The Plant Cell, February 2011, www.plantcell.org ã 2011 American Society of Plant Biologists
Lesmaterialen voor plantenbiologie: dictaat
Waarom bestuderen we planten? Planten en mensen hebben een gemeenschappelijke voorouder die ongeveer 3 miljard jaar geleden leefde. Mensen lijken meer op planten dan op bacteriën, maar hebben minder gemeen met planten dan met schimmels. Planten en mensen gebruiken dezelfde DNA‐taal en hebben een vergelijkbare celstructuur. Nadat planten zich afsplitsten van de gemeenschappelijke voorouderlijn van mensen en schimmels, hebben ze het vermogen tot fotosynthese verworven, door het opnemen van een ééncellige fotosynthetiserende bacterie. Dit vermogen om zonne‐energie om te zetten in chemische energie, zorgde ervoor dat planten een niche konden veroveren die totaal verschilt van die van ons, maar er heel goed bij aansluit: als bijproduct van fotosynthese produceren planten namelijk de zuurstof die wij, net als alle andere dieren, nodig hebben om te kunnen leven. Planten zijn ook de primaire producenten van het terrestrisch‐ ecosysteem: al het voedsel dat dieren eten komt direct of indirect van planten. Bovendien hebben planten een aantal complexe biochemische routes geëvolueerd, waardoor ze een breed scala aan interessante en nieuwe chemische verbindingen kunnen produceren. Veel van deze verbindingen zijn werkzaam tegen pathogenen of herbivoren en een aantal hebben een medicinale werking die ook nuttig voor ons is. De wereldwijde vraag naar voedsel en nutriënten neemt toe Planten verrijken ons leven op veel manieren, maar op dit moment is met name hun rol in de voedselproductie erg belangrijk. De wereldbevolking blijft toenemen. Als de wereldbevolking vijftig jaar
www.plantcell.org/cgi/doi/10.1105/tpc.109.tt1009
geleden was gestabiliseerd bij drie miljard mensen, zouden de in de eerste helft van de 20ste eeuw ontwikkelde landbouwtechnieken toereikend zijn om iedereen te voeden. Dit is echter niet het geval: de wereldbevolking is meer dan verdubbeld de afgelopen vijftig jaar en we kunnen gewoonweg niet genoeg voedsel blijven produceren zonder een snelle en duurzame verandering in de manier waarop we onze gewassen verbouwen. Actuele voorspellingen geven aan dat in 2050, als de wereldbevolking waarschijnlijk gestabiliseerd is op 9 miljard mensen, de voedselproductie met 70% moet zijn toegenomen om grootschalige hongersnood te voorkomen. Het is belangrijk om hierbij te bedenken dat honger verminderen, in combinatie met verbeteringen in levensstandaard en onderwijs, in het algemeen leidt tot een afname van de bevolkingsgroei (meer voedselproductie leidt dus niet tot meer bevolkingsgroei). Uitbreiden van de landbouwgronden om meer voedsel te kunnen produceren, is geen optie. In plaats daarvan moeten we meer voedsel gaan produceren op land dat al in gebruik is, en moeten we dus de opbrengst (massa product per oppervlakte) van gewassen verbeteren. Er zijn veel verschillende soorten planten, en zij leven en reproduceren succesvol onder uiteenlopende omstandigheden. Wij hebben echter een landbouwsysteem ontwikkeld dat afhangt van een klein aantal plantrassen. Het grootste deel van de menselijke calorie‐inname komt van granen; voornamelijk rijst, tarwe en mais, en van wat peulvruchten. We groeien onze gewassen in gebieden die vaak erg verschillen van de plekken waar ze oorspronkelijk in geëvolueerd zijn. Daarnaast zijn de planten door veredeling vaak zo veranderd dat
ze vaak niet meer lijken op hun wilde voorouders. De productiviteit van een landbouwveld vol met één van onze landbouwgewassen is extreem veel hoger dan die van een even groot ongerept natuurgebied. Dit komt enerzijds doordat deze gewassen zijn geselecteerd voor hun grote biomassa en zaadproductie en anderzijds doordat we extra water en meststoffen geven om ervoor te zorgen dat de maximale productie gehaald wordt. Als meststoffen worden met name stikstof, fosfaat en kalium toegediend, maar ook micronutriënten zoals magnesium en ijzer. Tot nu toe hebben vernieuwende landbouwtechnieken en plantenveredeling ervoor gezorgd dat de opbrengst van landbouwgewassen steeds is toegenomen, om de verder groeiende bevolking te kunnen voeden, maar de uitdagingen van de toekomstige bevolkingsgroei vergen een nog grotere toename van de productie. Sommige plantenwetenschappers bestuderen planten om hun productiviteit te verhogen, bijvoorbeeld door ze toleranter te maken tegen stress, hun groei, nutriënten opslag en ‐ opname te verbeteren, en door ze resistenter te maken tegen ziekteverwekkers. Omgaan met stress Planten kunnen niet weglopen van een ongewenste situatie. Tijdens de zomermaanden kan in bepaalde gebieden de temperatuur oplopen tot maar liefst 40 graden Celsius. Net zoals wij, verdampen planten water om af te koelen (dit noemen we transpiratie), en dus hebben ze meer water nodig in een warme omgeving. Planten worden regelmatig blootgesteld aan hoge temperaturen én te weinig water, tegelijkertijd. Hierdoor zullen ze langzamer groeien, gaat de oogst achteruit, en in het ergste geval zullen ze sterven. Meer water geven is niet altijd mogelijk en wereldwijd zorgt droogte daarom voor grote verliezen. Dit is een verontrustend feit, aangezien extreme temperaturen en droogte als gevolg van de opwarming van de aarde ervoor zullen zorgen dat de
lagere landbouwoogst in een groot aantal gebieden in de toekomst alleen maar zal verergeren. Om te weten te komen hoe planten reageren op verschillende omgevingsstressen wordt er veel onderzoek gedaan door plantenwetenschappers. Zij maken bijvoorbeeld gebruik van verschillende plantensoorten en ‐variëteiten, die door evolutie aangepast zijn aan extreme omstandigheden. Ze proberen in deze ‘experts’ genen te vinden die bijvoorbeeld zorgen voor minder waterverlies als gevolg van transpiratie, of die een effect hebben op de wateropname door de wortels. Niet alleen hitte en droogte, maar net zo goed kou of overstroming hebben een negatief effect op landbouwoogsten. Onlangs is er bijvoorbeeld een rijstvariëteit ontdekt, Sub1A, die erg goed bestand is tegen langdurige overstroming. Deze rijst geeft boeren in gebieden waar de landbouwgronden regelmatig overstroomd worden toch de mogelijkheid rijst te verbouwen, zonder het risico alles te verliezen. (Meer informatie over dit onderzoek is te vinden via de links aan het eind van dit document). Het gebruik van nutriënten Gewassen onttrekken nutriënten uit de bodem en zetten deze om in eiwitten en andere verbindingen. Elke oogst vermindert de voedingsstoffen in de grond, die dus regelmatig aangevuld moeten worden. Al vlak na het ontstaan van landbouw begon men de heilzame werking van peulvruchten in te zien. Peulvruchten leven samen met stikstof‐fixerende bacteriën, die de grond verbeteren. Daarom worden in een ideale landbouw de stikstof‐verbruikende granen op akkers afgewisseld met peulvruchten, dit noem je rotatie van de gewassen. Om verschillende redenen is gewasrotatie niet altijd praktisch, en in plaats daarvan worden gewassen bemest met een mix van voedingsstoffen waaronder voornamelijk stikstof, fosfaat en kalium, maar ook micronutriënten zoals koper, zink en ijzer. Kalium en fosfaat zijn
beperkte bronnen die snel opgebruikt worden. Stikstof is algemeen beschikbaar in de vorm van stikstof gas (het meest voorkomende gas in onze atmosfeer), maar er zijn grote hoeveelheden energie nodig om stikstof gas te reduceren naar een vorm die planten kunnen gebruiken. Het gebruik van kunstmest heeft ook effect op het milieu, doordat de voedingstoffen die niet opgenomen worden door planten wegstromen naar nabijgelegen land, rivieren en meren, waar ze aanzienlijke ecologische problemen veroorzaken. Er zijn veel manieren om deze problemen aan te pakken. Men kan bijvoorbeeld een belasting gaan heffen op meststoffen zodat ze verstandiger gebruikt worden of een dure formule gebruiken waarbij meststoffen gedoseerd vrijkomen. Het optimale moment voor bemesting, zodat de nutriënten maximaal opgenomen worden, zou vastgesteld kunnen worden door planten en grond te monitoren. Verder zou men planten kunnen proberen te vinden die efficiënter voedingsstoffen opnemen, bijvoorbeeld door efficiëntere transportsystemen in de wortels of een groter worteloppervlakte om stoffen op te nemen. Deze opties kunnen allemaal bijdragen aan het beschermen van ons milieu en het hoog houden van productiviteit van landbouw. Een in het bijzonder interessante aanpak is het ontwikkelen van gewassen met een hoge opbrengst die meerjarig zijn in plaats van eenjarig. Op dit moment zijn al onze gewassen eenjarig, wat betekent dat de plant als zaadje begint, in één groeiseizoen wortels, scheuten en zaad produceert, en dan het volgende jaar opnieuw als zaadje begint. Deze jaarlijkse cyclus heeft als gevolg dat het wortelsysteem nooit heel groot kan worden. Meerjarige planten groeien daarentegen verschillende jaren door, en hebben significant grotere wortelsystemen. Grotere wortelsystemen maken niet alleen nutriënten‐ en wateropname makkelijker, ze voorkomen ook erosie van de grond.
Resistentie tegen ziekteverwekkers Stress veroorzaakt door pathogenen (ziekteverwekkers) heeft een dramatisch effect op gewasopbrengsten. Een grote variëteit aan organismen waaronder virussen, bacteriën, schimmels, nematoden, insecten en herbivoren, leeft van planten. Verschillende plantensoorten hebben genetische resistentie ontwikkeld tegen bepaalde pathogenen, maar in een soort van wapenwedloop hebben pathogenen manieren geëvolueerd om deze resistentie te ontlopen. Plantveredelaars doen er alles aan om bij te blijven in deze wapenwedloop door op zoek te gaan naar resistente rassen, en die te kruisen met goed‐producerende gewassen. In sommige gevallen zijn de pathogenen sneller dan veredelaars en dan breekt er een plantenziekte epidemie uit. Twee van zulke epidemieën vinden vandaag de dag plaats. Phytophtora infestans is een plantpathogeen dat zijn stempel op de geschiedenis heeft gedrukt. In 1840 zorgde de Aardappelziekte, die P. infestans veroorzaakt, ervoor dat op veel plaatsen complete aardappeloogsten mislukten. Phytophtora infestans verspreidt zich heel snel en kan een aardappelplant binnen één week doden. De oorsprong van P. infestans ligt, zoals die van de aardappelplant zelf, in de bergen van Zuid‐Amerika. Pas in 1840 bereikte P. infestans Europa, waar de aardappel inmiddels hét basis voedsel was geworden. Mislukte oogsten in heel Europa veroorzaakten hongersnood, sterfgevallen en massale emigratie. Later werden resistente rassen ontdekt. De genetische resistentie die zij bieden, in combinatie met chemische bestrijdingsmiddelen, heeft P. infestans de laatste 150 jaar onder bedwang gehouden. Recent zijn één of meerdere nieuwe stammen van dit pathogeen zo geëvolueerd, dat de meeste aardappelrassen er niet meer resistent tegen zijn. Veredelaars doen er nu alles aan om nieuwe resistente rassen en genen te vinden om de aardappel weer te beschermen tegen P. infestans. Het feit dat sinds kort de volledige genoomsequentie
van P. infestans bekend is, tezamen met het eerste conceptgenoom van de aardappelplant, zal hun hierbij helpen. De ziekteverwekker Puccinia graminis f. sp. tritici is de oorzaak van zwarte roest in tarwe en heeft een gemuteerde vorm ontwikkeld, Ug99, die resistentie doorbreekt van de meest gebruikte tarwe rassen. Dit pathogeen heeft zich verspreid van Oost‐Afrika via het Midden‐Oosten, naar Azië en bedreigt op dit moment belangrijke tarwe producerende landen, waar het mogelijk een ernstige hongersnood kan veroorzaken. Je zou misschien denken dat een gewas, als het eenmaal geoogst is, niet langer vatbaar is voor ziektewekkers, maar dat is helaas niet het geval. Zaadgewassen moeten zeer zorgvuldig bewaard worden om verlies door rotting te voorkomen, wat alsnog verontrustend veel voorkomt. Fruit, en andere gewassen met een hoog vochtgehalte, zijn vatbaar voor schade na oogst door cel veroudering en microbiële ziekteverwekkers. Deze verliezen die na de oogst plaatsvinden zijn met name economisch schadelijk voor boeren omdat er al zoveel geld en werk is geïnvesteerd in dit voedsel, dat vervolgens niet meer gegeten of verkocht kan worden. Dit probleem heeft veel mogelijke oplossingen, waaronder beter management van opslagfaciliteiten, snellere distributie, en genetische verbeteringen in planten om deze verliezen te minimaliseren. Het verbeteren van voedsel kwaliteit met behulp van ‘bioversterking’ Ondervoeding en honger gaan vaak hand in hand. Op dit moment hebben één miljard mensen chronisch honger en maar liefst twee miljard mensen lijden aan een ijzertekort. Onze rode bloedcellen hebben ijzer nodig om bloed door het lichaam te transporteren; ijzertekort veroorzaakt fysieke zwakte en vermoeidheid. Er wordt geschat dat de productiviteit
van volwassenen met maar liefst 20 % zal toe nemen als ijzertekort uitgeroeid wordt. In kinderen draagt ijzertekort bij aan ontwikkelings‐ en groeiachterstand, en kan het ook de vatbaarheid voor ziektes bevorderen. Een kwart van alle kleuters en peuters in de wereld heeft een tekort aan vitamine A. Dit tekort kan een onderliggende reden zijn voor het overlijden van een miljoen jonge kinderen elk jaar. Het tekort aan vitamine A verlaagd bij deze kinderen de weerstand tegen ziektes, en kan een veroorzaker zijn van blindheid, zwakzinnigheid en een achteruitgang van groei. Ondervoeding heeft een onevenredig groot effect op kinderen, in vergelijking met volwassenen. Het is de oorzaak van de helft van de totale kindersterfte, veroorzaakt levenslange gezondheidsproblemen bij degenen die het overleven, en is bovendien geheel te voorkomen. Een groot deel van de wereldbevolking dat ondervoed is, heeft maar beperkt toegang tot vlees en verse groente, de belangrijkste bronnen van ijzer en vitamine A. Veel ondervoede kinderen eten voornamelijk rijst, die in zijn gangbare witte en gepolijste vorm geen ijzer of vitamine A bevat. Door middel van zowel veredeling als transgene benaderingen zijn er verschillende variëteiten van rijst ontwikkeld met een hogere ijzerconcentratie. Wetenschappelijk onderzoek heeft aangetoond dat deze rijst bloedarmoede vermindert. Met behulp van transgene methodes is er daarnaast een rijstvariëteit ontwikkeld, die verrijkt is met vitamine A. Maar omdat het een genetisch gemodificeerde plant is, wordt de verspreiding van deze zogeheten ‘golden rice’ tegengehouden (voor meer informatie over de regulaties en de hindernissen voor het invoeren van deze rijst zie www.goldenrice.org). Er zijn andere gewassen in ontwikkeling die verrijkt zijn met zink, foliumzuur en jood. Het is recent aangetoond dat een tomaat met een hoog niveau aan anti‐oxidanten de verspreiding van kanker in muizen vermindert. Dit soort verrijkt voedsel kan een uitkomst zijn, vooral
voor die mensen, die in armoede leven of geen toegang hebben tot een divers dieet. Planten zijn een bron van medicijnen, materialen en bio‐energie Planten zijn meer dan alleen voedsel. Ze zijn een bron van vele belangrijke farmaceutische producten, hout, vezels en, in toenemende mate, een biologische en duurzame vervanging van de op petroleum gebaseerde plastics en energie. Er zijn talloze plantenstoffen die een heilzaam of positief effect hebben op mensen, variërend van het simpele genot van vanille of cafeïne tot levensreddende tumor‐onderdrukkende medicijnen. De meeste van deze stoffen worden door maar één of enkele plantensoorten geproduceerd, vaak als onderdeel van het arsenaal aan secundaire verdedigingsstoffen. De chemische diversiteit van het plantenrijk is immens en voor een groot deel nog onbekend voor ons. Veel van de planten die worden gebruikt voor de productie van medicijnen zijn honderden tot duizenden jaren geleden gekozen vanwege hun heilzame werking. De stam van de kina boom, die kinine bevat, werd bijvoorbeeld door inheemse Peruaanse volkeren gebruikt om malaria te behandelen. Chinese kruidenkenners hebben meer dan 2000 jaar geleden een vergelijkbaar gebruik van Artemisia beschreven. Zogenaamde ‘ethnobotanici’ werken met inheemse volkeren samen om dergelijke planten te identificeren en hun eigenschappen te onderzoeken. Aangezien ziekteverwekkers resistent kunnen worden tegen effectieve medicijnen is er een constante behoefte aan nieuwe actieve stoffen. Planten worden ook gebruikt om andere stoffen te produceren ten behoeven van de geneeskunde, waaronder antilichamen, menselijke eiwitten (bijvoorbeeld insuline) en zelfs vaccins. Deze stoffen worden ook wel plantaardige farmaceutische eiwitten genoemd en de wijze waarop ze worden
gemaakt heet dan ook wel ‘pharming’ (naar het Engelse woord ‘pharmaceutical’). Sommige van deze pogingen zijn simpelweg alternatieven voor andere methoden van eiwitproductie, zoals de dure celcultuur systemen van zoogdiercellen, maar er wordt ook naar gestreefd om specifieke eigenschappen van plantcellen te benutten. Vooral eetbare vaccinaties zijn spectaculair omdat ze veelbelovend zijn voor gebruik in arme landen, waar veel kinderen niet gevaccineerd zijn tegen ziektes die voorkomen kunnen worden, simpelweg vanwege de hoge kosten. Traditionele vaccinatie programma’s vereisen dat antigenen steriel worden verpakt en koud blijven totdat ze worden toegediend door een steriele naald, al met al een zeer kostbare procedure. Eetbare vaccines vergen geen steriele omstandigheden of dure procedures omdat ze effectief immuniteit kunnen bevorderen als ze worden gegeten. Het zal niet lang meer duren voordat alle kinderen beschermd zijn tegen cholera, pokken, mazelen, malaria, de pest en hepatitis (leverontsteking) zonder ooit een naald te zien. Plantcellen hebben een celwand die voornamelijk bestaat uit cellulose, een vanuit glucose geproduceerd koolhydraat. De meeste dieren kunnen cellulose niet verteren tot losse glucose onderdelen, en celluloserijke materialen zijn daarom duurzaam. Sommige celwanden van planten, zoals die van hout, bevatten ook een lijmachtige substantie, lignine, die de koolhydraten aan elkaar lijmt. Mensen hebben hout altijd als bouwmateriaal en voor onderdak gebruikt en hout blijft een groot aandeel in bouwmateriaal houden. Plantvezels worden gebruikt voor de productie van papier (en daarvoor voor de productie van papyrus) en textiel zoals katoen, linnen en viscose. Wetenschappers zijn bezig met het ontwikkelen van planten met een verhoogde vezelkwaliteit, of waar de bruikbare vezels gemakkelijker uit gehaald kunnen worden. Deze vezels kunnen gebruikt worden om traditionele materialen, zoals papier en textiel, van te maken
maar ook voor biologisch duurzame alternatieven voor niet herbruikbare materialen. Er worden bijvoorbeeld voor de auto‐ en bouwindustrie gemengde materialen ontwikkeld, waarin plantvezels zijn verwerkt in een op planten gebaseerde matrix, als alternatief voor materialen die gebaseerd zijn op aardolie en glasvezel. Deze nieuwe materialen worden ontwikkeld door de samenwerking van plantwetenschappers, materiaalwetenschappers en scheikundigen. Ook worden er plastics ontwikkeld, gebaseerd op plant koolhydraten en olie ter vervanging van aardolie. Door discussies in de media en bij beleidsmakers zijn termen als biobrandstoffen en bio‐energie bij ons allemaal bekend. Het is duidelijk dat iedereen er baat bij heeft als het mogelijk wordt om de herbruikbare energie uit planten te halen, om fossiele energiebronnen zoals aardolie en kolen te vervangen. Traditioneel werd hout verbrand voor licht en warmte, maar de huidige maatschappij vereist ook andere vormen van energie, onder ander als vloeibare brandstof voor auto’s. Suikers uit planten kunnen gefermenteerd worden tot ethanol, wat dan weer gemengd kan worden met benzine. Deze aanpak werkt het beste voor suikerrijke bronnen. Bijvoorbeeld, in Brazilië bevat alle benzine minstens 25% bioethanol verkregen uit suikerriet (E25), en veel auto’s kunnen al brandstof gebruiken die voor 85% bestaat uit bioethanol (E85). Diesel motoren kunnen op biodiesel rijden, die geproduceerd wordt van plantaardige oliën, uit bijvoorbeeld koolzaad, algen en sojabonen. Het gebruik van eetbare planten voor de productie van energie kan de prijs van voedsel beïnvloeden. Er is daarom aangeraden om bio‐energie te halen uit bronnen waar geen voedsel van kan worden gemaakt, zoals meerjarige grassen, houtige planten en de stammen van gewassen nadat hun zaden zijn geoogst. Er wordt momenteel onderzoek gedaan naar efficiënte methodes om de energie uit cellulose
van plantcelwanden om te zetten naar ethanol. Het selecteren van planten die optimaal zijn voor bio‐ energie productie is ook nodig: Miscanthus giganteus is zo’n veelbelovende plant. Het is een meerjarig gras, met diepe wortels, die efficiënt water en nutriënten opnemen, en een extreem hoge groeisnelheid. Bovendien overleeft het in gebieden waar geen gewassen kunnen groeien, waardoor zijn productie de voedselproductie niet in de weg staat, en daarmee de voedselprijzen niet zal beïnvloeden. Waarom bestuderen we planten? Het bestuderen van de biologie van planten is nog nooit zo belangrijk en opwindend geweest als nu. Genetische methodes maken het voor plantwetenschappers mogelijk om de biologie van planten steeds meer tot in detail te ontdekken. De verkregen kennis maakt het mogelijk om planten te ontwikkelen die efficiënter zijn in het produceren van voedsel, medicijnen, vezels en grondstoffen waar de mens volkomen afhankelijk van is.
Mary Williams
[email protected] Features Editor, The Plant Cell American Society of Plant Biologists c/o Plant Science Research Group University of Glasgow Translated by Jordi Boshoven, Wageningen University Lotte Caarls, Universiteit Utrecht Lot Gommers, Universiteit Utrecht Kris van ‘t Klooster, Wageningen University Setareh Mohammadin, Wageningen University Elysa Overdijk, Wageningen University Tom Raaymakers, Universiteit Utrecht
Literatuur Algemene literatuur Dravigne, A., Waliczek, T.M., Lineberger, R.D., Zajicek, J.M. (2008) The effect of live plants and window views of green spaces on employee perceptions of job satisfaction. HortScience 43: 183– 187. *Eckardt, N.A., Cominelli, E., Massimo Galbiati, M., Tonelli, C. (2009) The future of science: Food and water for life. Plant Cell 21: 368–372. Fedoroff, N. (2008) Seeds of a perfect storm. Science 320: 425. Fedoroff, N.V., Battisti, D.S., Beachy, R.N., Cooper, P.J.M., Fischhoff, D.A., Hodges, C.N., Knauf, V.C., Lobell, D., Mazur, B.J., Molden, D., Reynolds, M.P., Ronald, P.C., Rosegrant, M.W., Sanchez, P.A., Vonshak, A., and Zhu, J.‐K. (2010) Radically rethinking agriculture for the 21st century. Science 327: 833‐834. *Gatsby Plants Teaching Resources (lectures by pre‐ eminent plant scientists, available free with registration) http://www.gatsbyplants.leeds.ac.uk/TR/index.php *International Service for the Acquisition of Agri‐ biotech Applications (ISAAA) http://www.isaaa.org/kc/default.asp Marris, E. (2008) Five crop researchers who could change the world. Nature 456: 563–568. (also available at http://www.landinstitute.org/vnews/display.v/ART/2 009/04/10/49db6f9065ff1) *Quinn, K.M. (2007) Dr. Norman E. Borlaug: 20th century lessons for the 21st century world. http://www.worldfoodprize.org/borlaug/borlaug‐ history.htm *Royal Society. (2008) Reaping the benefits: Science and the sustainable intensification of global agriculture. http://royalsociety.org/Report_WF.aspx?pageid=11 210.
*Royal Society (2010) Food security: feeding the world in 2050. Theme issue comprising more than 20 open access articles http://rstb.royalsocietypublishing.org/content/365/ 1554.toc *Science Multimedia. (2008) Plant genomes: From evolutionary insights to crop improvement. Science 320: 465. http://www.sciencemag.org/plantgenomes/feature.h tml Omgaan met stress Gornall, J., Betts, R., Burke, E., Clark, R., Camp, J., Willett, K., and Wiltshire, A. (2010) Implications of climate change for agricultural productivity in the early twenty‐ first century. Phil. Trans. Royal Soc. B: 365: 2973‐2989. * Hamilton, J. (2007) NPR: Waterproof rice may help Asia cope with flooding. http://www.npr.org/templates/story/story.php?story Id=15032263 * International Rice Research Institute (IRRI) (2009) Flood‐proof rice provides relief for poor farmers. http://www.irri.org/flood‐proof‐rice/ and http://www.youtube.com/watch?v=shCHe1eAQoQ from the IRRI YouTube channel (http://www.youtube.com/user/irrivideo). International Water Management Institute (IWMI) (2007) Water for food, water for life: A comprehensive assessment of water management in agriculture. London: Earthscan, and Colombo. http://www.iwmi.cgiar.org/Assessment/files_new/sy nthesis/Summary_SynthesisBook.pdf *Science Today (2007) Rice Genomes. http://www.youtube.com/watch?v=hApLuj7qSBI *Yu, H., Chen, X., Hong, Y.‐Y., Wang, Y., Xu, P., Ke, S.‐D., Liu, H.‐Y., Zhu, J.‐K., Oliver, D.J., Xiang, C.‐B. (2008) Activated expression of an Arabidopsis HD‐ START protein confers drought tolerance with improved root system and reduced stomatal density. Plant Cell 20:1134‐1151.
Het gebruik van nutriënten Cox., T.S., Glover, J.D., Cox, C.M., Reganold, J.P. (2007). Future farming: A return to roots? Sci. Am. 297(2):82‐89. Glover, J.D., et al. (2010). Increased food and ecosystem security via perennial grains. Science 328: 1638‐1639. Vaccari, D.A. (2009) Phosphorus famine: The threat to our food supply. Sci. Am. 300(6):54‐59. *Vance, C.P. (2001) Symbiotic nitrogen fixation and phosphorus acquisition. Plant nutrition in a world of declining renewable resources. Plant Physiol. 127: 390–397. Vitousek, P.M., Naylor, R., Crews, T., et al., (2009) Nutrient imbalances in agricultural development. Science 324:1519–1520. *Yuan, L., Loque, D., Kojima, S., Rauch, S., Ishiyama, K., Inoue, E., Takahashi, H., and von Wiren, N. (2007). The organization of high‐affinity ammonium uptake in Arabidopsis roots depends on the spatial arrangement and biochemical properties of AMT1‐type transporters. Plant Cell 19: 2636‐2652. Welsch, R., Arango, J., Bar, C., Salazar, B., Al‐Babili, S., Beltran, J., Chavarriaga, P., Ceballos, H., Tohme, J., and Beyer, P. (2010) Provitamin A accumulation in cassava (Manihot esculenta) roots driven by a single nucleotide polymorphism in a phytoene synthase gene. Plant Cell: tpc.110.077560. Resistentie tegen ziekteverwekkers *Briello, D. (2009) Global wheat crop threatened by fungus: A Q&A with Han Joachim Braun. Scientific American.com. http://www.scientificamerican.com/article.cfm?id=gl obal‐wheat‐crop‐threatened‐by‐fungus *Durable rust resistance in wheat. (2009) http://www.wheatrust.cornell.edu/ *Haas, B.J., Kamoun, S., Zody, M.C., et al. (2009) Genome sequence and analysis of the Irish potato famine pathogen Phytophthora infestans. Nature 461:393–398. *Song, J., Bradeen, J.M., Naess, S.K., Raasch, J.A., Wielgus, S.M., Haberlach, G.T., Liu, J., Kuang, H., Austin‐Phillips, S., Buell, C.R., Helgeson, J.P., Jiang, J.
(2003) Gene RB cloned from Solanum bulbocastanum confers broad spectrum resistance to potato late blight. Proc. Natl. Acad. Sci. USA 100:9128–9133. * The Why files (2001) Return of the potato blight. University of Wisconsin Board of Regents. http://whyfiles.org/128potato_blight/index.html The Economist (2010) Rust in the breadbasket. July 1. 2010. http://www.economist.com/node/16481593 *Stone, M. (2010) Virulent new strains of rust fungus endanger world wheat. Microbe 5: 423‐428. Het verbeteren van voedsel kwaliteit met behulp van ‘bioversterking’ Butelli, E., Titta, L., Giorgio, M., Mock, H.‐P., Matros, A., Peterek, S., Schijlen, E.G.W.M., Hall, R.D., Bovy, A.G., Luo, J., Martin, C. (2008) Enrichment of tomato fruit with health‐promoting anthocyanins by expression of select transcription factors. Nat. Biotech. 26:1301–1308. Enserink, M. (2008) Tough lessons from golden rice. Science 320:468–471. *Food and Agriculture Organization of the United Nations (FAO) (2009) 1.02 billion hungry. http://www.fao.org/news/story/en/item/20568/icod e/ *Golden Rice Humanitarian Board (2009) Golden rice. http://www.goldenrice.org Mayer, J.E., Pfeiffer, W.H., and Beyer, P. (2008) Biofortified crops to alleviate micronutrient malnutrition. Curr. Opin. Plant Biology 11:166–170. *UNICEF (2009) The state of the world’s children http://www.unicef.org/sowc/. Wirth, J., Poletti, S., Aeschlimann, B., Yakandawala, N., Drosse, B., Osorio, S., Tohge, T., Fernie, A.R., Günther, D., Gruissem, W., Sautter, C. (2009) Rice endosperm iron biofortification by targeted and synergistic action of nicotianamine synthase and ferritin. Plant Biotech. J. 7: 631–644. *World Health Organization (WHO) (2009) Vitamin and mineral nutrition information system. http://www.who.int/vmnis/en/ Planten zijn een bron van medicijnen, materialen en bio‐energie Carroll, A., and Somerville, C. (2009) Cellulosic Biofuels. Annu. Rev. Plant Biol. 60: 165‐182.
Kwok, R. (2009) Cellulosic ethanol hits roadblocks. Nature 461:582‐583. Mascarelli, A.L. (2009) Gold rush for algae. Nature 461:460‐461. Sanderson, K. (2009) Wonder weed plans fail to flourish. Nature 461: 328–329. Richard, T.L. (2010) Challenges in scaling up biofuels infrastructure. Science 329: 793‐796. Sanderson, K. (2009) From plant to power. Nature 461: 710‐711. *Somerville, C. (2008) Development of cellulosic biofuels. Energy Bioscience Institute, U.C. Berkeley. www.youtube.com/watch?v=A1LnST3w4WQ Somerville, C., Youngs, H., Taylor, C., Davis, S.C., and Long, S.P. (2010) Feedstocks for lignocellulosic biofuels. Science 329: 790‐792. Tilman, D., Socolow, R., Foley, J.A., Hill, J., Larson, E., Lynd, L., Pacala, S., Reilly, J., Searchinger, T., Somerville, C., Williams R. (2009) Beneficial biofuels– the food, energy and environment trilemma. Science 325:270–271. *University of Illinois (2008) Miscanthus research. http://miscanthus.illinois.edu/wp‐ content/uploads/2008/Miscanthus_Yield/ Wijffels, R.H., and Barbosa, M.J. (2010) An outlook on microalgal biofuels. Science 329: 796‐799. Bill Nye (1994) A world without wood. http://www.youtube.com/watch?v=PIUw2z8mxns * The CNAP Artemisia research project (2009) Tackling malaria with fast track plant breeding. www.york.ac.uk/org/cnap/artemisiaproject/ Milhous, W.K., and Weina, P.J. (2010) The botanical solution for malaria. Science 327: 279‐280. *Graham, I.A., Besser, K., Blumer, S., Branigan, C.A., Czechowski, T., Elias, L., Guterman, I., Harvey, D., Isaac, P.G., Khan, A.M., Larson, T.R., Li, Y., Pawson, T., Penfield, T., Rae, A.M., Rathbone, D.A., Reid, S., Ross, J., Smallwood, M.F., Segura, V., Townsend, T., Vyas, D., Winzer, T., and Bowles, D. (2010) The genetic map of Artemisia annua L. identifies loci affecting yield of the antimalarial drug artemisinin. Science 327: 328‐331. *Ma, J. K‐C., Barros, E., Bock, R., Christou, P., Dale, P.J., Dix, P.J., Fischer, R., Irwin, J., Mahoney, R., Pezzotti, M., Schillberg, S., Sparrow, P., Stoger, E., and Twyman, R.M. (2005)
Molecular farming for new drugs and vaccines. Current perspectives on the production of pharmaceuticals in transgenic plants. EMBO Rep. 6: 593–599. * World Health Organization (2009) Kenya–Natural plant products. http://www.youtube.com/watch?v=6HiCuoEVwdo *Pascual, D.W. (2007). Vaccines are for dinner. Proc. Natl. Acad. Sci. 104: 10757‐10758. The Why File. (2002) Plant Vaccines. University of Wisconsin Board of Regents. http://whyfiles.org/166plant_vaccines/index.html