Ouderenzorg Waar kunt u best uw oude dag doorbrengen? Vernieuwende woon- en huisvestingsvormen voor bejaarden. Dominique Evrard, projectleider FNAMS1
Samenvatting De vergrijzing van de bevolking is een grote maatschappelijke uitdaging. Ze zal belangrijke gevolgen hebben voor de toekomst van onze pensioenen, de levenskwaliteit, de toegang tot gezondheidszorg, de huisvesting van ouderen en de manier om vier of vijf generaties samen te laten leven. We onderzoeken in dit artikel de verschillende huisvestingsmogelijkheden voor ouderen naargelang hun mate van zelfredzaamheid. Als sociaal ondernemer zet CM zich in voor de volgende drie prioriteiten: eerst en vooral het versterken van de thuiszorgmogelijkheden in goede omstandigheden, wat beantwoordt aan het verlangen van de meeste ouderen. Vervolgens het verzekeren van kwaliteitsvolle residentiële woonzorg voor de sterk afhankelijke personen. En ten slotte, tussen deze twee oplossingen in, het ontwikkelen van vernieuwende huisvestingsalternatieven die harmonieuzer en goedkoper zijn. Terwijl de thuiszorgsector en de residentiële woonzorgsector voor ouderen goed gestructureerd zijn, wettelijk erkend zijn en gedeeltelijk door de overheid worden gefinancierd, geldt ditzelfde niet voor de alternatieve woon- en huisvestingsvormen, de ontbrekende schakel tussen ‘thuis wonen’ en ‘wonen in een voorziening'. Hier en daar worden wel originele, meestal kleinschalige initiatieven opgestart die zich zo goed en zo kwaad als het gaat proberen te ontwikkelen door vaak een beroep te doen op complexe constructies, wat een reden kan zijn voor hun beperkte aantal. En toch beantwoorden ze aan een behoefte die wordt benadrukt door alle personen die zijn betrokken bij het welzijn van de senioren: de verscheidenheid in het aanbod wat de zorg en de huisvesting betreft. Deze modellen zijn genoodzaakt om zich te ontwikkelen en zich aan te passen aan de evolutie van de maatschappij. Zonder volledig te willen zijn maar om inspirerende voorbeelden te geven, beschrijft en analyseert dit artikel enkele vernieuwende woon- en huisvestingsvormen voor ouderen met hun sterke punten en hun beperkingen. Deze vernieuwingen zijn ter aanvulling op en dus geen concurrentie van de woonzorgcentra en blijken wel degelijk noodzakelijk, of zelfs dringend te zijn in de huidige context van vergrijzing, economische crisis en overdracht van de bevoegdheden. Sleutelwoorden: diensten voor ouderen, zelfstandigheid, sociale band, Abbeyfield, groepswoningen, kangoeroewoning, Community Land Trust, assistentiewoning, woonzorgzones, huisvestingsbeleid
1 46
Fédération nationale des Associations médico- sociale. De equivalent aan Nederlandstalige kant is MID (Medisch-sociale sector In Dialoog)
CM-Informatie 252 • juni 2013
Inleiding: huisvesting en zorg voor bejaarden bestand tegen de vergrijzing van de bevolking De demografische verwachtingen van het Planbureau (FOD Economie) bevestigen duidelijk de dubbele vergrijzing van België. Men stelt een sterke stijging van 65-plussers vast vanaf 2010, maar ook een flinke groei in het aantal 80-plussers vanaf 2025: de naoorlogse “baby-boom” verandert in een “opaboom”. Het percentage 65-plussers bedroeg in 2010 immers 17,2 % en zal in 2030 22 % en in 2050 zelfs 24,5 % bedragen. Ook het aandeel van de 80-plussers stijgt van 5 % in 2010 tot 6 % in 2030 en zelfs tot 9,5 % in 2050. Hun aantal zal over een periode van 40 jaar worden verveelvoudigd. Hoe staat het met de huisvestingscapaciteit van de residentiële ouderenzorg? De woonzorgsector (ROB / RVT) in België geeft in totaal momenteel aan 132 000 personen onderdak, ofwel ongeveer 7 % van de 65-plussers. Deze sector is onderhevig aan een programmering door de overheid die sinds 1997 een “moratorium” heeft ingevoerd. Hierdoor wordt het aantal plaatsen in een instelling beperkt afhankelijk van de financieringsmoeilijkheden van de sector. In 2011 heeft het RIZIV 2,425 miljard euro aan de sector besteed, ofwel 10 % van het totale budget van de gezondheidszorg. Het budget vormt de vierde grootste uitgavenpost na de medische honoraria, de ziekenhuizen en de geneesmiddelen. Een recente studie van het KCE (Federaal kenniscentrum voor de gezondheidszorg) heeft aangetoond dat, bij onveranderd ouderenzorgbeleid, het noodzakelijk zou zijn om tegen 2025 40 000 nieuwe plaatsen te creëren in België. Dit zou betekenen dat om de twee weken een woonzorgcentrum met 100 plaatsen zou moeten worden geopend! Dit zou enorme financiële middelen vereisen, zowel voor de bouw als voor de werking van deze voorzieningen. Maar nu voorziet het institutioneel akkoord voor de zesde Staatshervorming dat deze sector tegen 2015 volledig wordt overgedragen aan de deelstaten. Dit leidt tot ernstige bezorgdheid over de toekomstige financiering. Men stelt immers vast dat de sector tussen 2000 en 2011 een gemiddelde jaarlijkse uitgavengroei van 7,6 % (exclusief Inflatie) heeft gekend, dankzij een systeem van communicerende vaten met andere sectoren, terwijl de groeinorm voor het geheel van de gezondheidszorg is vastgesteld op 4,5 %. In het toekomstige gedefederaliseerde systeem zullen niet alleen compensaties tussen de sectoren niet langer gegarandeerd zijn. Als men het vastgelegde groeipercentage in het akkoord in acht neemt (volgens drie criteria: stijging van het aantal 80-plussers, jaarlijkse inflatie en 82,5 % van de groei van het bbp), is het bovendien een illusie te denken dat het aanbod en de financiering van de residentiële zorg de te verwachten evolutie van de behoeften zullen volgen.
2
Er moet daarom worden gevreesd voor een stijging in de kosten voor huisvesting en zorg ten laste van de ouderen en voor een beperking van hun toegang tot de meer gegoeden. In deze onzekere situatie is het dus noodzakelijk om te vernieuwen en om nieuwe zorg- en huisvestingsvormen te steunen. Gezien het feit dat de concrete uitvoering van een woonzorgproject een termijn van minstens 7 tot 10 jaar vereist, is het te begrijpen dat deze modellen dringend moeten herdacht worden vanuit overtuigende proefprojecten. Ons onderzoek is gericht op enkele innoverende initiatieven waarvan we denken dat ze andere initiatiefnemers voor woonprojecten kunnen inspireren: overheden, voorzieningen, organisaties, groepen of individuen … In het kader van dit artikel werden er acht geselecteerd2: 1. De Abbeyfield-huizen 2. Groepswoningen 3. De Community Land Trust 4. Kangoeroewoningen 5. De (sociale) assistentiewoningen 6. De woonzorgzones. 7. Frankrijk: de landelijke opvangtehuizen voor bejaarden (MARPA) 8. Nederland: de projecten van groepswoningen voor bejaarden
1. De ‘Abbeyfield’-huizen ‘Abbeyfield Belgium’ is een organisatie met als sociale doelstelling om projecten van groepswoningen voor onafhankelijke en zelfstandige ouderen te ontwikkelen. De organisatie is lid van een internationale organisatie die in Engeland in 1956 is opgericht. In het Verenigd Koninkrijk werken 700 huizen, die ongeveer 7.000 senioren opvangen, volgens dit concept van vereniging en zelfbestuur. Vijftien landen hebben dit concept overgenomen voor in totaal 111 Abbeyfield-huizen. In België zijn er 4 Abbeyfield-huizen in Namen, Watermaal-Bosvoorde, Etterbeek en Lieze (Wezet) die momenteel 34 senioren opvangen en er zijn nog vijf andere projecten in opbouw (Leuven, Villersla-Ville, Moustier-sur-Sambre, Perwez en Eupen). Een vademecum verduidelijkt de werking van deze groepswoningen voor senioren: “Een Abbeyfield-huis bestaat uit een tiental individuele private woonruimtes bestemd voor senioren die, bij hun aankomst, onafhankelijk zijn en op zoek zijn naar meer veiligheid en solidariteit. De bewoners kiezen ervoor om in een gezellige sfeer deel te nemen aan de organisatie van het huis. Ze worden allemaal lid van een vzw (eigen aan elk huis) die volledig door hen wordt geleid, indien nodig met de hulp van bekwame externe vrijwilligers.”
Het volledige onderzoek kan worden gedownload op de website van NVMSV: www.fnams.be
CM-Informatie 252 • juni 2013
47
Abbeyfield-huis “Le tour de table” in Namen Dit Abbeyfield-huis werd in 2008, na 3 jaren van opbouw, geopend in het centrum van Namen in partnerschap met de Grondregie, het OCMW van Namen, de Koning Boudewijnstichting en het Woningfonds. Er verblijven zes vrouwen en twee mannen (zes alleenstaanden en een koppel) waarvan de leeftijd uiteenloopt tussen 59 en 89 jaar. Er heerst een bepaalde gelijkgestemdheid onder de bewoners: een duidelijk sociaal engagement, een openheid naar de buitenwereld. Iedereen beschikt over een kamer (40 m²), een kitchenette en private sanitaire voorzieningen. Er is één grote gezellige gemeenschappelijke ruimte bestaande uit een grote woonkamer, een keuken en een eetkamer. Elke woensdagmorgen zitten de bewoners samen rond een kopje koffie. Er is geen verplichting om eenmaal per dag samen te eten, wat in de andere Abbeyfieldhuizen wel het geval is. De bewoners doen dit op eigen initiatief als ze dit wensen: feestgelegenheid, zin in een ontmoeting,… Concreet zijn de bewoners de huurders van de zelfbesturende vzw waarvan ze lid zijn. De vzw heeft een huurcontract afgesloten met het OCMW van Namen dat eigenaar van het gebouw is. De huurprijs ligt onder de marktprijs (450 tot 600 euro per maand per bewoner) wat de formule financieel toegankelijk maakt, aangezien er in het begin geen kapitaal moet worden ingebracht. Omdat het niet gaat om een hiërarchisch opgebouwde voorziening, is de keuze van de bewoners bijzonder delicaat en wordt die gemaakt door coöptatie, na verloop van een procedure die nakijkt of de geschiktheid en de wil aanwezig zijn om in groep te leven en de verantwoordelijkheden te dragen. De ‘tour de table’ creëert een band in het huis maar ook met de buitenwereld aangezien de bewoners zich engageren in vrijwilligerswerk in de buurt. Wetende dat sociale verbondenheid tot een goede gezondheid bijdraagt, komt iedereen er als een winnaar uit. En toch kan men zich verbazen over het lage aantal “Abbeyfield”-huizen in België. Moet de hoofdreden, naast het niet op de hoogte zijn van dit type groepswoning, niet worden gezocht bij de ingewikkeldheid van de onroerende, juridische en financieringsplannen en de langdurige procedures?
2. Groepswoningen Verschillende formules voor groepswoningen zijn bestemd voor bejaarden, zowel intragenerationeel als in het kader van een intergenerationeel project. Bepaalde initiatieven voorzien hulp bij het dagelijkse leven en de mogelijkheid beroep te doen op thuiszorg om afhankelijkheidsproblemen op te lossen, andere rekenen op de onderlinge hulp en de solidariteit om thuis te kunnen blijven wonen.
Van de negen initiatieven die zijn bestudeerd in het kader van dit onderzoek, worden er in dit artikel twee voorgesteld. Er bestaat overigens een lijst met groepswoningen die is opgesteld door de vzw Habitat et Participation. Deze lijst3 bevat ongeveer 120 initiatieven in het Waalse Gewest.
2.1. De wijk Jouët-Rey in Etterbeek De wijk Jouët-Rey is een samenwoningsexperiment tussen ouderen, kwetsbare personen en personen met een ernstige ziekte. Deze wijk in Etterbeek werd gerenoveerd dankzij een samenwerking tussen de overheid en de verengingssector. Het OCMW van Brussel is de eigenaar van de site. De 32 huisjes worden verdeeld onder drie organisaties: Les Trois Pommiers (16 huisjes) vangt kwetsbare personen op (alleenstaande moeders, volwassenen in crisis, …). Le jardin du Béguinage is een project van thuiswonen voor ouderen in een participatieve groepswoning (8 huizen). De ouderen kunnen zich onderling organiseren en een levenswijze ontwikkelen die hen het best uitkomt. De vzw Arémis4 ontwikkelt haar activiteit voor thuishospitalisatie ten behoeve van patiënten met ernstige en progressieve ziektes in de acht overblijvende huizen. De onderliggende doelstelling is om een band te vormen tussen de verschillende bewonersgroepen. Sinds 2001 is deze een beetje gekke uitdaging werkelijkheid geworden! Wat de huizen betreft die zijn toevertrouwd aan Arémis, is het aanvankelijke project van 1996 – de opvang van seropositieve patiënten in samenwerking met het ziekenhuis UMC Sint-Pieter - in de loop der jaren geëvolueerd door de verbetering van de combinatietherapie. Fouad Mabrouck, die in 2000 de vzw Cité Sérine heeft opgericht, legt uit5: “In werkelijkheid – en het initiatief verdient het om te worden benadrukt aangezien het uniek is in Europa – omvat de vzw Cité Sérine 3 projecten: de therapeutische huizen, een dagcentrum en een raadpleging voor chronische pijn. Onder een therapeutisch huis versta ik een huisvestingsstructuur die speciaal is aangepast om mensen met een ernstige ziekte op te vangen die nog niet in staat zijn om naar huis terug te keren maar niet langer een ziekenhuisopname nodig hebben. Het dagcentrum is toegankelijk voor personen met een ernstige ziekte die thuis wonen. Er worden meerdere activiteiten uitgevoerd in aanwezigheid van professionals en speciaal opgeleide vrijwilligers. (…) Om de levenskwaliteit van mensen met chronische pijn te verbeteren, hebben we geopteerd voor een interdisciplinaire aanpak die is gericht op de revalidatie en de sociale en professionele re-integratie. De Cité Sérine is een woonplaats die is geïntegreerd in een omgeving die noch op een ziekenhuis noch op een getto lijkt. De doelstelling is om de waardigheid en het levenscomfort van personen met ernstige ziekten zoals aids, kanker, … te bewaren.”
3 http://www.habitat-groupe.be/ 4 Voir http://www.hospitals.be/aremis 5 Dans la Revue ' Bruxelles Santé N°34 ', juin 2004 48
CM-Informatie 252 • juni 2013
Drie andere Brusselse initiatieven voor groepswoningen die hulp, zorg en gezelligheid aanbieden, verdienen ook een vermelding: • Antenne Andromède in Woluwe • Les Trois Pommiers in Etterbeek • Versailles Senior in Brussel Naast deze specifieke initiatieven voor ouderen bestaan er ook andere meer recente projecten voor groepswoningen die het concept van de duurzame ontwikkeling integreren.
2.2. Groep ‘Espoir’ in Molenbeek Dit pilootproject voor sociale woningen in eigendom voor achtergestelde families voornamelijk van buitenlandse origine, is opgestart in 2003 en heeft in 2010 geleid tot de inwijding van 14 woongelegenheden voor gezinnen in een pand met drie verdiepingen. Elke woonruimte heeft twee gevels. Ze bevat twee tot vijf kamers en heeft een oppervlakte van 100 tot 150 m². Het gaat om ecologische constructies, met een houten structuur en die zogenaamd “passief” zijn op energievlak, dat wil zeggen dat het energieverbruik zeer laag ligt (1/5 van een nieuwe ‘traditionele’ constructie), dankzij speciale technieken voor warmte-isolatie en dichtheid. Er werd een partnerschap aangegaan tussen het buurthuis Bonnevie, de gemeente Molenbeek, de CIRE (Coordination des Initiatives pour Réfugiés et Etrangers/Coördinatie van de Initiatieven voor Vluchtelingen en Buitenlanders) en het woningfonds van het Brussels Gewest. De kandidaat-kopers, verenigd in de feitelijke organisatie “Espoir” werden betrokken bij alle ontwikkelingen en alle beslissingen in het lange proces om dit project op poten te zetten. Het Woningfonds is stuwende kracht geworden voor het financieringsplan. Het heeft het terrein in de gemeente Molenbeek gekocht voor een kwart van zijn marktwaarde. De families hebben hun woonruimte gekocht voor een bedrag tussen 120 000 euro (85 m²) en 200 000 euro (150 m²). Naast het technische en financiële succes van dit project moet men de nadruk leggen op de kwaliteit van het met meerdere partijen opgestelde partnerschap, het baanbrekende en vernieuwende aspect en de participerende dynamiek die de sociaaleconomische emancipatie en integratie van geïmmigreerde families met een laag inkomen mogelijk heeft gemaakt. Het is ook het uitgebreid nadenken over dit pilootproject dat het mogelijk heeft gemaakt om de aandacht van het Brussels Gewest te vestigen op het potentieel van de formule van “Community Land Trusts”, die hierna wordt uitgelegd.
6
3. De “Community Land Trusts” “Gezien de uitsluiting door de stijging van de vastgoedprijs hebben de gemeenten en verenigingen in de Verenigde Staten organisaties opgericht die gronden aankopen en ze beheren als een gemeenschappelijk goed. Ze hebben de Community Land Trusts (CLT) opgericht die terreinen en gebouwen aankopen, bezitten en beheren met de gemeenschap en voor het welzijn van de gemeenschap. Ze slagen erin om woonruimten voortdurend toegankelijk te houden en om toegankelijke woonruimten, productieplaatsen en sociale ruimten te creëren voor mensen met lage inkomens.”6 Hun werking is gebaseerd op enkele vernieuwende processen: • Het principe van de CLT is om de eigendom van de grond en de eigendom van het gebouw te scheiden. • De CLT blijft altijd eigenaar van het terrein en verkoopt de ruimten van de gebouwen door. De kopers worden eigenaar van het gebouw en hebben gebruiksrecht op de grond. • In geval van doorverkoop van een ruimte heeft de CLT een recht van voorkoop en krijgt de verkoper slechts een deel van de verkregen meerwaarde (ongeveer 25 %). • De rest komt toe aan de CLT, zodat zij de startsubsidie (de prijs van het terrein) opnieuw kan gebruiken en zo weer woonruimten tegen betaalbare prijzen kan aanbieden aan nieuwe kopers, doordat de gevolgen van de waardevermeerdering van de grond worden geneutraliseerd. • Het beslissingsorgaan van de trust omvat de gebruikers, de buurt en de overheid waarbij de beslissing van elke groep voor 33 % meetelt. • De trust is voor de gebruikers, de buurt en de overheid verantwoordelijk voor de toegankelijkheid van het beheerde vermogen voor de mensen met een laag inkomen. • Het succes van de CLT is gebaseerd op het sterk gemengde karakter van burgers en functies op dezelfde plaatsen: woonruimten en economische, sociale en culturele activiteiten. De “Community Land Trusts” profileren zich als structuren voor de creatie van woonruimten en stadswijken die het mogelijk maken om de doelstellingen van de duurzame ontwikkeling te halen, zowel op economisch (financieel toegankelijke woonruimte) en sociaal (kopers zetten zich meer in voor de wijk dan huurders) vlak als op milieuvlak (ecologische constructie, energiebesparing, acties in de wijk ten voordele van het milieu). Deze formule van community Land Trust bestaat in de Verenigde Staten sinds 1984, meer bepaald met de CLT van Burlington die 5 000 bewoners telt, en breidt zich geleidelijk aan uit in de Angelsaksische wereld. In 2009 werd een Brussels CLT-platform opgericht voor de bevordering en de opvolging van dit vernieuwend concept. Op een blog kan de vooruitgang
Nota van de vzw Periferia, november 2009, www.periferia.be
CM-Informatie 252 • juni 2013
49
van de projecten worden gevolgd.7 Een pilootpartnerschap tussen het Gewest, het woningfonds en het CTL-platform van Brussel, dat in 2012 een rechtspersoonlijkheid onder de vorm van een stichting heeft verkregen (die bestaat uit een twintigtal terreinorganisaties), zou de ontwikkeling van de eerste Belgische CLT vanaf 2013 mogelijk moeten maken. Als deze projecten overtuigend blijken te zijn, zou het concept kunnen worden uitgebreid naar andere kwetsbare bevolkingsgroepen zoals ouderen of naar intergenerationele woningen. Het project ‘Alodgî’ in Ottignies Dit project voor groepswoningen kent zijn oorsprong in de ontmoeting tussen personen met een chronische psychiatrische ziekte, hun families en de verzorgers. Hun mobilisatie gaat uit van de vaststelling dat het voor deze patiënten zeer moeilijk is om, eens gestabiliseerd, een normale levensloop te hernemen, die tot stand wordt gebracht door zelfstandig wonen en zoeken naar werk. Om deze uitdaging aan te gaan, heeft het centrum voor geestelijke gezondheidszorg (CGG) en voor psychiatrische thuiszorg (PZT) “Entre Mots” in Ottignies zich, op vraag van de ouders van de patiënten, laten omringen door partnervoorzieningen om de private Alodgî-stichting op poten te zetten. Deze in 2012 opgerichte stichting omvat families via de vzw Similes, de psychiatrische patiënten via de vzw Psytoyens, het Sint-PieterZiekenhuis in Ottignies, het Sociaal Immobiliënkantoor (SIK) en CM Waals-Brabant. Het doel van Alodgî is om mensen met een geestesziekte toegang te bieden tot een waardige woonruimte als ze geen ziekenhuiszorgen meer nodig hebben. De ambitie is om in het huidige aanbod een ontbrekende schakel te ontwikkelen tussen het ziekenhuis, het psychiatrisch verzorgingstehuis (PVT) , het initiatief voor beschut wonen (IBW) en de klassieke vastgoedmarkt. De filosofie van de groepswoning is dat elke patiënt beschikt over een autonome woonruimte en een lichte begeleiding, onder de vorm van een vriendelijke en oplettende aanwezigheid en een animatie van het groepsleven. De Stichting heeft In het centrum van Ottignies een gebouw gekocht om er elf appartementen in te richten, 6 om te verhuren en 5 om te verkopen met het recht van opstal. De renovatiewerken worden momenteel uitgevoerd en de eerste bewoners zullen er zich eind 2013 kunnen vestigen. Het model voor de groepswoning van Alodgî is gebouwd op drie hoofdlijnen: beheercontract met het SIK (verhuur van de appartementen aan kwetsbare personen tegen het tarief van de sociale woning en onderhoud van de gemeenschappelijke delen), verkoop van vijf appartementen met het recht van opstal (naar het model van de Community Land Trust, dat wil zeggen dat
7 50
de Stichting eigenaar van de grond en de gemeenschappelijke delen blijft), en partnerschap met Entre Mots om de animatie van het groepsleven en de vriendelijke begeleiding van de residenten te organiseren. Door de methode van CLT staat de Stichting in voor het gebruik van het gebouw in overeenstemming met de doelstellingen van het project: de sociale integratie van psychiatrische patiënten door middel van huisvesting en een job. Door het partnerschap met het SIK zijn de huurprijzen betaalbaar en liggen ze onder de private huurmarkt: de appartementen worden verhuurd tegen de prijs van een sociale woning, afhankelijk van het inkomen. Door een beroep te doen op het recht van opstal behoudt de Stichting de bovenhand op de verkochte appartement en ontvangt het 75 % van de meerwaarde in geval van een doorverkoop. Ze kan deze waardevermeerdering bij een nieuwe koper hergebruiken om deze woonruimte toegankelijk te houden en te beschermen tegen grondspeculatie. Dit project is vernieuwend in meerdere opzichten: originaliteit van de finaliteit en de doelgroep, integratie van de woonruimte als bepalend element voor de gezondheid, de verdeling van de middelen door de verschillende partnerschappen, betrokkenheid van de patiënten en hun familie in de beslissingen, juridisch en financieringsplan, en de mix van verhuren en verkopen.
4. Intergenerationele woning van het type ‘kangoeroe’ De ‘kangoeroe’-woning verwijst naar een intergenerationele woonformule waarin een oudere of een bejaard koppel de benedenverdieping van een woning gebruikt en samenwoont met een jongere of een jong gezin dat een of meerdere verdiepingen bewoont. Deze formule is een echt succes is de Scandinavische landen en in Nederland. Naar het evenbeeld van een klein buideldier in de zak van zijn mama, kan de senior blijven wonen op een plaats die hij kent en waar hij zich goed voelt, dankzij een vriendelijke omgeving. De twee (of drie) generaties wonen samen terwijl ze hun volledige autonomie en onafhankelijkheid behouden en waken over hun wederzijds welzijn. Het samenwonen biedt enkele evidente voordelen. Jongeren kunnen gaan huren tegen een lagere huurprijs in ruil voor kleine diensten aan de senioren. Hoe omvangrijker de verleende diensten zijn, hoe sterker de huurprijs zal zakken. Voor de oudere betekent het een geruststellende en vriendelijke aanwezigheid waarop een beroep kan worden gedaan in geval van nood, faciliteiten voor de onderhoud van de tuin of het gebouw of om boodschappen te doen. De uitwisseling kan ook in de andere richting gebeuren aangezien de senioren bijvoorbeeld op de kinderen kunnen passen zodat de ouders wat meer vrije tijd hebben. Deze intergenerationele uitwisselingen vangen op een gegeven
Plateforme CLT Bruxelles: http://communitylandtrust.wordpress.com
CM-Informatie 252 • juni 2013
moment aan en verrijken in de loop der tijd. Dit type woning kan deel uitmaken van een project voor groepswoningen of een wijk met sociale woningen: in dit geval is een goede begeleiding onontbeerlijk. Het kan ook plaatshebben in een privéwoning, maar dan is het belangrijk om duidelijke schriftelijke afspraken op te stellen. Deze interessante woonformule komt jammer genoeg nog te weinig voor in België; wij stellen er drie voor van de 9 die zijn beschreven in het onderzoek: • vzw ‘1 Toit 2 Âges’ (Brussel) • Sociale woningen in Kuurne (West-Vlaanderen) • Sociale woningen in Incourt (Waals-Brabant)
De senioren en de jongeren die zich wenden tot de diensten van de vzw moeten een jaarlijkse bijdrage van 300 euro (voordelige formule) of van 200 euro (formule inwoning met huurprijs) betalen. Ze moeten ook het charter van de organisatie ondertekenen. Daarin worden de rechten en de plichten van beide partijen verduidelijkt, alsook de geest van samenleving gebaseerd op bepaalde waarden zoals discretie, tolerantie, respect, gezelligheid en solidariteit. Een van de knelpunten is dat de student zich momenteel niet kan domiciliëren bij de senior om de gevolgen op het fiscaal of sociaal statuut van de senior te vermijden.
4.1. De vzw ‘1 Toit 2 Ages’8
4.2. Kangoeroewoning in Kuurne (West-Vlaanderen)
Enerzijds grote, bijna lege huizen die worden bewoond door een oudere of een ouder koppel. Anderzijds de studenten die vaak moeizaam op zoek zijn naar een kot. Op basis van deze vaststelling heeft de vzw "1 toit, 2 âges" besloten om aan deze twee generaties voor te stellen om samen te wonen in eenzelfde woning. Het initiatief kent sinds enkele jaren een groot succes: in Brussel zijn er 115 uitwerkingen van dit initiatief. In september 2012 hebben verschillende Waalse steden zich bij het Brusselse experiment gevoegd: Charleroi, Bergen, Luik, Namen en Louvain-la-Neuve.
De verkaveling 'Ter Groenen Boomgaard' is een verwezenlijking van de sociale huisvestingsmaatschappij van Kuurne, dichtbij Kortrijk. Dit modelproject heeft de bouw en de verhuur van 65 intergenerationele woningen mogelijk gemaakt die volledig zijn geïntegreerd in een groene en boomrijke omgeving. In het centrum van de verkaveling bevinden zich een plein en een buurthuis.
In dit huisvestingstype is het voornaamste voordeel het ‘samen’ leven maar de zowel de jongere als de senior hebben er ook financieel baat bij. Deze koten bieden een goedkoop alternatief voor een student en een kleine inkomensbron voor de senior. Het samenleven wordt per geval georganiseerd, afhankelijk van de personen. Het hangt echter ook af van het contract dat door de twee partijen wordt ondertekend. Er worden twee formules voorgesteld. Bij de formule “voordelig inwonen” is de huurprijs vastgesteld op 100 euro en moet de student enkele kleine diensten verlenen. Bijvoorbeeld: voorlezen, een wandeling maken in de buurt, op de huisdieren passen, het huis bewaken, boodschappen doen of nog de seniorvertrouwd maken met de computer. Het gaat echter niet om de vervanging van professionele thuiszorg. Bij de formule “inwonen met huurprijs”, mag de huurprijs inclusief kosten niet hoger liggen dan 300 euro per maand. Van de student wordt niet verwacht dat hij diensten verleend maar wel dat hij vriendelijk gezelschap is voor de senior. De vzw maakt een selectie van studenten en senioren op basis van hun motivatie om zich aan te sluiten bij het project. ze kijkt ook na of de voorgestelde woning geschikt is: niet te klein en met een garantie op privacy voor de twee partijen. Voordat de definitieve samenlevingscontracten worden opgesteld, ontmoeten de student en de senior elkaar en beide partijen moeten een positief antwoord geven aan de vzw, anders wordt het contract niet ondertekend.
8
De ouderen wonen op de benedenverdieping. Hun woonruimte bevat een hal, een woonkamer, een keuken, een badkamer en een slaapkamer. Op de verdiepingen zijn jonge gezinnen geïnstalleerd. De ouderen beschikken over een intercom waarmee ze hun buren kunnen opbellen in geval van nood. De ouderen hebben dankzij het buurtcomité de mogelijkheid om te passen op de kinderen van de ouders die buitenshuis werken. Voor de ouders vormt dit een goedkope en interessante oplossing en voor de oudere is het aangenaam om zo het isolement te doorbreken en om zich nuttig te maken. 12 woningen zijn aangepast aan personen met een beperkte mobiliteit.
4.3. Kangoeroewoningen in Incourt (Waals-Brabant) Een goed voorbeeld van een intergenerationele woning in Wallonie bevindt zich in Incourt, op de gerenoveerde site van de steengroeve van Opprebais.8 “Tijdens de uitwerking van het gemeentelijk programma voor landschapsontwikkeling heeft het overleg met de inwoners duidelijk gemaakt dat er een noodzaak is aan een groter aanbod van woonruimten voor jonge gezinnen en ouderen. De gemeente heeft vlakbij het dorp Opprebais een economische site van 19 hectare kunnen kopen die buiten gebruik was en die bestond uit een oude steengroeve. De site werd gerenoveerd en er werden verschillende voorzieningen gebouwd: een gemeentehuis, sportvoorzieningen, een huis voor hernieuwbare energie en intergenerationele woonruimten met lage huurprijzen. Het geheel bevindt zich aan de rand van een watervlak dat wordt omringd door een wandelpad en een fit-o-meter.”
Adapté de Virginie Tiberghien, Journal En Marche, 18 oktober 2012
CM-Informatie 252 • juni 2013
51
In 2004 werden op de nieuwe verkaveling 22 woongelegenheden gebouwd, waarvan 10 met enkel een benedenverdieping speciaal gereserveerd voor alleenstaande ouderen. De bovenverdieping van de woningen is bestemd voor jonge gezinnen. Het financieringsplan van het project werd ondersteund door het Waalse Gewest, door het gemeentelijk plan voor landschapsontwikkeling en een plaatselijke sociale huisvestingsmaatschappij. Op juridisch gebied is de gemeente Incourt eigenaar van het terrein dat ze in erfpacht (99 jaar) afstaat aan de sociale huisvestingsmaatschappij “L’Habitation Moderne”, die de woonruimten huurt volgens de regels van de sociale huisvesting, met een huurprijs die wordt berekend op basis van de inkomens. De huurprijs ligt tussen 200 en 600 euro per maand, kosten inbegrepen. Dit ambitieuze project met vele componenten werd uitgewerkt door een begeleidingscomité waarbij de buurtbewoners van de site – in de eerste plaats terughoudend – nauw werden betrokken. Wat het intergenerationeel wonen betreft, omringen de achttien huizen een publieke ruimte die voor de helft autovrij is gemaakt. De 22 woonruimten werden voor de helft aan jonge gezinnen (jonger dan 40 jaar) en voor de helft aan ouderen toegewezen.
De “intergenerationele leningen” van het Waals Woningfonds Om ouderen te helpen om thuis te blijven wonen of bij hun familie te verblijven, heeft het Waals Woningfonds zijn procedure voor hulp aan de families aangepast door hen toe te laten te genieten van hypothecaire leningen met lage rente voor de financiering van de aanpassingswerken om een of meerdere ouders te kunnen opvangen. De opgevangen personen moeten minstens 60 jaar zijn, een band van verwantschap tot de 3e graad hebben met de lener, zich binnen een termijn van zes maanden bij de familie domiciliëren en de omgevormde woonruimte bewonen gedurende de volledige duur van de lening. In de eerste drie jaar van deze regeling hebben in totaal 89 ouderen in het Waalse Gewest kunnen genieten van de intergenerationele lening: 36 in 2010, 31 in 2011 en 22 in 2012. De cijfers van 2013 zouden hoger kunnen zijn aangezien er in 2012 een promotiecampagne is gevoerd.
5. De serviceflats9 Een serviceflat biedt gezonde of licht afhankelijke bejaarden vanaf 60 jaar een tussenoplossing tussen thuiswonen en een
9 10 11 12 52
woonzorgcentrum. Het gaat om een verhuur van individuele woonruimten die het voor de bewoners mogelijk maken om een onafhankelijk leven te leiden. Er is een aanbod van diensten waarop de bewoners vrij beroep kunnen doen (zoals maaltijden, onderhoud van de woning, wassen en strijken…). Er zijn ook gemeenschappelijke ruimten en voorzieningen, op zijn minst een polyvalente zaal en een washok, ter beschikking. De eventuele zorg voor de bewoners wordt niet door de initiatiefnemer georganiseerd, maar wordt opgenomen door de thuiszorgdiensten. Er moet een functionele band zijn met een woonzorgcentrum en de garantie van een 24u/24u permanentie voor het beantwoorden van noodoproepen. De serviceflats zijn onderworpen aan een erkenningsprocedure en reglementering van de regionale overheden. De specifieke wetgeving van het Waalse gewest dateert van 2009. Er is niet langer een programmatie aangezien de oorspronkelijke doelstelling van twee woongelegenheden per 100 mensen ouder dan 75 jaar, verre van bereikt is. In het Waalse Gewest blijft het aanbod aan serviceflats, met nauwelijks 1 800 woongelegenheden beperkt10. In Vlaanderen daarentegen , waar de wetgeving al langer bestaat en de belangstelling van de betrokken actoren in de sector meer uitgesproken is, zijn er reeds 15.000 woongelegenheden. De bouw van initiatieven kan door het Gewest gesubsidieerd worden, maar dan enkel in de publieke sector of de sector van de vzw’s. De werkingskosten daarentegen zijn volledig ten laste van de bewoners. Bepaalde wettelijk verplichtingen (24/24 aanwezigheid, veiligheids- en voedingsnormen, band met een woonzorgcentrum, …) hebben als gevolg dat de serviceflats bijna altijd ingeplant worden op de site van een woonzorgcentrum. In een dergelijke context kan het dan ook verwonderlijk zijn dat de bewoners uitsluitend een beroep zouden kunnen doen op externe thuiszorgdiensten. Moet de wetgeving niet evolueren en een formule uitbouwen waarin de bewoners van serviceflats op zijn minst een beroep kunnen doen op bepaalde zorg en dienstverlening vanuit het nabije woonzorgcentrum? Dit zou bijvoorbeeld zeker mogelijk moeten zijn in het kader van een noopoproepsysteem, crisiszorg of overbruggingszorg. Deze vraag verdient het om in de context van de overdracht van de bevoegdheden te worden onderzocht.12 De sociale serviceflats Een van de verklaringen voor het lage aantal serviceflats is hun hoge kostprijs. De huurprijs bedraagt vaak meer dan 1000 euro per maand. Personen met lage inkomens hebben dus geen toegang tot een serviceflat. Bovendien verlaten veel ouderen die in een sociale gezinswoning wonen die niet gemakkelijk bij gebrek aan een alternatief dat beter is aangepast aan hun behoeften en hun middelen. Het is dus zeer moeilijk om aan de woonaanvragen van jonge gezinnen te voldoen.
Bron: tijdschrift van de Fondation rurale de Wallonie, beschikbaar op de website: www.frw.be, In Vlaanderen spreekt men over serviceflats en assistentiewoningen Vergeleken met de 62.400 plaatsen die bestaan in rusthuizen en rust- en verzorgingstehuizen voor de Franse Gemeenschap In de Vlaamse context is dit mogelijk in het kader van assistentie woningen
CM-Informatie 252 • juni 2013
Op basis van deze dubbele vaststelling is het idee ontstaan om sociale serviceflats te bouwen die de bepalingen van de wetgeving op de serviceflats en van de wetgeving op de sociale woningen combineren. Ze bieden een geruststellende en comfortabele woonplaats aan personen met verlies aan zelfredzaamheid en dit tegen betaalbare huurprijzen die, volgens de regels van de sociale woningen, worden bepaald op basis van de inkomens. Het decreet over de sociale serviceflats werd door het Waalse Parlement op 21 februari 2013 goedgekeurd. De Waalse regering heeft 7 projecten geselecteerd en zal in 2013 60 woonruimten van dit type financieren. Sociale serviceflats van Jambes (Namen) Een pilootproject heeft als referentie gediend voor het decreet op de sociale serviceflats. Het gaat om een gezamenlijk initiatief van het OCMW van Namen en de Foyer Jambois. In 2013 worden 40 wooneenheden naast een RVT van het OCMW gebouwd. Als aanvulling op de individuele woongelegenheden zal het project ook alle nodige functionaliteiten opnemen in de serviceflats: gemeenschappelijke leefruimten, fitnessruimte, tuin, wandelpaden, functionele band met het RVT en een gemeenschappelijk restaurant, … Het project bevat ook een ruimte voor kinderopvang. De huurprijs wordt geschat op 310 euro per maand, plus een forfaitair bedrag van ongeveer 70 euro voor de kosten en aangeboden diensten binnen het initiatief van serviceflats.
6. De woonzorgzones Terwijl de logica vroeger was om sterk afhankelijke personen te laten verhuizen naar zorgvoorzieningen, is men vandaag, vooral in de Scandinavische landen en Nederland, meer geneigd om de nodige zorgen naar de behoevende personen te verplaatsen, waardoor ze in hun vertrouwde omgeving kunnen blijven. Zo is het concept van de woonzorgzone ontwikkeld. In Nederland bestaan er ongeveer zestig. Het doel is om in een specifieke zone een optimale omgeving te creëren voor een zelfstandige woonvorm verbonden met de nodige zorgen voor afhankelijke personen (ouderen, gehandicapten of psychiatrische patiënten). Het gaat vooral om een “normale” wijk of dorp waarin de meerderheid van de inwoners geen specifieke hulp of zorgen nodig heeft. Diegenen die op een gegeven moment echter wel hulp nodig hebben, vinden ter plaatse alles wat ze nodig hebben en hebben dus geen enkele reden om te verhuizen. Een woonzorgzone wordt volgens vier criteria omschreven. Ten eerste gaat het om een goed afgebakend woongebied dat aangepaste woonvormen, mogelijkheden tot hulp in het dagelijks leven en langdurige zorgverlening aanbiedt aan een
groep afhankelijke personen die minstens 4 % en hooguit 25 % van de bevolking van de wijk vertegenwoordigen. De afhankelijke personen worden dus geïntegreerd in een normale wijk. Er wordt gestreefd naar diversiteit op sociaal gebied en op het vlak van gezondheid, leeftijd en gezinssituatie. Ten tweede moet er een gezondheidscentrum aanwezig zijn, dat 24 uur per dag geopend is en idealiter binnen een straal van 200 meter ligt, dat aangepaste zorgen aan de afhankelijke personen verleend. Ten derde moet de wijk aan de inwoners een verhoogd niveau van diensten aan huis aanbieden. Bijvoorbeeld poetsdienst, strijkdienst, klusjesdienst, maaltijden aan huis, boodschappendienst, een gepersonaliseerd transportsyteem … Tenslotte moet er bijzondere aandacht worden geschonken aan de leefomgeving in de ruimste zin van het woord: een veilige sociale omgeving en verkeersveiligheid. De woonzorgzone van Wervik (West-Vlaanderen) Het meest geslaagde experiment in België is zonder twijfel dat van Wervik, waarmee in 2004 werd begonnen. Wervik is een landelijke gemeente met 18000 inwoners, gelegen aan de Franse Grens tussen Ieper en Kortrijk. De woonzorgzone bevat 2688 woningen waarvan 107 aangepaste woonruimten die eigendom zijn van het OCMW. De verbouwingsprojecten maken het mogelijk om nog eens 47 specifieke woonruimten toe te voegen. De zone bevat ook twee woonzorgcentramet een capaciteit van 200 plaatsen. Een dagverzorgingscentrum13 vangt 15 personen op. Het Sint-Jansziekenhuis, dat zich in het midden van de zone bevindt, vormt het middelpunt van de zorg en is 24 uur per dag beschikbaar. 54 personen van de wijk zijn er permanent mee verbonden door middel van een noodoproepsysteem. Op deze manier kunnen ze dag en nacht verpleegkundige zorg krijgen. In het ziekenhuis is ook een nachtopvangdienst met 5 bedden beschikbaar. Een oproepcentrale en een sociaal loket, die zich in de zone bevinden, bieden de bewoners toegang tot een hele reeks diensten aan huis: poetsdienst, wassen en strijken, kleine herstellingen, boodschappen aan huis geleverd, levering van geneesmiddelen en maaltijden, vervoersdienst. Er is een voetgangerszone ingericht: alle winkels en openbare diensten zijn liggen binnen deze zone en zijn bijgevolg bereikbaar. De trottoirs werden verbreed of aangepast om het transport met rolstoelen te vereenvoudigen. Ten slotte staat er voor iedereen een ontmoetingscentrum ter beschikking waar animatoren enkele activiteiten organiseren om de deelname aan het plaatselijke leven te stimuleren. Antwerpen, Gent en Genk hebben zich laten inspireren door het experiment in Wervik en hebben het plan om woonzorgzones te ontwikkelen.
13 Dagopvangcentrum dat zorg biedt voor sterk afhankelijke personen die het centrum overdag ' à la carte ' bezoeken maar iedere avond thuis gaan slapen.
CM-Informatie 252 • juni 2013
53
7. Frankrijk: de landelijke opvangtehuizen voor bejaarden (“MARPA”) Om de groeiende afhankelijkheid en de afzondering van ouderen op het platteland aan te pakken, ondersteunt de Mutualité Sociale Agricole (MSA) (Sociale landbouwmutualiteit) sinds 1987 de ontwikkeling van wooneenheden met maximum 24 bewoners waarbij ouderen vanaf 60 jaar, zoals bij hen thuis, in alle veiligheid op het platteland kunnen wonen. Er werden geleidelijk aan 170 structuren gevestigd in 55 verschillende departementen: ze vangen er meer dan 3.000 bewoners op. Een honderdtal bijkomende huizen zijn nog in voorbereiding. De MARPA is een plaats voor integratie en diversiteit waar iedereen kan leven zoals thuis, in een private woonruimte, met zijn vertrouwde zaken (decoratie, meubels,…) en zijn leefgewoontes (familie, vrienden ontvangen, …). De private woonruimten bewaren de privacy van alle bewoners. De gemeenschappelijke ruimten (restaurant en woonkamer) maken het mogelijk om gezellig samen te zijn wanneer ze dat wensen. Elke bewoner is vrij om volgens het ritme van zijn persoonlijke activiteiten te gaan en staan waar hij wil. De beheerders stellen een geheel van niet-verplichte diensten ter beschikking: maaltijden, onderhoud, wasdienst, enz. De MARPA is geen gemedicaliseerde structuur: er is geen bezoldigd zorgpersoneel. De bewoners doen beroep op zelfgekozen artsen en paramedici in het plaatselijke gezondheidsnetwerk. Onder de verantwoordelijkheid van een beheerder moet een team van medewerkers de gemeenschappelijke diensten verzekeren en coördineren, de animaties organiseren en van het opvangtehuis een warme en gezellige leefruimte maken. De aanwezigheid van 24 uur per dag van het personeel van MARPA verzekert een permanente veiligheid. Als de oudere te afhankelijk wordt, wordt hij doorverwezen naar een structuur die beter aan zijn situatie is aangepast (huisvestingsinstelling voor afhankelijke ouderen).
8. Nederland: groepswoningen voor bejaarden De groepswoningen zijn complexen met afzonderlijke familiewoonruimten die onderling worden verbonden door gedeelde ruimten en onder elkaar verdeelde functies. Historisch werden deze projecten in de jaren tachtig ontwikkeld om het contact tussen personen van een verschillende sociaaleconomische afkomst, van diverse leeftijden en van verschillende gezinstypes te stimuleren om zo bij te dragen tot een betere sociale integratie. Vanaf 1990 werd dit concept toegepast in het huisvestingsbeleid voor ouderen. In Nederland bestaan er momenteel meer dan 200 gemeenschappen met groepswoningen voor bejaarden. Ze hebben geprofiteerd van een gunstig politiek klimaat en van actieve ondersteuning op nationaal en plaatselijk niveau. De groepswoning werd bij senioren aangemoedigd aangezien ze het mogelijk maakt om actief te blijven, opnieuw een sociale band 54
te creëren en hun zelfstandigheid te behouden terwijl slechts beperkt een beroep wordt gedaan op hulp- en zorgdiensten of de opname in een woonzorgcentrum. Dit politieke engagement komt in het bijzonder tot uiting door leningen tegen lage rente of door verkoop van gronden tegen een lage prijs. Bepaalde plaatselijke besturen, zoals de provincies Utrecht en Brabant, helpen bij de vorming en de activiteiten van de samenwoningsgroepen. Een projectmanager begeleidt de groep bij alle stappen: werking van de groep, juridisch kader van het project, financieringsplan, zoektocht naar bouwkundige oplossingen, tekenen van de contracten, opvolging op het werkterrein, enz. Alle belangrijke beslissingen blijven in handen van de groep maar dankzij de ervaring van deze manager wordt veel tijd en energie bespaard en kunnen hindernissen waardoor andere projecten zijn mislukt worden vermeden. De gemeentebesturen zijn ook actief in de concretisering van de samenwoningsprojecten. Het gaat bijna altijd om publiek / private partnerschappen en de sociale huisvestingsmaatschappijen spelen een belangrijke rol bij de financiering. Ze zijn vaak eigenaar van de woonruimten die ze dan aan senioren tegen een lagere prijs dan de prijs van de vastgoedmarkt verhuren. De ervaring in Nederland toont aan dat een afgestemd daadkrachtig beleid van de verschillende beleidsniveaus, het publieke / private partnerschap, het betrekken van de sociale huisvestingsmaatschappijen, de steun aan associatieve dienstencentra en de informatieverspreiding allemaal benodigde succesfactoren zijn voor het promoten en de verspreiding van verschillende vernieuwende huisvestingspraktijken voor ouderen.
Besluit De vergrijzing van de bevolking, de financieringsmoeilijkheden van de gezondheidszorg en de maatschappelijke evolutie waarbij de familiale en buurtsolidariteit uiteenvallen, dwingt ons tot het herbekijken van zorg- en huisvestingsmodellen voor ouderen die afhankelijk worden. Tussen het thuis blijven wonen enerzijds, mogelijk gemaakt door thuiszorgvoorzieningen en nieuwe technologische ontwikkelingen zoals domotica en telegeneeskunde, en de opname in een woonzorgcentrum anderzijds, vaak noodzakelijk voor sterk afhankelijke of dementerende personen, bestaan er interessante alternatieven die vaak zijn gebaseerd op de heruitvinding van de sociale band, van de buurtsolidariteit en van een zekere bekwaamheid om samen te leven. Deze alternatieven vervangen noch de thuiszorg noch de residentiële zorg. Ze vormen normaal gezien een bijkomende schakel in het continuüm van zorg- en woonmogelijkheden dat evolueert naargelang de leeftijd, de gezondheidstoestand en de mate van zelfredzaamheid. Dit onderzoek heeft het mogelijk gemaakt om maar liefst 40 voorbeelden van vernieuwende huisvestingsvormen voor ouderen voor te stellen. ‘Abbeyfield’-huizen, groepswoningen, ‘Community Land Trusts’, ‘kangoeroe’-woningen, intergenerationele
CM-Informatie 252 • juni 2013
projecten, sociale serviceflats , woonzorgzones zijn vandaag een realiteit. Zoals elke bij vernieuwing gaat het om het werk van pioniers die erin zijn geslaagd om het voorbeeld te geven in een complexe omgeving. Men kan alleen maar vaststellen dat deze nieuwe huisvestingsvormen, hoe veelbelovend ze ook zijn, in aantal beperkt blijven. De toegang tot relevante informatie maakt deel uit van het hindernisparcours. De meeste van deze projecten hebben vrij moeilijke juridische en financieringsplannen vereist, door beperkingen in de bestaande wetgevingen en bepalingen.
ENEO, mouvement social des aînés, 2011. Et si un jour votre maison devenait trop grande…En feriez-vous un habitat part’âgé?. In: Balises 34: 1-16, beschikbaar op www.eneo.be
Deze 40 voorbeelden tonen echter aan dat een dynamische tranversale politiek, met de combinatie van stedenbouwkunde, de huisvesting, de zorg en de sociale actie, het mogelijk maakt om de wettelijke beperkingen op te heffen, om een gunstige omgeving te creëren en veelvuldige effecten te veroorzaken. Voor financieel zwakke personen zullen derde investeerders nodig zijn om deze vernieuwingen mogelijk te maken: Gewesten, sociale huisvestingsmaatschappijen, OCMW, Sociale vastgoedkantoren, ontwikkelingsplan van de gemeenten, publieke / private partnerschappen… De eenzaamheid breken, de sociale band opnieuw opbouwen, nieuwe solidariteit en de sociaal bewuste deelname bevorderen, de ecologische voetafdruk verminderen, betaalbare oplossingen voor iedereen zoeken: zoveel uitdagingen op het gebied van huisvesting om op elke leeftijd beter en gelukkig te leven.
Franssen A., Gillis O. et Verniest R., 2009. Alternatieve en innoverende vormen van huisvesting, dienstverlening en zorg voor ouderen. MC-Informations. 237: 3-16.
Fondation rurale de Wallonie, 2006. Cahier n°3: Le logement intergénérationnel, une solution pour améliorer la qualité de vie des seniors et des jeunes ménages, In: Tijdschrift van het FRW. Foyer Jambois et CPAS de Namur, 2012. Construction de 40 unités d’habitation en résidences services sociales. Dossier de presse.
Gazé Desjardins M-L, 2012. Les clefs du bien vieillir. In: BIMSA 129, Tijdschrift van de Mutualité Sociale Agricole: 13-25. Habitat et Participation, 2012. Inventaire des habitats groupés. In: Website van geconcentreerde bewoningen in het Waals Gewest, www.habitat-groupe.be KCE. 2011. Toekomstige behoefte aan residentiële ouderenzorg in België: projecties 2011-2025. KCE Reports 167B Ministerie van de Vlaamse Gemeenschap, 2003. Handleiding lokaal Woonbeleid. Deel V: Wonen en welzijn. Platform Wonen van Ouderen. 2005. Een keuze aan woonvormen. Brochure.
Bibliografie Voor meer informatie in enkele muisklikken:
Boeken Bernard N. et al., 2012. La norme à l’épreuve de l’habitat alternatif. Actes du colloque organisé par le Conseil supérieur du logement de Wallonie, Editions juridiques La Charte.
Abbeyfield Belgium, Participatief groepswonen voor bejaarden: www.abbeyfield.be ASBL Habitat et participation, expertisehulpmiddelencentrum groepswoningen
en
Charlot V., Guffens C. et al., 2006. Où vivre mieux? Le choix de l’habitat groupé pour personnes âgées. Les éditions namuroises. Te downloaden op de website van de Koning Boudewijnstichting.
www.habitat-participation.be en de website van de groepswoning: www.habitat-groupe.be
Connan Y., 2012. L’habitat groupé participatif. Editions Ouest– France.
Infor Homes Wallonie et Bruxelles: www.inforhomeswallonie.be en www.inforhomes-asbl.be
Lietaert M., 2012. Le cohabitat. Reconstruisons des villages en ville, Editions couleurs livres ASBL
Le bien vieillir, pôle d’expertise en vieillissements: www.lebienvieillir.be
UCP Mouvement social des aînés, coordination Jaumotte A., 2010. Envie de vie ! Produire de la qualité de vie en maison de repos… ça ne s’improvise pas. Boek gepubliceerd door de UCP.
Maison Biloba in Schaarbeek, multicultureel en intergenerationeel project: www.maisonbilobahuis.be
Waals woningfonds: www.flw.be
Periferia vzw: www.periferia.be CLT-platform (Community Land Trust): http://communitylandtrust.wordpress.com
Nota’s en artikels Abbeyfield Belgium ASBL, 2003. Vademecum van het Abbeyfield-huis. Note. Daloze C., Delvaux J., Evrard D., Tiberghien V, 2012. Où mieux vivre vieux? En Marche 1483: 6-7.
Portaal van sociale dienstverlening en gezondheid van het Waals Gewest: http://www.socialsante.wallonie.be Un toit deux âges: www.1toit2ages.be
CM-Informatie 252 • juni 2013
55