LEERPLAN SECUNDAIR ONDERWIJS
Vak:
1/1 lt/w
AV FYSICA basisvorming
Studierichtingen:
Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn
Studiegebied:
Algemeen secundair onderwijs
Onderwijsvorm:
ASO
Graad:
tweede graad
Leerjaar:
eerste en tweede leerjaar
Leerplannummer:
2007/029 (vervangt 2002/006)
Nummer inspectie:
2007 / 10 // 1 / F / BV / 1 / II / / D/ (vervangt 2002/181//1/F/BV/1/II/ /D/)
Pedagogische begeleidingsdienst GO! Onderwijs van de Vlaamse Gemeenschap Emile Jacqmainlaan 20 1000 Brussel
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
1
INHOUD Visie ..........................................................................................................................................................2 Beginsituatie .............................................................................................................................................3 Algemene doelstellingen ..........................................................................................................................4 Leerplandoelstellingen/leerinhouden........................................................................................................6 Pedagogisch-didactische wenken ......................................................................................................... 22 Minimale materiële vereisten................................................................................................................. 29 Evaluatie ................................................................................................................................................ 31 Bibliografie ............................................................................................................................................. 34
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
2
VISIE Wetenschappen zijn een belangrijke component van onze cultuur. Ze reiken niet alleen middelen en methoden aan om de materiële werkelijkheid te begrijpen, maar ook om deze werkelijkheid te veranderen overeenkomstig de menselijke noden. Wetenschappen bepalen in belangrijke mate het wereldbeeld van de maatschappij. Omgekeerd hebben waarden en opvattingen die in de samenleving leven ook een invloed op de wetenschappen en op hun ontwikkeling. Wetenschappen in de basisvorming beoogt de natuurlijke nieuwsgierigheid van jongeren tegenover de hen omringende wereld te stimuleren en te ondersteunen door er een wetenschappelijke fundering aan te geven. Dit gebeurt door hen te introduceren in verschillende benaderingen van de natuurwetenschappen, namelijk: •
wetenschappen als middel om toestanden en verschijnselen uit de dagelijkse ervaringswereld te verklaren. Hier gaat het om het leggen van de verbinding tussen praktische toepassingen uit het dagelijkse leven en natuurwetenschappelijke kennis;
•
wetenschappen als middel om op proefondervindelijke wijze gefundeerde kennis over de werkelijkheid te vinden. Het gaat dan om het ontwikkelen van een rationeel en objectief raamwerk voor het oplossen van problemen en het begrijpen van concepten die de verschillende natuurwetenschappelijke disciplines met elkaar verbinden;
•
wetenschappen als middel om via haar technische toepassingen de materiële leefomstandigheden te verbeteren. Leerlingen herkennen hoe natuurwetenschappelijke ontwikkelingen invloed hebben op hun persoonlijke, sociale en fysieke omgeving;
•
wetenschappen als cultuurverschijnsel en natuurwetenschap als mensenwerk. Leerlingen hebben notie van historische, filosofische, sociale en ethische aspecten van de natuurwetenschappen. Hierdoor zien en begrijpen ze relaties met andere disciplines.
De leerlingen worden via de basisvorming voorbereid om als burger deel te nemen aan een moderne duurzame kennismaatschappij. In een steeds veranderende maatschappij zullen zij een actieve rol spelen als burger en als gebruiker van de wetenschappelijke kennis. Bij deze functies zal de leerling nood hebben aan een fundamentele basiskennis van de wetenschappen en zal hij probleemoplossende vaardigheden en technisch-technologische vaardigheden gebruiken. Zo zal de leerling ook verschillende attitudes nodig hebben om levenslang te leren, om in groep en zelfstandig te werken. Het leerplan laat toe dat de leerlingen van de wetenschappelijk gerichte opleidingen in de derde graad naadloos kunnen aansluiten bij de basisvorming voor wetenschappen in de tweede graad.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
3
BEGINSITUATIE De leerlingen hebben kennisgemaakt met verschillende begrippen uit fysica zoals krachten, hefbomen, energie doordat de eindtermen basisonderwijs (wereldoriëntatie) en de eindtermen technologische opvoeding eerste graad bereikt zijn. Alhoewel er geen eindtermen fysica voor de eerste graad bestaan, hebben alle leerlingen een gemeenschappelijke voorkennis van de fysica uit het tweede leerjaar van de eerste graad. Zij zijn vertrouwd met begrippen als algemene eigenschappen van de stof, aggregatietoestanden en faseovergangen, temperatuur, licht en de voortplanting van het licht, eigenschappen van licht zoals terugkaatsing en breking, vlakke spiegels en lenzen. Door het uitvoeren van eenvoudige proeven werden bij de leerlingen eveneens deelvaardigheden ontwikkeld die in de tweede graad in beperkte mate tot verdere ontplooiing kunnen komen.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
4
ALGEMENE DOELSTELLINGEN Algemene doelstellingen voor wetenschappen zijn gebaseerd op de gemeenschappelijke eindtermen, de algemene vakgebonden eindtermen. Deze doelstellingen worden op een voor de tweede graad aangepast beheersingsniveau aangeboden. Algemeen kunnen we stellen dat de verwezenlijking van de doelstellingen bijdraagt tot de persoonlijke ontwikkeling van de leerling als toekomstig burger en als toekomstig wetenschappelijk onderzoeker. Dit houdt in dat de leerlingen de kennis van de basisvorming verwerven en beperkt de ontwikkeling van onderzoeksvaardigheden en probleemoplossende vaardigheden nastreven. De gemeenschappelijke doelstellingen zijn geformuleerd binnen drie domeinen: onderzoeksvaardigheden, technisch-technologische vaardigheden en probleemoplossende vaardigheden. Onderzoeksvaardigheden In het domein van de onderzoeksvaardigheden wordt de ontwikkeling die gestart is in de eerste graad voortgezet en uitgebreid. De leerlingen krijgen de mogelijkheid om onder begeleiding vaardigheden te ontwikkelen zoals: eigen onderzoeksvragen formuleren, zelf een onderzoeksplan opstellen ... Door verschillende leerlingenproeven uit te voeren zal de leerling zijn onderzoeksvaardigheden stapsgewijze ontwikkelen en zal hij inzicht bekomen in de wetenschappelijke methode. Leerlingen kunnen onder begeleiding: o
o
o
het onderzoek voorbereiden:
doel van het onderzoek formuleren;
onderzoeksvraag correct verwoorden;
eventueel hypothesen opstellen;
opstellen van een methode of plan;
keuze en uitleg bij de meetinstrumenten;
uitvoeren en verwerken:
waarnemingen doen en de meetwaarden overzichtelijk noteren rekening houdend met de meetnauwkeurigheid van het meettoestel;
de meetwaarden ordenen in een tabel en voorstellen in een grafiek;
besluit en evaluatie formuleren:
uit de meetwaarden conclusies trekken en de meetmethode evalueren;
verslag maken: doel, opstelling, meetresultaten, besluit.
Technisch-technologische vaardigheden In het domein van de technisch-technologische vaardigheden maken de leerlingen kennis met verschillende toepassingen van wetenschappelijke kennis en vanuit deze context worden een aantal technisch-technologische vaardigheden ingeoefend. De vaardigheden die de leerlingen nastreven worden zo veel mogelijk geïntegreerd in de leerinhouden aangeboden. Leerlingen kunnen onder begeleiding: • de effecten van techniek op de mens en samenleving illustreren en het belang van wetenschappelijke kennis in verschillende toepassingen en beroepen herkennen; • het gebruik van eenvoudige instrumenten inoefenen en het doel van apparaten aangeven; • bij het raadplegen, verwerken en presenteren van informatie gebruik maken van ICT; • de eigenheid van een technisch ontwerp herkennen en omschrijven.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
5
Probleemoplossende vaardigheden In het domein van de probleemoplossende vaardigheden leren de leerlingen stapsgewijze de probleemoplossende vaardigheden verwerven. Bij het inoefenen van de fysische begrippen en wetten leren de leerlingen hun kennis toetsen door het oplossen van kennis-, inzicht- en toepassingsvragen. In een richting met wetenschappen in het specifiek gedeelte is het belangrijk dat leerlingen hun kennisdomein bewust leren gebruiken. Door veelvuldige oefening van het oplossen van vragen en vraagstukken ontwikkelen de leerlingen een beginnersniveau van het probleemoplossend gedrag. Leerlingen kunnen onder begeleiding: •
formules gebruiken voor het oplossen van eenvoudige vragen of vraagstukken en rekening houden met het aantal beduidende cijfers voor de schrijfwijze van het resultaat;
•
bij analyse van het probleem de gegevens noteren met symbolen, een oplossingsformule afleiden en uitwerken tot een resultaat;
•
in een bepaalde probleemsituatie de fysische context herkennen en een oplossingsplan opstellen en uitwerken.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN/LEERINHOUDEN Informatie over de opmaak: Om de leesbaarheid te verhogen worden de decretale nummers van de eindtermen, de leerplandoelstellingen en de leerinhouden in één horizontale rij geplaatst per leerstofonderdeel of per hoofdstuk. De leerplandoelstellingen zijn genummerd. Bij elk deel wordt een aantal specifieke pedagogisch-didactische wenken gegeven waarbij telkens het nummer van de leerplandoelstelling is vermeld. Gebruikte symbolen bij de aanduiding van de eindtermen in de eerste kolom −
De vakspecifieke eindtermen voor fysica worden voorafgegaan door ETf.
−
De gemeenschappelijke eindtermen voor de wetenschappen worden aangeduid met ETg. Het behalen van deze eindtermen wordt gespreid over de tweede en derde graad.
−
De aanduidingen (A), (B) en (C) verwijzen naar een reeks van eindtermen met betrekking tot respectievelijk onderzoeksvaardigheden, technisch-technologische vaardigheden en probleemoplossende vaardigheden.
−
De niet-verplichte uitbreidingsdoelstellingen zijn met de letter (U) aangeduid en zijn cursief geplaatst.
6
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
DECR.NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
7
LEERINHOUDEN
Onderzoeksvaardigheden ETg1 t/m ETg4 ETg5, ETg6, ETg10
onder begeleiding een probleem herkennen, een onderzoeksvraag en een hypothese formuleren;
ETg11
onder begeleiding een aantal metingen uitvoeren en de resultaten overzichtelijk;
onder begeleiding een methode of onderzoeksplan bedenken; Minimum twee leerlingenproeven per leerjaar uitvoeren.
weergeven en rekening houden met de meetnauwkeurigheid van een meetwaarde; ETg7,ETg8,ETg9 onder begeleiding een besluit formuleren uit een aantal meetresultaten en een verslag opmaken. ETg12 ETg22 tot ETg31 bij het uitvoeren van leerlingenproeven attitudes ontwikkelen.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Leerlingen voeren hun eerste leerlingenproef uit, het is nuttig om na te gaan welke deelvaardigheden de leerlingen hebben ingeoefend in het tweede jaar (1e graad). • Ook is het aan te bevelen om in de vakgroep wetenschappen de uitwerking van de onderzoeksvaardigheden concreet af te spreken (afspraken over bijv.: het maken van grafieken, de opmaak en inhoud van het verslag, de notatie van een meetresultaat en het rekenen met meetwaarden). • Met een leerlingenproef wordt bedoeld een proef die de leerlingen zelfstandig (onder begeleiding) in kleine groepjes (max. drie leerlingen) uitvoeren, verwerken en ook rapporteren in de vorm van een persoonlijk verslag. Indien er in de klas maar één proefopstelling in voorraad is kan het experiment worden gedaan als klasproef. Deze klasproef kan niet als een leerlingenproef worden beschouwd. • Het is de bedoeling dat de leerlingen de verschillende onderzoeksvaardigheden onder begeleiding inoefenen. Dit vereist zeker bij de aanvang voldoende aandacht, tijd en duidelijke instructies voor de leerlingen. • Het is de bedoeling deze vaardigheden klassikaal aan te brengen en de proeven redelijk gesloten te houden. Nochtans is het voor de leerlingen uitdagend en motiverend als zij zelf een aantal beslissingen kunnen nemen bij de uitwerking van de werkmethode van de proef. • Het is belangrijk dat de verslaggeving persoonlijk gebeurt zodat de leerlingen taken nauwkeurig en met de nodige discipline leren afmaken. Doordat het verslag een apart werkstuk is van een leerling is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen en bij de bespreking van het verslag hierover klassikaal te rapporteren.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
8
• Bij de aanvang van de leerlingenproef voldoende aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten. Leerlingen moeten voldoende op de hoogte zijn van de gevaren van bepaalde opstellingen, stoffen of instrumenten. Een klasgroep van twintig leerlingen is voor de uitvoering van leerlingenproeven didactisch verantwoord en wat veiligheid betreft aanvaardbaar. • Het uitvoeren van leerlingenproeven ontwikkelt bij de leerlingen niet alleen de vaardigheden maar draagt ook bij tot de ontwikkeling van de attitudes: ETg22 tot ETg31. • De verwijzing van de onderzoeksvaardigheden naar de gemeenschappelijke en de decretaal specifieke eindtermen duiden we in de tabel aan met het symbool (A).
DECR.NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Technisch-technologische vaardigheden gebruik maken van materiaal, instrumenten en apparaten; ETf4 ETf6
bij het raadplegen, verwerken en presenteren van informatie gebruik maken van ICT;
ETf7,ETg13, effecten van techniek op de mens en samenleving illustreren; ETg15, ETg16 ETg15
Bij elk volgend onderdeel enkele technische ontwerpen en vaardigheden behandelen
de eigenheid van een technisch proces herkennen en omschrijven.
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Telkens als de leerlingen een nieuwe grootheid met bijbehorende SI-eenheid leren, de waarde van deze grootheid in het dagelijks leven bespreken en deze waarde ordenen door een grootteorde-schaal te maken. • In bepaalde situaties is het zinvol om de leerlingen zelf een ontwerp te laten ontwikkelen van een meetinstrument zoals een krachtmeter, een reactietijdmeter of een speelgoed waarin telkens het fysisch concept wordt toegepast. Zo kunnen zij bijvoorbeeld bij de studie van het evenwicht zelf een poppetje maken dat in stabiel evenwicht blijft op een punt. De leerlingen leren hun eigen constructie aanpassen volgens het toegepaste fysisch concept en zij ervaren zo de eigenheid van het technisch ontwerp. • Leerlingen leren de technische ontwerpen beschrijven en gebruiken d.w.z. dat zij kennis maken met verschillende meetinstrumenten zoals thermometer, maatglas, balans, manometer. Hierbij verwerven de leerlingen inzicht in de bouw van het instrument en leren ook hoe zij het meettoestel praktisch kunnen gebruiken.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
9
• In bepaalde gevallen verwerven zij enkel informatie over de functie en de bouw, zonder dat zij het praktisch gebruik inoefenen zoals een afstandsensor, druksensor, temperatuursensor ... of vacuümpomp. • Het gebruik van ICT stimuleren bij het opzoeken, verwerken en presenteren van informatie over onder andere historische wetenschapsfiguren, technische toepassingen … • De verwijzing van de technisch-technologische vaardigheden naar de gemeenschappelijke, vakspecifieke en decretaal specifieke eindtermen duiden we in de tabel aan met het symbool (B).
DECR.NR.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN
Probleemoplossende vaardigheden ETf1, ETf2, ETf3, ETf5 eenvoudige vragen oplossen; een formule gebruiken in een eenvoudige situatie en rekening houden met het aantal ETf1, ETf2, beduidende cijfers voor de schrijfwijze van het resultaat; ETf3, ETf5 door analyse van het probleem de gegevens noteren met symbolen en een oplossingsformule ETf1, ETf2, opstellen en uitwerken; ETf3, ETf5 in een bepaalde situatie de fysische context herkennen en een juiste formule opstellen en ETf1, ETf2, uitwerken. ETf3, ETf5
Bij elk volgend onderdeel enkele vragen en vraagstukken inoefenen
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Leerlingen leren de leerstof verwerken door vragen in te oefenen van verschillende kennisniveaus zoals: kennis, inzicht en toepassing. Bij het niveau “toepassing” wordt een principe of formule rechtstreeks gebruikt. Bij de vraagstukken is de situatie wat complexer en wordt er expliciet aandacht besteed aan het opstellen van een oplossingsstrategie. • Het is van belang om systematisch een voorbeeldvraagstuk uit te werken zodat de leerlingen aan de hand van dit voorbeeld zelfstandig een aantal vraagstukken kunnen oplossen. Om de zelfwerkzaamheid van de leerlingen te stimuleren zijn volgende leermiddelen nuttig: een oplossingenmap in de klas, zelftest-vragen, bijkomende vragen op een elektronisch leerplatform, vragen vanuit de Vlaamse Fysica Olympiade. • De verwijzing van de probleemoplossende vaardigheden naar de vakspecifieke eindtermen duiden we in de tabel aan met het symbool (C).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
ETg13, ETg15
1
ETg1 t/m ETg12
2
ETf7
3
De leerlingen kunnen 1. Inleiding fysica als wetenschap beschrijven en enkele domeinen van de fysica opnoemen; schematisch de wetenschappelijke methode beschrijven;
10
LEERINHOUDEN Fysica in de wetenschappen Wetenschappelijke methode
enkele studie - en beroepsmogelijkheden opnoemen en enkele kenmerken aangeven. Studie-en beroepsmogelijkheden
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • De fysica als exact wetenschapsvak situeren binnen de wetenschappen en enkele onderzoeksdomeinen verwoorden; het is belangrijk bij deze bespreking voldoende beeldmateriaal en concrete voorbeelden te gebruiken (1). • In de fysica gebruikt men een methode om de kennis op te bouwen en te ondersteunen. Deze methode is reeds ontwikkeld vanaf begin 1600 en we noemen deze methode de wetenschappelijke werkmethode (2). • Aandacht besteden aan de ontwikkeling van de wetenschappelijke kennis steunende op modellen en experimentele resultaten. Enkele atoommodellen kort behandelen als illustratie (2). • Als context het werkterrein en de mogelijkheden van een fysicus uitvoerig beschrijven en illustreren met voorbeelden (3).
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
ETf1
4
ETf1
De leerlingen kunnen
5
ETf3, ETf5 6
LEERINHOUDEN
2. Het SI-eenhedenstelsel het verschil tussen een grootheid en een eenheid verwoorden;
Grootheid, eenheid
de hoofdgrootheden definiëren in woorden en SI-eenheden omschrijven;
Hoofdgrootheden en eenheden
(B)
7
de belangrijkste voorvoegsels omschrijven en gebruiken bij omzettingen tussen eenheden; technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. het SI-eenhedenstelsel;
(C)
8
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. het SI-eenhedenstelsel.
Afgeleide eenheden, omzettingen Technische ontwerpen en vaardigheden Vragen en vraagstukken
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
11
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Aandacht vestigen op het verschil tussen grootheden en eenheden met hun respectievelijke symbolen. Het verschil tussen grootheden en variabelen (x, y) uit de wiskunde aangeven. In de fysica hoort bij elk getal een eenheid en het getal is nu een maatgetal van de grootheid (4). • Het is niet bedoeling de wetenschappelijke definitie van de hoofdeenheden te bespreken. Bij de notatie van de waarde van een grootheid aandacht hebben voor de meetnauwkeurigheid van het meettoestel. Bij berekeningen met meetresultaten de vereenvoudigde regels voor beduidende cijfers gebruiken. Bij het maken van opgaven is het best het aantal beduidende cijfers van de gegevens tot drie te beperken (5). • Aandacht hebben voor de moeilijkheid die leerlingen hebben bij de omzetting van de decimale schrijfwijze van een tijdstip naar de schrijfwijze met uren en minuten en omgekeerd (6). • De noodzaak om voorvoegsels te gebruiken doordat het werkterrein van de fysica zich uitstrekt van de microscopisch kleine massa van een atoom tot het reusachtig grote heelal en van de zeer korte periode van een atoomklok tot de leeftijd van het heelal (6).
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
ETf1 ETf26
9
De leerlingen kunnen 3. Dichtheid de dichtheid van een stof verwoorden en berekenen;
10
onder begeleiding de dichtheid van een vaste stof of vloeistof bepalen en deze methode beschrijven;
(B)
11
(C)
12
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. dichtheid; vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. dichtheid.
(A)
LEERINHOUDEN Dichtheid Leerlingenproef:Bepaling van de dichtheid van een vaste stof of vloeistof Technische ontwerpen en vaardigheden Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Laat de leerlingen het begrip dichtheid met een concreet voorbeeld op een eigen manier correct verwoorden en oefen veelvuldig in het omzetten van de eenheden (9). • Laat de leerlingen op een experimentele manier de stofeigenschap dichtheid ontdekken, gebruik hierbij voorwerpen met zowel regelmatige als nietregelmatige vormen (9-10). • Tijdens de leerlingenproef over dichtheid leren de leerlingen een aantal apparaten gebruiken zoals: de balans (digitaal), meetlat, maatglas ... werk systematisch met duidelijke afspraken voor de leerlingen (10-11). • Breng de verschillende vaardigheden voor het uitvoeren van de proef stapsgewijze aan en besteed voldoende aandacht aan het maken van een grafische voorstelling. Geef hierbij aan dat we de punten van de grafiek niet punt per punt verbinden maar een rechte tekenen die zo goed mogelijk aansluit bij de punten. Breng de helling van de rechte in verband met de dichtheid van de stof (10).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
12
• Inzicht ontwikkelen in de grootteorde van de dichtheden en de dichtheid van een stof in een tabel leren opzoeken (11). • Als klasproef kan de experimentele bepaling van de dichtheid van lucht gebeuren.
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
LEERINHOUDEN Voorbeelden: spierkracht, wrijvingskracht, veerkracht, elektrische kracht, magnetische kracht Verschillende uitwerkingen van een kracht op een voorwerp
13
4. Krachten voorbeelden van verschillende soorten krachten en toepassingen ervan noemen;
14
in concrete situaties een kracht als oorzaak van vervorming en als oorzaak van verandering van bewegingstoestand herkennen en beschrijven;
15
de informatie die een vectorvoorstelling bevat toelichten en de krachtvectoren op schaal tekenen;
Vectorvoorstelling van een kracht
16
krachten volgens dezelfde richting samenstellen;
Samenstellen van krachten met dezelfde richting
ETf1, ETf4 17
de zwaartekracht op een massa berekenen en de zwaarteveldsterkte verwoorden;
Zwaartekracht, zwaarteveldsterkte
ETf2, ETf12
18
het verband beschrijven tussen de vervorming van een elastisch systeem en de uitgeoefende kracht en het verband grafisch voorstellen;
Veerkracht, veerconstante
19
onder begeleiding de veerconstante van een veer bepalen;
Leerlingenproef: bepaling van de veerconstante van een veer
(B)
20
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. krachten;
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
21
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. krachten.
Vragen en vraagstukken
ETf13 ETf8, ETf9 ETf1, ETf10 ETf11
(A)
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Het begrip kracht met verschillende voorbeelden illustreren en hierbij het onderscheid aangeven tussen een krachtwerking door contact en een krachtwerking op afstand (13). • De uitwerkingen van een kracht met praktische voorbeelden illustreren (14). • Bij de vectorvoorstelling de krachten tekenen met een krachtenschaal en duidelijk het verschil tussen een vectoriële grootheid en een niet-vectoriële grootheid aangeven. Besteed voldoende aandacht aan de positie van het aangrijpingspunt van de vector in de figuur (15). • Het begrip zwaarteveldsterkte invoeren als kracht op een voorwerp op aarde waarbij een massa van één kilogram wordt aangetrokken met een kracht van 9,81 N. Verduidelijk het onderscheid tussen massa en gewicht (17).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
13
• Met de waarde van de veldsterkte g = 9,81 N/kg de zwaartekracht Fz op een gegeven massa m berekenen, Fz = m g (17). • Bij bepaling van de grootte van de kracht leren de leerlingen met een dynamometer werken en bij de experimentele bepaling van de veerconstante is er een mogelijkheid om de leerlingen een geijkte krachtmeter te laten ontwerpen (18-19-20).
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 22
LEERINHOUDEN
5. Druk 5.1 Druk bij vaste stoffen het begrip druk uit kracht en oppervlakte afleiden en de grootte ervan berekenen;
Begrip druk bij vaste stoffen
ETf1, ETf14 ETf3
23
omzettingen maken tussen de afgeleide eenheden van druk en de grootteorde aangeven;
Grootteorde van drukken eenheden: Pa, hPa, bar, mbar
(B)
24
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. druk bij vaste stoffen;
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
25
vragen en vraagstukken oplossen.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Het is ook aangewezen om een grootteordeschaal van de druk te bespreken en te illustreren met voorbeelden (22). • De omzettingen van eenheden van druk herhaaldelijk inoefenen (23). • Als context kan men verschillende voorbeelden bespreken waarbij een vergroting van het oppervlak een drukverkleining teweegbrengt of omgekeerd zoals: sneeuwschoenen, een nagelbed, gevolgen van een verkeersongeval (airbag, scherpe randen) ... (24).
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
ETf1, ETf2, ETf27
26
ETg15
27
De leerlingen kunnen 5.2 Druk bij vloeistoffen de druk in een vloeistof verklaren en de grootte van de vloeistofdruk berekenen; de drukvoortplanting op een vloeistof beschrijven en een praktisch voorbeeld ervan omschrijven;
LEERINHOUDEN Druk in een vloeistof: hydrostatische druk
Wet van Pascal
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
14
Decr. nr.
De leerlingen kunnen
(B)
28
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. druk bij vloeistoffen;
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
29
vragen en vraagstukken oplossen.
Vragen en vraagstukken
LEERINHOUDEN
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Aandacht besteden aan het verschil tussen druk als niet-vectoriële grootheid (werkt in alle richtingen in een punt) en de kracht als vectoriële grootheid (loodrecht op een oppervlak) (26). • De krachtvergroting die ontstaat door drukvoorplanting in verband brengen met technische systemen zoals remsysteem van een auto, hydraulische persen ... (27-28). • Het gebruik van een bloeddrukmeter toelichten als illustratie bij druk (28).
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 30
ETf25
LEERINHOUDEN
5.3 Druk bij gassen met behulp van het deeltjesmodel de druk van een gas verklaren;
Druk van een gas
met een aantal proefjes de invloed van de luchtdruk illustreren;
Luchtdruk
ETf13, ETf25
31
(B)
32
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. druk bij gassen;
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
33
vragen en vraagstukken oplossen.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Met verschillende proeven de invloed van de luchtdruk illustreren en hierbij de leerlingen een eigen verklaring laten formuleren (31). • Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen rond gassen (meer specifiek lucht) die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven: (31) o “Lucht heeft geen massa.” o “Lucht is onzichtbaar dus kan de lucht ook geen kracht uitoefenen.” • De grootteorde van de luchtdruk illustreren en bepalen door bijvoorbeeld als klasproef evenwicht te maken tussen een gevulde waterdarm met hoogte 11,0 m afgesloten bovenaan maar onderaan open en in evenwicht met de luchtdruk (31).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
15
• Als context zijn volgende mogelijkheden: de gebieden van hoge en lage luchtdruk bij een weerkaart bespreken, de bouw van een kwikbarometer uitleggen, informatie opzoeken over Torricelli, een bezoek brengen aan het KMI of weerstation, erop wijzen dat drukverschillen implosie en explosie kunnen veroorzaken (32).
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN
ETf1, ETf17
34
ETf1, ETf18
35
ETf1, ETf17
36
De leerlingen kunnen
37
(A)
38
ETf1, ETf17, ETf20
LEERINHOUDEN
6. Arbeid, energie en vermogen het begrip arbeid correct gebruiken en in concrete situaties omschrijven;
Het begrip arbeid
de arbeid bij een constante kracht evenwijdig met de verplaatsing berekenen in een concrete situatie;
Arbeid bij een constante kracht evenwijdig met de verplaatsing
het begrip vermogen beschrijven en in een concrete situatie berekenen;
Het begrip vermogen
met een eenvoudige methode het vermogen van een leerling bepalen;
Leerlingenproef: bepaling van het vermogen van een leerling
het begrip energie omschrijven en enkele energievormen zoals potentiële energie (zwaarte-energie, veerenergie), kinetische energie, stralingsenergie, kernenergie in een concrete situatie beschrijven; van verschillende toestellen de energieomzetting beschrijven;
Het begrip energie, energievormen Energieomzettingen
(B)
39
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. arbeid, energie en vermogen;
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
40
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. arbeid, energie en vermogen.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen rond arbeid die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven: (34-38) o
“Arbeid is verbonden aan een menselijk gevoel, zodat vermoeidheid overeenkomt met het verrichten van veel arbeid.”
o
“Energie wordt zoals brandstof verbruikt in een toestel.”
• Het verschil tussen arbeid en vermogen duidelijk aanbrengen en een grootteordeschaal van vermogen met voorbeelden illustreren (34-36). • De verschillende energievormen uitvoerig toelichten en de omzettingen illustreren met experimenten. De duurzame energiebronnen zoals zonne-energie, windenergie, energie uit biomassa beschrijven (38).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
16
LEERINHOUDEN
41
7. Beweging voor een eenparige rechtlijnige beweging de snelheid berekenen en deze beweging grafisch voorstellen;
(A)
42
onder begeleiding bij een eenparige rechtlijnige beweging het verband tussen de verplaatsing en de tijdsduur experimenteel bepalen en de beweging grafisch voorstellen;
Leerlingenproef: studie van de eenparige rechtlijnige beweging
ETf8
43
de traagheidswet illustreren in enkele concrete situaties;
Eerste wet van Newton
de krachtenvoorwaarde voor rust of eenparige rechtlijnige beweging toepassen;
Voorwaarde voor rust of een eenparige rechtlijnige beweging
45
een verband leggen tussen een niet-eenparige beweging en een onevenwicht van de krachten;
Voorwaarde voor een niet – eenparige beweging
46
Het begrip versnelling omschrijven en berekenen in een concrete situatie(U);
Het begrip versnelling(U)
(B)
47
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. beweging;
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
48
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. beweging.
Vragen en vraagstukken
ETf1, ETf15
ETf8 ETf16
44
Eenparige rechtlijnige beweging Gemiddelde snelheid, ogenblikkelijke snelheid
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Het is van belang bij de aanvang van het schooljaar de belangrijkste grootheden, eenheden en omzettingen van eenheden te herhalen. Ook is het nuttig om de afspraken over meetnauwkeurigheid en het gebruik van beduidende cijfers te herhalen. • Als context bij ogenblikkelijke en gemiddelde snelheid is het nuttig deze snelheid te bespreken met voorbeelden zoals de snelheidsmeter in een auto, de functie van een flitspaal, de snelheid van een honderd meter loper (41). • De omzetting van de eenheden van snelheid (km/h en m/s) en het inzicht in de grafische voorstelling van de eenparige rechtlijnige beweging inoefenen (41). • Een mogelijke proef voor de studie van de eenparige rechtlijnige beweging is de beweging van een luchtbel in een glazen buis of de beweging van een speelgoedauto (42). • Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen rond beweging en kracht die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven (43-45) o “Als een voorwerp beweegt werkt er een resulterende kracht op het voorwerp.” o “Als het voorwerp niet beweegt werkt er geen enkele kracht op het voorwerp.” o “Als het voorwerp in snelheid vermindert dan is de kracht opgebruikt.” o “Bij een constante snelheid werkt er een constante kracht.”
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 49
ETf1 (A) ETf19
50
ETf8, ETf19
51
ETf8, ETf19
52
ETf16
8. Energievormen, rendement mechanische energie en andere vormen van energie herkennen en aangeven in concrete situaties;
17
LEERINHOUDEN Mechanische energie en andere energievormen
de zwaarte-energie van een voorwerp omschrijven, de formule afleiden en toepassen Potentiële energie in het zwaarteveld (zwaartein een concrete situatie; energie) de kinetische energie van een voorwerp omschrijven en berekenen;
Kinetische energie (bewegingsenergie)
de veerenergie van een veer omschrijven en berekenen;
Elastische potentiële energie (veerenergie)
53
de behoudswet van energie formuleren en illustreren in concrete voorbeelden;
Behoudswet van mechanische energie
ETf21
54
in concrete situaties energieomzettingen beschrijven, het rendement omschrijven en het rendement berekenen;
Rendement van een energieomzetting
ETf22
55
onder begeleiding de behoudswet van mechanische energie experimenteel controleren;
Leerlingenproef: proef i.v.m. de behoudswet van mechanische energie
(B)
56
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. energie;
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
57
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. beweging i.v.m. energie.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Leerlingen laten kennis maken met een verschil in rendement van een aantal toestellen zoals de gloeilamp en de spaarlamp ... (54). • Aandacht besteden aan de omzetting van duurzame energievormen zoals: zonne-energie, windenergie, energie uit biomassa ... Leerlingen wijzen op de beperkte voorrraad van de grondstoffen, aandacht hebben voor rationeel energiegebruik met voorbeelden zoals de code voor energiegebruik bij elektrische toestellen ... (54 - 56). • Als leerlingenproef over behoud van energie kan de omzetting van zwaarte-energie naar veerenergie worden gecontroleerd. Hierbij wordt een voorwerp dat verbonden is met een veer op een bepaalde hoogte losgelaten en wordt de uiterste stand van de uitrekking van de veer gemeten. Als je niet beschikt over een voldoende aantal toestellen kan de proef ook als klasproef gebeuren. Een alternatieve proef voor het controleren van behoud van energie is het verticaal lanceren van knikker met gekende beginsnelheid en dan de hoogte bepalen (55).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 58
ETf25
9. Warmteleer 9.1 Gassen de druk, volume, temperatuur en massa van een gas beschrijven en benoemen;
18
LEERINHOUDEN
Toestandsfactoren van een ideaal gas
ETf28
59
de kinetische opvatting van het begrip temperatuur beschrijven en in verband brengen met het absolute nulpunt;
Absolute temperatuur, absoluut nulpunt
ETf29
60
voor een bepaalde hoeveelheid gas het verband tussen druk en volume bij constante temperatuur beschrijven en grafisch weergeven;
Wet van Boyle
ETf29
61
voor een bepaalde hoeveelheid gas het verband tussen volume en temperatuur bij een constante druk beschrijven en grafisch weergeven;
Wet van Gay-Lussac
62
voor een bepaalde hoeveelheid gas het verband tussen druk en temperatuur bij een constant volume beschrijven en grafisch weergeven;
Wet van Regnault
onder begeleiding een gaswet experimenteel afleiden en grafisch weergeven;
Leerlingenproef: experimentele studie van één van de gaswetten
64
voor een bepaalde hoeveelheid gas het verband tussen de druk, het volume en de temperatuur beschrijven;
De ideale gaswet
(B)
65
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. gaswetten.
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
66
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. beweging i.v.m. gaswetten.
Vragen en vraagstukken
ETf29 (A) ETf2
63
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Informatie opzoeken over de verschillende wetenschappers die de gaswetten hebben geformuleerd (65).
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
LEERPLANDOELSTELLINGEN
Decr. nr.
De leerlingen kunnen 67
ETf1, ETf23
19
LEERINHOUDEN
9.2 Merkbare warmte met het deeltjesmodel de inwendige energie beschrijven en in verband brengen met warmte-uitwisseling;
Warmtehoeveelheid en inwendige energie
ETf24
68
het begrip warmtecapaciteit verwoorden en in eenvoudige situaties gebruiken;
Warmtecapaciteit
ETf24
69
het begrip soortelijke warmtecapaciteit verwoorden en in eenvoudige situaties gebruiken;
Soortelijke warmtecapaciteit
onder begeleiding de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof bepalen door omzetting van mechanische energie in warmte;
Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof door omzetting van mechanische energie in warmte
70 (A) (B)
71
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. merkbare warmte;
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
72
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. beweging i.v.m. merkbare warmte.
Vragen en vraagstukken
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Als context voor de begrippen warmtecapaciteit is het nuttig de grootteorde te bespreken en in verband hiermee het belang van water aanduiden als middel om warmte te vervoeren en ook om de invloed van de zee op het klimaat te verduidelijken (68). • Aandacht hebben voor mogelijke misvattingen over warmte en temperatuur die leerlingen hebben opgebouwd in het dagelijks leven: (67) o
“Warmte is een soort onzichtbare stof die de kamer binnenkomt.”
o
“Warmte en temperatuur zijn hetzelfde.”
• Aandacht hebben voor technische ontwerpen zoals speksteenkachel, verschillende soorten borden en koppen ...(71). • Als historische context de proef van Joule beschrijven voor de bepaling van het mechanisch warmte-equivalent (70).
Decr. nr. ETf25
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 73
9.3 Latente warmte en faseovergangen 9.3.1. Smelten en stollen
LEERINHOUDEN Smelten en stollen
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen
20
LEERINHOUDEN
het smelten en stollen van een stof met het deeltjesmodel verklaren; 74
de soortelijke smeltings-of stollingswarmte verwoorden en in een eenvoudige situatie gebruiken;
Soortelijke smeltingswarmte en soortelijke stollingswarmte
75
de verandering van het volume en de dichtheid bij smelten en stollen beschrijven(U);
Verandering van volume en dichtheid bij het smelten en stollen(U)
(B)
76
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. smelten en stollen;
Technische ontwerpen en vaardigheden
(C)
77
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. beweging i.v.m. smelten en stollen.
Vragen en vraagstukken
ETf25
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Verschijnselen bij smelten en stollen uitvoerig illustreren met proeven en voorbeelden uit het dagelijks leven (73-74).
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 9.3.2. Verdampen, koken en condenseren verdampen en condenseren van een stof met het deeltjesmodel verklaren;
Verdampen en condenseren
79
het kookverschijnsel beschrijven;
Kookverschijnsel
80
het onderscheid tussen gassen en dampen beschrijven en hierbij het begrip kritisch temperatuur gebruiken(U);
Kritische temperatuur(U)
81
technische ontwerpen beschrijven en gebruiken i.v.m. verdampen, koken en condenseren;
Technische ontwerpen en vaardigheden
82
vragen en vraagstukken oplossen i.v.m. beweging i.v.m. verdampen, koken en condenseren.
Vragen en vraagstukken
78 ETf25
(B) (C)
LEERINHOUDEN
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 1 lestijd/week)
Decr. nr.
LEERPLANDOELSTELLINGEN De leerlingen kunnen 83
ETf25
9.3.3. Sublimeren sublimeren van een stof met het deeltjesmodel verklaren;
Specifieke pedagogisch-didactische wenken • Het sublimatieverschijnsel illustreren met voorbeelden uit onze leefwereld (83).
21
LEERINHOUDEN Sublimeren
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
22
PEDAGOGISCH-DIDACTISCHE WENKEN 1
Algemene pedagogisch-didactische wenken
1.1 Wenken bij de uitvoering van de leerlingenproef Met een leerlingenproef wordt bedoeld een proef die de leerlingen zelfstandig in kleine groepjes (max. drie leerlingen) uitvoeren, verwerken en ook rapporteren in de vorm van een persoonlijk verslag. Indien er in de klas maar één proefopstelling in voorraad is kan het experiment worden uitgevoerd als klasproef. Deze klasproef kan niet als een leerlingenproef worden beschouwd. Het is de bedoeling de proeven een uitdagend en motiverend karakter te geven en het verband met een dagelijkse context te illustreren. Om de eigen inbreng van leerlingen te stimuleren en leerlingen in toenemende mate van zelfstandigheid te laten werken bij de uitvoering van de leerlingenproeven zijn volgende factoren van belang: •
een motiverende en uitdagende stimulus bieden waardoor het experiment een duidelijk doel en betekenis bekomt;
•
de mogelijkheid bieden aan de leerlingen om actief en zelfstandig een aantal beslissingen te nemen;
•
de mogelijkheid bieden om hun eigen ideeën te verwoorden en te overleggen tijdens de uitvoering van de proef.
De leerlingenproef kan ondersteund worden met een instructieblad dat kan variëren van een gesloten opdracht tot een open opdracht naargelang het niveau van zelfstandigheid van de leerling dat men wil bereiken.De uitvoering van de leerlingenproef gebeurt in kleine groepjes en hierbij leren de leerlingen zelfstandig een verslag opmaken en hierbij zoveel mogelijk gebruik maken van ICT. Het verslag bevat minimaal volgende punten: •
doel van de proef in de verwoording van een onderzoeksvraag;
•
een beschrijving of tekening van de opstelling;
•
een beschrijving van onderzoeksmethode, relevante formules, oplossingsformule;
•
uitvoering van de proef: weergave van meetwaarden met aandacht voor beduidende cijfers in een tabel en/of een grafiek;
•
evaluatie: formuleren van het besluit en opmerkingen.
Het is belangrijk dat de verslaggeving persoonlijk gebeurt zodat leerlingen het verslag nauwkeurig en met de nodige discipline leren afmaken. Leerlingen leren zo onder begeleiding rapporteren in de vorm van een verslag en maken hierbij geen gebruik van een voorgedrukt invulblad. Bij het aanleren van de opmaak van een verslag kan eventueel een voorgedrukt werkblad ter ondersteuning worden gebruikt. Doordat het verslag een apart werkstuk is van een leerling is het aan te bevelen om deze taak in de evaluatie op te nemen en bij de bespreking van de resultaten van de leerlingenproef hierover klassikaal te rapporteren. Bij de evaluatie aandacht hebben voor verschillende vaardigheden en attitudes die bij uitvoering van de proef en het maken van het verslag aan bod komen: goede meetresultaten, nauwkeurigheid, orde en netheid, gedrag, opvolgen van instructies, aandacht voor de veiligheid, opmaak van het verslag ... Bij de aanvang van de leerlingenproef voldoende aandacht besteden aan de veiligheidsaspecten. Leerlingen moeten voldoende op hoogte zijn van de gevaren van bepaalde opstellingen, stoffen of instrumenten. Een klasgroep van twintig leerlingen is voor de uitvoering van leerlingenproeven didactisch verantwoord en wat veiligheid betreft aanvaardbaar. De leerlingen leren ook veilig en milieubewust omgaan met allerlei stoffen. Laat de leerlingen niet met giftige stoffen (bijv. kwik) werken. Voor onderrichtingen i.v.m. veiligheid is er een samenvatting te raadplegen op de website: http://wetenschappen.gemeenschapsonderwijs.net
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week) 1.2 Situering van de leerlingenproeven in het leerplan Minimaal twee leerlingenproeven per leerjaar uitvoeren. Het is aangewezen om uit de voorgestelde lijst een keuze te maken. Andere leerlingenproeven die duidelijk aansluiten bij de leerstofinhouden zijn ook toegestaan, mits rekening wordt gehouden met een evenwichtige spreiding over de verschillende leerstofonderdelen. Eerste leerjaar 1. Inleiding 2. Het SI-eenhedenstelsel 3. Dichtheid 3.1. Leerlingenproef: bepaling van dichtheid van vaste stof of vloeistof 4. Krachten 4.1. Leerlingenproef: bepaling van de veerconstante van een veer 5. Druk 5.1. Druk bij vaste stoffen 5.2. Druk bij vloeistoffen 5.2 Druk bij gassen 6
Arbeid, energie en vermogen 6.1 Leerlingenproef: bepaling van het vermogen van een leerling
Tweede leerjaar 7
Beweging 7.1 Leerlingenproef: studie van de eenparige rechtlijnige beweging
8
Energievormen, energiebehoud en rendement 8.1 Leerlingenproef: proef i.v.m. de behoudswet van mechanische energie
9
Warmteleer Gassen Leerlingenproef: experimentele studie van één van de gaswetten Merkbare warmte Leerlingenproef: bepaling van de warmtecapaciteit van een vat Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof of vloeistof Leerlingenproef: bepaling van de soortelijke warmtecapaciteit van een vaste stof door omzetting van mechanische energie in warmte Latente warmte en faseovergangen Smelten en stollen Verdampen, koken en condenseren Sublimeren
1.3 Wenken bij de ontwikkeling van de probleemoplossende vaardigheden Een veel gebruikt instrument om de kennis en inzichten van de leerlingen te toetsen zijn de klassieke vragen en vraagstukken. Om een degelijk inzicht te verwerven in het kennisniveau van de leerlingen is het belangrijk dat de leraar streeft naar een kwaliteitsvolle vraagstelling die verband heeft met de leerplandoelstelling. De leraar kiest een bepaalde type van vraag horende bij het gestelde leerdoel. Het is de bedoeling dat leerlingen een gedrag ontwikkelen waarbij zij voortdurend reflecteren over hun manier van leren. De leerlingen krijgen de mogelijkheid om de verworven kennis te toetsen zodat zij ze onder begeleiding aan de nodige zelfsturing kunnen werken. De ontwikkeling van een
23
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
24
probleemoplossend gedrag gebeurt maar stapsgewijze met voldoende aandacht voor succesbeleving van leerlingen. Deelvaardigheden die aan bod kunnen komen bij het oplossen van vraagstukken: o
o
o
analyse van het probleem
lees de opgave aandachtig;
maak eventueel een schets en duid daarin de grootheden die in de opgave voorkomen aan;
noteer alle gegevens met symbolen in het gegeven;
noteer het gevraagde met symbolen;
uitwerking
noteer de formule(s) die bruikbaar zijn voor de oplossing;
maak een omvorming van de formule zodat er een oplossingsformule wordt afgeleid;
vul de gegevens in en bereken het resultaat;
evaluatie
controleer de grootteorde en de eenheid van het resultaat.
1.4 Het gebruik van ICT 1.4.1 Wat? Onder ICT verstaan we het geheel van computers, netwerken, internetverbindingen, software, simulatoren, etc. Telefoon, video, televisie en overhead worden in deze context niet expliciet meegenomen. 1.4.2 Waarom? De recente toevloed van informatie maakt levenslang leren een noodzaak voor iedereen die bij wil blijven. Maatschappelijke en onderwijskundige ontwikkelingen wijzen op het belang van het verwerven van ICT. Enerzijds speelt het in op de vertrouwdheid met de beeldcultuur en de leefwereld van jongeren. Anderzijds moeten jongeren niet alleen in staat zijn om nieuwe media efficiënt te gebruiken, maar is ICT ook een hulpmiddel bij uitstek om de nieuwe onderwijsdoelen te realiseren. Het nastreven van die competentie veronderstelt onderwijsvernieuwing en aangepaste onderwijsleersituaties. Er wordt immers meer en meer belang gehecht aan probleemoplossend denken, het zelfstandig of in groep leren werken, het kunnen omgaan met enorme hoeveelheden aan informatie... In bepaalde gevallen maakt ICT deel uit van de vakinhoud en is ze gericht op actieve beheersing van bijvoorbeeld een softwarepakket binnen de lessen informatica. In de meeste andere vakken of bij het nastreven van vakoverschrijdende eindtermen vervult ICT een ondersteunende rol. Door de integratie van ICT kunnen leerlingen immers: −
het leerproces zelf in eigen handen nemen;
−
zelfstandig en actief leren omgaan met les- en informatiemateriaal;
−
op eigen tempo werken en een eigen parcours kiezen (differentiatie en individualisatie).
1.4.3 Hoe te realiseren? In de eerste graad van het SO kunnen leerlingen adequaat of onder begeleiding elektronische informatiebronnen raadplegen. In de tweede en nog meer in de derde graad kunnen de leerlingen “spontaan” gegevens opzoeken, ordenen, selecteren en raadplegen uit diverse informatiebronnen en -kanalen met het oog op de te bereiken doelen. Er bestaan verschillende mogelijkheden om ICT te integreren in het leerproces. Bepaalde programma’s kunnen het inzicht verhogen d.m.v. visualisatie, grafische voorstellingen, simulatie, het opbouwen van schema’s, stilstaande en bewegende beelden, demo... Sommige cd-roms bieden allerlei informatie interactief aan, echter niet op een lineaire manier. De leerling komt via bepaalde zoekopdrachten en verwerkingstaken zo tot zijn eigen “gestructureerde leerstof”.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
25
Databanken en het internet kunnen gebruikt worden om informatie op te zoeken. Wegens het grote aanbod aan informatie is het belangrijk dat de leerlingen op een efficiënte en een kritische wijze leren omgaan met deze informatie. Extra begeleiding in de vorm van studiewijzers of instructiekaarten is een must. Om tot een kwaliteitsvol eindresultaat te komen, kunnen leerlingen de auteur (persoon, organisatie...), de context, andere bronnen die de inhoud bevestigen en de onderzoeksmethode toevoegen. Dit zal het voor de leraar gemakkelijker maken om het resultaat en het leerproces te beoordelen. De resultaten van individuele of groepsopdrachten kunnen gekoppeld worden aan een mondelinge presentatie. Het programma “Powerpoint” kan hier ondersteunend werken. Men kan resultaten en/of informatie uitwisselen via e-mail, blackboard, chatten, nieuwsgroepen, discussiefora... ICT maakt immers allerlei nieuwe vormen van directe en indirecte communicatie mogelijk. Dit is zeker een meerwaarde omdat ICT zo de mogelijkheid biedt om niet alleen interscolaire projecten op te zetten, maar ook om de communicatie tussen leraar en leerling (uitwisselen van cursusmateriaal, planningsdocumenten, toets- en examenvragen...) en leraren onderling (uitwisseling lesmateriaal) te bevorderen. Sommige programma’s laten toe op graduele niveaus te werken. Ze geven de leerling de nodige feedback en remediëring gedurende het leerproces (= zelfreflectie en -evaluatie).
1.5 Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) 1.5.1 Wat? Vakoverschrijdende eindtermen (VOET) zijn minimumdoelstellingen, die -in tegenstelling tot de vakgebonden eindtermen - niet gekoppeld zijn aan een specifiek vak, maar door meerdere vakken of onderwijsprojecten worden nagestreefd. De VOET worden volgens een aantal vakoverschrijdende thema's geordend: leren leren, sociale vaardigheden, opvoeden tot burgerzin, gezondheidseducatie, milieueducatie, muzisch-creatieve vorming en technisch-technologische vorming (alleen voor ASO). De school heeft de maatschappelijke opdracht om de VOET volgens een eigen visie en stappenplan bij de leerlingen na te streven (inspanningsverplichting). 1.5.2 Waarom? Het nastreven van VOET vertrekt vanuit een bredere opvatting van leren op school en beoogt een accentverschuiving van een eerder vakgerichte ordening naar meer totaliteitsonderwijs. Door het aanbieden van realistische, levensnabije en concreet toepasbare aanknopingspunten, worden leerlingen sterker gemotiveerd en wordt een betere basis voor permanent leren gelegd.
VOET vervullen een belangrijke rol bij het bereiken van een voldoende brede en harmonische vorming en behandelen waardevolle leerinhouden, die niet of onvoldoende in de vakken aan bod komen. Een belangrijk aspect is het realiseren van meer samenhang en evenwicht in het onderwijsaanbod. In dit opzicht stimuleren VOET scholen om als een organisatie samen te werken.
De VOET verstevigen de band tussen onderwijs en samenleving, omdat ze tegemoetkomen aan belangrijk geachte maatschappelijke verwachtingen en een antwoord proberen te formuleren op actuele maatschappelijke vragen. 1.5.3 Hoe te realiseren? Het nastreven van VOET is een opdracht voor de hele school, maar individuele leraren kunnen op verschillende wijzen een bijdrage leveren om de VOET te realiseren. Enerzijds door binnen hun eigen vakken verbanden te leggen tussen de vakgebonden doelstellingen en de VOET, anderzijds door thematisch onderwijs (teamgericht benaderen van vakoverschrijdende thema's), door projectmatig werken (klas- of schoolprojecten, intra- en extra-muros), door bijdragen van externen (voordrachten, uitstappen).
Het is een opdracht van de school om via een planmatige en gediversifieerde aanpak de VOET na te streven. Ondersteuning kan gevonden worden in pedagogische studiedagen en nascholingsinititiatieven,
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
26
in de vakgroepwerking, via voorbeelden van goede school- en klaspraktijk en binnen het aanbod van organisaties en educatieve instellingen. 1.6 Begeleid zelfgestuurd leren 1.6.1 Wat? Met begeleid zelfgestuurd leren bedoelen we het geleidelijk opbouwen van een competentie naar het einde van het secundair onderwijs, waarbij leerlingen meer en meer het leerproces zelf in handen gaan nemen. Zij zullen meer en meer zelfstandig beslissingen leren nemen in verband met leerdoelen, leeractiviteiten en zelfbeoordeling. Dit houdt onder meer in dat: −
de opdrachten meer open worden;
−
er meerdere antwoorden of oplossingen mogelijk zijn;
−
de leerlingen zelf keuzes leren maken en die verantwoorden;
−
de leerlingen zelf leren plannen;
−
er feedback is op proces en product;
−
er gereflecteerd wordt op leerproces en leerproduct.
De leraar is ook coach, begeleider. De impact van de leerlingen op de inhoud, de volgorde, de tijd en de aanpak wordt groter. 1.6.2 Waarom? Begeleid zelfgestuurd leren sluit aan bij enkele pijlers van ons PPGO, o.m. −
leerlingen zelfstandig leren denken over hun handelen en hierbij verantwoorde keuzes leren maken;
−
leerlingen voorbereiden op levenslang leren;
−
het aanleren van onderzoeksmethodes en van technieken om de verworven kennis adequaat te kunnen toepassen.
Vanaf het kleuteronderwijs worden werkvormen gebruikt die de zelfstandigheid van kinderen stimuleren, zoals het gedifferentieerd werken in groepen en het contractwerk. Ook in het voortgezet onderwijs wordt meer en meer de nadruk gelegd op de zelfsturing van het leerproces in welke vorm dan ook. Binnen de vakoverschrijdende eindtermen, meer bepaald “Leren leren”, vinden we aanknopingspunten als: −
keuzebekwaamheid;
−
regulering van het leerproces;
−
attitudes, leerhoudingen, opvattingen over leren.
In onze (informatie)maatschappij wint het opzoeken en beheren van kennis voortdurend aan belang. 1.6.3 Hoe te realiseren? Het is belangrijk dat bij het werken aan de competentie de verschillende actoren hun rol opnemen: −
de leraar als coach, begeleider;
−
de leerling gemotiveerd en aangesproken op zijn “leer”kracht;
−
de school als stimulator van uitdagende en creatieve onderwijsleersituaties.
De eerste stappen in begeleid zelfgestuurd leren zullen afhangen van de doelgroep en van het moment in de leerlijn “Leren leren”, maar eerder dan begeleid zelfgestuurd leren op schoolniveau op te starten is “klein beginnen” aan te raden. Vanaf het ogenblik dat de leraar zijn leerlingen op min of meer zelfstandige manier laat: − −
doelen voorop stellen; strategieën kiezen en ontwikkelen;
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week) − − − − − −
27
oplossingen voorstellen en uitwerken; stappenplannen of tijdsplannen uitzetten; resultaten bespreken en beoordelen; reflecteren over contexten, over proces en product, over houdingen en handelingen; verantwoorde conclusies trekken; keuzes maken en die verantwoorden
is hij al met een of ander aspect van begeleid zelfgestuurd leren bezig.
2
Specifieke pedagogisch-didactische wenken
De specifieke didactische wenken zijn geformuleerd onder elk deel van de tabel leerplandoelstellingen/leerinhouden. Bij elke wenk is telkens het nummer van de leerplandoelstelling aangegeven. In de wenken zijn voor bepaalde fysische concepten ook enkele misvattingen of misconcepties opgenomen. Door allerlei ervaringen in het dagelijks leven hebben leerlingen reeds heel wat informele kennis opgebouwd. In bepaalde gevallen is bij deze spontane kennisconstructie een misvatting aanwezig doordat de leerling een verklaring hebben gezocht die steunt op foutieve inzichten. Het is van belang dat de leraar deze misvattingen of misconcepties kent zodat hij met gerichte proeven of toepassingen deze foutieve inzichten van de leerlingen kan omzetten tot juiste fysische concepten. Aandacht hebben voor het exact gebruik van de taal en voor een nauwkeurige verwoording van de begrippen. Het is nuttig leesoefeningen te ontwikkelen waarbij leerlingen hun kennis en vaardigheden toepassen bij het lezen van een tekst uit een tijdschrift, krant, website ... In het volgende overzicht van de leerinhouden is de aanduiding van de lestijden bedoeld als richtlijn voor het opstellen van de jaarplanning. Eerste leerjaar (ca. 25 lestijden) 1. Inleiding (ca. 1 lestijden) 2. Het SI-eenhedenstelsel (ca. 2 lestijden) 3. Dichtheid (ca. 3 lestijden) 4. Krachten (ca. 6 lestijden) 5. Druk (ca. 9 lestijden) 5.1. Druk bij vaste stoffen 5.2. Druk bij vloeistoffen 5.3. Druk bij gassen 6
Arbeid, energie en vermogen (ca. 4 lestijden)
Tweede jaar: (ca. 25 lestijden) 7
Beweging (ca. 8 lestijden)
8
Energievormen, energiebehoud en rendement (ca. 3 lestijden)
9
Warmteleer
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week) Gassen (ca. 5 lestijden) Merkbare warmte (ca. 3 lestijden) Latente warmte en faseovergangen (ca. 6 lestijden) Smelten en stollen Verdampen, koken en condenseren Sublimeren
28
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
29
MINIMALE MATERIËLE VEREISTEN 1 1
Algemene bemerkingen
AV Fysica is een vak waarbij de leerlingen hun dagelijkse ervaringswereld kunnen uitbreiden door het volgen en zelf uitvoeren van proeven in de klas. Het proefondervindelijk karakter van het vak is daarom zeer belangrijk. De uitvoering van demonstratieproeven door de leraar en de uitvoering van leerlingenproeven door de leerlingen dragen zeker bij tot een beter begrip en inzicht van de leerinhouden. Deze werkvormen blijven voor de leerlingen de beste manier om inzicht in de eigenheid van de fysica te verwerven. In bepaalde gevallen kunnen een video, een film of een computersimulatie de plaats van de demonstratieproef innemen. Deze hulpmiddelen zullen de begripsvorming ongetwijfeld verhogen maar kunnen nooit het experimenteel aspect van de wetenschappelijke methode vervangen. De lessen fysica moeten plaatsvinden in een lokaal met een aangepaste infrastructuur, zodat alle proeven veilig kunnen gebeuren. Dit betekent dat volgende voorzieningen essentieel zijn in het fysicalokaal: elektriciteits-, water en gasvoorziening centraal met noodstop, de mogelijkheid tot volledige verduistering van het lokaal en elektriciteitsvoorziening op de leerlingentafels. Hierbij moet speciaal gelet worden op nodige veiligheidsvoorzieningen in het algemeen en op de specifieke voorzieningen, zoals het gebruik van kwik, naftaleen en metaalgaas met asbest vermijden in de lessen. In het lokaal moet een inventaris van het materiaal zijn en het lokaal moet ook een nooduitgang hebben met een deur die naar buiten opendraait. De lijst geeft een overzicht van het basismateriaal. Het leerlingenmateriaal aanschaffen in veelvoud zodat de leerlingen in kleine groepjes (maximum drie leerlingen) de proeven kunnen uitvoeren.
2
Basismateriaal Meetapparatuur meetlat klaschronometer handchronometer balans (digitaal) schuifpasser rolmeter thermometer (analoog of digitaal) dynamometer Statiefmateriaal stangen en voeten, noten en statiefklemmen driepikkel en metaalgaas Glaswerk (eventueel kunststof) reageerbuizen bekerglazen, kolven en trechters maatcilinders
1
Inzake veiligheid is de volgende wetgeving van toepassing: -
Codex, ARAB, AREI, Vlarem.
Deze wetgeving bevat de technische voorschriften die in acht moeten genomen worden m.b.t.: -
de uitrusting en inrichting van de lokalen; de aankoop en het gebruik van toestellen, materiaal en materieel.
Zij schrijven voor dat: -
duidelijke Nederlandstalige handleidingen en een technisch dossier aanwezig moeten zijn; alle gebruikers de werkinstructies en onderhoudsvoorschriften dienen te kennen en correct kunnen toepassen; de collectieve veiligheidsvoorschriften nooit mogen gemanipuleerd worden;
-
de persoonlijke beschermingsmiddelen aanwezig moeten zijn en gedragen worden, daar waar de wetgeving het vereist.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
30
meetspuiten glazen buizen Toestellen vacuümpomp en toebehoren spanningsbron bunsenbrander (of kookplaat) metaalbarometer overheadprojector computer met interface en sensoren multimeter televisie en videorecorder of dvd-speler Diversen gereedschapskist verbindingsdraden gummislangen en stoppen batterijen, lampen Verbruiksmateriaal De leraar moet de mogelijkheid hebben tot aankoop van materiaal dat regelmatig te vernieuwen is: schuurpapier, batterijen, lampen, lucifers,touw, plakband, gedestilleerd water, aluminiumfolie, ballonnen, botsballen, fysica-speelgoed ...
3
Specifiek materiaal per onderdeel Dichtheid kubussen van verschillende grootte en uit verschillende stoffen glazen bol voor dichtheidsbepaling van lucht Krachten toestel voor de wet van Hooke momentenschijf schietlood ijkmassa's veren Druk toestel bij druk (plankje met klein en groot oppervlak) vloeistoffen en gassen verbonden vaten toestel principe van Pascal glazen buis met afsluitplaatje vliesmanometer Maagdenburgse halve bollen Arbeid, vermogen en energie radiometer van Crookes zonnecel Beweging toestel om de eenparige beweging te onderzoeken (bijv. glazen buis met glycerol en luchtbel) toestel om de eenparig versnelde beweging te onderzoeken (bijv. valgeul, rolbaan met tikker, luchtkussenbaan met optische poort) valbuis van Newton Energievormen, energiebehoud en rendement model van waterturbine verbonden met dynamolanceertoestel Warmteleer toestellen voor het onderzoek van de gaswetten joulemeter metalen cilinders (bijv. aluminium, ijzer, lood) koker met loodkorrels toestel voor het aantonen van de kritische temperatuur
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
31
EVALUATIE 1
De evaluatie heeft een tweevoudig doel
De evaluatie dient aan de leerling informatie te geven over de mate waarin hij of zij erin geslaagd is om zowel de kennis als de vaardigheden te beheersen die mogen verwacht worden na het leerproces. De evaluatie moet aan de leraar de feedback geven om vast te stellen of hij of zij de meest aangepaste methode hanteert om de gestelde doelen te bereiken. Een evaluatie is meer dan een getal om een rapportcijfer te berekenen. Het is een werkinstrument waarbij permanent en wederzijds (leerling-leraar) besluiten dienen getrokken te worden over het onderwijs- en leerproces. In het kader van het schoolreglement en het schoolwerkplan is het aangewezen om ouders en leerlingen tijdig over de wijze van evalueren in te lichten.
2
Eigenschappen van een goede evaluatie
Door te evalueren wil men bij de leerlingen nagaan in hoeverre de doelstellingen die men met het leerproces wilde bereiken, bereikt zijn. De evaluatie moet daarom volgende kenmerken bezitten: ze moet valide, betrouwbaar en efficiënt zijn. −
Validiteit: mate waarin de toets of de eindproef overeenstemt met het gegeven onderwijs. Dit betekent o.a. dat er bij de evaluatie voldoende vragen rond de behandelde contexten moeten voorkomen.
−
Betrouwbaarheid: het uitschakelen van toevalsinvloeden en het aanwenden van objectieve meetmethoden.
−
Efficiëntie: de tijd nodig voor het voorbereiden en het afnemen van de toets moet in verhouding staan tot het bekomen van relevante informatie, liefst in een minimum van tijd.
Onvoldoende resultaten bij individuele leerlingen of bij gedeelten van de klasgroep, zullen de leraar ertoe aanzetten om remediërend in te grijpen. Indien nodig zal de leraar voor andere werkvormen en leermiddelen kiezen. Een evaluatie kan een signaal geven om doelstellingen en/of leerinhouden bij te sturen. Verder is de evaluatie een belangrijk gegeven bij de pedagogische begeleiding en bij de controle door de inspectie. Voor de leerling is het van belang, om door de evaluatie te weten te komen, hoe zijn evolutie is binnen het leerproces. Een evaluatiecijfer voor dagelijks werk zal dus noodzakelijker wijze gesteund zijn op veelvuldige evaluatiemomenten die zowel kennis, vaardigheden als attitudevorming omvatten.
3
Soorten evaluatie
3.1 Dagelijks werk (deelproeven) Mondelinge beurten en korte toetsen hebben vooral als doel na te gaan of de leerlingen de genoemde doelstellingen in voldoende mate hebben bereikt. Leerlingen met achterstand zullen bijkomende opdrachten en taken krijgen om zo snel mogelijk bij te benen. Het is een belangrijke taak voor de leraar om: de leerlingen individueel te begeleiden, de oorzaken van de achterstand te achterhalen en met aangepaste remediëring, deze leerlingen te helpen. ‘Leren leren’ krijgt zo een meer concrete betekenis. Via bepaalde technieken zoals beheersingsleren, geprogrammeerde instructie, hulp van medeleerlingen en eventueel van externe deskundigen (CLB) zullen deze leerlingen geholpen worden.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
32
Voor leerlingen die in de betreffende studierichting niet op hun plaats zitten, zal middels afspraken met collega’s, directie en/of CLB, op de begeleidende klassenraad zo snel mogelijk een oplossing gezocht worden. De hoofdbedoeling blijft, om zo veel mogelijk leerlingen mee over de meet te krijgen. Verwacht meer en je zult meer krijgen. Hoge verwachtingen zijn voor iedereen belangrijk, zowel voor leerlingen die moeilijk meekunnen, voor zij die zich niet erg willen inspannen als voor goede gemotiveerde leerlingen. Het rapportcijfer van het dagelijks werk is gesteund op een zo breed mogelijke permanente evaluatie van de afgelopen periode. Zowel cognitieve als affectieve en psychomotorische doelstellingen komen hierbij aan bod. De leraar houdt hiervoor een evaluatieschrift bij. Bij elk cijfergegeven moet summier terug te vinden zijn wat de bedoeling van de evaluatie was. Hiervoor kan de leraar beschikken over: - notities over het leergedrag van de leerling in de klas; - klasgesprekken; - mondelinge overhoringen; - korte schriftelijke toetsen; - herhalingstoetsen (grotere leerstofgedeelten); - huis- en klastaken; - kwalitatieve beoordeling aangaande praktische oefeningen, laboratoriumwerk; - notities over de mate van het beheersen van de vaardigheden. 3.2 Examens (eindproeven) Examens houden een productevaluatie in. Na analyse van de resultaten wordt ook hier door de leraar een diagnose opgesteld, die aanleiding kan zijn tot bijsturing van het leerproces. Tevens kunnen remediërende maatregelen voor individuele leerlingen ook hier weer uit voortspruiten. Zowel het gepast aanbieden van de leerstof en de evaluatie als het aanbieden van remediërende opdrachten zijn essentieel in het door ons beoogde totale leerproces. Via een grote variatie in vraagvormen (open en halfopen, invulvragen, juist- onjuist vragen, sorteervragen, rangschikkingvragen en meerkeuzevragen) zullen vooral de minimumdoelstellingen (eindtermen) getoetst worden. Uitsluitend theorievragen moeten vermeden worden. De duur van de schriftelijke examens komt ten hoogste overeen met het aantal wekelijkse lestijden voor het vak met een minimum van twee lestijden. De examens worden afgenomen in aanwezigheid van de vakleraar. Hij deelt de leerlingen, bij aanvang van de proef, mee dat bijkomende vragen ter verduidelijking kunnen gesteld worden. Elke bijkomende toelichting wordt hardop gegeven, zodat alle leerlingen op een gelijke wijze worden behandeld. Een exemplaar van de gestelde vragen met aanduiding van de puntenverdeling wordt samen met de verbeterde examenkopijen in het archief bewaard. Dit exemplaar wordt tevens aangevuld met een nietabsolute modeloplossing (de leerling kan terecht een andere oplossingsmethode gebruiken) of met een opsomming van de aandachtspunten die aanwezig moeten zijn voor oplossingen op open vragen en taken. Na de proeven hebben de leerlingen het recht de modeloplossing in te zien. Ook hebben zij het recht, op hun vraag, om hun gecorrigeerd examen in te zien. Voor de examens worden met de leerlingen duidelijke afspraken gemaakt over het verloop ervan.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
33
Algemene richtlijnen De vragen/opdrachten met aanduiding van de cijferverdeling op de modeloplossing en de aanwijzingen voor de oplossing van de open vragen, worden opgesteld en vooraf aan de directeur overhandigd. Om achteraf discussies te vermijden zorgt men ervoor dat de leerlingen beschikken over: -
een duidelijk beeld van wat van hen verwacht wordt;
-
de vragen en opdrachten die reeds zijn voorgekomen gedurende het didactisch proces;
-
een schriftelijk overzicht van de voor het examen te kennen leerstof;
-
een geschreven mededeling waarin staat welke informatiebronnen en welk materiaal ze mogen/moeten meebrengen op het examen;
-
een blad met vragen om overschrijffouten te vermijden.
Indien in een klas leerlingen van verschillende polen of studierichtingen samen alle lessen of een deel van de lessen volgen, dan is binnen deze klas differentiatie van vragen toegelaten. Bij eventueel herexamen zal men voor de leerling de leerstof voor dat herexamen zeer nauwkeurig schriftelijk bepalen.
4
Correctie
Objectieve correctienormen zijn vanzelfsprekend een noodzaak. Wanneer een antwoord verschillende elementen inhoudt, is het aangewezen per essentieel element een puntenverdeling te maken. De leraar die aan zelfevaluatie wil doen, zal in tabelvorm een overzicht van de behaalde resultaten per leerling en per vraag opstellen. Daarop aansluitend wordt dan verwacht dat de leraar zijn besluiten trekt in verband met de gebruikte onderwijsmethode. Tevens is dit een uitstekend hulpmiddel om gefundeerde remediërende maatregelen t.o.v. de leerlingen te treffen.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
34
BIBLIOGRAFIE 1
Leerboeken
Raadpleeg de catalogi van de verschillende uitgevers: voor meer informatie zie: http://wetenschappen.gemeenschapsonderwijs.net
2
Tijdschriften 1. ARCHIMEDES, Stichting Christiaan Huygens, Molenstraat 38, 4841 CA Prinsenbeek 2. EOS-Magazine, Wetenschap en Technologie voor Mens en Maatschappij, Uitg. Cascade, www.eos.be 3. EXACTUEEL, Tijdschrift voor natuurkundeonderwijs, Afd. Didactiek Natuurkunde KUN, Toernooiveld 1, 6525 ED Nijmegem 4. MENS (Milieu-Educatie, Natuur en Samenleving), milieugericht tijdschrift, Te Boelaarlei 23, 2140 Antwerpen, www.2mens.com 5. Natuurwetenschap en Techniek - natuurwetenschappelijk en technisch maandblad, 1000 WZ Amsterdam 6. NVOX, Tijdschrift voor natuurwetenschappen op school, NVON,, www.nvon.nl/nvox 7. VELEWE – Nieuwsbrief van de Vereniging Leraars Wetenschappen, www.velewe.be 8. Naturwissenschaften im Unterricht Physik, www.friedrich-verlag.de 9. School Science Review, Journal for science education 11-19, www.ase.org.uk
3
Audiovisueel materiaal (transparanten en CD-roms) 1. TTE-reeks (Transparencies To Educate), Antwoordnummer 1796, 7550 WB Hengelo (NL) 2. Het Digitale Archief - Natuur & Techniek, Deel 1 en 2 3. Overal interactief (Algemene Natuurwetenschappen) – Educatieve Partners Nederland, NL, 4. Nederlandstalige Encyclopedie, SoftKey, Amsterdam, ISBN: 90-5432-168-7 5.
Science Interactive Encyclopedie, Hachette Multimedia
6. Encarta Encyclopedie, Winkler Prins Editie, Microsoft 7. Eyewitness Encyclopedia of Science, Dorling Kindersley 8. World Book - Multimedia Encyclopedia, IBM, Mediamix
4
Pedagogisch-didactische naslagwerken 1. ANGENON, A., Werken met grootheden en wettelijke eenheden, Die Keure, Brugge,1998, ISBN 9057510677 2. DE BECKER, G., Techniek en technologie over de vakken heen, Lannoo Campus, ISBN 90-2096256-6 3. EISENDRATH H., e.a.,Wetenschappelijke geletterdheid bevraagd, IDLO Cahiers 4/2003, www.vub.ac.be/IDLO 4. ENGELS, N., Wat is waard om geleerd te worden, VUB Press, ISBN 90-5487-194-6 5. HELLEMANS, J., Cahiers voor didactiek, Tijd voor Fysicavraagstukken, Wolters Plantijn 1999,ISBN 90-309-0871-8
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
35
6. BRANDT, L., INAV, Plantyn, Deurne 7. NACHTEGAEL, e.a., Wetenschappelijk vademecum, Een synthese van de leerstof chemie en fysica, Uitgeverij Pelckmans, ISBN 90-289-2197-4 8. HOENRAET, C., De energiebronnen en kernenergie – Vegelijkende analyse en ethische reflecties, Acco, 1999 9. VAN PETEGHEM, P., Een alternatieve kijk op evaluatie, Wolters Plantijn, ISBN 90-301-1581-5 10. BINAS, Informatieboek vwo-havo natuurwetenschappen, Wolters –Noordhoff, Groningen 11. Natuurwetenschap en Techniek: wetenschappelijke bibliotheek en wetenschappelijke biografieën.
5
Algemene naslagwerken natuurwetenschappen 1. ARONS, A.B., Teaching introductory physics, New York, John Wiley 2. BAIS, S., De natuurwetten, iconen van onze kennis,Amsterdam University Press, ISBN 90-5356714-3 3. BIJKER H.J., DORST J.H. e.a., SI-eenheid voor eenheid, Noordnederlands boekbedrijf 4. BROEK (VAN DE), J., Over sneeuwballen en glaasjes melk, (100 alledaagse onderwerpen ontmaskerd), Uitg. ten Hagen & Stam, Den Haag, 20000 5. CHALMERS, A.F., Wat heet Wetenschap?, Boom, Amsterdam, 1994 6. DEVREESE J., E.A., ‘Wonder en is gheen wonder’,De geniale wereld van Simon Stevin 15481620, Davidsfonds, Leuven, ISBN 90-5826-174-3 7. HULSPAS, M. en NIENHUYS, J.W., Encyclopedie der pseudo wetenschappen, Uitg. De Geus, Breda 8. HEWITT, P. G., Conceptual Physics, Addison-Wesley, ISBN 0-321-00971-1 9. YOUNG, H.D. en FREEDMAN, R.A., University Physics with modern physics, ISBN 0-20170059-X 10. KNIP, K., Alledaagse wetenschap, Uitgeverij Contact, ISBN 90-254-9595-8 11. MACKINTOSH, R., Nucleus, A trip into the heart of the matter, Canopus, ISBN 0-9537-8683-8 12. MEADOWS, J., Geschiedenis van de Wetenschap, Natuur & Techniek, Amsterdam, ISBN 90 68251 902 13. MINNAERT, M., De natuurkunde van ‘t vrije veld, BIJV.W.J. Thieme&Cie Zutphen 14. MOLENAER, L., De rok van het universum, Marcel Minnaert, astrofysicus 1893-1970, Uitgeverij Balans, ISBN 90 5018 603 3 15. SIMMONS, J., De Top-100 van wetenschappers, Uitgeverij Het Spectrum, Utrecht, 1997, ISBN 90-2746-185-6 16. STÖRIG, H. J., Geschiedenis van de Wetenschap, 3 delen, Prisma, Utrecht 17. SPEYBROUCK ,S., Jongens en Wetenschap(deel 1 en deel 2), Globe, ISBN 90 5466 771 0
Voor meer informatie, o.a. richtlijnen, lesmateriaal, nuttige links, zie: http://wetenschappen.gemeenschapsonderwijs.net
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
36
Bijlage: eindtermen
1. GEMEENSCHAPPELIJKE EINDTERMEN VOOR WETENSCHAPPEN 1. Onderzoekend leren/leren onderzoeken Met betrekking tot een concreet wetenschappelijk of toegepast wetenschappelijk probleem, vraagstelling of fenomeen kunnen de leerlingen g1. relevante parameters of gegevens aangeven, hierover informatie opzoeken en deze oordeelkundig aanwenden. g2.
een eigen hypothese (bewering, verwachting) formuleren en aangeven hoe deze kan worden onderzocht.
g3.
voorwaarden en omstandigheden die een hypothese (bewering, verwachting) weerleggen of ondersteunen, herkennen of aangeven.
g4.
ideeën en informatie verzamelen om een hypothese (bewering, verwachting) te testen en te illustreren. g5. omstandigheden die een waargenomen effect kunnen beïnvloeden, inschatten.
g6.
aangeven welke factoren een rol kunnen spelen en hoe ze kunnen worden onderzocht.
g7.
resultaten van experimenten en waarnemingen afwegen tegenover de verwachte, rekening houdend met de omstandigheden die de resultaten kunnen beïnvloeden.
g8.
resultaten van experimenten en waarnemingen verantwoord en bij wijze van hypothese, veralgemenen.
g9.
experimenten of waarnemingen in klassituaties met situaties uit de leefwereld verbinden.
g10. doelgericht, vanuit een hypothese of verwachting, waarnemen. g11. waarnemings- en andere gegevens mondeling en schriftelijk verwoorden en weergeven in tabellen, grafieken, schema's of formules. g12. alleen of in groep, een opdracht uitvoeren en er een verslag over uitbrengen. 2. Wetenschap en samenleving De leerlingen kunnen met betrekking tot de vakinhoudelijke eindtermen g13. voorbeelden geven van mijlpalen in de historische en conceptuele ontwikkeling van de natuurwetenschappen en ze in een tijdskader plaatsen. g14. met een voorbeeld verduidelijken hoe de genese en de acceptatie van nieuwe begrippen en theorieën verlopen. g15. de wisselwerking tussen de natuurwetenschappen, de technologische ontwikkeling en de leefomstandigheden van de mens met een voorbeeld illustreren. g16. een voorbeeld geven van positieve en nadelige (neven)effecten van natuurwetenschappelijke toepassingen. g17. met een voorbeeld sociale en ecologische gevolgen van natuurwetenschappelijke toepassingen illustreren. g18. met een voorbeeld illustreren dat economische en ecologische belangen de ontwikkeling van de natuurwetenschappen kunnen richten, bevorderen of vertragen. g19. met een voorbeeld de wisselwerking tussen natuurwetenschappelijke en filosofische opvattingen over de werkelijkheid illustreren. g20. met een voorbeeld verduidelijken dat natuurwetenschappen behoren tot cultuur, nl. verworven opvattingen die door meerdere personen worden gedeeld en die aan anderen overdraagbaar zijn. g21. met een voorbeeld de ethische dimensie van natuurwetenschappen illustreren.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week) 3. Attitudes De leerlingen g22.* zijn gemotiveerd om een eigen mening te verwoorden g23.* houden rekening met de mening van anderen g24.* zijn bereid om resultaten van zelfstandige opdrachten objectief voor te stellen. g25.* zijn bereid om samen te werken g26.* onderscheiden feiten van meningen of vermoedens g27.* beoordelen eigen werk en werk van anderen kritisch en objectief g28.* trekken conclusies die ze kunnen verantwoorden g29.* hebben aandacht voor correct en nauwkeurig gebruik van wetenschappelijke terminologie, symbolen, eenheden en data. g30.* zijn ingesteld op veilig en milieubewust uitvoeren van een experiment g31.* houden zich aan de instructies en voorschriften bij het uitvoeren van opdrachten. Met het oog op controle door de inspectie worden de attitudes met (*) aangeduid.
37
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
38
2. VAKGEBONDEN EINDTERMEN FYSICA 2.1. Algemene eindtermen Algemene eindtermen zijn vakgebonden eindtermen die niet aan één welbepaalde vakinhoud zijn gebonden. De leerlingen kunnen: f1.
voor alle grootheden:
deze grootheid benoemen;
de eenheid aangeven.
voor de grootheden gemerkt in de rechterkolom:
deze grootheid definiëren in woorden en met behulp van de formule de eenheid aangeven;
het verband leggen tussen deze eenheid en de basiseenheden uit het SIeenhedenstelsel;
de formule toepassen.
Grootheid
Symbool Eenheid Formule
Massa
m
Lengte
l Breedte Hoogte, diepte Dikte Straal Middellijn Positie, plaats
b h d,δ r d x,s
kg
m
Tijd
t
s
Temperatuur
T,(θ)
K
Oppervlakte
A
m²
Volume
V
m³
Dichtheid
ρ
kg/m³
Verplaatsing
Δx,Δs,Δl m
Snelheid
v
m/s
Kracht
F
N
Krachtconstante
k
N/m
Arbeid
W
J
Energie
E
J
Potentiële gravitatie-en. Kinetische en.
ρ=m/V
v=Δx/Δt=Δs/Δt
W=FxΔx=Fs Δs
Epot=mgh Ekin=mv²/2
Vermogen
P
W
Rendement
η
Druk
p
Pa
Warmtehoeveelheid
Q
J
P=W/Δt
η=Enut/Etotaal p=F/A
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
f2.
Warmtecapaciteit
C
J/K
C=Q/ΔT
Soortelijke warmtecapaceit.
c
J/kg K
c=Q/mΔT
39
volgende wetten in formule vorm toepassen: •
hydrostatische druk p = ρgh
•
ideale gaswet pV/T = constante;
•
wet van Hooke F = kΔl.
f3.
de grootteorde van fysische grootheden aangeven.
f4.
de gepaste apparatuur gebruiken om lengte, tijd, massa, kracht, druk en temperatuur te meten.
f5.
de meest gebruikte metrische voorvoegsels gebruiken.
f6.
fysische informatie in gedrukte bronnen en langs elektronische weg opzoeken en verwerken.
f7.
studie- en beroepsmogelijkheden i.v.m. fysica opnoemen en er enkele algemene kenmerken van aangeven.
2. Vakinhoudelijke eindtermen 2.1 Kracht en beweging De leerlingen kunnen: f8.
een kracht als oorzaak van vervorming en als oorzaak van de verandering van de bewegingstoestand van een voorwerp in een concrete situatie herkennen.
f9.
een vervorming of een verandering van bewegingstoestand toeschrijven aan de inwerking van een kracht.
f10.
het belang van het vectorieel karakter van een kracht toelichten.
f11.
krachten volgens dezelfde richting samenstellen.
f12.
de vervorming van een volkomen elastisch systeem uitdrukken in termen van de uitgeoefende kracht, dit verband grafisch voorstellen en met een voorbeeld illustreren.
f13.
voorbeelden van verschillende soorten krachten en toepassingen ervan noemen.
f14.
het begrip druk afleiden uit kracht en oppervlakte en de grootte ervan berekenen.
f15.
voor een eenparige rechtlijnige beweging de snelheid berekenen en deze beweging grafisch voorstellen.
f16.
voor een rechtlijnige beweging de verandering van snelheid omschrijven.
2.2 Arbeid, energie en vermogen De leerlingen kunnen: f17.
de begrippen arbeid, energie en vermogen correct gebruiken en in concrete situaties omschrijven.
f18.
de arbeid berekenen bij een constante kracht die evenwijdig is met de verplaatsing.
f19.
de gravitatie-potentiële energie bij het aardoppervlak, elastische potentiële energie en de kinetische energie van een voorwerp berekenen.
f20.
mechanische energie en andere vormen van energie herkennen en aangeven in concrete situaties.
f21.
in concrete situaties omzettingen van energie beschrijven en het rendement berekenen.
f22.
de wet van behoud van energie algemeen formuleren en illustreren met concrete voorbeelden.
ASO – 2e graad – Basisvorming Economie, Grieks, Grieks-Latijn, Humane wetenschappen, Latijn AV Fysica (1e jaar: 1 lestijd/week, 2e jaar: 2 lestijd/week)
40
2.3 Warmte De leerlingen kunnen: f23.
met het deeltjesmodel van de materie het begrip inwendige energie uitleggen en de gevolgen beschrijven als er warmteuitwisseling optreedt.
f24.
de begrippen warmtecapaciteit en soortelijke warmtecapaciteit kwalitatief gebruiken.
2.4 Opbouw van de materie: kinetische model van de materie
f25.
het deeltjesmodel van de materie beschrijven en met behulp van dit model aggregatietoestanden en fasenovergangen en druk van een gas verklaren.
f26.
dichtheid van een stof berekenen en beschrijven hoe de dichtheid experimenteel kan worden bepaald.
f27.
de druk in een vloeistof verklaren en de grootte ervan berekenen.
f28.
de kinetische opvatting voor een gas van het begrip temperatuur beschrijven en in verband brengen met het absolute nulpunt
f29.
het verband tussen de toestandsfactoren druk, volume en temperatuur van een bepaalde hoeveelheid gas aangeven en grafisch het verband tussen twee toestandsfactoren weergeven.