VVP BIEDT EEN JAAR LANG GRATIS PE Vanaf 1 januari 2014 zijn de nieuwe PE-eisen van kracht. Er is veel aanbod, weinig overzicht en veel wildgroei, vooral digitaal. Dat zorgt voor verwarring bij financieel adviseurs. Daarom biedt VVP een jaar lang gratis PE-ondersteuning van vakexperts.
I
n iedere uitgave biedt VVP in het hart need to know informatie voor de PE-modules Particulier Schade, Zakelijk Schade (Inkomen), Vermogen (Leven) en Hypotheken. Het hart is eenvoudig uit te nemen en te bewaren en bevat korte en krachtige informatie, aangeleverd door de onafhankelijke vakexperts Anita HolBubeck (Schade Particulier en Schade Zakelijk/Inkomen), Martin Gast (Leven/ Vermogen) en Jerry Aarts (Hypotheken). De praktijkinformatie wordt aangeboden door vier business partners van de onafhankelijke adviseur en is relevant voor iedereen met klantcontact. De artikelen in het PEkatern zijn met grote zorg samengesteld. De business partners hebben geen enkele bemoeienis met de inhoud gehad. OVER DE AUTEURS: ANITA HOL-BUBECK is al ruim 35 jaar werkzaam in de schadeverzekeringsbedrijfstak. Tot 2001 heeft zij bij diverse assurantiekantoren als schadecorrespondent
24
gewerkt en ontwikkelde en gaf zij assurantieopleidingen. In 2001 maakte ze de overstap naar het zelfstandig ondernemerschap en sindsdien is zij full time opleider en auteur op het gebied van schade en schadeverzekeringen. MARTIN GAST is naast docent op het gebied van vermogen en pensioenen actief als financieel planner en nalatenschapsbegeleider. Met zijn bedrijf Vido biedt hij een ondersteuningsconcept om de financieel adviseur in staat te stellen de dienstverlening naar zijn relaties op een verrassende manier uit te kunnen breiden. MR. JERRY AARTS MFP is als associate lector verbonden aan Fontys Hogeschool Financieel Management en is coördinator van het Kenniscentrum Financiële Planning. Daarnaast is hij als fiscalist werkzaam via Aarts Fiscale Zaken en hoofdredacteur van het studieboek Belastingrecht voor Bachelors en Masters.
Verhelderend, Verdiepend, Praktisch
De vier business partners die een jaar lang deze permanente educatie mogelijk maken, zijn: ➲ NH1816 voor de PE-module Schade Particulier ➲ De Goudse voor de PE-module Schade Zakelijk/Inkomen ➲ ING Excellent voor de PE-module Hypotheken ➲ Legal & General voor de PE-module Leven/Vermogen Samen met Bureau D & O zorgt VVP ervoor dat adviseurs na verloop van tijd hun opgedane kennis ook concreet kunnen toetsen. Ook organiseren VVP en Bureau D & O Praktijkmiddagen waarin onderdelen door deskundigen nader worden toegelicht en verder uitgediept. VVP is de vakexperts plus de partners zeer erkentelijk voor dit mooie initiatief. Veel leerplezier.
De brochure ‘Grip op uw letselschade’ is een handig hulpmiddel voor een adviseur om zijn klant te helpen bij een letselschade. Aan de hand van de brochure kan een adviseur samen met zijn klant het letselschadebehandelingstraject beter volgen en begrijpen. Anita Hol-Bubeck
PE Schade Particulier is powered by
Brochure
‘GRIP OP UW LETSELCHADE’ (Eindterm 5a Toetsterm 5a.2.1)
G
eert fietst rechtdoor op een fietspad als hij door een automobilist die rechtsaf slaat aangereden wordt. Geert raakt gewond; hij heeft diverse kneuzingen, schaafwonden en zijn rechterarm is op diverse plaatsen gebroken. Geert wordt direct naar het ziekenhuis gebracht en dezelfde dag nog geopereerd aan zijn arm. Na drie dagen mag Geert weer naar huis. Na een paar weken komt Geert erachter dat de (basis) zorgverzekeraar de ziektekosten als gevolg van het ongeval niet volledig betaalt. Hij heeft een verplicht eigen risico en voor diverse kosten moet hij eigen bijdrages betalen. De artsen hebben tegen Geert gezegd, dat hij zijn rechterarm nooit meer helemaal goed zal kunnen gebruiken. Geert neemt contact op met zijn adviseur en vraagt hem of hij hem kan helpen de schade op de automobilist, Stefan, te verhalen. De aansprakelijkheid van Stefan staat wel vast, maar de adviseur heeft weinig of geen ervaring met letsel-schadebehandeling en hij vindt het moeilijk om Geert te helpen. Voor Geert en de adviseur is letselschadebehandeling een onbekende, onoverzichtelijke en lastige materie en daarom is het goed om de letselschadebehandeling over laten aan een deskundige: een letselschade expert of een letselschade advocaat.
Om enig inzicht en vooral ook grip op een letselschadebehandelingstraject te krijgen heeft De Letselschade Raad een brochure opgesteld: ‘Grip op uw letselschade’. Die brochure kan Geert en de adviseur helpen het traject beter te volgen en te begrijpen. LETSELSCHADE RAAD De Letselschade Raad (www.deletselschaderaad.nl) is een onafhankelijk stichting. Het doel van deze Stichting is onder meer om letselschadelijdende partijen te helpen om meer grip te krijgen en te houden op dit voor hun onbekende terrein, de letselschadebehandeling. De brochure ‘Grip op uw letselschade’ kan gedownload worden via de website van De Letselschade Raad. De brochure geeft een letselschadelijdende partij goed inzicht in de procedure van de letselschadebehandeling. In de brochure wordt in heldere bewoordingen uitgelegd wat onder letsel-schade wordt verstaan, welke schade voor vergoeding in aanmerking kan komen en wat de richtlijnen zijn voor een passende schadevergoeding. Daarnaast wordt uitgelegd waar de letselschadelijdende partij een betrouwbare en deskundige behangenbehartiger kan vinden. Er is een aantal instanties waar letselschade experts en letselschade advocaten bij aangesloten kunnen zijn, als
zij tenminste aan de door die organisaties gestelde eisen voldoen. In de brochure is ook vermeld welke gedragscodes er voor de letselschadepraktijk zijn opgesteld. Deze gedragscodes (Gedragscode bij letselschadebehandeling en Gedragscode voor medische aansprakelijkheid) bevatten spelregels waaraan de betrokken partijen zich in de schaderegelingspraktijk moeten houden voor een goede schaderegeling. Tot slot is in de brochure aangegeven dat een schadelijdende partij als de schadeafhandeling niet verloopt zoals verwacht terecht kan bij het Bemiddelingsloket van De Letselschade Raad. Conclusie: De adviseur van de fietser Geert kan samen met Geert aan de hand van de brochure ‘Grip op uw letselschade’ zoeken naar een deskundige en betrouwbare belangenbehartiger en het letselschaderegelingstraject beter begeleiden, volgen en begrijpen.
www.deletselschaderaad.nl/library/ repository/Flyer-Gripopuwletselschade.pdf
PE-katern 1 | 14 mei 2013
Voor de adviseur is het belangrijk om de jurisprudentie rondom werkgeversaansprakelijkheid te blijven volgen, omdat de jurisprudentie aanleiding kan zijn om de dekking op de aansprakelijkheidsverzekeringen aan te moeten passen. Anita Hol-Bubeck
PE Schade Zakelijk is powered by
WERKGEVERSAANSPRAKELIJKHEID OOK VOOR ZZP’ER? (Eindtermen 2a, 3a , 5a, 5b, 5d; Toetstermen 2a.4.2, 2a.4.4, 2a.4.6, 2a.4.11, 2a.4.13, 2a.4.15, 2a.4.17, 3a.4.2, 3a.4.4, 3a.4.8, 3a.4.10, 3a.4.12, 5a.4.2, 5a.4.4, 5a.4.7, 5a.4.8, 5a.4.15, 5a.4.17, 5b.4.4, 5d.4.2, 5d.4.4, 5d.4.6)
B
art werkt als ZZP’er voor diverse aannemersbedrijven. Als Bart op een steiger staat om in opdracht van een aannemer werkzaamheden te verrichten, zakt die steiger in elkaar. Bart valt 5 meter naar beneden en hij loopt ernstig blijvend letsel op. Is het aannemersbedrijf dat Bart ingehuurd heeft aansprakelijk voor de letselschade van Bart? Artikel 7:658 BW regelt een zorgplicht van de werkgever voor veilige werkomstandigheden; als een werknemer schade oploopt door onveilige werkomstandigheden dan rust op de werkgever een vermoeden van schuld. Is artikel 7:658 BW in deze situatie van toepassing? Op 23 maart 2012 heeft de Hoge Raad een uitspraak gedaan over een soortgelijke situatie. De Hoge Raad oordeelde dat aan een belangrijk uitgangspunt voor aansprakelijkheid volgens artikel 7:658 BW was voldaan. Namelijk dat de werkzaamheden die de ZZP’er verrichtte, normaal gesproken ook door de eigen werknemers van het aannemersbedrijf worden verricht. Ook stelde de Hoge Raad dat lid 4 van artikel 7:658 BW van toepassing was. In dat lid 4 staat dat ‘hij die in de uitoefening van zijn bedrijf of beroep arbeid laat verrichten door een persoon met wie hij geen
arbeidsovereenkomst heeft, aansprakelijk is voor de schade die deze persoon in de uitoefening van zijn werkzaamheden lijdt’. En in lid 4 staat ook nog aangegeven, dat het moet gaan om geleden schade als gevolg van onveilige werkomstandigheden. De Hoge Raad oordeelde dat aan alle in lid 4 gestelde voorwaarden was voldaan en dat het aannemersbedrijf die de ZZP’er inhuurde op grond van artikel 7:658 BW aansprakelijk was voor de letselschade van de ingehuurde ZZP’er. Conclusie: Als aan de voorwaarden van artikel 7:658 BW is voldaan, dan kan de ingehuurde ZZP’er zijn schade op grond van artikel 7:658 BW op het aannemersbedrijf verhalen. ARTIKEL 7:611 BW Is artikel 7:611 BW ook van toepassing op een ingehuurde ZZP’er? Artikel 7:611 BW zegt dat een werkgever zich als goed werkgever moet gedragen. Uitspraken van de Hoge Raad (o.a. het Arena Arrest) laten zien dat als de werkgever geen adequate voorziening heeft getroffen om de werknemers schadeloos te stellen, hij zich niet als goed werkgever gedraagt en dat hij zelf schadevergoedingsplichtig is. Veronderstel dat Bart letselschade
oploopt als hij met de auto voor het aannemersbedrijf naar de bouwmarkt rijdt, zelf een stuurfout maakt en tegen een boom rijdt. Is de aannemer dan ook aansprakelijk c.q. schadevergoedingsplichtig voor de letselschade van Bart? Artikel 7:658 BW is niet van toepassing omdat er geen sprake is van ‘onveilige werkomstandigheden’. (Dat zou wel het geval kunnen zijn als de aannemer tegen Bart gezegd zou hebben dat Bart zich moest haasten of als hij Bart een ondeugdelijke auto meegegeven had.) Artikel 7:611 BW is ook niet van toepassing omdat Bart geen werknemer is. Artikel 7:611 BW spreekt van ‘werkgever’ en ‘werknemer’ en kent geen bepaling zoals lid 4 in artikel 7:658 BW. Conclusie: Voor toepassing van artikel 7:658 BW is een arbeidsovereenkomst niet vereist en voor toepassing van artikel 7:611 BW is een arbeidsovereenkomst wel vereist.
PE-katern 1 | 14 mei 2013
Nieuwe KEW, SEW en BEW niet meer mogelijk. Voor bestaande overeenkomsten blijft ‘oude’ wetgeving van kracht. Hierbij moet wel aan bepaalde voorwaarden worden voldaan. Zo mag onder andere het verzekerd kapitaal niet worden verhoogd. Auteur Jerry Aarts
PE Hypotheken is powered by
OVERGANGSRECHT KEW, BEW EN SEW (Meest relevante toetstermen 3e en 3h)
D
e eerste maanden van 2013 hebben in het kader gestaan van het aangaan dan wel omzetten van kapitaalverzekeringen. Doel hiervan was optimaal gebruik te maken van het belastingvrij sparen zoals we dat de afgelopen jaren hebben gekend. Onlangs heeft de Kennisgroep verzekeringsproducten aangegeven binnen welke kaders men moet acteren om gebruik te kunnen maken van het overgangsrecht. Op grond van een besluit was het mogelijk om voor 1 april 2013 een KEW, SEW of BEW aan te gaan of te verhogen mits de belastingplichtige of zijn fiscaal partner beschikte over een op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld. Verder bestond ook de mogelijkheid om de looptijd van deze producten te verlengen. Hierbij moet dan natuurlijk wel rekening worden gehouden met de maximale looptijd zoals die in de Wet IB is opgenomen. Verder mag een eventueel gegarandeerd kapitaal / beoogd doelvermogen niet hoger worden dan de op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschuld. TIJDIGHEID Bepalend voor de tijdigheid van de wijziging is het tijdstip waarop een en ander onherroepelijk overeengekomen is.
Dit is het moment waarop op een daartoe strekkend aanbod van de verzekeraar de aanvaarding van dit aanbod door de verzekeringsnemers bij de verzekeraar is ontvangen dan wel duidelijk is dat de verzekeraar bijvoorbeeld de verhoging zal gaan doorvoeren. Als het gaat om het opnemen van een KEWclausule op een bestaande verzekering, is het tijdstip bepalend waarop het verzoek daartoe door de verzekeraar is ontvangen. De verzekeraar zal het verzoek zeker honoreren omdat in verzekeringstechnische zin geen wijziging wordt aangebracht. Het is geen probleem als de administratieve afhandeling na 31 maart 2013 plaatsvindt. VERHOGEN VAN KAPITAAL / INLEG Na 31 maart 2013 mag het verzekerd kapitaal niet meer verhoogd worden en de looptijd niet worden verlengd. Als in de afgesloten overeenkomst echter een bepaling is opgenomen die extra stortingen mogelijk maakt, dan is een eventuele verhoging die daaruit voortvloeit geen bezwaar. Het moet dan wel gaan om een normale en gebruikelijke optieclausule. Dit moet een eenzijdig door de verzekeringsnemer uit te oefenen clausule zijn zonder dat de verzekeraar hier voorwaarden aan kan verbinden.
Als er geen sprake is van een gegarandeerd kapitaal dan wordt gekeken naar de in te leggen premies. Deze mogen namelijk niet worden verhoogd. Hierbij moeten de premies voor de uitkering bij leven en die voor de uitkering bij overlijden apart worden bekeken. Men mag dus best de premies voor het overlijdensrisico verlagen (let op bandbreedte 1:10) maar dat mag dan niet leiden tot een verhoging van de premie voor de uitkering bij leven. UITZONDERING In bepaalde gevallen mag men echter wel een verlaging van de premie voor de overlijdensrisicoverzekering aanwenden voor het verhogen van de premie voor de uitkering bij in leven zijn. Dit moet dan wel geschieden in het kader van de collectieve compensatieregelingen voor beleggingsverzekeringen. De voorwaarden hiervoor zijn vastgelegd in een apart besluit (d.d. 20-12-2011, nr. BLKB 2011/1954M). Het is verstandig om een en ander in goed overleg met de verzekeraar te doen. Dit voorkomt onaangename verrassingen achteraf.
PE-katern 1 | 14 mei 2013
Dit artikel is met name van belang vanwege de aanvullende adviezen die kunnen voortkomen uit de verlaging van de pensioenopbouw door de verhoging van de AOWen pensioenleeftijd. Auteur Martin Gast
PE Vermogen is powered by
AANPASSING INGANGSDATUM AOW EN AANPASSING PENSIOENLEEFTIJD (Eindterm 2a, toetstermen 2a5, 2a7, 2a9 t/m 2a13, 2a62)
I
n Nederland neemt het aantal ouderen ten opzichte van de totale bevolking toe. Als oorzaken worden de afname van het geboortecijfer, de babyboom van na de Tweede Wereldoorlog en de toenemende levensverwachting gezien. Dit heeft gevolgen voor de oudedagsvoorzieningen in Nederland. Een belangrijke oudedagsvoorziening is de AOW. Vanwege de financiering volgens het omslagstelsel, de uitkeringen worden betaald door de werkenden, nemen de lasten voor de werkenden snel toe. Om deze stijgende lasten voor de werkenden te beperken is op 1 januari 2013 de Wet verhoging AOW- en pensioenrichtleeftijd (Wet VAP) in werking getreden. Hierdoor wordt de AOW-leeftijd in stappen verhoogd naar 67 jaar in 2023. SCHEMA AOW-LEEFTIJD 2013: 65 + 1 maand. 2014: 65 + 2 maanden. 2015: 65 + 3 maanden. 2016: 65 + 5 maanden. 2017: 65 + 7 maanden. 2018: 65 + 9 maanden. 2019: 66 2020: 66 + 3 maanden. 2021: 66 + 6 maanden. 2022: 66 + 9 maanden. 2023: 67 Vanaf 2024 wordt een verdere verhoging gekoppeld aan de levensverwachting, die elke 5 jaar wordt vastgesteld en bekendgemaakt. Omdat de levenskansen blijven toenemen is bij de Tweede Kamer een voorstel ingediend om vanaf 2015 de verhoging van de AOWleeftijd te versnellen naar 67 in 2021.
AANPASSING PENSIOENLEEFTIJD NAAR 67 JAAR In de wet op de loonbelasting zijn maxima vastgelegd waarover onbelast pensioen mag worden opgebouwd. Voor middelloonregelingen bedraagt het maximale opbouwpercentage volgens artikel 18a Wet Loonbelasting 1964, 2,25%. Voor een eindloonregeling bedraagt het maximale opbouwpercentage 2%. Vanwege het verhogen van de AOW-leeftijd, moeten deze maximale opbouwpercentages dalen. Opbouw gaat nu over 37 jaar in plaats van 35 jaar. In het staffelbesluit van 13 december 2012 zijn de beschikbare premiestaffels ook aangepast. Vanwege vereenvoudiging bij de uitvoering door pensioenuitvoerders gaat de pensioenrichtleeftijd anders dan bij de verhoging van de AOW-leeftijd per 1 januari 2014 in een keer van 65 jaar naar 67 jaar. De nieuwe pensioenrichtleeftijd geldt voor pensioenrechten die vanaf 2014 worden opgebouwd. Voor de tot 2014 opgebouwde
pensioenrechten gelden deze aanpassingen niet. Veel pensioenregelingen kennen een flexibele pensioendatum. Hierbij kan ervoor gekozen worden het pensioen eerder dan wel later in te laten gaan. De opbouwpercentages moeten echter wel actuarieel worden herrekend volgens onderstaand schema. Evenals de AOW-leeftijd op grond van de levensverwachting, zal de pensioenrichtleeftijd naar verwachting ook in de toekomst verder stijgen. De verhoging van de pensioenrichtleeftijd zal steeds 10 jaar vóór een verhoging van de AOW-leeftijd moeten plaatsvinden. Een evaluatie voor verdere verhoging wordt voorzien in 2019/2020. Echter als men de rekenregels vanuit de Wet VAP gaat hanteren wordt in 2015 de norm voor verhoging naar 68 jaar al bereikt. Mede gezien de problematiek rondom de AOW, door vergrijzing en veranderende bevolkingssamenstelling, lijkt een eerdere aanpassing zeker niet uitgesloten.
Pensioenleeftijd volgens pensioenregeling
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een eindloonstelsel
Maximaal opbouwpercentage ouderdomspensioen in een middelloonstelsel
67
1,90
2,15
66
1,76
1,99
65
1,63
1,84
64
1,52
1,72
63
1,41
1,60
62
1,32
1,49
61
1,23
1,39
60
1,15
1,30
PE-katern 1 | 14 mei 2013