Ministerie van VROM Directie Externe Veiligheid Rijnstraat 8 Postbus 30945 2500 GX Den Haag
VUURWERK IN ZEEHAVENS
Interne postcode 637 www.vrom.nl
Een handreiking voor nederleggen tijdens vervoer
Begripsbepalingen
ADR Accord européen relatif au transport international des marchandises Dangereuses par Route (Europese Overeenkomst betreffende het internationale vervoer van gevaarlijke goederen over de weg). ISO-CONTAINER Een hulpmiddel bij het vervoer zoals omschreven in het ISO Standards Handbook Freight Containers, thrird edition 2000, ISBN 92-67-10319-9 uitgegeven door de International Organization for Standardization te Zwitserland. EXPLOSIEVE STOF Een explosieve stof is een stof of mengsel van stoffen, waar doorheen een exotherme chemische reactie voortschrijdt, zonder dat daarvoor toevoer van energie of materie (zuurstof) van buiten nodig is. GEVAARLIJKE STOFFEN Stoffen die zijn ingedeeld in de klassen 1 t/m 9 van het ADR. IMDG-CODE International Maritime Dangerous Goods Code (Internationale Handleiding voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water/zee). NEN een door het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI) uitgegeven norm. NEN 1014 Eisen voor bliksemafleidinstallatie NETTO EXPLOSIEVE MASSA (NEM) De netto explosieve massa (NEM) is het totaal van pyrotechnische mengsels of sassen dat in het vuurwerk aanwezig is. OMPAKKEN Onder ompakken wordt verstaan het lossen van een container, waarna de goederen in een andere of dezelfde container worden geplaatst zonder de vervoersverpakking te openen en bedoeld om de verpakkingen te controleren en/of te voorzien van juiste kenmerken en/of etiketten. ONTPLOFBARE STOFFEN Zonder nadere aanduiding de stoffen en voorwerpen uit de klasse 1 van het ADR of de IMDG-code. NEDERLEGGEN TIJDENS VERVOER Handeling waarbij sprake is van opslag van ontplofbare stoffen (vuurwerk), voor zover deze plaatsvinden gedurende ten hoogste een beperkt aantal uren/dagen te rekenen vanaf het moment van opslaan en in afwachting van aansluitend vervoer naar een vooraf bekende ontvanger, met inbegrip van het laden en lossen van het vuurwerk en de overbrenging daarvan naar een andere tak van vervoer, voor zover daadwerkelijk in aansluitend vervoer is voorzien en het betrokken vuurwerk in de oorspronkelijke verpakking blijft. Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 2/2
PYROTECHNISCHE MENGSELS OF SASSEN Pyrotechnische mengsels of sassen zijn stoffen of mengsels van stoffen bestemd om als gevolg van nietdetonatieve, zichzelf onderhoudende exotherme chemische reacties een effect te veroorzaken in de vorm van warmte, licht, geluid, gas of rook of een combinatie hiervan. STACK Deel van de inrichting bestemd voor het nederleggen tijdens vervoer van vuurwerk in één of meerdere containers. VUURWERK Een product of voorwerp waarin of waarop een sas aanwezig is en dat bestemd is om voor vermakelijkheidsdoeleinden tot ontbranding gebracht te worden. VUURWERKOMPAKCEL Deel van de inrichting bestemd voor het nederleggen tijdens vervoer van vuurwerk van maximaal één container in combinatie met één lege container.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 3/3
1
Inleiding ...............................................................................................................................................5
2
Verlenging van termijn van 48 uur....................................................................................................6
3
3.3
Veiligheidsafstanden..........................................................................................................................8 Indeling veiligheidsafstanden.........................................................................................................11 Interne veiligheidsafstanden tot objecten binnen de inrichting..................................................11 Interne veiligheidsafstanden tussen stacks onderling ................................................................11 Toepassing en beperkingen voor containers met vuurwerk subklasse 1.2G en 1.3G .............11 Algemene eisen ................................................................................................................................12 Barrières............................................................................................................................................12 Barrières donorcontainer ................................................................................................................12 Barrière acceptorcontainer .............................................................................................................13 Aan te houden afstand bij enkele vuurwerkcontainer .................................................................14 Aan te houden afstand bij een cluster vuurwerkcontainers........................................................15 Interne veiligheidsafstanden tussen stacks en containers die overige gevaarlijke stoffen bevatten.............................................................................................................................................16 Externe veiligheidsafstanden tot objecten buiten de inrichting..................................................16 Externe veiligheidsafstanden tot kwetsbare objecten buiten de inrichting als bedoeld in artikel 2 van de beleidsregel ...........................................................................................................16 Externe veiligheidsafstanden tot overige objecten die buiten de inrichting zijn gelegen en daar zijn toegestaan als (mede) havengebonden activiteit op grond van artikel 2, tweede lid van de beleidsregel..........................................................................................................................17 Externe veiligheidsafstand tot technische installaties met gevaarlijke stoffen buiten de inrichting ...........................................................................................................................................18 Afstanden van de buitenste container van stacks tot de buitenkant van de kade....................19
4 4.1 4.2 4.3
Aanvullende voorschriften vergunning Wm..................................................................................20 Algemeen...........................................................................................................................................20 Aanvullende algemene voorschriften ............................................................................................20 Aanvullende technische voorschriften aarden wallen .................................................................21
3.1
3.2
BIJLAGE 1: kwetsbare objecten, als bedoeld in deze handreiking .......................................................23 BIJLAGE 2: overige objecten, als bedoeld in deze handreiking ............................................................24 BIJLAGE 3: voorbeeldtekening van een wal van zand of aarde.............................................................25
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 4/4
1
Inleiding
Op 1 maart 2002 is het Vuurwerkbesluit in werking getreden. In dit besluit is in artikel 1.1.4 aangegeven dat de voorschriften voor de opslag van vuurwerk niet van toepassing zijn indien er sprake is van nederleggen tijdens vervoer gedurende maximaal 72 uur (in het Vuurwerkbesluit van 22 januari 2002 is 72 uur gewijzigd in 48 uur). Omdat stuwadoors niet altijd in staat zijn om binnen deze termijn het vuurwerk af te voeren, worden zij geconfronteerd met de eisen voor opslag van vuurwerk uit het Vuurwerkbesluit. Dit vormde aanleiding voor een gesprek tussen de Nationale Havenraad en de minister van VROM in januari 2002. Dit gesprek en de brief van de Nationale Havenraad van 4 juli 2002 aan de minister van VROM zijn aanleiding geweest om de termijn van 48 uur voor nederleggen tijdens het vervoer van vuurwerk te verlengen naar 14 dagen voor stuwadoorsinrichtingen in de zeehavens Rotterdam, Amsterdam, Vlissingen en Eemshaven. Het verlengen van deze termijn kan worden toegestaan als aan de vergunning Wm naast de reeds gangbare voorschriften aanvullende voorschriften worden verbonden. In dit verband is ook de Herziene beleidsregel ontheffingen vervoer van vuurwerk met zeeschepen (Stcrt. 2002, 144) van het ministerie van Verkeer en Waterstaat (hierna: de beleidsregel) van belang. De beleidsregel is op 1 augustus 2002 in werking getreden. Op basis van deze beleidsregel worden op grond van artikel 9, eerste lid van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen, in combinatie met artikel 13, eerste lid van de Regeling vervoer gevaarlijke stoffen met zeeschepen, ontheffingen verleend voor het vervoer van vuurwerk in zeeschepen naar een ligplaats in Nederlandse havens. De uitgangspunten voor het afgeven van ontheffingen zijn eveneens relevant voor het nederleggen tijdens vervoer van vuurwerk bij stuwadoors, waardoor stuwadoors onder een speciaal opslagregime vallen. Bij het opstellen van deze Handreiking is aansluiting gezocht bij de notitie van 24 juni 1996 aan de directeur Materieel Koninklijke Landmacht (tot 1 maart 2002 wettelijk adviseur krachtens de Wet milieubeheer) van de directeur van de DCMR Milieudienst Rijnmond inzake uniforme voorschriften voor de op- en overslag van ontplofbare stoffen en voorwerpen bij stuwadoorsbedrijven. Op grond van deze notitie mogen containers met ontplofbare stoffen uit subklasse 1.1 maximaal drie uur binnen de inrichting aanwezig zijn. Omdat vuurwerk behoort tot de klasse ontplofbare stoffen is in deze handreiking voor vuurwerk uit subklasse 1.1 aansluiting gezocht bij de notitie van 24 juni 1996. Voor containers met vuurwerk uit subklasse 1.1 geldt, dat deze containers maximaal 3 uur na het lossen binnen de inrichting aanwezig mogen zijn. Van de termijn van drie uur kan alleen worden afgeweken indien bij een controle van de classificatie door de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) is gebleken dat vuurwerk, aangeleverd in de subklasse 1.2, 1.3 of 1.4, verkeerd is geclassificeerd en zodoende moet worden aangemerkt als vuurwerk uit subklasse 1.1. Alvorens het transport mag worden vervolgd, dient te worden voldaan aan de voorschriften uit de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wvgs) inzake kenmerken en etikettering. Deze Handreiking is een zwaarwegend advies met een stelsel van voorschriften dat in overleg met bevoegde overheden en vertegenwoordigers van de branche tot stand is gekomen. Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 5/5
2
Verlenging van termijn van 48 uur
In artikel 1.1.4 van het Vuurwerkbesluit (Stb. 2002, 33) wordt geregeld dat vervoersgebonden inrichtingen, zoals stuwadoorsinrichtingen, niet onder de opslagvereisten voor vuurwerk vallen. Onder deze opslagvereisten worden bovendien de veiligheidsafstanden begrepen. Hierna wordt de toelichting van artikel 1.1.4 uit het Vuurwerkbesluit geciteerd. “In dit artikel wordt geregeld dat vervoergebonden inrichtingen, zoals stuwadoorsinrichtingen, niet onder de opslagvereisten voor vuurwerk vallen. De uitzondering geldt voor zover in die inrichtingen sprake is van typische vervoershandelingen (geen opslag voor langere duur). Kenmerkend voor dit soort inrichtingen is dat goederen daarin slechts zeer kortstondig aanwezig zijn. De kortstondige opslag van vuurwerk om direct met het vervoer samenhangende redenen valt daarom niet onder de opslagvereisten van het besluit. Om van deze uitzondering gebruik te kunnen maken, moet er sprake zijn van opslag van vuurwerk gedurende ten hoogste 72 uur (zaterdagen, zon- en feestdagen niet meegerekend), moet daadwerkelijk zijn voorzien in aansluitend vervoer (de ontvanger is dus bekend) en moet het vuurwerk in de oorspronkelijke verpakking blijven. Ook de container waarin het vuurwerk wordt vervoerd, mag niet worden geopend, behalve door toezichthouders. Is er sprake van opslag voor langere duur dan 72 uur (bij opslag uit een oogpunt van voorraadbeheer of bij bewaring in opdracht van derden), is geen aansluitend vervoer geregeld (opslag met het oog op aflevering aan nog onbekende afnemers of aan bekende afnemers op termijn waarbij het vervoersproces wordt onderbroken) of wordt de vervoersverpakking verbroken, dan valt de opslag wel onder de opslagvereisten. Ter voorkoming van mogelijk misverstand wordt er op gewezen dat het besluit voor het overige wel van toepassing is op de hier bedoelde inrichtingen (onder andere artikel 1.4.3) tenzij uit de desbetreffende bepaling anders blijkt (artikel 4.2, vijfde lid).” De belangrijkste reden voor aanpassing van de termijn is dat in de praktijk de termijn van 48 uur waarbinnen het nederleggen tijdens vervoer moet worden beëindigd, niet wordt gehaald voor alle soorten vuurwerk. De logistiek van andere vervoerders kan ook een rol spelen. Het is denkbaar dat zeeschepen daarom zullen uitwijken naar andere Europese havens, waarmee de concurrentiepositie van de Nederlandse zeehavens in het geding is. Door verruiming van de eerdergenoemde termijn wordt invulling gegeven aan het “Level Playing Field” en veroorzaakt het Vuurwerkbesluit geen verstoring van de concurrentiepositie van de Nederlandse zeehavens. Bij toepassing van deze Handreiking wordt geen verstoring van de concurrentiepositie van de Nederlandse zeehavens verwacht. Tevens wordt bij de verruiming van de termijn tegemoet gekomen aan de constatering van de Inspectie Verkeer en Waterstaat dat 48 uur ontoereikend is om alle formaliteiten te vervullen om het transport van vuurwerk dat verkeerd geclassificeerd was, mogelijk te maken.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 6/6
Uit oogpunt van toezicht en (strafrechtelijke) handhaving wordt de mogelijkheid tot aanvragen van een verlenging beperkt tot de zeehavens Amsterdam, Rotterdam, Vlissingen en Eemshaven. Voor de overige vervoersgebonden inrichtingen blijft de termijn van 72 uur voor nederleggen tijdens vervoer van vuurwerk van kracht. Artikel 1.1.4 van het Vuurwerkbesluit is zodanig aangepast dat de opslagvereisten uit het Vuurwerkbesluit voor de stuwadoorsinrichtingen (waaronder rail service centra) binnen de vier genoemde zeehavens eerst na 14 dagen van toepassing zijn. Het bedrijf moet een aanvraag tot wijziging van de vergunning Wm indienen bij het bevoegd gezag als de termijn van 48 uur voor nederleggen tijdens vervoer van vuurwerk moet worden verlengd tot 14 dagen. Pas nadat de vergunning Wm is aangepast en voorziet in een ruimere termijn voor nederleggen tijdens vervoer van vuurwerk kan de vergunninghouder hiervan gebruik maken. Het bevoegd gezag op grond van de Wet milieubeheer wordt geadviseerd om de verlenging van deze termijn alleen toe te staan onder aanvullende voorschriften. Deze Handreiking beoogt het bevoegd gezag een handvat te bieden bij de beoordeling van de aanvraag om een vergunning Wm en het stellen van aanvullende voorschriften in de vergunning Wm. In specifieke situaties of in situaties waarin deze Handreiking niet voorziet kan het bevoegd gezag strengere of aanvullende eisen aan de vergunning Wm verbinden.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 7/7
3
Veiligheidsafstanden
Het is noodzakelijk dat gedurende het nederleggen tijdens het vervoer van vuurwerk bij een stuwadoor bepaalde veiligheidsafstanden in acht worden genomen. In deze paragraaf worden veiligheidsafstanden gedefinieerd die horen bij bepaalde hoeveelheden vuurwerk. Bepalend voor de te hanteren veiligheidsafstand is de netto explosieve massa (n.e.m.) van het vuurwerk uit de subklassen 1.1 t/m 1.3. De bepaling van de netto explosieve massa is vastgelegd in de beleidsregel. Daarbij wordt een gedeelte opgeteld van het vuurwerk uit de subklasse 1.4 vanwege mogelijk onjuiste classificatie. Op basis van de bij de aanvraag om een ontheffing gevoegde informatie wordt de netto explosieve massa voor vuurwerk als volgt bepaald: n.e.m. = de sommatie van de totale netto massa in kilogrammen van de explosieve stof in vuurwerk uit de subklassen 1.1 tot en met 1.3 en 50% van de totale netto massa in kilogrammen van de explosieve stof in vuurwerk uit de subklasse 1.4. Indien de opgenomen standaardclassificatie van vuurwerkartikelen uit bijlage 1 van de beleidsregel kan worden toegepast, wordt de netto explosieve massa als volgt bepaald: n.e.m. = de sommatie van de totale netto massa van de explosieve stof in vuurwerk uit de subklassen 1.1 tot en met 1.3 en 5% van de totale netto massa in kilogrammen van de explosieve stof in vuurwerk uit de subklasse 1.4. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat voor de berekening van de netto explosieve massa het totaal aan explosieve stoffen volgens het ADR in ogenschouw wordt genomen. Dit betekent dat ook pyrotechnische stoffen, pyrotechnische preparaten en sassen, met inbegrip van eventuele toevoegingen, meegenomen moeten worden. In de vervoersregelgeving (VLG/ADR) wordt vuurwerk op basis van VN-classificatietesten op de volgende wijze ingedeeld, waarbij het eerste cijfer de gevarenklasse aangeeft, het tweede cijfer de subklasse en de letter de compatibiliteitsgroep. – Vuurwerk, 1.1G (UN 0333); – Vuurwerk, 1.2G (UN 0334); – Vuurwerk, 1.3G (UN 0335); – Vuurwerk, 1.4G (UN 0336); – Vuurwerk, 1.4S (UN 0337). Daarnaast kent het VLG/ADR vuurwerk onder: – Pyrotechnische voorwerpen voor technische doeleinden, 1.1G (UN 0428); – Pyrotechnische voorwerpen voor technische doeleinden, 1,2G (UN 0429); – Pyrotechnische voorwerpen voor technische doeleinden, 1.3G (UN 0430); – Pyrotechnische voorwerpen voor technische doeleinden, 1.4G (UN 0431). De beleidsregel wordt gebruikt voor het berekenen van de netto explosieve massa. Conform de beleidsregel wordt vuurwerk uit de subklassen 1.2 en 1.3 voor de bepaling van externe Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 8/8
veiligheidsafstanden beschouwd als vuurwerk uit de subklasse 1.1. Alleen indien in een container uitsluitend vuurwerk uit subklasse 1.4 aanwezig is, wordt niet gerekend met de netto explosieve massa en wordt afgeweken van de beleidsregel. Voor het bepalen van de veiligheidsafstand die geldt voor de berekende netto explosieve massa wordt aangesloten bij de “Allied Ammunition Storage and Transport Publication 1” (hierna: AASTP-1). Toelichting AASTP-1 De AASTP-1 is een handboek dat is uitgebracht door de NAVO waarin de veiligheidsbeginselen voor de opslag van munitie en explosieven voor militaire doeleinden worden beschreven. Het primaire doel van het handboek is het vastleggen van de veiligheidsbeginselen die als leidraad gehanteerd kunnen worden tussen het gastland en NAVO strijdkrachten om te komen tot wederzijdse overeenstemming over de wijze van opslag van munitie. De beginselen zijn bedoeld als basis voor nationale regelgeving voor de opslag van munitie. In de AASTP-1 is de rekenmethodiek beschreven voor het vaststellen van afstanden van verschillende opslagcondities ontplofbare stoffen tot kwetsbare objecten. Omdat vuurwerk ook behoort tot de klasse ontplofbare stoffen is voor het vaststellen van de veiligheidsafstanden de AASTP-1 gebruikt. De basis voor het vaststellen van de veiligheidsafstanden zijn: - de maximale piekoverdrukwaarde voor blast en - de brokstukuitworp. De piekoverdrukwaarde ontstaat als gevolg van de schokgolf die ontstaat bij een calamiteit met vuurwerk van subklasse 1.1. Omdat het Vuurwerkbesluit op het nederleggen tijdens transport niet van toepassing is, is voor de te hanteren piekoverdrukwaarde ter plaatse van kwetsbare objecten aansluiting gezocht bij de beleidsregel. In deze beleidsregel is gekozen voor een piekoverdrukwaarde die ook bij opslag van munitie en explosieven wordt gehanteerd, namelijk 5 kilopascal. Voor brokstukuitworp wordt als criterium gehanteerd maximaal 1 letaal (>80 J) brokstuk per 56 m2 grondoppervlak. Hierbij treedt +/- 1% raakkans met dodelijk gevolg voor een onbeschermd persoon op, waarbij aangenomen wordt dat een persoon een kwetsbaar oppervlak van 0,56 m2 vertegenwoordigt.
Voor het bepalen van veiligheidsafstanden voor containers met uitsluitend vuurwerk uit subklasse 1.4 wordt er van uitgegaan dat de ontplofbare stoffen in deze container geen massa-explosie kunnen veroorzaken. Het schadecriterium hierbij wordt gebaseerd op de optredende warmtestraling. In het Vuurwerkbesluit wordt voor (verpakt) consumentenvuurwerk, waarvoor maximale hoeveelheden ontplofbare stof in nadere regels zijn vastgelegd, een externe veiligheidsafstand van 20 meter aangehouden. Vuurwerk uit subklasse 1.4, dat niet is aangeduid als consumentenvuurwerk, kan grotere hoeveelheden ontplofbare stof per artikel bevatten. De veiligheidsafstand voor vuurwerk uit subklasse 1.4 wordt daarom gebaseerd op de NAVO richtlijn (AASTP-1) en bedraagt 25 meter. Toelichting compartimentering Alvorens het bepalen van de veiligheidsafstanden nader wordt uitgewerkt, wordt hier eerst het begrip compartimentering toegelicht. Containers met vuurwerk kunnen ook gegroepeerd worden opgeslagen. Indien tussen de individuele containers niet wordt voldaan aan de interne afstanden, wordt uit voorzorg aangenomen dat een groep containers dezelfde effecten tot gevolg heeft als een individuele container met daarin de totale hoeveelheid vuurwerk van deze groep containers. Bij stuwadoors wordt gesproken van zogenaamde stacks, waarmee een groep van containers wordt bedoeld. Binnen een stack kunnen dus één of meerdere containers aanwezig zijn. Een stack is een deel van de inrichting bestemd voor het nederleggen tijdens vervoer van één of meerdere containers, mogelijk geladen met vuurwerk. Binnen een stack mogen uitsluitend vervoershandelingen worden verricht. Met het begrip stack wordt overigens niet beoogd dat dit deel van de inrichting uitsluitend bestemd mag zijn voor vuurwerk. Evenmin wordt beoogd dat de stack plaatsgebonden is. In overleg met het bevoegd gezag kan ook gekozen worden voor een bepaalde mate van flexibiliteit waarbij het beoogde doel (de veiligheidsafstanden) aan de vergunning Wm wordt verbonden. Indien gebruik wordt gemaakt van de mogelijkheid van fysieke maatregelen (zoals aarden wallen) om de interne veiligheidsafstanden te verkleinen, dan zal in de praktijk wel sprake zijn van een plaatsgebonden stack. Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 9/9
Zoals reeds eerder is opgemerkt, kan het voorkomen dat vuurwerk onjuist is geclassificeerd. In dat geval dient het vuurwerk te worden voorzien van de juiste etikettering en kenmerking alvorens het vuurwerk op aansluitend transport mag worden gezet. Het juist etiketteren en kenmerken valt niet onder de omschrijving vervoershandelingen en mag uitsluitend plaatsvinden in een zogenaamde vuurwerkompakcel. Het vuurwerk mag echter niet uit de primaire verpakking worden gehaald. Een vuurwerkompakcel is een (deel van de) inrichting bestemd voor het nederleggen tijdens vervoer van vuurwerk van maximaal één container in combinatie met één lege container. Een vuurwerkompakcel hoeft niet te zijn voorzien van aarden wallen. Een voorwaarde hiervoor is dat wordt voldaan aan de betreffende interne en externe veiligheidsafstanden. Aanbevolen wordt dat in een zeehaven een vuurwerkompakcel aanwezig is, waar onjuist geclassificeerd vuurwerk omgepakt kan worden. In deze Handreiking wordt onderscheid gemaakt in: – een stack waarin vuurwerk uit uitsluitend subklasse 1.4 aanwezig is; – een stack waarin alle soorten vuurwerk (subklasse 1.1 tot en met 1.4) is; – een vuurwerkompakcel waarin alle soorten vuurwerk (subklasse 1.1 tot en met 1.4) aanwezig is.
Figuur 1: Stack met ISO-containers De aanwezigheid van vuurwerk uit subklasse 1.1 is hierbij beperkt tot vuurwerk dat is aangemeld in een lichtere subklasse én waarvan bij controle is gebleken dat de classificatie onjuist is en moet worden aangemerkt als vuurwerk uit subklasse 1.1. Om de aan te houden interne veiligheidsafstanden in verband met sympathische reacties zoveel mogelijk te beperken, kan voor het nederleggen van vuurwerk uit subklasse 1.1 voor vervoer gebruik worden gemaakt van het plaatsen van aarden wallen rond de container. De veiligheidsafstanden gemeten vanaf de genoemde stacks hebben tot doel: – de bescherming van personen buiten de inrichting; – het zoveel mogelijk voorkomen van sympathische reacties; – het zoveel mogelijk voorkomen van domino-effecten. Bij het bepalen van veiligheidsafstanden tot kwetsbare objecten wordt onderscheid gemaakt in afstanden tot kwetsbare objecten, als bedoeld in artikel 2 van de beleidsregel (zie bijlage 1), en overige objecten die binnen of buiten de inrichting zijn gelegen en daar zijn toegestaan als (mede) havengebonden activiteit op grond van artikel 2, tweede lid, van de beleidsregel (o.a. kantoren, winkels, restaurants en cafés). In bijlage 2 bij deze handreiking zijn de overige objecten opgenomen. De interne veiligheidsafstanden beogen bovendien het voorkomen dat nedergelegde containers met vuurwerk bij de stuwadoor een zwaar ongeval van de scheepslading tot gevolg heeft. Hierdoor kan het schip voor het bepalen van de afstand tot kwetsbare objecten, als bedoeld in artikel 2 van de beleidsregel, buiten beschouwing worden gelaten.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 10/10
Indeling veiligheidsafstanden De volgende veiligheidsafstanden tussen vuurwerkcontainers die zijn nedergelegd tijdens vervoer binnen de inrichting onderling en andere objecten worden onderscheiden: 1. Interne afstanden tot objecten binnen de inrichting: a. de interne afstand tussen stacks onderling; b. de interne afstand tussen stacks en containers die overige gevaarlijke stoffen bevatten; 2. Externe veiligheidsafstanden tot objecten buiten de inrichting: a. de externe veiligheidsafstand tot kwetsbare objecten buiten de inrichting, als bedoeld in artikel 2 van de beleidsregel; b. de externe veiligheidsafstand tot overige objecten die buiten de inrichting zijn gelegen en daar zijn toegestaan als (mede) havengebonden activiteit op grond van artikel 2, tweede lid van de beleidsregel; c. de externe veiligheidsafstand tot technische installaties met gevaarlijke stoffen buiten de inrichting. 3. Afstanden van de buitenste container van stacks tot de buitenkant van de kade. In de praktijk zijn geen situaties bekend dat een stuwadoor tevens beschikt over een technische installatie met gevaarlijke stoffen waardoor domino-effecten kunnen optreden. In voorkomende gevallen wordt geadviseerd dezelfde systematiek voor veiligheidsafstanden aan te houden als beschreven voor technische installaties buiten de inrichting. Alvorens nader invulling wordt gegeven aan de veiligheidsafstanden, is het van belang te weten vanaf welk moment nadat de container met vuurwerk het schip heeft verlaten de veiligheidsafstanden in acht moeten worden genomen. Voor containers met vuurwerk uit subklasse 1.1 geldt dat zij maximaal 3 uur na het lossen binnen de inrichting aanwezig mogen zijn. In deze Handreiking wordt geen uitwerking gegeven aan veiligheidsafstanden voor subklasse 1.1. Containers met vuurwerk uit subklassen 1.2, 1.3 en/of 1.4 moeten binnen 3 uur worden overgebracht naar een stack. Hierna moet worden voldaan aan de veiligheidsafstanden en de overige voorschriften die hierop van toepassing zijn.
3.1
Interne veiligheidsafstanden tot objecten binnen de inrichting
Interne veiligheidsafstanden tussen stacks onderling Er wordt onderscheid gemaakt in interne veiligheidsafstanden tussen stacks met uitsluitend vuurwerk uit de subklasse 1.4G/S en stacks met vuurwerk subklasse 1.2G en 1.3G. Tussen stacks met uitsluitend vuurwerk uit de subklasse 1.4 geldt op grond van de AASTP-1 een interne veiligheidsafstand van 25 meter. Ter beperking van sympathische reacties is voor het vaststellen van de interne veiligheidsafstand tussen stacks (per stack kunnen meerder containers aanwezig zijn) aan TNO Prins Maurits Laboratorium gevraagd te adviseren over containers met vuurwerk subklasse 1.2G en 1.3G. Het advies uit het TNOrapport ’Inwendige veiligheid vuurwerkcontainers van de gevarenklasse 1.2G en 1.3G in zeehavens’ (PML2004 C039) van mei 2004 wordt overgenomen en is in deze Handreiking verwerkt.
Toepassing en beperkingen voor containers met vuurwerk subklasse 1.2G en 1.3G Deze paragraaf geldt uitsluitend voor vuurwerk van gevarensubklasse 1.2 en 1.3, al of niet in combinatie met gevarensubklasse 1.4, in gesloten 20 ft en 40 ft ISO-containers. Het vuurwerk betreft uitsluitend de UN nummers 0334 en 0335, al of niet in combinatie met UN nummers 0336 en 0337. Deze paragraaf is niet van toepassing op munitie en explosieven van gevarensubklasse 1.2 Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 11/11
Algemene eisen Voor de hoeveelheid netto explosieve stof in de vuurwerkcontainer dient aangehouden te worden: 5.000 kg voor een 20 ft container en 10.000 kg voor een 40 ft container. Voor de deuren van een vuurwerkcontainer moet een ruimte van tenminste 1,25 meter vrijgehouden worden, om bij brand openen van de deuren en daarmee drukontlasting mogelijk te maken.
Barrières Barrières kunnen de effecten van een brandende vuurwerkcontainer (donorcontainer) reduceren of een bedreigde vuurwerkcontainer (acceptorcontainer) beschermen. Het gelijktijdig toepassen van zowel een donorbarrière als een acceptorbarrière voor een vuurwerkcontainer is dus niet mogelijk.
Barrière donorcontainer Met een juiste barrière bij de donorcontainer kan de vlamtong af worden gebogen en uitgeworpen vuurwerk worden gestopt (zie Figuur 2).
Figuur 2: Zijaanzicht van barrièrewerking bij donor container Een effectieve barrière voor de donorcontainer dient als volgt uitgevoerd te worden (zie Figuur 3): – de afstand tot de barrière moet minimaal 1,25 m en maximaal 5 m bedragen; – de breedte en hoogte van de barrière dient zodanig te zijn dat een hoek van minimaal 30 graden vanuit de deuropening van de donorcontainer afgeschermd wordt; – de wand van de barrière aan de deurzijde dient verticaal te zijn; – de barrière kan gemaakt worden met een stapel containers die dichtbij tegen elkaar staan. De spleet tussen de containers mag niet groter zijn dan 10 cm; – bovenop de rij donorcontainers mogen, indien de donorcontainer niet in klasse 1.4 ingedeeld is, geen andere containers geplaatst worden.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 12/12
min. 30° deurzijde vuurwerkcontainer
min. 1,25 m max. 5 m
spleet max. 10 cm
min. 30°
bovenaanzicht
NB: vuurwerkcontainer kan ook op chassis of andere container staan.
min. 30° min. 1,25 m max. 5 m
deurzijde vuurwerkcontainer
spleet max. 10 cm
zijaanzicht
Figuur 3: Minimale afmetingen barrière vuurwerkcontainer
Barrière acceptorcontainer Een juiste barrière rondom een acceptorcontainer kan de kritieke opwarming van de inhoud tengevolge van hittestraling voorkomen. Een effectieve barrière voor de acceptorcontainer kan als volgt uitgevoerd worden: Om voldoende afscherming te verkrijgen dient de acceptorcontainer buiten de vlamtong te staan en geen direct zicht te hebben op de optredende vlamtong. In figuur 4 wordt de aanbevolen opstelling weergegeven, waarbij de hittestraling afgeschermd wordt door de barrièrecontainers. In de schets staan de containers zij aan zij tegen elkaar (met een spleetbreedte van maximaal circa 30 cm), en liggen de kopse kanten niet verder dan 1 meter uit elkaar. Hierbij dient te worden opgemerkt dat de deurzijde van de afgeschermde vuurwerkcontainer geheel geopend moet kunnen worden. Deze afgeschermde vuurwerkcontainer kan namelijk tevens optreden als donorcontainer, waarbij een afdoende drukontlasting niet tegengegaan mag worden.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 13/13
Figuur 4: Afscherming van een acceptorcontainer (blauw) door barrièrecontainers (groen) tegen hittestraling (pijlen). De deurzijde van de acceptorcontainer is aan de rechterkant.
Aan te houden afstand bij enkele vuurwerkcontainer De ruimte rondom een vuurwerkcontainer (de donorcontainer) waarin geen andere vuurwerkcontainer (de acceptorcontainer) mag staan, is aangegeven in Figuur 5.
Figuur 5: Donorcontainer met aan te houden inwendige afstanden. Aan de deurzijde geldt de afstand B over een hoek van 120 graden, aan de overige zijden de afstand A. Als een effectieve barrière voor de deur geplaatst is dan wordt de afstand B gelijk aan de afstand A. Als een effectieve barrière rondom de acceptorcontainer geplaatst is, kan de afstand B gereduceerd worden tot de afstand B1.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 14/14
Tabel 1: Minimaal onderlinge afstanden tussen ISO-containers met 1.2G of 1.3G artikelen in de donor en acceptor. Netto hoeveelheid Afstand A Afstand B Gereduceerde afstand explosieve stof [m] [m] B1 [kg] [m] 5.000 25 48 38 10.000 25 60 50
Aan te houden afstand bij een cluster vuurwerkcontainers Sympathische reacties tussen vuurwerkcontainers hoeven niet voorkomen te worden als dit geen ontoelaatbare gevaren oplevert voor de interne en externe veiligheid. Vuurwerkcontainers kunnen dan op en naast elkaar gestapeld worden. Wel moet nog steeds een ruimte voor de deuren vrijgehouden worden. De ruimte rondom een cluster vuurwerkcontainers (de donorcontainers) waarin geen andere vuurwerkcontainer (acceptorcontainer) mag staan, is geïllustreerd in Figuur 6. De afstand vanaf de deurzijde is de afstand B, de afstand vanaf de andere zijden de afstand A. Deze afstanden zijn gegeven in Tabel 2. In Tabel 3 voor het geval de donorcluster uitsluitend 20 ft containers bevat. Als een effectieve barrière voor alle deuren geplaatst is dan wordt de afstand B gelijk aan de afstand A. Als een effectieve barrière rondom de acceptorcontainer geplaatst is, kan de afstand B gereduceerd worden tot de afstand B2.
Figuur 6: Voorbeeld van donor containercluster van vijf vuurwerkcontainers, met aan te houden inwendige afstanden.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 15/15
Tabel 2: Minimale onderlinge afstanden tussen ISO-containers met 1.2G of 1.3G artikelen in de donor en acceptor Netto hoeveelheid Afstand A Afstand B Gereduceerde afstand explosieve stof [m] [m] B2 [kg] [m] 38 48 25 5.000 50 60 25 10.000 50 60 27 15.000 50 60 32 20.000 50 63 35 25.000 50 67 39 30.000 50 70 42 35.000 50 73 44 40.000 50 76 47 45.000 50 79 50 50.000 50 79 50 >50.000
Tabel 3: Minimale onderlinge afstanden tussen ISO-containers met 1.2G of 1.3G artikelen in de donor, wanneer de donor containercluster uitsluitend 20 ft containers bevat. Netto hoeveelheid Afstand A Afstand B Gereduceerde afstand explosieve stof [m] [m] B2 [kg] [m] 38 48 25 5.000 38 48 25 10.000 38 49 27 15.000 38 57 32 20.000 38 61 35 25.000 38 61 35 >25.000
Interne veiligheidsafstanden tussen stacks en containers die overige gevaarlijke stoffen bevatten Indien containers met vuurwerk en stoffen uit de overige ADR-klassen (2 t/m 9) binnen de stuwadoorsinrichting aanwezig zijn, dan dienen tussen de containers met vuurwerk en deze categorieën gevaarlijke stoffen veiligheidsafstanden te worden aangehouden. Met de veiligheidsafstanden moet door het treffen van technische en/of organisatorische maatregelen zoveel mogelijk worden voorkomen dat domino-effecten kunnen optreden. Aanbevolen wordt om in horizontale richting minimaal een vrije ruimte van 25 meter aan te houden tussen containers met vuurwerk subklasse 1.2, 1.3 en 1.4 en overige gevaarlijke stoffen. Deze afstand is vergelijkbaar met de maximale afstand die op grond van de IMDG-code tussen containers met ontplofbare stoffen uit klasse 1 en containers met overige gevaarlijke stoffen wordt aangehouden. Stapeling van containers met overige gevaarlijke stoffen op containers met vuurwerk subklasse 1.2, 1.3 en/of 1.4 is niet toegestaan.
3.2
Externe veiligheidsafstanden tot objecten buiten de inrichting
Externe veiligheidsafstanden tot kwetsbare objecten buiten de inrichting als bedoeld in artikel 2 van de beleidsregel De externe veiligheidsafstanden tot kwetsbare objecten is doorslaggevend voor de maximale hoeveelheid vuurwerk (uitgedrukt in de netto explosieve massa) die per stack bij een stuwadoorsinrichting kan worden nedergelegd. De totale netto explosieve massa binnen de inrichting mag de in de vergunning Wm toegestane hoeveelheid per subklasse niet overschrijden. De maximaal toegestane netto explosieve
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 16/16
massa in een stack wordt bepaald op grond van de rekenregels uit de AASTP-1 en de beschikbare externe veiligheidsafstand. In Tabel 4 wordt een overzicht gegeven van de aan te houden externe veiligheidsafstanden ten opzichte van kwetsbare objecten in relatie tot de netto explosieve massa. De veiligheidsafstanden zijn voor ontplofbare stoffen uit subklasse 1.2 en 1.3 gebaseerd op de veiligheidsafstanden voor subklasse 1.1 uit de AASTP-1. Voor een stack waarin uitsluitend vuurwerk uit subklasse 1.4 aanwezig is op grond van de vergunning Wm geldt een vaste minimumafstand van 25 meter tot kwetsbare objecten. De afstand van 25 meter is o.a. gebaseerd op brandbestrijdingswerkzaamheden en ontleend aan de AASTP-1. Ter voorkoming van domino-effecten geldt als voorwaarde dat tussen de containers met vuurwerk uit subklasse 1.4 die tegen elkaar staan of gestapeld zijn, geen andere gevaarlijke stoffen aanwezig zijn. Tabel 4: Externe veiligheidsafstanden tot kwetsbare objecten zoals genoemd in bijlage 1 in relatie tot de netto explosieve massa Aanwezige hoeveelheid netto Externe veiligheidsafstand tot kwetsbare objecten in meters explosieve massa per stack in kg * Subklasse 1.2 en 1.3 Subklasse 1.4G en 1.4S 2.400 kg 270** 25 3.000 kg 305** 25 4.000 kg 350** 25 4.500 kg 370** 25 6.000 kg 400 25 9.000 kg 450 25 12.000 kg 500 25 20.000 kg 600 25 32.000 kg 700 25 52.000 kg 800 25 75.000 kg 900 25 100.000 kg 1.000 25 300.000 kg 1.500 25 * **
De netto explosieve massa wordt berekend over de totale hoeveelheid vuurwerk in een stack. Indien de netto explosieve massa kleiner is dan 4.500 kg wordt de externe veiligheidsafstand tot kwetsbare objecten bepaald met de formule D = 5,5*Q1/2. De minimumafstand hierbij is 270 meter. Indien de netto explosieve massa groter is dan 4.500 kg wordt de netto explosieve massa bepaald met de formule 22,2*Q1/3.
Externe veiligheidsafstanden tot overige objecten die buiten de inrichting zijn gelegen en daar zijn toegestaan als (mede) havengebonden activiteit op grond van artikel 2, tweede lid van de beleidsregel De externe veiligheidsafstanden tot overige objecten buiten de inrichting zijn afhankelijk van de maximale hoeveelheid vuurwerk (uitgedrukt in netto explosieve massa) die per stack kan worden neergelegd. De totale netto explosieve massa mag de in de milieuvergunning toegestane hoeveelheid per subklasse niet overschrijden. De maximale netto explosieve massa in een stack wordt bepaald op grond van de rekenregels uit de AASTP-1 en de beschikbare externe veiligheidsafstand. Als veiligheidsafstand tot overige objecten buiten de inrichting is gekozen voor een zelfde beschermingsniveau als in de AASTP-1 wordt genoemd voor werkplaatsen/kantoorgebouwen met een lage bezetting. Voor een stack waarin Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 17/17
uitsluitend vuurwerk uit subklasse 1.4 aanwezig is geldt een vaste minimumafstand van 25 meter tot overige objecten. In Tabel 5 wordt een overzicht gegeven van de aan te houden externe veiligheidsafstanden ten opzichte van overige objecten buiten de inrichting in relatie tot de netto explosieve massa. De veiligheidsafstanden zijn voor ontplofbare stoffen uit subklasse 1.2 en 1.3 gebaseerd op de veiligheidsafstanden voor subklasse 1.1 uit de AASTP-1 (en berekend) met de formule 7,2*Q1/3, waarin Q staat voor netto explosieve massa in kg. Tabel 5: Externe veiligheidsafstanden in meters gemeten vanaf een stack tot objecten genoemd in bijlage 2 Maximaal toelaatbare hoeveelheid netto Veiligheidsafstanden voor vuurwerk subklasse explosieve massa per stack 1.2G en 1.3G [kg] [m] 1.000 72 2.000 91 2.400 97 3.000 104 4.000 115 4.500 120 5.000 124 6.000 131 9.000 150 10.000 155 12.000 165 15.000 178 20.000 196 32.000 229 52.000 269 75.000 304 100.000 336 300.000 482
Externe veiligheidsafstand tot technische installaties met gevaarlijke stoffen buiten de inrichting Door inslag van brokstukken, het optreden van een schokgolf en warmtestraling als gevolg van een calamiteit met vuurwerk kan een zwaar ongeval met een technische installatie buiten de inrichting optreden. De gevaarlijke stoffen in deze technische installatie kunnen daarbij betrokken raken waarbij het uiteindelijk effect mogelijk groter is dan op grond van het ongewoon voorval met het vuurwerk verwacht mag worden. In dergelijke gevallen wordt gesproken van een domino-effect. Deze domino-effecten moeten zoveel mogelijk worden voorkomen door passende afstanden aan te houden tussen containers met vuurwerk en deze technische installaties. Daarvoor dienen ten minste de afstanden te worden aangehouden die ook worden aangehouden tussen stacks onderling (zie hoofdstuk 3.1). Ter voorkoming van enig misverstand wordt er op gewezen dat bij de toetsing van de aanvraag voor een vergunning Wm de toegelaten aanwezigheid van technische installaties met gevaarlijke stoffen in de omgeving moeten worden beschouwd. Deze feitelijke toetsing kan aanleiding vormen om grotere afstanden te eisen of de toegestane hoeveelheden vuurwerk te beperken.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 18/18
3.3
Afstanden van de buitenste container van stacks tot de buitenkant van de kade
Ter beperking van sympathische reacties tussen stacks en het aangemeerd schip, waarvan ontplofbare en andere gevaarlijke stoffen gelost worden, wordt geadviseerd een (interne) veiligheidsafstand aan te houden. Voor de (interne) veiligheidsafstand van de buitenste container van stacks tot de buitenkant van de kade wordt geadviseerd voor containers met vuurwerk uit subklasse 1.2 en 1.3 de interne veiligheidsafstanden tussen stacks onderling uit hoofdstuk 3.1 aan te houden. Indien de stack uitsluitend bestemd is voor opslag van vuurwerk uit subklasse 1.4 dan geldt een vaste afstand van 25 meter. De berekening van de netto explosieve massa kan hierbij achterwege blijven. Aan deze afstanden moet binnen 3 uur worden voldaan nadat de container is gelost. Voor containers met vuurwerk uit subklasse 1.1 geldt dat zij maximaal 3 uur na het lossen binnen van de inrichting aanwezig mogen zijn.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 19/19
4
Aanvullende voorschriften vergunning Wm
4.1
Algemeen
Voor het nederleggen van vuurwerk in een container bij een stuwadoor zijn verschillende veiligheidsafstanden van toepassing. De vergunninghouder is er aan gehouden om de interne veiligheidsafstanden en de afstanden tot de buitenste container van stacks en de buitenkant van de kade na te leven. Deze veiligheidsafstanden kunnen derhalve worden voorgeschreven in de vergunning Wm door het opnemen van voorschriften of met verwijzing naar de aanvraag. Voor externe veiligheidsafstanden beschikt de vergunninghouder niet over deze zeggenschap. De vergunninghouder is daarbij (mede-)afhankelijk van de ontwikkelingen in de omgeving van de stuwadoor. Daarom dienen de externe veiligheidsafstanden beoordeeld te worden in het licht van de vergunningaanvraag. Indien daaruit blijkt dat niet aan de veiligheidsafstanden kan worden voldaan, leidt dit tot (gedeeltelijke) weigering van de vergunning Wm. Bovendien is het noodzakelijk dat het bevoegd gezag bij de uitoefening zijn bevoegdheden met betrekking tot (ruimtelijke) ontwikkelingen in de omgeving van de stuwadoor de veiligheidsafstanden in acht neemt. In de volgende paragraaf worden aanvullende voorschriften opgenomen die naast de veiligheidsafstanden van toepassing zijn. In paragraaf 4.3 worden aanvullende voorschriften opgenomen voor de uitvoering van aarden wallen. In bijlage 4 is bovendien een lijst met begrippen opgenomen.
4.2
Aanvullende algemene voorschriften
4.2.1
Containers die vuurwerk bevatten uit subklasse 1.1G (UN 0333) bevatten mogen maximaal drie uur, nadat deze containers zijn gelost van het zeeschip, binnen de inrichting aanwezig zijn.
4.2.2
Van de in het vorige voorschrift genoemde termijn mag alleen worden afgeweken voor het aanbrengen van de juiste classificatie. Van deze afwijking wordt melding gedaan aan het bevoegd gezag. Het aanbrengen van de juiste classificatie vindt plaats in een vuurwerkompakcel, waarna de container eventueel wordt overgebracht naar een stack. Containers met vuurwerk 1.1G (UN 0333) worden binnen 3 uur na het ompakken vanuit de vuurwerkompakcel op transport gezet.
4.2.3
Containers die vuurwerk bevatten uit subklassen 1.1G (UN 0333), 1.2G (UN 0334) of 1.3G (UN 0335) worden op het maaiveld of op chassis geplaatst. Bovenop deze containers worden geen andere vuurwerk en andere gevaarlijke stoffen containers geplaatst. Toelichting De AASTP-1 schrijft voor dat de maximale hoogte van de ontplofbare stoffen, die zijn nedergelegd, 3 meter bedraagt. De hoogte van een container bedraagt 3 meter. Bovendien zal
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 20/20
sprake zijn van extra opsluiting indien containers gestapeld worden, hetgeen versterking van ongewenste effecten tot gevolg kan hebben. Het verbod geldt niet voor vuurwerk uit subklasse 1.4. 4.2.4
Containers die vuurwerk bevatten uit subklassen 1.4G (UN 0336) of 1.4S (UN 0337) worden op het maaiveld of op chassis geplaatst. Bovenop deze containers mogen containers met vuurwerk subklasse 1.4 staan alsmede niet geclassificeerde containers.
4.2.5
De vloer van een stack of van een vuurwerkompakcel, waarop containers worden geplaatst, moet vlak zijn en voldoende draagkrachtig.
4.2.6
In een stack mogen uitsluitend vervoershandelingen worden verricht.
4.2.7
In een vuurwerkompakcel mogen naast vervoershandelingen tevens ompakhandelingen worden verricht. Daartoe mogen twee containers worden geplaatst (een lege container en de om te pakken container), zodat de inhoud van de ene naar de ander andere container kan worden overgebracht.
4.2.8
Een stack en een vuurwerkompakcel voor het nederleggen van vuurwerk uit subklassen (1.1,) 1.2 en 1.3 is uitsluitend toegankelijk voor personen die werkzaamheden uitvoeren of toezicht houden.
4.2.9
Een vuurwerkompakcel voor het ompakken van vuurwerk uit subklassen 1.1, 1.2 en 1.3 is afdoende beveiligd tegen blikseminslag. Daartoe is de vuurwerkompakcel voorzien van een bliksemafleidinstallatie die voldoet aan de eisen van NEN 1014. In afwijking van NEN 1014 wordt de installatie jaarlijks gecontroleerd. Een afschrift van het rapport van de controle is binnen de inrichting aanwezig. Om niet geautoriseerd personeel de toegang te beletten, moet er een fysieke scheiding worden aangebracht. De minimale eis is dat een rood-wit lint is aangebracht.
4.2.10 De verlichting is op een zodanige wijze opgesteld, dat deze niet door handelingen met bijvoorbeeld reach-stackers (hefvoertuig) kunnen worden beschadigd of worden omgestoten.
4.3
Aanvullende technische voorschriften aarden wallen
4.3.1
Binnen een stack met daaromheen aarden wallen mogen alleen containers met vuurwerk worden geplaatst.
4.3.2
Voor het oprichten van de aarden wallen mag uitsluitend homogeen zand of aarde worden toegepast. De deeltjes die in de aarden wal worden verwerkt, mogen een korrelomtrek hebben van maximaal 300 mm op voorwaarde dat: - er additionele maatregelen worden getroffen om overtollige accumulatie van vocht in de wal te voorkomen. Dat kan worden gerealiseerd door de wal te bedekken met een voor vocht ondoorlaatbaar zeil of door een drainagesysteem aan te leggen. - een afstand ter grootte van de kraterstraal aan te houden tussen de voet van de wal en de zeecontainers om te voorkomen dat de wal bezwijkt door de schokgolf en de deeltjes uit de wal worden geslingerd. De aarden wal moet in goede staat verkeren.
4.3.3
In het geval de stacks onderling worden gescheiden door wallen van aarde of zand met een hoogte van ten minste 4,5 meter. De aarden wal is vanaf de voet tot en met de hoogte van 3 meter
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 21/21
ten minste 2,4 meter breed. De top van de zandwal is ten minste 1 meter breed (zie bijlage 3). De vorm van de aarden wal rondom een stack of een vuurwerkompakcel is U-vormig. Tegenover de openzijde van de stack of de vuurwerkompakcel is een aaneengesloten wal van zand of aarde aanwezig, die voldoet aan dezelfde specificaties als de wallen van de stack of de vuurwerkompakcel. Elke wal moet in de lengterichting (van de top tot aan de voet ervan) minimaal 1 meter uitsteken ten opzichte van een container met een lengte van 45 ft. 4.3.4
De afstand gemeten vanaf de zijkant van de container met vuurwerk uit subklassen 1.1, 1.2 en 1.3 tot aan de voet van de aarden wal is ten minste …[a]… meter. Toelichting: De minimum afstand [a] van de container met vuurwerk tot de voet van de aarden wal wordt bepaald met de formule [a] = 0,5*Q1/3, waarin Q = NEM in kg. Onder de afstand [a] wordt verstaan de afstand van de voet van de aarden wal tot aan de zijkant van de betreffende container. Voorwaarde is dat de interne veiligheidsafstand om sympathische reacties tussen containers te voorkomen conform het vorige voorschrift wordt aangehouden voor aarden wallet. De omvang van de wallen van aarde of zand zijn er op afgestemd dat de container als een lichte constructie wordt beschouwd.
4.3.5
Een reach-stacker of een ander transportmiddel mag niet binnen aarden wallen aanwezig zijn anders dan voor het plaatsen en verwijderen van containers.
4.3.6
Voor verlichting van de containers mag, indien geen vaste verlichting wordt aangelegd, alleen gebruik worden gemaakt van draagbare lantaarns met droge batterijen.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 22/22
BIJLAGE 1: kwetsbare objecten, als bedoeld in deze Handreiking
Voor de definitie van kwetsbare objecten wordt dezelfde indeling voor kwetsbare objecten gehanteerd als in artikel 2 van de Herziene beleidsregel ontheffingen vervoer van vuurwerk met zeeschepen (Stcrt. 2002,144). De letterlijke tekst van de definitie van kwetsbare objecten in deze beleidsregel is als volgt: 1.
Voor de toepassing van deze beleidsregel wordt verstaan onder kwetsbare objecten: a. woningen, niet zijnde bedrijfswoningen; b. woonketen of woonwagens als bedoeld in de Woningwet; c. ligplaatsen als bedoeld in de Huisvestingswet; d. gebouwen waar dagopvang van minderjarigen plaatsvindt; e. gebouwen die uitsluitend of in hoofdzaak gebruikt worden door een onderwijsinstelling; f. ziekenhuizen, verpleeginrichtingen en zorginstellingen; g. andere gebouwen die bestemd zijn voor het verblijf, al dan niet gedurende een gedeelte van de dag, van minderjarigen, ouderen, zieken of gehandicapten; h. hotels, penitentiaire inrichtingen en asielzoekerscentra; i. kantoren; j. winkels, restaurants en cafés; k. kampeerterreinen; l. gebouwen ten behoeve van het belijden van godsdienst of levensovertuiging; m. andere objecten en terreinen die als kwetsbaar moeten worden aangemerkt uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven; n. objecten met een hoge infrastructurele waarde, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
2.
De objecten genoemd onder i, j, m en n worden niet aangemerkt als kwetsbaar object voor zover zij zijn gelegen op gronden die in een bestemmingsplan, gemeentelijk structuurplan of bij of krachtens een gemeentelijke verordening zijn aangewezen ten behoeve van of mede ten behoeve van de vestiging van havengebonden activiteiten.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 23/23
BIJLAGE 2: overige objecten, als bedoeld in deze Handreiking
Voor de toepassing van deze handreiking wordt dezelfde indeling voor kwetsbare objecten gehanteerd als in artikel 2 van de Herziene beleidsregel ontheffingen vervoer van vuurwerk met zeeschepen (Stcrt 2002, 144). Dat betekent dat de objecten genoemd in artikel 2, eerste lid, onder i, j, m en n van de beleidsregel niet worden aangemerkt als kwetsbaar object, voor zover deze objecten worden aangemerkt als (mede)havengebonden activiteit. Deze objecten die niet worden aangemerkt als kwetsbaar object worden in deze handreiking aangeduid als overige objecten. Onder de overige objecten worden verstaan (voorzover deze als (mede-) havengebonden objecten worden aangemerkt): i. kantoren; j. winkels, restaurants en cafés; m. andere objecten en terreinen die als kwetsbaar moeten worden aangemerkt uit hoofde van de aard van hun functie of de gemiddelde tijd per dag gedurende welke personen daar verblijven; n. objecten met een hoge infrastructurele waarde, voor zover die objecten wegens de aard van de gevaarlijke stoffen die bij een ongeval kunnen vrijkomen, bescherming verdienen tegen de gevolgen van dat ongeval.
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 24/24
BIJLAGE 3: voorbeeldtekening van een wal van zand of aarde
In deze bijlage is een voorbeeldtekening opgenomen van een wal van zand of aarde.
Zand of aarden wal 1,5 meter hoogte container = 3meter C B
4,5 meter Referentiepunt A
Container
Container
2,4 meter [a] meter
1 meter container
container 1 meter
uitsteken van de lengterichting t.o.v. de container Zand of aarden wal
Ministerie van VROM juni 2004 VUURWERK IN ZEEHAVENS
Pagina 25/25