W 4.25 Pesten op de bso
Quadrant
W 4.25 Pesten op de bso Quadrant Kindercentra vindt het belangrijk om haar kinderen een veilig pedagogisch leefklimaat te bieden. Hierdoor zullen kinderen met plezier naar de buitenschoolse opvang komen en hebben ze alle ruimte om zichzelf te ontwikkelen. Op elke locatie hanteren we hiervoor groepsregels en volgt elke pedagogisch medewerker de Gordon training, waarin onderlinge communicatie centraal staat. Ondanks bovenstaande maatregelen komt het voor dat kinderen op de buitenschoolse opvang gepest worden. Het streven is om eventuele pesterijen zo veel mogelijk terug te dringen. Deze werkinstructie is bedoeld om pedagogisch medewerkers duidelijkheid te geven over de aanpak van Quadrant bij pesten. In de bijlage is het document D 4.25 Pesten op de bso opgenomen. Hierin is achtergrondinformatie te lezen en wordt aangegeven welke uitgangspunten Quadrant hanteert ten aanzien van pesten.
Preventieve maatregelen Quadrant tracht in eerste instantie pesten op de buitenschoolse opvang te voorkomen door aandacht te besteden aan de sociale omgangsvormen. Hanteer hierbij de volgende maatregelen: • bespreek met de kinderen aan het begin van het nieuwe schooljaar de algemene afspraken en regels van de vestiging; • besteed met behulp van een bepaald thema één week per jaar aan de preventie van pesten. Zorg dat pesten op een ‘positieve’ manier wordt besproken: behandel niet zozeer het pesten maar benadruk de sociale omgangsvormen. De preventieweek over pesten wordt bso breed ingezet, de inhoud wordt door het team en de kinderen zelf ingevuld; • besteed tijdens een groepsgesprek expliciet aandacht aan de groepsregels wanneer je daar aanleiding toe ziet; • spreek de kinderen aan op hun gedrag; • neem meldingen van ouders serieus; • er worden verschillende activiteiten op de vestiging georganiseerd zodat er voor elk kind wat bij zit. De activiteiten zijn gericht op verschillende vaardigheden (meervoudige intelligentie). Dit voorkomt dat steeds dezelfde kinderen buiten de boot zullen vallen en daardoor pestslachtoffers kunnen worden; • motiveer de kinderen hun probleem eerst zelfstandig op te lossen door ze de zin “stop daarmee, dat wil ik niet" te laten zeggen. Als dit geen effect heeft steun dan het kind bij het oplossen van het conflict.
In gesprek met alle betrokkenen Pesten wordt door Quadrant gezien als een probleem voor alle betrokkenen. Wanneer er op de buitenschoolse opvang een kind wordt gepest is het belangrijk dat de pedagogisch medewerker met iedere betrokkene in gesprek gaat. Gebruik in deze gesprekken de onderstaande richtlijnen. Hoe benader je een slachtoffer Goede begeleiding van het gepeste kind is erg belangrijk. Het kind heeft waarschijnlijk al lange tijd met de pesterijen te maken. Maak duidelijk dat je het slachtoffer wilt helpen en dat het slachtoffer je kan vertrouwen. Je houding moet iets onvoorwaardelijks hebben. Het gepeste kind weet beter dan wie dan ook dat één en ander niet zomaar even op te lossen is. Geef hem of haar dus ook niet die indruk of verwachting. Voer regelmatig gesprekken met het gepeste kind om te zien hoe het gaat en om het kind in de gelegenheid te stellen zijn verhaal kwijt te kunnen. Hoe benader je een pester Maak het kind direct duidelijk dat het pesten voor jou onacceptabel is. Vertel nooit aan het kind dat je van een ander over de pesterijen hebt gehoord, je hebt het zelf gemerkt. Maak het kind duidelijk dat je hem of haar aanspreekt op zijn of haar gedrag en niet op de persoon. Het is belangrijk dat het contact
Manager Kindercentra
1/7
01-01-2014
W 4.25 Pesten op de bso
Quadrant
tussen jou en de pester goed blijft. Realiseer je dat een pester ook recht heeft op hulp. Het kind heeft vaak moeite met het maken van sociale contacten en heeft hierbij de hulp en steun van pedagogisch medewerkers nodig. Volg bij het aanspreken van de pester het volgende stappenplan: • blijf rustig en beleefd. Beledig of kleineer niet; • benoem het ongepaste gedrag. Kinderen moeten weten waarom je hierop reageert. Herinner aan de afspraak uit de groepsregels; • benoem de gevoelens die je zelf hebt, maar laat die gevoelens niet te veel bepalen hoe je dat zegt. Gebruik ik- boodschappen (gedrag, gevoel, gevolg); • vraag het kind waarom hij of zij één of ander deed. Luister naar wat hij of zij zegt. Het had misschien een oorzaak, betekenis of doel. Actief luisteren! • maak duidelijke afspraken over het gedrag wat je niet meer wilt zien. Toets of het kind je begrepen heeft; • herhaal de afspraak en geef aan wanneer je er op terugkomt; • informeer de ouders en de manager over dit gesprek. Maak een verslag van het gesprek in het kindvolgsysteem. Mocht er naar aanleiding van het gesprek geen verandering optreden, neem dan contact op met de manager; • wanneer het kind het pestgedrag niet meer laat zien, laat het incident dan achter je. Benader het kind met een open houding; • als pesten op de groep vaker voorkomt dan moeten wellicht de groepsregels worden aangepast en opnieuw worden besproken. Hoe benader je de omstanders Belangrijk is dat de omstanders zich bewust worden van hun rol in het pestproces. Bespreek daarom met hen de regels en afspraken van de vestiging. Geef aan wanneer iets wel klikken is en wanneer niet. Wanneer de omstanders duidelijk stelling durven te nemen tegen het pesten maakt de pester veel minder kans. Hoe benader je ouders van een slachtoffer De ouders van een kind dat wordt gepest hebben het zelf vaak ook erg moeilijk. Ze zijn soms, net als het slachtoffer zelf, bang dat het probleem niet meer opgelost kan worden. Of ze denken dat het probleem alleen maar erger zal worden. Stel de ouders gerust. Leg uit dat het probleem wel op te lossen is wanneer iedereen samenwerkt. Geef het document D 4.25 Pesten op de bso aan de ouders mee als achtergrondinformatie. Geef aan ouders van een slachtoffer het volgende advies: • luister naar je kind en geef het de tijd om zijn of haar verhaal kwijt te kunnen; • beschuldig niemand. Niemand heeft er baat bij wanneer u uw kind, de school of uzelf de schuld geeft van de pesterijen; • steun je kind. Geef hem of haar informatie over pesten. Laat het boeken erover lezen. • houd contact met de pedagogisch medewerkers van de vestiging. En spreek af om het probleem voorzichtig aan te pakken; • houdt regelmatig gesprekken met je kind; • misschien vindt je kind het leuk om op een clubje te gaan. Hier kan het leren om nieuwe sociale contacten te leggen. Ook is het goed voor zijn of haar zelfvertrouwen om dingen te doen waar het goed in is en in kan uitblinken; • steun uw kind in het idee dat er een einde zal komen aan de pesterijen. Hoe benader je ouders van een pester Ouders van een pester kunnen totaal overdonderd worden van het feit dat hun kind andere kinderen pest. Ze zullen het in eerste instantie misschien zelfs niet geloven. Geef de ouders daarom een uitgebreide, objectieve beschrijving van het gebeurde. Misschien hebben de ouders tijd nodig om het tot zich door te laten dringen. Vraag de ouders of ze willen meewerken aan het terugdringen van de pesterijen. Geef het document D 4.25 Pesten op de bso aan de ouders mee als achtergrondinformatie. Geef aan ouders van een pester het volgende advies: • neem het probleem serieus;
Manager Kindercentra
2/7
01-01-2014
W 4.25 Pesten op de bso
• • • •
Quadrant
beschuldig niemand, dit helpt niet; probeer achter de oorzaak van het pesten te komen door er samen met uw kind over te praten; probeer uw kind te leren om zich beter in te leven in de ander; maak duidelijke afspraken met uw kind en zorg dat u zich hier beiden aan houdt.
Hoe benader je ouders van omstanders Ouders van omstanders voelen zich vaak niet direct betrokken, omdat het pesten niet specifiek over hun kind gaat. Een kind heeft als omstander echter ook een rol bij het pesten. Voor ouders van omstanders is het dus belangrijk om te weten hoe zij het beste met pesten kunnen omgaan. Geef eventueel het document D 4.25 Pesten op de bso aan de ouders mee als achtergrondinformatie. Geef aan ouders van omstanders het volgende advies: • neem pesten serieus. Het kan iedereen overkomen; • praat met uw kind over pesten en maak er een gemeenschappelijk probleem van; • praat regelmatig met uw kind over de bso, over de relaties in de groep en over de pedagogisch medewerkers om goed op de hoogte te blijven; • spreek uw kind aan op gedrag dat neigt naar pesten of kan uitmonden in pesten; • leer uw kind om voor anderen op te komen door te vertellen wat het kan doen in geval van pesterijen.
Manager Kindercentra
3/7
01-01-2014
W 4.25 Pesten op de bso
Quadrant
Bijlage D 4.25 Pesten op de bso Quadrant Kindercentra vindt het belangrijk om haar kinderen een veilig pedagogisch leefklimaat te bieden. Hierdoor zullen kinderen met plezier naar de buitenschoolse opvang komen en hebben ze alle ruimte om zichzelf te ontwikkelen. Op elke locatie hanteren we hiervoor groepsregels en volgt elke pedagogisch medewerker de Gordon training, waarin onderlinge communicatie centraal staat. Ondanks bovenstaande maatregelen komt het voor dat kinderen op de buitenschoolse opvang gepest worden. Het streven is om eventuele pesterijen zo veel mogelijk terug te dringen. In dit document is achtergrondinformatie over pesten te lezen en wordt aangegeven welke uitgangspunten Quadrant ten aanzien van pesten hanteert. De werkinstructie W 4.25 Pesten op de bso is bedoeld om aan pedagogisch medewerkers duidelijkheid te geven over de aanpak van Quadrant bij pesten. Begripsomschrijvingen Het verschil tussen plagen en pesten Er bestaat een duidelijk onderscheid tussen plagen en pesten. Plagen gebeurt niet structureel maar komt af en toe voor. Een ander verschil tussen plagen en pesten is dat er in het geval van plagen geen machtsverschil is terwijl dit bij pesten wel het geval is. Bij pesten is het altijd dezelfde die gepest wordt en dezelfde die pest. Bij plagen wisselen deze rollen af waardoor er een gelijkheid van macht is. De ene keer plaagt de één, de andere keer plaagt weer eens de ander. Hoewel plagen niet altijd plezierig hoeft te zijn, is het ook weer niet zeer bedreigend voor degene die geplaagd wordt. Het plagen is kortdurend en kinderen kunnen het plagen verdragen. Plagen is eigenlijk een spel wat zich meestal afspeelt tussen vriendjes en vriendinnetjes. Plagen kan zelfs goed zijn voor kinderen om te leren met conflicten om te gaan. Kinderen die plagen hebben niet de bedoeling om de ander pijn te doen of te kwetsen terwijl dit bij pesten wel het directe doel is. Verschillende vormen van pesten Pesten kan op veel verschillende manieren gebeuren. Bij direct pesten zijn de pesterijen opvallend en zichtbaar tegen het slachtoffer gericht. Onder indirecte pesterijen vallen stiekeme, onopvallende pesterijen die voor het slachtoffer net zo vervelend zijn, maar voor een buitenstaander veel minder zichtbaar zijn. Voorbeelden direct pesten: • lichamelijke agressie zoals duwen, knijpen, trekken, bijten, vasthouden, schoppen, slaan, haren trekken, krabben, vechten; • verbale agressie zoals uitlachen, schelden; • materiële agressie zoals bezittingen stelen, bevuilen, verstoppen of vernielen; • opjagen zoals na schooltijd/ bso tijd het slachtoffer opwachten en achternazitten; • opsluiten in bijvoorbeeld wc’s, kasten of kleedhokjes. Voorbeelden indirect pesten: • verbale agressie zoals dreigen, vernederende opmerkingen, roddelen; • uitsluiting en sociale isolatie zoals negeren, niet laten meespelen, doodzwijgen; • misbruik maken van het slachtoffer zoals het slachtoffer zware tassen van de ander laten dragen of huiswerk voor de ander laten maken; • afpersing zoals dwingen om geld of snoep af te geven; • onveilig laten voelen door het slachtoffer thuis lastig te vallen met bijvoorbeeld telefoontjes en dreigbrieven. De betrokkenen Pesten is een groepsgebeuren. Alle kinderen in een groep nemen een bepaalde rol in bij het pesten. Hieronder worden de verschillende rollen beschreven: • de pestkop: dit is de ‘baas’ in het pestgebeuren; • het slachtoffer: deze ondergaat het pesten;
Manager Kindercentra
4/7
01-01-2014
W 4.25 Pesten op de bso
• • • • •
Quadrant
de stille: keurt het pesten wel af maar doet er niets aan; de helper: komt op voor het slachtoffer; de stiekemerd: moedigt stiekem het pesten aan; de mee- pester: pest mee om zelf niet gepest te worden; de buitenstaander: bemoeit zich nergens mee.
Bij slachtoffers kan onderscheid gemaakt worden tussen passieve en provocerende slachtoffers. Passieve slachtoffers zijn meestal erg angstig en onzeker en hebben een laag zelfbeeld. Ze staan negatief tegenover geweld. Provocerende slachtoffers zijn ook angstig, maar zijn daarnaast juist agressief en driftig. Ze reageren op de pesterijen door agressief terug te slaan of iets terug te zeggen. Dit is meestal zonder doeltreffend resultaat. Deze reactie maakt het voor de pesters juist extra interessant om te pesten. Signalen die kunnen wijzen op pesten Mogelijke signalen van een slachtoffer: • isoleren van de rest; • dicht bij de pedagogisch medewerkers blijven om hun veiligheid en bescherming te zoeken; • psychosomatische klachten zoals buikpijn en hoofdpijn; • niet graag naar de bso gaan of bang zijn om naar de bso te gaan; • weinig vriendjes hebben; • vaak last hebben van verwondingen; • plotseling huilen om niets; • vaak nachtmerries; • bedplassen. Mogelijke signalen van een pester: • opvallend stoer doen en willen imponeren; • vaak fysiek sterker dan anderen; • tegendraads en opstandig gedrag; • snel en impulsief reageren met geweld en agressie; • vaak het middelpunt van een groepje zijn; • zichzelf erg goed vinden. Mogelijke signalen van omstanders: • de groep wordt opgesplitst in meerdere kleine groepjes; • geen veilige sfeer in de groep; • veel wantrouwen onderling; • schuldgevoelens. Te verwachten problemen bij de aanpak van pesten Problemen op het niveau van het slachtoffer Het slachtoffer zal anderen niet snel in vertrouwen durven nemen over de pesterijen. Dit heeft meerdere redenen. Ten eerste schaamt het kind zich tegenover anderen dat het gepest wordt. Het kind is zich ervan bewust dat zijn ouders liever zouden zien dat het een stoer, zelfstandig, vrolijk en gelukkig kind is. Het kind durft vooral zijn ouders niet teleur te stellen. De tweede reden dat het kind anderen niet durft te vertellen over de pesterijen is uit angst. Het kind is bang dat de pester erachter komt dat het kind het verteld heeft en daarom extra gepest zal worden. Problemen op het niveau van de pester De pester zal koste wat kost ontkennen dat hij pest. Hij voelt zich bedreigd in de uitvoering van zijn machtspel en zal er alles aan doen om te voorkomen dat zijn pesterijen uitkomen. Problemen op het niveau van de directe omgeving De kinderen die door hebben dat er wordt gepest zijn bang om dit tegen iemand te vertellen. Ze zijn bang dat ze klikken. Ook houden ze liever hun mond om te voorkomen dat ze zelf het slachtoffer zullen worden. Zeker als de pester erachter komt dat deze kinderen het doorverteld hebben is die kans groot.
Manager Kindercentra
5/7
01-01-2014
W 4.25 Pesten op de bso
Quadrant
Problemen op het niveau van de ouders Het probleem dat zich bij ouders voordoet is dat ouders vaak ontkennen wat er aan de hand is. Dit geldt voornamelijk bij ouders van pesters. Doordat ouders zelf vaak niet gezien hebben wat er gebeurd is zullen ze de situatie bagatelliseren. Ze zullen het uitleggen als weerbaar gedrag of onschuldige plagerijtjes. Problemen op het niveau van de pedagogisch medewerkers Omdat pesters heel goed weten dat het pesten verkeerd is zorgen ze er altijd voor dat de pesterijen stiekem gebeuren. Hierdoor heeft de pedagogisch medewerker in veel gevallen niet door wat er zich op de groep afspeelt. Pas wanneer de pedagogisch medewerker hier een vermoeden van heeft kan er duidelijk stelling genomen worden tegen het pestgedrag. Uitgangspunten van Quadrant wanneer er sprake is van pesten 1. Als pesten en pestgedrag plaatsvindt, wordt dat als een probleem op de buitenschoolse opvang ervaren voor zowel het slachtoffer, de pester, de overige kinderen op de groep, de ouders en de pedagogisch medewerkers. 2. De buitenschoolse opvang heeft de verplichting zich in te spannen om pestgedrag te voorkomen en aan te pakken door een veilig pedagogisch klimaat te scheppen waarbinnen pesten als ongewenst gedrag wordt ervaren en niet wordt geaccepteerd. 3. Pedagogisch medewerkers en andere betrokkenen moeten tijdig alert zijn op pestgedrag in algemene zin. Indien pestgedrag optreedt moeten pedagogisch medewerkers en andere betrokkenen duidelijk stelling innemen en actie ondernemen tegen dit gedrag. De verantwoordelijkheid blijft te allen tijde liggen bij de pedagogisch medewerkers. 4. Pedagogisch medewerkers zijn het aan de ouders verplicht om hen in te lichten over pesten. Ouders moeten bij de pedagogisch medewerkers van hun vestiging terecht kunnen met hun vragen en meldingen over pesten. 5. Wanneer er sprake is van pesten volgen de pedagogisch medewerkers de werkinstructie W 4.25 Pesten op de bso. Nuttige adressen en telefoonnummers •
De kindertelefoon 0800-0432 (gratis nummer) www.kindertelefoon.nl
•
Stichting Stop het Pesten Voor advies en ondersteuning van ouders van gepeste kinderen Catalpastraat 74 1326 DP Almere 036-5375581 www.stophetpesten.com
•
De onderwijstelefoon Voor informatie, adressen van hulpverleners, sociale vaardigheidstrainingen en advies aan en begeleiding van leerlingen ouders en leraren 0800-1608 www.aps.nl/onderwijstelefoon
•
De opvoedtelefoon Voor informatie en advies voor ouders 0900-8212205
•
GGZ Nederland Postbus 8400 3503 RK Utrecht 030-2873333
Manager Kindercentra
6/7
01-01-2014
W 4.25 Pesten op de bso
Quadrant
Internetsites over pesten • • • • • •
www.pesten.nl www.kennisnet.nl www.omgaanmetpesten.nl/pesten www.pesten.net www.pestweb.nl pesten.startpagina.nl
Literatuur Voor ouders en pedagogisch medewerkers •
Kinderen en… ingrijpende situaties: pesten Marja Baeten Hilversum: Kwintessens, 2002 ISBN: 905788776
•
Pesten, wat is het, wat doe je eraan Gie Deboutte en Inge Schelstraete Mechelen: Bakermat Uitgevers, 2000 ISBN-13: 9789054612988
•
Pesten (serie: op de groei) Trix van Dugteren Houten: MOM, 2004 ISBN: 9026928599
•
Kinderen en pesten, wat volwassenen ervan moeten weten en eraan kunnen doen Bob van der Meer Utrecht/Antwerpen: Kosmos- Z&K Uitgevers, 2002 ISBN: 9021536250
Voor kinderen van 4 tot 7 jaar •
Kaatje Knal en de biefstukbende, (1992, Carry Slee)
•
Ik sla ze tot moes, (1991, Mariska Hammerstein)
•
Dikke Roel krijgt een vriendje, (1992, Jean Maubille)
•
Rikki, (2000, Guido Genechten)
•
Ik en mijn monster, (1997, Mathijs Beentjes en Sieb Posthuma)
Voor kinderen van 7 tot 12 jaar •
Een stelletje mooie vrienden, (1981, Jacques Vriens)
•
Pudding Tarzan, (1989, Niels Brouwer)
•
Jij gaat met ons mee, (1983, Leo van Aken)
•
Spijt, (1993, Carry Slee)
•
Pakken…gepakt, (1980, Richard Steegen)
Manager Kindercentra
7/7
01-01-2014