VRIJZINNIG HUMANISME
Een kennismaking en uitdieping
‘Sisyphus’ door Titiaan (1548)
Peter Algoet
2
Inhoud ........................................................................................................................................ 3 Voorwoord ................................................................................................................................. 5 Verantwoording ......................................................................................................................... 6 Inleiding: vier dimensies ............................................................................................................. 9 1. Visie op de wereld ................................................................................................................ 14 1.1 Ik zoek, vrij en vrolijk ...................................................................................................... 15 1.2 Niets dan wetenschap? .................................................................................................. 19 1.3 Ik denk, dus ik ben .......................................................................................................... 21 1.4 Natuur en materie .......................................................................................................... 24 1.5 Het knalt en evolueert .................................................................................................... 26 2. Kijk op de mens .................................................................................................................... 30 2.1 Ik ben waardig, jij bent gelijk ......................................................................................... 31 2.2 De hele wereld in mij ...................................................................................................... 34 2.3 Ik ben vrij en kan beschikken .......................................................................................... 35 2.4 Ik ben, dus ik voel ........................................................................................................... 38 2.5 Wel zijn & genieten ........................................................................................................ 41 3. Visie op de samenleving ....................................................................................................... 45 3.1 Moraal met mensen ....................................................................................................... 46 3.2 Seculiere staat ................................................................................................................ 49 3.3 De burger in ons ............................................................................................................. 53 3.4 Vrij je gedacht zeggen ..................................................................................................... 56 3.5 Het milieu! Liever zonder mens? .................................................................................... 59 4. Kijk op zingeving ................................................................................................................... 61 4.1 Natuurlijk zonder goden ................................................................................................. 62 4.2 Mag het iets meer zijn? .................................................................................................. 64 4.3 Leven? Een kunst! ........................................................................................................... 67 4.4 De zin van mijn leven ...................................................................................................... 69 4.5 Samen in gemeenschap .................................................................................................. 74 5. Getuigenissen ....................................................................................................................... 83 6. Blinde vlekken & uitdagingen ............................................................................................... 91 7. Humanisme, omschrijving en historische wortels ............................................................. 100
3
8. Vrijzinnigheid, omschrijving en historische wortels ........................................................... 105 Bijlagen ................................................................................................................................... 116 Bijlage 1: ik schrijf mee aan het vrijzinnig humanisme .......................................................... 116 Bijlage 2: vrijzinnig humanisme in de wereld ......................................................................... 117 Woordenlijst ........................................................................................................................... 123 Namenregister ........................................................................................................................ 138 Literatuurlijst .......................................................................................................................... 143 Woord van dank ..................................................................................................................... 150
4
Voorwoord Vrijzinnig humanisten zijn pretbedervers, althans voor diegenen die graag geloven in één ‘groot verhaal’. Vrijzinnig humanisten proberen zo goed mogelijk te weten te komen hoe de wereld in elkaar steekt door gebruik te maken van hun kritische en analytische vermogens. Of beroep te doen op betrouwbare bronnen van kennis zoals wetenschappelijk onderzoek. Zelfkritiek is vrijzinnig humanisten ook niet vreemd. We weten dat de mens een eigenaardig beestje is, met vaak grote tekortkomingen. We weten dat we soms onszelf tegen onszelf in bescherming moeten nemen als we willen dat deze wereld nog een leefbare wereld blijft voor onze kinderen, kleinkinderen en achterkleinkinderen. Daarom zijn vrijzinnig humanisten van oudsher bedenkers geweest van betere organisatievormen van de staat en de samenleving. Dit vanuit het inzicht dat velen het vaker beter weten dan een persoon alleen. Onze sociaal‐democratie is zo een staatsvorm waar het voor de meesten onder ons prettiger leven is dan onder een dictatuur of autocratie. Vrijzinnig humanisten zijn ook van oudsher steeds voorstanders geweest van opvoeding, onderwijs en wetenschappelijk onderzoek. En bij uitstek verdedigers van de vrijheid van denken en spreken. Tezelfdertijd zijn ze ook steeds bewust van het menselijk tekort, de condition humaine, wat zich vertaalt in mededogen en respect voor het mens zijn en een gevoel van generositeit voor de ganse mensheid, met al haar verschillen en bijzonderheden. Leven en laten leven. Dat is onze boodschap. Dat is de essentie van onze levensbeschouwing, waar we u in deze bundel wat meer over vertellen. Veel leesplezier. Marieke Höfte, gewezen voorzitter HVV
5
Verantwoording ‘Vrijzinnig humanisme’ is een levensbeschouwing, een kijk op het leven en ook een manier van leven. Met ‘vrijzinnigheid’ bedoelen wij de methode en houding van vrij denken, vrij onderzoek en vrij handelen (zoals vrij spreken en schrijven). ‘Humanisme’ is de levensbeschouwing die de mens en de mensheid als doel en basis van alle streven ziet, in de context van en met respect voor natuur en aarde; die op waarden steunt als menselijke waardigheid, vrijheid en verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid van man en vrouw, verdraagzaamheid, emancipatie en solidariteit. Vrijzinnig humanisten nemen die twee basisbegrippen ook altijd samen omdat het twee verschillende termen zijn en omdat elke term apart onvoldoende weergeeft hoe zij zichzelf zien. Let wel, de basis is ‘humanisme’, de verbijzondering is ‘vrijzinnigheid’. We zijn dus humanisten met een vrijzinnige insteek. Wat betekent vrijzinnig humanisme nu precies? Welke opvattingen en visies omvat dit zoal, als je wat dieper graaft, en hoe vertaalt zich dat naar de praktijk, naar het dagelijks leven? Waar staan de vrijzinnig humanisten eigenlijk voor? Wat denken en voelen zij, wat drijft hen? Dat is niet zomaar in een‐twee‐drie uit te leggen. En het is ook een moeilijke opdracht want hét vrijzinnig humanisme bestaat niet en vrijzinnig humanisten zelf verschillen bovendien graag van mening! Niet in de laatste plaats over hun eigen levensbeschouwing… Er bestaat natuurlijk al veel literatuur over vrijzinnigheid en over humanisme. We verwijzen hiervoor naar de korte literatuurlijst achteraan. Deze bundel wil echter voor een breder publiek en op een toegankelijke manier de belangrijkste krijtlijnen weergeven van vrijzinnig humanisme, zoals de Humanistisch‐Vrijzinnige Vereniging (HVV) dit momenteel ziet. Het is dus geen samenvatting van de bestaande literatuur maar veeleer een eigenzinnige round up van de grote lijnen, bedoeld als kennismaking. We maken daarbij weinig onderscheid tussen de levensbeschouwing zelf en de mens erachter, tussen theorie en praktijk. In een geseculariseerde en multiculturele samenleving als de onze, waarin culturele diversiteit en religieus verschil uitdrukkelijk aanwezig zijn, is het van belang dat we het vrijzinnig humanistisch denkkader blijven vormgeven en uitdragen. In een complexe
6
maatschappij is duidelijkheid geen overbodige luxe maar net een hefboom voor dialoog met andersdenkenden en gelijkgezinden. We hanteren bijvoorbeeld zeer bewust de samengestelde term ‘vrijzinnig humanisme’: we zijn humanisten met een vrijzinnige invalshoek. Dit in tegenstelling tot bijvoorbeeld de christelijke humanisten van het ‘humanistisch christendom’ (een stroming binnen het ‘vrijzinnig protestantisme’ in Nederland). Zij hechten geloof aan God en hebben daardoor een andere kijk op het menselijk leven. In tegenstelling ook tot niet‐humanistische vrijzinnigen zoals een Filip Dewinter (boegbeeld van het Vlaams Belang in Vlaanderen). Op zijn website zegt hij zelf vrijzinnig te zijn maar ondertussen is hij ook wel voorstander van de uitvoering van de doodstraf en een tegenstander van abortus… Geen humanist dus. Hoe zit dit werkje nu in mekaar? Hoe komen we tot de krijtlijnen en hoe geven we ze vorm en inhoud? Qua methodiek zijn we te rade gegaan bij Immanuel Kant, de 18de eeuwse Duitse verlichtingsfilosoof. We stellen ons met hem vier fundamentele vragen: 1° Wat kan ik kennen? 2° Wie is de mens? 3° Wat moet ik doen? 4° Wat mag ik hopen? We bouwen onze kijk op ‘vrijzinnig humanisme’ op rond de antwoorden op deze vier vragen en beschrijven op die manier respectievelijk: 1° ons wereldbeeld 2° ons mensbeeld 3° ons maatschappijbeeld 4° ons ‘zin‐beeld’ Per beeld focussen we telkens op een vijftal verschillende aspecten. Op het einde van de rit is de puzzel af. Tja, of toch niet echt helemaal… Deze bundel is bedoeld als een kennismaking met en inleiding op vrijzinnig humanisme en het denken van vrijzinnig humanisten. De vraag die het zal oproepen is: “Herken ik mij
7
hierin, als vrijzinnig humanist?” Misschien ben je er zelf al een, misschien ben je het zonder dat je het weet of misschien word je er één na het lezen van dit werk. Of juist helemaal niet. Hoe dan ook, dit is geen bijbel, integendeel. Vrijzinnig humanisten aanvaarden per definitie geen vaste kaders, geen ‘bijbels’. (Dit soort boek is dus een heikele onderneming…). En het werk is ook niet af: er zijn nog belangrijke facetten te belichten. (Wanneer is een levensbeschouwing trouwens af? En is dat niet wat gek, een beetje griezelig zelfs: een levensbeschouwing die helemaal af is, rond en volkomen klaar?) Het is wel een poging om de belangrijkste kenmerken van vrijzinnig humanisme bijeen te brengen. We doen dat echter niet graag alleen. Vrijzinnigen denken ook graag mee, doen graag hun zeg, bouwen graag zelf mee aan hun levensbeschouwing en aan de wereld. Ze doen dat in feite elke dag al, actief en kritisch, te velde, in woord en beeld. Jouw inbreng krijgt hier daarom ook een plaats: achteraan voorzien we enkele witte pagina’s voor opmerkingen en aanvullingen van de lezer. Want vrijzinnig humanisme, daar werken we allemaal aan mee, dat is nooit af. De drempel voor nieuwkomers is trouwens laag: denk zelf na en vorm je een eigen mening! Daar begint het mee. Een boekje dus dat kan groeien. Een levensbeschouwing die niet stilstaat maar evolueert, en zo verder leeft. Lees het dus, schrijf erin, maak er het jouwe van, maar vertel het vooral voort, praat erover met anderen, draag het uit en laat ons ook weten hoe jij je vrijzinnig humanisme vorm en inhoud geeft! Voor een goed begrip: waar ‘hij’ of ‘zijn’ staat in de tekst, daar is evengoed een ‘zij’ of ‘haar’ mee bedoeld. Veel lees‐ en schrijfgenot.
8
Inleiding: vier dimensies ‘Vrijzinnig humanisme’ is een levensbeschouwing. Wat is een levensbeschouwing? Men gebruikt daar wel eens de term ‘wereldbeeld’ voor. Hier doen wij dat niet. Met ‘levensbeschouwing’ verwijzen we naar het onderling samenhangende geheel van vier dimensies van ons bestaan als mens: wereldbeeld, mensbeeld, maatschappijbeeld en ‘zin‐beeld’. Minder plechtstatig uitgedrukt: onze kijk op de wereld, op de mens, op de maatschappij en op de zin van dit alles, op een min of meer duidelijk gestelde en geordende manier bijeengebracht en bedoeld als algemeen zingevingskader en als vertrekpunt van maatschappelijke verandering. Wij gebruiken het woord ‘zin‐beeld’ (onze visie op zingeving, op de zin en de betekenis van het leven) in plaats van het woord ‘godsbeeld’. Want wij geloven niet in goden, hoewel wij er wel een beeld van hebben, een idee over hebben. Het woord ‘wereldbeeld’ of ‘wereldbeschouwing’, als één van de vier aspecten van een levensbeschouwing, verwijst naar het geheel van opvattingen en inzichten over de natuurlijke werkelijkheid en over de mens, als deel van die natuurlijke werkelijkheid. Een levensbeschouwing schuift dit geheel naar voren als algemene ‘levensvisie’, soms zelfs ook als ‘dé waarheid’. Alhoewel wij die vier categorieën apart behandelen, zijn ze in het dagelijks leven niet strikt te scheiden en is er vaak sprake van overlappingen. Deze vierdeling, gebaseerd op de vragen van Immanuel Kant, is niet toevallig: ze omvat immers vier belangrijke dimensies of velden van het menselijk bestaan. In elke dimensie komen fundamentele vragen aan bod waar elk mens ooit wel eens – soms zelfs meerdere keren – tegenaan loopt, en waar een levensbeschouwing een antwoord op heeft. Op die manier trachten we vrijzinnig humanisme globaal in kaart te brengen. In de dimensie als kennend en begrijpend wezen is de mens op zoek naar kennis en tracht hij te vatten hoe de dingen in elkaar zitten. De mens is immers een van nature nieuwsgierig wezen. Het menselijke vermogen tot kennisvergaring is beperkt. Bovendien is het niet eenvoudig om te weten wat ‘betrouwbare kennis’ is. Want hoewel je misschien
9
denkt dat je iets van de wereld kent of begrijpt, kan en moet je je steeds afvragen wat er waarborgt dat je kennis of inzicht ook met de werkelijkheid overeenkomt, dus een zekere waarheidswaarde heeft. Eeuwenlang kunnen mensen denken dat iets wáár is, terwijl in latere tijden blijkt dat ze zich schromelijk hebben vergist. Het punt hier is de vraag naar de mogelijkheid van kennis op zich en de manier waarop die best bereikt wordt. Immanuel Kant formuleerde deze vraag als volgt: “Wat kan ik kennen?”. Een levensbeschouwing verhoudt zich altijd op een of andere manier tot deze kwestie. Zij tracht een antwoord te geven op de vraag hoe de werkelijkheid in elkaar zit en, vooral, hoe we weten dat het zo zit en niet anders. Wat garandeert dat wat wij denken te weten, ook echt betrouwbare kennis is? Spreken we dan over ‘waarheid’? Precies op deze vragen zal een levensbeschouwing een antwoord trachten te geven. Een godsdienst probeert dit ook, maar dan op haar heel eigenste manier: de waarheid wordt er zogenaamd gewoon ‘geopenbaard’. Een mens is echter niet alleen op zoek naar inzichten omtrent de hem omringende wereld. Hij stelt zich ook vragen over wie of wat hij zelf is. Hij beschikt over bewustzijn en zelfbewustzijn: hij heeft weet van de dingen en hij weet ook dat hij dit weet. In zoverre hij over zichzelf nadenkt, kan een mens zich proberen te situeren binnen het geheel van de werkelijkheid. De fundamentele vraag die hij zich hier stelt is: “Wie ben ik?”. In feite moet hij ook vragen: “Wat ben ik?”. Want we kunnen een mens niet enkel als een ‘subject’ maar ook als een ‘object’ zien. De mens probeert te begrijpen welke rol hij zelf in het geheel speelt of te spelen heeft, bijvoorbeeld op welke manier hij zijn talenten in de samenleving kan inzetten, op welke manier hij best zijn boterham verdient. Op zo’n moment handelt hij als subject: hij is zelf het onderwerp, de handelende persoon. Hij stelt zich daarnaast ook andere vragen, bijvoorbeeld over hoe zijn lichaam functioneert, in hoeverre zijn karakter of persoonlijkheid vormgegeven wordt door zijn genen, zijn opvoeding of zijn cultuur en welke rol zijn hersenen daarin spelen. Hij kan ook vragen: “Ben ik een goede voetballer of een goede loper?” “Heb ik als mens een vrije wil of ben ik volledig gedetermineerd?” “Ben ik mijn brein of daarnaast ook nog iets anders?” Op die momenten bekijkt het subject mens zichzelf als object: hij wordt voorwerp van zijn eigen onderzoek.
10
Afhankelijk van het mensbeeld van een levensbeschouwing of godsdienst zullen al deze vragen op een verschillende manier beantwoord worden. Merk op dat een mensbeeld louter ‘beschrijvend’ (descriptief) is, maar dat de stap naar het meer ‘voorschrijvende’ (normatieve) niveau klein is. Vragen naar wie of wat de mens is, is geen vrijblijvende aangelegenheid: als je weet hoe de meeste mensen zijn, wil je misschien ook wel dat iedereen zo wordt! Als je weet dat een mens een sociaal wezen is, wil je misschien dat iedereen zich zo gedraagt. Let dus op het verschil tussen ‘beschrijven wat is’ en ‘zeggen wat hoort’. Want geen mens is enkel en alleen sociaal. In een derde bestaansdimensie zien we de mens als moreel handelend wezen, in een sociale context. Omdat de mens bewust is van zichzelf, is hij ook in staat tot bewust gericht handelen. Dat wil zeggen dat hij dingen kan doen met een reden of met een doel, dat hij dit zelf weet en dat hij dus ook verantwoordelijk gesteld kan worden voor zijn daden. Natuurlijk worden handelingen niet altijd en overal vanuit een moreel oogpunt bekeken. Als ik besluit om te gaan wandelen, zal niemand beweren dat ik hierdoor een goed of slecht mens ben (tenzij ik ’s nachts ga wandelen, nadat ik ontdekt heb dat mijn huis in brand staat en de rest van mijn gezin nog ligt te slapen). Voor bepaalde handelingen is dit wel het geval: handelingen bijvoorbeeld die een invloed hebben op het (on)welzijn van andere mensen (of dieren,…). Sommige handelingen kunnen moreel afgekeurd worden, terwijl andere juist aangemoedigd zullen worden. Hoewel de meeste mensen het in een bepaalde maatschappij in grote lijnen eens zijn over wat door de beugel kan en wat niet, doen er zich in het leven vaak situaties voor waar de mens voor deze fundamentele vraag komt te staan: “Wat moet ik doen?”. De mens moet dan een beslissing nemen en hij wil weten welke keuze de moreel juiste is. Ook hier zullen levensbeschouwingen verschillende antwoorden geven. De vierde bestaansdimensie is die van de mens als betekenis‐ en zingevend wezen. Een mens doet kennis op over de wereld, vraagt zich af wie hij is en doet vanalles, dag in dag uit, jaar in jaar uit. Daarbovenop stelt hij zich ook vragen omtrent de betekenis van die wereld, van zijn leefwereld en van de zin van zijn handelen. Hierin is de mens ongetwijfeld uniek. Hij stelt de zinvraag met betrekking tot de wereld, maar ook met betrekking tot het eigen leven. De mens is op zoek naar de zin van het bestaan: “Moeder waarom leven wij?”
11
Hij verhoudt zich tot een groter geheel en vraagt zich af wat de betekenis is van zijn eigen ‘kleine’ bestaan binnen dat geheel. Bovenal wil de mens weten of het individuele leven ophoudt bij de dood, en of er misschien toch ‘iets meer’ is, zoals een hiernamaals bijvoorbeeld. De fundamentele vraag die we hier met Kant kunnen stellen is: “Wat mag ik hopen?”. Uiteindelijk hopen veel mensen in al hun eindigheid toch op het ultieme antwoord. Sommigen geloven dat dit antwoord in het hiernamaals zal komen of dat het vermeende ‘leven na de dood’ het eigenlijke doel is van het leven op aarde. Anderen geloven niet in ultieme antwoorden en nog minder in een hiernamaals. Zij zijn ervan overtuigd dat je aan het leven hier en nu genoeg hebt om een zinvol bestaan te leiden. Ook dit verschilt van levensbeschouwing tot levensbeschouwing. Deze hebben allemaal iets te zeggen over de zin of onzin van het leven, over geluk, lijden en dood. Godsdiensten beantwoorden deze vragen via hun godsbeeld. In het vrijzinnig humanisme hanteren we hiervoor het woord ‘zin‐beeld’. In 1978 al omschreef de Nederlandse humanist Jaap Van Praag de zogenaamde ‘humanistische postulaten’. Ze beschrijven in het kort de grondslagen van een humanistisch mensbeeld en een humanistisch wereldbeeld. Hij onderscheidde twee groepen van telkens 5 postulaten. De postulaten, die het humanistische mensbeeld uitmaken, zijn: natuurlijkheid; verbondenheid; gelijkheid; vrijheid ; redelijkheid. Het humanistische wereldbeeld vat de werkelijkheid op als: ervaarbaar; bestaand; volledig; toevallig; dynamisch. Wij maken hier niet verder expliciet gebruik van omdat we vanuit een andere invalshoek te werk gaan. We nodigen de lezer wel uit om na te gaan of deze postulaten nog min of meer geldig zijn en/of vervat zijn in onze uiteenzetting. Al de verschillende aspecten van de vier bestaansdimensies zetten we nu naast mekaar in onderstaande tabel: Dimensie van het Kennend
en Bewust
en Moreel
en Betekenis–
en
bestaan
begrijpend zijn zelfbewust zijn
sociaal zijn
Fundamentele
“Wat weet
“Wat moet ik “Wat mag ik
“Wie ben ik?”
zingevend zijn
12
vraag
ik?”
“Wat ben ik?”
doen?”
hopen?”
Levensbeschou‐
Wereldbeeld
Mensbeeld
Maatschappij‐
Zin‐beeld
welijke visie
beeld
Het spreekt voor zich dat al deze aspecten in werkelijkheid niet strikt gescheiden zijn: wereldbeeld, mensbeeld, maatschappijbeeld en zin‐beeld zijn in feite onlosmakelijk met elkaar verbonden. Een levensbeschouwing is immers een samenhangend geheel. Staar je dus niet blind op dit schema. We gebruiken het om wat structuur te geven. Misschien omvat die tabel toch niet alles. Daarom verklappen we nu al een paar wezenlijke kenmerken van het vrijzinnig humanisme, die als rode draden door heel het schema loopt: het ‘op zoek zijn’ en dus het ‘open staan’, ‘vooruitstrevend zijn’ aan de ene kant en het zelf samenstellen van een eigen (levens)verhaal aan de andere kant. Vrijzinnig humanisten zijn bovenal ‘zoekers’, mensen met een open geest. Ze blijven zoeken naar kennis, waarheid, geluk, het goede leven,… Dat betekent dat ze zeer argwanig staan tegenover zij die beweren dat ze dé waarheid in pacht hebben. Vrijzinnig humanisten gaan de mens en wereld tegemoet met een open geest: ze staan open voor nieuwe ervaringen, nieuwe kennis, nieuwe ideeën, nieuwe culturen,... Dat betekent dat ze moeite hebben met mensen die zich ideologisch of levensbeschouwelijk afsluiten van de wereld. Ze zijn dan doorgaans ook vrij vooruitstrevend, modern, progressief in hun ideeën over bijvoorbeeld bio‐ethische kwesties. Dus zijn ze niet conservatief, laat staan reactionair. Dit betekent ook dat een vrijzinnig humanist moet leren leven met twijfel en onzekerheid. Hij moet zich daarom ook blijven informeren en veel in gesprek gaan met anderen. Hij zal ook zijn mening dienen te herzien, indien nodig! Dat is de prijs die betaald dient te worden. Tja, vrijzinnig humanisme mag dan wel geen koopje zijn, het is zijn prijs meer dan waard. Een tweede rode draad: vrijzinnig humanisten maken vanuit die openheid een eigen kleiner of groter verhaal. Daarom kan er ook geen vrijzinnig humanistische bijbel bestaan. De typische boodschap wat zingeving betreft is dan ook: mens, tracht het zelf uit te zoeken, tracht zelf een eigen levensverhaal te schrijven; en vrijzinnig humanisten zullen je daartoe zeer graag de instrumenten en methoden aanreiken.
13
1. Visie op de wereld “Ik heb maar een klein flakkerend lichtje om mij door de duisternis van een dicht woud te leiden. Boem, daar komt een theoloog aan en blaast het uit.” (Denis Diderot, 1713‐1784) Een vrijzinnig humanistisch wereldbeeld is rationeel, wetenschappelijk en argumentatief van aard. Het stelt een fundamenteel vertrouwen in de rede en is gebaseerd op de resultaten van wetenschappelijk onderzoek en op argumentatie. Om te weten bijvoorbeeld hoe de aarde is ontstaan, betrouwt een vrijzinnig humanist voor zijn opvattingen daarover op wetenschappelijk onderzoek ter zake, zoals bijvoorbeeld dat van de geologie (aardkunde) en de astronomie (sterrenkunde), met de nodige bewijsvoeringen als argumentatie. Hij aanvaardt dan ook geen geopenbaarde waarheden (bijvoorbeeld: de waarheid over de herrijzenis en wedergeboorte van Jezus Christus), opgelegde dogma’s (bijvoorbeeld: het dogma van de drie‐eenheid van God) of speculatieve verhalen (bijvoorbeeld: “De eerste maanlanding, van de Apollo 11 op 21 juli 1969, was nep.”). Dat soort ‘stellingen’ gaat namelijk in tegen zijn ‘zoekende houding’ en zijn hang naar betrouwbare kennis. Hét vrijzinnig humanistische wereldbeeld, voor eens en voor altijd definitief vastgelegd, bestaat met andere woorden niet. Wetenschap evolueert immers en wat vandaag als vrij zeker wordt gesteld, kan morgen misschien worden tegengesproken. Terecht of onterecht, dat moet achteraf dan blijken. Dat is trouwens de essentie van wetenschap: vooruitgang in bepaalde kennis tot het tegendeel is bewezen en die kennis dan dient te worden bijgesteld. Dit wereldbeeld heeft natuurlijk mettertijd wel al een zekere basis opgebouwd: enkele fundamentele theorieën of standpunten mogen als definitief zeker of zeer waarschijnlijk worden beschouwd. Denk bijvoorbeeld aan de kwestie van het ontstaan van de mens: is er sprake van evolutie of is er sprake van schepping? Vrijzinnig humanisten nemen de evolutietheorie aan als de meest zekere, als de (voorlopig) juiste. Ze zullen dat nog lang doen, zonder twijfel. Tenzij… Nee, er is toch zeer weinig kans dat er wetenschappelijk kan worden aangetoond dat de mens niet geëvolueerd is maar bijvoorbeeld geschapen werd. Het vrijzinnig humanistisch wereldbeeld in het algemeen is dus rationeel, wetenschappelijk
14
en argumentatief van aard, en is dus niet gebaseerd op geloof, traditie, cultuur, gezag, gewoonte, intuïtie of iets anders. Welke essentiële aspecten omvat het nu preciezer? 1.1 Ik zoek, vrij en vrolijk Voor de zoektocht naar betrouwbare kennis is voor een vrijzinnig humanist het principe van ‘vrij onderzoek’ of ‘vrijheid van onderzoek’ een essentieel kenmerk en een noodzakelijke voorwaarde. Pas langs deze weg is het mogelijk betrouwbare uitspraken over de werkelijkheid te doen. ‘Vrij onderzoek’ is een welbepaalde methode van wetenschapsbeoefening die sedert de 19de eeuw gangbaar geworden is maar die gegrond is in de Verlichting. Het komt erop neer dat men zich in het onderzoek niet zomaar laat leiden door wat reeds eerder over een bepaald onderzoeksobject werd gezegd of gepubliceerd; dat men niet al op voorhand uitgaat van de waarheid (van een bepaalde manier van denken) over het onderwerp. Vrij onderzoek probeert dus zo open, objectief en kritisch mogelijk aan onderzoek te doen. Dit betekent dat de onderzoeker zich niet mag laten leiden door gezagsargumenten, dogma’s, vooronderstellingen, geloof of bijgeloof, belangen of invloeden, intuïtie... Hij mag enkel de feiten voor zich laten spreken en die rationeel benaderen. Dit is geen eenvoudige opdracht. Een mens is gemakkelijk geneigd zich vast te klampen aan gekende denkpatronen, overgeleverde gezegden en ingeprente ‘waarheden’, zoals: “Wortels eten is goed voor de ogen.” Dat is dus niet helemaal correct. In ons denken spelen het bewuste, het rationele en het onbewuste, het intuïtieve elk hun spel. In de tijd van de 19de eeuwse wiskundige en wetenschapsfilosoof Henri Poincaré kon men nog gemakkelijk beweren dat zogenaamde ‘feiten’ klaar, zeker en duidelijk waren. In dit verband gebruiken vrijzinnig humanisten nog graag volgend citaat van Poincaré: "Het denken mag zich nooit onderwerpen, noch aan een dogma, noch aan een partij, noch aan een hartstocht, noch aan een belang, noch aan een vooroordeel, noch aan om het even wat, maar uitsluitend aan de feiten zelf, want zich onderwerpen betekent het einde van alle denken”.
15
Deze uitspraak was in die tijd perfect verdedigbaar. Nu echter niet meer. Ondertussen weten we immers dat ‘feiten’, ook wetenschappelijk gezien, soms niet zomaar klaar, zeker en duidelijk gegeven of juist zijn. Tot een bepaalde hoogte worden wetenschappelijke feiten namelijk ook ‘gecreëerd’, ‘afgesproken’, ‘overeengekomen’ of ‘voorlopig als het meest waarschijnlijk’ aangenomen door de toplaag van wetenschappers binnen een bepaald vakgebied. Tot tegenonderzoek iets anders aantoont, of bevestigt, of nuanceert. Bovenstaand citaat is dus op zich, inhoudelijk, niet meer goed aangepast aan de wetenschappelijke realiteit van vandaag. Dit betekent natuurlijk niet dat er geen sprake meer zou kunnen zijn van ‘objectieve feiten’ of dat die altijd relatief zouden zijn. Nee, anders zou de aarde onder onze voeten wegschuiven of zouden we geen glas water meer op tafel durven zetten, bang dat het er plots zou kunnen afdonderen… Een vrijzinnig humanist gaat ook actief om met dat ‘vrij onderzoek’. In dit opzicht vindt hij zich volkomen terug in het begrip zoals ingevuld door de Studiekring Vrij Onderzoek van de Vrije Universiteit Brussel: “Vrij Onderzoek staat voor de oprechte bereidheid om elke wereldbeschouwelijke of morele stellingname te verlaten voor iets nieuws en beter, eens daarvoor sterke rationele argumenten zijn ontdekt. Sterker nog: wie het beginsel van Vrij Onderzoek ter harte neemt, zoekt niet alleen extra bewijs voor hetgeen waarvan men al overtuigd is, maar gaat zelf actief op zoek naar argumenten die zijn eigen wereldbeeld ondergraven, om het – steeds onder voorbehoud – te vervangen door een meer overtuigend alternatief." Merk dus op dat er met vrij onderzoek ook een attitude wordt bedoeld van proactief op zoek gaan naar elementen die je eigen mening, visie, wereldbeeld… kunnen aantasten of zelfs onderuithalen! Dit is een toepassing van de rode draad van ‘het altijd blijven zoeken’ van het vrijzinnig humanisme. Ga dus ook bewust op zoek naar tegenspraak en verschil van mening. Ja, aan vrij onderzoek doen is een hele onderneming! Het principe van vrij onderzoek staat in schril contrast met wetenschapsbeoefening die vertrekt vanuit vooronderstellingen die niet (nooit?) meer in vraag worden gesteld. Die
16
vooronderstellingen kunnen slaan op geloof (bijvoorbeeld: “God heeft de mens geschapen naar zijn gelijkenis”), op meetkunde (bijvoorbeeld: “Elk tweetal punten kan door een rechte lijn worden verbonden”), op economie (bijvoorbeeld: “Mensen handelen rationeel”)…, kortom op allerlei zaken. Vaak komt dit erop neer dat een ‘onderzoeker’ zijn beeld van de werkelijkheid in overeenstemming probeert te brengen met zijn veronderstellingen, in plaats van zijn wereldbeeld aan te passen aan de feiten. Een voorbeeld hiervan rond geloof is dat van het ‘creationisme’. Een creationist neemt de bijbel graag letterlijk. Hij stelt dat God het heelal, de aarde en alle levende wezens zo’n zesduizend jaar geleden geschapen heeft, zoals beschreven in het scheppingsverhaal Genesis van het Oude Testament. In plaats van zijn visie aan te passen aan de werkelijkheid, doet de ‘creationistische wetenschapper’ het omgekeerde: hij probeert de feiten in overeenstemming te brengen met zijn basisvisie, namelijk de ‘bijbelse waarheid’. Dat hij zich hiervoor soms in de meest gekke bochten moet wringen, spreekt voor hem haast vanzelf. Zo is te lezen op de website ‘Alles over schepping’: “Of is het misschien mogelijk het concept van een lange geologische geschiedenis te verbinden met de Bijbel? Veel gelovige wetenschappers zijn daar van overtuigd: je kunt praktisch de gehele geologische geschiedenis (namelijk het deel vóór de schepping van de mens) plaatsen binnen de scheppingsdagen. Die moeten dan wel als lange perioden opgevat worden.” (bron: http://www.allaboutcreation.org/dutch/creationisme‐en‐fossielen.htm ) Een gelovig wetenschapper doet aan ‘vrij’ onderzoek als hij in staat is zijn basisuitgangspunten in het onderzoek mee in vraag te stellen. Dat geldt natuurlijk ook voor ongelovige wetenschappers… Tegenwoordig heeft ‘vrij onderzoek’ ook meer en meer de connotatie van onderzoek dat vrij of onafhankelijk is van externe druk, bijvoorbeeld in de academische wereld (universiteiten) en in de bedrijfswereld. We denken bijvoorbeeld aan de kwestie rond het zogenaamde ‘patattenveld’ in Wetteren. Daar werd op 29 mei 2011 een proefveld van genetisch gemanipuleerde aardappelen deels vernield door tegenstanders. In het maatschappelijk debat hierover werd sterk gezwaaid met de term ‘vrij onderzoek’. De actie zou een aanslag geweest zijn op het vrij onderzoek omdat dit proefveld net niet gesponsord werd door de
17
industrie. We denken ook nog aan de invloed van de farmaceutische industrie op bijvoorbeeld de samenstellers van de DSM‐5 (‘Diagnostic and Statistical Manual of Mental Disorders’, ‘Diagnostisch en Statistisch Handboek van Psychische Stoornissen’, vijfde editie). De overgrote meerderheid van de artsen die de DSM‐5 samenstellen, heeft immers banden met de farma‐industrie. Deze heeft er alle (lees: financieel) belang bij dat een psychiatrische stoornis ruim of vaag genoeg omschreven wordt zodat psychiaters op méér patiënten een bepaalde diagnose uit de DSM kunnen toepassen en dus méér bepaalde medicatie kunnen voorschrijven, en dus de kassa doen rinkelen. Nog een ander voorbeeld in dit verband: de internationale vaktijdschriften voor menswetenschappen en sociale wetenschappen zijn voor ongeveer 90% Engelstalig; de A1 artikels van academici in deze tijdschriften worden beheerd door het ISI Web of Science, een Amerikaans privé‐bedrijf! Kan men dan nog spreken over echt vrij academisch onderzoek als men weet dat het werk ervan, in de vorm van publicaties, in handen zit van een monopoliserende commerciële organisatie? Men kan ook de vraag stellen wat dit principe van vrij onderzoek eigenlijk betekent in het dagelijkse leven van een vrijzinnig humanist. Vrijzinnigen zijn toch niet allemaal wetenschappers? Nee, vrij onderzoek beperkt zich niet tot wetenschap en het is ook een ideaal streven. Voor de dagelijkse praktijk vertaalt dit ideaal zich in de volgende houding: een algemene zin voor kritiek, voor scepticisme, een kritische ingesteldheid, een kritische voorzichtigheid ten opzichte van allerlei uitspraken of opvattingen (bv. in de media). Die kritische zin leidt ook tot een zekere gereserveerdheid ten opzichte van meningen, opvattingen en oordelen. Anderzijds ook tot zelfkritiek: bewust zijn van je ‘blinde vlekken’, leren ‘out of the box’ denken, zelfrelativering,… De vrijzinnig humanist kan het principe van vrij onderzoek in de praktijk natuurlijk niet altijd en overal zelf toepassen, maar hij is zich hiervan ook bewust. Precies dit inzicht brengt met zich mee dat hij niet te snel uitspraken zal doen of oordelen zal vellen. Hij heeft dit trouwens gemeen met de oude Grieken. In het antieke Griekenland hadden filosofen het over ‘epochè’: het moment van tijdelijk opschorten van al jouw oordelen over de wereld, en dus ook van al je handelen in de wereld. We kunnen dit klassieke gebruik vandaag vertalen met uitdrukkingen als ‘Oordeel niet te vlug’ en ‘Denk twee keer na voor je iets zegt of doet’.
18
1.2 Niets dan wetenschap? Een vrijzinnig humanist stelt dat de beste manier – dat wil zeggen, de tot nu toe best gekende manier – om tot kennis en inzicht over de wereld te komen, de wetenschappelijke methode is. Steunend op het principe van het vrij onderzoek probeert deze methode op een systematische en controleerbare manier ‘betrouwbare kennis’ te vergaren. De basisvorm van wetenschap is de ‘empirische wetenschap’, als systematische benadering tot de kennisleer, die gebruik maakt van waarneembare, beproefbare, herhaalbare en falsifieerbare experimenten om te bepalen hoe de natuur zich in feite gedraagt. Toepassingen hiervan kunnen gevonden worden in de natuurkunde, de scheikunde en de sociologie. Hoewel de wetenschappelijke methode kan variëren naar gelang het onderzoeksdomein – er is dus niet één wetenschappelijke methode – komt het er steeds op neer dat men uitgaat van bepaalde hypothesen en deze dan tracht af te toetsen aan de werkelijkheid via voorspellingen, waarnemingen, metingen en (eventuele) experimenten, om zo een theorie, die een antwoord biedt op een wetenschappelijke uitgangsvraag, te bevestigen (of te ontkrachten). Spreken de feiten in het (experimenteel) onderzoek de hypothese tegen, dan verwerpt men die hypothese. Indien de feiten de hypothese bevestigen, dan heeft men bewijs geleverd, kan men op de hypothese verder bouwen en zal men de nieuwe gegevens opnemen in de verdere theorievorming. Een simpel fictief voorbeeld: Wetenschappelijke vraag: in welke omstandigheden breekt een vers ei van een kip? Theorie 1: een vers ei van een kip breekt als je het vrij laat vallen vanaf een voldoende hoogte, op een harde ondergrond Hypothese 1: een vers ei van een kip breekt als ik het vrij laat vallen vanaf 8 cm hoogte Experiment 1: ik laat een vers ei van een kip op steen vallen vanaf een hoogte van 8 cm Waarneming 1: het ei breekt niet Herhaling van experiment 1, met zelfde waarneming en zelfde resultaat Hypothese 2: een vers ei van een kip breekt als ik het vrij laat vallen vanaf 9 cm hoogte Experiment 2: ik laat een vers ei van een kip op steen vallen vanaf een hoogte van 9 cm Waarneming 2: het ei breekt wel (= bewijs van hypothese 2)
19
Herhaling van experiment 2 Waarneming 3: het ei breekt opnieuw (= bevestigd bewijs van hypothese 2) Bevestigde theorie 1a: een vers ei van een kip breekt als je het vrij laat vallen vanaf een hoogte van minimum 9 cm, op een harde ondergrond Wetenschappelijk antwoord 1: een vers ei van een kip breekt wanneer je het onder andere vrij laat vallen vanaf een hoogte van minimum 9 cm, op een harde ondergrond Voorspelling 1: als je een vers ei vrij laat vallen vanaf een hoogte van minimum 9 cm op een harde ondergrond, zal het breken Zelfs indien bepaalde zaken als wetenschappelijk bewezen worden beschouwd, blijft wetenschappelijk onderzoek in principe altijd openstaan voor weerlegging, aanpassing of verbetering. Inderdaad, ‘wetenschappelijke waarheden’ zijn niet altijd zomaar voor eens en voor altijd definitief geldig. Dit gegeven wordt binnen de wetenschap ook erkend, zonder dat elk wetenschappelijk resultaat nu gerelativeerd moet worden (denk aan het kippenei). Sterker nog: een resultaat trachten te weerleggen is eigenlijk de voorwaarde om van wetenschappelijke vooruitgang te kunnen spreken. Want wie op basis van wetenschappelijk onderzoek beweert dat hij de eeuwige waarheid over iets ontdekt heeft en stelt dat daar nooit meer aan getornd mag worden, vervalt in dogmatiek. Een sterk antidogmatische houding typeert dan ook de vrijzinnig humanist. Wetenschappelijke kennis is trouwens per definitie geen kwestie van waarheid of onwaarheid, maar veeleer een zaak van zo betrouwbaar mogelijke kennis. Wetenschappers spreken dus niet graag in termen van waarheid of leugen! Dit verklaart ook waarom de vrijzinnig humanist geen statisch en onwrikbaar wereldbeeld heeft, in het opzicht dat het steeds voor wijziging vatbaar is, zonder er relativistisch of minimaliserend over te doen. Als bijvoorbeeld op een dag wetenschappelijk wordt aangetoond dat er spoken bestaan, dan zal de vrijzinnig humanist dit gegeven in zijn wereldbeeld moeten opnemen. Aangezien het bestaan van spoken erg onwaarschijnlijk is of aangezien bewijs van het bestaan van spoken niet heel betrouwbaar blijkt, zal dat toch nog niet voor morgen zijn…
20
Het wereldbeeld binnen het vrijzinnig humanisme stoelt dus op wetenschappelijke bevindingen. Het is dus niet gebaseerd op bijvoorbeeld sprookjes, dromen, verhalen, speculaties of openbaringen. Wat echter wel een specifieke rol speelt zijn ‘ervaringen’ – denk aan de experimenten, proeven, waarnemingen.... Mensen maken allerlei dingen mee, beleven vanalles, doen ervaringen op. Een vrijzinnig humanist hecht veel waarde aan ervaringen als bron van kennis. Hier is een duidelijke parallel met de feiten in wetenschappelijk onderzoek. Hij gebruikt zijn ervaringen, en die van anderen, om zijn wereldbeeld mee vorm en inhoud te geven. Het ‘weten dat’ wordt op die manier aangevuld met het ‘ervaren dat’. Weten dat roken slecht is voor de gezondheid bijvoorbeeld is een ding, dat zélf aan de lijve ondervinden is een ander. De ervaring van een lange voettocht, een gevaarlijke bergbeklimming, een ware overlevingstocht of de liefde van de partner laat hem toe zijn theoretische kennis daarover aan te vullen met praktische elementen of met doorleefde aspecten. Goed wetende nochtans dat ervaringen geen wetenschappelijke zekerheid of betrouwbaarheid op zich leveren: zintuigen bedriegen een mens soms ook. Denk maar aan gezichtsbedrog. Een vrijzinnig humanist neemt zijn ervaringen wél mee op in zijn visie op de wereld en ontwikkelt op die manier zijn wereldbeeld verder. 1.3 Ik denk, dus ik ben Een vrijzinnig humanist is rationeel ingesteld. Rationaliteit houdt in: op een consistente manier denken en handelen op basis van de menselijke ratio, de rede. Een mens handelt rationeel wanneer hij handelt op basis van kennis van feiten en van oorzaak‐gevolg relaties en wanneer zijn handelen gericht is op een resultaat waarvan hij de baten (zijn voordeel) hoger inschat dan de kosten (zijn nadeel). Een voorbeeld van een rationele gedachte is de volgende: “Ik hou mij vandaag in de auto aan de verkeersregels omdat ik weet dat overtredingen kunnen leiden tot schade voor mezelf en/of anderen en dat wil ik niet.” Een voorbeeld van rationeel consistent handelen is dan: “Ik hou mij altijd aan de verkeersregels, ook als voetganger, omdat ik weet dat overtredingen kunnen leiden tot schade voor mezelf en/of anderen en dat wil ik niet. Ik verlang ook dat andere weggebruikers zich daaraan houden. Ik hou mezelf aan de verkeersregels zelfs als anderen dat niet doen. Ik hou mij altijd en overal aan regels omdat anders schade voor iemand kan ontstaan.” De vraag kan natuurlijk gesteld worden of het
21
inderdaad zo verstandig is om je altijd en overal, heel je leven lang, uit principe aan de regels te houden. Blindelings een regel volgen kan ook wel eens de gezondheid schaden… Het is duidelijk dat rationeel handelen te maken heeft met je verstand gebruiken en met beslissingen nemen. Bovendien heeft rationaliteit alles te maken met verantwoordelijkheid en verantwoording: een genomen beslissing dient verantwoord te kunnen worden. Pas dan is ze rationeel te noemen. Rationaliteit is dus gekoppeld aan berekenbaarheid, meetbaarheid en voorspelbaarheid. Tegenover rationaliteit staat dan irrationaliteit of onredelijkheid, zoals we dat kunnen zien in bijvoorbeeld geloof, bijgeloof, maar ook bij zelfbedrog, massahysterie… Irrationeel handelen is in feite handelen tegen beter weten of oordelen in. Het economisch principe van de voordelen af te wegen tegen de nadelen loopt dan ergens mank. Een vrijzinnig humanist is rationeel in doen en denken. Hij hecht bijvoorbeeld veel belang aan een goede argumentatie en correcte redeneringen, zeker bij discussie, debat en opinievorming. Als hij een mening geeft, tracht hij die te beargumenteren: hij geeft goede redenen op waarom hij dit of dat vindt. Hij onderbouwt zijn visie en staat open voor kritiek. Het principe van ‘tegensprekelijkheid’ en van ‘woord en wederwoord’ is voor hem dus cruciaal. Als hij iets poneert, moet hij toelaten tegengesproken te kunnen worden. Als hij iets beweert, moet hij aanvaarden dat de ander de kans krijgt op een wederwoord. Meer nog, hij vraagt er zelfs best naar. Anders kan hij zeggen wat hij wil, en dus ook grote onzin verkopen! Dat is trouwens een van de redenen waarom hij tegen dogma’s of tegen een ‘geopenbaarde waarheid’ is: je kan deze niet tegenspreken noch een wederwoord bieden, laat staan nagaan of dat, wat als dogma gesteld of geopenbaard wordt, wel klopt! Dat heet ‘verifiëren’. Als rationeel handelend persoon hecht een vrijzinnig humanist dan ook belang aan de basisbeginselen van de logica. Hij tracht op een logisch correcte manier te redeneren. Een schoolvoorbeeld van een geldige redenering is bijvoorbeeld het volgende ‘syllogisme’: Alle mensen zijn sterfelijk. Socrates is een mens.
22
Socrates is sterfelijk. De conclusie volgt op een geldige manier uit de twee premissen. Andere belangrijke vaardigheden in dit verband zijn: een onderscheid maken tussen oorzaak en gevolg, tussen een besluit en een veralgemening, tussen een geldige reden en een drogreden,... Hij gebruikt geen drogredenen (zoals een ‘argumentum ad hominem’: in een redenering de man spelen in plaats van de bal; voorbeeld: Jantje zegt iets; Pietje zegt dat Jantje wel eens durft liegen; Pietje laat hiermee uitschijnen dat Jantje nu ook liegt) want dat is eigenlijk vals spelen. Daarom zal een vrijzinnig humanist in een discussie niet alleen letten op wat zijn gesprekspartner zegt (inhoud) maar ook op zijn manier van redeneren en dergelijke (vorm). Hij zal ook niet denken dat alles wat gebeurt een doel heeft: hij is dus geen ‘teleologist’, want dingen gebeuren ook zonder doelgerichtheid, zomaar, toevallig,… Een klassieke valkuil voor rationeel handelen is het leggen van (verkeerde) verbanden: mensen zien/leggen tussen gebeurtenis A en B vlug een verband dat er in werkelijkheid gewoon niet is: zo ontstaat vooringenomenheid, bijgeloof, foute veralgemening,… Rationeel handelen doe je op basis van correcte informatie. Een vrijzinnig humanist is daar zeer gevoelig voor: hij wenst voor zichzelf en voor anderen altijd zo veel mogelijk correcte en volledige informatie. Verantwoord handelen is immers afhankelijk van de juistheid van de gegevens waarop men zich baseert om een beslissing te nemen. De toegankelijkheid van informatiebronnen is voor een vrijzinnig humanist dan ook cruciaal: geen censuur, geen afscherming van publieke gegevens maar wel met respect voor de privacy (boeh Facebook!), geen manipulatie van data, enz. Mensen worden bedrogen met foute informatie en dat is meestal een bron van veel ellende, vooral dan voor de zwakkeren in de samenleving. Het is bijvoorbeeld geweten dat extremisme, fanatisme en fundamentalisme goed gedijen in een klimaat van onwetendheid, ongeletterdheid, desinformatie, armoede en afzondering. Religieuze sektes bijvoorbeeld beheren en kanaliseren de informatie die voor hun leden toegankelijk is om op die manier een zogenaamde ‘mystieke manipulatie’ mogelijk te maken. Er ontstaat een onvoorwaardelijk vertrouwen vanwege de sekteleden in de juistheid van de beslissingen van de sekteleider. Met alle gevolgen van dien…
23
Vrijzinnig humanisten worden soms verweten té rationeel te zijn, dus ‘rationalistisch’ ingesteld te zijn, ten koste bijvoorbeeld van het gevoel. Voor enkelingen zal dit wellicht gelden. Sommigen houden inderdaad graag intellectualistische betogen of schrijven graag moeilijk toegankelijke boeken. Redelijkheid speelt een even grote rol in het leven van een vrijzinnig humanist. Waar rationaliteit strikt genomen enkel rekening houdt met de zaak zelf in functie van bijvoorbeeld efficiëntie of meetbaarheid, daar zal redelijkheid ook bijvoorbeeld de omgeving, de context of de omstandigheden mee in acht nemen in functie van het praktisch handelen. In de zogenaamde ‘contextuele psychologie’ en het systeemdenken is dit cruciaal. Zo vindt hij dat medemenselijke redelijkheid in samenlevingsproblemen soms een gepastere benadering is dan koudweg de toepassing van een bepaald principe of een specifieke regel. Hij vindt het soms ‘verstandiger’ om nog wat te wikken en te wegen of andere klokken te laten horen vooraleer zélf een beslissing te nemen of een standpunt in te nemen. Dat houdt zeker niet in dat hij om de haverklap zijn principes of waarden overboord zou gooien. Vrijzinnig humanisten erkennen net het bestaan van universele waarden zoals gelijkheid, vrijheid en broederlijkheid, en zaken zoals het schadebeginsel, het principe van wederkerigheid en van de scheiding van kerk en staat. Omgekeerd zijn ze dan fel gekant tegen elke vorm van extremisme, fanatisme en fundamentalisme, of het nu van economische, religieuze, ideologische of andere aard is. 1.4 Natuur en materie De meeste vrijzinnig humanisten hebben een naturalistische kijk op de wereld en scharen zich achter het filosofisch materialisme. Naturalisten hangen de idee aan van een zelfstandig bestaande onafhankelijke werkelijkheid (de wereld die we allemaal kennen en die zal blijven bestaan zelfs als wij er niet meer zijn). Naturalisme stelt dat er niets kenbaar is of bestaat boven de natuur of buiten ‘dat wat is’, ‘het zijnde’. Het is een leer die het bestaan van bovennatuurlijke entiteiten ontkent en die al het bestaande vanuit natuurlijke oorzaken verklaart. Voor filosofisch materialisten bestaat heel de werkelijkheid, ook emoties en andere processen in het brein, uiteindelijk uit materie en is herleidbaar tot materie. Het materialisme ontkent dus het bestaan van ‘organismen’ of ‘entiteiten’ die zich buiten de tijd, de ruimte of de materiële werkelijkheid zouden bevinden. Goden en spoken bestaan met andere woorden niet omdat elk natuurverschijnsel onderhevig is aan (de wetten van) de
24
objectieve werkelijkheid. Volgens dit principe geldt dat een natuurverschijnsel op een bepaalde plaats in de ruimte, op een bepaald tijdstip in de tijd en als een bepaalde entiteit of massa aanwezig is of moet zijn. Eenvoudiger gezegd komen beide opvattingen eigenlijk neer op de overtuiging dat er in het universum – daar boven in de hemel of hier beneden op aarde, in het hele grote of in het minuscuul kleine – niets bovennatuurlijk of buitennatuurlijk is. Alles is uiteindelijk fysisch van aard en kan in principe een fysische verklaring hebben. Een vrijzinnig humanist denkt of gelooft met andere woorden niet dat er naast deze ene wereld nog een andere ‘geestelijke’ of ‘spirituele’ wereld zou bestaan. Een vrijzinnig humanist gelooft dus bijvoorbeeld niet in een ‘ziel’, laat staan dat die dan nog onsterfelijk zou zijn ook. Dit betekent niet dat hij denkt dat alles wat bestaat, enkel uit een bepaalde stof is gemaakt of moet gemaakt zijn. Er zijn tal van verschijnselen die niet zomaar te beschrijven zijn enkel in termen van materie. Neem bijvoorbeeld een gedachte: een vrijzinnig humanist beschouwt een gedachte als een fysisch verschijnsel dat te onderscheiden valt in bepaalde inhoudelijke informatie aan de ene kant en in een materiële drager aan de andere kant. Dit is de moderne oplossing voor het oude ‘lichaam‐geest‐probleem’. Het lichaam staat dan voor de drager, de geest voor de informatie, niet gescheiden maar wel onderscheidbaar van mekaar. De gedachte aan bijvoorbeeld ‘de absolute vrijheid’ of aan ‘de ridder op een wit paard’ bevat een specifieke inhoud, maar wordt pas mogelijk als er een drager voorhanden is (de tientallen miljarden zenuwcellen van de hersenen in dit geval). Zonder brein dus geen gedachten. In die zin ‘is’ de mens ook zijn brein! De inhoud (bv. de term ‘vrijheid’) is niet te herleiden, te reduceren tot de drager (nl. de hersencellen). Een gedachte wordt er natuurlijk niet minder mooi op door vast te stellen dat ze gedragen moet worden door een materieel substraat. Anderzijds is er zo gezien geen mogelijkheid dat er een ‘ziel’ bestaat die bij het sterven het lichaam zou verlaten. Als er al een ziel zou bestaan, zou deze onvermijdelijk aan de lichamelijke drager verbonden zijn. Mara goed, vrijzinnig humanisten geloven dus niet in een ziel (maar ze geloven wel in de term ‘bezieling’ hoor). Ze staan ook sceptisch tegenover de idee dat uiteindelijk elk fenomeen zou kunnen en moeten begrepen en verklaard worden door het te herleiden tot
25
de samenstellende delen ervan. Dat laatste noemt men trouwens ‘sterk reductionisme’. Bepaalde informatie en de drager van deze informatie zijn uiteindelijk te beschouwen als twee verschillende soorten zaken. Filosofen en wetenschappers zijn nog volop bezig met het onderzoek naar de werking van de hersenen en de (aloude) problematiek van de verhouding tussen ‘lichaam en geest’. Via neurochirurgie en nanotechnologie wordt ingegrepen in ons brein (een computerchip neemt bijvoorbeeld een weggevallen hersenfunctie over of een verlamd persoon kan met zijn hersenen een robotarm besturen) en onze intelligentie of ons geheugen kan geüpdatet worden door onze hersenen aan te sluiten op een computer. Vooral transhumanisten en bio‐ethici interesseren zich voor deze kwesties. Vrijzinnig humanisten hebben in principe weinig moeite om ten goede te laten ingrijpen in de menselijke natuur, indien dit een bewuste en goed geïnformeerde vrije keuze is van betrokkene. Het vrijzinnig humanisme is immers progressief van aard, bijvoorbeeld in bio‐ethische dossiers. De mens is vrij en mag dus onder bepaalde voorwaarden ‘gemaakt‘ worden of zichzelf ‘maken’. Denk daarbij bijvoorbeeld aan een gezichtsreconstructie om medische redenen, na een zwaar ongeval. Plastische chirurgie om puur esthetische redenen is dan weer niet zo evident, bijvoorbeeld wanneer dit bij tienermeisjes gepaard gaat met sociale druk. 1.5 Het knalt en evolueert In verband met het ontstaan van het universum volgen vrijzinnig humanisten de bevindingen van de zogenaamde oerknal‐ of ‘big bang’‐theorie. Dit is de populaire benaming van de gangbare kosmologische theorie over het ontstaan van het universum. De theorie stelt dat het universum (het heelal) zowat 13,7 miljard jaar geleden ontstond vanuit een extreem heet punt met een extreem grote dichtheid, van daaruit op een korte tijd expandeerde en sindsdien ook nog verder uitdijt. De wereld is dus volgens vrijzinnig humanisten niet geschapen. De mens is dan ook geen doel van de schepping of zo. Het vrijzinnig humanistisch wereldbeeld neemt in dit verband wel het begrip ‘oorzakelijkheid’ aan maar niet het begrip ‘finaliteit’ (doelgerichtheid). Een vrijzinnig humanist denkt hier in termen van oorzaken en gevolgen maar niet in termen van doeleinden en einddoelen. De wereld gaat nergens naar toe, heeft geen finaliteit of bestemming die van buitenaf is opgelegd. Voor alle
26
duidelijkheid: dat maakt het stellen van doelen voor mens en wereld niet onmogelijk of onwenselijk, integendeel. Juist omdat de wereld niet ergens naartoe gaat, kan de mens, net daarom misschien, zich bepaalde doelen stellen… Met het heelal zijn ook ruimte en tijd ontstaan. Natuurlijk ook onze aarde. Radiometrische dateringen van gesteenten en meteorieten wijzen uit dat de aarde zowat 4,5 miljard jaar geleden is ontstaan. Het eerste ‘leven’ op aarde (nl. de eerste cel) zou zo’n kleine 4 miljard jaar geleden via chemisch‐evolutionaire processen uit het niet‐levende zijn ontstaan. De oerknaltheorie is een wetenschappelijk goed geteste theorie die de meest accurate en omvattende verklaring geeft voor de diverse verschijnselen die sterrenkundigen waarnemen. Sommige gelovigen hebben tot op de dag van vandaag veel moeite met deze big bang‐theorie. Het ‘jongeaarde‐creationisme’ bijvoorbeeld oppert dat de wereld (aarde plus heelal) tussen 6.000 en 10.000 jaar geleden door God geschapen werd. Aanhangers van deze ‘overtuiging’ – een overtuiging is nog geen theorie – zijn vooral te vinden bij fundamentalistische of orthodoxe christenen, moslims en joden, die het scheppingsverhaal van de bijbel letterlijk opvatten. Voor het dynamische vrijzinnig humanistische wereldbeeld kan het belang en de invloed van Darwins evolutietheorie moeilijk overschat worden. Het wereldbeeld van ontzettend veel mensen is hierdoor sterk beïnvloed. Want vrijwel iedereen vraagt zich op een gegeven moment af hoe het komt dat de natuur zo ongelooflijk complex in elkaar zit, en wat de positie van de mens is binnen de enorme hoeveelheid levende organismen die onze planeet bevolken. Darwins theorie en de hedendaagse versie ervan bieden een wetenschappelijke en elegante verklaring voor vraagstukken die te maken hebben met het ontstaan van biologische organismen. Dit aan de hand van slechts enkele mechanismen, namelijk voortplanting, natuurlijke selectie en genetische variatie. Natuurlijke selectie stelt dat organismen die beter aan hun omgeving aangepast zijn, meer overlevingskans hebben en dus meer kans hebben nakomelingen voort te brengen. Genetische variatie is het ‘blinde’ mechanisme dat mogelijk maakt dat er binnen een soort variaties bestaan en dat organismen niet allemaal exacte kopieën van elkaar zijn. Natuurlijke selectie behoudt dan die organismen die beter aan de omgeving zijn aangepast. De overlevingsbevorderende eigenschappen kunnen genetisch worden doorgegeven aan de nakomelingen, die op hun
27
beurt betere overlevingskansen en een grotere kans op nageslacht zullen hebben, enzovoort. Voor het wereldbeeld van de vrijzinnig humanist is deze theorie niet enkel van belang voor zover hij op zoek is naar antwoorden op de raadsels van het ontstaan van het leven. Deze theorie immers betekent in zekere mate ook een triomf voor zij die geloven in de menselijke kenvermogens en de wetenschappelijke methode. Want het is uiteindelijk het principe van vrij onderzoek dat de mogelijkheidsvoorwaarde was voor de ontwikkeling van de theorie. Tot op de dag van vandaag bieden religieus geïnspireerde denkers en pseudowetenschappers hevig weerwerk tegen de evolutietheorie. Zo zijn aanhangers van het ‘intelligent design’ idee (het idee van een ‘intelligent ontwerp’) of ID ervan overtuigd dat sommige levende organismen over fysieke eigenschappen beschikken die onvoldoende verklaard kunnen worden door ongeleide natuurlijke mechanismen, en die zonder intelligent ontwerp gewoon ondenkbaar zouden zijn. Voorbeelden daarvan volgens ID zijn de werking van het oog en de zweepstaart van de bacterie ‘E.coli’. Klassiek wetenschappelijk onderzoek vanuit evolutionair oogpunt heeft niettemin perfecte verklaringen voor deze verschijnselen. De ID‐tegenstanders kunnen met hun tegenargumenten eigenlijk niet overtuigen. De evolutietheorie is uitermate plausibel en ook relatief gemakkelijk te begrijpen, maar heeft ook wel ingrijpende gevolgen. De evolutionaire mechanismen, die verantwoordelijk zijn voor de onvoorstelbare veelzijdigheid in de natuur, zijn in essentie blind en doelloos. Dit is een van de hardnekkige misverstanden betreffende de evolutietheorie: het idee dat de natuurlijke ontwikkeling in een bepaalde richting gaat, en dan nog liefst in de richting van het ontstaan van de mens als einddoel van de evolutie. Zo zit het evenwel niet in elkaar! Evolutie gaat niet ergens naar toe: het is een blind proces zonder intenties of doelen. Dit betekent echter helemaal niet dat alles toevallig is! Voor een goed begrip van de evolutietheorie is een goed begrip van toeval noodzakelijk. Toeval speelt hierin een bepaalde rol, maar is slechts een deel van het verhaal. Genetische variatie (namelijk het bestaan van verschillen in het genetisch materiaal van bijvoorbeeld een biologische soort) is inderdaad niet gericht en in die zin ‘toevallig’. Door genetische
28
diversiteit komen verschillende versies van een bepaalde eigenschap voor binnen een soort. De ene eigenschap is voordeliger dan de andere. Populaties met meer variatie hebben grotere overlevingskansen. Natuurlijke selectie zorgt ervoor dat individuen met de voordeligste eigenschappen de grootste kans op overleven hebben. Een hazenjong A bijvoorbeeld dat sneller kan lopen dan hazenjong B, wordt minder snel gegrepen door een vos, heeft dus meer overlevingskansen, heeft dus meer kans op nakomelingen en zal dus meer kans hebben de eigenschap ‘ietsje sneller kunnen lopen’ door te geven aan zijn nakomelingen. Het genetisch materiaal dat voor voordeligere eigenschappen zorgt, heeft dus meer kans doorgegeven te worden aan de volgende generatie. Wat doorgegeven wordt en dus generationeel behouden blijft, en wat niet, hangt af van het effect op de ‘fitness’ (‘aangepastheid aan de omgeving’) van een organisme en is in die zin allesbehalve toevallig. Dit soort wereldbeeld zomaar omarmen is voor bepaalde mensen wellicht niet vanzelfsprekend. Wat betekent het immers voor de mens als de wereld, de natuur nergens naartoe gaat? Als er geen richting, geen doel gegeven is? Wie vasthoudt aan een wereldbeeld waarin wél een ‘Groot Doel’ wordt vooropgesteld, zal de evolutietheorie dan ook als behoorlijk ‘wereldschokkend’ ervaren. De mate waarin de mens in staat is zijn wereldbeeld aan te passen aan de feiten, zegt echter iets over zijn soepelheid van geest.
29
2. Kijk op de mens "Iedereen moet vrij zijn om de basis van zijn overtuiging te kiezen. Dat geloof mag alleen beoordeeld worden op haar vruchten." (Baruch Spinoza, 1632‐1677) Naast een visie over de werkelijkheid (een wereldbeschouwing of wereldbeeld dus) heeft een levensbeschouwing ook een visie over de eigenheid, de positie en de betekenis van de mens in die werkelijkheid (een mensbeeld dus). Beide zijn heel nauw met elkaar verweven. Want de manier waarop de werkelijkheid begrepen wordt, heeft altijd invloed op de manier waarop de mens zichzelf begrijpt. Wie de wereld in de eerste plaats begrijpt als een materieel mechanisme (bijna zoals een machine) of als een goddelijke creatie (de mens als summum van de schepping, als evenbeeld van God), zal geneigd zijn dat mechanisme of die god ook in zichzelf te zoeken. Zo vond Julien Offray de La Mettrie (de 18de eeuwse Franse arts en filosoof) dat de mens eigenlijk wel een machine was. Zo zochten middeleeuwse mystici zoals Hildegard van Bingen (12de eeuw) en Hadewijch (13de eeuw) naar een vereniging, een vereenzelviging, een ‘unio mystica’ met God. Omgekeerd kan een bepaald mensbeeld ook een wereldbeeld beïnvloeden. Volkeren die uitgaan van de mens als doel van de schepping of als heerser over de wereld, zullen de natuur meer naar hun hand willen zetten dan volkeren die zich meer als deel van de natuur en dus meer verbonden met de natuur beschouwen. Met ‘mensbeeld’ wordt bedoeld: het samenhangend geheel van opvattingen over hoe de mens zichzelf ziet, ervaart en beleeft. Historisch gezien valt op dat de mens altijd geprobeerd heeft zichzelf op één of andere manier te bepalen. Filosofen van alle tijden zijn op zoek geweest naar het zogenaamde ‘wezen’ van de mens, naar datgene wat de mens op één of andere manier ‘bijzonder’ maakt en op een unieke wijze kenmerkt binnen het geheel van de werkelijkheid. In de antieke wereld wordt bijvoorbeeld het wezen van de mens begrepen vanuit zijn rede, in de middeleeuwen eerder vanuit zijn gelijkenis met God. In de 20ste eeuw komt dan weer het existentialistische mensbeeld op dat zegt dat de mens helemaal geen wezenlijke kenmerken of ‘essentie’ heeft maar in de eerste plaats ‘existentie’ is, dus in de eerste plaats louter bestaat. Vandaag de dag zien bepaalde neurowetenschappers en
30
filosofen de mens in wezen gewoon samenvallen met zijn brein. Vrijzinnig humanisten stellen dat de mens een product is van de biologische evolutie, naast andere diersoorten, en een sociaal wezen met materiële en mentale behoeften. Steeds wordt hierbij naar antwoorden gezocht op de vraag: “Wie en/of wat ben ik?” Deze vraag kan enkel gesteld worden door een wezen dat zich bewust is van zijn eigen bestaan. De antwoorden op de vraag ‘Wat is de mens?’ komt de laatste tijd natuurlijk uit de hoek van de neurowetenschappen (onderzoek van centraal en perifeer zenuwstelsel), met specialisaties op het vlak van fysiologie, anatomie, cognitie, genetica, gedrag, ziektebeeld,… Hoe functioneert ons brein en hoe zit het biologisch fundament van het menselijk gedrag ineen? Voor alle duidelijkheid: een vrijzinnig humanist ziet de mens als een product van biologische evolutie, als een geheel van behoeften en capaciteiten, als een sociaal dier dat rationeel kan handelen en dat emotioneel uit de hoek kan komen, als een wezen dat zich afvraagt of het wel over een eigen ‘zelf’ en ‘wil’ beschikt, als zeer leergierig maar helaas ook vergeetachtig. Globaal genomen heeft het vrijzinnig humanisme een positief en optimistisch mensbeeld: het stelt de waarde van de mens centraal, toont voor en in alles een menselijk gelaat, wijst op het unieke van elk mens en vertrouwt op de menselijke vaardigheden en mogelijkheden. Het hecht dan ook veel belang aan de ontwikkeling en ontplooiing van mens en mensheid, en hanteert dan ook de gedachte van vooruitgang. 2.1 Ik ben waardig, jij bent gelijk Het vrijzinnig humanistische mensbeeld plaatst dus de notie van de menselijke waarde en dus waardigheid centraal en neemt dit zelfs op als uitgangspunt. Die waardigheid is met andere woorden reeds een gegeven, geen te verwerven kenmerk. Elk mens (vrouw, man, kind, landloper of minister, boer in Indië of handelaar in New York, pasgeborene of ouderling,…) wordt in deze zin waardig genoemd. Wat die waardigheid precies inhoudt, wordt geëxpliciteerd in bijvoorbeeld de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ (UVRM). Voor vrijzinnig humanisten is deze Verklaring dan ook een cruciaal ‘statement’. Je kant het een vrijzinnig humanistische grondwet noemen. Deze ‘grondwet’ neemt de menselijke waardigheid als fundament en formuleert een aantal inherente (ermee samengaande) rechten die aan alle mensen, ongeacht individuele verschillen, in gelijke mate
31
toekomen. Daar waar deze rechten geschonden worden, is sprake van een schending van de menselijke waardigheid of van ‘misdaden tegen de menselijkheid’ of ‘mensheid’. In die zin is het duidelijk dat de UVRM een universeel en universaliserend karakter heeft: het is voor alle mensen bedoeld (universeel) en waar dat minder of niet het geval is, wil het ook expliciet zo geïnterpreteerd worden (universaliserend). Een vrijzinnig humanistisch mensbeeld is dan ook bijvoorbeeld antiracistisch en antiseksistisch. Het idee dat alle mensen, louter omwille van het feit dat ze mens zijn, een zekere waardigheid toekomt, is zeker niet binnen alle levensbeschouwingen evident. Er zijn andere mensbeelden die helemaal niet uitgaan van inherente (gelijk)waardigheid maar die eerder een hiërarchie aanbrengen. Het hindoeïstische kastensysteem is daar een voorbeeld van. Afhankelijk van de kaste waarin je geboren wordt, heb je bepaalde rechten, rechten die mensen in een andere kaste niet hebben. Zo’n hiërarchisch systeem is voor de vrijzinnig humanist onaanvaardbaar. Het is immers niet redelijk om iemand al dan niet rechten toe te kennen op basis van iets waar hij of zij niets aan kan doen. Je kiest namelijk niet waar of wanneer of bij wie je geboren wordt! Het zogenaamd ‘Ancien Régime’ (‘Oude Bestuur’, van pakweg 1500 tot 1789) in Frankrijk is een tweede voorbeeld. Boeren en arbeiders waren toen niks waard (‘waardeloos’ zo je wil), grootgrondbezitters en hogere geestelijken waren alles… Natuurlijk is het niet zo dat alle mensen op een ‘even waardige manier’ leven. Je hebt bijvoorbeeld zware misdadigers of criminele mensenhandelaars die de grofste mensenrechtenschendingen begaan. In principe blijft de vrijzinnig humanist ook hier vasthouden aan de onvervreemdbaarheid van de menselijke waardigheid, zelfs daar waar het gaat om misdadigers. Menselijke waardigheid is voor vrijzinnig humanisten iets onvoorwaardelijks, hoe moeilijk dit in de praktijk soms ook kan uitpakken. Dát is trouwens een van de redenen waarom zij voor het recht op verdediging van elke beschuldigde (ook een Marc Dutroux en een Anders Behring Breivik) en tegen de uitvoering van de doodstraf of tegen wraak (bv. bloedwraak en eerwraak) zijn.
32
Daarnaast is het echter evenzeer zo dat niet alle mensen in onze samenleving op een even waardige manier bekeken of behandeld worden. Want hoewel bij ons sociale klassen officieel niet meer bestaan, leven we toch in een sociaal verdeelde samenleving waar sommige mensen in hoog aanzien staan, terwijl anderen op heel wat minder achting kunnen rekenen. De vrijzinnig humanist maakt iemands waardigheid niet afhankelijk van zijn of haar opleidingsniveau, talenten, persoonlijke smaak, sociale afkomst of hoogte van de bankrekening. Achter de sociale diversiteit blijft het respect voor de menselijke waardigheid immers het bindmiddel dat een zo rechtvaardig mogelijke samenleving bij elkaar kan houden. Een bijzondere toepassing van deze idee van waardigheid zien we bijvoorbeeld bij euthanasie. Wie euthanasie wenst, doet dit meestal op basis van het zien teloorgaan van zijn of haar menselijke waardigheid, bijvoorbeeld door een zeer ernstige ziekte. Veel mensen, ongeacht hun mensbeeld of levensbeschouwing, ook gelovigen dus, zijn op basis hiervan voorstanders van euthanasie. De mate van menselijke waardigheid weegt hier door. Elk mens erkent dat blijkbaar in de praktijk, vooral dan het grensgebied waar de zogenaamde ‘mensonwaardigheid’ begint. Het leven nog veel langer willen rekken voorbij dit punt, wordt dan als zinloos beschouwd. Men is daar, bijna op een natuurlijke manier, gevoelig voor. Naast de menselijke waardigheid staat vrijzinnig humanisme ook voor het gelijkheidsbeginsel: mensen zijn in radicale zin gelijk(waardig) aan mekaar. Dit is een typische Verlichtingsgedachte. In het Ancien Régime, waar edelman en geestelijke ‘meer gelijk’ was dan burger of boer, heerste er zeer concreet en zeer letterlijk een grote ongelijkheid tussen verschillende maatschappelijke standen. Het woord ‘lijfeigene’ alleen al drukt zeer goed uit voor wat die maatschappelijke ongelijkheid toen stond. Dat ‘oud bestuur’ verdween met de Franse Revolutie, namelijk in 1789. Een toepassing van het gelijkheidsbeginsel vinden we terug in de visie op het streven naar geluk: voor een vrijzinnig humanist heeft elk mens ter wereld evenveel recht op geluk. Dit heeft belangrijke consequenties, niet in de laatste plaats op sociaal‐economisch gebied. Het recht op arbeid bijvoorbeeld, in functie van de vervulling van materiële behoeftes, is daar
33
een rechtstreeks gevolg van. Ook het systeem van de sociale zekerheid in België is geschoeid op de filosofie van gelijkheid, in dit geval gekoppeld aan het principe van solidariteit. Elk mens kan immers ziek worden en dus eventueel zonder inkomen vallen; dan springt de ander bij, en omgekeerd natuurlijk ook. 2.2 De hele wereld in mij Een vrijzinnig humanist voelt zich, door het respect voor de mens als mens, verbonden met de gehele mensheid. Onder en doorheen alle denkbare intermenselijke verschillen ziet en voelt de vrijzinnig humanist met alle andere mensen een verwantschap die voortkomt uit het besef dat we, ondanks onze verschillen, veel met elkaar gemeen hebben. We trachten allemaal op een zinvolle manier om te gaan met de absurditeit van het bestaan, we streven allen naar geluk, en we kennen eenzelfde lot in het licht van behoeftes, pijn en dood. Het mensbeeld van de vrijzinnig humanist heeft dan ook een sterk universalistisch karakter. Dit verklaart ook waarom hij met de nodige argwaan kijkt naar enge vormen van provincialisme, regionalisme, nationalisme en culturalisme. De vrij en onafhankelijk denkende vrijzinnig humanist voelt zich beter bij het idee van een kosmopolitisme of wereldburgerschap, wat stoelt op universele waarden en rechten. Het streven naar meer gelijkheid en vrijheid is daarbij de voornaamste opdracht. Op deze manier moet worden getracht de ontplooiingsmogelijkheden van individuele burgers binnen de wereldgemeenschap zo goed mogelijk te realiseren, door voldoende kansen te bieden (vooral onderwijs dus). Uiteindelijk stelt de vrijzinnig humanist dit laatste dan ook boven specifieke religieuze of culturele gebruiken, zonder daarbij echter het belang van de eigen afkomst of de eigen cultuur te miskennen. ‘Met de ogen naar de wereld gericht maar met beide voeten op de grond’, volgens het basisprincipe van de slogan ‘Think global, act local’. Vrijzinnig humanisten zijn beslist geen relativisten, in de zin dat waarheid altijd relatief zou zijn. Geen ‘Ieder zijn waarheid’ dus. Er bestaan wel degelijk uitspraken die absoluut waar zijn. Zoals deze uitspraak: “In de vorige zin wordt wel degelijk gezegd dat er uitspraken bestaan die absoluut waar zijn.” Al is dit voorbeeld nu wel als grap bedoeld… Vrijzinnig humanisten zijn ook geen cultuurrelativisten: cultuuruitingen zien ze niet altijd zomaar over heel de lijn onderling evenwaardig. Sommige van die ‘gebruiken’ (en dus
34
inclusief hun ‘waarden’) zijn gewoon moreel verwerpelijk. Altijd en overal! Clitoridectomie (het gedeeltelijk of volledig wegsnijden van de clitoris bij een meisje/vrouw) en steniging (iemand als straf tot het middel of de hals ingraven en tot ter dood met stenen bekogelen) bijvoorbeeld zijn traditionele culturele praktijken die vrijzinnig humanisten absoluut onaanvaardbaar vinden, zoals ook de rituele besnijdenis van minderjarige jongens. Vrijzinnig humanisten menen dus wel dat je bepaalde culturele facetten onderling kan vergelijken, bijvoorbeeld op basis van de pijn die ze al dan niet veroorzaken, de mate van rechtvaardigheid die ze behelzen, de verhouding tussen misdrijf en straf,... Ze staan dus achter de idee van de universaliseerbaarheid van een minimum aantal basiswaarden en basisnormen, zoals de individuele vrijheid, de gelijkheid tussen man en vrouw, het vermijden van pijn,... Voor vrijheid drukt zich dat concreet uit in bijvoorbeeld de visie dat mensen individueel het recht hebben om zich te gedragen naar hun eigen seksuele geaardheid of identiteit, zoals holebi’s en transgenders. Heteroseksualiteit kan dus niet de norm zijn, vinden vrijzinnig humanisten, en holebi’s en transgenders moeten desnoods beschermd worden opdat hun recht op vrijheid (bijvoorbeeld om te gaan en staan waar ze willen) gewaarborgd blijft. Gelijkheid concretiseert zich in bijvoorbeeld ‘gelijk loon voor gelijk werk’ en in het ageren tegen seksisme (een oordeel vellen over iemand op basis van zijn of haar sekse). Pijn vermijden als basisnorm drukt zich uit in bijvoorbeeld het verbod op foltering van gevangenen en in de verplichting tot voorafgaande verdoving bij het slachten van dieren. Vrijzinnig humanisten zijn dan ook tegen foltering en tegen het onverdoofd ritueel slachten, nochtans een gebruik bij orthodoxe joden en moslims. 2.3 Ik ben vrij en kan beschikken Vrijheid speelt in het vrijzinnig humanistische mensbeeld een belangrijke rol. De mens wordt beschouwd als een wezen dat vrij kan en wil zijn. Verknechting, onderdrukking, lijfeigenschap of slavernij zijn zaken waarvoor uiteindelijk geen enkel mens bewust zal kiezen. De zogenoemde ‘Arabische Lente’, gestart op 18 december 2010 in Tunesië, is hiervan een schoolvoorbeeld: het is vooral een protest tegen corruptie, gebrek aan democratie en systematische onderdrukking en een opkomen voor meer politieke vrijheid.
35
Het is natuurlijk ook een protest tegen werkloosheid en prijsstijgingen, een algemene socio‐ economische onvrede dus. Er bestaat evenwel zoiets als ‘negatieve’ en ‘positieve’ vrijheid. Negatieve vrijheid verwijst naar ‘bevrijd zijn van hindernissen, obstakels, invloed, belemmeringen, onderdrukking,…’. Deze vrijheid stelt de vraag: bevrijd waarvan? Iemand die opgesloten zit in een gevangenis is ‘niet vrij’, in de negatieve zin van het woord. Omgekeerd is iemand die na een hechtenis vrijgelaten wordt, eveneens vrij in de negatieve zin van het woord (hij is namelijk bevrijd van gevangenschap). Positieve vrijheid is de houding en situatie van waaruit zelfstandig fundamentele keuzes uit meerdere alternatieven gemaakt worden. Deze vrijheid stelt de vraag: vrij waartoe? Iemand die bewust en goed geïnformeerd kiest voor een toekomst met één kind in plaats van drie – tegen de druk van de omgeving in – handelt vrij, in de positieve zin van het woord. Met vrijheid bedoelt de vrijzinnig humanist eigenlijk ‘zelf‐determinatie’ of ‘zelf‐bepaling’. Dat omvat positieve vrijheid maar gaat nog dieper, tot het niveau van normen en waarden. Concreet voorbeeld: wie zichzelf determineert, bepaalt bijvoorbeeld niet enkel hoeveel kinderen hij wil, maar ook óf hij er wel wil, en zo ja, op welke manier (natuurlijkerwijze, via kunstmatige bevruchting, via adoptie,…), waarom, wanneer, met wie, enzovoort. Een vrij mens bepaalt niet alleen zélf wat hij gaat doen, maar bepaalt ook de gronden en fundamenten waarop hij zich wil baseren óm iets te doen. Vanuit het vertrouwen en het geloof in de mens hecht een vrijzinnig humanist dan ook groot belang aan de mogelijkheid van de mens om zijn eigen leven vorm en inhoud te geven, rekening houdende met de wetten en zeden van de samenleving waartoe hij behoort. Een bijzondere toepassing van dit vrijheidsbeginsel nu is de ‘zelfbeschikking’. Zelfbeschikking houdt hier in dat iemand zelf bepaalt wat hij doet of laat in zijn leven, voor wat betreft de grote keuzes, de belangrijke dingen (zoals partnerkeuze, studierichting, werk, leven en dood,…). Een toepassing betreffende leven en dood: abortus, euthanasie en zelfdoding. Vrijzinnig humanisten zijn voorstanders van een wettelijk kader om abortus, euthanasie en medische hulp bij zelfdoding onder voorwaarden toe te laten. Het argument hiervoor is gebaseerd op de idee dat de betrokkenen het recht hebben om zelf uit te maken wat te
36
doen met het ongeboren/ongewenst leven of met het eigen leven. Het is niet aan iemand anders om dit in hun plaats te doen. Een vrouw bijvoorbeeld die ongewenst zwanger is door verkrachting, kan voor een vrijzinnig humanist de zwangerschap onderbreken. Hij zal ook het wettelijk kader voor abortus steunen, net zoals bij euthanasie en zelfdoding. Een organisatie als ‘Pro Vita’ is tegen abortus, is fel gekant tegen de bestaande abortuswet en nodigt jongeren van 14 tot 30 jaar uit om een kuisheidsbelofte af te leggen. Deze kuisheid (zich seksueel onthouden) past dan in de klassieke katholieke ideologie. Kuisheid is natuurlijk ook wel een efficiënte manier om een zwangerschap te vermijden. Het zegt meteen ook wat jongeren moeten doen of laten, en in die zin is het opzet dus niet vrijzinnig. Er is kortom een wezenlijk verschil tussen de opdracht “Stel het vrijen uit tot je dertig bent!” en de opdracht “Als je vrijt, gebruik dan best een condoom!” Vrij niet of vrij zinnig dus… Tenslotte, wie om ‘hulp bij zelfdoding’ vraagt, voor ‘als het echt genoeg is geweest’, dient een kader en procedure aangereikt te krijgen waarin op een waardige en humane manier afscheid van het leven kan genomen worden. Teveel mensen dienen immers nog te grijpen naar middelen als verhanging of onder een trein springen. Een andere typische toepassing van het principe van zelfbeschikking is de idee dat de mens ook (deels) ‘maakbaar’ is. Mensen zijn niet zomaar en niet alleen een product van de natuur, de opvoeding of de omgeving. Mensen kunnen zichzelf ook ‘maken’, aan zichzelf (laten) ‘sleutelen’. Met dat sleutelen bedoelen we niet bijvoorbeeld studeren of sporten – een mens ‘maakt of ‘vormt’ zich daar ook wel mee natuurlijk. Met ‘maakbaarheid van de mens’ bedoelen we vandaag praktijken als plastische chirurgie (bijvoorbeeld borstvergroting), genetisch testen (testen op een genetische aandoening zoals het Down syndroom of mongolisme) en reproductieve geneeskunde (medisch begeleide voortplanting waarbij het samenbrengen van de eicellen en de zaadcellen op kunstmatige wijze gebeurt, zoals bijvoorbeeld via in‐vitrofertilisatie). Het vrijzinnig humanisme is in principe voorstander van maakbaarheid van de mens. Met andere woorden: er mag aan de mens gesleuteld worden. Vanzelfsprekend dient dit enkel te gebeuren op grond van de vrije en volledig geïnformeerde beslissing van betrokkene en in de beste medische en wettelijke condities. Het gebruik van minderwaardige borstimplantaten bijvoorbeeld is natuurlijk ontoelaatbaar.
37
Zelfbeschikking veronderstelt in de praktijk dus voldoende vrijheid en verantwoordelijkheid waarbinnen iemand zijn eigen levenskeuzes kan maken. Zelfbeschikking en autonomie zijn natuurlijk idealen: ze liggen niet voor het grijpen en ze hebben hun grenzen. Niemand is immers in staat om, vanaf zijn geboorte tot aan zijn dood, altijd en overal autonome beslissingen te nemen. Niemand haalt het in zijn hoofd om bijvoorbeeld van een heel jong kind zelfbeschikkende keuzes te verwachten. Hoewel, een kankerpatiëntje van tien is gerust in staat om bewust al dan niet voor euthanasie te kiezen. Daarom zijn vrijzinnig humanisten voorstanders van de uitbreiding van de bestaande euthanasiewet, naar minderjarigen toe en naar dementerenden. Ook voor volwassenen is zelfbeschikking niet altijd realiseerbaar of mogelijk. Een tekort aan inzicht in onze eigen drijfveren en onvoldoende of onjuiste informatie zijn obstakels voor zelfbeschikking. Daarom gaat men bij de vraag om euthanasie dan ook niet over één nacht ijs en dient deze vraag uitdrukkelijk, vrijwillig, herhaald en goed overwogen te zijn. Een vrijzinnig humanist gaat er van uit dat de mens over een vrije wil beschikt. Vrijheid is niet meer of niet minder dan zelf‐determinatie (en het omgekeerde van externe dwang): de bepaling van jezelf, de autonomie zelf beslissingen te nemen, zelf fundamentele keuzes te maken. Dat wij bepaalde handelingen onbewust stellen, dat wij niet bij alles wat we doen eerst dienen na te denken, dat onze hersenen soms een beslissing nemen ‘in plaats van’ wijzelf, dat ons brein een paar seconden eerder dan wij zelf al ‘beslist’ heeft op een knopje te drukken of onze vinger in de hoogte te steken, dat is zo. Gelukkig maar! Stel je voor dat een mens bij elke handeling die hij stelt, eerst zou moeten nadenken en zich afvragen: “Zou ik dit nu wel doen of niet?” We zouden waarlijk zot worden. Inderdaad, we ‘laten’ veel over aan ons brein, onze ‘automatische piloot’. Fundamentele keuzes omtrent de grote dingen des levens echter neemt een vrijzinnig humanist toch liefst zélf, vrij‐wil‐lig zélf. Een vak willen leren bijvoorbeeld, of kiezen voor euthanasie. Meer nog, die vrijheid is niet zomaar gegeven. Een mens moet die vrijheid waarmaken, werkelijk maken of werkelijkheid laten worden. Daarom toont vrijheid ook de mate van bewustheid aan, van zélf aan het stuur van het leven te gaan zitten. Dat is niet altijd even gemakkelijk. Dat is vaak zelfs zeer lastig… 2.4 Ik ben dus ik voel
38
Vrijzinnig humanisten zijn sterk gericht op rationaliteit. “Dat kan niet goed zijn voor het gevoelsleven!”, wordt wel eens gezegd. Aan deze uitspraak liggen twee misvattingen ten grondslag. Ten eerste is ‘rede’ niet tegengesteld aan ‘gevoel’ of aan ‘gevoeligheid’. Het omgekeerde van redelijkheid is immers onredelijkheid, het omgekeerde van rationaliteit is irrationaliteit. Het is dan ook zeer irrationeel om geen rekening te houden met je gevoelens. Rede en gevoel vullen mekaar aan. Ten tweede miskent de vrijzinnig humanist het belang van gevoelens of emoties natuurlijk niet. Ook voor hem geldt dat gevoelens een cruciale rol spelen in het leven. Gevoelens worden dan ook ten volle erkend en beleefd: vreugde en verdriet, trots en wanhoop, liefde en teleurstelling… Hij schaart zich evenzeer achter een uitspraak van Leo Apostel: “Men denkt met zijn ganse persoonlijkheid. Alle humanismen zijn het daarover eens: gevoel, wil en lichaam denken mee.” (uit De humanismen en het humanisme, HV Diogenes Cahier nr. 5, Inleiding, p. 7). De vrijzinnig humanist kan zich emotioneel volledig laten gaan in de beleving van seksualiteit of in de beroering door een sonate, een roman of een toneelstuk. Toch zal hij proberen zich niet exclusief te laten leiden door emoties wanneer hij een beslissing moet nemen. Vaak kan een gevoel of een aanvoelen inderdaad een goede indicatie zijn voor een bepaald probleem of een specifieke oplossing. We spreken bijvoorbeeld over ‘onze intuïtie volgen’ op die momenten waarbij we een oplossing of uitweg ‘zien’ zonder er bewust bij na te denken of te redeneren. Deze gevoelens kunnen evengoed een eigen leven gaan leiden en een rationele oplossing in de weg staan. Omgekeerd laat een vrijzinnig humanist zich soms wel degelijk leiden door het onbewuste, door zijn gevoel, omdat op dát moment dit gevoel de noodzakelijke informatie biedt om hem tot handelen aan te zetten. Het is dus soms zeer verstandig – of moeten we zeggen ‘wijs’ – je te laten leiden door je gevoel, je intuïtie! Dat ‘intuïtief denken’ gebeurt onbewust, en staat tegenover het ‘cognitief denken’, dat bewust verloopt. Beide manieren van denken (of beter: zowel de cognitieve als de emotionele functie) refereren aan de structuur en de ontwikkeling van de menselijke hersenen. Onze (grote) hersenen bestaan uit twee delen of ‘hemisferen’: de linkerhersenhelft en de rechterhersenhelft. De linkerhersenhelft heeft meer betrekking op het analytische en het
39
rationele. De rechterhersenhelft heeft meer betrekking op het creatieve en het emotionele. De hemisferische specialisatie is echter eerder relatief in plaats van absoluut. Sommige cognitieve functies kunnen immers worden uitgevoerd door een helft die er niet is in ‘gespecialiseerd’ en anderzijds kan een aangetaste functie (bijvoorbeeld bij een beroerte) deels worden ‘gecompenseerd’ door de andere helft. De ‘kleine’ hersenen regelen dan vooral de coördinatie van de lichaamsbewegingen. Anderzijds bestaan onze hersenen uit drie lagen. De hersenstam is de oudste laag en wordt soms aangeduid met de term ‘reptielenbrein’. Deze laag regelt een aantal basisfuncties zoals ademen, hartslag, bloedsomloop, en enkele basisreacties zoals de vecht‐ of vluchtreactie in geval van dreiging. Een tweede laag wordt gevormd door het lymbische systeem, onderdeel van de grote hersenen. Hiermee wordt een groep structuren aangeduid die betrokken zijn op motivatie, genot, emotie en emotioneel geheugen. De meest recente laag wordt de neo‐ cortex genoemd, en slaat op de bovenste laag van de twee hersenhelften. De neocortex heeft betrekking op hogere functies zoals zintuiglijke waarneming, bewuste bewegingen, redeneren, abstract denken en taal. Het moge duidelijk zijn dat geloof en bijgeloof, kerk en godsdienst meer gericht zijn op het gevoelsmatig, intuïtief, onbewust functioneren van de mens dan op zijn rationeel, cognitief, bewust functioneren. Een mens mag niet te lang voor de spiegel staan en luidop verkondigen: “Ik geloof in God, de almachtige Vader, Schepper van hemel en aarde!” of hij zou aan zichzelf beginnen twijfelen. Een vrijzinnig humanist is ongetwijfeld rationeel ingesteld. Toch zal hij evengoed, waar relevant, luisteren naar zijn gevoel en ook op die manier ‘het juiste (trachten te) doen’. Want emoties zonder rede zijn blind terwijl de rede zonder emoties leeg is. Het gaat om het evenwicht en de wederzijdse wisselwerking. Vrijzinnig humanisten hechten dus zowel belang aan de rede als aan het gevoel. Zij zijn tenslotte ‘kinderen van de Verlichting’! De Verlichting, de ‘Eeuw van de Rede’ (van pakweg 1680 tot 1789), was niet zozeer gekant tegen gevoel op zich of tegen het volgen van je gevoel. De Verlichting streed zeker wel tegen religie, geloof en bijgeloof, en tegen irrationaliteit en onredelijkheid. Meer nog, de radicale Verlichting kende de grenzen van de menselijke rede, van de ratio net zeer goed en hield ook een pleidooi voor een ‘gepassioneerd leven’ en ‘zinnelijk genoegen’. Eros dus, naast ratio!
40
Gevoel en emotie zijn ook belangrijk voor de vrijzinnig humanist in functie van kennis in het algemeen en zelfkennis in het bijzonder. Langs het gevoel om kijk je in iemands hart, bij wijze van spreken. Hij zal zich dan ook op een zo eerlijk mogelijke manier tot zijn gevoelens of emoties – en die van de anderen – trachten te verhouden. Niet om ze te evalueren op hun redelijkheid of nuttigheid, maar omdat ze op zichzelf een waarde bezitten. Wie zichzelf humanist noemt en pleit voor een zo volledig mogelijke ontwikkeling van de mens, kan dus onmogelijk voorbij aan de rol van emoties, gevoelens en passies. Tegen alle hypocrisie van zij die hun gevoelens ondergeschikt maken aan één of ander ‘hoger doel’ (bijvoorbeeld niet van seks mogen genieten omdat seks alleen in functie zou mogen staan van de voortplanting), of tegen een vorm van ontkenning ervan, zal de vrijzinnig humanist trachten emotionele eerlijkheid aan de dag te leggen, zowel naar zichzelf als naar de ander toe. Immers, wie zijn gevoelens miskent, verloochent een groot deel van de eigen persoonlijkheid. Net de ontwikkeling van die persoonlijkheid, de eigen menselijkheid, staat zo centraal. Het is dan ook evident dat bijvoorbeeld één van de basisregels van de morele begeleiding door moreel consulenten erin bestaat ‘oor te hebben voor’ de gevoelens van cliënten en deze altijd ernstig te nemen. Een bijzondere toepassing vinden we uiteraard ook bij ‘transgenders’. Een transgender‐persoon is iemand die in een vrouwenlichaam zit maar het gevoel heeft de identiteit te hebben van een man of, omgekeerd, de identiteit van een vrouw voelt maar in een mannenlichaam zit. Een transgender zal dus willen leven, zich gedragen eerder naar de gevoelde identiteit dan naar de klaarblijkelijke sekse. Dergelijk gevoel kan dus uitermate overweldigend zijn… 2.5 Wel zijn & genieten Een vrijzinnig humanist leeft in het hier en nu. Hij gelooft niet in een hiernamaals (na de dood is er niets meer) en heeft dus geen reden om het goede of ware of echte leven uit te stellen. Integendeel: het leven wordt best hier en nu en ten volle geleefd en beleefd. Hij hecht dan ook veel belang aan het welzijn van zichzelf en aan dat van anderen. Het gaat hierbij zowel over het zich lichamelijk als geestelijk goed voelen als over de zorg voor lijf en leden, geestelijke ontwikkeling, enz. De Latijnse spreuk van de Romeinse dichter Juvenalis (circa 60‐135) “Mens sana in corpore sano” (“Een gezonde geest in een gezond lichaam”) is
41
hier toepasselijk. Mentale en lichamelijke gezondheid nastreven wordt in ere gehouden. In dit licht moet ook de vrijzinnig humanistische visie op euthanasie en zelfdoding gezien worden: als mijn gezondheid (welzijn,…) dermate slecht is dat verbetering of genezing onmogelijk geworden is, en er is voortdurend ‘lijden’, dan is het misschien beter (lees: mens‐ waardiger) er uit te stappen. Zorg dragen voor het persoonlijk welzijn volgt uit de basisvisie op zelfbeschikking. Aangezien we er vanuit gaan dat we zélf beschikken over ons lichaam, over ons zijn, ons leven, dienen we er dan ook de verantwoordelijkheid voor op te nemen en er voldoende zorg voor te dragen. Of juist niet, ja. Dat is een opdracht die we in elk geval onszelf kunnen geven, niet iemand anders. De meeste vrijzinnigen kiezen voor de weg van de verantwoordelijkheid: genieten ja, ten volle en toch met mate. Je zal dus weinig vrijzinnig humanisten vinden die bewust beslissen hun lichaam op de één of andere manier vroegtijdig ‘helemaal op te gebruiken’ (door overmatig gebruik van alcohol, harddrugs,…) en daarmee de rest van hun leven (en dat van hun omgeving) te verkwanselen. Omgekeerd zijn er natuurlijk wel vrijzinnig humanisten die kampen met verslavingen, waarbij aan de basis van hun gedrag niet zozeer een bewuste beslissing lag maar eerder een emotioneel en onbewust proces. Een ander voorbeeld is het niet realistisch omgaan met stress en psychische problemen. Sommige mensen zijn meer stressbestendig dan anderen, maar iedereen heeft wat dat betreft een breekpunt. We zijn tenslotte geen superwezens of robots. De vrijzinnig humanist pleit er dan ook voor dat rekening wordt gehouden met bepaalde gegevenheden en grenzen. Er wordt daarbij steeds uitgegaan van de fundamentele eenheid tussen ‘lichaam en geest’. Psychische problemen worden dan ook vanuit dit perspectief benaderd. Iemand die zegt dat hij zich slecht in zijn vel voelt, zit met problemen die meestal niet eenzijdig als enkel lichamelijk of psychisch te benaderen zijn, maar als een samenspel van allerlei factoren. Dat is trouwens de reden waarom vrijzinnig humanisten liever spreken over ‘psycho‐sociaal welzijn’ in plaats van ‘geestelijke gezondheid’. Op die manier leggen ze de klemtoon op de interactie tussen mens en omgeving. Dat neemt natuurlijk niet weg dat pure lichamelijke of psychische stoornissen wel degelijk bestaan. Zo is geweten dat het borna‐virus een bipolaire stoornis kan veroorzaken of dat een stressvol gebeuren een depressie kan bewerkstelligen.
42
Vrijzinnig humanisten zijn ook levensgenieters of hedonisten. In die zin hebben ze wel iets met de ‘school van Epicurus’, het zogenaamd epicurisme. De Griekse filosoof Epicurus (341‐ 270 v.o.t.) stelde dat het in de filosofie moet gaan om het persoonlijk geluk, het hoogste goed in een menselijk leven. Dat wordt vooral bereikt door het vermijden van pijn en verdriet en het streven naar genot, weliswaar met mate, en naar gemoedsrust. Het streven naar genot maakt deel uit van de vrijzinnig humanistische kijk op welzijn, en op het leven. Het zijn veelal hedonisten die zowel lichamelijk als mentaal genot nastreven, voor zichzelf en voor anderen. Niemand moet hen vertellen hoe ze bijvoorbeeld met hun seksuele gevoelens moeten omgaan. Overal ter wereld trachten ideologieën en godsdiensten wél vat te krijgen op de menselijke seksualiteit. Vrijzinnig humanisten verafschuwen deze bemoeienis. Ook hier geldt het adagio van de vrijdenker ‘Ni dieu, ni maître!’ (‘Geen God, geen meester!’). Er is niets mis met lichamelijk genot, integendeel. Een verkrampte houding ten opzichte van het lichamelijke en het seksuele kan net leiden tot een ongezonde kijk met ‘ongezond gedrag’ als gevolg. Kijk maar naar het pedofilieschandaal in de kerk: de visie van de kerk op het mannelijke en het vrouwelijke en de druk van het celibaat op priesters en andere geestelijken, zorgen voor een klimaat waarin normale menselijke biologische behoeften verwrongen geraken en moeilijk een normale uitweg vinden. Het vrijzinnig humanisme hanteert eigenlijk een zeer ‘realistisch’ mensbeeld: het houdt ook rekening met wat de mens is als biologisch wezen. De mens is tegelijk een vat vol diverse mogelijkheden en hoge idealen en een vat vol verschillende verlangens en primaire behoeften, noden en wensen. Toch kan niet aan alle behoeften en verlangens tegemoet worden gekomen. Uiteraard is de vrijheid waarbinnen iemand zijn behoeften probeert te bevredigen of te realiseren, begrensd. Het spreekt voor zich dat met bepaalde vormen van seksueel gedrag (bv. pedofilie en incest) grenzen overschreden worden, namelijk de lichamelijke, mentale en sociale integriteit van de ander. Die vormen zijn louter gebaseerd op een eenzijdige machtsrelatie en daarom ontoelaatbaar. Een vrijzinnig humanist benadrukt ook dat het verbieden, negeren of ontkennen van bijvoorbeeld een bepaalde seksuele geaardheid het psychisch, lichamelijk en sociaal welzijn van betrokkene ernstig kan
43
verstoren. Holebi‐jongeren bijvoorbeeld gaan relatief meer over tot zelfdoding dan hetero‐ jongeren. Een humane en menswaardige samenleving is er voor hem dan ook een waar bijvoorbeeld holebi’s zich in alle veiligheid op straat kunnen begeven en zich voluit kunnen ontplooien. ‘Gay bashing’ bijvoorbeeld maar ook het kindermisbruik in de kerk, en dergelijke zijn dan ook absoluut onaanvaardbaar en dienen streng aangepakt te worden. Het probleem van ‘goed en kwaad’ speelt in elke levensbeschouwing een belangrijke rol. Het goede leven en het genieten hebben hun plek in het vrijzinnig humanisme. Wat met het kwade, het lijden? Heeft bijvoorbeeld ‘zinvol lijden’ daar dan geen plaats in? Het antwoord is nee. Elk lijden is op zich zinloos en onaanvaardbaar. Vrijzinnig humanisten erkennen immers geen instantie die de mens een bepaald lijden zou kunnen opleggen met de boodschap: “Ik heb jou dit aangedaan. Zoek nu maar de zin of de betekenis ervan.” Naar aanleiding van het zware busongeval in het Zwitserse Sierre in maart 2012 stelde een Vlaamse priester aan kinderen de voor hem ‘typische’ – hopelijk toch retorische – vraag: “Waar was God op dat moment?”. Kinderen dit soort vragen voorleggen, zonder duiding, is voor hen al op het randje van het aanvaardbare. Fundamentalistische gelovigen gingen zelfs nog een stap verder: die schreeuwden uit dat het busongeval gewoon een straf van God was. Armen van geest? Lijden op zich is voor vrijzinnig humanisten niet zinvol. Dus ook liefst geen masochistische boetedoeningen. Het spreekt evenwel vanzelf dat zij wel in staat zijn lessen te trekken uit een welbepaald lijden (bv. een ongeval, een misstap, verdriet door verlies, een verkeerd uitgevallen beslissing…) of er in de toekomst iets mee kunnen doen, eigenlijk net zoals elk weldenkend mens zou moeten kunnen. Er is dus een wezenlijk verschil tussen een voorafgegeven zin van iets en de betekenis die men er nadien aan geeft (of hoe men achteraf omgaat met een bepaalde gebeurtenis). De ene ziet er de boodschap in van God, de Grote Manitoe of Het Leven. De ander trekt er met gezond verstand gewoon zelf eigen lessen uit…
44
3. Visie op de samenleving “In een vrije staat moeten ook de tongen vrij zijn.” (Desiderius Erasmus, 1469‐1536) Binnen een maatschappijbeeld, dat een voorstelling probeert te geven van hoe een samenleving er zou moeten uitzien, tracht een levensbeschouwing een antwoord te geven op de vraag “Wat moet ik / moeten wij doen?”. Het maatschappijbeeld zal dus een ethiek moeten schetsen, zowel in functie van gedrag op persoonlijk gebied (de mens als individu) als op publiek terrein (de mens als burger). Mensen worden hier immers beschouwd als handelende wezens en dat handelen vindt plaats in private kring of in een sociale context. Wat iemand doet of laat, heeft dus bijna altijd gevolgen voor anderen. Mensen zijn dan ook fundamenteel sociale wezens. Anderzijds zijn er in de samenleving veel verschillen en ongelijkheden, bijvoorbeeld op het gebied van inkomen, cultuur, opvoeding,... De vrijzinnig humanist wil op al deze vlakken solidair zijn vanuit het besef dat afkomst, geboorteplaats, geslacht, omgevingsfactoren, mentale en lichamelijke basisbekwaamheden voor de mens in wezen toevallig of willekeurig zijn. Omgekeerd zal een maatschappelijke ethiek vanuit vrijzinnig humanisme niet gebaseerd zijn op willekeurige of niet‐redelijke (bijvoorbeeld religieuze) voorkeuren maar zoveel mogelijk op wetenschappelijke bevindingen en rationele argumentatie. Omdat de vrijzinnig humanist niet gelooft in ‘voorzienigheid’ of in een of andere vorm van ‘intelligent design’, zijn deze toevallige bepalingen a‐rationeel en moeten zij gecompenseerd en gecorrigeerd worden op een rationele en menselijke manier. Daartoe vormt het adagio ‘Vrijheid, gelijkheid en solidariteit’ voor de vrijzinnig humanist een uitstekende leidraad, met de nodige wisselwerking tussen de termen onderling: ze houden mekaar zo in evenwicht, geen een ervan geldt in absolute zin. Een humane samenleving is dan een samenleving waarin men het welzijn en de waardigheid van de mens niet laat afhangen van toevalligheden, maar die mede mogelijk wordt gemaakt door middel van solidariteit en herverdeling, om aldus de impact van toevalligheden zo klein mogelijk te maken. Het aanbieden van degelijk onderwijs en zinvol werk vormen daarin enkele hoekstenen. Het spreekt ook voor zich dat een vrijzinnig humanist de (parlementaire) democratie als enige
45
legitieme bestuursvorm zal erkennen omdat enkel deze bestuursvorm, tot nog toe, in overeenstemming kan worden gebracht met de vrijzinnig humanistische waarden. In de veronderstelling dat die vertegenwoordigers van het volk natuurlijk degelijk werk doen… Uiteindelijk vormt de directe democratie dan nog altijd de basis om op terug te vallen, indien nodig. Naast het streven naar een kwaliteits‐ en genotvol leven op intellectueel, lichamelijk, sociaal en cultureel gebied in het hier en nu, voelt de vrijzinnig humanist zich tevens mede‐ verantwoordelijk voor ‘de mens van overal en morgen’. Het respect voor het leven tout court dwingt hem immers rekening te houden met de noden en behoeften van volgende generaties. Deze verantwoordelijkheid kan pas worden opgenomen door een duurzame visie te ontwikkelen op de noodzakelijke bestaansvoorwaarden van dit leven, deze wereld, deze aarde, hier en nu. In dit verband roept het vrijzinnig humanisme iedereen op oplossingen te vinden voor grote, dringende problemen zoals milieuvervuiling, schending van dierenrechten, overbevolking, ontbossing, tekorten aan basisvoorzieningen als zuiver water en zuivere lucht, overmatig energieverbruik, inkrimping van natuurgebieden, voedseltekorten, achteruitgang van de biodiversiteit, enzovoort,... Wetenschappelijke inzichten, verandering van gedrag en attitudes en bovenal politieke wil, zijn hier cruciale hefbomen om het tij te doen keren. We moeten er trouwens direct mee beginnen om onze eigen nationale ecologische voetafdruk drastisch te verkleinen want we staan als Belgen wereldwijd, helaas, aan de top! In wat volgt, wordt een aantal fundamentele aspecten van het vrijzinnig humanistisch maatschappijbeeld geschetst. We zien de mens daarin als moreel handelend wezen dat als vrij individu gevraagd wordt ook verantwoordelijkheid op te nemen voor ‘de ander’ en voor de samenleving als geheel. Een maatschappij die daarom ook maakbaar is, met een plaatsje onder de zon voor iedereen. 3.1 Moraal met mensen Een vrijzinnig humanist hanteert een moraal met en voor mensen, zonder goden dus. Als ongelovige baseert hij zijn moreel handelen (d.i. handelen dat met goed en kwaad te maken heeft en verantwoord kan worden op grond van waarden en normen, dus niet zomaar de
46
verzameling van persoonlijke voorkeuren) niet op goddelijke geboden of op religieuze voorschriften. Meer nog, de mens in het algemeen is volgens het vrijzinnig humanisme perfect in staat om een moreel wezen te zijn zonder hulp van religie, een ethiek te ontwikkelen zonder verwijzing naar godsdienst. Moraliteit is immers een biologisch gegeven, een natuurlijk onderdeel van het evolutionair proces, waar ook mensen deel van uitmaken. Vrijwel elk mens – behalve psychopaten misschien, want daarvan wordt gezegd dat ze weinig of geen medeleven kunnen voelen met anderen – wordt geboren met het vermogen om moreel verantwoord gedrag te ontwikkelen en te tonen: empathie ontwikkelen voor de ander, opkomen voor de ander, meeleven met de ander, zich belangeloos inzetten voor de ander, zich rekenschap geven van het streven naar geluk van de ander, enz. Een samenleving heeft mede tot taak dit vermogen op zo’n manier mee tot ontplooiing te laten komen en voor alle inwoners te garanderen zodat mensen zich op het publieke domein veilig, waardig en vrij kunnen voelen. Een vrijzinnig humanist beoordeelt de moraliteit van het (inter)menselijk handelen dus niet op basis van een goddelijk maar op basis van een intermenselijk criterium. Dit gegeven is van fundamenteel belang voor de verdere uitbouw van een vrijzinnig humanistische ethiek. Het houdt in dat binnen deze ethiek het argument “Omdat God het wil!” of “Omdat de profeet ons heeft gezegd en getoond hoe het moet!” uiteindelijk nooit een voldoende of geldige rechtvaardiging voor een publieke handeling kan zijn. Twee voorbeelden: Voorbeeld 1: “Wanneer mannen met elkaar vechten en de vrouw van de een komt tussenbeide om haar man te bevrijden uit de handen van degene die hem slaat, en zij steekt haar hand uit en grijpt hem bij zijn schaamdelen, dan zult gij haar hand afkappen; gij zult haar niet ontzien.” (Deuteronomium, 5e boek van de Hebreeuwse Bijbel, 25:11,12) Voorbeeld 2: “De overspelige is geen ware gelovige zolang hij overspelig is, degene die steelt is geen ware gelovige zolang hij steelt en degene die wijn drinkt, is geen ware gelovige zolang hij het drinkt. Maar berouw kan aanvaard worden.” (Hadith, Islamitische overlevering van handelingen en uitspraken van de profeet Mohammed, Zonden en berouw, Sahih Muslim of Sahih Bukharie)
47
Beide voorschriften en gedragingen zijn voor een vrijzinnig humanist moreel verwerpelijk. Er is immers niets bijzonders aan geloof of godsdienst zodat dit een rechtmatige grond van uitzonderlijk handelen, laat staan van privileges zou kunnen opleveren. Als iemand bijvoorbeeld mindervalide is, biedt dit echter wel een rechtmatige reden: je geloof kan je immers kiezen, je handicap niet. Moraal kan niet gebaseerd worden op goddelijk of profetisch gezag. Moraal, als een normatief systeem van handelingsvoorschriften, is voor een vrijzinnig humanist een natuurlijk verschijnsel dat uiteindelijk in de mens(heid) zijn grond en rechtvaardiging vindt. Moraal heeft in de eerste plaats te maken met horizontale intermenselijke relaties binnen een groep of samenleving, met overlegde afspraken, en niet met ‘verticale relaties’ met bovennatuurlijke godheden, engelen of profeten buiten de samenleving. Ook wie anderen louter en alleen helpt omdat hij denkt of gelooft dat hij hiervoor later beloond zal worden, baseert zijn moraliteit op zijn geloof en stemt zijn handelen niet belangeloos af op het welzijn van de ander binnen de samenleving. Dit laatste is precies waar het voor de vrijzinnig humanist om draait: een humanist is bekommerd om de mens als mens omdat hij de ander ziet als doel op zich en niet als een middel om zelf iets te bereiken of te ontlopen. Dit gaat gepaard met een meer intrinsieke (interne) motivatie. ‘Het juiste doen’ – of zo je wil het verkeerde – omwille van een belonende externe entiteit, is een voorbeeld van een externe motivatie. Een vrijzinnig humanist fundeert zijn moraal onder meer op de menselijke natuur, de omgang met medemensen, de erkenning van de intrinsieke waarde van en het vertrouwen in de ander, de rede en op wetenschappelijke verklaringen van de werkelijkheid. Hij neemt aan dat moraal (moreel handelen) meegegeven is met de mensheid en in de ontwikkeling mee evolueert met historische en maatschappelijke contexten. Uit zijn afhankelijkheid van en wisselwerking met de natuur, de wereld en de ander leidt hij een reeks rechten (bv. het zoeken van genot) en plichten (bv. het duurzaam beheren van eindige energiebronnen) af. Als fundamenten van dergelijke moraal zien we de grondrechten en de mensenrechten. Een moraal zonder God impliceert iets dat voor sommige mensen moeilijk te aanvaarden is.
48
“Als God niet bestaat, is alles toegestaan”, schreef de Rus Dostojevski in zijn boek ‘De gebroeders Karamazov’. Het omgekeerde kan ook worden gezegd: “Omdat God bestaat, is alles toegestaan.” Met hem kom je er dus niet uit. Vrijzinnig humanisten stellen dat voor alle mensen een belangrijke basis voor moraal het principe van ‘rechtvaardigheid’ is. Dat is een universeel en seculier (niet‐religieus) gegeven. Elk mens voelt dit aan. Kijk maar naar kleine kinderen: hun gevoel voor (on)rechtvaardigheid zit er van jongsaf aan ingebakken. Een maatschappij kan alleen maar rechtvaardigheid en gerechtigheid waarborgen als er een onafhankelijke en neutrale justitie bestaat die in geval van betwisting of misdrijf haar werk kan doen. Een scheiding der machten, een scheiding tussen religie en gerecht, tussen moraal en godsdienst, is hier dan ook op zijn plaats. Een vrijzinnig humanist kan dus ook geen religieuze rechtbank, zoals de sharia (Islamitische rechtspraak), aanvaarden. 3.2 Seculiere staat Het vrijzinnig humanistisch maatschappijbeeld is seculier van aard. Men spreekt soms ook van een ‘seculier humanisme’, d.i. een humanisme dat zich meer specifiek richt op de vraag hoe een voor alle mensen aangename en rechtvaardige samenleving kan worden gevormd zonder bij de besluitvormingsprocessen beroep te doen op het religieuze of bovennatuurlijke. Secularisatie is de algemene benaming voor het proces van ‘verwereldlijking’, zoals dat tot uitdrukking komt in de ontkerkelijking (afname van het kerkbezoek), in het afnemen van de maatschappelijke invloed van de Kerk als instituut en het terugplooien en/of terugdringen van religie tot het private terrein. Wie seculier denkt, zal natuurlijk de scheiding van ‘Kerk en Staat’ of van ‘religie en overheid’, zo je wil, bepleiten, maar niet noodzakelijk van ‘geloof en politiek’. De scheiding van kerk en staat houdt globaal in dat de staatkundige macht en de kerkelijke macht niet in dezelfde handen zijn en dat geen van beide zich bemoeit met de ander. Zo mag de staat zich niet inlaten met bijvoorbeeld het verloop van de misvieringen van de kerk, of zo mag de kerk zich niet bemoeien met bijvoorbeeld de organisatie van de verkiezingen van de parlementaire democratie. De staat zelf blijft levensbeschouwelijk neutraal en onpartijdig en zorgt voor een
49
neutrale publieke ruimte. Er mogen natuurlijk wel politieke partijen werkzaam zijn die hun inspiratie halen uit een bepaalde godsdienst (zoals in Vlaanderen de CD&V met haar christelijke roots). Vaticaanstad echter is een ‘staat’ waar er, per definitie, geen scheiding van kerk en staat bestaat: de paus is er zowel de geestelijke leider (van de Katholieke Kerk) als de wereldlijke leider (van de Heilige Stoel, het Vaticaan). Het kan dan ook niet voor HVV dat de Heilige Stoel in de Verenigde Naties en de Raad van Europa de status heeft van permanente waarnemer en dat de paus op basis daarvan bijvoorbeeld de Algemene Vergadering van de VN kan toespreken. Saoedi‐Arabië, Iran en Marokko bijvoorbeeld kennen anderzijds geen scheiding van kerk en staat. Turkije dan weer werd sinds Atatürk een seculiere staat naar Frans model, hoewel huidig premier Erdogan dat lijkt te willen terugschroeven (getuige bijvoorbeeld de beschuldiging van en boete voor anti‐secularisme aan het adres van zijn partij AKP vanwege het Turkse Constitutionele Hof in 2008). In België heerst een relatieve, in Nederland een onvolledige en in Frankrijk een veel striktere (in vergelijking met België) scheiding van kerk en staat. De idee van seculariteit, in het bijzonder van een scheiding tussen kerk en staat, is helemaal niet vanzelfsprekend. Ze is ook historisch gegroeid. Dat geldt trouwens ook voor het begrip ‘democratie’. De term ‘secularisme’ werd pas bedacht en uitgewerkt in 1851 door de Britse schrijver George Jacob Holyoake. De wortels van het secularistische gedachtegoed gaan historisch veel verder terug in de tijd. Aan de oorsprong ervan liggen al Griekse en Romeinse filosofen als Epicurus (4de – 3de eeuw v.o.t.) en keizer Marcus Aurelius (2de eeuw), middeleeuwse moslim‐geleerden zoals Ibn Rushd of Averroes (12de eeuw), filosofen uit de (Radicale) Verlichting (17de – 18de eeuw) zoals Denis Diderot, Baruch Spinoza en Thomas Paine. Secularisme werd in de 19de eeuw dan verder uitgedragen door vrijdenkers als de Amerikaan Robert Ingersoll en de Brit Bertrand Russell. Zelfs Jezus van Nazareth zei al: “Geef aan de keizer wat de keizer toekomt, geef aan God wat God toekomt.” Hoewel dat natuurlijk geen uitspraak was van een secularist en hij daarmee eerder de macht van de keizer wou relativeren en mensen oproepen toch ook met God bezig te zijn.
50
Een vrijzinnig humanist hanteert een seculiere maatschappijvisie omwille van volgende motieven: elk machtsinstituut dient gecontroleerd te kunnen worden door een onafhankelijke partij; religieuze teksten of geopenbaarde geboden zijn per definitie niet geschikt om in vraag te worden gesteld en dus eventueel later te worden gewijzigd; er is een fundamentele kloof tussen de profane wereld en de zogenaamde sacrale wereld; een maatschappij ordenen en in stand houden is mensenwerk. Voor alle duidelijkheid: een vrijzinnig humanist pleit wel voor een seculiere staat maar niet voor een veralgemening van het atheïsme! Het is niet omdat de staat religieus neutraal is, dat elke inwoner atheïstisch zou moeten worden. Stel je voor… Een seculiere visie op de samenleving claimt dat de overheid in principe levensbeschouwelijk neutraal moet zijn. De staat bekent zichzelf dus (via de regering) niet tot een of andere godsdienst of levensbeschouwing. Er wordt niet één bepaalde godsdienst uitgeroepen tot de officiële of de staat bevoordeelt niet de ene godsdienst boven de andere. Er is dan geen sprake van een staatsgodsdienst. In 380 werd het ‘trinitaire christendom’ de officiële, en dus bevoorrechte godsdienst van heel het Romeinse Rijk. Het België van vandaag heeft geen staatsgodsdienst. Engeland (Anglicaans), Denemarken (Luthers) en de Republiek Jemen (islam) hebben er wel een. De staat kan verder bepaalde confessionele en niet‐confessionele levensbeschouwingen erkennen en subsidiëren, zoals dat in België gebeurt. Een vrijzinnig humanist wil op dit vlak liefst een striktere scheiding van kerk en staat doorvoeren door een afbouw, herziening of afschaffing van de bestaande subsidieregeling voor de zeven erkende erediensten. De bestaande regeling in België, die historisch in welbepaalde omstandigheden tot stand is gekomen, is immers totaal niet meer aangepast aan de huidige situatie. Het overgrote deel van de financiering gaat immers nog steeds naar de katholieke eredienst, hoewel er in de praktijk nog maar bitter weinig mensen naar de kerk gaan. Een seculiere visie op de maatschappij houdt ook in dat de burgerlijke wetgeving van het land primeert boven de voorschriften of regelgeving van godsdiensten en religies. Dat betekent bijvoorbeeld dat er bij een misdrijf gepleegd in de schoot van een godsdienst, kerk,
51
sekte,… – denk hierbij bijvoorbeeld aan het pedofilieschandaal in de katholieke kerk – in elk geval recht gesproken moet worden op basis van de burgerlijke wet (in dit geval het strafrecht). Indien er daarnaast eventueel een straf uitgesproken wordt op basis van de eigen interne religieuze regelgeving (bijvoorbeeld op basis van het canoniek recht, het kerkrecht), dan is dit laatste zonder meer ondergeschikt aan het eerste. Een ander voorbeeld: het burgerlijk huwelijk primeert op de religieuze viering en enkel het eerste heeft officiële wettelijke gevolgen. Een seculiere staat beschouwt zijn inwoners dan ook in de eerste plaats als burgers die gelijk zijn voor de wet, los van de levensbeschouwelijke invulling die zij persoonlijk aan hun leven (willen) geven. Iedereen valt onder dezelfde wet en er kunnen geen aparte wetten gelden die steunen op religieuze of godsdienstige gronden en die ingaan tegen de burgerlijke wetgeving. Enkele actuele voorbeelden van dit standpunt: vrijzinnig humanisten zijn voor het verbod op ‘het dragen van kleding die het gezicht volledig dan wel grotendeels verbergt’ (het zogenaamd boerkaverbod, hoewel de wet zelf technisch misschien overbodig was), voor een verbod op het dragen van religieuze symbolen voor overheidsambtenaren en tegen onverdoofd ritueel slachten. Een vrijzinnig humanist houdt hiermee geen anti‐religieus pleidooi. Het vrijzinnig humanisme erkent het belang van gelovige zingeving voor bepaalde mensen en laat de nodige ruimte voor godsdienstige en rituele praktijken. Een hoofddoek of keppeltje of kruisje op straat dragen is natuurlijk geen probleem, integendeel: het illustreert de diversiteit en geeft, soms letterlijk, kleur aan de samenleving. Zo is er ook geen probleem met het ritueel slachten op zich maar voor een vrijzinnig humanist moeten dieren vóór het slachten verdoofd worden. Dat geldt trouwens al voor de niet‐rituele slacht, dus voor alle niet‐moslims en niet‐joden in ons land! Een vrijzinnig humanist pleit voor een samenleving waarin gelovigen hun identiteit op publiek terrein niet volledig laten bepalen door hun persoonlijke levensbeschouwing. Voor een samenleving waarin gelovigen in staat zijn om hun ideeën omtrent God, het leven, de moraal,… even tussen haakjes te plaatsen – Etienne Vermeersch (vrijzinnig humanistisch filosoof) spreekt hier over het blijk geven van een zekere ‘terughoudendheid’. Onze moderne multiculturele samenleving, met al zijn diversiteit in taal en cultuur, in kleur en
52
gewoontes, in waarden en normen, heeft er immers alle baat bij een afgesproken en gedeeld fundament van grondrechten, basisregels, fundamentele waarden en principes te waarborgen waar iedere inwoner of nieuwkomer gevraagd wordt zich aan te houden. Dat dienen we samen af te spreken en niemand kan daarbij alles voor zichzelf binnenhalen. 3.3 De burger in ons Vanuit het voorgaande seculier standpunt kan een gemeenschappelijk terrein worden afgeleid waarop elke inwoner zich als burger in grote lijnen kan terugvinden. Anders gezegd: een vrijzinnig humanist stelt dat iemand, naast zijn levensbeschouwelijke identiteit, ook zou moeten getuigen van een zekere burgerzin. Dit geldt zeker voor een actief pluralistische samenleving. In zo’n samenleving hebben mensen immers des te meer een zogenaamde meervoudige identiteit: een identiteit die gevormd wordt door niet alleen opvoeding, geslacht, gender, persoonlijkheid en taal, maar ook door afkomst, cultuur, etniciteit, religie, woonplaats, nationaliteit, enz. dat eventueel door migratie en verandering van verblijfplaats nog complexer gemaakt wordt. Om deze ingewikkelde samenleving, met een grote diversiteit aan culturen, voor iedereen leefbaar te houden is zo’n ‘gemeenschappelijke seculiere sokkel’ een noodzakelijke voorwaarde. Een sokkel die gevormd wordt door universele waarden en normen, los van particuliere religieuze of levensbeschouwelijke opvattingen. Enkel op zo’n basis kan aan ‘het‐samen‐leven’ gewerkt worden, tegenover ‘het‐ zomaar‐naast‐elkaar‐leven’.
Humanistische
en
democratische
waarden
als
verdraagzaamheid, (mede)menselijkheid, dialoog, wederzijds respect en wederkerigheid, gelijkwaardigheid tussen man en vrouw, rechtvaardigheid, vrijheid en vrije meningsuiting, scheiding van kerk en staat, inclusiviteit en solidariteit zijn daartoe onmisbaar. Blijk geven van ‘burgerzin’ en ‘burgerschap’ zijn belangrijke aspecten binnen de vrijzinnig humanistische levensbeschouwing. In een actief pluralistische samenleving is het een must voor vreedzaam samen‐leven omdat het gevoel van maatschappelijke betrokkenheid een voorwaarde is voor een echte dialoog waarin verwezen wordt naar rechten maar ook gewezen wordt op plichten en verantwoordelijkheidszin ten opzichte van anderen in de samenleving. Dit burgerschap moet steunen op het respect voor de rechten van de mens en voor de burgerlijke wetgeving van de geseculariseerde staat. Het is gericht op de
53
bewustmaking van individuen of groepen over het feit dat zij, als subjecten binnen een samenlevingsverband, altijd bepaalde verantwoordelijkheden dragen. Het is belangrijk dat mensen zich binnen een gemeenschap niet enkel tot elkaar verhouden vanuit hun verschillen, hun persoonlijke en unieke identiteit, maar dat zij ook een zekere gemeenschappelijke burger‐identiteit aannemen van waaruit ze de dialoog kunnen aangaan (bijvoorbeeld om bepaalde conflictueuze situaties op te lossen). Deze burger‐identiteit veronderstelt niet dat men zijn persoonlijke ‘eigenheid’ zou moeten opgeven, integendeel! Vaak zal de bekommernis om deze ‘eigenheid’ de drijfveer zijn om als burger de dialoog aan te gaan. Wel wordt steeds verondersteld dat men zich in die dialoog in de eerste plaats verhoudt tot de samenleving, en niet enkel tot het eigenbelang of de belangen van de groep waarmee men zich verbonden voelt. Dit betekent dus dat men die ‘eigenheid’ misschien even tussen haakjes zal moeten plaatsen en een zekere terughoudendheid aan de dag leggen. Enkel zo neemt men de verantwoordelijkheden op die vasthangen aan het deel of lid zijn van een samenleving of gemeenschap. Een multiculturele samenleving is enkel leefbaar als elke inwoner het basisvertrouwen heeft dat de ander altijd ook ‘medeburger’ is (en vice versa). Als jouw buurman bijvoorbeeld ’s nachts regelmatig te veel te luide muziek opzet, kan jij hem daarop aanspreken. Wanneer je die nacht aan zijn deur aanbelt, en vriendelijk vraagt om de muziek wat stiller te zetten, dan ga je ervan uit dat je op dat moment beroep kan doen op zijn burgerzin, en dat hij dus rekening zal houden met jouw vraag. Die vraag komt immers van een medeburger, los van de persoonlijke eigenheid, identiteit, muziekvoorkeuren, culturele achtergrond of levensbeschouwelijke overtuiging van beider buren. De basis van waarop jij deze concrete vraag aan je buur stelt, is de gemeenschappelijke virtuele basis van burgerschap, de seculiere sokkel. Jij gaat er terecht vanuit dat de buur die basis met je deelt. Indien dit niet het geval is, indien het vertrouwen hierin geschonden wordt, ontstaat een burenprobleem of, in het meervoud, een samenlevingsprobleem. De basisfilosofie hierachter is dat in functie van het samen‐leven de mens in de eerste plaats zijn politieke identiteit (burger) wordt verondersteld aan te nemen, op de tweede plaats zijn
54
sociale identiteit (sociaal wezen) en op de derde plaats zijn culturele identiteit (gekoppeld aan cultuur, etnie, nationaliteit,…). Het vrijzinnig humanisme hecht daarom zeer veel belang aan ‘politieke opvoeding’ en ontwikkeling van burgerzin. De term ‘politiek’ dient hier niet begrepen in de enge zin van het woord: niet zozeer dus mensen wegwijs maken in de wirwar van politieke partijen of in de staatsstructuur van dit ingewikkeld land. Het gaat veeleer over het ‘politieke’ in de bredere betekenis van het woord: het hoe en wat van en de voeling met de ‘polis’ (Grieks voor ‘stadsstaat’), de samenleving, de straat, de buurt, het publieke leven en het openbaar domein van deze democratische rechtsstaat. Dus met ‘de ander’ als buur en als medeburger. Dit omvat zaken als een gesprek kunnen voeren, actief kunnen luisteren, weten wat kan en niet kan, wat er zoal verlangd wordt, wat de gewoontes en gebruiken zijn, durven en kunnen discussiëren en onderhandelen, durven zeggen en willen gezegd worden wat kan of niet kan, leren geven en krijgen, betrokkenheid betonen, leren relativeren, actief interesse tonen in en leren van de ander, duidelijke maar neutrale taal gebruiken,... Met andere woorden: samen aan de vaardigheden en het basisvertrouwen van burgerschap werken, in functie van het algemeen belang, dat het particulier belang overstijgt. De sleutel voor een warme samenleving. De notie van burgerschap binnen een pluralistische samenleving wordt best meegenomen in de
interlevensbeschouwelijke
dialoog.
De
verschillende
levensbeschouwelijke
gemeenschappen en strekkingen vinden hierin een zeer bruikbare kapstok die de diversiteit tezelfdertijd kan overstijgen en bijeenhouden. Het is met andere woorden een fundament van een modern samenlevingspact. Het kan ook doorgetrokken worden naar een zogenaamd ‘wereldburgerschap’. Want uiteindelijk zou men de wereldgemeenschap kunnen opvatten als de grootst mogelijke pluralistische samenleving. Het spreekt voor zich dat dergelijke globale gemeenschap niet kan functioneren zonder een mate van maatschappelijke betrokkenheid bij de mensen, die pas dán als wereldburgers beschouwd kunnen worden. De vrijzinnig humanist ziet zichzelf als een kosmopoliet, temeer omdat zijn idealen niet als regiogebonden maar als universele waarden, onafhankelijk van grond, etnie, cultuur of nationaliteit, beschouwd kunnen worden. Vrijzinnig humanisme ziet de mens immers als méns, onafhankelijk van waar die leeft of woont.
55
In het algemeen zijn vrijzinnig humanisten dus voorstanders van een ‘actief pluralisme’, op lokaal en kosmopolitisch niveau. Dat behelst een actieve houding van openheid voor en interesse in de sociale, culturele en levensbeschouwelijke diversiteit en pluriformiteit van de samenleving op basis van een gedeelde actieve burgerzin die het algemeen belang voor ogen heeft. 3.4 Vrij je gedacht zeggen Omdat het vrijzinnig humanisme veel waarde hecht aan vrij onderzoek, rationele argumentatie en kritische zin, spreekt het voor zich dat er eveneens veel belang wordt gehecht aan het vrijuit spreken, de vrijmoedigheid (‘franc‐parler’), kortom de vrijheid van meningsuiting. Hoewel de mens zich op allerlei manieren kan uitdrukken, doet hij dit meestal via het gesproken of geschreven woord. Dat is nu eenmaal hoe wij dagdagelijks proberen
onze
ideeën,
gedachten,
bedenkingen,
overtuigingen,
verlangens,
bekommernissen,… uit te drukken. Voor een vrijzinnig humanist is het enorm belangrijk dat die vrijheid zo groot mogelijk is. Waar de religieuze mens zal spreken over ‘de kracht van het geloof’, daar zal de vrijzinnig humanist misschien eerder spreken over ‘de kracht van het woord’. Want het vrijzinnig humanistische vertrouwen in de redelijke vermogens van de mens zou niets waard zijn als daar niet eveneens de eis aan gekoppeld wordt dat men deze ook tot uitdrukking kan brengen. De mens wordt in staat geacht om voor zichzelf een mening te vormen. Het onderwijs heeft als taak om dit vermogen zo goed mogelijk tot ontwikkeling te brengen. In het bijzonder de leerkrachten niet‐confessionele zedenleer spelen hierin een cruciale rol. Voor elkeen is het dan ook belangrijk vrij te kunnen spreken, zonder daarom censuur of sancties te moeten vrezen. Want er is meer. Zonder deze vrijheid wordt vrij‐zinnigheid de facto onmogelijk gemaakt. Want wie het vrije woord de mond snoert, begrenst daarmee ook het vrije denken. Het belang hiervan kan niet genoeg beklemtoond worden – getuige hiervan bijvoorbeeld de zogenaamde ‘Arkprijs van het Vrije Woord’. Dit is een prijs die in België jaarlijks wordt uitgereikt aan iemand die zich systematisch inzet voor het vrije denken en het vrije spreken. Hiermee is echter niet gezegd dat iedereen altijd alles zomaar moet kunnen zeggen.
56
Woorden kunnen immers ook wapens zijn en worden effectief te vaak gebruikt enkel om te kwetsen. Dat is ook niet de basis geweest waarom de vrijheid van meningsuiting, op Belgisch en Europees vlak, tot een grondrecht is verklaard. Die vrijheid is dus niet absoluut. Woorden gebruiken om te discrimineren of tot haat of geweld aan te zetten, is misbruik maken van het vrije woord, wat in ons land strafbaar is. Men probeert in dit geval ook niet echt een mening tot uiting te brengen. Want een mening veronderstelt minstens dat er een gedachtegang achter zit die heeft geleid tot een overtuiging. In feite zou je bij een mening altijd eerst “Ik vind dat…” moeten zeggen. Het zou dus voor de ander altijd mogelijk moeten zijn om de vraag te stellen: “Waarom vind je dat eigenlijk?” Een mening veronderstelt dat er naar een verantwoording of een argumentatie gevraagd kan worden, naar het op‐basis‐ waarvan iemand een bepaalde mening heeft. Iemand die woorden louter gebruikt om te beledigen of te kwetsen, voldoet daaraan meestal niet. Natuurlijk is het in werkelijkheid allemaal wat complexer. Want wat doe je bijvoorbeeld met cartoons die een bepaald onderwerp, groep mensen, persoon of verschijnsel op de korrel nemen? Denk aan heel de hetze rond de zogenaamde Mohammed‐cartoons. Het Deense dagblad Jyllands‐Posten drukte op 30 september 2005 een serie spotprenten af die de islamitische profeet Mohammed toonden of betrekking hadden op de islam. Er rees internationaal protest vanwege moslims omwille van belediging aan het adres van de islam en zijn profeet. Regelrechte godslastering (blasfemie), werd geroepen! Daarop ontstond een internationaal tegenprotest van mensen die vonden dat moslims toch niet zo gevoelig moeten doen over hun godsdienst en profeet. Voor een vrijzinnig humanist is het in dit geval duidelijk: je vrije meningsuiting gebruiken om systematisch een bepaald iemand of groep mensen te beledigen en haat uit te sturen, kán niet. Aanzetten tot discriminatie, haat of geweld is gewoon strafbaar. Dergelijke cartoons vallen echter niet onder deze noemer en de publicatie ervan moet kunnen. Het is echter niet omdat iets niet strafbaar zou zijn, dat je het dan ook altijd en overal zou moeten doen. Je vrijheid van meningsuiting is niet zo absoluut als je zelf soms zou willen! Dat is dus een probleem: wat mag je nu wel of niet zeggen? Hoe geraak je daar uit? Een vrijzinnig humanist maakt in dit verband graag een onderscheid tussen twee soorten talen: de spreektaal van alledag en de taal van eufemisme, ironie, spot,
57
sarcasme, humor, satire, uitvergroting, e.d. die gebruikt wordt in media, op podia, in cartoons, door stand‐up comedians, in literaire stijlfiguren, door een nar of clownfiguur, enz. De tweede soort taal dient zeker gevrijwaard te blijven van censuur, omdat hiermee dingen gezegd kunnen worden die per definitie een grond van waarheid hebben, maar die direct ook gerelativeerd kunnen worden. De context is immers voor iedereen duidelijk! In het alledaags taalgebruik ligt dit helemaal anders en wordt ‘relativering’ of nuancering door de context veel moeilijker. Voor het vrijzinnig humanisme is godslastering bijvoorbeeld geen probleem. Lachen met goden en profeten, religies en gelovigen, maar ook met koningshuizen en TV‐sterren, enzovoort: het moet kunnen. Meer nog, het mag simpelweg niet verboden worden. Een wettelijke beperking in dit verband is sowieso al voorzien via de bepaling rond ‘laster en eerroof’. Feit is dat ‘godslastering’ in België toch nog altijd bij wet verboden is: “Hij die de voorwerpen van een eredienst door daden, woorden, gebaren of bedreigingen beschimpt, hetzij in plaatsen welke bestemd zijn of gewoonlijk dienen voor de uitoefening ervan, hetzij bij openbare plechtigheden van die eredienst, wordt gestraft met gevangenisstraf van vijftien dagen tot zes maanden en met geldboete van zesentwintig [euro] tot vijfhonderd [euro].” (artikel 144 van het Belgische Strafwetboek)(bron: http://www.ejustice.just.fgov.be/cgi_loi/change_lg.pl?language=nl&la=N&table_name=wet &cn=1867060801 ) Vrijzinnig humanisten dienen dan ook werk te maken van de afschaffing van deze wetsbepaling. Een voorwerp van de katholieke kerk, zoals een kruisbeeld bijvoorbeeld, moet geen speciale wettelijke bescherming tegen ‘beschimping’ genieten omdat dit impliceert dat zo’n voorwerp bijzonder en achtenswaardig zou zijn. Dat is niet voor iedereen het geval. Voor alle duidelijkheid: vrijzinnig humanisten zijn geen beroeps‐godslasteraars of beschimpers van religieuze voorwerpen! Ze vinden andere issues ter zake soms veel belangrijker om tegen te ageren: algemene inbreuken tegen de vrije meningsuiting (zoals opgelegde censuur, zwijgplicht, taboeïsering van onderwerpen…); manipulatie van informatie (zoals desinformatie, het achterhouden van informatie, de onbeschikbaarheid
58
van informatie, subjectieve informatie, propaganda…); het aan banden leggen of inkrimpen van de persvrijheid; het teloorgaan van onderzoeksjournalistiek,… 3.5 Het milieu! Liever zonder mens? Dat een vrijzinnig humanistisch mensbeeld zoveel belang hecht aan de mens (als mens), betekent niet dat die als enig wezen waardevol zou zijn en dat al het niet‐menselijke van geen belang zou zijn. Vroeger omschreef men humanisme gemakkelijk en kort met ‘de mens centraal stellen’ (in plaats van God). Dat ging alleen over de mens en de mensheid, niet over andere levende organismen, laat staan heel het ecosysteem. In feite was dit tevens een evenknie van de uitspraak van gelovigen: “De mens is het doel van de schepping en dus staat de natuur ter zijner beschikking.” Dit soort ‘antropocentrisme’ hoort niet meer thuis in het hedendaags vrijzinnig humanisme. Vanaf midden de jaren zeventig van vorige eeuw pas kwam de kentering in het denken hierover. Dat mondde onder meer uit in het humanistisch‐ecologisch basiswerk ‘De mens aan de grens’ van Jaap Kruithof uit 1985. Hier wordt het antropocentrisme vervangen door een ‘ecocentrisme’. Van Etienne Vermeersch volgde dan in 1988 het milieufilosofisch essay ‘De ogen van de panda’. Sindsdien is het vrijzinnig humanisme grotendeels bevrijd van zijn overdreven en eenzijdige klemtoon op de mens en het menselijke. De mens wordt dus niet meer gezien als de ‘maatstaf van alles’ maar als meter. In die zin wordt dan gesproken over ‘eco‐humanisme’. Nu goed, de mens moge wel een dier zijn onder andere dieren, hij blijft een bijzonder maar ook eigenaardig specimen. Hij kan zich immers zorgen maken over het wel en wee van de natuur. Anderzijds kan hij die natuur ook naar de verdoemenis helpen. Daar is hij helaas goed (lees: slecht) mee bezig! Voor de vrijzinnig humanist zijn ecologische problemen niet alleen concrete problemen voor de mens van hier en nu. Hij is ook op een meer belangeloze manier bekommerd om de natuur. De vrijzinnig humanist heeft namelijk niet alleen respect voor de mens, maar voor het leven op deze planeet in het algemeen. De verbondenheid van de vrijzinnig humanist met alle leven op aarde, ontstaat onder meer vanuit zijn visie op de evolutie, waarbij alle leven uiteindelijk via natuurlijke selectie uit een gemeenschappelijke
59
voorvader is ontstaan en dus zowel genetisch als ecologisch met elkaar verbonden is. Wat overigens een goed voorbeeld is van hoe een wereldbeeld het mensbeeld kan beïnvloeden. Het vrijzinnig humanisme als levensfilosofie is dus per definitie goed geplaatst om ecologisch te denken en te handelen. Dit alles heeft aanzienlijke gevolgen voor de vrijzinnig humanist die zichzelf de morele vraag stelt: “Wat moet ik doen?”. We worden ons inderdaad meer en meer bewust van het feit dat ethische problemen rechtstreeks samenhangen met de manier waarop wij met de natuur omgaan. De humanistische bekommernis om de mens van vandaag en van morgen hangt thans per definitie samen met de bekommernis om het milieu. Het vrijzinnig humanisme maakt dan ook steeds meer een aandachtspunt van de ecologische problematiek, en schakelt zich mee in de transitiebeweging in. De basis van deze beweging is ‘duurzame ontwikkeling’ die zich uit op het ecologisch, economisch en sociaal terrein. Milieuzorg en armoedebestrijding bijvoorbeeld gaan hand in hand. Enkele krijtlijnen van een ecologische filosofie van het moderne vrijzinnig humanisme zijn dan ook: ontwikkeling en promotie van duurzame energie en rationeel energieverbruik; toepassing van dierenrechten en promotie van vegetarisme; veel meer inzet op openbaar vervoer en fietsgebruik; dringend verbod op o.a. plastiekdraagtassen; internationale samenwerking tegen ontbossing, woestijnvorming en illegale houtkap; internationale bindende afspraken om de klimaatopwarming tegen te gaan; wereldwijde nationalisering van basisvoorzieningen zoals drinkwater, olie en gas. Verantwoordelijkheid opnemen voor de bescherming van de aarde (ons huis) en voor de toekomstige generaties (ons voortbestaan) moet hier en nu gebeuren, zonder uitstel. De mens, dat raar zoogdier, is hierin tegelijk deel van het probleem en deel van de oplossing. Hoe dan ook, zijn verantwoordelijkheid hierin is verpletterend.
60
4. Kijk op zingeving “Wie gelukkig is, voelt de wereld in ruimte en tijd groot, diep en onuitputtelijk. Wie gelukkig is, leeft in een wereld van mogelijkheden.” (Leo Apostel, 1925‐1995) In dit laatste deel wordt geschetst op welke manier vrijzinnig humanisme aankijkt tegen ‘zingeving’. Een gelovige die naar ‘de zin van het leven’ vraagt, vindt wellicht zijn gading in de woorden van zijn Schepper of in de riten van de kerk. Daar vindt hij eventueel troost en hoop. Een vrijzinnig humanist is ongelovig en staat dus voor de taak om zelf een ‘zingevingsbeeld’ of ‘zin‐beeld’ op te bouwen. Hoe pakt hij existentiële kwesties aan die te maken hebben met het geven van betekenis, het vinden van geluk, de zin van het leven,…? Bij de beantwoording van de vierde vraag “Wat mag ik hopen?”, is het opnieuw de mens zélf – als individu, als medemens, als model voor de mensheid – die een centrale positie inneemt. Voor een vrijzinnig humanist is de mens voor de zin van zijn bestaan niet noodzakelijk afhankelijk van een externe figuur. Meer nog, stelt hij, op lange termijn is het misschien zelfs beter om geloof en zingeving gewoon los te koppelen van mekaar. De mens beschikt immers over de vermogens om aan de wereld, aan de werkelijkheid, aan het leven betekenis en dus ook zin, doel of richting te geven. De eigen concrete ervaringen van zinvolheid en zinloosheid zijn daarbij trouwens een uitstekende leidraad. Dit alles betekent niet dat er binnen het vrijzinnig humanisme geen plaats zou zijn voor een vorm van spiritualiteit. Integendeel, ook een vrijzinnig humanist kan worden overvallen door bijvoorbeeld een gevoel van verbondenheid met een groter geheel. Sommige auteurs spreken in dit verband van een ‘atheïstische religiositeit’ of van een ‘atheïstische spiritualiteit’. Wat dit betekent, wordt bij de bespreking van onderstaande kernthema’s duidelijker. Vrijzinnig humanisten staan traditioneel in een wel heel bijzondere verhouding tot al wat te maken heeft met kerk en geloof, godsdienst en religie, spiritualiteit en transcendentie. De overgrote meerderheid van hen is immers verondersteld ongelovig te zijn, dus atheïst of
61
toch ten minste agnost. Dit betekent niet dat zij niets over (het geloof in) God te zeggen zouden hebben. Sterker nog, het is precies die klassieke stellingname ten opzichte van God & Kerk – namelijk dat God niet bestaat en dat de Kerk niet zo hoog van de toren moet blazen – die het vrijzinnig humanisme in de ogen van veel mensen nog blijft karakteriseren. De sfeer van ‘anti‐klerikalisme’ en het beeld van ‘die duivelse ongelovigen’, weet je wel. Dit was echter vooral iets van de vorige eeuw, toen men zich terecht afzette tegen de kerk. Hoe dan ook, het centrale punt van een vrijzinnig humanistische zingeving is het gegeven dat de mens zelf ‘zingever’ (entiteit die zelf zin en betekenis geeft aan iets of iemand anders) en ‘zindrager’ (entiteit die zin en betekenis in zichzelf draagt) is. Hij is daarbij (waarschijnlijk) de enige zingever maar (zeker) niet de enige zindrager. Andere zindragers bijvoorbeeld zijn: de natuur, het universum, de anderen, de planten en dieren, het bovennatuurlijke, het lichaam, culturele artefacten, een volk, religie,… Daarbij is een vrijzinnig humanistische zingeving ook bepaald door het niet‐gelovig zijn, door het gebrek aan bovennatuurlijke zin‐bronnen. 4.1 Natuurlijk zonder goden Een overgroot deel van de vrijzinnig humanisten beschouwt zichzelf als atheïstisch ofwel zonder‐god‐zijnde. Tenminste, dat veronderstellen we. In ‘De vrijzinnige gepeild’ (UVV, 2000) staat dat 92,85% van de correspondenten van het ‘Humanistisch Verbond’ en de Oudervereniging voor de moraal’ (nu samen HVV) zichzelf ‘vrijzinnig en ongelovig’ noemt. Daarnaast zijn er agnosten, deïsten, buitenkerkelijken, onverschilligen… en ook enkele christenen. Algemeen gezien onderscheidt men twee vormen van atheïsme. Het ‘zwak’ atheïsme houdt in dat men niet gelooft dat God (goden) bestaat(n). Men ontkent dus gewoon het bestaan van God of goden. Het ‘sterk’ atheïsme is de stellige opvatting of overtuiging dat God (of goden) niet bestaat(n). Sterk of zwak, de redenen om zich als atheïst uit te geven, kunnen uiteenlopend zijn maar eigenlijk vallen er slechts twee soorten redenen te onderscheiden. Ten eerste is er de feitelijke reden: die atheïst stelt bij zichzelf in de feiten vast dat hij in zijn opvattingen over kennis en waarheid en/of in zijn ideeën over ethiek en maatschappij en/of in zijn overtuigingen over de zin van het leven nooit een god(sbestaan) veronderstelt. Goden komen in dat plaatje gewoon niet voor: ze zijn niet nuttig, niet nodig, meer nog, ze zijn
62
afwezig. Deze atheïst leeft gewoon zónder en hij doet dat goed. Ten tweede is er een meer cognitieve, beredeneerde reden: die atheïst heeft eens goed nagedacht over dat theïstisch wereldbeeld om tot de bevinding te komen dat God gewoon niet kán bestaan. Er zijn absoluut geen deftige, geldige of betrouwbare redenen te vinden die er ons zouden toe nopen om te geloven, integendeel. Er is eerder van alles te vinden dat ons er zou moeten van weerhouden om juist wel (nog) te geloven. Tot op de dag van vandaag blijft de term ‘atheïst’ voor bepaalde mensen nog een nare bijklank hebben. Het woord wordt geassocieerd met andere, negatief geladen termen als ‘ketterij’, ‘goddeloosheid’, ‘nihilisme’,… Allemaal natuurlijk historisch te verklaren. De belangrijkste verklaring is eigenlijk te vinden in de vaststelling dat velen (onbewust?) uitgingen van het theïstisch referentiepunt, het paradigma van het geloof. Geloven was de norm. Wat ‘volgens de norm’ was, was ook goed. Denk aan het woordje ‘norm‐aal’! “Normaal is wat goed is.”, zei men gemakkelijk. Wat daarvan afweek, was dus per definitie ‘slecht’. Waarom zouden ongelovigen of atheïsten moreel minderwaardig zijn? Vanuit het oogpunt van de gelovige is dit makkelijk te begrijpen. Wie gelooft dat enkel God (bij uitbreiding: het geloof) de garantie kan bieden voor een zinvol bestaan en het fundament is van het goede, gelooft impliciet dat iemand die zijn bestaan ontkent (ofwel: niet gelooft), ook geen zinvol of moreel verantwoord(baar) leven kan leiden. Zoals eerder gesteld, is voor de vrijzinnig humanist een godsbestaan echter absoluut geen voorwaarde om van moreel verantwoord gedrag te kunnen spreken. Voor hem is moraliteit en zingeving een zaak van hier en nu, van horizontale relaties tussen mens en medemens. Moraliteit, moreel handelen doet zich trouwens sowieso voor tussen mensen aangezien het in onze menselijke natuur zit ingebakken. Wat uiteindelijk voor een vrijzinnig humanist als ‘goed’ bevonden wordt, is datgene wat uiteindelijk op langere termijn als goed voor iedereen (voor zoveel mogelijk mensen) blijkt te zijn en wordt ervaren. Is geloof of godsdienst volgens het vrijzinnig humanisme ook schadelijk en dus ongewenst? Moeten we religie niet beter gewoon afschaffen? Vrijzinnig humanisten worden doorgaans militante atheïsten wanneer er sprake is van bijgeloof, godsdienstige wanpraktijken, hypocrisie en huichelarij, religieus geïnspireerde onrechtvaardigheden, kerkelijk privilege of
63
machtsmisbruik, fanatisme, extremisme, dogmatisme en dergelijke meer. Dan kennen ze geen genade. Het vroegere antiklerikale karakter van het vrijzinnig humanisme betrof trouwens altijd de bemoeienis – soms ziekelijke obsessie – van ‘de kerk’ op het leven, de vrijheid, de seksualiteit van mensen, enz. De kerk moeide zich in de woonkamer, de keuken en de slaapkamer van zowat iedereen. Je zou voor minder in opstand komen. Door de band genomen staat een vrijzinnig humanist vandaag helemaal niet meer vijandig tegenover het gewone alledaags geloof en de gelovige Jan‐met‐de‐pet, Samira‐met‐het‐hoofddoek of Harjinder‐met‐de‐tulband. Ieder zijn vrije keuze, niet? Trouwens: geloof afschaffen of verbieden? Is quasi onmogelijk en bovendien niet zeer wijs. Vrijzinnig humanistisch in de wereld staan en de wereld met open geest tegemoet gaan en onderzoeken, leidt trouwens meestal vanzelf naar ongeloof en atheïsme. Een wijzere weg! Binnen het vrijzinnig humanisme, en daarbuiten, vind je ook mensen die heel de kwestie rond het bestaan van God nog op een andere manier bekijken. Dat zijn zogenaamde ‘agnosten’. De gelovige kan volgens hen eigenlijk niet weten, laat staan bewijzen, of God bestaat of niet bestaat. De ongelovige kan dat eigenlijk ook niet weten, laat staan bewijzen. Niemand kan dat eigenlijk weten. Dus, zeggen ze, als niemand dat kan weten of bewijzen, dan is agnosticisme – het standpunt van het niet‐weten – eigenlijk het beste standpunt van allemaal. Dat is logisch‐technisch gezien waar. Het is ook waar dat we niet kunnen bewijzen dat er geen Vliegend Spaghettimonster bestaat dat hemel en aarde heeft geschapen (cf. het pastafarianisme). Het agnosticisme is dus eigenlijk maar een flauw logisch kennis‐spelletje, dat leeg blijkt hoe meer je er op ingaat. Agnosten stellen trouwens geloof en ongeloof op dezelfde hoogte, maken abstractie van alle relevante wetenschappelijke kennis ter zake, zwijgen in alle talen over de klassieke goden uit de Griekse en Romeinse mythologie (zoals Zeus of Jupiter: zijn die dood of zo?) en gaan volledig voorbij aan het feit dat God in hun eigen leven de facto geen rol speelt. Meestal zijn agnosten dus gewoon feitelijke atheïsten, die dat zelf niet met zoveel woorden gezegd willen hebben. 4.2 Mag het iets meer zijn? Nu goed, al dat geleuter over het wel of niet bestaan van God, voor wijze atheïsten is dat een afgesloten hoofdstuk, want het is in wezen een zinloze discussie. Wijze atheïsten
64
noemen zichzelf ook niet langer in de eerste plaats ‘a‐theïst’ omdat anders het referentiepunt nog altijd ‘theïsme’ blijft, en dat geldt nu net niet voor hen. Ze spreken dus veel meer over datgene waar het bij hen wel op aankomt (dialoog, onderzoek, geluk, genot, het goede leven, levenskunst,...). Voor progressieve gelovigen gaat het ook al lang niet meer over het bestaan of niet bestaan van God maar gewoon over ‘geloof’. Bij sommige progressieve christenen bijvoorbeeld is het verschil met vrijzinnig humanisme, schijnbaar, bijna volledig weg. Alleen is soms de vraag: wat houdt dat dan eigenlijk nog wel in? Welk vlees hangt nog vast aan dat geloofs‐been? Wellicht kan die vraag best beantwoord worden aan de hand van concrete dossiers over levensbeschouwelijke kwesties. Klassiek ‘geloof’ mag dan wel al op de achtergrond geduwd zijn, het neemt niet weg dat vragen over allerhande zaken, die gemakshalve met de term ‘spiritualiteit’ worden aangeduid, met de bijhorende ervaringen, nog wel zeer levendig zijn! De hoeveelheid literatuur die zich sinds midden jaren zestig over het thema ‘spiritualiteit’ heeft opgestapeld, is zelfs nagenoeg onoverzienbaar geworden. Vanaf de jaren zeventig ontwikkelde er zich ook een new‐age beweging en een ‘spirituele markt’ waar allerlei producten en diensten worden aangeboden, steeds met het oog op ‘persoonlijke spirituele ontplooiing’. Met de komst van het internet kreeg de spiritueel zoekende klant nog makkelijker toegang tot auralezers, kaartleggers, chakra’s, wigi‐boards, oorkaars‐, bachbloesem‐ en klankschaaltherapeuten die allemaal zouden moeten bijdragen tot het spiritueel welzijn. Het ‘ietsisme’ is zo je wil de sluitsteen van dit alles. Goed dus dat ‘spiritualiteit’ historisch gelukkig ook altijd een veel minder esoterische – lees: vooral commerciële – en een meer holistische en gezondere lichaam‐geest invulling had. Traditionele spirituele praktijken zoals yoga, meditatie en tai chi chuan, zijn hier een voorbeeld van. Mindfulness hoort er ook bij maar is feitelijk gewoon een recente Engelse benaming van wat al duizenden jaren wordt beoefend door boeddhisten, namelijk ‘indachtigheid’, als onderdeel van het zogenaamde ‘Achtvoudige Pad’. Hoe staat vrijzinnig humanisme tegenover spiritualiteit? Of is het religiositeit? Voor alle duidelijkheid: een vrijzinnig humanist neemt aan dat de term ‘religiositeit’ impliceert dat er een niet‐menselijke bovennatuurlijke of transcendente instantie mee gemoeid is. Dat kan een voorouderlijke geest zijn, een natuurlijke kracht, een goddelijke figuur, enz. Aangezien
65
de meeste vrijzinnig humanisten ongelovig zijn, hebben ze persoonlijk niet echt iets aan deze ‘religiositeit’. Nu ja, als die God dan weer gelijk wordt gesteld met de natuur (zoals bij de 17de eeuwse Nederlandse filosoof Baruch Spinoza), dan krijg je misschien weer een ander verhaal… Wel staat vast dat niet elk mens of elke cultuur in wezen religieus is. Met religie bedoelen we hier het verschijnsel dat mensen zich met een symbolische taal verbonden voelen met de natuur waarbij ook een niet‐menselijke bovennatuurlijke instantie een rol speelt. De term ‘spiritualiteit’ heeft voor vrijzinnig humanisten geen band met het transcendente maar verwijst eerder naar een persoonlijke innerlijke reflexieve en diepe ervaring van de wereld rondom ons, inclusief onszelf. Hoewel vrijzinnig humanisten materialistisch ingesteld zijn (op een filosofische manier wel te verstaan, niet op een economische) en het woord ‘ziel’ niet gebruiken, hebben ze geen moeite met deze vorm van spiritualiteit. Het drukt immers een persoonlijk zoeken uit – wars van commerciële belangen, esoterisch bedrog of bijgeloof – dat, indien vrij gekozen, kan leiden tot meer zelfkennis, geestelijke en emotionele groei en een gelukkiger leven. Met ‘transcendentie’ (‘overstijging’ van je zelf) heeft een vrijzinnig humanist enkel moeite als daarmee verwezen wordt naar een goddelijke of bovennatuurlijke instantie. Een mens kan ook ‘transcenderen’ in een groot verhaal’ (bv. in het socialisme), in een groots levenswerk of in een maatschappelijke opdracht,… De belangrijkste en bekendste voorstander van een niet‐religieuze vorm van spiritualiteit is de vrijzinnig humanistische filosoof en logicus professor Leo Apostel geweest. Zijn boeken ‘Atheïstische religiositeit’ uit 1981 en ‘Atheïstische spiritualiteit’ uit 1998 behandelen onderwerpen als meditatie, ritueel, mystiek, atheïstische religieuze ervaringen en een niet‐ theïstische spiritualiteit. Centraal uitgangspunt van Apostel was dat een atheïst gerust een vorm van mystieke meditatie kan beoefenen en een ritueel leven kan leiden. Meditatie kan trouwens rationeel geanalyseerd en beschreven worden. Niks hocus‐pocus aan! Rituelen zijn nuttig voor de mens in het algemeen, aldus Apostel. De kern van Apostels betoog was de ervaring en de kunst van ‘buiten het eigen zelf te treden’. Dit soort transcenderen is niet verticaal naar boven gericht, maar horizontaal naar
66
de omringende wereld van hier en nu, inclusief onszelf. Het houdt een losmaken en loskomen in van het eigen (gewone gekende) ik waarbij de grenzen van de persoon, van het zelf overstegen worden en in een groter geheel geplaatst worden. Spiritualiteit staat dus niet haaks op een atheïstisch, vrijzinnig en wetenschappelijk wereldbeeld. Integendeel, een spiritueel leven is juist gericht op een meer intens beleven van onszelf (lichaam en geest) en de werkelijkheid. Denk alleen al aan de vele ademhalings‐ en aandachtsoefeningen waarbij je je concentreert op je eigen zithouding en hartslag. Niet voor niets dat mindfulness de laatste tijd zoveel aandacht krijgt… Of een boom omhelzen. Of met een blinddoek voor je ogen blootsvoets door een bos wandelen. Moet je zeker eens doen! In dit opzicht is spiritueel leven en het creëren van rituelen van alle tijden, alle mensen en alle culturen. Vrijzinnig humanisten staan ook regelmatig stil bij de dingen (hoewel ze niet bidden), bezinnen zich over hun leven (hoewel ze daarvoor niet ‘op retraite’ gaan, maar wel bijvoorbeeld een ‘stilteweekend’ meemaken), houden afscheidsplechtigheden (hoewel ze niet geloven in een leven na de dood), vieren overgangsfeesten zoals het Lentefeest en het feest Vrijzinnige Jeugd (hoewel ze daar geen kerk voor nodig hebben) en bieden persoonlijke zorg en morele begeleiding aan cliënten en patiënten aan (hoewel ze geen God de Vader als Verlosser kennen). Spiritualiteit dus met gezond verstand en nuchterheid van geest. Evengoed en vanzelfsprekend toch emotioneel geladen, bewustzijnsverruimend en existentieel louterend! 4.3 Leven? Een kunst! Levenskunst is een thema dat vandaag de dag steeds meer aan populariteit lijkt te winnen, maar waar het vrijzinnig humanisme in feite al zeer lang van huis uit aandacht voor heeft. Nu wordt het onderwerp vooral geassocieerd met auteurs als Joep Dohmen en Alain De Botton maar praktijkgerichte levensfilosofieën en filosofische scholen zijn eigenlijk al zo oud als de filosofie zelf. Dat komt omdat de klassieke filosofie (uit onze cultuur althans) nog geen duidelijk onderscheid maakte tussen theorie (beschouwing) en praktijk (uitvoering). Denk maar aan figuren als Socrates, Plato en Aristoteles, die op zoek gingen naar het goede leven. Of aan filosofische scholen of stromingen als het epicurisme, het hedonisme en het stoïcisme. Filosofie had toen veel meer de taak om mensen te helpen met het leiden van een
67
goed en gelukkig leven dan vandaag het geval is. De uitspraak van de 19de eeuwse Amerikaanse schrijver en filosoof Henry David Thoreau, dat we tegenwoordig professors in de filosofie hebben maar geen filosofen meer, is zeker van toepassing daar waar het gaat om levensfilosofie. Zoals gezegd, de herneming van het thema ‘levenskunst’ lijkt de laatste jaren in opmars te zijn. Daar moet meteen bij vermeld worden dat deze laatmoderne levenskunst zich op een belangrijke manier onderscheidt van deze uit de Oudheid, namelijk omdat er uitgegaan wordt van een totaal verschillend mensbeeld. In de Oudheid werd de mens beschouwd als een wezen dat een welbepaalde plek innam in het geheel van de kosmos. Het kwam er voor deze mens vooral op aan zoveel mogelijk in overeenstemming met deze bepaaldheid te leven, wilde hij een ‘goed’ leven leiden. Het laatmoderne mensbeeld staat hier diametraal tegenover. Er wordt al lang niet meer uitgegaan van een vooraf gegeven plaats of rol voor elkeen. Ieder dient voor zichzelf een plek te vinden of te veroveren binnen het geheel van de samenleving. Vandaar dat het belang aan authenticiteit voor de laatmoderne levenskunst zo centraal staat. De levenskunst, zoals die vandaag de dag wordt opgevat, is niet langer de kunst van het ‘naar zichzelf’ op zoek gaan. Men gaat er precies vanuit dat dit ‘zelf’ toch niet gevonden kan worden. Sterker nog: dat dit ‘zelf’ helemaal niet bestaat, dus een constructie is, of kan zijn. Waar het wel op aankomt is dat je jezelf moet vormgeven. Het ‘zelf’, met andere woorden, is nog niet ‘reeds gegeven’ maar is veeleer iets dat men, in de loop van het eigen leven, vorm en gestalte kan geven. Het gaat tenslotte om levens‐kunst, wat impliceert dat er wel wat speelruimte voorhanden is, maar dat er ook creativiteit, verbeelding en arbeid aan te pas zal moeten komen. Noeste arbeid in sommige gevallen. Een vrijzinnig humanistische levenskunst houdt in dat je praktische richtlijnen en oefeningen zoekt die, binnen de enorme vrijheid die zelfbeschikking met zich meebrengt, leren hoe je voor jezelf de juiste keuzes kunt maken en hoe je dus je persoonlijkheid en je leven vorm kan geven. Een aantal van die praktijken die je op weg kunnen helpen, zijn bijvoorbeeld: boeken lezen over levenskunst, je laten inspireren door anderen, adviezen inwinnen bij anderen, in gesprek gaan met anderen en jezelf (bijvoorbeeld door een dagboek bij te houden), een
68
cursus ‘hoe omgaan met gevoelens’ volgen, een persoonlijke waardehiërarchie opstellen, reflecteren over je zelfbeeld (komt dat min of meer overeen met het beeld dat anderen van mij hebben?), nagaan of de vooropgestelde idealen wel haalbaar zijn, levensvragen bespreken met vrienden, leren meer aandacht hebben en geconcentreerd bezig zijn (zonder dat je gedachten voortdurend afdwalen), aan sport doen alleen of samen met anderen, enz. Een vrijzinnig humanistische levenskunst is gericht op lichaam én geest, op rede én gevoel, op ik én de ander, op de mensenwereld én de natuur, en geeft plaats aan wilskracht en ethiek, aan cultuur en vriendschap, kortom, aan ‘het goede, ware en schone leven’. Levenskunst is dus eigenlijk de manier waarop de liefde voor het leven en voor de mens vorm krijgt, tot ontwikkeling en tot bloei komt. De laatmoderne levenskunst gaat uit van een aantal waarden en idealen, die binnen het vrijzinnig humanisme een centrale positie innemen. Uiteraard speelt zelfbeschikking, maakbaarheid, verantwoordelijkheid, zelfkennis (‘Γνωθι σεαυτον’) en ontwikkeling een belangrijke rol, maar ook het klassieke ideaal van zelfzorg komt duidelijk naar voor. ‘Draag zorg voor jezelf!’ Zelfzorg (‘Eριμελεια εαυτου’) is niet hetzelfde als egoïsme of individualisme en is zelfs de voorwaarde voor zorg voor de ander, voor altruïsme. Want hoe kan je op een goede manier voor anderen zorgen als je geen zorg draagt voor jezelf? Een vrijzinnig humanist is dus impliciet of expliciet een levenskunstenaar. Hij weet niet alleen dát hij dient zorg te dragen voor zichzelf maar ook hoe hij dat best doet. Hij heeft blijkbaar alles bij de hand om een zinvol leven te leiden… 4.4 De zin van mijn leven Jacob (Jaap) van Praag, hoogleraar humanistiek, mede‐oprichter en eerste voorzitter van het Humanistisch Verbond in Nederland, schreef ooit het volgende: “Zingeving is de sleutel tot menswaardig leven, niet los van structuren of omstandigheden maar gericht op een innerlijke kracht, die humanisering mogelijk maakt. De inhoud van de zingeving berust op een persoonlijke keuze. Ieder moet zelf de zin scheppen, die zijn bestaan een doel verschaft.” (J. van Praag, 1978)
69
Vrijzinnig humanisten beweren dat ze zélf zin geven aan hun leven. ‘Zingeving’ krijgt hier dus een actieve invulling: het is de vrijzinnig humanist die zin geeft aan de dingen en aan het eigen bestaan, die zin haalt uit die dingen, vanuit zichzelf en in zijn omgeving met anderen. Die ‘zin’ komt dus niet ergens anders vandaan: niet van boven, niet van buiten. Vrijzinnig humanisme gaat er immers van uit dat het leven op zich zinvol noch zinloos is. Er is gewoon de feitelijkheid van het geboren worden, het leven en het sterven. Dat op zich is er gewoon, zonder voorafgaandelijk doel, zonder diepere betekenis, zonder impliciete zin. En met een duidelijk einde voor elk individueel mens, namelijk de eigen dood, waarna het ‘definitief gedaan is’. Nogal absurd dus, zo je wil. Ja, in zekere zin is het leven een absurd gegeven. Ondanks (of dankzij?) die absurditeit, stelt een mens zich uiteindelijk toch wel de vraag naar de zin en de betekenis van dit alles. De mens is van nature een ‘zin‐zoeker’: hij kan dus ook niet lang zonder zin of betekenis! Hij is gewoon mentaal geprogrammeerd om alles te willen duiden, om betekenis te geven aan zijn omgeving, aan de wereld, ook aan zijn leven. Wel is het zo dat in sommige culturen de vraag naar de zin van het leven eigenlijk niet gesteld wordt. ‘Lucky bastards!’, horen we sommigen nu uitroepen. Toch zegt de vrijzinnig humanist over zin het volgende: “Wel, voor de betekenis van je bestaan, voor de zin van je leven, moet je zelf zorgen.” Dat kan ook. Want ken je dit gevoel bij jezelf: “Mijn huis staat vol met allerlei spullen netjes op orde maar mijn leven zelf is eigenlijk één grote puinhoop.” Dan lees je best verder. De echte vraag is hier natuurlijk: hoe doe je dat? Hoe geef je zelf zin aan het bestaan? Hoe ontleen je zin aan het leven van hier en nu? Hoe schep je zelf de zin die aan je bestaan een doel verschaft? (Of is het: Hoe schep je zelf het doel dat aan je bestaan een zin verschaft?) De slogan “Geef zelf zin aan je bestaan!” dient dus wat nader omschreven te worden. Wat een vrijzinnig humanist hiermee wil zeggen is dat hij geen behoefte heeft aan iemand die hem zou voorschrijven op welke manier hij een zinvol leven zou kunnen leiden. Hij heeft ook geen behoefte om aan te nemen dat de zin van het leven erin zou bestaan bijvoorbeeld veel geld te verdienen of kinderen te krijgen of de wereld rond te trekken met een partner. Bovendien zal een vrijzinnig humanist aan iemand anders ook niet gaan vertellen wat de zin van het leven is. Hij zal nooit expliciet zeggen: “Dit is de zin van het leven.” of “Zo moet je leven.” Hij zal hoogstens zeggen dat hij die zin zélf wil zoeken en dat jij die zin voor jezelf
70
moet zoeken. Of hij zal hoogstens een voorbeeld geven, tonen of zijn. De vrijzinnig humanist zal er ook aan toevoegen dat de zin van het leven misschien wel gelegen is in dat zoeken zelf! Voor hemzelf is dat althans wel zo: de zin zit in het (blijven) zoeken, niet zozeer in het (definitief) vinden. Bovendien is een zinvol leven op zich niet zomaar rechtstreeks te pakken of te bereiken. Zin is het mogelijk resultaat van eigen handelen, van eigen actie. Het is, in het beste geval, een onrechtstreeks en tijdelijk effect van het eigen leven of streven, niet het einddoel van het leven. In die zin kan je ook spreken van ‘zin‐krijging’: je krijgt zin terug van daar waar je onder meer ‘goed, schoon of waar’ handelt. In je werk bijvoorbeeld! Als je het gevoel hebt ‘een eigen werk’ te hebben, iets te doen te hebben ‘waar je zelf werk kan van maken’, waar je controle over hebt en waar je je boterham mee verdient, hoor je ongetwijfeld wel eens die innerlijke stem: “Wel, dat zit goed. Dat werk betekent veel in mijn leven. Het geeft er zin aan.” Een gevoel van zin en betekenis zorgt op zijn beurt dan weer voor de nodige motivatie en energie. Dat draagt dan weer bij aan ons welzijn en geluk… Met andere woorden: een vrijzinnig humanistische zingeving komt uit de mens zelf, in interactie met de ander en de wereld en is eerder resultaat dan doel. Een moeilijk aspect aan het vrijzinnig humanisme is natuurlijk dat er op de grote levensvragen niet echt antwoorden worden gegeven, zoals godsdiensten of levensfilosofieën of ideologieën wel graag doen. Alhoewel, hier toch een formele poging, die niet al te ernstig moet genomen worden: “Na de dood is het gedaan; er is niets hierboven; we weten nog niet definitief wat de beste staatsvorm is maar we komen er wel achter met vallen en opstaan; we weten dat geluk meetbaar is; de aarde gaat ook door zonder ons; een vallende boom maakt geen geluid als er niets of niemand is om het te horen; een coöperatieve economie is beter dan een communistische of kapitalistische; en een mens moet altijd zijn best doen want niemand zal het in zijn plaats doen.”
71
Je kan dus ook niet zomaar het vrijzinnig humanisme nahollen of achternalopen, zoals je achter een vlag, een Heilig Boek of die ene mantra kan aanlopen. Want al snel blijkt dat ‘zingeving’ veel te complex is om in slogans te gieten. ‘Zin’ is met andere woorden niet iets dat je zomaar kan ‘geven’. Zin en zingeving hebben ook niet enkel te maken met actief keuzes maken of beslissingen nemen maar ook, zoals al gezegd, met voelen, ervaren, waarderen, zich laten raken, zich open stellen, zich geven,… Kortom: met datgene van waaruit je keuzes maakt. Je kiest immers niet om iets zinvol te vinden zoals je voor een bepaald merk van wasproduct kiest. Je volgt veeleer wat zich vanuit je binnenste aan jou opdringt als die zinvolle weg die je blijkbaar moet opgaan… Vrijheid wordt hier gedwongenheid van binnenuit. De vrijzinnig humanist wil vooral benadrukken dat het aan de mens is om voor zichzelf de voorwaarden te scheppen waarbinnen hij op een zinvolle manier zijn leven invulling kan geven. Dit is ook een manier om de opdracht “Geef zelf zin aan je bestaan!” te interpreteren. Zingeving heeft op deze manier alles te maken met betekenis en kennis, met vrijheid en autonomie. Een zinvol bestaan is altijd ook een betekenisvol bestaan. Die betekenis halen vrijzinnig humanisten dan wel niet uit heilige boeken, evenmin halen ze het gewoonweg of uitsluitend uit wetenschappelijke kennis. Dat de aarde rond is in plaats van plat of dat de mens product is van evolutie in plaats van schepping, dat is wel allemaal waar maar daar haalt een mens de zin van het leven niet uit! Want na dit ‘weten’ begint pas het echte werk. Hoe ik moet leven staat niet in de sterren geschreven. Voor een vrijzinnig humanist is het tegengestelde van zingeving dit: vervlakking en nihilisme, onverschilligheid en ‘je m’en foutisme’. Iedereen weet wat dat betekent! Dus kan iedereen hieruit afleiden dat de weg die gegaan moet worden, in elk geval in de andere richting ligt. Dat is dan al een zeer goed begin… De vraag naar de zin van het leven kan ook anders gesteld worden: “Wat maakt mijn leven in feite de moeite waard?” Het antwoord daarop hangt voor de vrijzinnig humanist dus af van de mate waarin hij erin slaagt vrij en autonoom invulling (en dus doel, betekenis, waarde en zin) aan zijn leven te geven, samen met en deels ook door anderen. Als we bijvoorbeeld een ander woord zoeken voor een ‘(ongelovige) vrijzinnig humanist’, dan tonen we meteen wat
72
voor hem in elk geval het leven de moeite waard maakt en het dus zin geeft. Een vrijzinnig humanist is met andere woorden… een levensgenieter: hij geniet van wat het leven hem te bieden heeft, van mensen en dieren, van relaties en ervaringen, van problemen en mogelijkheden, van eten en drinken, van kunst en cultuur, van berg en dal, omdat het lekker en leuk is en hem meer goesting doet krijgen; een kenniszoeker: hij leert leren, kennen en weten want een mens heeft de mogelijkheid en de wereld heeft het nodig; levenslang, levensbreed en levensdiep leren is haast als een verslaving, maar dan in een gezonde betekenis; hij doet het omdat hij weet dat hij te weinig weet; een vrijdenker: hij staat op zijn vrijheid zelf te denken, zelf zijn gedachten te vormen, zijn ideeën te ontwikkelen, los van beïnvloeding of gezag, god of geloof, met vallen en opstaan, met woord en argument, met informatie en documentatie, omdat het hem meer mens maakt; een natuurverkenner: hij verkent graag de natuur, die van fauna en flora, die van het allerkleinste en het allergrootste, die van in zichzelf en buiten zichzelf, omdat het hem laat voelen dat hij er deel van is, erbij hoort; een gespreksliefhebber: hij praat en discussieert, redeneert en dialogeert graag, met gelijkgezinden en met andersdenkenden; een gesprek is als een avontuur voor de geest: het daagt je uit en je kan er angsten en blinde vlekken mee overwinnen; omdat een gesprek voeren de kern is van cultureel handelen; een vragensteller: hij geeft niet graag antwoorden, veeleer stelt hij vragen, en liefst de juiste, wat niet gemakkelijk is; hij bevraagt de wereld met alles erop en eraan omdat hij zelf zoekend in de wereld staat, omdat vinden het zoeken stopt maar ook het denken; een mensenvriend: hij houdt van mensen omdat ze hem een spiegel voorhouden, omdat ze anders zijn dan hijzelf, omdat hij ze zo herkent, omdat ze het mooiste kunnen zijn op aarde, omdat vriendschap en liefde voor mensen mag en moet;
73
een moraalruiter: hij is geen ridder maar ruiter van moraliteit, omdat hij zoveel waarde hecht aan waarden en principes; vrij van lichaam en geest, komt hij ertoe zelf een ethiek op te maken over hoe te leven, omdat hij dat tenslotte in zichzelf draagt een geluksvlinder: hij kent geluk en waardeert geluk maar laat er zich niet door in slaap wiegen; als hij het vindt, fladdert hij er als een vlinder alweer van weg omdat hij weet dat geluk zélf niet stilzit; hij vlindert door het leven want geluk zelf dwarrelt rond in het leven; een zingever: hij zorgt voor zijn eigen zin, hij maakt zijn leven zinnig door betekenisvol te zijn voor zichzelf en anderen, door iets of iemand te zijn, door verschil te maken, door een steen te verleggen in een rivier op aarde, omdat het kan en moet; een grappenmaker: hij kan lachen en (zichzelf) relativeren, hij houdt van grollen en grappen, hij maakt ‘leute en plezier’, misschien niet altijd maar toch vaak genoeg; hij vindt humor belangrijk omdat het gewoon leuk is en bovendien de gezondheid bevordert. 4.5 Samen in gemeenschap Vrijzinnig humanisme draagt in zich alle motieven om aan gemeenschapsvorming te doen: het belang van discussie en dialoog, de nood van het zoeken, de hang naar kennis & informatie & ervaring, de waarde van het samen‐zijn, de wil om iets gedaan te krijgen binnen de samenleving, de klemtoon op ‘gezellig genieten’ in de brede zin van het woord en vooral het gegeven dat het bij deze levensbeschouwing per definitie over de mens gaat, over ik en de ander, wij en zij, jullie en hen. Vrijzinnig humanisten zijn aan de andere kant eerder individualistisch ingesteld in die zin dat ze graag een eigen mening hebben, dat ze gemakkelijk hun plan trekken, dat ze nogal onafhankelijk ingesteld zijn en dat ze het individueel belang niet zomaar ondergeschikt maken aan het groepsbelang. Hoewel de zin voor gemeenschap niet echt lijkt te sporen met het individualistisch trekje, zien we dat vrijzinnig humanisten in de praktijk veel aan gemeenschapsvorming doen: ze komen samen via het verenigingsleven, richten samen activiteiten in, organiseren groepsuitstappen, zorgen voor ontmoeting en debat, enz. Het gaat er gezellig aan toe maar
74
het meningsverschil wordt niet uit de weg gegaan: babbelen en discussiëren, akkoord en niet akkoord gaan, overleg en nuance, het hoort er allemaal bij. De Humanistisch‐Vrijzinnige Vereniging alleen al bijvoorbeeld heeft ongeveer 9.000 leden, bestuursleden en vrijwilligers die verspreid over meer dan 100 lokale groepen jaarlijks bijna 1.000 activiteiten organiseren en een breed publiek van zowat 100.000 mensen bereiken. Gemiddeld is een kwart van de activiteiten daarbij gericht op ontmoeting en gemeenschapsvorming. Het is fantastisch wat al die vrijwilligers doen. Een activiteit meemaken is welhaast altijd een plezier: warme aanwezigheid, hechte verbondenheid, goed gezelschap! Hoe zijn vrijzinnig humanisten nu concreet bezig met gemeenschapsvorming? Er bestaan tal van manieren om mensen samen te brengen, om gemeenschap te vormen. Enkele voorbeelden: 1° Soorten afdelingen, groepen of kernen -
een klassieke afdeling zonder leeftijdsbeperkingen (bv. HVV Dendermonde), een afdeling ouderwerking (bv. HVV/OVM Oostkamp), een afdeling volwassenenwerking (bv. HVV/HV Gent)
-
een klassieke leeftijdsgebonden afdeling, voor senioren (bv. Grijze Geuzen Antwerpen)
-
een nieuwe thematische afdeling met focus op vrouwenthema’s, vrijzinnigheid en feminisme (bv. HVV Vrijzinnige Vrouwen Oost‐Vlaanderen, HVV Vrijzinnige Vrouwen Keerbergen/Tremelo)
-
een nieuwe functionele afdeling met focus op scoutswerking waarbij senioren een zeescoutswerking logistiek en financiëel ondersteunen en er gezamenlijk aan de boten wordt gewerkt (bv. HVV Grijze Loodsen Brussel)
-
een landelijke werkgroep: inhoudelijke werkgroep (bv. werkgroep atheïsme, werkgroep suïcide), organisatorische werkgroep (bv. werkgroep afdelingswerking), ‘ad hoc’ werkgroep (bv. werkgroep Prijs Vrijzinnig Humanisme 2011, werkgroep statuten, werkgroep lidmaatschap)
-
een feestcomité met specifieke actie‐opdracht Lentefeest (zesjarigen) of Feest Vrijzinnige Jeugd (twaalfjarigen) of ‘Choose Life’ (achttienjarigen) (bv. Comité Feest
75
Vrijzinnige Jeugd Hasselt, deelvereniging van HVV Ouderwerking; Lentefeestcomité Oostende; feest van HVV Mariakerke, HVV Dendermonde, OVM Eeklo; HVV en Vrijzinnig Mechelen) met eventueel voor‐ en natraject voor de ouders -
een redactiegroep (bv. de redactie van het tijdschrift Het Vrije Woord)
-
een vrijzinnig café (bv. het ‘Vrijzinnig Café’ van Vrijzinnig Antwerpen met vooral een cultureel aanbod)
-
een atheïstisch café (bv. het ‘Atheïstisch Café – Café Athée’ van de werkgroep atheïsme) met een divers inhoudelijk aanbod
-
een seniorencafé (bv. het ‘Praatcafé 60+’ van de Grijze Geuzen Antwerpen, met gezellig samenzijn en gezelschapsspellen)
-
een filosofisch café (bv. Filosofisch Café Agora van HVV West‐Limburg)
-
een gespreksgroep met focus op existentiële en maatschappelijke kwesties (bv. HVV Zahir Kortrijk, HVV Zahir Koksijde, HVV Zahir Schoten, HVV Zahir Gent, HVV Zahir/De Vrije Gedachte Halle)
-
een leesclub met focus op zowel fictie als non‐fictie (bv. Leesclub Antwerpen)
-
een quizgroep (bv. quizgroep ‘Ketterkwis’, subgroep van de werkgroep atheïsme)
-
een stand by groep ifv ondersteuning werking Vrijzinnig Ontmoetingscentrum (vb. K. Cuypershuis groep)
-
een recensiegroep ifv het schrijven van recensies van boeken (vb. HVV Kritisch Lezen)
-
een samenwerkingsverband (bv. HVV Oost‐Vlaanderen met Geuzenhuis, Geuzenhuis, deMens.nu, VF, WF en HuJo ifv Cultuurmarkt Gent; HVV en VC Cuypershuis met Vrijzinnig Antwerpen, WF, VF, HuisvandeMens Antwerpen en HuJo ifv Cultuurmarkt Antwerpen; het Cultuurforum als samenwerkingsverband van HVV, WF, VF, UPV, HuJo, DMM, OSB, Vrijzinnige Dienst UA en deMens.nu in functie van de Vrijzinnige Trefdag van 23/06/12 rond scheiding kerk en staat)
-
een thematisch samenwerkingsverband (bv. project Gilgamesj van HV Aalst met secundaire GO‐scholen)
-
een jury‐groep (bv. jury bij opstelwedstrijd Prijs Frank Zanders en voordrachtwedstrijd sprekertjes LF/FVJ bij HV Oostende)
-
een communicatiegroep (bv. ‘Vrijzinnig Limburg’ met o.a. HVV Limburg)
76
-
een rondetafel groep (bv. HVV rondetafel van interne en externe deskundigen rond euthanasie en suïcide, met regelmatige bijeenkomsten)
-
een vrouwenwerkgroep (bv. VEVA, rond specifieke vrouwenthema’s, in functie van de HVV/Vrijzinnige Vrouwen)
-
een vertegenwoordiging door vrijwilligers bij een externe/derde organisatie (bv. vertegenwoordiging van HV Aalst in VODCA‐vereniging voor open dialoog en communicatie; toetreding van het Grijze Geuzen Platform bij de Vlaamse Ouderenraad; toetreding van HVV werkgroep atheïsme bij RAPPEL, beweging rond scheiding kerk/staat; HVV als lidorganisatie van deMens.nu; vertegenwoordiging van een vrijwilliger bij de European Humanist Federation)
2° Soorten acties en formats -
vaste matinee op zondag (bv. ‘Vrij Zinnige Vrouwen Matinees’ van Vrijzinnige Vrouwen Oost‐Vlaanderen), woordkunst op zondag (bv. ‘En de zevende dag is er het Woord’ van HV Kortrijk), aperitieflezing op zondag (bv. ‘In gesprek met…’ van VOC en HVV/OVM Westhoek)
-
een vaste fuif (bv. ‘€ 1 fuif voor leerlingen zedenleer 6‐12 jaar’ van HVV/OVM Lokeren; ‘Verkleedfuif’ van HVV Vrijzinnig Oudercomité Lochristi) of goede‐doel actie (bv. ‘Mobile School’ en ‘Wereldkids’)
-
een ‘babbelbar’ (bv. Babbelbar Grijze Geuzen Antwerpen) of ‘filosofische babbel’ (bv. Filosofische Babbel Grijze Geuzen Gent)
-
een vaste vrijzinnige wandeling (bv. HV Aalst) of vaste vrijzinnige filmreeks (bv. HV Schoten) of filosofieschool‐reeks (bv. ‘Het Vrije Woord ‐ Lessen in Levenskunst’ van HVV)
-
een gezamenlijk inhoudelijk project (bv. Waardige Samenleving; Vrijzinnige Trefdag rond de seculiere samenleving)
-
een jaarlijks terugkerende atheïstische trefdag (bv. Atheïstische Trefdag van HVV Gent)
-
een prijsuitreiking op regelmatige basis (bv. de Prijs Vrijzinnig Humanisme van HVV, Grijze Geuzenpenning van HVV/GG afdelingen)
77
-
de verkoop van producten en gadgets (bv. HVV vlag, HVV sleutelhanger, HVV pins, HVV Knubbebeer, Grijze Geuzen Bier)
-
de ‘Plantjesactie Kom Op Tegen Kanker’ van HVV Kortrijk (in 2012 voor de 18e keer)
-
alle andere activiteiten van HVV die als gemeenschapsvorming staan genoteerd (bv. nieuwjaarsreceptie, feest van de zeegeus, gezinsuitstap, joelfeest, verwen‐ en/of ontmoetingsmoment bij Algemene Vergaderingen)
-
de bestuurs‐ en programmeringsvergaderingen en de algemene ledenvergaderingen
-
individuele werkmethoden (bv. vrijwilliger‐corrector HVW Tijdschrift; journalisten HVW Radio; cursusbegeleiders workshop kritiek HVV; co‐auteurs publicatie zoals ‘Oude verhalen, jonge dromen. Over (on)geloof vroeger en nu’ en ‘Tot waar gaat de hemel?’)
Zingeving en gemeenschapsvorming gaan hand in hand: als enkelingen zijn mensen, i.c. vrijzinnig humanisten, gesteld op hun vrijheid en onafhankelijkheid, als sociale wezens hebben ze mekaar nodig, en niet alleen in nood. Voor vrijzinnig humanisten is dit niet anders. Beide zaken versterken mekaar trouwens: individuele waarde, betekenis en zin komen tot uiting waar men in gemeenschap samen dingen doet, en samen dingen doen, lukt pas goed en wordt versterkt waar men zin vindt en dus ‘goesting’ krijgt. In dit perspectief komen individu en samenleving harmonieus samen. Gemeenschapsvorming is immers niet enkel gericht op de ‘eigen gemeenschap’, op de eigen levensbeschouwing, op de eigen achterban. Het is ook gericht op de gemeenschap in de buitenwereld, buiten de eigen kringen. De interne groepsvorming verzorgen en extern werken aan sociale cohesie gaan dus ook hand in hand. In zinvol verband vorm geven aan de gemeenschap? Een ander woord daarvoor is solidariteit of verbondenheid. Vrijzinnig humanisten in ons land zijn solidair, voelen zich verbonden met mens en medemens en drukken die typische ‘mede‐menselijkheid’ en samenhorigheid naar buiten uit langs verschillende kanalen en in diverse richtingen, zoals: -
bijstand: de Stuurgroep Morele Bijstand verzorgt niet‐confessionele morele dienstverlening voor ziekenhuispatiënten en senioren in de Vlaamse en Brusselse
78
rusthuizen, rust‐ en verzorgingscentra en ziekenhuizen; de Stichting voor Morele Bijstand aan Gevangenen: verleent morele bijstand en hulp in gevangenissen; -
categoriale dienstverlening: via consulenten wordt vrijzinnig humanistische dienstverlening en bijstand geboden op de luchthaven van Zaventem aan personeel en passagiers, op de Universiteit Antwerpen aan studenten, in de zeevisserij aan vissers, in het leger aan soldaten (luchtmacht, zeemacht, landmacht);
-
zorg: Humanitas verricht maatschappelijk werk, doet aan dienstverlening en draagt bij aan de opbouw van de samenleving via o.a. schoolcampagnes in India en Nepal
-
begeleiding: vrijzinnig humanistische consulenten van deMens.nu verlenen in de ‘Huizen van de mens’ morele begeleiding aan individuen;
-
opvang: vzw Opvang vangt kinderen en jongeren in probleemsituaties op via pleeggezinnen;
-
zelfhulp: vzw SOS Nuchterheid organiseert zelfhulp rond o.a. alcoholverslaving;
-
minderheden: onder meer via HVV netwerking met holebi‐organisaties en deMens.nu deelname aan Gay Pride voor holebi’s en transgenders;
-
gespreksgroepen: HVV Zahir gespreksgroepen rond existentiële kwesties; rouwgroepen van ‘Huizen van de mens’,…;
-
ontwikkelingssamenwerking:
het
Universitair
Centrum
voor
Ontwikkelingssamenwerking aan de VUB stimuleert kritische visie‐ontwikkeling bij studenten over mondiale kwesties, ontwikkelingssamenwerking en duurzame ontwikkeling en ijvert voor rechtvaardige en democratische verhoudingen, vrede, duurzame ontwikkeling, gendergelijkwaardigheid en sociale rechtvaardigheid vanuit een vrijzinnig‐humanistisch perspectief; -
thuisbegeleiding: de Koepel Vrijzinnige Thuisbegeleidingsdiensten werkt binnen de Bijzondere Jeugdzorg en voorziet in thuisbegeleiding van gezinnen waar zich een problematische opvoedingssituatie voordoet;
-
onderwijs: de Werkgemeenschap Leraren Ethiek verenigt en ondersteunt alle leraren niet‐confessionele zedenleer van alle onderwijsniveaus en netten; het Vlaams Onderwijs OverlegPlatform is een overlegorgaan van inrichtende machten dat de meeste vrij gesubsidieerde, niet‐confessioneel gebonden scholen groepeert;
79
-
opvoeding: de HVV ouderwerking ondersteunt ouders, leerlingen en leerkrachten rond opvoeding en de cursus niet‐confessionele zedenleer;
-
kinderen en jongeren: de Humanistische Jongeren organiseren o.a. vakantiekampen, vorming en maatschappelijke acties voor kinderen en jongeren;
-
studenten: de studentenvereniging ‘t Zal Wel Gaan is de oudste van Vlaanderen en richt zich in heel haar werking op studenten hoger onderwijs Gent; de Bond Oud Leden ’t Zal Wel Gaan staat in voor de contacten tussen de verschillende generaties studenten; het Brussels Studentengenootschap organiseert sociaal‐culturele activiteiten aan de VUB; de Vrijzinnige Dienst UA organiseert lezingen en debatten voor studenten aan de UA; de Oudstudentenbond VUB Wil de broederschapsbanden nauwer aanhalen en bijdragen tot de ontwikkeling en verdere uitbouw van de Vrije Universiteit Brussel; het Fonds Tony Bergmann is opgericht om financiële steun te verlenen aan vrijzinnige studenten en vrijzinnige manifestaties in de Gentse regio;
-
ouderen: de HVV Grijze Geuzen werking ondersteunt op inhoudelijk vlak en beleidsniveau diverse senioren via een vertegenwoordiging in de Vlaamse Ouderenraad;
-
cultuur & liberalisme: het Willemsfonds zet het levenswerk van Jan Frans Willems verder en streeft vanuit een Vlaamse, vrijdenkende en liberale identiteit een zo breed mogelijke ontplooiing van de mens na; het Julius Vuylstekefonds beoogt de studie en de bevordering van het vrijzinnig liberaal gedachtegoed; het Antwerps Liberaal Verbond organiseert activiteiten, verricht onderzoek en publiceert vanuit het liberaal, vrijzinnig gedachtegoed;
-
cultuur & socialisme: het August Vermeylenfonds organiseert sociaal‐culturele activiteiten voor volwassenen in een socialistische, vrijzinnige en Vlaamse context;
-
infrastructuur: de Federatie Vrijzinnige Centra ondersteunt de concretisering van de laïcisering en de vrijzinnige levensbeschouwing via de tientallen vrijzinnige ontmoetingscentra in Vlaanderen en Brussel;
-
wetenschap: het Fonds Lucien de Coninck reikt een prijs uit aan jonge vorsers afgestudeerd aan een Vlaamse universiteit, afwisselend op het gebied van de biologische wetenschappen en de ethische wetenschappen; Uitstraling Permanente Vorming verspreidt als educatieve organisatie de verwezenlijkingen van wetenschap,
80
-
bio‐ethiek: De Maakbare Mens stimuleert het denken over de invloed van medische en biotechnologische ontwikkelingen op onze levenskwaliteit om de dialoog in Vlaanderen hierover te bevorderen;
-
media: Het Vrije Woord Televisie maakt tv‐programma’s door derden op de VRT die informatieve duiding en opinie verstrekken bij de actualiteit in een vrijzinnig humanistische geest, onder de naam ‘Lichtpunt’; de Humanistisch Vrijzinnige Radio verzorgt radioprogramma’s door derden op de VRT; de programma’s geven informatie en duiding bij de actualiteit vanuit een vrijzinnig humanistisch perspectief, onder de naam ‘Het Vrije Woord’;
-
vrij onderzoek: de Studiekring Vrij Onderzoek actualiseert, verspreidt en verdedigt het vrij onderzoek, voornamelijk vanuit en naar de Vrije Universiteit Brussel;
-
geschiedenis en archivering: het Vrijzinnig Studie‐, Archief‐ en Documentatiecentrum Karel Cuypers maakt werk van de bewaring en valorisering van bronnenmateriaal van vrijzinnige individuen en verenigingen;
-
tijdschriften leerkrachten: Prik verzorgt en is het tweemaandelijks tijdschrift voor de eerste graad van het secundair onderwijs, niet‐confessionele zedenleer; Samenspel bevordert de niet‐confessionele levensbeschouwing gebaseerd op het vrijzinnig humanistisch gedachtegoed, ondersteunt de cursus niet‐confessionele zedenleer en brengt een tijdschrift uit;
-
gendergelijkheid: de Vereniging Ernest De Craene verdedigt het vrijzinnig humanisme en de gelijkheid van man en vrouw; Stelt zich tot doel de beginselen van humanisme en verdraagzaamheid te bevorderen;
-
verdraagzaamheid: Onderling Steunfonds Georges Beernaerts bevordert de beginselen van humanisme en verdraagzaamheid; Magnette‐Engel‐Hiernaux Stichting wil het gedachtegoed van humanisme en tolerantie ondersteunen en verspreiden;
81
-
feesten: het Comité Feest Vrijzinnige Jeugd Agglomeratie Antwerpen laat twaalfjarigen die zedenleer volgen op een feestelijke manier de lagere school afsluiten; alle feestcomités en afdelingen van HVV die samen met leerkrachten het Lentefeest en het Feest Vrijzinnige Jeugd organiseren.
82
5. Getuigenissen Vrijzinnig humanisme in een gekleurde stad Het is ondertussen al twee jaar geleden dat mijn goede vriend Silvio overleed. Het was een schok voor iedereen: zijn familie, zijn vrienden, zijn kameraden. Een jaar eerder had hij voor mij nog volop campagne gevoerd. Maar dan: kanker. Zijn keuze was duidelijk: euthanasie en een vrijzinnige uitvaart. Dat lijkt voor sommigen evidenter dan het was want Silvio was van Italiaanse afkomst. 60 jaar geleden was hij naar Genk getrokken om er in de mijnen te werken. En de Italiaanse gemeenschap is nog heel katholiek. De wet in ons land laat euthanasie nu toe en een welwillende arts heeft Silvio geholpen om zijn laatste wens te vervullen. Met het pas opgerichte Huis van de Mens werd samen met de familie een vrijzinnige uitvaart geregeld. Zaal De Kring zat afgeladen vol. Familie, vrienden, kameraden. De sprekers herinnerden de aanwezigen aan Silvio als mens en wat hij voor hen betekende. De strijdliederen, die hij vroeger uit volle borst meezong, werden gespeeld. En onder ‘Bella Ciao’ werd hij de zaal uitgedragen. Dit was de eerste vrijzinnige dienst in de Italiaanse gemeenschap van mijn stad. Want ik woon in een gekleurde stad met inwijkelingen uit de hele wereld. En dus ook met levensbeschouwingen uit heel die wereld. Katholieke, protestantse en orthodoxe kerken, islamitische moskeeën. En sinds een aantal jaren ook een Huis van de Mens met vrijzinnige morele consulenten en natuurlijk ook de Genkse Humanisten van de Humanistisch‐ Vrijzinnige Vereniging. In Genk leven we samen omdat het niet anders kan. Met respect voor elkaars achtergrond en levensbeschouwing. De waarde van ons Huis van de Mens is niet te onderschatten. Het is onze garantie op respect voor onze vrije wil. Het laat ons toe om onze waarden in alle vrijheid te beleven. Ik was ontroerd door de afscheidsplechtigheid voor Silvio. Maar ik was ook blij dat hij afscheid kon nemen op de manier zoals hij in mijn gekleurde stad had geleefd. Joke Quintens, ondervoorzitter sp.a
83
Christelijk Ruiselede Enkele dagen nadat mijn moeder op 14 februari 2012 naar het haar Beloofde Land vertrok, kreeg ik onderstaande condoleance van het Gemeentebestuur van haar geboortedorp Ruiselede in – toegegeven – West‐Vlaanderen: “Het College van Burgemeester en Schepenen en het Gemeentepersoneel bieden hierbij hun oprechte gevoelens van Christelijke deelneming aan.” Getekend door de Secretaris, L. De Leersnyder en de Burgemeester, G. De Roo. Ik reageerde onmiddellijk op dit niet langer verwacht anachronisme en bezorgde de burgemeester van de gemeente – dorp met twee koeien en een pastoor, en in betere tijden twee pastoors en een koe – de absolute primeur ‘dat lang niet iedereen in Vlaanderen nog ‘christelijk’ was’: “Geachte vertegenwoordigers van de gemeente Ruiselede waar ik getogen ben, Eerst en vooral wens ik u hartelijk te danken voor de beleefde blijken van deelneming n.a.v. het overlijden van mijn moeder. Ik zal ze overmaken aan mijn vader, Marcel Neirynck, die ook ooit een inwoner van deze gemeente was. Ik schrok wel even toen ik van een openbaar bestuur ‘Christelijke deelneming’ aangeboden werd. Mijn bescheiden mening is dat in de Belgische Grondwet van 1830 de scheiding van Kerk en Staat ingeschreven staat. En dat besturen dit grondwettelijk recht moeten respecteren. Ik vind de vermenging van een geloofsgebondenheid met een burgerlijke mededeling dan ook totaal ongepast en archaïsch, om een eufemisme te gebruiken. Ik wil gerespecteerd worden in mijn overtuiging als atheïst en eis dan ook excuses. Uitkijkend naar uw reactie, teken ik Freek Neirynck, Auteur/journalist” De secretaris liet mij in een e‐mail reactie weten: “Ik vermoed dat ook de burgemeester jouw mail ontving. Het verwondert me niet dat ze daarop niet antwoord. Eigen aan politici?” [De d/t‐fout werd één mail later teruggetrokken.] Gemeentesecretarissen hebben blijkbaar een perfect inschattingsvermogen voor politici, want mevrouw de burgermoeder liet me inderdaad geen excuses geworden. Ze gaf zelfs geen één registreerbare kik.
84
Daarop besloot ik deze zaak voor te leggen aan Sylvain Peeters en deMens.nu. Peeters reageerde wel meteen, eerst persoonlijk, en enkele dagen nadien stuurde hij kopie van een uitgebreid en degelijk geargumenteerd schrijven naar het gewijwaterde bestuur van Ruiselede met onder andere de volgende extra dimensie: “(…) Het past dus allerminst dat het College van Burgemeester en Schepenen van een gemeente zijn christelijke deelneming betuigt aan de naaste familieleden bij het overlijden van een van zijn burgers. Dergelijke houding is zonder meer laakbaar en kan ongrondwettelijk worden genoemd.(…) Dat een College van Burgemeester en Schepenen dit bovendien doet namens alle leden van het Gemeentepersoneel is een rechtstreekse aantasting van de individuele grondrechten van bedoelde personeelsleden.” The rest was silence… Helaas moet ik u het ‘Wordt vervolgd’ dus schuldig blijven: er kwam geen reactie meer van het gemeentebestuur. Mijn moeder was het allerlaatste familielid uit die sacrale gemeente. Freek Neirynck, auteur en journalist Liefde en moraliteit Voor wie of wat geef ik het beste van mezelf? Het is een ogenschijnlijk banale, maar interessante vraag die peilt naar de kern van mijn morele motivatie. Ik denk spontaan aan mijn zoon, mijn partner, de filosofie ook. Kortom: aan de mensen en dingen die ik liefheb (filosofie is niet toevallig ook letterlijk een vorm van liefde). Ik denk dat velen de bovenstaande vraag zouden beantwoorden door zich op een of andere manier te beroepen op liefde. Zijn de mensen voor wie we ons het meest inzetten en goed proberen te doen, voor wie we hulpvaardiger, vriendelijker en bezorgder zijn, niet ook de mensen van wie we het meest houden? Het klinkt sentimenteel, maar het gaat naar de kern van wie we als morele actor zijn: geen animal rationale (redelijk dier) zoals Aristoteles stelde maar een ens amans (liefhebbend wezen) zoals de Duitse filosoof Max Scheler stelde. Ook andere emoties blijken vaak een funderende rol te spelen in ons morele handelen. Uiteraard kunnen emoties ontsporen en iemand op een dwaalspoor brengen. Maar in vele gevallen staan emoties centraal in de morele motivatie van de mens. Angst kan bijvoorbeeld
85
zo’n motivator zijn. Zo ook trots, bewondering, verlangen. Allen kunnen ontsporen, maar ook tot moreel en verantwoord handelen aanzetten. Nochtans hebben heel wat grote filosofen, zoals Spinoza en Kant, uitdrukkelijk gesteld dat goed en redelijk handelen niet door emoties gemotiveerd kan zijn. Het zou echter verkeerd zijn om alle emoties over eenzelfde kam te scheren en ze stiefmoederlijk opzij te schuiven, naar de rand van onze ethiek en ons mensbeeld. Er is wel degelijk nood aan een herwaardering van de morele betekenis van emoties. Alicja Gescinska, doctor in de wijsbegeerte, verbonden aan de UGent, auteur van De verovering van de vrijheid Plezier, rebellie en engagement Zoals veel mensen in Vlaanderen heb ik een katholieke jeugd gehad en ben ik daarna vrijzinnig gewórden. Ik ging in Leuven psychologie studeren, want naar Gent mocht ik niet omdat de professor daar bekend stond als een atheïst. Via de studentenvakbeweging kwam ik voor het eerst in contact met wat links was en anarchistisch. Dat was een totaal nieuwe wereld voor me. We vormden een leuk groepje, allemaal gasten met lang haar. Na drie jaar Leuven ging ik in 1967 toch naar Gent. In maart 69 deden we mee aan de bezetting van de Blandijnberg. We zaten in een Gentse arbeidersbuurt en propageerden het contact van studenten met arbeiders. In 1970‐71 had elk dorp een provocafeetje. We zijn altijd zeer geëngageerd geweest. Ik schreef een scriptie waarbij ik het maatschappelijk werk op de helling zette. In de kartonfabriek waar ik tijdens de zomervakanties werkte, bleek de personeelschef tevens maatschappelijk werker te zijn. Ik vond dat zoiets niet kon. Maar mijn kritiek werd niet geaccepteerd. We hebben een bandje gevormd en zijn liedjes gaan schrijven, op bestaande melodieën. Ik vind het jammer dat de mensen in Vlaanderen zo weinig zingen en nog zo weinig liedjes kennen, terwijl iedereen het toch plezierig vindt om te doen. In mijn mensbeeld mag humor niet ontbreken. Dieren kunnen schreien maar niet lachen. Mensen moeten kunnen lachen, ook om zichzelf. Bij links is alles zó serieus en zijn de teksten zo zwaar op de hand. Ik ben een
86
optimist. Ik vind ook dat mensen elkaar ‘goedendag’ moeten zeggen. Dat is een zeer eenvoudig gegeven, maar het geeft plezier in het leven. Mensen lopen vaak langs elkaar heen, negeren elkaar. Dat is onaangenaam. Ik vind communicatie en samenwerking heel belangrijk. Een jaar of tien geleden wilden we een stedenband vormen met een dorpje in de derde wereld. Dat was niet te realiseren, want dan moet de gemeente een ambtenaar Noord‐Zuid hebben. Wij wonen in de Lowazone, dat is een samenvoeging van de dorpen Lovendegem, Waarschoot, Zomergem en Nevele. Door overleg en samenwerking met deze gemeenten hebben we nu een stedenband met drie dorpen in Senegal. We doen daar projecten op het gebied van afval, communicatie, onderwijs en vrouwenbeweging. Dat is fantastisch. Ik heb nog altijd iets rebels in me, een beetje anarchisme. Dat heeft een slechte klank. In Nederland vind ik de benaming beter, daar heet het vrij socialisme. Je moet de mensen zover krijgen dat ze vrij kiezen. Ik denk dat het kan. Er zijn al hier en daar proefwijken waar de mensen kiezen hoe het moet. De buurt bepaalt het beleid. Dat kan door samenwerking en moet ook grensoverschrijdend zijn, over de eigen gemeentegrenzen heen. Je kan mensen niet verplichten, dat is flauwekul. Je moet praten en blijven praten. Dan wordt veel mogelijk. Rebelse bewoners verdienen een rebels bestuur. Maar een rebels bestuur kan maar functioneren als ook de bewoners hun verantwoordelijkheid opnemen. Solidariteit is een werkwoord en rebellie is niet gediend met blablabla. Mong Rosseel, sociaal bewogen theaterman (naar een interview met hem door M. Heeffer) Hoe ik in de wereld sta Een wit betegelde keuken, begin jaren ’60. Een man en een vrouw omarmen elkaar. Tussen hen in staat een klein meisje. Zij geniet van de warmte van de twee lichamen. Ze wiegen samen heen en weer. Drie‐eenheid. ‘Onze accu opladen’ noemden mijn ouders dat. Ons ritueel.
87
Ik ben geboren in een liefdevol nest. Mijn ouders waren overtuigde humanisten. In de zin van humaan in het leven staan, met respect voor de overtuiging van andere mensen. Sartre en de Beauvoir waren nooit ver weg in ons gezin, net als Aragon en Eluard, Montand en Mouloudji. En lachen. Heel veel samen lachen. Als je blij in het leven staat, heb je veel reserve om aan anderen te geven. Dat heb ik thuis geleerd. Op de pick‐up in mijn tienerkamer draaide ik de platen grijs van Joan Baez en Theodorakis, en ik ademde hun groot engagement terwijl hun prachtige muziek bezit nam van mijn zijn. Ik wist toen al diep vanbinnen dat ik later ‘stenen wou verleggen in een rivier op aarde’… Humanisme is voor mij kunnen luisteren, leren begrijpen en voorop lopen waar het kan en moet. Blinde vlekken zien die leed veroorzaken, aanknopingspunten en oplossingen vinden, tot compromis bereid zijn en vernieuwen. Humanisme eindigt voor mij waar het als een religie beleden wordt, waar het vast staat en dogma’s draagt. Maar mijn humanisme is in de eerste plaats ook het geven van een stem aan de kleine mens. Toen we begin jaren ’80 op de BRT radio begonnen met ons kinderprogramma Van Kattekwaad tot Erger was dit ook onze drijfveer. Een zalig programma maken, maar vooral ook een megafoon zijn voor de mening en de ideeën, de frustratie en de creativiteit van de kinderen. Interactie was het toverwoord. Als je geeft, krijg je terug. Ik heb altijd enorm geloofd in deze vorm van samenwerking: samen denken en doen op grond van gelijkheid, en zo iets nieuws creëren. In 1987 kwam aan mijn eigen kind‐zijn abrupt een einde, met de dood van mijn zo geliefde ouders. Met 20 mensen, onder wie mijn zus en enkele vrienden en collega’s, begon ik aan een kruistocht tegen kanker. Het woord moest genoemd, het taboe rond de ziekte gesloopt. En we moesten veel geld vinden voor wetenschappelijk onderzoek en een betere behandeling van kinderen die kanker krijgen. Kom op tegen kanker gaf kracht in woord en daad aan talloze patiënten. Met Bednet, een project dat onderwijs faciliteert voor langdurig zieke kinderen, wil ik daar nog een stap verder in zetten, want onderwijs is een basisrecht. De stem van kinderen naar boven brengen is al veel jaren mijn passie. Daarom zorgde ik in 1997 in het Vlaams Parlement voor de oprichting van het Kinderrechtencommissariaat. Maar ook jongeren van
88
alle mogelijke achtergronden hebben nog een megafoon nodig om aanvaard te worden zoals ze zijn. Dat is een taak die ik mezelf de komende jaren heb gegeven. Humanisme is voor mij immers kwetsbare mensen een stem geven, keuzes maken, innoveren en je best doen om elkaar te helpen. Kathy Lindekens, kinder‐ en jongerenexpert Spinoza, praktische filosoof voor het leven Mijn ouders werden beiden katholiek opgevoed maar besloten hun kinderen, mijn broer en ikzelf, niet te dopen. Ze vonden dat we zelf voor een geloof konden kiezen, als we wilden. Tot een geïnstitutionaliseerde godsdienst heb ik me nooit aangetrokken gevoeld. Maar wel tot het oplossen van levensvragen. De filosoof die mijn leven het sterkst heeft bepaald, is Baruch Spinoza (1632‐1677). Natuurlijk vind ik de levenskunst bij de Grieken en Romeinen belangrijk. Tal van oosterse filosofieën boeien me ook. Waarom Spinoza? Hij meent dat de mens deel uitmaakt van de natuur, dus vanuit de natuurwetten kan worden begrepen. Spinoza’s denken blijft compatibel met hedendaagse wetenschappelijke theorieën (zoals Darwin). Het feit dat de mens noch het centrum noch het hoogtepunt van de schepping is, klinkt als droevig nieuws. Alsof alles kan of mogelijk is. Maar toch is dat niet het geval. Spinoza stelt een visie op vrijheid en zelfverwezenlijking voor. Hij benadrukt het belang van de rede, maar hij is tegelijk een denker van de passies: steeds benadrukt hij hoe mensen geleid worden door hun gevoelens. Dat is realistisch én behulpzaam in het leven. Persoonlijk betrek ik Spinoza’s ideeën over lichaam en geest op meditatie, opgevat als ‘mindfulness’. Alvast één stap op weg naar zelfinzicht. Natuurlijk biedt geen enkele denker een exclusief antwoord op alle vragen. Machiavelli, Nietzsche en zovele anderen blijven even goed relevant. Tinneke Beeckman, dr. in de wijsbegeerte, VUB, auteur van het boek Door Spinoza’s Lens
89
Seks zonder voortplanting Een blinde vlek van het vrijzinnig humanisme is voor mij de relatie tussen seksualiteit en voortplanting. De eeuwenoude regels van onze seksuele moraal hebben een strategische basis. Duizenden jaren lang was het devies dat er geen zaad verloren mocht gaan: de groep moest immers zo talrijk mogelijk worden, want door ziekte en oorlog zouden we voortdurend zonen en dochters verliezen. Dat verklaart het taboe op bijvoorbeeld sodomie, homoseksualiteit en masturbatie. Sinds een paar tientallen jaren is die strategische basis radicaal veranderd. Van belang voor de groep is nu om de bevolkingsgroei in toom te houden. Seks zonder voortplanting geldt vandaag als een belangrijke strategie voor de overleving van de soort. Culturen die zich verzetten tegen seks zonder voortplanting lopen in die zin achter op culturen die dat niet doen. Ze zitten vast in een historische reflex. In een moderne samenleving moeten we die aangepaste seksuele moraal voortdurend benadrukken. Hoe meer zaad er wordt verspild, hoe beter het is voor de overleving van de mensheid als geheel. Voorlopig zie ik bij de vrijzinnige humanisten wel vrij veel begrip en verdraagzaamheid tegenover holebi’s, maar men zou veel verder kunnen gaan. Homoseksualiteit zou kunnen worden gehonoreerd als een seksuele moraal die meewerkt aan de indamming van het geboortecijfer. Op termijn zou zo’n positieve benadering een versoepeling tot gevolg kunnen hebben in deelthema’s zoals adoptie bij homoseksuele ouderparen. Ook andere vormen van seks die niet op voortplanting gericht is zouden de taboesfeer kunnen verlaten: masturbatie, pornografie, prostitutie,… De nieuwe seksuele moraal zou zich dan niet langer in dienst stellen van fictief nageslacht, maar van wie al werkelijk bestaat. Anne Provoost, auteur
90
6. Blinde vlekken & uitdagingen Is het dat nu? Hebben we het vrijzinnig humanisme nu volledig in kaart gebracht? Hebben we hiermee gezegd wat vrijzinnig humanisten zoal denken? Nee, niet helemaal natuurlijk. Een volledig overzicht kan ook niet omdat vrijzinnig humanisme een dynamische levensbeschouwing is, blijft bewegen en dus veranderen. Omdat niemand het volledig overzicht natuurlijk in pacht kan hebben. Toch hebben wij hopelijk enkele belangrijke aspecten aangestipt. Ongetwijfeld staan er ook bepaalde aspecten niet in. Aan de lezers om daarop commentaar te geven en dit overzicht verder aan te vullen en bij te schaven. Is het vrijzinnig humanisme zelf ook nog ergens blind voor? Heeft een vrijzinnig humanist blinde vlekken? Morele of andere? Heeft deze levensbeschouwing lacunes en tekortkomingen? Of is het een volmaakt en afgerond geheel? Nee, niet afgerond en zeker niet volmaakt. Trouwens, vrijzinnig humanisten denken niet in termen van volmaaktheid. Integendeel: onvolmaaktheid, fouten maken, het verkeerd voor hebben, zich vergissen, weifel, twijfel en onzekerheid, dat kenmerkt hen eerder. Een sterk punt van het vrijzinnig humanisme is daarom bijvoorbeeld ook ‘zelfkritiek’. Of het zou toch een sterk punt moeten zijn. We zijn ook maar mensen, nietwaar? Zelfkritiek is trouwens meteen een middel tegen arrogantie of betweterigheid. Een van de manieren hiertoe is leren ‘out of the (own) box’ te denken. Want zo is het een beetje: elk mens zit in een mentale box van vaste denkpatronen, gekende overtuigingen en gedragsgewoontes. Daar moet nu en dan eens aan geschud worden… Trachten bewust te zijn van je blinde vlekken is daar ook een middel toe. OK, blinde vlekken? Ja, ongetwijfeld! Hier zijn een paar suggesties: 1° Spreekt het vrijzinnig humanisme voldoende het hart van de mensen aan? Nee, denken wij,... voelen wij. Je loopt er niet echt warm voor en je wordt er wellicht ook niet echt door verwarmd. Het is eerder een ernstige, strenge, vrij koele levensbeschouwing. Niet echt ‘hot’ of ‘cool’, tenzij we ons vergissen. Een mens wordt er niet echt emotioneel door geraakt, laat staan door meegesleurd, toch? Je krijgt er geen vlinders van in je buik of geen tranen van in je ogen. Je kan het eigenlijk ook niet echt ‘beleven’. Het roept ook wat te weinig op om ‘grootse dingen’ te doen. Pas op, dat weerhoudt vrijzinnig humanisten wellicht
91
van enig fanatisme, fundamentalisme of extremisme. Ietwat meer ‘aansprekend gevoel’, meer buikgehalte zou wel mogen. Een blinde vlek? 2° Mensen luisteren graag naar verhalen en vertelsels. Verhalen met beeldspraken of metaforen. Tijdloze verhalen over dingen die actueel blijven en personages waarmee je je kan identificeren. Een geweldig verhaal bijvoorbeeld is het zogenaamde ‘Gilgamesj‐epos’ (ca. 2000 v.o.t.), het oudste gekende heldendicht en neergeschreven vertelling ter wereld. Het gaat over opgroeien tot volwaardig mens zijn, de noodzaak van vriendschap, de onvermijdelijkheid van de dood, het verlangen naar onsterfelijkheid, het tarten van goden, het zoeken van liefde, avontuur en wijsheid, kortom over de zin van het leven. Zeer vrijzinnig en humanistisch dus. Voor ons is het vrijzinnig humanisme een groot huis met vele kamers, met een zolder en een kelder, een garage en zeker een tuin, maar ook met vele donkere hoekjes waarin je je kan verstoppen, en met een grote hal met veel licht en kleuren. Zeker ergens een plat dak, om naar de sterren te kijken. Het vrijzinnig humanisme is natuurlijk op zichzelf ook wel een verhaal, een historisch verhaal met tal van personages en perioden, gedachten en gebeurtenissen. We vertellen zelf geen verhalen daarover. We hebben ideeën en standpunten en theorieën maar helaas geen beklijvende grootse vertelsels waar mensen zich iets concreets bij kunnen voorstellen, waaruit ze iets kunnen halen voor hun eigen leven. Waarvan men kan zeggen: “Dat verhaal heeft mijn leven omgegooid.” of “Dát verhaal zal mijn leven veranderen!” Een blinde vlek? Nochtans, zo moeilijk is dat toch niet…? Kennen jullie het volgende verhaal? Er was eens een Italiaanse priester‐filosoof. Hij leefde in de zestiende eeuw, zo’n vijfhonderd jaar geleden dus. Als kind woonde hij in het stadje Nola, nabij Napels. Daar was hij geboren en opgegroeid. Niemand kent dat kleine stadje nog en dat is jammer want daar is ook een zeer belangrijk iemand gestorven. Iemand die na een tijd van vele oorlogen, in de eerste eeuwen voor onze jaartelling, een periode van tweehonderd jaar lang vrede heeft gesticht. Dat noemen we de ‘Pax Augusta’, naar zijn naam, of ‘Pax Romana’. Gaius Julius Caesar Augustus was zijn naam, de voornaamste erfgenaam van de grote Julius Caesar. Die ken je toch nog wel, zeker?
92
Nu, het gekke is dat Gaius Julius in Rome is geboren om in Nola te gaan sterven. Allez, niet bewust gepland natuurlijk. En onze vriend de priester‐filosoof – of is het omgekeerd? Was hij vooral filosoof? – werd geboren in Nola maar die ging juist in Rome gaan sterven. Raar hé? Waar zouden jullie het liefst sterven: in Nola of in Rome? Voor je een antwoord geeft, luister eerst verder naar mijn verhaal. Onze vriend de priester‐filosoof had zeker niet gepland in Rome te sterven! Trouwens, dat was direct een paar honderd kilometer van Nola, hoor! Niet naast de deur. In die tijd ging men niet zo rap vooruit. Te voet en te paard, lastig hoor. OK, maar wat was er nu eigenlijk gebeurd? Welnu, onze Italiaanse vriend… Ah ja, hoe heette hij? Filippo Bruno was zijn naam als kind. Toen hij vijftien werd, heeft hij zichzelf de voornaam Giordano gegeven. Welnu, Filippo was eigenlijk…, pardon Giordano was eigenlijk… allez, ze waren alletwee niet dom, eerder zelfs nogal aan de slimme kant. Hij was graag bezig met wetenschap en geloof, met moeilijke dingen zoals zonnen en sterren en planeten, maar ook met het menselijk geheugen, met oneindigheid, met het heelal, en ook wel met het lichaam van Jezus Christus. Ja, hij dacht zelfs dat Christus geen echt lichaam had gehad, zoals jij en ik. Volgens Giordano Bruno had Jezus Christus in feite een spooklichaam, een schijnlijf! Kun je je dat voorstellen? Welk lichaam hebben jullie? Toch één van vlees en bloed, hoop ik? En jij daar…? Welnu, Giordano... (Wordt ongetwijfeld vervolgd…) 3° We vinden ook dat vrijzinnig humanisme nogal moeilijk is, een beetje iets voor intellectuelen, slimme mensen, allez, van die intelligente mensen die denken dat ze slim zijn. Tot hun lavabokraantje lekt, de afvoerleiding verstopt zit, ze als een kind hun verbeelding moeten gebruiken of ze gevraagd worden wie er de laatste keer het Eurosongfestival heeft gewonnen. Dan staan ze daar met hun mond vol tanden. Moeilijke mensen dus die vrijzinnig humanisten. Kan het niet wat gemakkelijker? Voor gewone mensen? Over gewone dingen? In gewone taal? Over het gewone leven?... Een blinde vlek? 4° Iemand heeft mij eens toevertrouwd: “Toen het, na al die jaren samen, af was met
93
mijn lief, heb ik het zeer lastig gehad. Ik zat er echt door, voelde mij slecht en miserabel. Het scheelde niet veel of ik… Weet je wat? Ik ben vrijzinnig humanist en ik heb daar toen niets aan gehad! Geen troost, geen soelaas, geen ondersteuning, geen hulp. Noppes. Nada. Ik heb wel dingen gevonden in het taoïsme. Daaraan heb ik mij gelukkig kunnen optrekken.” Straf, hé? Er is wellicht iets van aan. Een vrijzinnig humanist heeft niet een bepaalde levensstijl, niet een bepaalde kledij, niet bepaalde alledaagse rituelen, niet bepaalde woorden of klanken waarop hij kan terugvallen, niet een bepaalde plek om te ‘schuilen’, niet bepaalde ‘wijze woorden’ of Grote Antwoorden, niet bepaalde levens‐tools,… Als hij valt, wie of wat vangt hem op? Hij staat er op die momenten eigenlijk nogal alleen en bloot voor. Heeft het vrijzinnig humanisme een antwoord op de existentiële levensvragen van de mens of moeten we ook hier, uit noodzaak (lees: gebrek) verwijzen naar literaire verhalen of essays, zoals die van Michel de Montaigne? Een blinde vlek? 5° Die vrijzinnig humanisten toch. Akkoord, het zijn enkelingen, individualisten, vrijdenkers, onafhankelijken,… mooi zo, en sterk. Ze zijn ook nogal veel bezig met onderwerpen die vooral enkelingen aanbelangen. Neem nu abortus, euthanasie, zelfdoding, draagmoederschap en genetisch testen. Allemaal bio‐ethische thema’s die zeer belangrijk zijn, daar niet van. Het zijn stuk voor stuk toch individuele kwesties! Allez kom, wat overdreven gesteld. Bedenk het aantal suïcides per jaar in België alleen al. Te veel, en vooral, wie daarbij dan ook geen antwoorden te geven heeft, wie enkel kan zeggen “Het is jouw keuze, jouw beslissing, jouw recht op zelfbeschikking. Je moet het zelf uitmaken”, tja, die moet niet verwonderd zijn dat de grote massa niet storm loopt voor dat vrijzinnig humanisme. Die grote massa mensen met al hun mogelijkheden en beperkingen. Die soms humanist zijn en soms vrijzinnig zonder dat ze het zelf beseffen of benoemen. Het vrijzinnig humanisme richt zich blijkbaar niet tot de massa. Een blinde vlek? Of een onvermijdelijk gevolg? Of is het dat heel veel mensen er zich eigenlijk al in terugvinden maar het zelf niet zo verwoorden? 6° Nemen we de grotere politiek‐sociaal‐economische problemen of fenomenen zoals de milieucrisis, de financiële crisis, de schandelijke uitwassen in de banksector, de uitholling van de parlementaire democratie, de protestbewegingen zoals de 15 mei
94
beweging van de ‘Indignados’ (‘verontwaardigden’) en ‘Occupy Wall Street’, de nieuwe sociale bewegingen zoals de transitiebeweging en de G‐1000, de privacyproblemen, het tekort aan deftig werk, de stijgende armoede, de mensenhandel, de migratie, de voedselspeculatie, het veiligheidsaspect, de gijzeling van hele staten en landen door multinationals en holdingen, de afbrokkeling van de sociale cohesie op het terrein, de kloof tussen rijk en arm, alternatieve werkvormen in de sociale en informele economie (bv. letsen, coachsurfen, autodelen, plukboerderijen, buurtruilen, lokale munten in ‘Transition Towns’,...). Waar zitten de vrijzinnig humanisten dan? Waar zit onze verontwaardiging? Wat zegt het vrijzinnig humanisme over bijvoorbeeld zinvolle arbeid, asiel en migratie en herverdeling van rijkdom en kapitaal? Wat stelt een levensbeschouwing voor als die te weinig ‘geaard’ zou zijn in de grond, in de bodem, in het slijk der aarde, in de materie, in het lichaam, in zuiver water en propere lucht, in het eten en drinken van Jan en alleman, in het leven zoals het is? Zijn we nog voldoende verontwaardigd over de grote problemen en onrechtvaardigheden in de wereld? Maken we werkelijk onze handen nog wel genoeg vuil? Een blinde vlek? 7° Vrijzinnig humanisten worden soms al eens verweten ‘domme atheïsten’, ‘arrogante vrijzinnigen’ of ‘grote gelijkhebbers’ te zijn. Ze zijn dan ‘zo vol van hun overtuiging’ (bijvoorbeeld: “God bestaat niet.”, “De gedachten zijn vrij.”, “Elk mens kan over zichzelf beschikken.”) dat ze zelf bijna vervallen in dogmatisch denken. Dat is meteen een ‘contradictio in terminis’ (tegenstelling in de begrippen zelf): een vrijzinnig humanist kan immers per definitie geen dogmaticus zijn want hij moet daar eigenlijk, vanuit zijn eigen levensbeschouwing, tegen zijn, op zijn hoede voor zijn. Vanzelfsprekend duidt dit op het verschil tussen theorie en praktijk: je weet theoretisch hoe je moet handelen maar in de praktijk hou je je daar zelf niet altijd aan. Een blinde vlek? 8° Het rationalisme, of minstens de klemtoon op de redelijkheid, de ratio, speelt een grote rol binnen het vrijzinnig humanisme. Is het zo verstandig om te denken dat mensen rationele wezens zijn? Of is het meer een wens‐denken: mensen kunnen rationele wezens zijn maar dienen daar naar te streven. Het is evident dat mensen niet altijd rationeel zijn, dat ze allerlei niet‐rationele beweegredenen hebben, dat ze goedgelovig zijn, dat ze makkelijk
95
verleidbaar zijn, dat ze om de tuin worden geleid en zwaar worden beïnvloed door hun omgeving zonder dat ze het beseffen, dat hun hersenen hen soms gewoon dingen wijs maken of iets laten zien dat er gewoon niet is, dat ze leugen en illusie als waar aannemen, dat ze de waarheid soms zelf verdoezelen of verdringen,… Hoe sta je als rationalist tegenover dit gegeven? Hoe ga je als rationele levensbeschouwing om met het a‐ of irrationele, met creativiteit, met fantasie, met emotie, met het kunstzinnige? Een blinde vlek? 9e Echte solidariteit, belangeloze inzet voor anderen in de samenleving, bijvoorbeeld voor (kans)armen, achtergestelden, sociaal‐zwakkeren, alleenstaanden, ouderen, gehandicapten, zieken, langdurig werklozen, … of belangeloze inzet voor het milieu, de vrede, ontwikkelingssamenwerking, dierenrechten, mensenrechten,… ook vrijzinnig humanisten zetten zich hiervoor in. Toch hebben we het gevoel dat het iets meer mag zijn, toch vanuit de georganiseerde vrijzinnigheid. Of is het toch niet echt ons ding? Praktisch humanisme in daden omgezet, zeer concreet, zeer dicht bij de grond, zeer dicht bij mensen die het nodig hebben, bij een samenleving die het nodig heeft, bij een aarde die het nodig heeft, voorbij het abstracte intellectuele discours? Een blinde vlek? 10e Vrijzinnig zijn betekent altijd en overal vrij van zinnen zijn, vrij van gedachten, vrij in doen en laten, en dus kritisch naar bijvoorbeeld mainstream denken en handelen. In hoeverre zijn vrijzinnig humanisten nog echt bezig met ‘grondslagenkritiek’? Stellen wij nog voldoende het bestaande economisch bestel in vraag? Houden wij nog voldoende het burgerlijk‐morele discours tegen het licht? Geloven wij echt zelf nog in het parlementaire democratiebestel? Stellen we nog wel de juiste pertinente fundamentele vragen als het gaat over wetenschap, kapitaal, vrede, godsdienst, voeding, ecologie, burgerschap, gezondheid, mediamacht,… Met andere woorden, denken we nog voldoende in termen van ‘alternatieve grote verhalen? Een blinde vlek? OK, dat hebben we dan gehad. Wie blinde vlekken opsomt, die kan ook eens kijken naar de toekomst en zien welke uitdagingen er daar liggen. Uitdagingen hebben te maken met de toekomst van de eigen vereniging en met de vrijzinnig humanistische gemeenschap in het
96
algemeen, in functie van de verdere humanisering van de samenleving. Vraag is wat er daarbij relevant is voor het vrijzinnig humanisme en op welke manier we, in netwerkvorming, levensbeschouwelijk en/of ethisch een zeg daarover kunnen of moeten doen, en ernaar handelen. Een lijstje van mogelijke uitdagingen, met als leidraad telkens de gulden regel ‘Think global, act local’: Armoede: we stellen dat armoede niet moet; armoede is een onrecht en kan verholpen worden als we maar willen. Buurt: we zorgen in onze eigen buurt concreet voor een warme, groene en buurvriendelijke gemeenschap. Crisis: de financiële crisis wijst op ontoelaatbare praktijken van speculanten op de financiële markten; pleiten vrijzinnig humanisten mee voor bijvoorbeeld ethisch bankieren en een ‘tobintaks’, en wanneer richten we mee een spaarbank op die er is voor de mensen en ondersteunen we een scheiding tussen een spaarbank en een zakenbank? Duurzaamheid: we bepleiten mee de ontwikkeling van duurzame energie en geven zelf het voorbeeld zowel als organisatie als in private kring. Economie: we wijzen op de grenzen/uitwassen van de neo‐liberale kapitalistische economie en pleiten voor alternatieve vormen zoals de coöperatieve onderneming, de informele economie, de economie van het genoeg, de kleinschalige lokale initiatieven zoals boerenmarkten, zelfoogstboerderijen en autodelen. Financiën: we dienen mee de kloof tussen superrijken en superarmen asap te dichten en op te komen tegen de graaicultuur; we ondersteunen ‘complementaire munten’ zoals de Torekes in Gent, wijk Rabot‐Blaisantvest. Godsdienst: we stellen religieuze groeperingen die in opmars zijn, zoals de pinksterbeweging, en die mogelijks misbruik maken van de goedgelovigheid en naïviteit van hun volgelingen, aan de kaak; we bestrijden godsdienstig extremisme, fanatisme en fundamentalisme; we dragen een ethiek uit die gebaseerd is op rede en niet op geloof. Humanisering: we dragen een seculier humanisme uit gebaseerd op gedeelde universele waarden en normen; we springen concreet in de bres voor de zwakkeren in de samenleving. Informatie: we vechten tegen desinformatie en propaganda en komen op voor een vrijere toegang tot informatie en voor een recht op correcte informatie.
97
Jobs: we maken mee werk van zinvolle jobs en van meer inspraak op de arbeidsplek. Kinderen: we maken nu werk van een leefbare en liefdevolle wereld zodat onze kinderen het later beter hebben dan wij; we bestrijden kindermishandeling en kindermisbruik op alle vlakken. Leren: levenslang en ‐breed en ‐diep leren doen we al maar vullen aan met leren nadenken, leren (zelf)kritisch zijn, leren filosoferen, leren redeneren, leren discussiëren en leren onderhandelen. Milieu: we maken zelf concreet onze ecologische voetafdruk 50% kleiner dan het nationaal gemiddelde en komen wereldwijd op voor bindende afspraken rond het tegengaan van de klimaatopwarming. Nieuwkomers: we helpen mee om nieuwkomers te integreren in de samenleving op basis van een transparant en realistisch migratiebeleid. Overbevolking: we roepen op tot één of andere vorm van geboortebeperking want er is een exponentiële groei van de wereldbevolking bezig die mee aan de basis ligt van voedseltekorten, milieuproblemen, armoede, afvalproductie en migratie. Politiek: het politieke bewustzijn, denken en handelen van de gewone burger mee helpen vorm en inhoud geven via opvoeding, onderwijs, vorming en lokale ervaring in functie van een actief en creatief burgerschap aan de basis in de samenleving. Queeriness: we komen op voor gelijke rechten voor holebi’s, transgenders en al wie zich niet kan vinden in het beperkende duale patroon van ‘man’ of ‘vrouw’. Radicalisering: we gaan in tegen elke vorm van ideologische en gewelddadige radicalisering, of die nu te maken heeft met economie, godsdienst, sport of een andere maatschappelijke tak. Seks: onze seksuele moraal is losgekoppeld van de voortplanting maar hoe staat het daarmee in de rest van de wereld, levensbeschouwelijk gezien? We pleiten voor prostitutie maar zijn tegen mensenhandel. Transitie: in deze sociaal‐economische overgangsperiode geven we zelf het voorbeeld door minder te consumeren, meer het openbaar vervoer te nemen en meer spullen en talenten uit te wisselen. Universalisering: we zijn ervan overtuigd dat waarden zoals de gelijkheid tussen man en vrouw, de lichamelijke en geestelijke integriteit van elk mens, de vrijheid van meningsuiting,
98
het ‘iedereen is gelijk voor de wet’, de scheiding van kerk en staat inderdaad universaliseerbaar zijn en we handelen daar dan ook naar. Vrede: vrede uitdragen zit in de kleine dingen des levens, de voorwaarden tot vrede zitten in het hoofd maar ook in materiële omstandigheden; we maken er mee werk van en geven het voorbeeld. Wonen: mee oproepen voor betaalbare en gezinsvriendelijke woningen en mee alternatieve woonoplossingen ondersteunen, zoals co‐housing, kangoeroe‐wonen, coöperatief wonen… Xenofobie: we komen op voor een diverse en inclusieve samenleving en roepen alle gemeenschappen en minderheden op om samen de basiswaarden van onze samenleving in de praktijk te brengen, over alle culturele en religieuze verschillen heen. Zinverlies: we stellen mensen in staat en reiken hen concrete instrumenten aan om zelf meer zingevend te handelen en te leven.
99
7. Humanisme, omschrijving en historische wortels ‘Humanisme’ is de levensbeschouwing die de mens en de mensheid als doel en basis van alle streven ziet, in de context van en met respect voor natuur en aarde, en die steunt op waarden als menselijke waardigheid, vrijheid en verantwoordelijkheid, gelijkwaardigheid van man en vrouw, verdraagzaamheid, emancipatie en solidariteit. Als doel van het menselijk streven staat dus uitdrukkelijk niet een doel dat buiten dit menselijk leven zou liggen. Zeer kort gezegd staat het (moderne) humanisme voor ‘zelfbestemming in verbinding’: hoe kan de mens zijn leven zinvol vorm geven, in relatie tot de ander en de natuur, in functie van het goede leven en het goede samen‐leven? Het woord ‘humanisme’ is afgeleid van ‘humanus’ (Latijn voor ‘menselijk’) en ‘humanitas’ (‘humaniteit’ of ‘menselijkheid’). Dat Latijnse woord humanitas is ingevoerd door de Romeinse schrijver, redenaar, filosoof en politicus Marcus Tullius Cicero. In verschillende andere culturele tradities (zoals boeddhisme, christendom, islam) treffen we ook humanistische tendenzen en aspecten aan. Leo Apostel stelde (in: Apostel, 1963) de volgende zes grondhoudingen voor als cruciaal voor het humanisme in het algemeen: menselijke waardigheid, menselijke autonomie, menselijke autofinaliteit, menselijke solidariteit, menselijke individualiteit en menselijke eenheid. Er zijn ook verschillende soorten humanismen te onderscheiden. Apostel somt (in: Apostel, 1963) volgende lijst op: het klassiek humanisme, het wetenschappelijk humanisme (waaronder het biologisch humanisme van Julian Huxley en het analytisch humanisme van Bertrand Russell), het existentieel humanisme (van Karl Jaspers, Martin Heidegger, Jean‐Paul Sartre), het Marxistisch humanisme, het religieus humanisme. Een hedendaags maar minder bekend voorbeeld trouwens van religieus humanisme is bijvoorbeeld het alevitisme (vb. de Alevieten gemeenschap van Heusden‐Zolder). Voor Alevieten staat de mens centraal en staan liefde, tolerantie en respect voor de medemens ook centraal. We citeren ook nog een ander overzicht: “Het evolutionair humanisme knoopt aan bij de biologische uitzonderlijkheid van de mens
100
met zijn begripsmatig denken (Julian Sorell Huxley). Het psychologisch humanisme beklemtoont de menselijke creativiteit in samenhang met medemensen als een voorwaarde voor geestelijke gezondheid (Erich Pinchas Fromm). Het sociaal humanisme ziet mens, gemeenschap en natuur in een samenhangend geheel en beoogt de integratie van alle drie (Mahabendra Nath Roy). Marxistisch humanisme vindt zijn uitgangspunt in de vervreemding van de mens van zichzelf en anderen en stelt een praxis aan de orde waarin persoonlijke gevoelens en maatschappelijke werkelijkheid samenvloeien (Adam Schaff). Het wetenschappelijk (wijsgerig) humanisme vertrouwt op de menselijke ontplooiings‐ mogelijkheden door gebruik te maken van de resultaten en methoden van de wetenschap (John Dewey). Ook het rationalisme en het logisch‐positivisme geven aanleiding tot een empirisch georiënteerd humanisme (H.J. Blackham). Andere humanisten oriënteren zich op de kantiaanse ethiek (Felix Adler) of op het moderne existentialisme (Jean‐Paul Sartre, Karl Jaspers).” (bron: http://home.zonnet.nl/daanmok/Onderwijs/Tijdloze%20thema's/Humanisme.html ) De algemene basis van het humanisme kunnen we met drie aspecten omschrijven, min of meer met de woorden van Tzvetan Todorov (° 1939), de Bulgaars‐Franse filosoof en literatuurtheoreticus: 1° de individuele autonomie, vrijheid en dus individuele zelfbeschikking (het ik); 2° het sociaal zijn van de mens gericht op de unieke en onvervangbare andere (het ik en jij); 3° de gelijk(waardig)heid van alle mensen (het wij = zij). Alle drie worden opgevat als iets dat reeds gegeven is (descriptief) en als iets dat ook wenselijk is (normatief). De historische wortels van het humanisme in onze cultuur gaan, naar ons gevoel, terug tot de Grieks‐Romeinse periode vanaf de 6de eeuw voor onze tijdrekening. De centrale humanistische ethische leefregel ‘Behandel anderen zoals je zelf door hen behandeld wil worden’ (de ‘gulden regel’) kwam uit de voorafgaandelijke oosterse wijsgerige traditie (cf. Confucius, 551 – 479 v.o.t., Chinees wijsgeer: “Wat je zelf niet wenst, doe dat niet aan anderen.” en het zeer humanistische: “Alle mensen zijn hetzelfde. Het zijn slechts hun gebruiken die verschillen.”). De Griekse filosoof Socrates (470‐399 v.o.t.) wordt beschouwd als de grondlegger van het westers humanisme. Zijn studieobject was immers vooral de
101
mens zelf met zijn denken, handelen en moraal (niet de natuur, zoals bij zijn voorgangers de ‘natuurfilosofen’ of de ‘pre‐socratici’). Hij stelde de mens vragen om hem te dwingen na te denken over zijn eigen handelen want zijn lijfspreuk was: “Een leven zonder zelfonderzoek is het niet waard geleefd te worden.” Ook de Griekse filosofische school van de Stoa (stoïcisme), met grondlegger Zeno van Citium (334‐264 v.o.t.) was invloedrijk voor het humanisme: de idee van de ideale en wijze mens; de overtuiging dat alles lichaam of materie is; de gerichtheid op ervaring, proces en verandering; de menselijke ziel/geest als onbeschreven blad papier (‘tabula rasa’); de klemtoon op opvoeding en ontwikkeling. Romeinse stoïcijnse filosofen als Cicero (106‐43 v.o.t.) en Seneca de Jongere (3 v.o.t. ‐ 65 n.o.t.) legden de klemtoon op het ideaal van de menselijkheid, de gelijkheid van mensen en op de praktijk van het leven in harmonie met rede en natuur. De figuur van Jezus van Nazareth wordt soms ook als de ‘vader van het (christelijk) humanisme’ beschouwd. Hij predikte vrijheid, gelijkheid en broederlijkheid, kwam op voor de armen, pleitte voor ‘delen’. In de Renaissance (vanaf de 14de eeuw in Italië ontstaan, in de 15de en 16de eeuw verspreid over zowat heel Europa) werd pas de term humanisme echt ‘uitgevonden’. Grondlegger van het renaissance‐humanisme was de Italiaan Francesco Petrarca (1304‐1374), dichter en prozaschrijver. Door zijn herontdekking van klassieke teksten (Cicero’s brieven aan Atticus) verwierf hij de titel van 'vader van de humanistische beweging’. Het renaissance‐humanisme was een intellectuele beweging, met centrum in Firenze, die de klemtoon legde op humaniteit, onderwijs, ontwikkeling, talenkennis, letterkunde. Voornaamste bronnen waren de Griekse en Romeinse teksten uit de klassieke oudheid, de antieke beschaving. Een andere bekende Italiaanse renaissance‐humanist is Giovanni Pico della Mirandola (1463‐1494), met zijn belangrijk werk ‘Oratie over de waardigheid van de mens’, dat handelt over menselijke waardigheid, over de eenheid van waarheid, over menselijk weten,… Het moderne humanisme bergt de oudere vormen van humanisme in zich, concentreert zich ook op de zelfontplooiing van de mens, wordt hoofdzakelijk a‐religieus en stelt de menselijke waardigheid, vrijheid en persoonlijkheid voorop. Het neemt de grote lijnen van de Verlichting (17de‐18de eeuw), pijler van de Westerse beschaving, met zich mee. Twee lijnen zijn daarin belangrijk. De kritische lijn ging in tegen het geïnstitutionaliseerde geloof, het goddelijk gezag, de monarchie, het despotisme en de onredelijkheid in het algemeen. De
102
constructieve lijn zoekt betrouwbare kennis in de wetenschap, werkt aan nieuwe samenlevingsvormen voor politiek en staat, legt o.a. klemtonen op rechtvaardigheid, vrijheid, gelijkheid, feminisme, secularisering, burgerrechten en democratie. Belangrijke figuren uit de 17de eeuw zijn de Franse filosoof René Descartes (1596‐1650) (“Je pense donc je suis” ofwel “Cogito, ergo sum”) en de Nederlandse filosoof Baruch Spinoza (1632‐1677) (“De bijbel is mensenwerk”). Beide hechten zeer veel belang aan de rede als (enige) bron van kennis en waarheid. Humanisme wordt de basis van het 17de eeuwse onderwijs. In de 19de eeuw zijn diverse personen cruciaal geweest voor de verdere ontwikkeling van het humanisme. Charles Darwin (1809‐1882) bijvoorbeeld toonde met zijn evolutietheorie aan dat de verschillende levensvormen op aarde een product zijn van evolutie (en dus niet van schepping) en dat die evolutie wordt gedreven door natuurlijke selectie. De Duitse filosoof Ludwig Feuerbach (1804‐1872) stelde dat godsdienst een schepping en projectie van de menselijke geest is en dat streven naar geluk een cruciaal principe voor de mens is. Volgens het socialisme van Karl Marx (1818‐1883) is een (mens)waardig bestaan pas mogelijk in een menselijke en rechtvaardige samenleving. In de 20ste eeuw dient het existentialisme van filosofen als Jean‐Paul Sartre (1905‐1980) en Albert Camus (1913‐1960) vermeld te worden. Die filosofische en literaire stroming stelt de individuele vrijheid, verantwoordelijkheid en subjectiviteit voorop. De visie van Sartre stelt dat “l’existence précède l’essence” (“het bestaan gaat het wezen vooraf”): de mens is er in de eerste plaats, hij wordt geboren en bestaat; daarna pas zal/kan/moet hij zijn wezen, zijn eigen zijnde invulling geven, zijn eigen leven zin geven. De eerste helft van de 20ste eeuw werd gekenmerkt door de twee wereldoorlogen. Deze periode van immense ont‐menselijking of de‐humanisering mondde in de jaren ’40 van vorige eeuw uit in een nieuwe klemtoon op het humanisme en in de oprichting van verschillende (vrijzinnig‐)humanistische organisaties. In 1945 bijvoorbeeld wordt in Nederland ‘Humanitas’ opgericht en in 1946 wordt het ‘Humanistisch Verbond’ gesticht. In 1948 wordt door de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties de ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ aangenomen. In 1951 wordt in België het
103
‘Humanistisch Verbond’ gesticht. In 1952 wordt te Amsterdam de ‘International Humanist and Ethical Union’ opgericht. In 1990 dan volgde de oprichting van de ‘European Humanist Federation’.
104
8. Vrijzinnigheid, omschrijving en historische wortels ‘Vrijzinnigheid’ staat, in strikte zin, voor de houding en methode van vrij denken, vrij onderzoek en vrij spreken/handelen. ‘Vrij’ in de zin van ‘liberaal’, ‘vrij tot’ (positieve vrijheid) en van ‘open, ondogmatisch en rationeel’. ‘Vrijdenkerij’ zegt in die zin beter wat er met vrijzinnigheid wordt bedoeld. Door de toegenomen ontvoogding en emancipatie wordt vrijzinnigheid minder begrepen in de zin van ‘bevrijd van, los van’ (negatieve vrijheid). Niet voor niets dan ook dat de Humanistisch‐Vrijzinnige Vereniging als baseline ‘Vrij denken en doen’ gebruikt. We onderschrijven dan ook de kennistheoretische insteek van Diderik Batens aangaande vrijzinnigheid (in Grondslagen vrijzinnig humanisme, Chr. Van Kerckhove (red.), HVD, 1997, p. 75): “Eén punt wil ik er in het bijzonder uitlichten: dat vrijzinnig zijn erop neerkomt een kennistheoretisch standpunt (traditioneel ‘Vrij Onderzoek’ of ‘anti‐dogmatisme’ genoemd) te onderschrijven en zich overeenkomstig dat standpunt te gedragen. Ik poogde dat te verduidelijken met de woorden: ‘Zich gedragen overeenkomstig dat standpunt komt erop neer dat men (i) zoekt naar zo goed mogelijke methoden om kennisinhouden te vinden, te selecteren en te aanvaarden, (ii) deze methoden zo goed mogelijk toepast, in de eerste plaats op de meest centrale vragen, (iii) zowel cognitief als emotief de resultaten aanvaardt die men op deze manier bekomt.’ Vrijzinnigheid is niet zozeer een kwestie van waarden, als een kennistheoretisch standpunt. Dit standpunt is niet vrijblijvend: vrijzinnig zijn veronderstelt dat men handelt overeenkomstig zijn beste opvattingen en veronderstelt onder meer dat men bepaalde gevoelens heeft.” In principe heeft vrijzinnigheid dus niet noodzakelijk iets te maken met geloof of ongeloof, kerk of godsdienst, maar wel alles met vrijheid en openheid van denken en handelen, en met voortdurend kritisch zijn ten opzichte van het gangbare denken en handelen. Vrij denken gebeurt immers niet in het ijle, wel in een context. Historisch is het dan ook zo dat vrijzinnigheid veelal de houding is geweest van de ‘oppositie’, van diegene die niet zomaar
105
de gangbare meningen volgde. Als gevolg of effect van dat vrije denken kan (en zal?) een vrijzinnige doorgaans ook een criticus van kerk en geloof, een ketter, een agnost, een ongelovige of een atheïst zijn. Dat belet niet dat de term ‘vrijzinnigheid’ in Vlaanderen ook gekoppeld wordt aan open, ongebonden en vrij, lees ‘ondogmatisch’ denken, en dus toch ook betrekking heeft op godsdienst. Vrijzinnigen bijvoorbeeld stellen: “Geen dogma’s!” In de volksmond wordt in feite onder het woord ‘vrijzinnig’ in Vlaanderen dan ook gewoonweg ‘ongelovig’ verstaan. Anderzijds hebben we in Nederland het ‘vrijzinnig protestantisme’, een stroming van liberale, niet orthodoxe christenen die hun geloof in sterke mate laten meebepalen door de eigentijdse cultuur. Voorbeeld is de ‘Vrijzinnige Geloofsgemeenschap Nederlandse Protestanten Bond’, een kerkgenootschap met een zestigtal afdelingen die ofwel het religieus humanisme ofwel het vrijzinnig christendom als uitgangspunt nemen. Met andere woorden: vrijzinnigheid als methode doet zich voor zowel binnen als buiten kerkelijke, religieuze of godsdienstige kaders. Er bestaan dus vrijzinnige moslims, vrijzinnige christenen, vrijzinnige joden, vrijzinnige protestanten… naast vrijzinnige humanisten. Binnen de islamitische traditie bijvoorbeeld is ‘vrijdenkerij’ of ‘vrijgeesterij’ gekend vanaf de 8ste eeuw, onder de term ‘zandaqa’. Die vrijdenkers of ‘zanadiqa’ waren wel ketters maar nog geen atheïsten. Toch werden ze door traditionalisten vaak beschouwd als ongelovigen en zelfs verraders. De Katharen bijvoorbeeld (vooral rond 1150‐1250) waren zeker diep‐gelovige gnostische christenen, die op een ‘vrij‐zinnige’, ‘vrij‐denkende’ manier de Bijbelteksten (her)interpreteerden, en zo tot andere geloofspunten kwamen dan de mainstream binnen de Rooms‐Katholieke Kerk. Zij vormden de ‘ware christelijke kerk’, als aanhangers van de gnostiek (een vroeg‐christelijke stroming die mystieke kennis over mens en werkelijkheid aannam in plaats van geloof). De vele verschijningsvormen van vrijzinnigheid of vrijdenkerij duiden er met andere woorden op dat interpretaties van en discussies over ‘de leer’ (welke dan ook, religieus of niet), inclusief onderscheid tussen de ‘ware’ en de ‘verkeerde’, van alle plaatsen en van alle tijden zijn. Een belangrijke les voor alle vrijdenkers…. In ruimere zin kunnen we vrijzinnigheid in Vlaanderen beschouwen als een niet‐ confessionele levensbeschouwing die gekenmerkt wordt door vrijheid van denken, handelen
106
en spreken, door zelfbeschikking, kritische zin en open geest, door het blijven zoeken naar waarheid, het belang hechten aan correcte informatie, door dialoog en discussie. Veel vrijzinnigen zijn atheïst omdat ze na ‘vrij onderzoek’, na eigen ‘vrij denken’ tot de vaststelling komen dat geloof niets voor hen is of dat godsdienst eigenlijk ‘zever’ is, in het beste geval een psychologische projectie van de mens (cf. Ludwig Feuerbach, 1804‐1872, vader van het moderne seculiere denken: de mens raakte van zichzelf vervreemd toen hij God schiep). Ongelovigheid of atheïsme dus als effect of resultaat van een vrijzinnige houding. Als alternatieve term voor vrijzinnig en vrijzinnigheid, in de strikte zin van het woord, worden dus de termen ‘vrijdenkend’ en ‘vrijdenkerij’ gebruikt. Zeker in Nederland staat vrijdenkerij volledig los van de Nederlandse confessionele ‘vrijzinnigheid’. Vrijdenkerij komt in het Engels overeen met ‘freethought’ of ‘freethinking’, in het Frans met ‘libre pensée’ en in het Duits met ‘Freigeist’. Het slaat op het filosofisch, kennistheoretisch uitgangspunt dat ‘meningen’ gebaseerd dienen te worden op rede (‘logos’: woord, gedachte, rede), wetenschap en logica, en niet mogen beïnvloed worden door traditie, gezag of dogma, en dat ‘interpretaties’ dus van leringen of geloofstelsels ten allen tijde vrij en open zijn. Hier komen vrijzinnigheid/vrijdenkerij en vrij onderzoek samen: wat betreft het nagaan van wat waar of onwaar is, wordt enkel de rede als middel en criterium daartoe aanvaard, en niet bijvoorbeeld traditie, geloof, dogma, autoriteit, openbaring,… De historische wortels van ‘vrijzinnigheid’ in de zin van ‘vrijdenkerij’ in ons cultureel kader gaan terug tot figuren als Thales van Milete (ca 624‐ ca 545 v.o.t., natuurfilosoof), Xenophanes van Colophon (560‐ca 478 v.o.t., dichter en filosoof), en Heracleitos van Epheze (ongeveer 540‐480 v.o.t., natuurfilosoof). Dat cultureel kader was er één van mythologie: dichters als Homeros en Hesiodos (8ste eeuw v.o.t.) verhaalden over de Griekse godenwereld, overgeleverde heldensagen en mythische vertellingen. In de ‘Theogonia’ bijvoorbeeld werkte Hesiodos een godengenealogie (stamboom van goden) uit en dus een heus ‘wereldbeeld’, dat gebaseerd was op de godenwereld van Homeros. De Griekse mythologie (‘mythos’: gesproken woord, verhaal, vertelling) gaf de oude Grieken ‘verklaringen’ voor het ontstaan en de werking van de wereld, de hemellichamen, de mensen, de goden, het kwaad en ziekten, natuurverschijnselen en de vier oerelementen
107
aarde, water, vuur en lucht. Ze vormde de basis van het geloof en het denken maar was in feite niet veel meer dan een ‘antropomorfische’ (‘gevormd naar het beeld van de mens’) voorstelling. De natuurfilosofen brachten daar geleidelijk maar radicaal verandering in. Stilaan werd ‘mythos’ vervangen door ‘logos’. Van Thales wordt gezegd dat hij een zonsverduistering kon voorspellen. Hij hechtte veel belang aan het gebruik van argumenten, aan het object van studie zelf (bv. het universum: wat zegt het ons feitelijk zelf?; klemtoon dus op eigen waarneming) en aan de zoektocht naar het beginsel van iets. Daarmee is hij de grondlegger van het ‘reductionisme’: complexe verschijnselen herleiden tot eenvoudigere zaken om zo tot een beter begrip ervan te komen. Xenophanes zei dat de mens voorzichtig moest zijn met het claimen van zekere kennis. Hij stelde dat kennis vergaren gebaseerd moest zijn op proefondervindelijk onderzoek: ‘empirisme’. Hiermee zette hij zich af tegen ‘bovennatuurlijke kennis’ en legde hij een fundament van de methodiek van de natuurwetenschappen. Hij lachte met Pythagoras (ca 572‐ca 500 v.o.t.) die in de zielsverhuizing geloofde. Hij bekritiseerde de goden zoals o.a. Homeros (Grieks dichter en zanger uit de 8ste eeuw v.o.t.) die antropomorfisch voorstelde. Hij deed bijvoorbeeld de zeer vrijdenkende en relativerende uitspraak: “….De stervelingen menen dat de goden verwekt zijn, evenals zij. Kleren, een stem en een gestalte hebben, evenals zij! Ja, als ossen, paarden en leeuwen handen hadden, en kunstwerken konden scheppen, zouden de paarden de goden afbeelden als paarden, de ossen als ossen, en hun lichamen afbeelden overeenkomstig hun eigen aard. De Ethiopiërs maken hun goden zwart met stompe neuzen; de Thraciërs zeggen dat hun goden blauwe ogen en blond haar hebben….”. Heracleitos stelde dat alles uit ‘vuur’ (energie) afkomstig was en dat alles ‘in wording’, ‘in stroming’ was. Alles verloopt volgens een bepaalde orde (‘logos’). Hij is bekend door zijn ‘leer van de eenheid van tegengestelden’. De wereld werd noch door goden noch door mensen gemaakt, aldus Heracleitos, maar was, is en zal altijd een eeuwig vuur zijn. Een bijzondere figuur nog was Protagoras van Abdera (ca 490 – 420 v.o.t.), Griekse sofist en agnost, en bekend van volgende ‘agnostische’ en ‘humanistische’ uitspraken:
108
“Van de goden weet ik niets: niet dat ze bestaan en evenmin dat ze niet bestaan." en "De mens is maat van alle dingen. Van de dingen die zijn wat ze zijn en van de dingen die niet zijn wat ze niet zijn." Andere vrijdenkers en atheïsten waren ook nog Diagoras, de Atheïst, van Melos (5de eeuw v.o.t.)(sprak zich uit tegen de orthodoxe religie, bekritiseerde de mysteriën van Eleusis en gooide eens een houten godsbeeld in het vuur, met de woorden dat die god maar een wonder moest doen om zichzelf te redden), Socrates (ca. 470 – 399 v.o.t.)(nam als leuze ‘ken u zelf’, ontwikkelde een methode als onderzoek naar fundamentele opvattingen, legde de basis van de dialectiek, hield zich als studieobject bezig met de mens, hechtte geen geloof aan goden en was een toonbeeld van morele onkreukbaarheid), Democritos van Abdera (ca. 470/460 – 390/380 v.o.t.)(stelde dat alles wat bestaat is opgebouwd uit ondeelbare atomen die doelloos in de ruimte rondzwerven en onderling toevallig botsen, verdeelde de hemel in een noordelijk en zuidelijk halfrond en zei dat de interpretaties van zintuiglijke indrukken soms fout zijn), Epicuros (341 – 270 v.o.t.)(volgde de atoomtheorie en verwees de idee van een schepping, van onsterfelijkheid en van doelgerichtheid in de natuur naar de vuilbak, sprak over de dood als iets dat ons niet aanbelangt want wij zelf zijn er niet meer als de dood er is, en hield een pleidooi voor een goed leven met mate in het genot) en Titus Lucretius Carus (ca. 99 – ca. 55 v.o.t.)(zette als dichter de wetenschappelijke bevindingen en ontdekkingen van de Grieken in verzen op papier en schreef De Rerum Natura waarin hij de levensvisie van Epicuros uit de doeken doet en bepleit). In de middeleeuwen regeren in onze contreien kerk en geloof, hoewel heidense geloofspraktijken nog zeer sterk aanwezig waren. Volksgeloof, hekserij, bijgeloof, natuurgeneeskunde, (zwarte en witte) magie,... elk dorp had wel zijn ‘speciale’ figuur. Vrij denken binnen de kerk kwam ook voor. De Ierse theoloog Johannes Scotus Eriugena (ca. 815 – ca. 877) bijvoorbeeld was gekend voor zijn ‘vrije speculatie’ over het universum. Hij gebruikte dialectiek en logica, dialoog en syllogisme in zijn onderzoek. Bij hem is de filosofie geen dienstmaagd van de theologie. De filosofie en de rede staan boven gezag en religie, hoewel hij ze later ook wel weer gelijkstelt. We dienen ook bijvoorbeeld te kijken naar de islamitische ‘zandaqa’ of vrijdenkerij met een figuur als Abu Bakr Muhammad Zakariya al‐
109
Razi (865‐952): arts, empirist, rationalist, humanist, a‐dogmaticus en agnost. Berengers de Tours (998‐1088) was een Franse theoloog, grammatica‐deskundige en dialecticus. Hij wantrouwde het kerkelijk gezag en werd beschuldigd van ketterij omdat hij de transsubstantiatie (de stelling dat brood en wijn tijdens de consecratie daadwerkelijk veranderen in het lichaam en het bloed van Christus via de uitgesproken formules) in vraag stelde. Christus, beweerde hij, is tijdens de mis wel aanwezig maar dan non sensualiter, sed intellectualiter (niet op een zintuiglijke manier maar op een symbolische manier). Berengers maakt zo een cruciaal onderscheid tussen wat reëel is en wat een teken van of verwijzing naar het reële is, tussen werkelijkheid en symboliek. Pierre Abélard (1079‐1142), Frans filosoof en theoloog, is niet alleen bekend omwille van zijn liefde voor Héloise maar ook omwille van zijn rationeel uitgangspunt van ‘rede’ en ‘twijfel’ inzake geloofskwesties: eerst begrijpen, dan pas geloven, verkondigde hij. Hij werd in de ban gedaan… Averroes (1126‐ 1198), islamitisch geleerde, jurist, arts, filosoof, Aristoteleskenner en ‘uomo universale’ (universele mens, ideaal uit de Renaissance; iemand die al zijn talenten en vaardigheden ontwikkelt in wetenschap, kunst, lichamelijkheid, ethiek,…; Leonardo da Vinci wordt beschouwd als een ‘uomo universale’) die stelde dat filosofie en godsdienst twee wegen zijn om tot waarheid te komen en dat het heelal eeuwig is, wat een probleem vormde voor de idee van de schepping door God. De vroegmoderne tijd wordt beschouwd als de periode van Renaissance en Reformatie. De kerk, met name de clerus, kreeg in de Renaissance (overgangsperiode tussen middeleeuwen en Nieuwe Tijd; van ca 1453 tot ca 1600) meer en meer kritiek te verduren, onder meer omwille van allerlei wangedrag van priesters en hogere geestelijken. Onder meer Erasmus van Rotterdam (1466‐1536), Nederlands priester, schrijver, theoloog, filosoof en humanist, nam de kerk op de korrel en schreef uit verontwaardiging over clericaal en ander wangedrag het bekende Lof der Zotheid. Daarnaast was bijvoorbeeld Michel de Montaigne (1533‐1592), Frans filosoof, schrijver en uitvinder van het essay, een vertolker van humanisme, scepticisme en vrij onderzoek. Zijn motto was ‘Que sais‐je?’ en zijn levenswerk (Essais) betrof een studie van de mensheid, meer specifiek zichzelf: een psychologische introspectie en een filosofische zelfkritiek. De Nederlandse Baruch Spinoza (1632‐1677) is natuurlijk de bekendste joodse vrijdenker: hij vond allerlei tegenstrijdigheden in de bijbel, achtte
110
wonderen in strijd met de rede en de natuurwetten, bekritiseerde de geopenbaarde godsdienst, geloofde niet in de onsterfelijkheid van de ziel en ijverde voor intellectuele en godsdienstige vrijheid. Door deze radicale opvattingen distantieerde hij zich van de joods‐ christelijke traditie. In 1656 werd hij uit de joodse gemeente gezet. Tijdens de Protestantse Reformatie (15de – 16de eeuw) werd de Katholieke Kerk van binnenuit zwaar bekritiseerd door figuren als Johannes Hus (1370‐1415, Bohemen), Maarten Luther (1483‐1546, Duitsland), Huldrych Zwingli (1484‐1531, Zwitserland) en Johannes Calvijn (1509‐1564, Frankrijk), in functie van een diepgaande hervorming (reformatie). Vooral de gnostische Katharen zijn bekend geweest als afwijkers van de centrale geloofsleer of de orthodoxe theologie. Vervolging en ketterprocessen door de Inquisitie waren het gevolg. Ketters als bijvoorbeeld Johannes Hus en Giordano Bruno (1548‐1600, Italiaans priester, vrijdenker en kosmoloog) eindigden op de brandstapel. De Europese heksenvervolgingen van 1450 tot 1750 kunnen ook beschouwd worden als een poging van de hogere geestelijkheid om de eenheid van het geloof te bewaren en ‘ketterij’ in de vorm van bijvoorbeeld hekserij – heksen, voorheen vrije onschuldige heidense kruidenvrouwtjes, werden vanaf eind 14de eeuw geacht een pact met de duivel, de anti‐christ, gesloten te hebben en werden op die manier ‘kerkelijke staatsvijanden nummer één’ – uit te bannen. In de Verlichting, ‘Eeuw van de Rede’, ‘Siècle des Lumières’, ongeveer 1650‐1789) culmineert de klemtoon op de rede in kritiek op (bij)geloof, machtsmisbruik en irrationaliteit, maar vooral in een pleidooi voor vrij en wetenschappelijk onderzoek, discussie en dialoog, intellectuele uitwisseling, ontwikkeling en vooruitgang, tolerantie en gelijkheid, rechtvaardigheid en democratie. De Franse filosoof, wiskundige en methodisch sceptcius René Descartes (1596‐1650) had het fundament gelegd voor de Verlichtingsidealen, met name voor het probleem van (wetenschappelijk) onderzoek en het ontstaan van (betrouwbare) kennis. Zijn methodische twijfel en zijn slotconclusie Cogito, ergo sum legt de vinger op de wonde: enkel het feit dat ik denk, geeft mij de volle zekerheid dat ik besta. De Verlichting (de vroege of de late, de kritische of de constructieve, de gematigde of de radicale) luidde de definitieve doorbraak in van het primaat van rede, wetenschappelijke kennis en secularisering op geloof en religie. Het was een intellectuele stroming in Engeland,
111
Schotland, Duitsland, Frankrijk en Nederland. Er zijn tal van Verlichtingsdenkers op te sommen, onder meer Pierre Bayle (Frankrijk, 1647‐1706): vrijdenker en bestrijder van bijgeloof; Denis Diderot (Frankrijk, 1713‐1784) en Jean Le Rond d’Alembert (Frankrijk, 1717‐ 1783): initiatiefnemers, redacteurs en medeauteurs van de Encyclopédie ou dictionnaire raisonné des sciences, des arts et des métiers; Paul Henry Thiry, baron d’Holbach (Duitsland, 1723‐1789): wetenschapper, materialistisch filosoof, runde gedurende tientallen jaren een filosofisch salon in Parijs. Ook figuren als Julien Offray de La Mettrie, Voltaire, Jean‐Jacques Rousseau, Jean Meslier, Claude Adrien Helvétius, Marquis de Condorcet, David Hume, John Locke, Mary Wollstonecraft, Thomas Paine, Baruch Spinoza, Franciscus van den Enden, Gottfried Wilhelm Leibniz, Moses Mendelssohn, Gotthold Ephraim Lessing,… Cruciaal figuur uit de 18de eeuw is natuurlijk de Duitse filosoof Immanuel Kant (1724‐1804), die zich de vraag stelde “Wat is verlichting?”. Zijn antwoord uit 1784, kortweg “Sapere aude!”, is intussen uitgegroeid tot het motto van de Verlichting, en van vrijzinnigheid in het algemeen. Voluit luidt de tekst: “Verlichting betekent dat de mens zijn door hemzelf veroorzaakte onmondigheid achter zich laat. Onmondigheid is het onvermogen je verstand te gebruiken zonder de leiding van een ander. Aan jezelf te wijten is deze onmondigheid wanneer de oorzaak ervan niet een gebrek aan verstand is, maar een gebrek aan vastberadenheid en aan moed om hier zonder andermans leiding gebruik van te maken. Sapere aude! ‘Heb de moed je eigen verstand te gebruiken!’ is dan ook het motto van de Verlichting.” (Bron: Berlinische Monatsschrift, Dezember 1984, vertaald uit het Duits) De Franse Revolutie van 1789 luidde het einde in van de monarchie, het ‘Ancien Régime’ en het feodale systeem en was het beginpunt van de Franse Republiek. De macht en privileges van adel en geestelijkheid werden eindelijk teruggedrongen. De Déclaration des Droits de l’Homme et du Citoyen van 26 augustus 1789 is een basistekst van vrijheid en democratie in 17 artikelen en berust op de vele denkbeelden uit de Verlichting. Deze verklaring lag aan de grondslag van de latere ‘Universele Verklaring van de Rechten van de Mens’ (VN, 10 december 1948) en van het ‘Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens
112
en de Fundamentele Vrijheden’, kortweg ‘Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens’ (EU, 1950). In de 19de eeuw zijn natuurlijk bekende vrijdenkers als Charles Darwin (1809‐1882, Engels bioloog: soorten evolueren via natuurlijke selectie), Karl Marx (1818‐1883, Duits econoom: menselijke arbeid wordt in het kapitalisme beschouwd als een waar en verliest daardoor zijn bevrediging) en Friedrich Nietzsche (1844‐1900, Duits filosoof: God is dood want de mens heeft hem vermoord) te noemen. Pas vanaf deze eeuw groeit het ‘vrijdenken’ ook uit tot een meer georganiseerde beweging. Het principe van ‘vrijheid van meningsuiting’ bijvoorbeeld, cruciaal voor vrijdenkers, werd in 1831 in de Belgische Grondwet verankerd. Historisch gezien werd met de 19de eeuwse vrijdenkersbeweging de basis gelegd voor de huidige Belgische georganiseerde vrijzinnigheid. We kunnen twee perioden onderscheiden. Periode van de vrijdenkers: 1830 ‐ WO II Na de euforie om het ontstaan van België verwaterde snel de aanvankelijke eensgezindheid tussen de katholieke en de liberale strekking. De deconfessionalisering zette zich met een steeds hogere snelheid verder. Steeds meer mensen bewogen zich dus buiten de traditionele katholieke 'zuil'. Bij sommigen van hen groeide de behoefte om samen te komen en aldus ontstonden de eerste zogenaamde ‘vrijdenkersbonden’, met als belangrijkste kenmerken: anti‐klerikalisme en rationalisme. We kunnen de verschillende verenigingen groeperen onder de noemer ‘vrijdenkersbeweging’. Daarmee wordt heel de zeer heterogene beweging van vrijdenkers bedoeld. Als we het in deze periode (en eigenlijk tot vlak voor WO II) hebben over ‘vrijzinnigen’, dan hebben we het eigenlijk over ‘vrijdenkers’. Onder deze bonden ontwikkelden zich twee stromingen die ook terug te vinden waren in het politieke leven: liberalen en socialisten. Er was weinig samenwerking tussen beide strekkingen, behalve tussen 1884 en 1914, toen er een homogeen katholieke regering was. Dit zette de beide strekkingen aan tot samenwerking met onder andere de oprichting van de zeer los gestructureerde Fédération Nationale des Sociétés de Libre Pensée, die beide soorten bonden overkoepelde. De twee oudste vrijdenkersorganisaties waren L'Affranchissement (1854) met onder meer Jan Pellering, en het afgesplitste Les Solidaires (1857), die zich vooral bezighielden met sociale studie, de organisatie van burgerlijke begrafenissen en de
113
uitbouw van een sociale dienstverlening. Daarna volgden het socialistische 'Le Peuple ‐ Association de la Démocratie militante' (1860) met onder meer César De Paepe, en het liberale La Libre Pensée (1863, gegroeid uit L'Affranchissement) met onder meer Cornelis Verbruggen, Frederic Thijs, Victor Arnould en François Haeck. Ter vergelijking in diezelfde periode voor Nederland: “Het boek Licht en schaduwbeelden (1854) van de arts en etnoloog Franz Junghuhn (1809‐1864) wordt gezien als het startschot van het ‘georganiseerde vrijdenken’ in Nederland. Vlak hierna – in 1855 – ontstaat het vrijdenkers‐tijdschrift De Dageraad en in 1856 wordt de vereniging De Dageraad opgericht. In de eerste jaren is het deïsme toonaangevend: God wordt gezien wordt als de schepper van natuurwetten. Geleidelijk, vanaf 1860‐65, word het atheïsme dominant.” (bron: http://www.humanistischecanon.nl/vrijdenken ) De jaren daarna was de topperiode van de vrijdenkersbewegingen in Vlaanderen en België met talloze verenigingen te lande. De hausse zou echter niet lang duren. Ten eerste was er de toenemende secularisering van de maatschappij, waardoor de vrijdenkersbonden als het ware hun functie verloren. Ten tweede groeiden de twee strekkingen terug uiteen als gevolg van de invoering van het algemeen meervoudig stemrecht, waardoor de socialistische partij veel populairder werd dan de liberale en de eersten hun eigen weg wilden gaan. Dit had ook zijn invloed op de samenwerking tussen de vrijdenkersbonden. Ten derde als gevolg van de uitbreiding van het kiespotentieel. De verschillende politieke partijen aasden daarbij op elkaars achterban, ook op de christelijke. De socialistische en liberale partij moesten dus iets doen aan hun antiklerikale imago en distantieerden zich daarom van de vrijdenkersbonden. Vele politici stapten uit de vrijdenkersbeweging en dit proces zette zich sterk door tijdens het Interbellum. De invloed van de vrijdenkersbonden nam zienderogen af en langzamerhand ontstond het landschap van de huidige vrijmetselaars. Georganiseerde vrijzinnigheid: WO II ‐ heden De tijd van de vrijdenkersbonden was voorbij en andere vrijzinnige initiatieven konden aan bod komen. Een nieuwe ontwikkeling werd ingezet na WO II: de georganiseerde vrijzinnigheid. Deze ontwikkeling begon met de oprichting van het Humanistisch Verbond (HV). HV ontstond in december 1951 in Antwerpen. Initiatiefnemers waren Robert Dille,
114
Lucien De Coninck en vooral Karel Cuypers, de invloedrijke eerste voorzitter van het Humanistisch Verbond en tevens de man die zijn naam gaf aan het ‘Vrijzinnig Ontmoetingscentrum Karel Cuypershuis’ te Antwerpen. Die initiatiefnemers hadden weinig of geen banden met de klassieke vrijdenkersbonden. HV was een a‐godsdienstige vereniging die de nadruk legde op verdraagzaamheid, vrijheid en kritisch denken. Het stond ook mee aan de wieg van de International Humanist and Ethical Union (IHEU) in 1952 en van de Unie Vrijzinnig Verenigingen (UVV/deMens.nu) in 1966/1971.
115
Bijlagen We geven twee bijlagen mee. De eerste bijlage is meteen een oproep aan de lezer: kruip in je pen en schrijf mee aan het vrijzinnig humanisme, opdat dit verhaal gevoed zou blijven worden. In de tweede bijlage vertellen we kort iets over het aantal vrijzinnig humanisten en over het aantal vrijzinnig humanistische organisaties in de wereld. Bijlage 1: ik schrijf mee aan het vrijzinnig humanisme! ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………………………………….
116
Bijlage 2: vrijzinnig humanisme in de wereld HVV telt zo’n 9.000 leden. Hoeveel vrijzinnig humanisten zijn er in België? Hoeveel zijn er wereldwijd? Wanneer ben je in feite vrijzinnig humanist? Geen gemakkelijke vragen want als er ‘levensbeschouwelijk’ geteld wordt of als er cijfers worden gepubliceerd, is de vraag op welke manier de gegevens werden verzameld, wie wat beweert over wie, welke categorieën en termen worden gebruikt en wat ermee bedoeld wordt. Bovendien zijn veel zogenaamde religies ‘niet‐theïstisch’ en/of niet‐confessioneel (bijvoorbeeld het boeddhisme, met ongeveer 370 miljoen aanhangers), of word je soms religieus genoemd gewoon omdat je geboren wordt in een gezin onder een bepaalde cultureel‐religieuze vlag (je wordt bijvoorbeeld gemakkelijk als moslim of jood beschouwd omdat je islamitische of joodse ouders hebt), of zijn sommige mensen onkerkelijk maar wel gelovig, religieus of spiritueel ingesteld, of maken ouders hun kinderen lid van een bepaalde godsdienst zonder dat zij dat zelf weten (bijvoorbeeld het dopen van baby’s in de katholieke kerk). Dit alles los van het feit dat, althans volgens de klassieke visie binnen de islam, elk kind wereldwijd van bij zijn of haar geboorte eigenlijk een… moslim is. Een bonte verscheidenheid van criteria en betekenissen dus bij die ‘telling’ of ‘aanhang’ want de één wordt gratis lid van de katholieke kerk zonder dat hij het weet, laat staan wenst (bv. via het doopsel), terwijl de ander bewust en vrij een bepaald lidmaatschapsgeld betaalt van een levensbeschouwelijke organisatie (bv. bij HVV). Hoe dan ook, een ding is zeker: er zijn diverse getallen in omloop. Wat het aantal ongelovigen, niet‐religieuzen, vrijzinnigen, humanisten en atheïsten betreft, lopen de cijfers dan ook uiteen. Enkele voorbeelden: a) Een zeer recent onderzoek bijvoorbeeld, volgens een artikel van 29 februari 2012, stelt het volgende: “Het percentage praktiserende katholieken is in België in tien jaar tijd fors afgenomen. Was in 2002 nog ruim 17 procent van de Belgen praktiserend katholiek, momenteel is dit nog 8,7 procent, zo blijkt uit onderzoek onder 1500 Belgen. 4 procent van de zuiderburen behoort tot de 'kernkatholieken', wat inhoudt dat zij regelmatig praktiseren en lid zijn van religieuze of kerkelijke organisaties. Sommigen zetten zich als vrijwilliger binnen die organisaties in.
117
32,6 procent van de Belgen is wel gelovig, maar niet kerkelijk. Verder telt België 9,2 procent atheïsten.” (bron:
http://www.katholieknieuwsblad.nl/nieuws/item/1748‐belgi%C3%AB‐fors‐minder‐
praktiserende‐katholieken.html ) b) Uit een telefonische rondvraag van Le Soir (gepubliceerd in Le Soir van 23/24 januari 2010) halen we ander cijfermateriaal. Men onderzocht onder meer de aanhang bij de katholieke kerk, de islam, het jodendom, de orthodoxe kerk, de protestantse kerk, het boeddhisme, een andere religie en geen religie. In 2005 zegt 28% van de Belgen van zichzelf dat ze tot ‘geen religie’ behoren, in 2010 was dat al 31%. c) In 2006 publiceerde de Unie Vrijzinnige Verenigingen in een extra nummer van UVV‐Info de resultaten van een in 2005 zelf uitgevoerd ‘levensvragenonderzoek’. Er werd een steekproef getrokken van 2500 Vlamingen en 500 Nederlandstalige Brusselaars. In totaal vulden 1916 personen de vragenlijst in. Daaruit blijkt dat zowat een kwart van de respondenten aangeeft dat ze ‘vrijzinnig, humanist, agnost, atheïst of levensbeschouwelijk onverschillig’ zijn. Verder zegt 78% van de vrijzinnigen en 75% van de humanisten dat ze (eerder) niet‐gelovig zijn, waar dat bij atheïsten 93% is. d) Tot daar enkele cijfers voor België. Wat zeggen de cijfers wereldwijd? De Gallup International Association ondervroeg wereldwijd meer dan 50.000 mannen en vrouwen in 57 landen gespreid over 5 continenten over hun ‘zelf‐perceptie omtrent geloof’. De resultaten staan in de Global Index of Religiosity and Atheism 2012. Ook de International Humanist and Ethical Union (IHEU) verwijst naar deze cijfers in zijn Freedom of Thought 2012. A Global Report on Discrimination Against Humanists, Atheists and the Nonreligious. Daaruit blijkt dat 59% zichzelf als ‘religieus’ beschouwt, 23% als ‘niet‐religieus’ en 13% als ‘atheïstisch’. De meeste atheïsten zitten in China (47%), Japan (31%) en West‐Europa (14%). Bron: http://www.wingia.com/web/files/news/14/file/14.pdf e) Er zouden, aldus een andere bron, ongeveer 800 miljoen ‘niet‐religieuzen, agnosten en atheïsten’ geteld kunnen worden
118
(bron: http://www.demorgen.be/dm/nl/990/Buitenland/article/detail/1357449/2011/12/03/Christ endom‐snelst‐groeiende‐godsdienst.dhtml?mid=5442 ). f) Volgens weer andere cijfers is 15% van de wereldbevolking atheïstisch te noemen (bron: http://theo.kuleuven.be/icrid/icrid_religies/ ). Nog volgens dezelfde bron (met cijfers uit 2004?) geeft onderstaand overzicht een idee van het (a)religieus gehalte van de wereldbevolking: “Volgens de meest recente godsdienststatistieken wordt de mensheid steeds religieuzer. Het aantal aanhangers van de grote godsdiensten stijgt verhoudingsgewijs sneller dan de wereldbevolking, terwijl de aangroei van het aantal niet‐religieuze mensen en atheïsten stagneert. Het jaarlijkse groeipercentage van niet‐religieuzen (0,8%) en atheïsten (0,2%) ligt namelijk ver onder dat van de wereldbevolking (1,2%). Van de grote godsdiensten groeit de islam met 2,1% het snelst. Het christendom stijgt met 1,3% nauwelijks sneller dan de wereldbevolking. Het aantal boeddhisten neemt jaarlijks met 1% toe. Religies in de wereld. (Bron:
David
B.
Barret
en
Tod
M.
Johnson)
Uit bovenstaand diagram blijkt dat 33% van de 6,28 miljard wereldburgers tot het christendom behoort. Dat is ongeveer één derde, wat overeenkomt met 2,1 miljard mensen. Eén vijfde of 21% van de wereldbevolking noemt zich moslim. Dat stemt overeen met 1,3 miljard mensen. De hindoes zijn met 849 miljoen en maken daarmee 14% uit van de wereldbevolking. 371 miljoen mensen volgend de leer van de Boeddha (5% van de
119
wereldbevolking). Ongeveer 939 miljoen mensen noemen zich niet‐religieus of atheïst. Zij vertegenwoordigen 15%. Het overige deel (12%) is lid van een kleinere religie of een religieuze beweging. Daaronder bevindt zich zowel het jodendom als het sikhisme en het jainisme.” g) Op Wikipedia is gemakkelijk te vinden dat er zowat 1.1 miljard ‘niet‐religieuzen’ zouden zijn, cijfers uit 2005 (bron: http://nl.wikipedia.org/wiki/Religie ). In een schema ziet dit er dan zo uit, waarbij de ‘niet‐religieuzen’ specifieker worden omschreven als agnosten en atheïsten:
Wat zeggen al die cijfers nu eigenlijk en wat moeten we ervan denken? In het ‘Statistisch Jaarboek van de Rooms‐Katholieke Kerk’ te Rome bijvoorbeeld wordt het aantal zogenaamde aanhangers of leden van de kerk eigenlijk beschouwd als het aantal ‘Fedeli Cattolici (Battezzati)’: ‘de katholieke getrouwen (gedoopten)’. Als je dan weet dat het doopsel volgens die RKK niet ongedaan kan worden gemaakt, dan haalt ontdoping ook geen zier uit. Het is dus opletten met cijfermateriaal. We nemen de globale cijfers dan ook met een korreltje zout. Een overzicht geven van de honderden vrijzinnig humanistische organisaties in de wereld is ook wel onbegonnen werk, niet alleen kwantitatief (wat de opsomming betreft) maar ook kwalitatief (maken we bijvoorbeeld een onderscheid tussen vrijzinnige, humanistische, vrijzinnig humanistische, atheïstische, vrijdenkende, seculiere, laïeke, agnostische,
120
rationalistische, a‐religieuze, sceptische, vrij onderzoekende… organisaties?). Bovendien is niet elke vrijzinnige organisatie in Vlaanderen aangesloten bij de koepel‐ en netwerkorganisatie Unie Vrijzinnige Verenigingen/deMens.nu, zoals bijvoorbeeld de studentenvereniging ‘Taalminnend Studentengenootschap ‘t Zal Wel Gaan’. Het bekende ‘August Vermeylenfonds’, het ‘Willemsfonds’ en de ‘Humanistische Jongeren’ dan weer wel. Daarom beperken we ons tot de volgende korte opsomming, gezien vanuit onze organisatie, met opgave van de respectievelijk website, voor verdere verwijzing: België -
Humanistisch‐Vrijzinnige Vereniging (HVV, Vlaanderen‐Brussel): http://www.h‐vv.be/ met zowat 130 lokale afdelingen, groepen en kernen;
-
Unie
Vrijzinnige
Verenigingen/deMens.nu
(UVV,
Vlaanderen‐Brussel):
http://www.demens.nu/nl/ met 35 aangesloten vrijzinnig humanistische organisaties en ongeveer 35 HuizenvandeMens; -
Federatie Vrijzinnige Centra (FVC, Vlaanderen): http://www.fvcentra.be/ met zo’n 27 aangesloten vrijzinnige ontmoetingscentra;
-
Centre d’Action Laïque (CAL, Wallonië‐Bruxelles): http://www.laicite.be/ met zo’n 250 regionale en lokale associaties.
Europa -
European Humanist Federation (EHF, Europa): http://humanistfederation.eu/ met meer dan 50 aangesloten nationale organisaties (waaronder dus HVV, UVV en CAL) in 23 verschillende Europese landen;
-
European
Humanist
Professionals
http://www.humanistprofessionals.org/EHPhome.asp
(EHP, als
Europa):
associatie
van
humanistische raadgevers of consulenten, opvoeders, ceremoniemeesters, stafmedewerkers, humanistische vrijwilligers, … en waarvan de leden van de huidige Directieraad afkomstig zijn van België/Vlaanderen, Noorwegen, Nederland en Duitsland.
121
Internationaal -
International Humanist and Ethical Union (IHEU, wereldwijd): http://www.iheu.org/ met officiële vertegenwoordigingen in Europa, Noord‐, Midden‐ en Zuid‐Amerika, Oost‐Afrika, West‐ en Zuid‐Afrika, Zuid‐Azië, Midden en Verre Oosten, Oceanië, met meer dan 100 aangesloten grote vrijzinnig humanistische (namelijk “humanistische, rationalistische,
laïeke,
ethisch‐culturele,
atheïstische
and
vrijdenkende”)
organisaties in meer dan 40 landen; -
International Association of Humanist Educators, Counsellors and Leaders (IAHECL, wereldwijd);
-
International Humanist and Ethical Youth Organisation (IHEYO, wereldwijd);
-
International Humanist Trust (IHT, wereldwijd).
122
Woordenlijst Achtvoudige Pad: het ‘Edele Achtvoudige Pad’ is de Boeddhistische weg of pad naar verlichting (bevrijding, verlossing); het zet in acht onderdelen uit hoe de mens de onrust van geest en het lijden kan overwinnen; kort omschreven gaat het over: juist begrip, juiste gedachten, juist spreken, juist handelen, juist levensonderhoud, juiste inspanning, juiste indachtigheid en juiste concentratie. Mindfulness is gebaseerd op het onderdeel ‘indachtigheid’ (aandachtigheid, achtzaamheid, bewuste aandacht via meditatie). agnosticisme (agnost, agnostisch): het agnosticisme is de filosofische leer dat kennis van religieuze ideeën over vermeende bovennatuurlijke verschijnselen onmogelijk is, omdat deze niet (met de wetenschappelijke methode) te bewijzen zijn; met betrekking tot goden is agnosticisme de overtuiging dat de kenbare werkelijkheid geen aanleiding geeft om het bestaan van God te veronderstellen of te ontkennen; een aanhanger heet agnost of agnosticus. Ancien Régime: (Frans voor ‘oud bestuur’) de periode in de Europese geschiedenis die begint aan het einde van de middeleeuwen en eindigt met de Franse Revolutie; een ander woord is de ‘Vroegmoderne Tijd’, een periode in de Europese geschiedenis die loopt van ca. 1450 tot ca. 1800. In enge zin wordt met ‘Ancien Régime’ het door het Huis Bourbon op absolutistische wijze geregeerde Frankrijk van vóór de Franse Revolutie van 1789 bedoeld. anti‐klerikalisme: de stroming of beweging waarbij mensen zich afzetten tegen de invloed, impact of machtspositie van de clerus (geestelijkheid) op het openbare leven, onderwijs of in de politiek; antiklerikalen zijn vaak ook aanhangers van ‘secularisme’ (de stelling dat er scheiding van kerk en staat dient te zijn). antropocentrisme: term uit de filosofie die duidt op een visie waarin de mens als middelpunt van het bestaan en als maatstaf van alle dingen geldt of zo wordt gezien; het
123
humanistische ‘centraal stellen van de mens’, in tegenstelling tot het centraal stellen van God’ door gelovigen, is daar een afgeleide van. argumentatie: een overtuigingsrede of betoog voor een bepaald idee, een visie of standpunt, etc. Bij een sterk betoog wordt gebruik gemaakt van stevige argumenten en van een redenering die uitgaat van enkele premissen (uitgangspunten) en logisch tot een bepaalde conclusie (besluit) leidt. Een argument is een stelling die men gebruikt om tot een besluit te komen, iets te betogen of te bewijzen of om iemand te overtuigen. argumentum ad hominem: ‘argument op de man’; een argument dat betrekking heeft op de persoon die de bewering doet in plaats van op de bewering zelf; wordt gebruikt als drogreden. Voorbeeld van een ‘argumentum ad hominem’: Jan beweert iets waarop Piet zegt dat Jan al wel vaker gelogen heeft, wat impliceert dat Jan ook nu weer zou liegen. atheïsme (atheïst, atheïstisch): de afwezigheid van godsgeloof, de aanname of overtuiging dat er geen god(en) bestaan of kunnen bestaan; in het atheïstische denken wordt er van uitgegaan dat de resultaten van de natuurwetenschappen voldoende hebben aangetoond dat er geen kracht buiten de natuur hoeft te bestaan of gegeven te worden om het ontstaan en bestaan ervan te verklaren; veel atheïsten zijn sceptisch ten aanzien van alle bovennatuurlijke wezens en verklaringen en wijzen op het gebrek aan empirisch bewijs voor het bestaan van goden. bio‐ethiek (bio‐ethici): de bio‐ethiek is een onderdeel van de moraalwetenschap, die zich richt op de ethische aspecten van menselijk ingrijpen in het menselijk leven; het gaat hierbij vaak om morele vraagstukken rond het begin (bv. abortus, in‐vitrofertilisatie) en het einde (bv. euthanasie, palliatieve zorg) van het leven. In Vlaanderen is bijvoorbeeld de socio‐ culturele beweging ‘De Maakbare Mens’ vzw actief op het terrein van dergelijke bio‐ethische en biomedische thema's via informatie‐ en sensibilisatiecampagnes. bipolaire stoornis: een affectieve (gevoels‐) stoornis die wordt gekenmerkt door wisselende
124
stemmingen, dan weer manisch of hypomaan, dan weer depressief; de manische periode is het tegenovergestelde ofwel de tegenpool van een depressieve periode, vandaar de term ‘bipolair’ (‘tweepolig’). Vroeger sprak men van ‘manisch‐depressieve stoornis’. bornavirus: is een RNA virus, soms afgekort als BDV (Borna Discease Virus), genoemd naar de stad Borna in Duitsland, waar het in het jaar 1885 een epidemie onder cavalleriepaarden veroorzaakte. Het virus kan waarschijnlijk de meeste warmbloedige dieren besmetten, inclusief de mens. Het werkt in op de hersenen; het gaat in feite om een verre variant van hondsdolheid. buurtruilen: het ruilen van allerlei informele diensten tussen individuen, groepen en organisaties binnen een netwerk om op die manier het sociaal netwerk van de buurt te versterken. Voorbeeld: ‘swappen’ (onderling ruilen van kleding). clitoridectomie: een vorm van vrouwenbesnijdenis of ‘genitale verminking’ waarbij de clitoris gedeeltelijk of volledig wordt weggesneden; het gaat om een vorm van verminking die in het Westen als absoluut vrouwonwaardig wordt gezien maar die in bepaalde culturen (meestal Afrika, bv. Somalië en Egypte) wel een traditie is, al dan niet breed ‘aanvaard’; motief voor clitoridectomie is onder meer het vermeend verhogen van de vruchtbaarheid, maar vooral het ontzeggen van seksueel genot aan vrouwen en het beschermen van hun maagdelijkheid; de ingreep markeert voor aanhangers tevens de overgang van meisje naar vrouw (en wordt dus als een overgangsritueel gezien); vrouwenbesnijdenis is een sterke traditie en onbesneden meisjes of vrouwen worden veelal sociaal uitgesloten; er worden drie types van genitale verminking onderscheiden: clitoridectomie, excisie (de clitoris en de binnenste en soms de buitenste schaamlippen worden deels of volledig weggenomen) en infibulatie (de vagina wordt vernauwd of afgesloten door de schaamlippen weg te halen en te hechten, met of zonder excisie van clitoris); besnijdenis (circumcisie) bij jongens houdt in dat de voorhuid, die de eikel bedekt, verwijderd wordt; er bestaat gedeeltelijke (partiële) en volledige (radicale) besnijdenis: bij de laatste soort wordt de hele voorhuid verwijderd zodat de eikel altijd helemaal bloot ligt.
125
coachsurfen: houdt in dat men als reiziger een slaapplaats verkrijgt via afspraak in het privaat huis van een plaatselijk contactpersoon; het komt neer op bijna gratis bij iemand in het buitenland ‘op de bank’ overnachten. conclusie: besluit dat volgt uit het voorgaande. In de logica volgt een conclusie uit voorafgaande premissen. Het is een uit premissen logisch afgeleide propositie (stelling, uitspraak) die vaak begint met “dus”. De derde regel uit onderstaand syllogisme (een redenering met drie proposities: majorpremisse, minorpremisse en conclusie) is een voorbeeld daarvan: Als A waar is, dan is B niet waar. (majorpremisse) A is waar. (minorpremisse) Dus B is niet waar. (conclusie) consistent: innerlijk samenhangend en niet tegenstrijdig; wordt gezegd van bijvoorbeeld een theorie, een gedrag, een beleid… creationisme: het idee dat het universum, de aarde, de planten en dieren, en de mensheid geschapen zijn door een goddelijk wezen. Het betreft dus een geloof in de concrete of letterlijke
schepping.
Er
kunnen
drie
varianten
onderscheiden
worden:
jongeaardecreationisme: schepping in 6 dagen van 24 uur, gedateerd omstreeks 4000 v.o.t.; oudeaardecreationisme: schepping over een periode van vele miljoenen jaren; progressief creationisme: God stuurt of grijpt in de ontwikkeling van het leven in. deïsme (deïst): religieuze opvatting die stelt dat God de schepper van het universum en van de natuurwetten is; volgens het deïsme zou God echter na die schepping niet ingrijpen in het proces van de natuur(wetten). dogma (dogmatiek): geloofsartikel, leerstelling of grondregel die als ‘waar’ (de ‘ware leer’) wordt beschouwd door een religie, ideologie, organisatie,… en die als onderbouwing dient voor heel het gedachtegoed. Een dogma is verondersteld niet in vraag te worden gesteld of in twijfel te worden getrokken door de aanhangers. Dogmatiek staat voor de geloofsleer of
126
de verzameling van leerstellingen. Voorbeeld van een dogma van de katholieke kerk: de onbevlekte ontvangenis van Maria. Er wordt gesteld dat Maria werd verwekt en werd geboren zonder met de erfzonde bevlekt te zijn. Dit dogma werd op 8 december 1854 door paus Pius IX in een pauselijke bul afgekondigd. drogreden: een foute reden, schijnreden, denkfout, sofisme. Een voorbeeld van een drogreden is het ‘argumentum ad hominem’ (‘argument op de persoon’): men speelt op de man in plaats van op de bal. Bijvoorbeeld: “Wat weet jij als dronkaard nu af van politiek?” Een ‘drogredenering’ is een redenering die niet klopt maar wel aannemelijk lijkt omdat ze uitgaat van verkeerde premissen of drogredenen gebruikt. ecocentrisme: term uit de (milieu)filosofie en ethiek, volgens dewelke niet de mens (zie antropocentrisme) maar het ecosysteem in het centrum der dingen is geplaatst; volgens het ecocentrisme heeft de natuur intrinsieke waarde, waarde op zich; de mens is slechts deel van het ecosysteem en is dus zeker niet de maatstaf voor alles; een bekend verdediger van het ecocentrisme was wijlen Jaap Kruithof (1929‐2009) epicurisme: leer van de Griekse filosoof Epicuros (341‐270 v.o.t.) die vooral gericht was op (gematigde) zinnelijkheid en genot. euthanasie: het opzettelijk levensbeëindigend handelen door een andere dan betrokkene, op diens verzoek; een andere term die soms gebruikt wordt is de ‘goede dood’ of de ‘milde dood’. Euthanasie is in België sinds 2002 wettelijk geregeld en duidelijk omschreven. Het is slechts één van de zes mogelijke beslissingen bij het levenseinde. filosofisch materialisme: leer of filosofie die alles terugvoert op materiële, kwantificeerbare grootheden. gay bashing: ‘homobashing’, verbaal en/of fysiek geweld tegen personen die door de plegers gedacht worden homoseksueel, lesbienne, biseksueel,… te zijn, los van het feit of de slachtoffers in feite homo‐ dan wel heteroseksueel zijn.
127
geldigheid (geldige manier): vormelijke correctheid (een juiste of valabele manier). In de logica spreekt men over een ‘geldige redenering’. Een voorbeeld van een syllogisme met een geldige redenering is: Alle mensen zijn sterfelijk. (majorpremisse) Socrates is een mens. (minorpremisse) Socrates is sterfelijk. (conclusie) Dit is een geldige redenering omdat de conclusie noodzakelijkerwijs volgt uit de voorafgaande premissen. De geldigheid van redeneringen (de formele correctheid van de redeneervorm) staat los van de waarheid of de onwaarheid van de proposities. Een ware conclusie kan getrokken worden uit onware premissen. Een redenering kan nooit geldig zijn als alle premissen waar zijn en de conclusie onwaar is. gender: term die slaat op de gedrags‐ en identiteitsaspecten van sekse (geslacht), in tegenstelling tot de lichamelijke of biologische aspecten ervan; sekse is de term die slaat op het biologische geslacht (man, vrouw of kenmerken van allebei). Gender is een sociaal‐ politiek‐cultureel beladen term die de opvattingen en gebruiken rond ‘mannelijkheid’ en ‘vrouwelijkheid’ omvat en ter discussie stelt. genetisch testen: via een genetische test kan een verandering of defect in een specifiek gen vastgesteld worden; hiermee is het voor sommige erfelijke afwijkingen, die door een mutatie in één gen veroorzaakt worden, mogelijk een abnormaal ziekteverwekkend allel (een bepaalde versie of uitvoering van een gen) op te sporen; door middel van een genetische test bij ouders kan bijvoorbeeld de kans berekend worden op een baby met een bepaalde erfelijke afwijking, zoals bijvoorbeeld het syndroom van Down (mongolisme). Gilgamesj‐epos: een heldendicht en een van de oudste literaire werken ter wereld; het epos gaat terug op losse verhalen in het Sumerisch rond de figuren van 'Bilgames' en ‘Enkidoe’ uit het begin van het tweede millennium voor onze tijdrekening. hedonisme: (in oorsprong Griekse) leer of filosofie die binnen de ethiek genot als hoogste
128
goed beschouwt. holistisch: zich rekenschap gevend van het geheel, van de verwevenheid van alle facetten, onderdelen of aspecten van iets; bv. holistische geneeskunde: daarbij kijkt men naar de mens in zijn totaliteit (fysiek, emotioneel, psychisch, spiritueel). hypothese: een stelling in de wetenschap die (nog) niet bewezen is en die het uitgangspunt vormt van een theorie of een verklaring. In de gewone omgangstaal wordt het woord gebruikt voor ‘veronderstelling’ of ‘aanname’. ietsisme: het ‘geloof’ in een metafysische kracht, in ‘iets’ dat onbepaald is; algemene term voor uiteenlopende overtuigingen waarbij mensen aannemen dat er ‘iets’ is ‘tussen hemel en aarde’, zonder daarom een welbepaalde godsdienst of religie aan te hangen; voor de eigen zingevingsbehoefte houdt de persoon dus vast aan iets transcendents of gelooft hij/zij dat er aan al het bestaande een transcendente, onbenoembare kracht ten grondslag ligt. in‐vitrofertilisatie: kortweg ivf, ook wel reageerbuisbevruchting genoemd, is een voortplantingstechniek waarbij een of meer eicellen buiten het lichaam worden bevrucht met zaadcellen, waarna de ontstane embryo’s in de baarmoeder teruggeplaatst worden; de eerste baby aldus geboren is de Britse Louise Brown. Tussen 1978 en 2007 zijn naar schatting wereldwijd drie miljoen kinderen dankzij ivf geboren. letsen: werkwoord dat slaat op de afkorting L.E.T.S. (Local Exchange and Trade System); een LETSgroep is een groep mensen die afspraken maken rond het onderling uitwisselen van diensten, kennis, goederen en belevenissen. Voorbeeld: jij maakt eten klaar voor Jan. Die wast de auto van Helena, die dan weer de strijk doet voor Marie. Ondertussen verstelt Marie jouw kleren. lichaam‐geest‐probleem: een thema in de filosofie dat gaat over de schijnbaar onverklaarbare interactie tussen de (immateriële) geest (mind) en het (materieel) lichaam (body). Plato was de eerste filosoof die zich met dit probleem bezighield. René Descartes
129
stelde dat de interactie tussen lichaam en ‘ziel’ (geest) plaatsvond in de pijnappelklier. In de cognitiewetenschap onderzoekt men of lichaam en geest twee verschillende entiteiten zijn (dualisme) of twee verschijningsvormen van dezelfde entiteit (materialisme). Er zijn nog twee grote problemen op dit vlak: het verschijnsel van ‘bewustzijn’ en van ‘qualia’ (eigenschappen van bewuste zintuiglijke ervaringen). Hieraan verwant is het huidige ‘brein‐ en bewustzijndebat’: is het bewustzijn een zijnstoestand, een eigenschap, een product of een illusie van het brein of nog iets anders, en wat is de relatie tussen beide precies? logica: de wetenschap die zich bezighoudt met de formele regels van het redeneren; traditioneel wordt de logica vanuit de filosofie bestudeerd, maar ze wordt tevens tot de wiskunde gerekend. Logica wordt in allerlei takken en subdisciplines van de wetenschap gebruikt om samenhang te leveren en bewijsvoering te garanderen. lokale munten: ‘complementaire munten’ uit een lokaal geldcircuit waarbij het geld in de lokale economie blijft en waarbij de winsten ook lokaal blijven en niet naar het buitenland verdwijnen. Een voorbeeld van een lokale munt is de ‘Chiemgauer’, gebruikt in verschillende districten in de staat Beieren, Duitsland. Ontworpen in 2003 als een ‘tegoedbonnensysteem’. Het concept draait rond een soort waardebonnen tussen zowat 200 aangesloten handelaars en duizenden particulieren. De Chiemgauer is gekoppeld aan de euro met een waarde van 1 op 1. Andere voorbeelden: de ‘Torekes’ (Gent), de Gelre (Nederland). mantra: gedicht, woord, uitspraak of zelfs een lettergreep die ergens het midden houdt tussen een spreuk enerzijds en een gebed anderzijds; in sommige gevallen wordt de mantra steeds herhaald en is hij bedoeld als een continue recitatie (men ‘chant’ of ‘zingt’ deze dan onophoudelijk) met het oog op een spirituele transformatie. Een wellicht bekend voorbeeld van een mantra is die van de Hare Krishna beweging (gesticht in 1966 in New York): Hare Krishna Hare Krishna Krishna Krishna Hare Hare Hare Rama Hare Rama Rama Rama Hare Hare
130
mindfulness: meditatieve praktijk van ‘achtzaamheid’ of ‘bewuste aandacht’, een uitdrukking die afkomstig is uit het angelsaksich taalgebruik, waarvan de oorsprong eigenlijk in het boeddhisme ligt; mindfulness verwijst naar een vorm van meditatie waarin men zich op een niet‐reactieve manier bewust is van de fysieke en geestelijke sensaties en situaties van het moment of naar een levenshouding die zich kenmerkt door acceptatie; het idee is dat door mindfulness te beoefenen het mogelijk wordt de werkelijkheid te aanvaarden en bewust aandacht te geven aan jezelf en alles om je heen, zonder automatismen en oordelen, waardoor innerlijke kalmte en rust kan bereikt worden. Er worden opmerkelijk goede resultaten geboekt met de praktijk van mindfulness in bijvoorbeeld scholen en gevangenissen. morele begeleiding: een vorm van (spirituele, morele) zorg en dienstverlening aan mensen om hen bij te staan bij levensvragen, het zoeken naar zingeving, ervaringen met verlies, eenzaamheid, relatieproblemen, …; uitgangspunt is het respect voor de eigen waarde van de mens en de eigen verantwoordelijkheid en keuzes. In Vlaanderen en Brussel bieden de vrijzinnig humanistische consulenten van deMens.nu morele begeleiding aan via de ‘Huizen van de Mens’. mystieke manipulatie: werkwijze die bijvoorbeeld in sekten wordt gebruikt om volgelingen te manipuleren; de leiders zien zichzelf als door God, de geschiedenis of door één of andere supernatuurlijke kracht afgevaardigd om ‘de mystieke opdracht’ uit te voeren. Gebeurtenissen worden uitgebuit om het individu te laten geloven dat er een bestemming of kracht is die zich manifesteert rondom de leider. naturalisme: filosofische stroming die voortbouwt op het (filosofisch) materialisme en die de wereld als een puur natuurlijk gebeuren beschouwt en een zelfstandig bestaan toekent. nihilisme: binnen de filosofie een begrip dat wordt gebruikt om de ontkenning van het bestaan van (enige) betekenis of waarde in de wereld aan te duiden. Bekend schrijver over ‘nihilisme’ is Friedrich Nietzsche (1844‐1900), die stelde dat nihilisme het volgende in zich
131
draagt: ongeldigheid van moraal (moraal is subjectief), ongeldigheid van de waarheid (waarheid is subjectief) en het niet bestaan van God. openbaring (geopenbaarde waarheid): een proces waarbij een God zichzelf bekendmaakt aan de mensen via een geschrift, een gebeurtenis, een toespraak… Geopenbaarde waarheden zijn waarheden die door God zouden zijn ingegeven of doorgegeven (bv. via een droom of visioen) en die dus als niet betwistbaar zouden gelden. Voorbeeld: de ‘openbaring van Johannes’, het laatste boek van het Nieuwe Testament. paradigma: term uit de wetenschapsfilosofie; een samenhangend stelsel van modellen en theorieën (in de wetenschap) die een denkkader vormen waarbinnen de werkelijkheid geanalyseerd en beschreven wordt; wanneer een model niet meer gepast of aangepast is aan de fenomenen, gebeurtenissen of ontdekkingen, vindt vaak op termijn een paradigmawissel of –verschuiving plaats. Voorbeeld daarvan is de zogenaamde ‘Copernicaanse wending’: de sterrenkundige Nicolaas Copernicus (1473‐1543) gaf de aanzet tot de verschuiving van een geocentristisch (de aarde is het centrum van het zonnestelsel of het universum en de zon draait erom heen) wereldbeeld naar een heliocentrisch (de zon is het middelpunt van het zonnestelsel en alle planeten draaien erom heen) wereldbeeld. pastafarianisme (pastafarisme): parodie op de klassieke geloofsleer (meer bepaald scheppingsverhalen) dat het ‘geloof in een vliegend spaghettimonster’ vooropstelt; ontstaan als reactie op feit dat de Amerikaanse overheid (meer bepaald in de staat Kansas) het ‘intelligent design’ naast de evolutieleer wilde opnemen in het lescurriculum, als volwaardig alternatief. Ondertussen bestaat er al een heuse ‘Church of the Flying Spaghetti Monster’. plukboerderij: een zelfoogstboerderij; je kan er zelf je groenten of fruit oogsten. Meestal dien je daartoe een oogstaandeel te kopen voor een bepaald seizoen. De boer kweekt de groenten en het fruit, de klant gaat oogsten wanneer hij zelf wil. postulaat: axioma, stelling, hypothese, uitgangspunt (dat nog te bewijzen valt, wat soms
132
onmogelijk is). Voorbeeld: de vijf postulaten of axioma’s van Euclides waarmee de grondslagen van de meetkunde worden gelegd. Eén van die vijf postulaten is: “Twee punten kunnen verbonden worden door een rechte lijn.” premisse: een aanname dat iets waar is; premissen zijn de basisaannamen (aannamen waarvan men vertrekt) bij logische redeneringen of syllogismen. privilege: een voorrecht of een recht dat aan een persoon, een groep of organisatie wordt toegekend om deze meer of andere rechten te geven dan waarop men(sen) normaal aanspraak maakt (maken). profane wereld (sacrale wereld): de wereldlijke of seculiere wereld, het tegenovergestelde van geestelijk (heilig, sacraal), soms in de directe betekenis van ‘goddelijk’. reductionisme (sterk): benaming in de filosofie en wetenschapstheoretische debatten voor de opvatting dat de natuur van complexe entiteiten (objecten, fenomenen,…) steeds herleid kan worden tot meer fundamentele, minder complexe entiteiten. De opvatting kan ook betrekking hebben op verklaringen, theorieën en meningen; belangrijk is de filosofische vraagstelling of de mentale eigenschappen van de mens volledig gereduceerd kunnen worden tot haar fysische eigenschappen. Zie ook het lichaam‐geest‐probleem. religieus: betreft religie; de antropoloog Rik Pinxten onderscheidt een levensbeschouwing van een religie; als mensen zich met een symbolische taal of actie verbonden voelen met allerlei fenomenen in de natuur, hebben we te maken met een ‘levensbeschouwing’ of met een ‘religie’; als er daarbij een duidelijke niet‐menselijke instantie meespeelt (bv. geesten, krachten of een bovennatuurlijke figuur zoals een god), dan noemt hij dit ‘religie’; een godsdienst kan dus beschouwd worden als een vorm van een religie (niet omgekeerd: niet elke religie is godsdienstig); als er helemaal geen dergelijke niet‐menselijke instantie meespeelt, zoals bij een heleboel niet‐westerse culturen, spreekt hij over een levensbeschouwing.
133
reproductieve geneeskunde: geneeskunde gericht op vruchtbaarheidsbehandelingen, op het verbeteren van de mannelijke en vrouwelijke vruchtbaarheid; de reproductieve geneeskunde levert kennis en behandelingen met betrekking tot het voortplantingsproces. retorische vraag: een vraag waarop men geen antwoord verwacht; het gaat eigenlijk om een stijlfiguur waarbij het de bedoeling is dat de ontvanger (toehoorder, lezer) zich aangesproken voelt en instemt met wat de zender (spreker, schrijver) suggereert. schadebeginsel: het liberale beginsel dat stelt dat de vrijheid van iemand slechts mag worden beperkt voor zover dit noodzakelijk is om te verhinderen dat hij anderen schaadt. scepticisme: de houding van systematische twijfel, bijvoorbeeld over de betrouwbaarheid van de menselijke waarneming. Bij het filosofisch scepticisme onderzoekt men of het mogelijk is om de echte waarheid te vinden en of de eigen overtuigingen en meningen de toets der kritiek kunnen doorstaan; in het wetenschappelijk scepticisme onderzoekt men of de beweringen van anderen de toets van de wetenschappelijke methode kunnen doorstaan (m.a.w.: herhaalbaar en falsifieerbaar zijn); meestal richten onderzoekers zich op paranormale (bovennatuurlijke) claims en excentrieke uitvindingen. In Vlaanderen is de organisatie SKEPP (Studiekring voor Kritische Evaluatie van Pseudo‐wetenschap en het Paranormale) actief op dit terrein. stoïcisme: (in oorsprong Griekse) leer of filosofie van de stoïcijnen gericht op het nastreven van ‘gelijkmoedigheid’ als weg naar het geluk; begon rond 300 v.o.t. en had aanhangers zoals Seneca (4‐65), Epictetus (50‐130) en keizer Marcus Aurelius (121‐180). substraat: grondlaag, voedingsbodem; de onderliggende materiële laag of substantie waarop iets anders berust; de menselijke hersencellen bijvoorbeeld kunnen beschouwd worden als het materieel substraat van ons (immaterieel) denken. taoïsme: een Chinese filosofische en religieuze stroming; de basis van het taoïsme is de Tao Te Ching (‘Boek van de Weg en de Kracht’) en de Zuangzi, teksten die zijn op schrift gesteld
134
in de 4de en 3de eeuw vóór onze tijdrekening. Het taoïsme heeft zich parallel aan het confucianisme en het boeddhisme ontwikkeld. ‘Tao’ is het ondeelbare en onbeschrijfbare principe, waaruit alles voortvloeit en het kan omschreven worden als de Rivier, de Stroom. Taoïsme is geen godsdienst maar heeft wel tempels, priesters en heilige plaatsen. transgender(ist) (transgenderisme): benaming voor (het gedragspatroon van) een persoon die door het leven gaat als iemand van het andere dan het biologische geslacht, of voor iemand ‘die tussen man en vrouw in balanceert’; een transgenderist is dus een man die (min of meer permanent) als vrouw leeft of een vrouw die (min of meer permanent) als man leeft, zonder dat hij/zij een geslachtsaanpassende behandeling heeft ondergaan. Transgenderisme kan leiden tot een volledige geslachtsverandering maar hoeft niet. Een transgenderist die als man geboren werd, wil vaak in de eerste plaats borsten, baardepilatie, een vrouwenstem,... Een transgenderist die als vrouw werd geboren, wil vaak vooral het verwijderen van de borsten. De term transgender wordt gebruikt als een overkoepelende term voor iedereen die zichzelf als lid van de andere sekse laat zien of zich zo voelt, dan hoe hij of zij geboren is: transseksueel, androgyn, travestiet, en andere manieren van genderbeleving die niet overeenkomen met het traditionele beeld van de indeling in één der twee geslachten. transhumanisme (transhumanisten): een recente vorm van speculatieve filosofie die probeert om de door de natuur gestelde grenzen van het menselijke bestaan te doorbreken; transhumanisten menen dat de mensheid zich bevindt in het ‘post Darwin (Charles Darwin, evolutietheorie) tijdperk’ en zijn evolutie in eigen hand kan nemen door zich te verbeteren, zowel fysiek als mentaal, naar analogie met computers en software, up te graden met technieken als nanotechnologie, genetische manipulatie en verregaande integratie van computertechniek in het menselijk lichaam. Transhumanisten willen eigenlijk posthumanisten worden. Velen onder hen bijvoorbeeld willen langer leven, beschouwen veroudering als een ziekte en willen zich laten invriezen om veel later terug tot leven gewekt te worden.
135
transitiebeweging: een soort milieubeweging of grassrootsbeweging die rond 2006 is gestart door Rob Hopkins, om het hoofd te bieden aan de problemen die door klimaatverandering en piekolie worden gecreëerd; het doel is om een gemeenschap veerkrachtiger en in zijn functioneren duurzamer te maken (vandaar de term ‘transitie’). Iedere groep die zelfstandig wordt, wordt een ‘Transitie‐initiatief’ genoemd. Veel initiatieven groeien uit tot Transition Towns (Transitie steden). Zo is er bijvoorbeeld het ‘transitie initiatief Gent’. Men denkt en werkt ook in netwerken. Zo is er bijvoorbeeld het ‘Transitienetwerk Vlaanderen’. Trinitaire christendom: de heilige drie‐eenheid, drievuldigheid of triniteit (Lat.: trinitas) is de theologische opvatting in veel takken van het christendom dat God bestaat in drie heilige personen: de Vader, de Zoon (Jezus Christus) en de Heilige Geest. In deze betekenis krijgt het woord een hoofdletter. Belangrijk hierbij is de visie dat Jezus een incarnatie van God zélf was. unio mystica: mystieke eenheidsbeleving waarbij het gevoel van beperkt te zijn tot eigen lichaam en geest, het lichaamsbewustzijn en zelfs de ervaring van tijd en ruimte, wegvallen; in een ‘unio mystica’ krijgt een persoon het gevoel dat zijn of haar individuele bewustzijn (‘ziel’) cognitief en/of affectief samenvalt met een bovenmenselijk of bovennatuurlijk opperste bewustzijn. Een mysticus verenigt zich alzo met het transcendente, het goddelijke. Verlichting: filosofische stroming (ongeveer 1650 ‐ 1850) waarin kerkelijke dogma’s, gewoonten en gebruiken tegen het licht van de kritische rede werden gehouden en mythen, bijgeloof en irrationaliteit opzij werden gezet. De Verlichting wordt gezien als een van de pijlers van de Westerse beschaving. De Verlichting staat vooral voor rede, scheiding der machten, vrijheid van drukpers en vrije meningsuiting. Het was niet meer of niet min dan een ‘revolutie van het denken’. Hier werd de basis gelegd voor fenomenen als emancipatie, feminisme, burgerrechten, mensenrechten, secularisering en gelijkheid. werking van het oog: in het Intelligent Design geloof wordt de werking van het (menselijk) oog als voorbeeld gebruikt om ons ervan te overtuigen dat de mens geschapen is. Een oog is immers een zeer complex en uitermate functioneel verschijnsel in de dieren‐ en
136
mensenwereld. Volgens de 19de eeuwse theoloog William Paley kan het daarom niet dat het oog door blinde natuurkrachten is ontstaan. Het enig mogelijke alternatief is een intelligente ontwerper (lees: God) die het oog ontwierp, net zoals een horlogemaker een horloge construeert. zweepstaart van de bacterie ‘E.coli’: de ‘Escherichia coli’ bacterie is een staafvormige bacterie en een van de meest voorkomende soorten bacteriën in de dikke darmen van homoiotherme dieren, zoals zoogdieren, nodig voor het verteren van voedsel. De bacterie is genoemd naar de Duitse microbioloog Theodor Escherich. Deze bacteriële zweepstaart wordt ook ‘het nieuwe oog’ van de Intelligent Design beweging genoemd; een voorbeeld van een complexe structuur waarvan het ontstaan nog grotendeels van speculaties aan elkaar zou hangen. Bovendien zou het geheel zo complex zijn dat het onmogelijk door mutatie en selectie zou kunnen zijn ontstaan. Immers, als het uitvallen van een van de onderdelen al leidt tot een ‘lamme’ zweepstaart, dan moeten alle onderdelen ‘toch ooit tegelijk zijn samengebracht’, zo luidt de ID‐redenering. Dit noemen sommigen ‘irreducible complexity’ (‘onherleidbare complexiteit’) en dus een teken van ontwerp door een intelligente ontwerper (lees: God).
137
Namenregister Apostel, Leo (1925‐1995): Vlaams filosoof en vrijmetselaar, promoveerde aan de ULB, doceerde logica en kennisleer aan de UG en VUB. Apostel stond samen met Jaap Kruithof aan de wieg van de vakgroep Moraalwetenschap aan de Universiteit Gent. Apostel publiceerde een groot aantal boeken en werd bekroond met de ‘Solvay‐prijs voor humane wetenschappen 1985’, de ‘Arkprijs van het Vrije Woord 1986’ en de ‘Prijs Vrijzinnig Humanisme 1995’ van HVV. Apostel was een groot pleitbezorger van interdisciplinair onderzoek en het overbruggen van de kloof tussen de exacte en de humane wetenschappen. Het interdisciplinair onderzoekscentrum CLEA aan de VUB werd naar hem genoemd. Zijn opvattingen over atheïstische spiritualiteit kenden veel weerklank. Aristoteles (384‐322 v.o.t.): Grieks filosoof die samen met Socrates en Plato wordt beschouwd als een van de invloedrijkste klassieke filosofen in de westerse traditie. Hij hield zich zeer sterk bezig met natuurfilosofie (biologie, erfelijkheid), logica, ethiek en praktische filosofie (politiek en retoriek). Aurelius, Marcus (121‐180): regeerde over het Romeinse Rijk van 161 tot 180 en was de laatste van de ‘Vijf Goede Keizers’. Tijdens zijn heerschappij versloeg het Romeinse Rijk het met nieuw leven ingeblazen Parthische Rijk. Aurelius werd door velen gezien als een toonbeeld van een rechtvaardig en menselijk heerser, die de voor‐christelijke stoïcijnse deugden van Rome belichaamde. Averroes: zie Ibn Rushd Bingen, Hildegard van (1098‐1179): Duitse benedictijnse abdis (hoofd van een abdij), ze zou tevens de eerste Duitse middeleeuwse mystica zijn. Ze was actief op het gebied van religie, kosmologie, wetenschappen, filosofie, muziekcompositie, poëzie, plantkunde en linguïstiek. Tevens de eerste componiste uit de geschiedenis van de klassieke muziek die bij naam bekend is.
138
Botton, Alain de (° 1969): hedendaagse Britse schrijver en filosoof van Zwitserse afkomst. Hij baseert zijn ideeën veelal op de klassieke filosofen, zoals Seneca en Montaigne, maar ook op schrijvers als Stendhal en Proust en presenteert deze op een oorspronkelijke en leesbare manier. Zijn theorieën hebben vaak betrekking op de Westerse sociaal‐economische fenomenen, zoals statusangst of de kunst van het reizen, maar bijvoorbeeld ook op de liefde. Heeft in London een filosofische praktijkschool gesticht onder de naam ‘School of Life’. Breivik, Anders Behring (° 1979): hoofdverdachte van de bloedige aanslagen in Noorwegen in 2011, waarbij in totaal 77 mensen om het leven kwamen, veelal jongeren. Voorafgaand aan de aanslag schreef hij een manifest vol extreemrechtse, staatsnationalistische, anti‐ islamitische en anti‐feministische opvattingen. Bruno, Giordano (1548‐1600): Italiaanse filosoof, priester, vrijdenker en kosmoloog. Hij opperde de idee van een oneindig heelal, met de zon als een ster tussen de andere die ook planeten hebben. Op religieus en filosofisch vlak was hij een aanhanger van onder meer het pantheïsme, waarvoor hij in 1600 in Rome tot de brandstapel veroordeeld werd. Voor de vrijmetselarij, gnostici, theosofen en vrijdenkers geldt hij als een ‘martelaar van de vrije gedachte’. De Grote Manitoe: belangrijke geest in de indiaanse wereld, nl. de geest ‘die in iedereen en alles zit, en die ervoor zorgt dat de natuur en al wat bestaat, met elkaar in balans is’. Diderot, Denis (1713‐1784): Franse schrijver, kunstcriticus en filosoof van de Verlichting en tevens co‐auteur van de beroemde Encyclopédie. Dohmen, Joep (° 1949): hoogleraar wijsgerige en praktijkgerichte ethiek aan de Universiteit voor Humanistiek te Utrecht. Hij is vooral bekend vanwege zijn publicaties over Nietzsche en over levenskunst. Dohmens aandacht gaat vooral uit naar actuele cultuurfilosofie, morele educatie en zingeving. Kernthema’s in zijn levenskunstethiek zijn: autonomie, authenticiteit, deugden en waarden, geluk en genot, integriteit, jongeren en zin, goed oud worden, eindigheid en tijd, zelfzorg en zin.
139
Dostojevski, Fjodor M. (1821‐1881): Russisch romanschrijver en publicist. Hij is een van de bekendste auteurs uit de Russische literatuur en schreef een omvangrijk oeuvre bijeen. Hij is vooral bekend voor zijn romans De gebroeders Karamazov, Misdaad en straf en De idioot. Epicurus (341‐270 v.o.t.): Grieks filosoof en grondlegger van het epicurisme (‘leer van het geluk’), één van de scholen uit de Griekse filosofie, Hellenistische periode. Hadewijch (13de eeuw) dichteres en mystica, beschouwd als een voorloper van de mysticus Jan van Ruusbroec. Vaak vermeld als Hadewijch van Antwerpen. Haar overgeleverde teksten werden in een Brabantse variant van het Middelnederlands geschreven. Ze was waarschijnlijk een begijn, maar er is weinig met zekerheid over haar bekend. Ingersoll, Robert (1833‐1899): populaire Amerikaanse vrijdenker, agnost en humanist die voor zijn tijd radicale en progressieve opvattingen had over religie, slavernij en kiesrecht voor vrouwen. Bekend is zijn ‘humanistisch credo’: “Rechtvaardigheid is de enige verering. Liefde is de enige priester. Onwetendheid is de enige slavernij. Geluk is het enige goed. De tijd om gelukkig te zijn is nu. De plaats om gelukkig te zijn is hier. De manier om gelukkig te zijn is anderen gelukkig maken. Wijsheid is de wetenschap van het geluk.” Jupiter: de oppergod in de Romeinse mythologie, god van de hemel en het onweer. Zijn Griekse tegenhanger is de god Zeus. Juvenalis (ca. 60 ‐ 133 à 140): groot Romeins dichter, de laatste van de Latijnse satiredichters, die aan de satire haar definitieve vorm heeft gegeven. Van zijn leven is weinig met zekerheid bekend. Kant, Immanuel (1724‐1804): Duitse rationalist, idealist, theïst en belangrijke filosoof van de Verlichting die een grote impact had op de westerse wijsbegeerte. Hij was een modern filosoof en zijn ideeën inzake filosofie, ethiek, theologie, strafrecht, volkenrecht en esthetiek hebben nog steeds invloed. Bekend is zijn ‘categorische imperatief’ “Handel zo dat de maxime van je wil altijd tegelijk als principe van algemene wetgeving kan gelden.”
140
La Mettrie, Julien Offray de (1709‐1751): Franse arts en materialistisch verlichtingsfilosoof. Zijn belangrijkste stelling was dat de mens niet wezenlijk van een machine verschilt en dat ons denken en voelen te herleiden zijn tot eigenschappen van materie. Montaigne, Michel de (1533‐1592): Franse filosoof, schrijver, politicus en humanist uit de Renaissance; in zijn essays schrijft hij over het (zijn) leven zelf, over allerlei concrete filosofische en morele vraagstukken, zoals ouderdom, geweten, spijt, eerlijkheid, roem,… Hij was door en door humanist, stelde dat mensen de mensheid dienden te bestuderen en te leven zoals de klassieke filosofen deden. Paine, Thomas (1737‐1809): Engels‐Amerikaans filosoof, vrijdenker en revolutionair, die een belangrijke rol speelde in zowel de Amerikaanse en Franse Revolutie. Tevens een van de belangrijkste denkers van het liberalisme (de politiek‐maatschappelijke stroming). Plato (427‐347 v.o.t.): Griekse filosoof en schrijver, leerling van Socrates en leraar van Aristoteles; een van de meest invloedrijke denkers in de westerse filosofie en stichter van de Atheense Academie, het eerste instituut voor hoger onderwijs in het westen. Poincaré, Henri (1854‐1912): Franse wiskundige en wetenschapsfilosoof; een van de laatste ‘universalisten’, die in was staat om vrijwel alle gebieden van de wiskunde (wiskundige natuurkunde, astronomie, thermodynamica, optica, telegrafie,…) te begrijpen en eraan bij te dragen. Bekend om zijn gezegde over ‘vrijheid van denken’. Praag, Jacob (Jaap) van (1911‐1981): Nederlands politicus, maar toch vooral bekend als de oprichter van het Humanistisch Verbond, waarvan hij van 1946 tot 1969 ook voorzitter was. In de oorlogsjaren dook hij onder en tussen 1943 en 1945 schreef hij Modern humanisme: een renaissance? De daarin verwoorde levensovertuiging vormde de basis voor het in 1946 opgerichte Humanistisch Verbond in Nederland. Rushd, Ibn (ook bekend als Averroes, 1126‐1198): islamitische jurist, arts en filosoof, maar tevens onderlegd in Arabische muziektheorie, geneeskunde, astronomie, geografie,
141
wiskunde, fysica en astronomie. Hij was de grootste islamitische kenner van de filosofie van de westerse filosoof Aristoteles. Averroes probeerde de visies van Aristoteles in overeenstemming te brengen met de islamitische leer. Russell, Bertrand (1872‐1970): Britse filosoof, historicus, logicus, wiskundige, voorvechter voor sociale vernieuwing, humanist, pacifist, atheïst en een prominent rationalist. Russell ontving in 1950 de Nobelprijs voor de Literatuur. Socrates (470‐399 v.o.t.): Griekse filosoof, beschouwd als mede‐stichter van de westerse filosofie, slechts vooral bekend via verslagen of teksten van latere schrijvers, zoals de ‘Dialogen’ van zijn leerling Plato. Bekend is zijn zogenaamde ‘socratische methode’ of ‘maieutiekè technè’ (‘vroedvrouwkunde’), een ondervragingstechniek waarbij hij op straat en op de markt mensen tot antwoorden bracht door hen gericht en systematisch specifieke vragen te stellen. Spinoza, Baruch (1632‐1677): Nederlands filosoof en rationalist uit de vroege Verlichting. Een erg radicale denker die geen andere verklaringen accepteerde dan deze gebaseerd op de rede. Hij ontwikkelde een filosofie waarin theologie geen rol speelde en die ongeacht welk geloof toepasbaar is. Zijn boeken waren ruim 200 jaar verboden in Europa omdat zijn bijbelkritiek zou leiden tot atheïsme. Thoreau, Henry David (1817‐1862): Amerikaanse schrijver, filosoof en activist, gekend om zijn streven naar een eenvoudige levensstijl maar ook om zijn essay over burgerlijke ongehoorzaamheid. Vermeersch, Etienne (° 1934): toonaangevende Belgische filosoof, scepticus, atheïst en opiniemaker; tevens emeriticus‐hoogleraar en ere‐vicerector aan de Universiteit Gent. Hij is vooral beslagen inzake ethische dossiers en was een van de wegbereiders van de abortuswet en de euthanasiewet. Zeus: de oppergod uit de Griekse mythologie, die heerste vanaf de berg Olympus.
142
Literatuurlijst ABICHT, Ludo, De verlichting vandaag, Houtekiet, Antwerpen, 2007 ABICHT, Ludo, De haan van Asklepios. Pleidooi voor een positief atheïsme, Meulenhof ‐ Manteau, Antwerpen, 2010 ALGOET, Peter (red.), Oude verhalen, jonge dromen. Over (on)geloof vroeger en nu, HVV, Antwerpen, 2007 ALMA, Hans, Humanisme en Christendom als bronnen van zin, in: Humanisme en religie: controverses, bruggen, perspectieven, J. Duyndam, M. Poorthuis, T. de Wit, red., Eburon, Delft, 2005 APOSTEL, Leo, De humanismen en het humanisme, HV‐Diogenes Cahier nr. 5, Uitgeverij HVD, Drukkerij Diogenes pvba Neirinck, Antwerpen, 1963 APOSTEL, Leo, Atheïstische spiritualiteit, VUBPress, Brussel, 1998 ARMSTRONG, Karen, De Kwestie God. De Toekomst van Religie, De Bezige Bij, Amsterdam, (2009)(oorspr. titel: The case for God) BERG, Geoffrey, The six ways of atheism. New logical disproofs of the existence of God, 2009 BLOM, Philipp, Het verdorven genootschap. De vergeten radicalen van de Verlichting, De Bezige Bij, 2010 (oorspr. titel: A wicked company: the forgotten radicalism of the European Enlightenment, Basic Books, New York, 2010, Ned. vertaling: Pon Ruiter) BLONTROCK, Lydia (red.), Humanisme vandaag, EPO, Berchem, 1987 BOTTON, Alain de, De architectuur van het geluk, Atlas, Amsterdam, 2006 (vertaald uit het Engels: The Architecture of Happiness, 2006) BOTTON, Alain de, Religie voor atheïsten. Een heidense gebruikersgids, Uitgeverij Atlas, Amsterdam, 2011 BRAECKMAN, Johan en BOUDRY, Maarten, De ongelovige Thomas heeft een punt. Een handleiding voor kritisch denken, Houtekiet, Antwerpen, 2011 CAMUS, Albert, Le mythe de Sisyphe, Gallimard, Paris, 1942 CATHERINE, Lucas, En de Mens schiep god, EPO, Berchem, 2012 CHABOT, Boudewijn, Uitweg. Een waardig levenseinde in eigen hand. Uitgebreid met de heliummethode, Nijgh & Van Ditmar, Amsterdam, 2012
143
CLITEUR, Paul, God houdt niet van vrijzinnigheid, Bert Bakker, Amsterdam, 2004 CLITEUR, Paul, Moreel Esperanto, De Arbeiderspers, Utrecht, 2007 CLITEUR, Paul, The Secular Outlook. In Defense of Moral and Political Secularism, Wiley‐ Blackwell, Oxford, 2010 COENE, Gily (red.), De kunst buiten het zelf te treden. Naar een spiritueel atheïsme, ASP VUBPress, Brussel, 2008 COMMERS, Ronald, Het vrije denken. Het ongelijk van een humanisme, VUBPress, Brussel, 1991 COMMERS, Ronald (ed.), De mens is dood. Leve de mens. Vier filosofische essays, VUBPress, Brussel, 1993 COMMERS, Ronald, De wijzen en de zotten. De moderniteit en haar filosofie, VUBPress, Brussel, 1995 CORNELIS, Gustaaf en SIMOENS, Sien, Tot waar gaat de hemel? Hoe wetenschap en mythen ons heelal beschrijven, HVV/VOC K. Cuypershuis, Antwerpen, 2004 CORNELIS, Gustaaf, Had de eerste mens een naam? Een redelijk eigenzinnige inleiding op wat wetenschap en mythen vertellen, VUBPress, Brussel, 2009 DAWKINS, Richard, The God Delusion, Black Swan, London, 2006 (Ned. vertaling: God als misvatting) DE LEY, Herman, Het Arabisch‐Islamitisch Hellenisme, Centre for Islam in Europe/Mana, dossier, 2001 DE LEY, Herman, Het Klassieke Arabische Denken, Centre for Islam in Europe, dossier, 2007 DEMEYERE, F. en PIJPEN, C, Over vrijzinnigheid gesproken. Verleden, heden en toekomst, VUBPress, Brussel, 1998 DENECKERE, Gita, Geuzengeweld. Antiklerikaal straatrumoer in de politieke geschiedenis van België, 1831‐1914, VUBPress, Brussel, 1998 DENNET, Daniel C., Darwin’s Dangerous Idea, Simon & Schuster, New York, 1995 (Ned. vertaling: Darwins gevaarlijke idee) DERKX, Peter, Humanisme, zinvol leven en nooit meer ‘ouder worden’. Een levensbeschouwelijke visie op ingrijpende biomedisch‐technologische levensverlenging, VUBPress, Brussel, 2011 DETHIER, Hubert, De geschiedenis van het atheïsme, Hadewijch, Antwerpen, 1995
144
DISTELMANS, Wim, Een waardig levenseinde, Houtekiet, Antwerpen, 5e geactualiseerde druk, 2009 DOHMEN, Joep (red.), Over levenskunst. De grote filosofen over het goede leven, Ambo, Amsterdam, 2002 DOHMEN, Joep, Tegen de onverschilligheid. Pleidooi voor een moderne levenskunst, Ambo, Amsterdam, 2007 ELDERS, Fons (ed.), Humanism Toward the Third Millennium, VUBPress, Brussel, 2001 EVANS, Jules, Filosofie voor het leven en andere gevaarlijke situaties, Uitgeverij Ten Have, Utrecht, 2012 (vertaald uit het Engels Philosophy for life and other dangerous situations, 2012) FLAM, Leopold, Denken en existeren, Wereldbibliotheek, Amsterdam, 1964 FLAM, Leopold, Geschiedenis van het Atheïsme, Universitaire Pers, Brussel, 1964 FLAM, Leopold, Filosofie van de Eros, Ontwikkeling, Antwerpen, 1973 FOUCAULT, Michel, Histoire de la sexualité, III: Le Souci de soi, Gallimard, Paris, 1984 FRANCOIS, Karen (red.), Humanisme in de samenleving. Vrijzinnige waarden, HVD, Antwerpen, 1996 GESCINSKA, Alicja Anna, De verovering van de vrijheid. Van luie mensen, de dingen die voorbijgaan, Lemniscaat, Rotterdam, 2011 GONTIER, Nathalie, De oorsprong en evolutie van leven. 15 van het standaardparadigma afwijkende thesen, VUBPress, Brussel, 2004 HADOT, Pierre, Filosofie als een manier van leven, Ambo, Amsterdam, 2003 HANKEN, Albert, De mystiek ontsluierd, Damon, Budel, 2002 HANKEN, Albert, Religie zonder God, Eburon Uitgeverij, Delft, 2007 HARRIS, Sam, Van God Los, De gevaren van religie en de toekomst van de rede, Arbeiderspers, Amsterdam, 2007 (vertaald uit het Engels: The End of Faith, 2004) HARRIS, Sam, Het morele landschap, Goed leven zonder God, De Arbeiderspers, Amsterdam, 2011 (vertaald uit het Engels: The Moral Landscape, How Science Can Determine Human Values, 2010) HASQUIN, Hervé, Histoire de la Laïcité en Belgique, Espace de libertés/CAL, Bruxelles, 1994 ISRAEL, Jonathan, Revolutie van het denken. Radicale Verlichting en de wortels van onze democratie, Uitgeverij van Wijnen, Franeker, 2011
145
HITCHENS, Christopher, God is not Great. The Case Against Religion, Atlantic Books, London, 2007 HITCHENS, Christopher, The Portable Atheist. Essential Readings for the Non‐Believer, Da Capo Press, USA, 2007 JACOBS, L. en STAES, S., Bibliografie humanisme‐vrijzinnigheid 1965‐1985, HVCL, Antwerpen, 1987 JANSSEN, Jacques en VAN VUGHT, Joos (red.), Brein en bewustzijn, Uitgeverij Damon, Budel, 2006 JULIAM, Philippe, Synthese‐sneuveltekst van kernthema’s i.o.v. Stuurgroep Visie HVV, onuitgegeven nota, januari 2009 KAHNEMAN, Daniel, Thinking fast and slow, Penguin Books, London, 2011 KOLK, Herman, Vrije wil is geen illusie. Hoe de hersenen ons vrijheid verschaffen, Bert Bakker, Amsterdam, 2012 KRUITHOF, Jaap, De zingever, Boom, Meppel, 1968 KRUITHOF, Jaap, De mens aan de grens, EPO, Berchem, 1985 KRUITHOF, Jaap, Het neoliberalisme, EPO, Berchem, 2000 KRUITHOF, Jaap, Het humanisme, EPO, Berchem, 2001 LLESHI, Bleri en VAN DEN BOSSCHE, Marc (eds.), Identiteit en interculturaliteit. Identiteitsconstructie bij jongeren in Brussel, VUBPress, Brussel, 2010 MERTENS, Peter, Hoe durven ze? De euro, de crisis en de grote hold‐up, EPO, Berchem, 2011 MILIS, Ludo, De Heidense Middeleeuwen, Brepols Publishers, Brussel, 1991 MORTIER, F. en RAES, K., Een kwestie van behoren. Stromingen in de hedendaagse ethiek, Mys en Breesch, Gent, 1992 MORTIER, Freddy, De hoer van de duivel, Acco, Leuven, 2011 ONFRAY, Michel, Atheologie. De hoofdzonden van jodendom, Christendom en islam, Mets & Schilt, Amsterdam, 2005 PINXTEN, Rik, De strepen van de zebra. Naar een strijdbaar vrijzinnig humanisme, Houtekiet, Antwerpen, 2007 PINXTEN, Rik, Het plezier van het zoeken. Filosofie tegen de angst, Houtekiet, Antwerpen, 2011 PHILIPSE, Herman, Atheïstisch manifest, Prometheus, Amsterdam, 1995
146
PHILIPSE, Herman, God in the Age of Science? A Critique of Religious Reason, Oxford University Press, Oxford, 2012 POMA, Karel, De Verlichting, pijler van onze beschaving, Maklu, Antwerpen, 2009 POPPER, Karl, De open samenleving en haar vijanden, Lemniscaat, Amsterdam, 2007 (uit het Engels vertaald: The Open Society and its Ennemies, Routledge, London, 1945) PROVOOST, Anne, Beminde ongelovigen. Atheïstisch sermoen, Querido, Amsterdam, 2008 RAES, Koen, Het moeilijke ontmoeten. Verhalen van alledaagse zedelijkheid, VUBPress, Brussel, 1997 RUSSELL, Bertrand, Why I am not a Christian, and other essays on religion and related subjects, George Allen & Unwin Ltd., London, 1975 SARTRE, Jean‐Paul, L’existentialisme est un humanisme, Editions Nagel, Paris, 1946 SAVATER, Fernando, Het goede leven. Ethiek voor mensen van morgen, Bijleveld, Utrecht, 1996 SCHMID, Wilhelm, Filosofie van de levenskunst, Ambo, Amsterdam, 2001 SCHMID, Wilhelm, Handboek voor de levenskunst, Ambo, Amsterdam, 2004 SHOOK, John Robert, The God Debates. A 21st Century Guide for Atheists and Believers (and Everyone in Between), Wiley‐Blackwell, Oxford, 2010 SLEMBROUCK, Jurgen (red.), Onze waarden? Welke toekomst voor het humanisme?, UPA, ASP, Cogito reeks, Brussel, 2010 SLEMBROUCK, Jurgen (red.), Voorbij het atheïsme? Over de relatie tussen atheïsme en humanisme, UPA, ASP, Cogito reeks, Brussel, 2011 SNYKERS, Mathieu, De zoektocht naar onszelf, VUBPress, Brussel, 2003 SNYKERS, Mathieu, De gesel van Darwin. Of hoe we slachtoffers werden van de biologische evolutie, ASP/VUBPress, Brussel, 2009 SPONVILLE, André‐Comte, Petit Traité des Grandes Vertues, PUF, Paris, 1995 (Ned. vertaling: Kleine verhandeling over de grote deugden, Paperback, 2003) SPONVILLE, André‐Comte, De geest van het atheïsme. Kunnen we het zonder godsdienst stellen? Atlas, Amsterdam, 2008 (oorspr. titel: L'esprit de l'athéisme: Introduction à une spiritualité sans Dieu, Editions Albin Michel, 2006) SWAAB, Dick, Wij zijn ons brein: van baarmoeder tot Alzheimer, Uitgeverij Contact, Amsterdam, 2010
147
TIEDEMANN, Joop, Humanisme in tweestrijd. Humanistische verkenningen van de eerste en de tweede moderniteit, Uitgeverij Damon, Budel, 2005 TODOROV, Tzvetan, Le Jardin imparfait: la pensée humaniste en France, Grasset & Fasquelle, Parijs, 1998 (vertaling: De onvoltooide tuin. Het humanistische denken in Frankrijk, 2001) TOULMIN, Stephen, Terug naar de rede, Agora/Pelckmans, Kampen/Kapellen, 2001 TROUSSON, Raymond, Histoire de la libre pensée. Des origines à 1789’, CAL, Bruxelles, 1993 VAN BENDEGEM, Jean Paul, Tot in der eindigheid. Over wetenschap, New‐Age en religie, Hadewijch, Antwerpen, 1997 VAN BENDEGEM, Jean Paul, Vrijzinnig humanisme. Enkele overpeinzingen, in M. Easton & C. Van Kerckhove (red.), Hoezo democratie? De spanning tussen vrijheid en gelijkheid, EPO, Antwerpen, 2001, pp. 142‐150 VAN BENDEGEM, Jean Paul, Atheïsme is mijn geloofshouding, in P. H. Steenhuis (red.), De persoonlijke God. Gesprekken op de grens van filosofie en geloof, Van Gennep, Amsterdam, 2007 VAN BENDEGEM, Jean Paul, De vrolijke atheïst, Houtekiet, Antwerpen, 2012 VAN DEN BERG, Floris, Hoe komen we van religie af? Een ongemakkelijke liberale paradox, Houtekiet/Atlas, Amsterdam, 2009 VAN DEN BERG, Floris, Filosofie voor een betere wereld, Houtekiet/Atlas, Amsterdam/Antwerpen, 2009 VAN DEN ENDEN, Hugo, Ons levenseinde humaniseren. Over waardig sterven en euthanasie, VUBPress, Brussel, 1995 VAN DER WAL, Koo, Humaniteit. Uitdagingen en perspectieven voor een eigentijds humanisme, Klement/Pelckmans, Kampen, 2008 VAN KERCKHOVE, Christian (ed.), Grondslagen Vrijzinnig Humanisme, Humanistisch Vrijzinnige Dienst, Antwerpen, 1997 VAN KERCKHOVE, C. en DESMEDT, L. (eds.), De toekomst van het heden. Zijn we op weg naar een menselijker samenleving?, HVD, Antwerpen, 1999 VAN KERCKHOVE, Christian en VENS, Eva (eds.), Overgangsrituelen, Standaard Uitgeverij, Antwerpen, 2010 VAN PRAAG, Jacob (Jaap), Modern humanisme: een renaissance?, Contact, Amsterdam, 1947
148
VAN PRAAG, Jacob (Jaap), Grondslagen van humanisme: Inleiding tot een humanistische levens‐ en denkwereld, Meppel, Boom, 1978 VAN ROOY, Wim, De malaise van de multiculturaliteit, Acco, Leuven, 2008 VAN ROOY, Wim en VAN ROOY, Sam, De islam. Kritische essays over een politieke religie, ASP, Brussel, 2010 VAN VELZEN, Joke, Beter leren denken, Garant, Apeldoorn, 2012 VERHOFSTADT, Dirk, In gesprek met Etienne Vermeersch. Een zoektocht naar waarheid, Houtekiet, Antwerpen, 2011 VERHOFSTADT, Dirk, In gesprek met Paul Cliteur. Een zoektocht naar harmonie, Houtekiet, Antwerpen, 2012 VERMEERSCH, Etienne, De ogen van de panda. Een milieufilosofisch essay, Van de Wiele, Brugge, 1988 (herwerkte heruitgave bij Houtekiet, Antwerpen, 2010) VERMEERSCH, Etienne, Atheïsme, Uitgeverij Luster, reeks ‘Essentie’, Antwerpen, 2010 VERPLAETSE, Jan, Het morele instinct. Over de natuurlijke oorsprong van onze moraal, Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam, 2008 VERPLAETSE, Jan, Zonder vrije wil. Een filosofisch essay over verantwoordelijkheid. Uitgeverij Nieuwezijds, Amsterdam, 2011 WARRAQ, Ibn, Why I Am Not a Muslim, Prometheus Books, New York, 1995 WITTE, Els en TYSSENS, Jeffrey, De vrijzinnige traditie in België. Van getolereerde tegencultuur tot erkende levensbeschouwing, VUBPress, Brussel, 1996 UVV – De vrijzinnige gepeild. Verslag van de bevraging onder de leden van vrijzinnige verenigingen, Brussel, 2000 UVV – Antenne Tijdschrift, themanummer ‘Vrijzinnig humanisme’ (01/06/10) UVV – Cahier, Van vrijzinnig humanisme naar ecologie en terug, Werkgroep ecologie, Brussel, 2011
149
Woord van dank We danken het leescomité voor de kritische opmerkingen en de constructieve commentaren op deze tekst: Johan Braeckman, dr. in de Wijsbegeerte, hoofddocent wijsgerige antropologie, UG Jacinta De Roeck, directeur HVV Marieke Höfte, gewezen algemeen voorzitter HVV Philippe Juliam, bestuurslid HVV Gent, licentiaat moraalwetenschappen, leerkracht niet‐ confessionele zedenleer Gaston Moens, em. professor vakgroep scheikunde, VUB en wetenschapsfilosoof Sien Simoens, educatief medewerkster HVV Mathieu Snykers, dr. in de wetenschappen, specialisme materiaalfysica en kernfusie, VUB Marie‐Laure Sturbois, voorzitter HVV West‐Limburg Jean Paul Van Bendegem, dr. in de wijsbegeerte, hoogleraar logica en wetenschapsfilosofie, directeur CLWF, VUB Bijzondere dank gaat uit naar Philippe Juliam. Als bestuurslid van HVV Gent stelde hij enkele jaren geleden, in opdracht van de toenmalige HVV Stuurgroep Visie, een ‘Synthesetekst van kernthema’s’ samen. In feite schreef hij hiermee in een paar bladzijden een soort vrijzinnig humanistische identiteitskaart neer. Dan kon je zeggen: “Als ik dit lees, dan lees ik wie ik ben, wat ik denk als vrijzinnig humanist.” De idee voor deze tekst is daaruit ontstaan. Redactie: Jacinta De Roeck, Sien Simoens, Peter Algoet Auteur: Peter Algoet, coördinator cel educatie & maatschappij HVV HVV, December 2012
150
151