Vrouwelijke rebellen in Koerdisch Syrië Koerdische meisjes strijden voor een betere toekomst Annabell Van den Berghe
Annabell Van den Berghe is afgestudeerd in studies van het Midden-Oosten en Arabistiek. In 2009 begon ze als freelance journalist in Egypte. Ze is voornamelijk actief in Engeltalige media, waaronder Al Jazeera, Syria Deeply & Daily News Egypt. Haar artikels worden regelmatig overgenomen in Nederlandse en Belgische kranten en tijdschriften zoals De Tijd, De Morgen, NRCnext, Trouw, De Groene Amsterdammer, MO* & Knack. Verder werkt Annabel look als vertaler van het Arabisch voor Engelse, Nederlandse, Franse en Spaanse media. Regelmatig werkt ze als producent voor deze media-bedrijven. Ze geeft als gastdocent Arabische les aan de K.U.Leuven en ze werkt als consultant voor de Wereldbank waar ze zich laten kennen op thema’s zoals beleid, financieel beheer en bemiddeling in de MENA regio (Midden-Oosten en Noord-Afrika). LinkedIn: eg.linkedin.com/in/annabellvandenberghe lvandenbergh Twitter: @Annabellvdb
Uitgelezen, jrg.19, nr. 4, 2013
In
het Noorden van Syrië bouwen jonge Koerdische vrouwen, ondanks de aanhoudende oorlog, aan een betere toekomst. De veertienjarige Amara is één van hen. Samen met een tiental andere meisjes woont ze op een plek die vroeger dienst deed als gevangenis voor de tegenstanders van huidige president Bashar al-Assad. Een klein meisje in legeruniform kijkt verlegen naar de grond wanneer we bij de zware betonnen ommuring van de voormalige gevangenis aankomen. Het enige wat daar te zien valt, is een hoop mieren die naarstig in de weer zijn hun nest te bouwen. Het verlegen meisje heet Amara, en heeft van het vrouwenkamp in Serekaniya haar nest gemaakt. Haar huis werd verwoest tijdens een aanval van het Syrische regime en haar ouders en zussen wonen voorlopig in bij buren. De ontvangstruimte van het recent opgerichte vrouwenkamp is de plek waar Assad’s gezanten hun gevangenen tot tweeënhalf jaar geleden op de pijnbank zetten. Het is er somber en kil. Op een aantal afgeleefde sofa’s na is de kamer leeg. Enkel de muren hebben wat kleur gekregen en zijn versierd met foto’s van de Koerdische martelaren van deze oorlog. De dode mannen en vrouwen staren de bezoekers op ware mensengrootte aan. Er hangt slechts één foto van een man die nog leeft: Abdullah Öcalan. Deze Turkse leider heeft dus volgelingen tot ver buiten Turkije. “Hij streeft pacifisme, eerlijkheid en gelijkheid na. Een democratie waarin de vrouw centraal staat.” vertelt de Akram, een Koerdische jongeman uit de buurt. In de kamer zitten drie mannen in maatpak. Ze hebben het uitvoerig over politiek. Het is vreemd om een gesprek te horen over politieke heropbouw in een land waar een burgeroorlog woedt die nog elke dag honderden slachtoffers maakt. Maar deze mannen vinden van niet. Abu Delu, de oudste van de drie, acht het geen seconde te vroeg om aan heropbouw te werken. “We maken onze jongens en meisjes klaar om te strijden voor een betere toekomst.”
11
Vrouwelijke rebellen in Koerdisch Syrië
Ongemerkt komt de fragiele Amara de kamer binnen. Terwijl de mannen ongestoord verder praten, neemt het kleine meisje stilletjes plaats. Dat ik mooie haren heb, fluistert ze en kijkt dan snel weg. Mijn aanwezigheid brengt haar in de war. Ik sta net zo versteld van haar verschijning, als zij van de mijne. Dit veertienjarige meisje in legeruniform draagt nonchalant een Kalasjnikov over haar schouder. Het is verbazend hoe zij zichzelf in evenwicht houdt met een wapen dat groter is dan haar bovenlichaam. Kogels en granaten hangen rond haar middel. Als ze gaat zitten, plaatst ze het wapentuig naast zich neer. Pas dan wordt duidelijk hoe zwaar het eigenlijk allemaal weegt. Moeizaam sjouwt ze de wapens. Het zijn de kleuren van een kettinkje aan de trekker die verraden wat haar politieke voorkeur is. Rood, geel en groen, de kleuren van de Koerdische milities. Zonder deze valt ze niet te onderscheiden van de rebellen van het Vrije Syrische Leger, of dus de Arabische oppositie tegen het huidige regime van Assad. Want ook zij zijn in de stad Serekaniya aanwezig, alleen noemen zij de stad bij haar Arabische naam: Ras Al-Ayn. De aanwezigheid van de Arabische rebellen bemoeilijkt de situatie. De strijd beperkt zich niet enkel tot gevechten tussen het regime en de oppositie, maar ook de oppositie onderling is verdeeld en voert een strijd voor grond en politieke macht. Hoewel in de stad voornamelijk Koerdische Syriërs wonen, waren het de Arabische rebellen die de stad bevrijdden van het juk van Assads regime. De bevrijding werd vooreerst hartelijk onthaald door de Koerden die vanuit Öcalans pacifistische overtuiging zelf de strijd niet wilden aangaan. Een tijdlang leefden Koerden, christenen en Arabische rebellen
weken geleden is aangekomen. De andere meisjes in het kamp zijn inmiddels net als zussen. De bloedband die ze met haar biologische zussen heeft, is vervaagd door de oorlog. “Mijn zussen willen niet vechten. Het zijn mijn zussen, dus ik respecteer ze, maar ik begrijp het niet.” Slechts één keer per week zoekt Amara haar familie op. De rest van de tijd spendeert ze in het kamp. “Als het vakantie voor me is en ik enkele uren naar huis mag, ontmoet ik de meisjes uit mijn klas. Zij verstaan mij niet. Maar ik hen ook niet. Soms probeer ik ze te overtuigen om mee te vechten, maar dat willen ze niet. Ik denk dat we elkaar vroeg of laat zullen verliezen. Ze hebben geen respect voor Öcalan.” De afstand tussen Amara en haar vriendinnen is niet uniek. Vele meisjes raken zo verknocht aan hun nieuwe thuisbasis dat ze geïsoleerd raken van het gewone leven. Of wat daar nog van rest, in een land in volle oorlog. Amara wil het liefst van al een Koerdische autonomie in Syrië. En daarvoor moet hard gevochten worden, gelooft ze. “Iedereen moet bijdragen tot de toekomst. Mijn zus doet dat op haar manier, ze doceert Koerdisch.” Voor de revolutie was het onderwijzen van Koerdisch absoluut onmogelijk. De taal werd niet alleen verbannen op scholen en in publieke ruimtes, maar ook thuis was het verboden. De trend om Koerdische lessen te volgen is sinds de burgeroorlog exponentieel gegroeid. Jongens en meisjes grijpen hun kans om voor het eerst in hun leven de grammatica en de poëzie van hun moedertaal te studeren. De ban op het Koerdisch was verregaand. De Koerdische persoonsnamen kregen een Arabische variant op de pas-
De bloedband die ze met haar biologische zussen heeft, is vervaagd door de oorlog. “Mijn zussen willen niet vechten. Het zijn mijn zussen, dus ik respecteer ze, maar ik begrijp het niet.”
vreedzaam naast elkaar. Maar een aanval van de Arabische rebellen in februari laatstleden bracht daar verandering in. Sindsdien is de spanning er te snijden. Er werd een staakthet-vuren afgekondigd, en er zijn grenzen getekend die de stad nu artificieel doormidden boren. Elke militie heeft zijn eigen uniformen, en zijn eigen kleuren. Beide kampen gedogen voorlopig elkaars aanwezigheid, maar elke avond worden plannen gesmeed om het staakt-het-vuren op te heffen, en het andere kamp te verwoesten. Terwijl de mannen druk in de weer zijn met het voeren van politieke gesprekken, en het samenstellen van de nieuwe Koerdische gemeenteraad, vertelt Amara dat zij hier zes
12
© RoSa vzw
Annabell Van den Berghe
poorten en wie Koerdisch sprak werd onverbiddelijk gearresteerd. Amara bijvoorbeeld is de Arabische naam voor prinses. En dit prinsessenkind wil strijdster worden, zoveel is duidelijk. Als het kan liefst nog vandaag. “De eerste keer dat ik een Kalasjnikov mocht vasthouden was ik bang, maar nu weet ik precies hoe het moet. Er is niets om bang voor te zijn.” De woorden staan haaks op haar ingetogen en verlegen houding. Na elke uitgesproken zin kijkt ze schuchter weg, alsof ze zich schaamt voor wat ze net te kennen gaf. Maar wanneer ze spreekt, loopt ze over van zelfvertrouwen. De meisjes krijgen uitmuntende trainingen, waaronder ook lessen in vastberadenheid, en die komen haar nu van pas. “Ik ben eigenlijk nog te jong om met de andere meisjes mee te vechten. Maar ik doe heel erg mijn best, dus wie weet mag ik toch snel met ze mee naar het front. Als het van mij afhangt, vertrek ik vandaag nog naar de militaire basis om me klaar te maken voor de grote dag.” Een aantal kilometer verderop ontpopt zich een militaire basis waar Koerdische jongens en meisjes zware fysieke en mentale training krijgen. Na vier weken zijn ze klaar om ten strijde te trekken. In het vrouwenhuis waar Amara woont, is enkel ruimte voor theoretische lessen en basistechnieken. Op de militaire basis gaat het er heftiger aan toe. Sherin en Ashi zijn twee van de moedige meisjes die alvast getraind worden. Ze zijn slechts een fractie ouder dan Amara en hebben hun eerste trainingsdagen net achter de rug. Een sluipparcours moet hen leren hoe ze zich ongemerkt kunnen voortbewegen om een verrassingsaanval op de vijand te lanceren.
Sherin en Ashi verschillen niet heel erg van Amara. Het zijn alle drie piepjonge meisjes die strijden voor een betere toekomst, voor zichzelf en voor de anderen. Sherin is een jonge moslima die met hoofddoek en legeruniform op de militaire basis verblijft. Ashi is een net zo jonge Koerdische. Hoewel het kamp een Koerdisch leger huisvest, zijn ook niet-Koerdische jongens en meisjes er welkom, zoals Sherin. Sherin woont al haar hele leven in een Koerdische buurt. De meeste van haar vrienden zijn Koerdisch, en toen het nog een tijd was van naar school gaan, was ze steeds omringd door de Koerdische kinderen uit de wijk. “De Arabische rebellen van het Vrije Syrische Leger zijn uit op bloed, terwijl de Koerdische milities zich enkel willen verdedigen. Geen wonder dat ik me dan liever bij hen aansluit.” aldus Sherin. Sherin en Ashi kennen elkaar net. Ze ontmoetten elkaar voor het eerst op de militaire basis. Samen met zo’n twintigtal andere jongens en meisjes staan de twee jonge wolven in formatie. Ze worden vanaf dag één onderworpen aan zware driloefeningen en mentale uitputtingsslagen. Iedereen staat er doodernstig en toch onwennig bij. De ene met een iets angstigere blik dan de andere. Ashi is vol zelfvertrouwen. Haar helderblauwe ogen en geblondeerde haren doen haar uit de menigte oplichten. Een beeldmooie jonge vrouw, in het harnas van een vrijheidsstrijdster. Het desolate landschap op de achtergrond straalt rust uit, en tegelijk spanning. Onder een afdak van oud ijzer zoeken de toekomstige militairen de schaduw op. Aan de horizon staan torenhoge graansilo’s te pronken. Ze zijn het bezit van de Koerdische rebellen en waren recentelijk het doelwit van de extremistische militie Jabhat al-Nusra, die de graanvoorraden maar al te graag
“Ik ben eigenlijk nog te jong om met de andere meisjes mee te vechten. Maar ik doe heel erg mijn best, dus wie weet mag ik toch snel met ze mee naar het front.”
wil controleren. Kortstondige schermutselingen leidden tot hoogoplopende spanningen en een permanente alertheid voor gevaar. Soraya, de leidster van het kamp, voelt de dreiging steeds groter worden. Maar ze heeft vertrouwen in deze jongens en meisjes die klaargestoomd worden voor de verdediging van hun land én hun Koerdische identiteit. Het was de extremistische groepering Jabhat Al-Nusra die in Serekaniya het staakt-het-vuren bewerkstelligde. Deze aan Al-Qaeda gelinkte groep slaagde erin de gemoederen te bedaren aan beide kanten van de frontlinie. De frontlinie bestond uit een rij huizen in het centrum van de stad, waaruit op een dag alle inwoners verdreven werden. De
Uitgelezen, jrg.19, nr. 4, 2013
13
Vrouwelijke rebellen in Koerdisch Syrië
voorgevels van wat hun thuis was, werden vernield. Onder hen waren zowel Koerden als Arabieren, en allen ontvingen ze de inmenging van Jabhat Al-Nusra met open armen. Diezelfde extremistische groep staat sinds de afkondiging van het staakt-het-vuren in voor de verdeling van brood en olie, basisproducten voor het leven van deze stedelingen. Zij die niet meevechten, zien Jabhat Al-Nusra als de hoeders van de stad. Maar wie wel bij de milities zit, vreest het ergste. “Het is de stilte voor de storm. Jabhat Al-Nusra is de sterkste militie in de regio. Ze verdelen en heersen, maar willen net als wij de stad voor zich winnen.” zegt Soraya, die voortdurend wantrouwig om zich heen kijkt. In hun winterkleren en met loodzware geweren marcheren de jonge Koerdische strijders simultaan op het bevel van hun leider. Tussen hen zitten enkelingen die onmiskenbaar jonger zijn dan de kleine Amara uit het vrouwenkamp, maar dat wordt ontkent. Aan het begin van de dag is de jongste onder hen vijftien. Wanneer het tijd is voor de schietoefening is diezelfde jongen plots achttien. Hun ware leeftijd blijft een raadsel, maar de kwetsbare onschuld in hun ogen verraadt dat ze lang nog niet volwassen zijn.
en dat hoort niet.” Het is één van de vele wetten, regels en afspraken die de jongens en meisjes zich hier in een mom van tijd eigen maken. Öcalans filosofie gaat niet alleen over gelijkheid en democratie, maar bovenal over respect en discipline. De rest van de maaltijd en alle daaropvolgende maaltijden probeer ik er -ietwat onnatuurlijk- op te letten mijn benen niet te kruisen. De eerste schietoefening vindt plaats in een uithoek aan de andere kant van de basis. Een verlaten plek in de achtertuin van een op het eerste zicht net zo verlaten gebouw. Men kan niet raden dat dit de plek is waar de meisjes hun eerste kogels de horizon in schieten. Een paar zandhopen en een aantal houten panelen maken er het decor uit. Voor de foto’s moeten we een andere keer komen, als ze beter opgeleid zijn. Die afspraak staat opgetekend over twee weken. Maar de schietoefening documenteren gaat voor de Koerdische politieke leiders een brug te ver. Een militaire basis hoort niet thuis in de pacifistische filosofie van Öcalan waar bloedvergieten geen plaats kennen. Twee weken later lijkt het militaire kamp van de aardbol verdwenen. “Militaire
“In het begin vond ik het lastig om die Kalasjnikov overal mee te nemen. Maar nu zou ik niet meer zonder kunnen, het is zoals mijn hoofddoek: zonder ben ik onvolledig.”
Om twaalf uur stipt schuiven de kinderlijven aan tafel. Jongens en meisjes bij elkaar, elk met hun Kalasjnikov. De tafel is te klein om tientallen mensen van een plekje te voorzien. De onbekenden kruipen veel te dicht tegen elkaar aan, een tafereel dat nog het meeste lijkt op een groep kleuters die veel te dicht tegen elkaar geplakt zitten in de zandbakken op de speelplaats van de kleuterschool. Brood wordt in stukken getrokken en onder de nieuwkomers verdeeld. Hier en daar zit een verlegen ziel, niet assertief genoeg om met scherpe ellebogen zijn eigen maaltijd te garanderen. Maar de sfeer is gemoedelijk en niemand wordt uitgesloten. De stoere Ahsi gooit enkele onverklaarbare geluiden over de tafel. Geen woorden of zinnen, eerder een soort afkeurende tongrollers. Met haar mond vol middagmaal is het onmogelijk te verstaan wat ze probeert te vertellen. Sherin, die in de aantal uren tijd die een voormiddag telt, beste vriendjes met haar is geworden, doet dienst als tolk. “Je mag je benen niet kruisen.” Ik kijk hen versteld aan. “Als je je benen over elkaar heen legt, is dat hetzelfde als je boven de anderen stellen,
14
© RoSa vzw
trainingskampen zijn er niet bij de Koerden, daar kan ik je dus ook niet heen brengen.” verzekert de plaatselijke gids. De organisatie van de Koerdische samenleving in het noordoosten van Syrië staat nog in de kinderschoenen. Overal worden instituten opgericht en schieten organisaties als paddenstoelen uit de grond. Maar niemand kent al de regels van het spel, niemand weet precies wat mag en wat niet. Zich van geen kwaad bewust verleenden de jongens, meisjes en leidsters ons toegang tot één van de geheime basissen in de regio. Pas achteraf, als het onheil is geschied, wijst men met de vinger naar de verantwoordelijken. Maar wat anders een vloek is, is nu een zegen. In het noordoosten van Syrië is de aanleg van wegen tot een minimum beperkt. Eén lange hoofdweg doorkruist het hele gebied. Vanaf de Turkse grens in het westen van het land, tot aan het uiterst oostelijke puntje aan de grens met Irak ligt slechts één geasfalteerde baan. Het gebrek aan binnenpaadjes, stegen en aftakkingen, zorgt ervoor dat het trainingskamp twee
Annabell Van den Berghe
weken later nog makkelijk teruggevonden wordt. Vanuit een minibusje op de hoofdweg zie je de graansilo’s met kop en schouder boven de huizen en akkers uitsteken. De afspraak kan dus toch doorgaan. Sinds het laatste bezoek wordt de militaire basis opmerkelijk strenger bewaakt. De poorten zijn stevig vergrendeld en een aantal jongens houden er de wacht. Maar veiligheidsnormen en voorzorgsmaatregelen worden snel aan de kant geschoven als een bekend gezicht voor het hek aan hen verschijnt. De eerlijke en spontane aard van deze jonge jongens en meisjes wordt nogmaals bewezen. De poorten gaan open en ook Soraya is verheugd dat de afspraak kan doorgaan. In de verte, onder het afdak van oud ijzer, marcheren de jongens en meisjes in even grote getallen en met dezelfde gedrevenheid als ervoor. Sherin en Ahsi hebben me gezien, maar geven geen kick totdat de driloefening is afgelopen. De meisjes zijn halfweg hun vier weken durende training. Over twee weken zijn ze klaar om mee te vechten in de frontlinie van de Koerdische milities. De veiligheidssituatie in de Koerdische regio wordt intussen elke dag penibeler. Arabische rebellen worden ongeduldig van het lange staakt-het-vuren en voelen de nood tot verzet opborrelen. Jabhat Al-Nusra verliest steeds meer aanzien bij het Koerdisch kamp en slaagt er niet in alle hongerige monden te voeden. Maar de jongens en meisjes op de Koerdische trainingskamp lijken nog steeds even jong, té jong voor de Kalasjnikovs, granaten en kogels die hun uniform versieren. Ze marcheren, behendiger dan eerder, met hun wapens door het hoge gras. Over een uitgestrekte vlakte liggen hindernissen verspreid. Hier oefenen de jongens en meisjes voor de oorlog. “Kijk eens wat ik kan” roept Sherin. En ze gooit haar -nota bene geladen- Kalasjnikov de lucht in. Hij maakt twee salto’s en wordt dan door haar rechterschouder probleemloos opgevangen. De vertrouwdheid met het wapen is totaal. “In het begin
vond ik het lastig om die Kalasjnikov overal mee te nemen. Maar nu zou ik niet meer zonder kunnen, het is zoals mijn hoofddoek: zonder ben ik onvolledig.” Tijdens de pauze rusten de meisjes uit in de gedeelde slaapzaal. Met gescheurde broeken en met een gezicht zwart van het zand fatsoeneren ze in de spiegel hun uniform. Ze wrijven het stof van hun gezicht en kammen hun haren. “Wij zijn klaar om ons te verdedigen als ze ons aanvallen.” zegt Ahsi terwijl ze door Sherin’s pas gekamde haren streelt. “Als we ons niet voorbereiden, zijn wij na Assad het volgende doelwit. De Arabische milities hebben geen medelijden. Ze willen alles en iedereen kapotmaken.” Sherin, zelf Arabische, knikt bevestigend. “Elke dag zijn er gevechten tussen de Koerdische en de Arabische milities. Gisteren werden opnieuw twee Koerdische jongens gedood door het Vrije Leger, zomaar.” ze kijkt verontwaardigd, met een blik vol onbegrip en een kinderlijke naïviteit. Vrouwen hebben dezelfde rechten, maar ook dezelfde plichten als mannen, leggen ze uit. Vechten is dus niet alleen voor jongens, maar ook voor meisjes. “Ik ben even sterk als alle jongens hier samen.” roept Ahsi zelfverzekerd uit, en ze schieten beiden in een meisjesachtige schaterlach. Dan vragen ze of ze mijn haren mogen vlechten. En met een meisje aan elke kant, onderga ik een metamorfose. Terwijl ik alleen maar kan denken: zelfs met een kalasjnikov moeten vrouwen dus netjes voor de dag komen. Aan het begin van de Ramadan, een paar weken later, werd Roshna, Amara’s leidster in het vrouwenkamp in Serekaniya, opgepakt door Jabhat Al-Nusra. Zonder hoofddoek en met een sigaret in haar mond deed ze volgens hen aan godslastering. De liefde tussen de extremistische groepering en de Koerdische milities was daarmee voorgoed uit. Het kwam tot hevige gevechten tussen beide groepen, waarop de Arabische rebellen van het Vrije Syrische Leger de benen namen. De goedgetrainde Koerden slaagden erin de overhand te halen op Jabhat Al-Nusra en konden de stad Serekaniya voor zich te winnen. “We hebben de stad nu terug in handen, maar de oorlog is nog niet voorbij. Er vinden steeds meer extremistische groeperingen ingang in Syrië, zij zijn uit op een Islamitische staat en zullen vroeg of laat met ons de strijd aangaan.” aldus Roshna, banger dan ooit, ondanks de Koerdische overwinning. Om veiligheidsredenen en op vraag van de leidster, is de naam Soraya gefingeerd. Door Annabell Van den Berghe Credits foto’s: Jeffry Ruigendijk
Uitgelezen, jrg.19, nr. 4, 2013
15