Samenvattinq De puberteitwordt gekenmerktdoor een periodevan sterk versneldefysieke groei, Met name bij jongens worden tijdens deze de zogenaamde"puberteitsgroeispurt". periode motorischeproblemen gesignaleerd.De "onhandigepuber" beweegt zich slungelachtig,soms een beetje lomp en lijkt zich vaak niet thuis te voelen in zijn eigen lichaam. Er is tot dusverre weinig onderzoekverricht naar de motorischeontwikkeling tijdens de puberteit. Dit onderzoek heeft bovendien niet overtuigend kunnen aantonendat de groeispurtde motorischecontrole negatiefbeïnvloedt.Een belangrijk probleem is dat er meestalis gekekennaar leefti.jdsgerelateerde ontwikkeling en dat er onvoldoenderekening is gehoudenmet de grote spreiding in de leeftijd waarop de groeispurt inzet. Ook het complex aan factoren dat ten grondslagligt aan de motorischeontwikkeling tijdens de puberteit draagt bij aan de onduidelijkheid over mogelijkeeffectenvan groei. Een van de factorendie een rol lijken te spelenis de participatie in motorische activiteiten, zoals sport. Er is echter zeeÍ weinig bekend over het specifiekeeffect hiervan op de motorischecompetentie.Een andere belangrijke factor is spierkracht. Tijdens de groeispurt neemt de spierkrachtbij jongenssterk toe. Daar staattegenoverdat ook de massagroter wordt. De toename in spierkrachtleidt derhalveniet automatischtot een verbeterdemotoriek,omdat het meer kracht kost om bewegingenvan lichaamsdelenmet een grotere massa te versnellenof vertragen. Een derde factor die van belang is voor de motorischeontwikkelingis de snelheid waarmeeveranderingenin lengte, gewicht en relatieveproportiesvan de romp en ledematenworden verdisconteerdin de sensomotorischecoórdinatie. Een goed gecoórdineerde motoriek is alleen mogelijk wanneerveranderingenin het bewegingsapparaattrldig worden ondervangen.In dit proefschriftligt de nadrukop deze laatste factor. Het theoretischeuitgangspuntis dat de door groei verstoordecalibratie,of afstemming,van de sensomotoriekleidt tot problemenin de bewegingscoórdinatie. Er wordt uitgegaanvan de assumptiedat het risico op verstoringenin de coórdinatie groter wordt naarmatede groeisnelheidtoeneemt. Theoretisch kader Aanpassingenaan groei-gerelateerdeverstoringen in de bewegingscoórdinatie vinden plaats op het niveau van neurale representatiesen hebben onder meer betrekkingop de waarnemingvan het lichaam in relatie tot de omgeving.Zo is een goede represenLatie van de lengte van de armen en de romp van belang om in te kunnen schattenof een voorwerp binnen handbereikligt, of dat het nodig is het lichaam naar het voorwerp toe te buigen, of zelfs een stap in de richting van het voorwerp te doen. Ook in de aansturingvan de spierenzijn aanpassingen vereist tijdens fysieke groei. Alleen wanneer de toenamein lengte, massaen spierkracht wordt verdisconteerdin de neuraleimpulsendie naar de spierenworden gezonden kan een goede coórdinatieworden gervaarborgd.Tenslottezullen er ook adaptaties moetenplaatsvindenin de koppelingtussende visueleen de proprioceptievewaarneming, evenalsin de koppelingtussenwaarnemingen spieractivatie. Er is zeer weinig bekendover de snelheidwaarmeehet zenuwstelselzich aanpast
169
170
Samenvatting
aan de veranderingen die het gevolg zijn van groei. Experimenten waarbij de sensomotoriekkunstmatig wordt u.tróo.à, bijvoorbeelddoor het visuele veld te verschuivenmet behulp van prisma's, laten zián dat het voliedig aoapte.enaan de verstoringen een langdurig proces is en slechts tot stand komt bij een groot aantal bewegingenonder de nieuwe condities. Dergelijke bevindingensuggererendat ook de aanpassing aan fysiekegroei tijd vergt .n ïur'rotorische activiteiteen belangrijke factor is in de adaptatieaan verstorendelffecten van groei. Doelstellingen Dit onderzoek beperkt zich tot jongens, aangezien de literatuur aangeeft dat negatieveeffecten van groei met namè bij jongens optreden.Er worden vijf hypotheses getoetst,waarvan drie betrekking hebben óp de reratiestussengroei, motorische activiteiten sensomotorische vaardighedenbij d, doo.rneepopulatievan adolescente jongens' Er wordt gehypothetiseerd dat de groeisnerheiotrloànsde puberteitsgroeispurt negatief is gerelateerdaan het niveau lrun ,.nromotorische vaardigheden,dat de mate van motorischeactiviteitpositief is gerelateerdaan het niveauvan sensomotorische vaardighedenen dat een combinatiè uun sneile groei en een geringe mate van motorischeactiviteit een extra risicofactor vormt voor het ontstaanvan problemen in de bewegingscoórdinatie. De vierde hypotheseheeft betrekking op de effecten van groei bij jongens mer sensomotorischeproblemen. Het is zeei waarschijnlijk dat de aard van de relatie tussengroeisnelheiden sensomotoriekafhangt van de specifiekekenmerkenvan het betreffende kind en een van die kenmerkei is de motorische competentieop het moment dat de groeispurt begint. Natuurlijk zijn niet alle kinderen van nature motorisch tutn. g9:9 onderlegd. Een aantal Ëind.r.n vertoont een duidelijke bewegingsstoornistijdens de kiiderjaren, waar geen fysieke oorzakenvoor zijn aan te wijzen' Deze stoornis, waarvan men vermoedt dat ze gerelateerdis aan hersendysfuncties, wordt aangeduid met de_term "o.*topr"ntut coordination Disorder,, (DCD)' omdat kinderen met DCD reeds coóriinatieproblementreuuen op het moment dat ze de puberteit ingaan, is het interessanthun ontwikkeling tijdens deze periodete volgen' Aangezienkinderen met DCD duidelijk problemenvertonenin her aanleren van alledaagse motoriscie vaardigheden, is het goed mogelijk dat ze eveneensmoeite zullen hebben zich tan t. párrrn aa1 de veranderingendie gepaard gaan met een versnelde fysieke groei. ln oit proefschrift toets ik d; hypothese dat tijdens de groeispurt de tóntotoioriek van ;o'g.n, *et DCD meer wordt verstoord dan van jongens met een goedebewegingsroïtrá.. De vijfde hypothese,tenslotte, treert.ietrekking op de relatie tussengroeieffecten en de effecten van kunstmatigeverstoring.n uun"d. sensomotoriek.Er wordt in dit proefschrift uitgegaanvan de aanname d{ de adaptatieaan kunstmatigeverstoringen van de motoriek een indicatie geeft.va1 lret u.rràt.n tot aanpassingaan natuurlijke verstoringen, zoals groei. Ik tóets derhalve de ffithese dat jongens die een trage aanpassing aan kunstmatige verstoringen laten'^zien relatief veel hinder zullen ondervindenvan de groeispurt. 0nderzoeksopzet om de onderzoeksvragente kunnen beantwoorden zijn gegevensverzameld over
de groei, dt jongens,d,e van dezegrc die zijn geb tussengroei ken.
Fysiekegr Om een bee hun motoris maand waari veertienjaar maandelijks gegevenswe men, waarna ven. Verder lichaamsprop Halfjaarlijk van 11 jaar e tingenwerd t tests en expe stellen. Als gestandaardi motorischesc balans. Verder wer visuelerepres tatie van de le lengte te laten geplaatst.De r vastgestelddoc zijn vingertop gebruiktals m het vaststelle we de Kinaes de proefoerso De koppeli een test waarb aanwijzendie r die de doelen gestuurdop ba wijzen doel uit anderehand),o De nauwkeu periment waar behulp van een
Samenvatting
t7l
de groei, de motorischeactiviteit en de sensomotoriekvan verschillendegroepen jongens,die twee jaar en zes maandenzijn gevolgd. Ik zal nu eerstde samenstelling van deze groepen besprekenen een beschrijvinggeven van de tests en experimenten die zijn gebruikt. Daarna bespreekik de proceduresdie zijn gebruikt om de relatie tussen groeisnelheid,motorische activiteit en sensomotorischecontrole te onderzoeken. Fysíekegroei en ontwikkeling van de sensomotoríekbij de gemiddeWea"dolescent Om een beeld te krijgen van de totale populatie van adolescentejongens, ongeacht hun motorische competentie,werd een groep van dertig jongens gevolgd vanaf de maand waarin ze elf jaar en zes maandenwerden tot en met de maand waarin ze veertien jaar werden. Gedurende deze periode voerden de ouders van de jongens maandelijksmetingen uit van de lengte en het gewicht. Aan de hand van deze gegevenswerden groeicurven bepaald door het "fitten" van derde machts polynomen, waarna de groeisnelheidwerd berekenddoor differentiatievan de "gefitte" curven. Verder werd de Quetelet index berekend, welke een indicatie geeft van de lichaamsproporties. Halfjaarlijks bezochtende jongens ons laboratorium, beginnendvanaf de leeftijd van 11 jaar en zes maanden.Ter controlevan de betrouwbaarheid van de thuismetingen werd tijdens deze sessiesde lichaamslengtegemeten.Verder werd een aantal tests en experimentenafgenomenom de kwaliteit van de sensomotoriekvast te stellen. Als test voor de algemene motorische vaardigheid gebruikten we een gestandaardiseerde en genormeerdetest, de Movement ABC. Naast een algemene motorischescore geeft de test scoresvoor oog-handcoórdinatie,balvaardigheiden balans. Verder werden twee tests gebruikt voor het vaststellenvan de nauwkeurigheidvan visuele representaties van lichaamskenmerken. De nauwkeurigheidvan de representatie van de lengte van het eigen lichaam werd vastgestelddoor de proefpersoondeze lengte te laten schatten,aan de hand van een meetlatdie op drie meter afstandwerd geplaatst.De nauwkeurigheidvan de representatievan de lengte van de armen werd vastgestelddoor de proefpersoonde maximaleafstandte laten schattenwelke hij met zijn vingertoppenzou kunnen bereiken. In beide gevallen werd de schattingsfout gebruikt als maat voor de nauwkeurigheidvan de visuelerepresentatie. Als test voor het vaststellenvan de nauwkeurigheidvan proprioceptieverepresentaties gebruikten we de Kinaesthetische SensitiviteitsTest. Met deze test wordt vastgesteldhoe goed de proefpersoonde positievan zijn onderarmenkan "voelen". De koppeling tussenvisuele en proprioceptievewaarnemingwerd gemetenmet een test waarbij de proefpersoonaan de onderzijde van een tafelblad doelen moest aanwijzendie waren aÍIngegeven op de bovenzijdevan het tafelblad.Omdat de hand die de doelen aanweesonzichtbaarbleef, werden de bewegingenhoofdzakelijk gestuurdop basis van de propriocepsis.In verschillendeconditieswerd het aan te wijzen doel uitsluitendvisueel, uitsluitendproprioceptief(met de wijsvinger van de anderehand), of visueelén proprioceptiefwaargenomen. De nauwkeurigheidvan de neuromusculaire controlewerd onderzochtmet een experiment waarin isometrischespiercontracties van de biceps werden gemetenmet behulp van een "force transducer".In verschillendeconditieswerd de proefpersoon
112
Samenvatting
gevraagd de maximale kracht. de duur, of de totale irnpuls (integraal van kracht over de trjd) van de contractie constant te houden, op een niveau dat op een beeldscherm iverd weergegeven. Na iedere contractie werd het door de proefpersoon bereikte niveau op het beeldscherm getoond, in relatie tot het streefniveau. De mate van variabiliteit in de contracties werd als maat genomen voor de nauwkeurigheid van de neuromusculairecontrole. Om een indicatie te krijgen van de mate waarin de jongens participeerden in rnotorische activiteiten werd hen een vragenlijst voorgelegd, waarop ze de konden aaltgeven hoeveel uren ze per week aan sport besteedden(binnen clf buiten clubverband). en hoeveel uren aan gymnastiek op school. Het totale aantal uren gold ais indicatie van de mate van "physical exercise" trydenshet onderzoek. Verder konden dejongens aangeven hoeveel uren ze besteeddenaan bezighedendie een Lreroepdoen op de fijne rnotoriek. zoals knutselen en modelbouw. Het totale aantal uren gold als indic-atievan de mate van "fine motor activities". Het verband tussen groei. sensomotorieken motorische activiteit werd onderzocht door liet analyseren van ontwikkelingscurven, gebaseerd op de halfjaarlijkse data. Hoe dit is gedaan zal onder "smtistischeprocedures" lvorden besproken. Om meer duidelijkheid te krijgen over het proces dat ten grondslag ligt aan een eventueel groeief-fect voerden we een eenrnalig experiment uit waarbij de sensomotoriek kunstmatig werd verstoord. trn dit experiment werd de proefpersoon gevraagd doelgerichte bewegingen te maken, terwijl prisma's het visuele veld naar rechts verplaatsten.Adaptatie aan de verstoringen uit zich in een verschuiving van de waargenomen proprioceptieve ruimte ten opzichte van de visuele ruimte. Deze verschuiving wordt gemeten door de proefpersoon eerst een serie bewegingen te laten maken onder verstoorclecondities en daarna onder normale condities. Veranderingen in het systeenruiten zich in afwijkingen in de bewegingen onder normale condities. in de richting tegenovergesteld aan het verstoringseft'ect. Degelijke eff-ecten worden "aftereff-ects" genoernd. De verwachting was dat de negatieve effecten van een hoge groeisnelheid groter zijn btj proefpersonen die traag adapteren aan de kunstmatige verstoring van hun sensomotoriek. Fysieke groei en onhuikkeling van de sensomotoriek bij jongens met DCD Om een beeld te krijgen van de invloed van groei op de motoriek bij jongens met DCD. in vergelijking met jongens met een goede bewegingscontrole,werden aan het begin van de studie twee groepen gevormd. Hiervoor gebruikten we de scores op de Movement ABC op de leeftijd van 11 jaar en zes maanden. Om de betrouwbaarheid van de diagnose DCD te vergroten lieten we ook het oordeel van de leerkracht meewegen. Iedere leerkracht vulde de "Groninger Motoriek Observatielijst" in. welke een beoordeling geeft van de motoriek in de schoolsituatie.Als selectiecriterium voor het stellen van de diagnose DCD gold een Movement ABC score beneden het tiende percentiel en een GMO score beneden het dertigste percentiel. De controlegroep bestond uit jongens die op de Movement ABC boven het 15e percentiel scoorden.
Ontwíkkelingvan de sensomotoriekaan het einde van de groeispurt Binnenhet leeftijdsbereik van 1t en een half tot veertienjaar zie je bU de meeste
jongens een gt groeispurtpiek worden gevoig groeispurt.Na jaren komt de mag verwachte een beeld te kr werd gevolgd' enigszins binne te meten,name en in de maand een beeldvan ( maar door het gerelateerd aan
Statistischepr( Omdat de ler teerdedata wei de sensomotor jaar, zullen op bereiken, zodat dit probleemop spurt inzet. Ve niseerdop dit r verschovendat optreedt. De gesynch regressieanaly voor het analys teit binnen en r enten,die het ir eren,schathet r deze wijze word predictoren.Als we het verloop i mate van motor adaptatieaan ku prisma experim opgenomen in de
Resultatenen di De gesynchr optreedtbij jonl stabielegroei is piek. Bij de gro sterke afname \
Samenvatting
t73
jongens een groeispurt optreden en je mag verwachtendat een groot deel ook de groeispurtpiekzal bereiken. Bovengenoemdegroepenkonden echter niet lang genoeg worden gevolgd om na te gaan hoe de ontwikkeling verloopt aan het einde van de groeispurt. Na de groeispurtpiek neemt de groeisnelheiddrastisch af en na enkele jaren komt de groei volledig tot stilstand. Dit is het moment waarop je een herstel mag verwachtenvan eventueleverstoringenten gevolge van de snelle groei. Om ook een beeld te krijgen van deze periode werd nog een groep jongens geselecteerd,die werd gevolgd vanaf hun veertiendejaar. Om de omvang van het gehele onderzoek enigszinsbinnen de perken te houdenbeslotenwe de sensomotoriek slechtstweemaal te meten, namelijk in de maand waarin de jongens de veertienjarigeleeftijd bereikten en in de maand waarin ze zestienjaar en zes maandenwerden. Deze metingengeven een beeld van de ontwikkeling van de sensomotoriekaan het eind van de groeispurt, maar door het geringe aantal metingen kon deze ontwikkeling niet direct worden gerelateerdaan de groeisnelheid. Statistische procedures voor het vaststellen van groeieffecten Omdat de leeftijd waarop de groeispurt inzet nogal varieert geven leeftijdsgerelateerdedata weinig inzicht in de relatie tussende groeispurten de ontwikkelingvan de sensomotoriek.Binnen het beoogdeleeftijdsbereik,van 11 en een half tot veertien jaar, zullen op iedere halfjaarlijkse meting wel een paar jongens de groeispurt bereiken, zodat het effect hiervan wordt uitgesmeerdover de leeftijdsgroepen.Om dit probleemop te lossenis per individu het moment vastgesteldwaarop de groeispurt inzet. Vervolgens zijn de ontwikkelingscurvenvan alle jongens gesynchroniseerdop dit moment. Dit betekentdat de curven zo ten opzichtevan elkaar zljn verschoven dat de groeispurt bU iedereen op hetzelfde moment op de tijdsas optreedt. gegevenszijn vervolgensgeanalyseerd De gesynchroniseerde met een multilevel (geïmplementeerdin MLn). Deze techniek is speciaalontworpen regressieanalyse voor het analyserenvan hiërarchischedata setsen maakt het mogelijk om variabiliteit binnen en tussen proefoersonente modelleren.Naast vaste regressiecoëfficienten, die het intercepten de hellingshoekvan de gemiddeldegroepscurvedefinieren, schathet regressiemodel individueleafwijkingenvan de gemiddeldetrends. Op deze wijze wordt rekening gehoudenmet individuele variabiliteit in de effecten van predictoren.Als predictorenvan de ontwikkeling van de sensomotoriekgebruikten we het verloop in de tijd, de leeftijd waaropde groeispurtinzet, fysiekegroei en de mate van motorische activiteit. Om de relatie tussen groeieffectenen de mate van adaptatieaan kunstmatigeverstoringente analyserenwerden de "aftereffects" in het prisma experimentgeïnterakteerdmet de groeisnelheiden vervolgensals predictor opgenomenin de regressiemodellen. Resultaten en discussie De gesynchroniseerde gegevensgeveneen goed beeld van de groeispurtzoals die optreedt bij jongens tussen 11 en een half en veertienjaar. Na een periode van stabielegroei is er een duidelijke toenamein de groeisnelheid,uitmondendin een piek. Bij de groep die vanaf veertienjarige leeftijd is gevolgd is er sprakevan een sterke afname van de groeisnelheiden in sommige gevallen van een volledige
n4
Samenvattine
stilstandin de groei. Er zijn geen duidelijkeverschillenin groei tussende jongens met DCD en de controlegroep. Van de sensomotorische maten zijn de algemenemotoriek, zoals gemetenmet de Movement ABC, de balans en de visuele representatievan lichaamslengteen terwijl de oog-handcoórdinatie armlengtenegatiefgerelateerdaan de lengtetoename, en de variabiliteit in de neuromusculairecontrole negatiefzijn gerelateerdaan de gewichtstoename. Onverwachtblijkt ook de spierkrachtnegatiefte zljn gerelateerd aan de gewichtstoename. Zoals verwacht is de mate van motorischeactiviteit positief gerelateerdaan de kwaliteit van de sensomotoriek.De interaktietussengroeisnelheiden de mate van motorischeactiviteitvertoontechtergeenrelatiemet de sensomotoriek. Een verrassendebevinding is dat de motorischeontwikkeling van jongens met DCD minder wordt beïnvloeddoor groei dan de ontwikkelingvan jongens met een goede sensomotoriek.Een aantal jongens met DCD vertoont een zeeÍ snelle ontwikkeling van de algemenemotoriek en is op latere leeftijd niet meer te onderscheidenvan de controlegroep.Een mogelijke verklaring hiervoor is dat deze jongens hebbengeprofiteerdvan neuraleveranderingendie optredenbij het ingaan van de puberteit. Eerder onderzoekheeft aangetoonddat het begin van de puberteit gepaardgaat met een duidelijke afnamevan "soft signs", verschijnselendie duiden op neurologischedysfuncties.Dit Iijkt te duiden op een neuraletransformatie."Soft signs" worden vaak bij kinderenmet DCD aangetroffenen lijken gerelateerdte zijn problemen. aan hun sensomotorische De adaptatie aan kunstmatige verstoringen van de sensomotoriekblijkt niet gerelateerdte zijn aan de adaptatieaan groeieffecten.Dit kan betekenendat het prisma experimentgeen goede methodeis om door groei veroorzaakteverstoringen van de sensomotoriekna te bootsen.bijvoorbeeldomdat een dergelijk experiment alleen de vroege fase van adaptatieregistreert.Aan de andere kant kan het ook betekenendat het mechanismedat ten grondslagligt aan de groeieffectendie we hebbengevondenverschilt van de kunstmatigeverstoringenvan de sensomotorische coórdinatie.Alternatievefactorendie een rol kunnenhebbengespeeldin de effecten van groei zijn bijvoorbeeldde metrischeen biomechanische eigenschappen van het bewegingsapparaat.Zo heeft eerder onderzoek aangetoonddat de metrische eigenschappenvan de hand direct samenhangenmet de kwaliteit van de oog-hand coórdinatie, wat een alternatieveverklaring zou kunnen zljn voor de tijdelijke verstoring van de oog-hand coórdinatiedie in deze studie is gevonden.Ook de neuromusculaire ontwikkeling tijdensde puberteitkan een rol hebbengespeeldin de effecten die tijdens deze studie zijn gevonden.Tijdens de vroege puberteit lijkt sprakete zijn van een "delay" tussende ontwikkelingvan nieuw spierweefselen de mogelijkheidom dit weefselefficiënt te kunnenactiveren.Een dergelijk "delay" lijkt een plausibeleverklaring voor de negatieverelatie tussengewichtstoename en de ontwikkelingvan spierkrachten spiercontrole. Conclusie Dit onderzoek heeft twee belangrijke bevindingen opgeleverd. Ten eerste is aangetoonddat tijdens de puberteitsgroeispurt een vertragingoptreedtin de ontwikkeling van de sensomotoriek.Helaasis onduidelijkgeblevenwelke factorenverant-
woordelijkzi toriek een v verklaringen De tweedt met DCD en hinder lijken verwachtinge groep. In ove kinderenmet zijn te onderr veel minder leeftijd. Dit s lingsachtersta
Opbouw van Dit proefsr omvat, besch de relatie tuss de doelstellin van theoretis Uitgaandevan de ontwikkeli overzichtvan tijdens de ad ontwikkelingI name de pube DCD. Deel 2 omv Hoofdstuk4 b prc statistische zijn gebruikt. hoofdstuk2 ir gepresenteer hoofdstuk 6 tr motorischeac stuk 10 beha adaptatie aan implicatiesbes
Samenvatting
175
woordelijk zijn voor dit effect. Hoewel verstoringenin de calibratie van de sensomotoriek een verklaring kunnen bieden voor de gevonden relaties, zijn alternatieve verklaringenniet uit te sluiten. De tweede belangrijke bevinding is het verschil in ontwikkeling tussenjongens met DCD en jongens met een goede motoriek. Het feit dat jongens met DCD minder hinder lijken te ondervinden van de groeispurt is duidelijk in tegenspraakmet de verwachtingen.Wellicht minder verrassendis de grote heterogeniteitbinnen de DCD groep. In overeenstemmingmet eerderestudiestoont dit onderzoekaan dat sommige kinderen met een zodanigeverbeteringvan hun motoriek laten zien dat ze niet meer zijn te onderscheidenvan goed gecoórdineerdecontroles. Anderen vertonen echter veel minder vooruitgang en hebben nog steeds motorische problemen op latere leeftijd. Dit suggereertdat DCD in sommigegevallen te wijten is aan een ontwikkelingsachterstand,in anderegevallenaan een structurelestoornis. Opbouw van dit proefschrift Dit proefschrift bestaat uit twee delen. Deel 1, dat hoofdstuk 1 tot en met 3 omvat, beschrijft het theoretischkader. Hoofdstuk 1 bespreekteerder onderzoeknaar de relatie tussen groei en sensomotorieken geeft alvast een korte uiteenzettingvan de doelstellingenvan het onderzoek. In hoofdstuk 2 wordt een overzicht gegeven van theoretischeinzichten over adaptatievan de sensomotoriekaan fysieke groei. Uitgaandevan deze inzichten wordt een model gepresenteerdom de rol van groei op de ontwikkeling van sensomotoriekinzichtelijk te maken" Hoofdstuk 3 geeft een overzicht van de literatuur met betrekking tot de ontwikkeling van de sensomotoriek tijdens de adolescentie. Verder worden een aantal processen besproken die de ontwikkeling van de sensomotoriektijdens de adolescentiekunnen beïnvloeden.Met name de puberteitsgroeispurtkomt hier aan bod. Ook wordt ingegaanop de stoornis DCD. Deel 2 omvat hoofdstuk4 tot en met 11 en behandelthet longitudinaleonderzoek. Hoofdstuk 4 bespreektde onderzoeksopzet,de selectievan de proefoersonenen de statistischeprocedures.Verder wordt kort ingegaanop de tests en experimentendie zijn gebruikt. Deze worden besproken tegen de achtergrondvan het model dat in hoofdstuk 2 is gepresenteerd.In hoofdstuk 5 tot en met 10 worden de resultaten gepresenteerden bediscussieerd.Hoofdstuk 5 presenteertde groeigegevens,terwijl hoofdstuk 6 tot en met 9 de gegevensmet betrekking tot de relatie tussen groei. motorische activiteit en de ontwikkeling van de sensomotoriekpresenteren.Hoofdstuk 10 behandelt het prisma experiment en de relatie tussen "aftereffects" en de adaptatie aan groeieffecten. In hoofdstuk 11, tenslotte, worden de resultaten en implicatiesbesprokenin een algemenediscussie.