken voor de openheid en de prettige samenwerking, in het bijzonder Anneke Abma. Verder willen wij Bernard Luttikhuis bedanken voor zijn steun bij het voeren van de gesprekken. Rolf Pelleboer bedanken wij voor de ondersteuning vanuit de Hogeschool van Amsterdam.
4
INLEIDING
Het Platform Minima Organisaties Haarlem bestaat ruim tien jaar en is een overkoepelende organisatie die de krachten bundelt van achttien aangesloten cliëntenorganisaties, die zich ieder op hun eigen manier inzetten voor de armoedebestrijding in Haarlem en omstreken. Het Platform Minima Organisaties ondersteunt de achttien organisaties door middel van onder andere het coördineren en initiëren van activiteiten, het coachen van de vrijwilligers en het informeren over wet – en regelgeving. Eén van de aangesloten organisaties is de Voedselbank Haarlem. De Voedselbank Haarlem is drie jaar geleden opgericht om voedsel te verstrekken aan hulpbehoevende minima. Bij de oprichting is gekozen voor een termijn van maximaal drie jaar, dit naar aanleiding van het schuldsaneringtraject wat ook drie jaar duurt. Na deze termijn zouden de klanten in staat dienen te zijn om zonder de voedselpakketten van de Voedselbank zelfstandig te kunnen leven. Een aantal klanten maken momenteel ten minste drie jaar gebruik van de pakketten die de Voedselbank verstrekt. De vraag vanuit de Voedselbank Haarlem is, waarom het deze groep niet lukt om na drie jaar zelfstandig te kunnen leven. Maar is dit wel zo? In het kader van onze Beleid en Methodiek Opdracht 1 hebben we in opdracht van Platform Minima Organisaties voor de Voedselbank Haarlem een onderzoek gedaan waarbij dit probleem centraal staat. LEESWIJZER In eerste instantie hebben we ons georiënteerd op het thema Voedselbank. (Hoofdstuk I). Hierbij staat “het in kaart brengen van de huidige situatie” centraal. We hebben literatuur en artikelen uit de media bestudeerd en congressen bezocht. In het eerste gedeelte van het onderzoek komen de volgende zaken aan bod: 1. het in kaart brengen van de organisatie van de Voedselbank Haarlem 2. klantenanalyse van de Voedselbank 3. doel van het onderzoek 1
Zie verklarende woordenlijst bijlage 1 5
4. geschiedenis en maatschappelijk context van de Voedselbank 5. beschrijving van de huidige situatie Daarna hebben we gekeken wat de gewenste situatie is. We hebben de perspectieven van de verschillende partijen onderzocht. De verschillende partijen zijn; de gemeente Haarlem, de Voedselbank Haarlem en de klanten van de Voedselbank Haarlem die drie jaar voedselpakketten ontvangen. We hebben gesprekken gevoerd met twee leden van het bestuur van de Voedselbank om inzicht te krijgen in wat de gewenste situatie inhoudt. Om het perspectief van de klanten te kunnen beschrijven hebben we tien klanten geïnterviewd, die drie jaar voedselpakketten ontvangen. Uitwerkingen van deze gesprekken kun u vinden in hoofdstuk 3 van het rapport. Als laatste hebben we ons bezig gehouden met het schrijven van een advies. Een plan dat kan bijdragen aan een (betere) methodiek. Het advies kunt u vinden in hoofdstuk 4 van het rapport. Hierin vindt u ook de conclusie van het onderzoek.
6
BETROKKENEN
Anneke Abma Bestuurslid Stichting Voedselbank Haarlem e.o. Nieuwe Groenmarkt 12|2011 TW Haarlem|
[email protected] Bernard Luttikhuis Voorzitter Stichting Voedselbank Haarlem e.o. Nieuwe Groenmarkt 12|2011 TW Haarlem|
[email protected] Piet de Vries Voorzitter Platform Minima Organisaties tevens opdrachtgever Volhardingstraat 2|2032 SX Haarlem|
[email protected] Rolf Pelleboer Begeleider Hogeschool van Amsterdam Wibautstraat 80‐86|1091 GP Amsterdam|
[email protected] Sabine Asselbergs Studente Hogeschool van Amsterdam Louise Wenstraat 187a| 1018 MS Amsterdam|
[email protected] Camila Vossen Studente Hogeschool van Amsterdam Prins Hendrikkade 136|1011 AR Amsterdam|
[email protected]
7
HOOFDSTUK I ACHTERGRONDEN BIJ HET ONDERZOEK
1.0 GESCHIEDENIS VOEDSELBANK 2 Een Voedselbank is geen uitvinding van de moderne tijd. Al in de oudheid waren er Voedselbanken die de armen voorzagen van voedsel. Ook in Nederland werd voedsel verstrekt door de kerk. Toen het economisch beter ging in Nederland, verdween de behoefte aan Voedselbanken. Pas in de twintigste eeuw keerden de Voedselbanken weer terug. Een deel van de Nederlandse bevolking heeft het moeilijk op financieel gebied. Vooral vanaf 2004 steeg het aantal mensen dat een beroep moest doen op de Voedselbank sterk. In 2005 steeg het aantal Voedselbanken van 22 tot 40. De oorsprong van de Voedselbanken ligt in de VS (1967). Van daaruit vond het idee zijn weg eerst naar Canada en later naar Europa. Op het ogenblik zijn er in dertien Europese landen 157 Voedselbanken operationeel. Zo begon het in Nederland: in 1986 leefden Clara en Sjaak Sies in Rotterdam van een uitkering. Daar zij op verschillende gebieden actief waren, zoals de kerk en sociale terreinen, kwamen zij op het idee van een Voedselbank. Zij voelden de noodzaak om tegen verspilling aan de ene kant en armoede aan de andere kant actie te ondernemen. In 2001 zijn zij met de voorbereidingen van een Voedselbank gestart. De Voedselbank is gestart als een onderdeel van de Stichting ‘Minusplus’ uit Rotterdam, met de gedachte dat de ‘plussers’ de ‘minners’ in onze samenleving met restgoederen zouden kunnen ondersteunen. Tegenwoordig krijgen een kleine 10.000 gezinnen in Nederland voedselpakketten uitgereikt door de Voedselbanken in diverse gemeenten. Via verschillende hulpverleningsorganisaties, zoals maatschappelijk werk, vluchtelingenwerk, thuiszorg, jeugdzorg en huisartsen, vindt de aanmelding plaats. Ontvangers krijgen, ongeacht geloof, cultuur of nationaliteit, de beschikking over de door levensmiddelen leverende bedrijven beschikbaar gestelde voedselpakketten. Vanaf maart 2003 is de naam Minusplus veranderd in de Stichting Voedselbank Nederland of kortweg Voedselbank. 2
Bron: www.voedselbank.nl
8
1.1 WERKWIJZE 3 De Voedselbank zamelt bij producenten en distributeurs van levensmiddelen de producten in die om één of andere reden niet verkocht kunnen worden, maar die kwalitatief nog 100% goed zijn. Dat kan bijvoorbeeld zijn omdat het product uit het assortiment gaat, er te veel voorraad van is, de THT‐ datum 4 te dichtbij is om het product nog in het normale afzetkanaal kwijt te kunnen, de verpakking niet in orde is, of welke andere reden dan ook. Deze producten zouden anders vernietigd worden of als veevoer worden gebruikt. Ook worden inzamelingsacties georganiseerd in supermarkten, bedrijven en scholen waarbij particulieren kunnen bijdragen aan de inhoud van de voedselpakketten. De Voedselbank Haarlem e.o. verstrekt voedselpakketten in: Haarlem, Haarlemmerliede, Bloemendaal, Nieuwebrug, Overveen, Zandvoort, Heemstede, Aerdenhout, Spaarndam, Spaarnwoude, Cruqiuis, Vogelenzang en Bennebroek. De Voedselbank Haarlem werkt geheel met vrijwilligers. Zij helpen bij het ophalen en sorteren van de levensmiddelen, het magazijnbeheer, het verpakken in kratten, het vervoer, het uitdelen op de verdeelcentra en ook bij het onderhouden van de relatie met de klanten. Weer anderen doen als vrijwilliger de technische klussen of zorgen voor de administratie. Ook het bestuur bestaat uit actief meewerkende vrijwilligers. DOELSTELLING
De stichting Voedselbank Haarlem heeft als doelstelling het verstrekken van voedselpakketten voor een periode van maximaal drie jaar aan mensen die in armoede leven, het tegengaan van de verspilling van goede levensmiddelen en het signaleren van problemen in de hulp aan mensen die in de knel zitten. De Voedselbank Haarlem tracht dit doel te bereiken door voor consumptie geschikte voedseloverschotten en andere levensmiddelen van het bedrijfsleven in te zamelen en kosteloos ter beschikking te stellen aan hulpbehoevende minima. 3 4
Bron: Jaarverslag Voedselbank Haarlem 2007 THT‐datum: ten minste houdbaar tot, vermeld op voedingsmiddelen die een beperkte tijd houdbaar zijn
9
De Voedselbank Haarlem wil zo een bijdrage leveren aan de vermindering van de verborgen armoede, die ook in Nederland voorkomt. Hij zoekt daarvoor de steun van bedrijven en fondsen en streeft er naar het werk in goede samenwerking met de plaatselijke overheid te doen. De Voedselbank werkt ook nauw samen met de Stichting Voedselbank Nederland, die gevestigd is in Rotterdam. Daardoor is zij in staat producten van landelijk opererende bedrijven die in Rotterdam worden aangeleverd ook aan de inwoners van Haarlem en omstreken ten goede te laten komen. TOEWIJZING PAKKETTEN
De werkwijze van de Voedselbank Haarlem is dat via hulpverleningsorganisaties 5 zoals het Maatschappelijk Werk, de Thuiszorg of het RIAGG, de aanmelding van de huishoudens plaatsvindt. Om in aanmerking te komen voor ondersteuning zijn criteria opgesteld. Bij de toekenning van voedselpakketten gaat de Voedselbank uit van het inkomen dat mensen maandelijks overhouden voor voeding en kleding en dergelijke na aftrek van de vaste lasten zoals huur, gas, water, licht en verzekeringen. Dit is het besteedbaar inkomen van een huishouden. Komt het besteedbaar inkomen per huishouden onder de volgende bedragen, dan komt het huishouden in aanmerking voor een voedselpakket: 1‐persoonshuishouden
€ 175,00
____________________________________________________________________________________ Bij meerpersoonshuishoudens is dit bedrag voor iedere volgende volwassene die tot het huishouden behoort te vermeerderen met
€ 60,00
____________________________________________________________________________________ en/of voor ieder kind dat tot het huishouden behoort met (t/m 12 jaar)
€ 25,00
en/of voor ieder kind dat tot het huishouden behoort met (t/m 18 jaar)
€ 50,00
De aanvragen worden doorgestuurd naar Stem in de Stad. Op grond van de aangeleverde gegevens wordt dan besloten of iemand al dan niet in aanmerking kan komen voor een pakket. Als positief wordt
5
zie bijlage 2 voor een overzicht van de aangesloten hulpverleningsorganisaties in Haarlem
10
besloten kan de klant met onmiddellijke ingang wekelijks een levensmiddelenpakket ophalen bij een van de uitdeelpunten in Haarlem. Het is tevens de bedoeling dat wordt aangegeven hoe lang de hulp naar verwachting noodzakelijk is. Er moet immers naar gestreefd worden dat er op termijn een oplossing voor de noodsituatie komt. Na zes maanden wordt door Stem in de Stad bij de klant gevraagd om een herindicatie om zijn/haar financiële situatie opnieuw te bekijken. Deze herindicatie wordt door een hulpverlener van bijvoorbeeld Kontext gedaan. Zo kunnen eventuele veranderingen in relatie tot gebruikmaking van de diensten van de Voedselbank op tijd worden opgemerkt. 1.2 ORGANISATIE VOEDSELBANK HAARLEM 6 De eindverantwoordelijkheid en de algehele leiding van de Voedselbank Haarlem ligt bij het bestuur. Daarnaast is er een Raad van Advies en een Comité van Aanbeveling. De leiding over de dagelijkse gang van zaken in het bedrijf ligt bij de bedrijfsleider. Deze legt daarover verantwoording af en adviseert aan het bestuur. De bedrijfsleider wordt weer bijgestaan door een waarnemend bedrijfsleider en assistent‐bedrijfsleider, die mede zorg dragen voor de operationele gang van zaken binnen het voedselbankbedrijf. 1.3 AANLEIDINGEN VOOR HET ONDERZOEK DIRECTE AANLEIDING
Aan het begin van het onderzoek was er onzekerheid over wat te doen met de klanten die momenteel drie jaar klant zijn. Kan het verstrekken van de pakketten ineens stoppen? Weten we eigenlijk wel genoeg van onze klanten? Wat kunnen we meer doen dan voedselpakketten uitdelen en willen we eigenlijk wel meer doen? Maar vooral de vraag die speelde was; hoe lang kan de Voedselbank Haarlem door blijven gaan? Waar ligt de taak van de Voedselbank en waar die van de gemeente? Door de intentieverklaring 7 vanuit de gemeente Haarlem naar de Voedselbank Haarlem kan de Voedselbank zich met deze “verhalen” naar de gemeente wenden. Aan ene kant wilde de gemeente meer inzicht in de klanten van de Voedselbank maar, aan de andere kant wilde de Voedselbank de privacy beschermen van de klanten. 6 7
zie bijlage 3 voor organogram van de Voedselbank Haarlem zie bijlage 4 voor intentieverklaring november 2008
11
INDIRECTE AANLEIDING
In het afgelopen jaar zijn in Nederland de voedselbanken prominent in beeld gekomen. Het aantal klanten is flink toegenomen, en daarmee het aantal voedselbanken. Volgens informatie van de Voedselbank Nederland worden nu ongeveer 8.000 gezinnen in 28 gemeenten wekelijks voorzien van een voedselpakket. Deze ontwikkeling heeft volop de aandacht getrokken, niet in de laatste plaats omdat het bestaan van voedselbanken vragen oproept over de kwaliteit van de Nederlandse verzorgingsstaat. Op verschillende locaties en websites discussiëren burgers over de voors en tegens van de voedselbank en ook de politiek laat van zich horen. De SP deelt pakketten zalm uit bij de voedselbank in Haarlem en de PvdA geeft de voedselbank een rol in een computeranimatie waarin Wouter Bos ten strijde trekt tegen de armoede. Met de groei van de Voedselbanken groeide ook de behoefte aan meer informatie: hoe is de Voedselbank precies georganiseerd, wie maken er gebruik van en waarom? Op 1 november 2005 stelde toenmalig CDA‐kamerlid Gerda Verburg hierover vragen in de Tweede Kamer aan minister De Geus van SZW. Regioplan Beleidsonderzoek kreeg de opdracht om onderzoek te doen naar het klantenbestand van de Voedselbank Nederland (omvang, samenstelling, voorzieningengebruik, achterliggende kenmerken) en naar de organisatie ervan. 1.4 HOOFD – EN DEELVRAGEN Er spelen meerder vragen rondom de Voedselbank en het is goed voor ons onderzoek om de verschillende problemen in kaart te brengen. Daarentegen richtten we ons in onze uitwerking van het onderzoek op onze hoofdvraag: “Waarom lukt het klanten van de Voedselbank Haarlem die momenteel drie gebruik maken van de Voedselbankhulp niet, om na drie jaar zonder deze hulp verder te kunnen?” Deze hoofdvraag is geformuleerd vanuit de Voedselbank Haarlem en Platform Minima Organisaties 8 Naast de hoofdvraag hebben we ook deelvragen geformuleerd: •
Is de “drie jaar termijn” regeling realistisch?
8
voor volledige omschrijving opdracht zie bijlage 5 12
Bij de oprichting van de Voedselbank is er een termijn vastgesteld van drie jaar, deze termijn komt overeen met de termijn die het schuldsaneringtraject hanteert. Dit naar aanleiding van een van de doelstellingen van de Voedselbank; namelijk het bieden van noodhulp . Wij willen onderzoeken of deze termijn realistisch is, is drie jaar te lang of te kort? •
Wat is er voor nodig om de klanten van de Voedselbank na drie jaar zelfstandig verder te kunnen laten gaan?
Maken de klanten genoeg gebruik van de voorzieningen? Zijn deze toereikend genoeg? En wat zou de Voedselbank nog meer kunnen om ervoor te zorgen dat klanten na drie jaar weer zelfstandig verder kunnen? •
Wat is momenteel de verhouding tussen de gemeente Haarlem en de Voedselbank Haarlem?
Deze deelvraag is bedoeld om duidelijk in beeld te krijgen waar er sprake is van samenwerking of behoefte aan een samenwerking. •
Waar ‐ binnen het hulpverleningstraject ‐ gaat het volgens de respondenten mis?
Bij beantwoording van deze vraag zal duidelijk worden waar de respondenten met betrekking tot de hulpverlening in Haarlem ontevreden over zijn en hoe deze punten verbeterd kunnen worden. Er zal in kaart worden gebracht waar de hulp steunend is en wanneer er wordt afgehaakt. •
Hoe is momenteel de samenwerking tussen Voedselbank Haarlem en andere Voedselbanken?
Bij deze deelvraag bekijken we waarin Voedselbank Haarlem verschilt van de andere Voedselbanken in Nederland en in hoeverre er uitwisseling is met andere Voedselbanken. •
Wat zou er moeten veranderen in de methode die de Voedselbank Haarlem momenteel hanteert om de doelstelling van de Voedselbank te kunnen behalen ?
We maken knelpunten van de Voedselbank Haarlem inzichtelijk door de vraag te stellen; op welke punten loopt het mis en hoe kan er verbetering bereikt worden? •
Hoe ziet de organisatie van de Voedselbank Haarlem eruit?
Door middel van gesprekken, met onder andere het bestuur van de Voedselbank en de jaarverslagen van de Voedselbank krijgen we inzicht in de organisatie van de Voedselbank. •
Wat zijn voorbeelden van goed lopende projecten van Voedselbanken in Nederland?
Voor ons onderzoek hebben we ons specifiek op de situatie in Haarlem gericht, wel hebben we voorbeelden van goed lopende projecten.
13
DOEL ONDERZOEK 1. Het uiteindelijke doel van het onderzoek, met behulp van het advies, is dat de klanten van de Voedselbank Haarlem na drie jaar zelfstandig verder kunnen. 2. Middels dit onderzoek verschaffen we ook meer inzicht in de leefsituatie van de klanten van de Voedselbank. Dit kan voor de gemeente Haarlem zeer bruikbare informatie opleveren. 3. Daarnaast is het bestaansrecht en het voortbestaan van de Voedselbank ook een motief voor het onderzoek voor de gemeente Haarlem. Door middel van dit onderzoek kan de gemeente meer inzicht verwerven in het klantenbestand van de Voedselbank om zo mensen te bereiken die zij anders niet bereikt. In november 2008 heeft de gemeente Haarlem een intentieverklaring getekend, waarin staat dat het mooi is dat er een Voedselbank bestaat als tijdelijke noodhulp voor mensen, maar dat de gemeente Haarlem en de Voedselbank Haarlem er samen naar moeten streven dat mensen ook weer onafhankelijk worden van dit soort ondersteuning. 1.5 KLANTENANALYSE VOEDSELBANKEN 9 In maart 2006 is het eindrapport klantenanalyse Voedselbanken in opdracht van het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid verschenen. Dit rapport is een landelijk onderzoek naar klanten van de Voedselbanken. Toenmalig Staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil dat instanties beter samenwerken om deze mensen de hulp te geven die zij nodig hebben. De conclusies zijn geschreven naar aanleiding van een klantenenquête afgenomen onder 430 respondenten. De resultaten van het onderzoek: Uit het onderzoek blijkt dat bijna driekwart van de klanten een uitkering heeft. Het gaat vooral om bijstand‐ en WW‐uitkeringen. Acht procent van de klanten van de Voedselbank heeft een baan. 83% van de klanten van de Voedselbank heeft schulden. Slechts ruim een derde maakt gebruik van hulp bij het aflossen daarvan. Ook andere gemeentelijke voorzieningen zoals bijzondere bijstand en kwijtschelding van lokale lasten, worden weinig gebruikt. Behalve financiële problemen hebben de klanten vaak ook andere problemen. 84% maakt gebruik van hulpverlening, zoals maatschappelijk werk of Riagg.
9
zie voor uitgebreide samenvatting onderzoek bijlage 6
14
Van Hoof wil dat de betrokken instanties beter samenwerken zodat mensen de hulp krijgen die zij nodig hebben. Daarvoor worden uitwisselingsbijeenkomsten georganiseerd voor hulpverleners. Verder wijst de toenmalig staatssecretaris gemeenten 'indringend' op hun verantwoordelijkheden en mogelijkheden om mensen in problematische situaties te helpen. Zonodig zal hij de gemeenten daarbij ondersteunen. 15
HOOFDSTUK II VERANTWOORDING
2.0 RESPONS ONDERZOEK Bij de start van het onderzoek waren er 24 klanten die drie jaar gebruik maakten van de Voedselbank. Alle 24 klanten hebben een brief ontvangen met de mededeling, dat het verstrekken van de pakketten stopt omdat de klant drie jaar gebruik heeft gemaakt van deze verstrekking. Als de klant een gesprek wil aangaan over de steun van de Voedselbank en hun leefsituatie, zou de verstrekking van het pakket verlengd kunnen worden met zes maanden. We hebben vooraf een doel gesteld, om ten minste tien klanten te ondervragen die momenteel al drie jaar klant zijn. Uiteindelijk hebben elf klanten gereageerd, één klant heeft op het laatst de afspraak afgezegd, dus we hebben uiteindelijk tien klanten kunnen ondervragen. De 14 klanten die niet hebben gereageerd op de brief, zijn nagebeld door Stem in de Stad, het merendeel van de klanten gaf aan dat ze niet geïnteresseerd waren in een gesprek en geen bezwaar hadden met de stopzetting van het ontvangen van de pakketten. SOORT ONDERZOEK 10 We hebben gekozen voor een kwalitatief onderzoek . Bij kwalitatief onderzoek staat kwaliteit centraal. Kenmerk van kwalitatief onderzoek is, dat de vragen wat diepgaander zijn dan bij kwantitatief onderzoek. Via kwalitatief onderzoek wordt er gezocht naar diepgaande informatie, die zo dicht mogelijk bij de werkelijkheid komt. Deze informatie wordt verkregen door in te gaan op meningen, visies en motivaties van mensen/respondenten. Doorgaans kost kwalitatief onderzoek meer tijd als het gaat om voorbereiding en uitvoering. RISICO’S GEFORMULEERD VOORAF AAN HET ONDERZOEK Vooraf aan het onderzoek hebben we een aantal risico’s geformuleerd. Deze risico’s hebben als volgt impact gehad op het onderzoek: 1. Mate van respons; aan het begin van het onderzoek wisten we niet wat we konden verwachten van het aantal aanmeldingen. We hebben uiteindelijk gekozen om voor tenminste tien gesprekken te gaan.
10
Bron: www.startmetonderzoek.nl
16
Deze gesprekken zijn kwalitatief goed uitgevoerd, er is goed voorbereid, doorgevraagd en de gesprekken zijn nauwkeurig uitgewerkt. Verder hebben we gewerkt aan de hand van een vragenlijst met thema’s en half open vragen. Ook hebben wij de gesprekken achteraf geëvalueerd. 2. Taalbarrière: dit bleek geen probleem bij de uitvoering van het onderzoek. Bij één gesprek is een dochter gekomen in plaats van haar moeder, aangezien de moeder de taal niet goed beheerste. 3. Hulpverleners: wij zijn geen hulpverleners en hebben geen ervaring met het voeren van gesprekken in deze context. Wij hebben ons goed voorbereid op de gesprekken door een goede vragenlijst te ontwikkelen, te evalueren na de gesprekken en door de begeleiding vanuit school. 2.1 METHODEN Voor dit onderzoek hebben we de volgende dataverzamelingstechnieken toegepast; Participerende observatie 11 , interviews met behulp van een vragenlijst en literatuur analyse. Participerende observatie hebben we toegepast tijdens het meedraaien met het verstrekken van voedselpakketten op een uitdeelpunt en het bijwonen van een bestuursvergadering van de Voedselbank. We hebben in onze methode gekozen om gesprekken aan te gaan met klanten van de Voedselbank, deze gesprekken hebben we gehouden aan de hand van een vooraf opgezette vragenlijst 12 opgedeeld in acht leefgebieden. Deze leefgebieden zijn gekozen naar aanleiding van de leefgebiedenwijzer 13 van het NIZW ‐ het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn ‐ en zijn: dagbesteding, inkomen, sociaal functioneren, praktisch functioneren, gezondheid, huisvesting, zingeving en financiën. De interviews hebben ongeveer een uur geduurd. We hebben maximaal één persoon tegelijkertijd geïnterviewd. De gesprekken hebben we opgenomen en later uitgewerkt.
11
Bron: Praktijkgericht onderzoek; Migchelbrink Zie bijlage 8 voor vragenlijst 13 Bron: www.nizw.nl 12
17
HOOFDSTUK III RESULTATEN ONDERZOEK
3.0 SAMENVATTING INTERVIEWS BESTUURSLEDEN VOEDSELBANK HAARLEM ANNEKE ABMA EN BERNARD LUTTIKHUIS
VISIE OP DE VOEDSELBANK
De persoonlijke visies van de bestuursleden sluiten nauw aan op de doelstellingen van de Voedselbanken in Nederland. Doelstelling: voedingsmiddelen die over zijn brengen bij mensen die tekort hebben. Zo kun je ten eerste verspilling voorkomen en ten tweede armoede bestrijden. De kernmissie is echter vooral de combinatie van die twee doelen. De relatie tussen de Voedselbank Haarlem de Stichting Voedselbank Nederland is al volgt: De bestuursleden van de Voedselbank Haarlem bezoeken alle symposia en bijeenkomsten die bedoeld zijn voor alle Voedselbanken. Ook de intakeformulieren en eisen zijn hetzelfde, maar verder hanteert de Voedselbank Haarlem geheel zijn eigen beleid. TOEKOMST VOOR DE VOEDSELBANK
De Voedselbank moet een blijvende organisatie zijn die mensen tijdelijk kan helpen door een moeilijke periode, zoals schuldsanering, heen te komen. Het moet als een project gezien worden, niet als instituut. Mensen moeten na een bepaalde periode weer op eigen benen kunnen staan. Er moet beter inzicht in het klantenbestand komen. En de klanten die langer dan drie jaar gebruik maken van de Voedselbank moeten indien mogelijk naar beter passende hulpverlening worden doorverwezen. VOEDSELBANK HAARLEM ALS HULPVERLENER
In principe wordt hier positief tegenaan gekeken. Maar het vraagt veel vrijwilligerswerk van een hoog, bijna professioneel, niveau en een hoge inzet. Deze vrijwilligers moet de Voedselbank Haarlem dan begeleiden, scholen en trainen. Op dit moment zijn er geen mensen die dat kunnen doen. Er is daar nu de capaciteit niet voor. Daarom richt de Voedselbank zich nu op hetgeen waar ze goed in zijn; de concrete hulp van de gevulde krat. GEMEENTE
De relatie tussen de gemeente Haarlem en de Voedselbank Haarlem is nu dat de gemeente toegeeft dat het mooi is dat er een Voedselbank is als tijdelijke noodhulp voor mensen, maar dat de gemeente 18
en de Voedselbank er samen naar moeten streven dat mensen ook weer onafhankelijk worden van dit soort hulp. Ook levert de gemeente de Voedselbank Haarlem anti‐kraak huisvesting, dat vertegenwoordigt een waarde van ongeveer 10.000 euro per jaar. Ook wil de gemeente inzicht verwerven in het klantenbestand van de Voedselbank om zo mensen te bereiken die zij anders niet bereikt. De Voedselbank wil geen apart eiland blijven in Haarlem. Ze willen graag goed overleg met de gemeente, want uiteindelijk is het de verantwoordelijkheid van de gemeente; zorgen voor de armen hoort bij de plaatselijke overheid. De gemeente neemt best veel verantwoordelijkheid, maar zij heeft natuurlijk ook niet overal een antwoord op. Een Voedselbank zal zij nooit kunnen zijn. De plaatselijke overheid gaat zich dan ook niet bemoeien met wat er in de pakketten komt, maar zij schaamt zich wel dat dit nodig is in een stad als Haarlem. De regelingen etc. daar is de gemeente voor. Oplossing vinden tegen deze armoede. En daar kan de Voedselbank bij helpen. De Voedselbank bereikt een hele andere doelgroep dan dat zij bereiken. Op de uitdeelpunten is er echt contact met de klanten en dat kan de gemeente gebruiken. Voor de gemeente is het heel moeilijk om die mensen te bereiken. Hierin kunnen beide partijen dus heel goed samenwerken. BELEID
Het is nu belangrijk dat het voorgenomen beleid van de Voedselbank ook daadwerkelijk uitgevoerd wordt vanuit de Voedselbank en de gemeente. De Voedselbank zal binnenkort een nieuwe registratiesysteem invoeren. Dit nieuwe registratiesysteem zal het klantenbestand inzichtelijker en doorzichtiger krijgen. Zo kan het beleid beter worden opgevolgd. Maar het blijft mensenwerk. Dat zie je ook terug op alle verschillende uitdeelpunten, daar wordt ook allemaal verschillend beleid uitgevoerd. Het ene uitdeelpunt is heel erg streng en bij het andere uitdeelpunt wordt er vaker nog wat toegestopt. 3.1 RESULTATEN GESPREKKEN Wie zijn de ondervraagde klanten van de Voedselbank? Op dit moment gaat het om een groep van 24 klanten, waarvan er 10 mee hebben gewerkt aan een gesprek. Dit zijn: * 1 gezin met kinderen * 5 alleenstaande ouders met kinderen * 4 alleenstaanden In totaal gaat het om 11 volwassenen en 11 kinderen. 19
Geslacht en leeftijd De respondenten zijn negen vrouwen en één man, waarvan twee respondenten in de leeftijdscategorie van 40 jaar of jonger. Drie respondenten zijn in de leeftijdscategorie van 41 tot en met 50 jaar. Twee respondenten zijn in de leeftijdscategorie van 51 tot en met 60. Drie respondenten zijn in de leeftijdscategorie 61 tot en met 75. Gezinssamenstelling Vier respondenten zijn alleenstaanden, deze hebben allen wel kinderen, maar zijn uitwonend. Eén respondent is getrouwd en woont als gezin. Vijf respondenten zijn alleenstaanden met kinderen. Hoe wordt op hulp gereageerd? Voedselbank Alle respondenten ontvangen hulp van de Voedselbank en dit wordt door elke respondent als zeer steunend ervaren. Vooral de medewerkers worden gewaardeerd. “Bij de VB vind ik de sfeer echt heel prettig, er is koffie en er zijn koekjes, mensen geven elkaar tips.” “Mijn pakket wordt elke vrijdag bij mij thuis gebracht. Dat is heel fijn. Ik kan zelf niet meer de straat op.” Voedselpakket Alle respondenten geven aan niet de hele week rond te kunnen komen met het voedselpakket. Iedereen doet er nog boodschappen bij: “Naast het pakket kopen we nog vlees, het vlees van hier nemen we niet mee omdat het niet halal is. Dus het is vaak krap. Want soep etc. kunnen we ook niet meenemen door het vlees. Dus vaak is het alleen brood, groente en fruit.” Vier respondenten geven aan erg tevreden te zijn over de inhoud van het pakket: “Het voedselpakket is een mix. Ik eet niet veel, maar de dingen die erin zitten kan ik goed gebruiken. En vooral ook het voer voor de katten.” “Door het pakket ben ik erg creatief geworden met koken” Twee respondenten geven aan vaak niet tevreden te zijn over het pakket:
20
“Maar heel vaak krijgen we rotte dingen. Groenten zijn vaak zo verrot dat ze bijna helemaal moeten worden weggegooid. Kwaliteit mag omhoog. Ook de datum vervalt snel.” Maatschappelijk werk Zeven respondenten hebben aangegeven contact te hebben (gehad) met maatschappelijk werk. Drie respondenten hebben geen steun gehad aan het maatschappelijk werk, één door een schending van vertrouwen: “Maar ik durfde nooit om hulp te vragen. En ik werd uitgelachen achter mijn rug om. Ik klap dicht door de slechte ervaringen. Een keer was ik bij de stadsbank waar ik niet goed ben geholpen. Maatschappelijk werksters zijn ook niet altijd te vertrouwen.” “Ik loop bij zoveel verschillende instanties, maar eigenlijk help het mijn situatie niet echt te verbeteren.” Drie respondenten hebben wel veel steun aan het maatschappelijk werk: “Met het uitschrijven van mijn zoon heeft maatschappelijk werk mij enorm geholpen. Omdat het mij zelf niet lukte hebben zij de gemeente opgebeld en de situatie uitgelegd. Zonder hun hulp was dit echt niet gelukt” “Allerlei aanpassingen in het huis doet de gemeente. Maar ik krijg geen extra geld. Mijn maatschappelijk werkster doet wel haar best, zij zorgt ervoor dat wat ik kan krijgen ik ook krijg. “ Budgetcursussen Er wordt door drie respondenten negatief tegen budgetcursussen aangekeken. “Ik word daar zo boos van, ik heb al zo weinig geld, ik draai al elk dubbeltje om, dat helpt toch niet, wij houden daar zo’n dertig euro per week over, hoe willen ze mij leren om nog zuiniger te leven? Daar word ik niet wijzer van.” “Ik kan heel goed met geld omgaan. Ik rook niet, ik drink niet, ik ga niet uit. Ik ben gestopt met sporten, ik heb alles laten liggen. Ik ben echt geïsoleerd in huis om niet nog meer in de schulden te komen. Ik regel bijna al mijn zaken, voor zover mogelijk zelf. Zo gaat het meestal ook sneller. Een cursus heeft voor mij geen zin. En als ik er echt niet uit kom kan ik hulp inschakelen van de maatschappelijk werkster. “ 21
Sociaal netwerk Bijna alle respondenten hebben een klein sociaal netwerk. Men geeft aan eigenlijk niet zoveel vrienden te hebben: “Ik heb 1 goede vriendin, verder heb ik er geen behoefte aan dat mensen precies weten hoe mijn leefsituatie in elkaar zit. De respondenten ervaren ook weinig steun van naaste familie: “Met mijn familie heb ik geen contact meer door bepaalde dingen die er in het verleden zijn gebeurd. Met mijn moeder heb ik af en toe contact, maar heel sporadisch.” Soms springt een familielid bij: “Af en toe komt mijn tante koken.” Sociale Dienst Vier respondenten hebben verteld over hun ervaringen met de sociale dienst. Drie respondenten vertelden over het lange wachten op de uitkering en hoe ze daarmee in de problemen zijn gekomen. Bijzondere Bijstand Drie respondenten vertellen over hoe verbaast zij zijn dat er regelingen zoals Bijzondere Bijstand bestaat waar zij nog nooit van gehoord hebben: “Ik weet niet wat dat is. Ik heb wel leningen.” Vier respondenten geven aan geen gebruik te maken van Bijzondere Bijstand omdat de aanvraag teveel moeite kost. “Nee hoor, dat krijg ik niet, ik word van het kastje naar de muur gestuurd. Iemand zei dat het fout was gelopen met de aanvragen en uiteindelijk kreeg ik niks en heb ik gewoon geld moeten lenen.” Wat zijn de oorzaken, op verschillende leefgebieden, waardoor mensen een voedselpakket aanvragen? Schulden Zes respondenten hebben een schuld, drie daarvan zitten in het schuldsaneringtraject. Van de overige vier heeft er één nog nooit schulden gehad, de andere drie zijn net uit het schuldsaneringtraject.
22
De afbetalingen zijn zo hoog, waardoor de respondenten onder de grenzen van besteedbaar inkomen zitten die de Voedselbank aanhoudt. “Wij krijgen een uitkering van de sociale dienst. Kwart daarvan gaat naar de schuld en drie kwart naar de vaste lasten. En er blijft maar iets van 150 euro over om van te leven, maar dat is niet genoeg voor 4 personen.” Arbeidsongeschikt Negen van de tien respondenten zijn medisch afgekeurd waardoor ze dus niet meer kunnen werken. Hierdoor is het inkomen te laag. “Ik geloof dat je pas je budget kan veranderen als je gaat werken. Maar ik kan niet meer werken. Ik kan door mijn ziekte niet goed meer zien.” Hoe komen mensen in aanraking met de Voedselbank? Negen van de tien respondenten zijn aangemeld door de hulpverlening. Eén respondent heeft zichzelf aangemeld en wist van de VB door iemand uit haar sociale netwerk die zelf ook een voedselpakket ontvangt. “Ik heb het zelf via internet gevonden. Vrienden van ons waren ook klant, maar dan in Hoofddorp en zij adviseerden ons om het te zoeken in Haarlem, omdat we het echt nodig hadden. Dus heb ik contact opgenomen en werd ik naar hier doorverwezen.” Onder de helft van de respondenten heerst schaamte voor het ophalen van een voedselpakket: “…vind ik het heel droevig en schaam ik me er diep voor.” Vier respondenten hebben geen last angst of schaamte: “Schaamte voor het ontvangen van het pakket heb ik niet. Het is niet mijn schuld dat ik nu zo moet leven.” Waar liggen de wensen om de leefsituatie de veranderen? Drie respondenten geven aan dat zij schuldenvrij willen zijn. “Ik zit nu momenteel in de schulden, mijn situatie zou verbeterd worden als mijn schulden betaald zouden zijn.” Ook geven twee respondenten aan hun gezondheid het belangrijkst te vinden. 23
“Beter worden. Dat is voor mij het belangrijkst.” Drie respondenten geven aan een hogere uitkering te willen ontvangen. “Meer uitkering. Ik heb een uitkering voor een meisje van 21 jaar en niet van een vrouw van 56.” Leefgebied dagbesteding Niemand geeft aan een baan te willen, dit onder andere omdat bijna alle respondenten medisch zijn afgekeurd. Wel vrijwilligerswerk wordt een aantal keer genoemd. “Je mag niet meer verdienen dan het minimum, dus waarom zou je? Vrijwilligerswerk dat vind ik heerlijk.” Eén iemand geeft aan niet te willen werken en geen vrijwilligerswerk te willen doen. “Vrijwilligerswerk vind ik helemaal niks, dat is niks voor mij, sorry, ik heb zat te doen.” Eén iemand geeft aan te willen verhuizen om een betere leefsituatie te creëren. Toekomstwensen De zes respondenten met een schuld geven aan deze het liefst te willen afbetalen: “Als de schuld is afbetaald is het nog krap maar zeker wel beter. Het wordt dan breder. Maar alsnog blijft er altijd weinig over. Maar de basisbehoeften kunnen dan in ieder geval betaald worden.”
24
HOOFDSTUK IIII ADVIES
4.0 AANBEVELINGEN RICHTING DE VOEDSELBANK HAARLEM DUUR VERSTREKKING VOEDSELPAKKETTEN
Het belangrijkste uitgangspunt bij de werkwijze van de Voedselbank zou meer het doel van de Voedselbank moeten zijn : kortstondige hulp bieden aan mensen in een noodsituatie. Zodra hiervan afgeweken wordt krijg je onduidelijke situaties. De Voedselbank is niet opgezet om langdurige hulp te verlenen aan mensen die een lange tijd in armoede leven. Anneke Abma: “De Voedselbank moet altijd een project blijven en niet veranderen in een instituut.” Momenteel wordt er gestreefd om maximaal drie jaar voedsel te verstrekken aan een klant van de Voedselbank. Wij zijn van mening dat dit een goed uitgangspunt is onder de volgende voorwaarden: 1. Iemand moet in het schuldsaneringtraject zitten of duidelijk kunnen aantonen dat er uitzicht is in verbetering van de situatie; het schuldsaneringtraject duurt drie jaar en tijdens de gesprekken is naar voren gekomen dat mensen in dit traject de pakketten van de Voedselbank echt nodig hebben. De Voedselbank moet zich echt richten op de mensen die in een dal zitten en het bieden van noodhulp. 2. Er moeten regelmatig gesprekken plaatsvinden waarbij de situatie van de klant bekeken wordt ; de meeste respondenten maakten langer van de hulp gebruik dan nodig. Respondenten gaven aan de pakketten als ondersteuning te ervaren. De respondenten in de schuldsanering ervaarden het ontvangen van de pakketten als noodzakelijk om het hoofd boven water te kunnen houden. Het merendeel van de respondenten gaven aan altijd in de hulpverlening te blijven. Door vaker gesprekken te voeren , kun je eerder ingrijpen, problemen eerder aanpakken en doorverwijzen waar nodig. Ook kun je als Voedselbank eerder inschatten of het verstrekken van de voedselpakketten voortgezet dient te worden of kan stoppen. (zie voor aanbevelingen vervolggesprekken 4.2) Momenteel gebeurt dit ten dele in de vorm van een herindicatie na zes maanden door een hulpverlener van maatschappelijk werk. Wij adviseren om deze gesprekken door een hulpverlener en een werknemer van de Voedselbank uit te laten voeren. Dit kan een zwaardere belasting betekenen voor de Voedselbank, maar aan de andere kant kan er ook eerder ingegrepen worden bij het onterecht ontvangen van een pakket. 25
3. De hulp moet na drie jaar stoppen, dit moet uiteraard bij het laatste gesprek aangegeven worden en bij het intake gesprek. Mocht de situatie zo zijn dat iemand nog hulp nodig heeft na deze drie jaar moet deze persoon doorverwezen worden naar een andere hulpverleningsinstantie. 14
SOCIALE FUNCTIE EN VINDPLAATSFUNCTIE
De Voedselbank heeft een belangrijke sociale functie. Mensen in armoede leven vaak in een sociaal isolement. De Voedselbank kan meer doen wat betreft contact leggen, werkgelegenheid en mensen uit het sociaal isolement halen. Er kan bijvoorbeeld gedacht worden aan klanten van de Voedselbank als vrijwilliger in te zetten bij de Voedselbank. Het is belangrijk dat er een duidelijke afbakening is tussen wat de verantwoordelijkheid is van de Voedselbank en die van de lokale overheid. De Voedselbank heeft naast een sociale functie ook een vindplaatsfunctie. Dit houdt in dat bij de Voedselbank ook mensen komen die de gemeente niet kan bereiken, bijvoorbeeld dak – en thuislozen en vluchtelingen die geen aanspraak maken op reguliere hulpverlening. Deze vindplaatsfunctie kan voor de gemeente van belang zijn om een deel van de samenleving te kunnen bereiken. Wij zijn van mening dat als er een goede samenwerking is tussen de reguliere hulpverlening, de gemeente en de Voedselbank, er meer gedaan kan worden met het verwijzen van mensen in structurele armoede naar de reguliere hulpverlening. Een bestuurlid Voedselbank Haarlem: “Doorgeleiding van langer blijvende klanten naar andere, beter passende hulpverlening is belangrijk.” NEVENACTIVITEITEN
Momenteel is de capaciteit er nog niet om een grotere maatschappelijke functie te kunnen uitoefenen waar veel nevenactiviteiten kunnen plaatsvinden, mocht die wens er wel zijn vanuit de Voedselbank Haarlem adviseren wij dat er nauwere terugkoppeling is met de verschillende hulpverleningsinstanties. Daarnaast ook een nauwere samenwerking met de gemeente. Nadeel van het uitvoeren van nevenactiviteiten is dat er het beeld zou kunnen ontstaan dat armoedebestrijding een taak is van de Voedselbank, armoedebestrijding is en blijft de primaire taak van de overheid.
14
Bron: Armoe de Baas
26
Wij adviseren ook dat de Voedselbank Haarlem meer onderzoek doen naar de effecten van verschillende projecten, zoals het Maatjesproject. 15 Ons is opgevallen dat de respondenten die contact hebben met iemand die hen af en toe helpt met het invullen van formulieren of af en toe langs komt voor een praatje, vaker meer hoop hebben op een betere situatie. Deze groep respondenten wisten vaak ook beter de weg te vinden binnen de hulpverlening. Een “maatje” kan veel betekenen voor mensen die momenteel zonder steun van familieleden of vrienden zitten. Deze mensen kunnen geholpen worden met het invullen van formulieren of bijgestaan worden bij gesprekken met instanties. Respondent: “Doordat mijn maatschappelijk werkster mij helpt met het invullen van formulieren en brieven heb ik weer orde in mijn hoofd. Nu heb ik alles veel beter op een rijtje en stap ik makkelijker op instanties af.” 4.1 AANBEVELINGEN RICHTING GEMEENTE HAARLEM VERSIMPELING VAN DE INFORMATIE
De respondenten gaven aan veel van de informatie erg ingewikkeld te vinden. Formulieren zijn vaak lastig in te vullen en vaak weten de respondenten ook niet precies waar ze naar toe kunnen met hun problemen. We hoorden een aantal keren van de respondenten dat er “zoveel is maar ik weet niet waar ik moet beginnen.. ben ik klaar met dat formulier invullen, moet ik precies dezelfde informatie op een ander formulier invullen” Vandaar dat we ook de volgende aanbeveling willen doen; ÉéN LOKET Tijdens de armoedeconferentie in Haarlem op 30 oktober 2008 werd geopperd om de verschillende loketten van de hulpverleningsinstanties bij elkaar te brengen. Uit de verhalen van de respondenten kwam naar voren dat men vaak de hele stad door moet om op bepaalde spreekuren ergens aanwezig te zijn. Vaak zijn spreekuren op dezelfde tijdstippen waardoor er soms wel dagen achter elkaar verschillende instanties moeten worden bezocht. De kosten voor de bus, gaf een respondent aan, zijn vaak te hoog. Daardoor ontstaat er een situatie waarin geen contact gelegd wordt met de hulpverlenende instantie, waardoor problemen opgestapeld worden.
15
www.vonkamsterdam.nl
27
Respondent: “Ik heb al zoveel geprobeerd, maar ik wordt gewoon van het kastje naar de muur gestuurd. Nu heb ik wel bijzondere bijstand aangevraagd en kwijtschelding voor een aantal zaken, maar dat is ook nog maar afwachten hoe lang dat duurt of ik dat überhaupt krijg.” De respondenten zijn onvoldoende op de hoogte van de Bijzondere Bijstand of gaven aan dit te hebben aangevraagd, maar altijd een afwijzing te ontvangen. Of het traject duurt zo lang dat men het halverwege opgeeft. Uit ons onderzoek kan geconcludeerd worden dat de Bijzondere Bijstand niet toereikend genoeg is en niet de mensen bereikt die het zou moeten bereiken. De gemeente zou de Bijzondere Bijstand kunnen versimpelen door betere hulp te bieden bij de aanvraag en het aanvraagproces te versnellen. Op de vraag hoe er gedacht werd over inkomensondersteuning in de vorm van budgetcursussen werd afwijzend gereageerd. Respondent: “Wat een onzin, ik heb al niks, hoezo moet ik leren om te budgetteren met niks?” “Ik heb geen geld, ik heb altijd prima met geld kunnen omgaan”. De respondenten hebben bijna allemaal grote schulden (gehad) en hebben vaak leningen bij bijvoorbeeld Wehkamp of Comfort Card. Deze leningen zijn makkelijk en snel aan te vragen waardoor men ook vaak meerdere leningen tegelijkertijd afsluit. Meer informatie over de gevaren van het afsluiten van dit soort leningen zou een goede taak kunnen zijn vanuit de gemeente. Men is zich vooraf niet bewust van het effect op de lange termijn van een hoge lening en het afsluiten gaat ook te makkelijk. SCHULDSANERINGTRAJECT
De respondenten die in het schuldsaneringtraject zitten gaven aan nauwelijks hun hoofd boven water te kunnen houden, de voedselpakketten van de Voedselbank is voor deze mensen nodig om dit traject te kunnen volhouden. Er zouden vragen gesteld kunnen worden bij het schuldsaneringtraject. Is het te zwaar? Wat zou er anders kunnen? Als de Voedselbank grotendeels fungeert als ondersteuning bij dit traject en zich specifiek moet inzetten voor deze groep mensen, is dit iets waar de gemeente de rol van de Voedselbank heel direct kan overnemen. Respondent: Ik heb er bijna 5 jaar in gezeten. Sinds maart ben ik eruit. Maar ik merk geen verschil. Want alle prijzen zijn omhoog gegaan. Het enige is dat ik me geen kind meer voel, omdat ik zelf mijn geld mag regelen. 28
4.2 AANBEVELINGEN MET BETREKKING TOT VERVOLGGESPREKKEN Wij adviseren om de herindicatie elke drie maanden plaats te laten vinden in plaats van de termijn van zes maanden die momenteel wordt gehanteerd. Wij adviseren ook om te werken met een vaste vragenlijst met half open vragen en een vast persoon die deze gesprekken voert. Meerdere gesprekken met dezelfde persoon kan zorgen voor meer vertrouwen en daardoor ook meer informatie opleveren over de leefsituatie van de klanten en de eventueel aan te bieden hulp. De gesprekken die thuis hebben plaats gevonden verliepen soepeler dan de gesprekken op de Fietsznfabriek. Ons advies is dan ook om de gesprekken zoveel mogelijk thuis te laten plaatsvinden. Verder is het ook aan te raden om de gesprekken met twee personen af te nemen, een werknemer van de Voedselbank en een hulpverlener.
29
4.3 CONCLUSIE “Waarom lukt het klanten van de Voedselbank Haarlem die momenteel drie gebruik maken van de Voedselbankhulp niet, om na drie jaar zonder deze hulp verder te kunnen?” Antwoord op deze vraag kan vrij kort zijn: De tien ondervraagde klanten, die momenteel drie jaar gebruik maken van de Voedselbank, kunnen ook zonder voedselpakket verder. In de meeste gevallen bleek het ontvangen van een voedselpakket al lang niet meer te dienen als noodhulp, maar meer als ondersteuning. Tijdens een conferentie van de Sociale Alliantie (16 oktober 2008) hebben wij vernomen dat er een volgende verdeling is in mensen die in armoede leven: ‐ categorie 1 : 60% van de mensen in armoede zal altijd in armoede blijven, mensen die niet of heel moeilijk uit hun vaak meervoudige probleemsituatie komen; mensen die nooit leren met geld om te gaan; mensen die niet (meer) in staat zijn zich te weren 16 ‐ categorie 2 : 20 % van de mensen in armoede zal met enige hulp verder kunnen en deze hulp ook niet meer nodig hebben, mensen die ergens in de bureaucratie zijn vastgelopen. ‐ categorie 3 : 20% van de mensen zal met hulp verder op weg geholpen en een aantal keren nog terug vallen op deze hulp. Mensen die met steun van de Voedselbank weer perspectief gaan zien, deze groep is tot dan toe vastgelopen bij de reguliere hulpverlening of heeft even een tijd rust nodig om zaken op een rij te zetten en oneffenheden in hun leven te verwerken. Dit vonden we heel interessant, vooral voor de Voedselbank Haarlem. De Voedselbank is opgezet met het idee om mensen tijdelijk hulp te bieden,momenteel richt de Voedselbank zich ook op de 60% uit categorie 1, maar zou zich eigenlijk moeten richten op categorie 2.
16
Bron: Armoede live!
30
BIJLAGEN
1 VERKLARENDE WOORDENLIJST Beleid en Methodiek opdracht In de Beleid en Methodiekopdracht gaat het vooral om de rol van professionals van het samenleven, van beroepskrachten bij het bevorderen van “actief burgerschap”. Centraal staat de rol van de professional, die staat naast mensen, groepen en organisaties die maatschappelijk ondernemend handelen. In die rol moeten professionals ook kunnen handelen binnen de beleidsarena. Culturele en Maatschappelijke Vorming (CMV) De CMV’er levert een bijdrage aan culturele en maatschappelijke veranderingsprocessen. De taak van de CMV'er is zeer gevarieerd. Het gaat om het maken van combinaties van spelen (recreatieve elementen), leren (educatieve vormen), ontdekken (via kunst en cultuur) en van samen doen (inzet van samenlevingsopbouw). Dit is agogische dienstverlening in de vrije tijd van mensen. Om dit waar te maken zijn wij bedrijfsmatig en beleidsmatig bezig. Stichting Voedselbank Haarlem De Voedselbank Haarlem zullen wij in dit verslag Voedselbank noemen of afkorten als VB. Als wij refereren naar de algemene landelijke Voedselbank noemen wij dit Voedselbank Nederland of Stichting Voedselbank Nederland. Dit is de landelijk opererende organisatie die vanuit de hoofdvestiging in Rotterdam vele lokale vestigingen bevoorraadt. Schuldsanering Dit is een traject vergelijkbaar met het faillissement. Met dit verschil dat men na ongeveer drie jaar schuldenvrij is. Men kan in aanmerking komen voor dit traject als het minnelijke traject mislukt is, d.w.z. wanneer één of meerdere schuldeisers niet akkoord zijn gegaan met het schuldsaneringsvoorstel. Bij de rechtbank moet dan een schriftelijk verzoek worden ingediend. 31
Bijzondere bijstand De bijzondere bijstand is een uitkering die bedoeld is om extra of hoge kosten mee te kunnen betalen. Men kan alleen bijzondere bijstand krijgen als de kosten voor de bijzondere uitgaven noodzakelijk zijn en als de kosten niet (geheel) zelf betaald kunnen worden uit een andere uitkering of regeling of uit inkomen en vermogen. Om te bepalen of de kosten zelf uit het inkomen en vermogen betaald kunnen worden, wordt de draagkracht vastgesteld door de gemeente. Men kan recht hebben op bijzondere bijstand voor allerlei kostensoorten, zoals medische kosten en woonkosten. Voedselpakket Het voedselpakket is het pakket dat de klanten van de Voedselbank elke week kunnen ophalen bij zijn of haar distributiepunt. In dit pakket zitten alle levensmiddelen, die de VB die week bij elkaar heeft verkregen van diverse leveranciers. Klanten van de Voedselbank Dit zijn de klanten van Voedselbanken in het algemeen. Respondenten De tien onderzochte groep klanten die momenteel drie jaar of langer gebruik maken van de Voedselbank Haarlem. Casemanager Een coördinator die overzicht heeft over de diverse aspecten van het cliëntsysteem en het (complexe) aanbod en bemiddelt tussen individuele vraag en concreet aanbod. De rol van de casemanager is verder regelen dat afspraken met cliënten worden gemaakt en dat de afspraken door de cliënt worden nagekomen. Fibromyalgie Een relatief veel voorkomend niet‐gewrichtsgebonden syndroom, gekarakteriseerd door spierpijn en drukpijnlijke punten verspreid over het lichaam. De spierpijn wordt doorgaans heviger na inactiviteit of blootstelling aan kou. Het syndroom gaat vaak gepaard met verschillende algemene klachten zoals slaapstoornissen, moeheid, spierstijfheid en hoofdpijn. Er is een duidelijke relatie tussen psychische stress en het ontstaan van de klachten. 32
Comfort Card De Comfort Card kan gezien worden als een creditcard, er kunnen aankopen mee afbetaald worden in maandelijkse termijn. De Comfort Card is een doorlopend geldkrediet, kredietlimieten kunnen oplopen van € 7.500 tot € 35.000. De rente op basis ligt tussen de 7,9 % en 9,7%. 33
2 HULPVERLENENDE ORGANISATIES Om in aanmerking te komen voor een voedselpakket kunnen mensen zich wenden tot een groot aantal instanties voor maatschappelijk werk. Bij deze instanties vindt dan een zgn. intakegesprek plaats. Het aantal instanties, waar men een intakegesprek kan voeren was in 2007 in Haarlem: * Stem in de Stad * Miss Minima * Kontext: * Algemeen Maatschappelijk Werk Noord * Algemeen Maatschappelijk Werk Schalkwijk * Algemeen Maatschappelijk Werk Heemstede * Leger des Heils Bandoengstraat * Geestgronden/GGZ * WCZ Binnensteeds * Stichting Roads * Pluspunt Zandvoort * Huiskamer in de Ontmoetingskerk Schalkwijk * Loket Zandvoort * Algemene School Maatschappelijk Werk * Brijder Verslagvingszorg * MEE Noord‐West Holland * Stichting Release * Open Huis Prof. Boumanstraat Uit jaarverslag Voedselbank Haarlem 2007 34
3 ORGANOGRAM ORGANISATIE VOEDSELBANK HAARLEM BESTUUR Voorzitter ‐ Penningmeester ‐ Secretaris ‐ Klanten ‐ Financiën ‐ Personeelszaken
BEDRIJFSLEIDING Berta Anga VRIJWILLIGERS Inpakkers – Chauffeurs – Uitdelers ‐ Enkele klusjesmensen 35
4 MOTIES EN AMENDEMENTEN GEMEENTE HAARLEM MET BETREKKING TOT DE VOEDSELBANK Overzicht moties en amendementen behandeling Programmabegroting 2009‐2013, versie 5 november 2008
B9/036 Voedsel is meer dan eten: het college wordt gevraagd om de Voedselbank te ondersteunen bij het maken van een analyse van het klantenbestand; op basis van die analyse samen met het bestuur van de Voedselbank een plan te maken om klanten z.s.m. via andere, bij voorkeur reguliere gemeentelijke, kanalen te helpen en zo de noodzaak van een langdurig beroep op de Voedselbank te voorkomen. PvdA, VVD, SP, GLH en CDA Het college staat positief tegenover de motie. Indien mogelijk en mits de klanten daar zelf toestemming voor geven zal het college de bestanden laten vergelijken en de resultaten daarvan (inclusief conclusie) voorleggen aan de raad.
B9/037 Voedselbank niet nodeloos verhuizen: college wordt gevraagd de Voedselbank zo lang mogelijk op de huidige locatie te laten zitten en afspraken te maken met de eventuele koper over het gebruik van de Fietsznfabriek door de Voedselbank tijdens de periode van planontwikkeling. PvdA, VVD, SP, GLH, CDA, Partij Spaarnestad en Actiepartij De verkoopplannen van de Fietsznfabriek stellen ons in de gelegenheid het gebruik van deze locatie door de Voedselbank met een half jaar te verlengen. Wij zijn ook in overleg met het bestuur van de Voedselbank inzake een adequate huisvesting daarna. Het college ondersteunt hen daarbij.
36
5 BESCHRIJVING OPDRACHT IN OPDRACHTENMAP HOGESCHOOL VAN AMSTERDAM; GEFORMULEERD DOOR PIET DE VRIES VOORZITTER PMO
Het gaat bij deze stage om een onderzoek naar de reden, waarom klanten van de voedselbank toch niet in staat blijken, na drie jaar weer op eigen kracht verder te gaan, dus zonder gebruikmaking van de voedselpakketten. Er is ev. alle ruimte en mogelijkheid, in overleg met de coördinator van de voedselbank tot een andere probleemstelling te komen; zo is het bv. de bedoeling van de gemeente, de voedselbank na enkele jaren overbodig te maken, omdat alle klanten ook regulier gebruik moeten kunnen maken van de voorzieningen van de gemeente, bv. de Bijzondere bijstand en alle mogelijke andere regelingen, die kennelijk onbekend zijn bij de voedselbank klanten. Er ligt een heel scala aan mogelijke interessante vraagstellingen braak, waarbij optimaal ingespeeld kan worden op de interesse van de student/stagiair. De begeleiding vanuit voedselbank/PMO Anneke Abma, werkzaam bij Stem in de Stad in Haarlem, en belast met het reilen en zeilen van de voedselbank (het voeren van de intakegesprekken bv.) zal de direct aanspreekbare aanstuurder zijn van de stage, maar de feitelijke begeleiding berust bij ondergetekende. Als het goed is, zijn mijn gegevens bij u bekend: ik ben voorzitter van het PMO en als socioloog genoegzaam competent voor de methodische begeleiding; Anneke Abma is de inhoudelijk deskundige vanuit haar positie bij de voedselbank zelf. De stageperiode, locatie, faciliteiten etc. Het zou kunnen gaan om de stageperiode voor baccalaureaat (3e jaar) , of vierde jaar HvA van 1 september 2008 tot januari 2009. De stagebegeleiding kan plaats vinden ten kantore van het PMO op de maandag of donderdag, met enige regelmaat, en verder beschikt de voedselbank over een grote centrale ruimte nabij de binnenstad plus een groot aantal distributiepunten in de verschillende stadsdelen. Een aanzet tot het onderzoek Wat wellicht een aantrekkelijke aanpak van het onderzoek zou kunnen zijn is het participerend waarnemen: er is veel vertrouwen nodig willen de klanten bereid zijn te worden geïnterviewd, wat in eerste instantie de meest logische benadering lijkt. Er is altijd genoeg werk aan de winkel, b..v. op de verdeelplekken. De voedselbanken staan volop in de belangstelling, er wordt veel over geschreven, bv. in de gemeente Haarlem (eerder ook in Amsterdam) is het voornemen aangenomen (raadsbesluit) om
37
het heft weer in eigen hand te gaan nemen, hetgeen de vraag oproept: hoe reëel is dat? Welke moeite doet de gemeente nu al, in contact te komen met wat eigenlijk hùn klanten zijn?? Kortom, tal van bijzondere spannende en uiterst actuele invalshoeken doemen op om hier een buitengewoon interessante stageplek van te maken, ev. ook voor twee studenten.
38
6 KLANTENANALYSE VOEDSELBANK REGIOPLAN BELEIDSONDERZOEK MAART 2006
Bij de Voedselbank komen mensen die onder het sociaal minimum leven. In de Klantenanalyse Voedselbanken, uitgevoerd door Regioplan, worden hiervoor de volgende oorzaken gegeven: • Koppelingswet • Schuldenproblematiek • Aanvraagtermijn uitkering • (Plotselinge) verandering in leefsituatie • Complexiteit samenleving Koppelingswet Mensen die illegaal in Nederland verblijven hebben geen recht op een bijstandsuitkering, waardoor zij gemakkelijk onder het sociaal minimum raken en een beroep moeten doen op de voedselbank. Schuldenproblematiek Het rondkomen van een bijstandsuitkering wordt bemoeilijkt op het moment dat er schulden afbetaald moeten worden. Een groot deel van de klanten van voedselbanken komt door deze afbetaling onder het sociaal minimum. Aanvraagtermijn uitkering De termijn voor het aanvragen van een uitkering is bij wet vastgelegd en bedraagt acht weken. Mensen die geen reserves hebben of zelfs al schulden hebben, komen in deze periode in de knoop en doen in sommige gevallen een tijdelijk beroep op de voedselbank. Het komt ook voor dat mensen in deze periode schulden aangaan. Hierdoor kunnen mensen voor een langere tijd onder het sociaal minimum komen omdat hierdoor de schuldenproblematiek gaat spelen. (Plotselinge) verandering in leefsituatie Mensen die in een andere leefsituatie terechtkomen door bijvoorbeeld werkloosheid, scheiding of het wegvallen van een WAO‐uitkering, hebben vaak moeite om hun uitgavenpatroon hier op aan te passen. Soms doen zij een korte tijd een beroep op de voedselbank, totdat zij alles weer op de rit hebben of de uitkering binnen is. Complexiteit van de samenleving Bij de klanten van de voedselbank is er veelal sprake van meervoudige problematiek. Hierbij gaat het vaak om een combinatie van werkloosheid, psychosociale problemen en schulden. Sommige mensen hebben moeite om zich staande te houden in de complexe samenleving waarin wij leven. Zo moet je een administratie voorleggen bij de aanvraag van een uitkering en moet je voldoen aan de gestelde criteria om in een schuldhulpverleningtraject te kunnen participeren. 39
De belangrijkste bevindingen die uit het onderzoek van Regioplan naar voren komen met betrekking tot de klanten zijn de volgende: a. mensen maken gemiddeld al vijf maanden gebruik van de voedselbank. Mede door het feit dat veel voedselbanken nog niet zolang bestaan, is op dit moment nog geen inzicht te geven in de totale periode dat men van een voedselbank gebruik maakt. Wel wil 41% nog langer dan een jaar gebruik maken van de voedselbank; b. de belangrijkste inkomstenbron is meestal een uitkering (72%), vooral WWB (Wet Werk en Bijstand) (41%). Voor 8% is arbeid de belangrijkste inkomstenbron. Bij de overige 20% heeft 15% een ander inkomen en geeft 5% aan in het geheel geen inkomen te ontvangen; c. klanten van de voedselbank geven aan weinig gebruik te maken van de aanvullende voorzieningen zoals bijzondere bijstand (71%), kwijtschelding (65%) of aftrek buitengewone uitgaven (80%); d. schulden komen veel voor (83%), waarbij ongeveer tweederde van deze groep aangeeft een schuld van meer dan 5000 euro te hebben. Het aantal mensen met een schuldhulpverleningtraject is echter beperkt (36%). Iets meer dan een kwart (26%) van de ondervraagden noemt het gemak waarmee krediet of een lening wordt verkregen als achtergrond van hun situatie; e. er wordt in veel gevallen (84%) een beroep gedaan op hulpverlening. De meest in het oog lopende voorbeelden daarvan zijn dat 46% een beroep doet op het maatschappelijk werk, 24% op de sociaal raadslieden en 20% op de ambulante geestelijke zorg, bijvoorbeeld RIAGG. Zowel verslavingszorg (2%) als dak‐ en thuislozenzorg (2%) komt echter weinig voor; f. veel klanten van de voedselbank maken gebruik van meerdere vormen van hulpverlening: 35% van 2 of 3 vormen en 17% van 4 of meer vormen; g. 13% van de ondervraagden neemt deel aan een re‐integratietraject; h. bij degenen met een uitkering loopt de duur daarvan zeer uiteen. Wel heeft 37% al vijf jaar of langer een uitkering; i. een kleine meerderheid (56%) van de klanten meldt hoge woonlasten en hoge lasten voor levensonderhoud. 38% geeft aan structureel niet te kunnen rondkomen; j. klanten van de voedselbank maken relatief vaak deel uit van meerpersoonshuishoudens, vooral van eenoudergezinnen. 56% van de respondenten heeft kinderen, waarvan ruim de helft twee of meer kinderen heeft; k. klanten van de voedselbanken zijn naar etniciteit voor ongeveer de helft Nederlands (47%); 40
7 BRIEF VERSTUURD NAAR RESPONDENTEN
HAARLEM , DATUM
BETREFT: EINDE HULP VOEDSELBANK
GEACHTE HEER, MEVROUW,
UIT ONZE ADMINISTRATIE BLIJKT DAT U AL 3 JAAR KLANT BENT VAN DE VOEDSELBANK HAARLEM.
VANAF DE START VAN DE VOEDSELBANK IN JUNI 2005 GELDT DE REGEL DAT DE VOEDSELBANK MENSEN MAXIMAAL 3 JAAR HELPT. U BENT 3 JAAR KLANT BIJ DE VOEDSELBANK. DAAROM STOPT VOOR U DE LEVERING VAN VOEDSELPAKKETTEN OP…. (DATUM)
ER IS OP DEZE REGEL ÉÉN UITZONDERING MOGELIJK. DAT IS DAT U DE VOEDSELBANK TOESTEMMING GEEFT OM UW NAAM DOOR TE GEVEN AAN DE GEMEENTE HAARLEM VOOR HET NADER BEZIEN VAN UW SITUATIE. ALS U DAARVOOR KIEST WILLEN WE ALS VOEDSELBANK GRAAG EEN GESPREK MET U VOEREN OVER DE AFGELOPEN PERIODE EN MET U ONDERZOEKEN OF ER NOG MOGELIJKHEDEN ZIJN OM UW SITUATIE TE VERBETEREN.
WILT U GEBRUIK WILT MAKEN VAN DIT AANBOD? DAN KUNT U BELLEN MET 06‐28317762 VOOR EEN AFSPRAAK MET ONS.
HOPEND U VOLDOENDE TE HEBBEN INGELICHT,
MET VRIENDELIJKE GROET,
NAMENS HET BESTUUR VAN DE VOEDSELBANK,
ANNEKE ABMA
41
8 VRAGENLIJST
Thema 1 Aanleiding Kunt u iets vertellen over de omstandigheden waardoor u in aanraking kwam met de Voedselbank? Leefgebieden ‐ Financieel ‐ Werk en dagbesteding ‐ Huisvesting ‐ Sociaal functioneren ‐ Praktisch functioneren ‐ Lichamelijk functioneren ‐ Psychisch functioneren ‐ Zingeving Hoe bent u in aanraking gekomen met de voedselbank? Thema 2 Hulpbronnen Als u denkt aan de mensen om u heen die u steunen en begeleiden, waar denkt u dan aan? In hoeverre heeft u overwogen verschillende instanties op het gebied van hulpverlening te benaderen in Katzwijm? Kunt u beschrijven hoe dat ging? (een voorbeeld geven, of het laatste gesprek) In hoeverre heeft u overwogen om hulp te vragen bij de gemeente? In hoeverre heeft u overwogen om inkomensondersteuning aan te vragen? Thema 3 Beleving Wat betekent het voor uw leven dat u een voedselpakket moet aanvragen? Leefgebieden ‐ Financieel ‐ Werk en dagbesteding ‐ Huisvesting ‐ Sociaal functioneren ‐ Praktisch functioneren ‐ Lichamelijk functioneren ‐ Psychisch functioneren ‐ Zingeving Thema 4 Wensen en behoeften Welke wensen heeft u om uw situatie te veranderen? Wat wenst u op het gebied van budgetbegeleiding? 42
De gemeente biedt een budgetcursus aan, wat vindt u daarvan? Deze vragen hebben als richtlijnen gediend voor de gesprekken. Hiernaast hebben we ook open vragen gesteld. Deze zijn per gesprek verschillend geweest.
43
9 LITERATUURLIJST
BOEKEN
Alle dagen schuld Mirjam Pool Uitgeverij Augustus november 2007 Armoe de Baas – het perspectief van Voedselbanken Raf Janssen, Jetske de Jong en Ria van Nistelrooij Stichting CliP 2008 Armoede live! – Analyse in beeld, woord en geluid van vijf trends in een rijke samenleving Ellie Smolenaars Uitgeverij Aksant 2008 Praktijkgericht Onderzoek in zorg en welzijn Ferdie Migchelbrink Uitgeverij SWP 2006 JAARVERSLAGEN
Jaarverslag voedselbank 2006 en 2007 ARTIKELEN
VOLKSKRANT ‐ “PVDA: Voedselbank moet blijven” 05‐04‐2008 DE TELEGRAAF ‐ “Gemeente schamen zich voor Voedselbank” 20‐06‐2007 TROUW ‐ “Voedselbank in 2007 drukker bezocht” 31‐03‐2008 ‐ “Voedselbank is geen schande” 20‐01‐2006 ‐ “Voedselklant wil klanten niet te lang bedienen” 27‐11‐2006 44
ALGEMEEN DAGBLAD ‐ “Voedselbank hoeft niet weg” 16‐02‐2007 ‐ “Aanpak van armoede via Voedselbank” 30‐03‐2006 NRC HANDELSBLAD ‐ “Schuldsanering faalt voor klant Voedselbank, meer samenwerking nodig” 04‐03‐2006 HAARLEMS DAGBLAD ‐ “Minder schaamte voor de Voedselbank” 10‐12‐2008 ‐ “Voedselbank moet snel verdwijnen” 04‐11‐2008 FINANCIEEL DAGBLAD ‐ Voedselbank geeft armoede 500 gezichten” 10‐09‐2005 ‐ “Wethouder vindt Voedselbank schande” 16‐02‐2006 WEBSITES
www.voedselbank.nl www.postbus51.nl www.haarlem.nl www.wsnp.rvr.org www.dwi.amsterdam.nl www.vonk.amsterdam.nl www.socialealliantie.nl www.encyclo.nl www.vandale.nl www.hva.nl www.kontext.nl www.pmo‐online.nl www.startmetonderzoek.nl www.nizw.nl
45