“Wat wil je worden?” vroeg de juf ‘t was in de derde klas Ik keek haar aan en wist het niet Ik dacht dat ik al iets was. Toon Hermans
VISIETEKST Pesten op school Pesten komt helaas op iedere school voor. Het is een probleem dat opduikt wanneer mensen met elkaar samen leven. Het is een probleem dat wij niet uit de weg willen gaan en op onze school met de nodige zorg willen aanpakken. Daarom vinden we het niet alleen belangrijk om het pesten op zich aan te pakken maar ook te zorgen voor een schoolomgeving waar kinderen zich goed voelen. Van daaruit wordt gaat onze aandacht bewust uit naar: 1. Het welbevinden op school verhogen. 2. Sensibilisering 3. Een passende aanpak van pestsituaties. Hieronder kunt u nalezen hoe wij als school omgaan met pesten.
1. Het welbevinden op school verhogen. We willen als school een veilige omgeving uitbouwen waar kinderen naast onderwijs ook de nodige vaardigheden aangereikt krijgen om op een respectvolle manier met elkaar te leren omgaan, weerbaar te worden en te leren omgaan met conflicten. Doorheen het schooljaar worden reeds tal van activiteiten georganiseerd om kinderen op een leuke manier in contact te laten komen met klasgenootjes of leerlingen van de gehele school. Een aantal van die activiteiten zijn : feestelijkheden rond carnaval en de Sint, projectweken, zeeklassen, pyamafuif, schoolreizen, sportklassen, speelgoedkoffers op de speelplaats,… Hierbij proberen leerkrachten het ‘samen spelen’ te bevorderen. Uit de resultaten van de vragenlijsten die werden ingevuld werden hieraan nog enkele specifieke acties gekoppeld waarvan wij menen dat ze het welbevinden op onze school kunnen beïnvloeden op een positieve manier : •
Oprichting van een kinderparlement. Het kinderparlement is een adviesraad waarin leerlingen van het tweede tot en met het zesde leerjaar zetelen. Per leerjaar zullen er 2 afgevaardigden (telkens 2 andere leerlingen van de klas) als kinderraadslid hun klas mogen vertegenwoordigen. Eenmaal per trimester komt de kinderraad over de middag samen met de zorgcoördinator om te vergaderen over zaken die hen aanbelangen. Zij krijgen door de kinderraad de kans om de problemen, wensen en ideeën uit hun klas te vertellen. De kinderen leren in het kinderparlement met elkaar praten, naar elkaar luisteren en naar oplossingen zoeken.
•
Werken rond sociale vaardigheden Vanaf volgend schooljaar zal systematisch in elke klas gewerkt worden rond het aanleren van sociale vaardigheden. Ze zullen deze vaardigheden leren herkennen en inoefenen in de klas en op de speelplaats aan de hand van inleefoefeningen en spelletjes.
•
In de loop van het schooljaar zullen leerlingen de kans krijgen om hun persoonlijke beleving van specifieke thema’s kenbaar te maken. Daarvoor zullen bevraagd worden in de vorm van een enquête rond een bepaald thema. Zo willen wij blijvend een beeld hebben van wat leeft bij onze kinderen. En vooral hoe wij hier als school kunnen op inspelen om het welbevinden te verhogen.
2. Sensiblisering Sensibiliseren is belangrijk om leerlingen te laten beseffen dat pesten heel wat gevolgen heeft. Op die manier hopen we dat kinderen meer inzicht krijgen in hun eigen handelen en de invloed van hun handelen op andere kinderen. •
• •
Voorstellen van gedragscode bij aanvang van het schooljaar. Vanaf volgend schooljaar zouden wij een eenduidige gedragscode rond pesten willen voorstellen aan de leerlingen. Zo zal vanuit het zorgteam in elke klas tijdens de maand september een korte toelichting worden gegeven in elke klas. Daarbij zal duidelijk gesteld worden o Dat pesten op onze school niet kan. o Wat gebeurt er als het wel voorvalt? o Wat doe je als je gepest wordt? o Wat doe je als je merkt dat iemand anders gepest wordt? o Wat is het verschil tussen pesten en plagen… o Dat melden van pesten geen ‘klikken’ is, o Waar kan je terecht ? o Hierbij zal een bladwijzer uitgedeeld worden aan elke leerling met al deze informatie. Acties voorzien tijdens de week tegen pesten (week voor de krokusvakantie) Voor de oudere leerlingen : lessenpakket rond veilig internetgebruik en cyberpesten in de loop van het schooljaar.
3. Een passende aanpak van pestsituaties. We vinden het belangrijk dat de kinderen, maar ook jullie, als ouder, ons bij elk vermoeden van pesten op de hoogte brengen. Dit kan via verschillende wegen. Dit kan steeds door een persoonlijk gesprek of via mail naar: -
De klastitularis, De zorgcoördinator
[email protected] De directie
[email protected]
Ook kan er steeds een boodschap gedeponeerd worden in de brievenbus bij de ingang van de school.
Als school zullen wij steeds op zoek gaan naar een passende aanpak voor het gestelde probleem. We houden u als ouder ook op de hoogte van het verloop van de begeleiding hieromtrent. Dit zal gebeuren via een gesprek of via mail. De manier van aanpak van een pestsituatie door de school heeft met verschillende factoren te maken. Vooreerst dienen we rekening te houden met de leeftijd van de kinderen, de ernst van de situatie en de bereidwilligheid van de kinderen om te komen tot een oplossing. De meest voor de hand liggende reactie op pestgedrag is het bestraffen van de pesters. Uit onderzoek blijkt dat deze harde aanpak niets oplevert. Pesters die worden gestraft, gaan hun slachtoffer nog onopvallender aanpakken. Deze manier van wraak nemen heeft tot gevolg dat veel leerlingen niet durven vertellen dat ze worden gepest en dat mogelijke getuigen zwijgen uit angst om zelf gepest te worden. Daarom kiezen wij vanuit de school voor volgende aanpak: Kleuters + leerlingen: “de stop-methode” Als een kind wil dat een ander kind stopt met ‘iets’ wat het eerste kind niet wil, dan zegt het : “STOP!”. Het andere kind moet dan direct stoppen. Een kind, en ook een leerkracht kan met de stopmethode duidelijk de grens aangeven. Tot hier en niet verder. Gaat het andere kind toch door, dan wordt dit onmiddellijk aan de leerkracht gemeld, die hierop gepaste maatregelen neemt. De stopmethode leert dat kinderen sociaal vaardiger worden en leren hun eigen conflicten op te lossen. Op de speelplaats wordt een afgebakende plaats voorzien waar kinderen terecht kunnen om zelf hun conflicten te bespreken met elkaar. Adhv pictogrammen aan de muur leren kinderen dat ze stap voor stap hun eigen conflicten bespreekbaar kunnen stellen en samen naar een oplossing kunnen zoeken. • • • •
Het benadeelde kind meldt zich bij de leerkracht met zijn verhaal, De leerkracht laat het kind, dat de stop negeerde, bij zich komen, De leerkracht geeft de kinderen de opdracht om hun probleem uit te praten, en als dit gelukt is, om dat even te melden. De kinderen komen weer bij de leerkracht en melden of ze er al dan niet zijn uitgekomen. Als het ene kind meldt, dat ze er uit gekomen zijn, dan vraagt de leerkracht nog even na of dat andere kind er ook zo over denkt. Zo ja, dan kunnen de kinderen terug gaan spelen, en als het andere kind nog niet opgelost vindt, dan houdt de leerkracht met de kinderen een probleemoplossend gesprek. Vaak is het probleem nu opgelost.
Als het de leerkracht niet lukt om de problemen tussen de kinderen op te lossen, wordt de situatie met de zorgcoördinator besproken. Ervaring leert ons dat dit bij kleuters zelden voorkomt. Daarom zijn de volgende maatregelen vooral gericht op leerlingen van het lager onderwijs. Werken met gedragskaart. Soms heeft een kind wat extra steun of aanmoediging nodig om zijn gedrag te veranderen, een nieuwe vaardigheid te oefenen Een gedragskaart kan daar bij helpen. Zo’n kaart is nuttig en effectief voor gebruik op de korte termijn: een paar weken gebruiken en dan weer afbouwen.
Het kind verdient met goed gedrag stempels, sterretjes stickers of punten op een kaart. Hierdoor krijgt je kind het gevoel dat hij/zij iets presteert en bovendien erkenning voor zijn/haar inzet. •
•
• •
De leerkracht bereidt het kind voor op het gebruik van de gedragskaart. Er wordt duidelijk uitgelegd wat er van hem/haar verwacht wordt. Op de kaart wordt geschreven welke goed gedrag we als school wensen en niet het gedrag dat we niet willen zien. We kiezen steeds voor haalbare doelen. De motivatie om met de gedragskaart te werken zal door de succeservaring toenemen. De leerling krijgt deze gedragskaart mee naar huis, samen met een schriftelijke uitleg door de klastitularis waarin geduid wordt wat het doel is van deze gedragskaart. Het is dan ook wenselijk dat jullie als ouder hieraan meewerken. Het zou mooi zijn, moesten jullie als ouder ook een kleine beloning voorzien als jullie kind zijn doel bereikt. Zo merkt het kind ook dat jullie het belangrijk vinden dat hij/zij de verandering in zijn gedrag behaalt. Kies een beloning waar je kind graag zijn/haar best voor doet. De beloning moet iets kleins zijn. Grote cadeaus zijn niet geschikt. Je kunt ze niet vaak inzetten en je kind zal zich op den duur niet meer inspannen voor iets kleins. Ook een goed idee is om in plaats van een cadeau een gezamenlijke activiteit in het vooruitzicht te stellen. De klastitularis zal het gedrag van het kind speciaal opvolgen en het kind prijzen als het erin slaagt om zich aan de afspraken te houden. Wanneer veranderingen in het gedrag van het kind opgemerkt worden, zal het gebruik van de kaart geleidelijk afgebouwd worden. Bij het afsluiten van deze werking zullen de ouders op de hoogte gebracht worden.
Werken met de no blame-methode. We merken dat pesten vaak gericht is op één kind. •
•
• • • •
•
Er volgt een eerste gesprek met het slachtoffer door de zorgcoördinator. Hierin wordt geluisterd naar het verhaal van het kind. Daarbij ligt de nadruk op het verwoorden van de gevoelens. Feiten mogen verteld worden, maar ze zijn niet het belangrijkste. Om verder te kunnen is het noodzakelijk om te weten wie bij het pesten betrokken is. Het noemen van deze namen is voor het slachtoffer vaak niet evident. Het kind moet beseffen dat het doel is dat het pesten stopt. Het feit dat de pesters niet gestraft worden werkt vaak geruststellend omdat de kans op wraak afneemt. De betrokkenen worden samengebracht. De pester(s), de meelopers, enkele stille getuigen en enkele andere ‘eerder behulpzame’ leerlingen worden samen geroepen. Als ouder wordt u door de zorgcoördinator op de hoogte gebracht dat jullie kind deel uitmaakt van dit groepje. Het probleem wordt uitgelegd. Hier worden geen feiten besproken. Het uitgangspunt is dat het slachtoffer zich bijzonder slecht voelt. Er wordt tijdens het gesprek duidelijk gemaakt dat er niemand zal gestraft worden, maar dat het een gedeelde verantwoordelijkheid is om het slachtoffer te helpen om zich weer gelukkig en veilig te voelen. Elk lid van de groep wordt aangemoedigd om een voorstel te bedenken waardoor het slachtoffer zich misschien beter zal voelen. Alle ideeën moeten van de leerlingen komen. De bijeenkomst wordt afgesloten en de leerlingen worden uitgenodigd om hun voorstel in de loop van de volgende week uit te proberen. Het kan aanmoedigend werken als jullie kind ook thuis voelt dat zijn/haar inzet gewaardeerd wordt. Een gesprek hierover met jullie kind kan hierbij heel zinvol zijn. De week daarop wordt een gesprek voorzien met het slachtoffer en met elk van de groepsleden. Iedereen kan hier uit zijn eigen beleving vertellen hoe de week is verlopen.
Zijn de pesterijen nu gestopt? Uit onderzoek blijkt dat 80% van de pesterijen na één groepsgesprek opgelost geraken. Bij de overige situaties zijn meerdere gesprekken nodig. Deze vraag zal steeds gesteld worden. Wanneer blijkt dat de bovenvermelde acties niet helpen zal er op zoek gegaan worden naar een vervolgstrategie. Hierbij wordt de hulp van het CLB ingeroepen. Aansluitend hierop wordt een gesprek met ouders en eventueel het kind op school georganiseerd in het bijzijn van een medewerker van het CLB.