Verzekeraar Martin Bontje waarschuwt voor effecten op korte termijn
‘Vrije prijzen niet zonder risico’ Als de prijzen van geneesmiddelen worden vrijgegeven, is het nog maar de vraag of op korte termijn de kosten omlaag gaan. Daarvoor waarschuwt Martin Bontje, lid van de raad van bestuur van zorgverzekeraarscombinatie Univé-VGZ-IZA-Trias (UVIT). Hij vreest vooral voor een prijsexplosie van geneesmiddelen waarop een patent rust.
‘We behandelen veel te veel in een ziekenhuis wat heel goed in de eerste lijn kan’
Vrije prijsvorming zou volgens Bontje het bestaande preferentiebeleid wel overbodig maken. Op grond van dit beleid kunnen verzekeraars een voorkeur uitspreken voor één middel als verschillende generieke geneesmiddelen dezelfde werkzame stof bevatten. Hierdoor zijn de kosten van generieke geneesmiddelen de afgelopen jaren sterk gedaald. Wat vroeger aan bonussen en kortingen naar apothekers ging, ziet de afnemer nu terug in lagere prijzen. Maar preferentiebeleid is voor verzekeraars behoorlijk omslachtig, zegt Bontje, die in principe voorstander is van vrije prijsvorming, mits de risico’s op korte termijn goed doordacht worden. “Er zijn unieke geneesmiddelen, die volledig beschermd zijn. Dat is geen markt, dat is een monopolie en dan moet je betalen wat de fabrikant vraagt. Helemaal aan de andere kant van het spectrum staan volkomen uitwisselbare geneesmiddelen, die door voldoende fabrikanten gemaakt worden. Dat laatste segment zal het probleem niet zijn, maar dat eerste? En als dan wordt voorgeschreven dat zo’n duur, beschermd geneesmiddel in het pakket moet, wat betekent dit dan voor de prijs? Wat dit betreft zit ik een beetje scheef te kijken naar de effecten van marktwerking. Het kan niet zo zijn dat de overheid voorschrijft dat een middel moet worden vergoed en dat alleen die ene fabrikant de prijs kan bepalen.”
“In de wet staat verder dat alleen apothekers geneesmiddelen mogen afleveren, maar als er in dunbevolkte gebieden slechts één apotheek is die hoge prijzen gaat hanteren, dan zullen we met deze apotheek toch een contract moeten sluiten. Dat moet je allemaal wel goed doordenken.”
Doelmatigheid Bontje ziet het als de belangrijkste uitdaging voor zorgverzekeraars om de doelmatigheid van de gezondheidszorg te vergroten. Daarbij is nog veel winst te boeken, meent hij. “Kijk eens naar de ziekenhuizen. We doen veel te veel, en we doen het op veel te veel plekken. Concentratie en specialisatie zijn nodig. We behandelen ook veel te veel in een ziekenhuis wat heel goed in de eerste lijn kan. In de geestelijke gezondheidszorg hebben we relatief gezien de meeste klinische opnames van de hele wereld. Nou, de mensen zijn hier echt niet gekker dan elders. Iemand moet eens een keer tegen GGZinstellingen zeggen: nee, nu even geen nieuw pand meer bouwen, niet nog meer bedden erbij. U gaat de mensen maar ambulant behandelen.” | Meer over de visie van Martin Bontje op de rol van verzekeraars binnen de zorg leest u op pagina 3.
N e f r z o N e fa r m a & O p i n i e N fa r m a & O n t w i k ke l i n g s l a n d e n N e fa r m a & N a r m i k ke h e m a N e fa r m a & e fa r m a & A c c e s s t o M e d i c i n e N e fa r m a & 2 011, N u m m e r 5 N e f m a & N e fa r m a & Ve r t r o u w e n N e fa r m a & U V I T N e fa r m a & M a r t i n B o n t j e N e fa r m a & I n n o va t i e N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & P r e f e r e n t i e b e le i d N e fa r m a & E M A N e fa r m a & C o n c u r r e n t i e N e fa r m a & K l i n i s c h O n d e r z o e k N e fa r m a & O Slim luisteren
De uittocht voorbij?
Toegang voor iedereen
Arrogantie is funest voor innovatie, zegt Kees Groen (Kinesis Pharma) in zijn bijdrage aan de interviewserie over sociale innovatie. De benodigde intelligentie bestaat niet alleen uit slim zijn, maar vooral uit het vermogen tot luisteren, vindt hij. “En dan ook echt naar iedereen: naar de medisch directeur, maar ook naar de portier en naar de poetsvrouw.” Lees het interview op pagina 2. |
Nu in Weesp (Abbott) en Oss (MSD-Organon) de eerste stofwolken zijn opgetrokken en er iets meer duidelijkheid is over de toekomst van de bedrijven, dient zich nog nadrukkelijker de vraag aan hoe de (farma-)innovatie in Nederland ervoor staat. Wat kunnen of moeten overheid en bedrijfsleven doen om een verdere uittocht van hoogwaardige kennis uit Nederland te voorkomen? Twee hoogleraren gaan over die vragen in dialoog op pagina 4&5. |
Volgend jaar verschijnt de derde Access to Medicine Index, die sinds 2008 in kaart brengt wat farmaceutische bedrijven doen om de toegang tot geneesmiddelen in ontwikkelingslanden te verbeteren. Hoe de Index dat doet en wat ze teweegbrengt, vertellen diverse betrokkenen in het dossier op pagina 6&7. |
Mei 2011
&
Nefarma
Pagina 1
4
Kees Groen (Kinesis Pharma):
Sociale Innovatie
‘Niet blind doorgaan met wat je al twintig jaar doet’
Baanbrekende innovaties ontstaan als mensen vanuit verschillende bedrijven en organisaties met elkaar samenwerken, juist waar die samenwerking niet vanzelfsprekend is. Nefarma is betrokken bij een initiatief om mensen met elkaar te verbinden om zo tot vernieuwingen in de (farmaceutische) zorg te komen. Over dit project ‘sociale innovatie’ gaat een serie vraaggesprekken. Deze maand deel 4: Kees Groen.
“Intelligente mensen zijn niet alleen slim, maar hebben ook het vermogen om te luisteren. Dat is de essentie van sociale innovatie”, vindt Kees Groen. Hij is oprichter en eigenaar van Kinesis Pharma in Breda, dat strategisch advies geeft over ontwikkeling van nieuwe geneesmiddelen.
doorgaan of moeten we een ontwikkeling stopzetten? Er ont-
“Je moet naar iedereen kunnen luisteren: naar de medisch direc-
staan ook nieuwe modellen om dat proces te besturen. Je kunt
teur, maar ook naar de portier en naar de poetsvrouw. Arrogantie
immers van de directeur van een klein bedrijf, die zijn ziel en
is funest voor innovatie. Je moet je ogen en oren open houden
zaligheid heeft verbonden aan een bepaalde werkzame stof, niet
en voortdurend willen weten wat er leeft, wat mensen vinden,
verwachten dat hij over de toekomstige opbrengsten ervan nog
en niet blind doorgaan met wat je de afgelopen twintig, dertig
een objectief beeld kan schetsen. Dus zie je steeds meer dat
jaar steeds hebt gedaan. De onderlinge communicatie moet
investeerders werken met comités van deskundigen die ze dat
anders, de lijnen moeten korter. Er heerst bij veel grote bedrijven
laten beoordelen. Het is een kwestie van voortdurend kijken
nog altijd een enorm superioriteitsgevoel. Wat hier niet bedacht
naar de resultaten van het onderzoek, maar ook naar de ontwik-
is, kan nooit wat zijn. Dat merk ik vooral als die grote bedrijven
kelingen in de markt. Want wat heb je aan een stof van prima kwaliteit als de markt intussen verdwenen of verdeeld is?”
geconfronteerd worden met het werk van kleinere ondernemingen. Het is nooit goed genoeg.” “Ik vrees dat dat ook niet te doorbreken valt. Er moet veel meer gediversifieerd worden. Niet focussen op small molecules, maar
‘Je hoeft het niet allemaal in eigen huis te doen, liever niet zelfs. Kies voor samenwerking met kleinere ondernemingen’
Black box
huis te doen. Liever niet zelfs. Kies voor samenwerking met klei-
“Investeerders kunnen veel meer grip hebben op een klein bedrijf. In de traditionele farmaceutische industrie zijn de risico’s veel te groot geworden. Men investeert geen 40 tot 50 miljoen euro meer in een black box onder het motto ‘we zien wel wat het oplevert’. Daarvoor zijn er teveel mislukkingen geweest. Investeerders willen er daarom veel dichter op zitten. Wat gebeurt er precies met het geld dat we erin steken? Moeten we
al. Slank de eigen onderneming af om kosten en vooral ook risico’s te verkleinen. En kijk meer naar nieuwe markten. Ik ontdekte laatst dat een groot farmabedrijf met een bepaald product nog helemaal niet op de Chinese markt actief was. Een kwart van de wereldbevolking en je laat die markt links liggen...?”
mentopvatting. Ik vind dat medewerkers vooral hun eerlijke mening moeten geven. Succesvolle bedrijven zijn bedrijven waar
ook op biotech-producten. Je hoeft het niet allemaal in eigen nere ondernemingen. Verschillende bedrijven doen dat gelukkig
“Volgens mij vergt sociale innovatie ook een andere manage-
de directie openheid toelaat en mensen ook op de werkvloer kunnen zeggen wat ze willen. Alsjeblieft, zég het gewoon als iets niet goed is. En werk niet aan zaken die weliswaar geld opleveren, maar die de volksgezondheid niet verder helpen.” |
Ga voor een uitgebreid interview met Kees Groen naar www.nefarma.nl
N e far ma & C o m me n t aar Het Europees parlement wantrouwt de Europese instantie
bewering. Ook in Nederland wordt het College ter
examengeld aan het CBR betaalt. Als je er een grap van zou
die toeziet op toelating en veiligheid van geneesmiddelen,
Beoordeling van Geneesmiddelen betaald uit de gelden die
maken, kun je zeggen “Bedrijven zouden wíllen dat het CBG
de EMA. De begroting is niet goedgekeurd. Er moet eerst
bedrijven moeten neertellen om een product geregistreerd
bij ze op schoot zit”. Voor grappen is echter geen plaats als
een onderzoek komen door de Europese Rekenkamer. De
te krijgen. Alleen al de suggestie dat het CBG daardoor uit
het gaat om kwaliteit en veiligheid van zulke serieuze pro-
reden hiervoor: de EMA wordt vrijwel geheel door farma-
de hand van de farmaceutische bedrijven zou eten, is stui-
ducten als geneesmiddelen. |
ceutische bedrijven gefinancierd. Daaruit hebben twee
tend en schoffeert de deskundigen van het college. De
onderzoekers afgeleid dat de EMA het belang van fabrikan-
redenering is ook onzinnig. Er is geen enkele reden het
ten boven dat van patiënten stelt. Een wel heel boude
Nederlandse rijbewijs in twijfel te trekken omdat je
Nefarma presenteert nieuwe monitor
Toetsingstijd klinisch onderzoek ruim overschreden De doorlooptijd van klinisch geneesmiddelenonderzoek in Nederland loopt internationaal zwaar uit de pas. In 2010 moesten onderzoekers gemiddeld 194 dagen wachten op uitsluitsel omtrent hun aanvragen. Dat blijkt uit de nieuwe editie van de Nefarma Clinical Trial Databank (NCTD). De NCTD is een jaarlijkse publicatie die inzichtelijk maakt hoe lang het duurt om toestemming te krijgen voor het uitvoeren van klinisch geneesmiddelenonderzoek. Al jaren blijkt dat goedkeuringsprocedures in ons land de termijnen die ervoor staan ver overschrijden, waardoor het onderzoek soms grote vertraging oploopt. “Dat maakt Nederland in internationaal perspectief minder aantrekkelijk als onderzoeksland”, constateert de NCTD. “Dat is niet goed voor de wetenschap, voor de gezondheidszorg, voor artsen en – niet in de laatste plaats – patiënten. Belangrijke stappen ter verbetering zijn het handhaven van de afgesproken termijnen, stroomlijnen en waar mogelijk verminderen van procedures. Met de
Pagina 2
NCTD-monitor wil Nefarma bijdragen aan verbetering en versnelling.” vereniging innovatieve geneesmiddelen Nederland
Vertaling De European Clinical Directive adviseert een termijn van 60 dagen. Deze Europese richtlijn heeft in Nederland een vertaling gekregen die in de praktijk uitkomt op 90 dagen, dus anderhalf keer zo lang. Medisch-ethische toetsingscommissies hebben 60 dagen om de medischethische toets uit te voeren. Daarnaast staat voor de lokale uitvoerbaarheidsverklaring een termijn van 30 dagen. In theorie zouden beide toetsen tegelijkertijd uitgevoerd kunnen worden en passen binnen de Europese limiet, maar dat gebeurt veelal niet. Ernstiger is echter dat ook die 90 dagen in de praktijk ruim overschreden worden, afgelopen jaar dus met meer dan 100 dagen. Ten opzichte van een jaar eerder, toen de gemiddelde wachttijd 181 dagen bedroeg, is dat een verdere achteruitgang. Er zal een verbetering moeten plaatsvinden, stelt Nefarma, “zeker in de wetenschap dat de druk binnen farmaceutische bedrijven
Klinisch geneesmiddelenonderzoek in Nederland Ontwikkelingen, doorlooptijden en vertragingen Aanbevelingen voor verbeteringen
Nefarma Clinical Trial Databank 2011
verder toeneemt op de besluitvorming waar onderzoek plaatsvindt. Urgentie is geboden.” | www.nefarma.nl
&
Nefarma
Geletterd en gezond Een groot aantal Nederlanders is niet vaardig genoeg om gezondheidsinformatie tot zich te nemen. Dat heeft negatieve gevolgen voor hun gezondheid en welzijn. Mensen begrijpen niet wat een dokter zegt, kunnen voorschriften en adviezen niet goed lezen, volgen raadgevingen niet op en gebruiken hun geneesmiddelen verkeerd. De Alliantie Gezondheidsvaardigheden, een samenwerkingsverband van organisaties in de zorg, wil dat verbeteren. Initiatiefnemers zijn de Stichting Lezen en Schrijven en het Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie. Nefarma behoort tot de 53 ondertekenaars van een intentieverklaring. Zij willen de problematiek grotere bekendheid geven, betrokkenen helpen hun vaardigheden (met name lezen en schrijven) te bevorderen en vooral de communicatie in de zorg beter laten aansluiten bij het kennisniveau van de patiënten. De Alliantie heeft een netwerkstructuur met diverse werkgroepen als aanjagers. Nefarma zal de komende tijd een actieve rol spelen bij de uitwerking van de communicatiedoelstellingen. |
Jaargang 4, nummer 5
Martin Bontje (UVIT) voorziet nog veel efficiencywinst
‘Verzekeraars zijn besteld om de zorg doelmatiger te maken’ dilemma is een jaar geleden voorgelegd aan het College voor Zorgverzekeringen. Ik had gehoopt op een snel antwoord, maar de kwestie is blijkbaar toch lastiger dan gedacht.”
“Wat de komende jaren de belangrijkste uitdaging is voor zorgverzekeraars?” Martin Bontje, lid van de raad van bestuur van UVIT (de fusie van Univé, VGZ, IZA en Trias), hoeft er niet lang over na te denken. “Onze belangrijkste uitdaging is de gezondheidszorg in Nederland doelmatiger te krijgen. We doen het namelijk heel inefficiënt.”
Punt van kritiek is ook dat u bij chemische geneesmiddelen niet onderkent dat toedieningsvormen en hulpstoffen producten met dezelfde werkzame stof toch heel verschillend kunnen maken.
In een hotel vlakbij Arnhem is deze vrijdag het directieberaad van UVIT (4,3 miljoen verzekerden) gaande. In de lunchpauze heeft Martin Bontje precies drie kwartier om de Nederlandse gezondheidszorg te bespreken. Drie uren was beter geweest voor de man die vier jaar geleden zijn baan als directeur van brancheorganisatie Zorgverzekeraars Nederland verruilde voor de bestuursfunctie bij UVIT. Dus beperken we ons tot de hoofdlijn, die in juni ook aan de orde komt in het Glazen Zaal Debat van Nefarma: de toekomst van het preferentiebeleid voor geneesmiddelen. Maar toch, wel graag antwoord op die ene algemene vraag: hoezo kan het doelmatiger in de zorg? Martin Bontje: “Kijk eens naar de ziekenhuizen. We doen veel te veel, en we doen het op veel te veel plekken. Concentratie en specialisatie zijn nodig. We behandelen ook veel te veel in een ziekenhuis wat heel goed in de eerste lijn kan. In de geestelijke gezondheidszorg hebben we relatief gezien de meeste klinische opnames van de hele wereld. Nou, de mensen zijn hier echt niet gekker
“Dat is niet juist. Ten eerste: als de dokter wil dat het preferentiebeleid op een bepaalde patiënt niet van toepassing is, dan schrijft hij op het recept dat een bepaald specifiek middel ‘medisch noodzakelijk’ is. Inderdaad, dat doen dokters niet gauw en dat is logisch, want veel middelen zijn uitwisselbaar. Ten tweede: als uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat het niet verstandig is patiënten tijdens de behandeling van geneesmiddel te laten switchen, dan doen we dat ook niet. Dat geldt bijvoorbeeld voor epilepsiepatiënten. Er is geen epilepsiepatiënt die wat ons betreft vanwege het preferentiebeleid van geneesmiddel hoeft te veranderen.”
Martin Bontje: nu zelf aan het roer Martin Bontje (56) werkt sinds 1 augustus 2007 bij UVIT, de fusie van Univé, VGZ, IZA en Trias. Daarvoor werkte hij sinds 1995 bij brancheorganisatie Zorgverzekeraars Nederland, waar hij sinds 2000 de functie van algemeen directeur bekleedde. Vanuit zijn rol bij UVIT is Bontje inmiddels ook weer vice-voorzitter van Zorgverzekeraars Nederland. Kort geleden heeft UVIT besloten zijn bestuurlijke structuur te gaan veranderen. De “juridische en bestuurlijke band tussen het schadebedrijf en het zorgbedrijf wordt vervangen door een nauwe commerciële samenwerking”, zo heet het. Doel is de slagvaardigheid en de efficiency van beide bedrijfsonderdelen te vergroten.
‘Als de markt goed zou werken, was het preferentiebeleid niet nodig’
Hoe ziet u de toekomst van het preferentiebeleid?
dan elders. Iemand moet eens een keer tegen GGZinstellingen zeggen: nee, nu even geen nieuw pand meer bouwen, niet nog meer bedden erbij. U gaat de mensen maar ambulant behandelen.”
Dat gaat de ziektekostenverzekeraar zeggen? “Ik zie zeker een belangrijke rol voor verzekeraars als het gaat om het efficiënt inrichten van wat wij ‘zorgpaden’ noemen. Dat zijn de behandelmethoden met alles erop en eraan, waarvoor je bij een bepaald ziektebeeld kunt kiezen. Wat kun je doen met een patiënt die meniscusproblemen heeft, wat zijn denkbare zorgpaden voor iemand met diabetes? Dat moet je integraal bekijken en daarbij ook goed letten op de kosten. Soms is het slimmer patiënten met geneesmiddelen te behandelen en daarmee een kostbare ziekenhuisopname uit te sparen, maar het kan ook andersom zijn. Belangrijk is dan wel dat je de kosten die je bespaart op de ziekenhuisopname ook in eigen zak mag steken en niet via het bestaande vereveningssysteem met andere zorgverzekeraars moet verrekenen.”
U gaat op de stoel van de huisarts of de specialist zitten. “Geen sprake van. In de spreekkamer heeft de behandelend arts het voor het zeggen. Maar als u bedoelt dat verzekeraars zich met meer zaken zullen bemoeien dan in het verleden, dan is dat juist. Ik denk dat we daarvoor ook besteld zijn. Het wordt van ons verwacht op grond van de Zorgverzekeringswet. We zijn geen klassieke ziekenfondsen die van de overheid horen wat de prijzen zijn en die de declaraties netjes betalen. Het past wel degelijk in onze rol zorgverleners aan te spreken op hun gedrag. Denk aan een huisarts die heel snel en inefficiënt doorverwijst of een specialist die standaard voor de duurste behandelwijze kiest. Dan zijn wij de partij om te zeggen: moet dat nou, dat kan toch ook anders?” Mei 2011
Veel apothekers zijn evenmin blij met UVIT. Bij het preferentiebeleid voor de levering van geneesmiddelen bent u steeds op zoek naar de grenzen van wat wél en wat niet mag. “Enig ongenoegen van apothekers is helaas onvermijdelijk. Die hebben meer dan evenredig geprofiteerd van het systeem van kortingen en bonussen dat we vroeger hadden. In 2007 behoorde Nederland als het gaat om generieke geneesmiddelen tot de Europese landen met de laagste productiekosten. Tegelijk waren we qua prijzen van deze middelen bijna het duurste land. Het preferentiebeleid heeft hieraan radicaal een einde gemaakt. Zorgverzekeraars kunnen nu bijvoorbeeld één voorkeursleverancier aanwijzen voor generieke geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof, met als gevolg dat sommige van die middelen met 95 procent in prijs zijn gedaald. Dat lijkt me grote maatschappelijke winst.”
Het gaat de farmaceutische industrie te ver dat u naast chemische middelen ook biologische geneesmiddelen onder het preferentiebeleid wilt laten vallen. “Die discussie hebben we inderdaad aangezwengeld, want we hebben het hier over groot geld en over een groeiende markt. Ik begrijp dat biologische geneesmiddelen anders gemaakt worden dan chemische middelen en de veronderstelling is dus dat er ook meer verschillen tussen deze middelen bestaan. Maar hoe kan het dan dat er naast de biologicals, de middelen waarop nog een patent rust, ook biosimilars zijn, dus generieke varianten? Dan moet er toch sprake zijn van vervangbaarheid? En als dat niet het geval is, dan moet er op een biological toch een eeuwigdurend patent rusten? Dat
“Als instrument is het succesvol gebleken; dat gooien we niet weg. Maar het is voor ons als verzekeraars ook heel ingewikkeld. Als de markt goed zou werken, dan was dit allemaal niet nodig.”
Vrije prijzen van geneesmiddelen dan maar? “Wat er met de prijzen gaat gebeuren is voor de toekomst inderdaad het meest spannende. De minister heeft het voornemen alles te liberaliseren, maar geldt dat ook voor de prijzen van geneesmiddelen? En wat zijn daarvan dan de gevolgen? Er zijn unieke geneesmiddelen, die volledig beschermd zijn. Dat is geen markt, dat is een monopolie en dan moet je betalen wat de fabrikant vraagt. Helemaal aan de andere kant van het spectrum staan volkomen uitwisselbare geneesmiddelen, die door voldoende fabrikanten gemaakt worden. Dat laatste segment zal het probleem niet zijn, maar dat eerste? En als dan wordt voorgeschreven dat zo’n duur, beschermd geneesmiddel in het pakket moet, wat betekent dit dan voor de prijs? Wat dit betreft zit ik een beetje scheef te kijken naar de effecten van marktwerking. Het kan niet zo zijn dat de overheid voorschrijft dat een middel moet worden vergoed en dat alleen die ene fabrikant de prijs kan bepalen.”
Hoor ik hier een verzekeraar een pleidooi houden tégen marktwerking? “Nee, in principe ben ik voor vrije prijsvorming, uiteindelijk ook van geneesmiddelen. Op korte termijn zie ik echter ook veel risico’s. In de wet staat dat alleen apothekers geneesmiddelen mogen afleveren, maar als er in dunbevolkte gebieden slechts één apotheek is die hoge prijzen gaat hanteren, dan zullen we met deze apotheek toch een contract moeten sluiten. Dat moet je allemaal wel goed doordenken.” |
Pagina 3
Er is een uittocht gaande van hoogwaardige banen uit Nederland. Zorgelijk, vindt Toine Pieters, want daarmee graaf je als kenniseconomie je eigen graf. Hij is een warm pleitbezorger van investeringen in de farmaceutische sector. “Nederland behoort van oudsher tot de wereldtop en kan die positie blijven behouden. Maar daar moeten we wel iets voor over hebben.” Voor farmaceutisch Nederland is de crisis misschien wel een blessing in disguise. Het bewijs: de afgelopen jaren is er een enorme kwaliteitssprong gemaakt. “Van 1985 tot 2000 was er sprake van een ‘hoorn des overvloeds’”, zegt Toine Pieters. “Dat is fnuikend voor de innovatiedrive van mensen. Dat veranderde na 2000. De economische omstandigheden en de nieuwe wetgeving rondom financiering dwongen apothekers na te denken over hun rol en over mogelijkheden voor innovaties. Dat heeft geleid tot een enorme kwaliteitsverbetering. Ook wat wetenschappelijke publicaties betreft doen we het goed. Kortom: Nederland hoeft zich nergens voor te schamen. Er is alle reden om te investeren in de farmaceutische sector.” Natuurlijk, op het eerste gezicht gaat het niet goed met de sector. De ontwikkelingen rond Abbott en Organon zijn niet bepaald visitekaartjes. Maar als je wat breder kijkt, zie je volgens Pieters een heel ander plaatje. “Neem Crucell, een Nederlands biotechbedrijf dat uit het niets in twintig jaar tijd wereldleider is geworden op het gebied van vaccins. Of DSM, een van de belangrijkste geneesmiddelenindustrieën in Nederland en de grootste vitaminefabrikant ter wereld. Afbraak en opbouw bestaan naast elkaar. Natuurlijk is niemand blij met de uitverkoop in Weesp en Oss, maar het is zeker niet allemaal kommer en kwel.” Toine Pieters pleit voor het opzetten van kweekvijvers van farmacologisch talent. Plekken waar hooggekwalificeerde mensen
N e far ma & ke nn i s b e houd Abbott en Organon. Twee namen die symbool staan voor
Universiteit Utrecht. “Het geneesmiddelenonderzoek staat
Pieters zet in zijn optiek absoluut geen zoden aan de dijk.
de uitverkoop die gaande lijkt in farmaceutisch Nederland.
in ons land op een zeer hoog peil. Dat moeten we uitbou-
“We moeten niet zozeer meer investeren, maar vooral
Productie en onderzoek worden ingekrompen of verdwijnen
wen, en niet het kind met het badwater weggooien. Dat is
slimmer investeren. En daarin is een belangrijke een taak
voor een belangrijk deel. In Weesp en Oss gaat hoe dan ook
pure kapitaalvernietiging.” Zijn oplossing luidt derhalve:
weggelegd voor het bedrijfsleven.”
hoogwaardige kennis verloren. Een hard gelag voor een
flink in de sector investeren.
land dat zich wil profileren als kennisland.
Ook Justin Jansen, hoogleraar Ondernemerschap aan de
“Dat mogen we dus niet laten gebeuren”, zegt Toine Pieters,
Erasmus Universiteit, wil de hoogwaardige kennis graag
hoogleraar Geschiedenis van de Farmacie aan de
voor Nederland behouden, maar de oplossing van Toine
|
Er gaapt een kloof tussen wetenschap en praktijk, vindt hoogleraar Ondernemerschap Justin Jansen
‘Laat investeringen eerst eens gaan renderen’ Meer investeren in farmacologisch onderzoek? Niet in de eerste plaats, zegt hoogleraar Justin Jansen. “Het probleem is niet dat er te weinig wordt geïnvesteerd, maar dat die investeringen niet genoeg renderen.” Wat onderzoek betreft behoort farmacologisch Nederland absoluut tot de wereldtop. Maar de vraag is: hoe lang nog? “Qua onderzoek draaien we mee in de hoogste regionen”, stelt Justin Jansen. “Er gaat relatief veel geld naartoe. De investeringen in r&d in de sector zijn de afgelopen tien jaar flink gestegen. Het knelpunt is dan ook niet dat er te weinig geld is, maar dat er te weinig mee wordt gedaan. Er is niks mis met het r&dbudget, maar wel met het rendement op die investeringen. We doen toonaangevend onderzoek, maar de praktische toepassing laat veel te wensen over. Dat is de crux. Er gaapt een kloof tussen wetenschap en praktijk. De onderzoeksgegevens vertalen zich veel te weinig in de toepassing en ontwikkeling van medicamenten. De sector scoort relatief laag op het in de markt zetten van nieuwe producten. De grote uitdaging is dus: de huidige investeringen zodanig inzetten dat ze effectief worden.” De verplaatsing van werkzaamheden naar lagelonenlanden is al decennialang gaande. Begonnen bij de productie, is nu ook het kennisintensieve deel aan de beurt. Is de uitstroom van
hoogwaardig werk niet gewoon iets waar we ons bij neer moeten leggen? Justin Jansen vindt van niet. “De kenniseconomie omvat veel meer dan alleen de farmacologische sector, en andere sectoren hebben duidelijk veel minder problemen met hun r&d. Kijk naar de creatieve sector. Die floreert prima in Nederland. Hoewel het ontwikkelen van een nieuwe generatie medicijnen natuurlijk complexer en duurder is dan het ontwikkelen van een game of een kledinglijn, zijn er toch echt wel dingen die we kunnen doen om het tij te keren. Ik word niet blij van het vertrek van hoogwaardige kennis naar het buitenland. Die uitstroom is slecht voor Nederland Kennisland, dus we moeten er alles aan doen om te kijken hoe we dat kunnen stoppen. Daarbij moet je doen waar je goed in bent. Op loonkosten kunnen we niet concurreren. Wij moeten het hebben van creativiteit, innovatie en kennis, en daar moeten we dan ook maximaal op inzetten.”
Overheid Daarin is een belangrijke rol weggelegd voor de overheid. Het ontbreekt momenteel aan een sterke regie. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie zou volgens Jansen een visie moeten ontwikkelen op hoe Nederland beter gebruik kan maken van de aanwezige kennis in bedrijven en onderzoeksinstanties, zodat een betere toepassing van die kennis mogelijk wordt. Daarnaast zou de overheid een lijst
moeten maken van best practices: bedrijven die het bovenmatig goed doen en die als lichtend voorbeeld kunnen dienen voor andere. “Dat hoeven niet per se de farmareuzen te zijn. Vaak zelfs niet. Vernieuwing komt steeds vaker van kleine biotechbedrijven. Die vormen momenteel de motor achter innovatie in de farma.”
Ondernemersklimaat Ook het actief bevorderen van ondernemerschap kan helpen. In internationaal perspectief is het bedroevend gesteld met het ondernemend gehalte van Nederlanders. De overheid kan daar volgens Jansen iets aan veranderen door goede regelgeving rondom zaken als risicomanagement en kapitaalverschaffing. Bijvoorbeeld door durfkapitaal in een vroeg stadium beschikbaar te stellen, waardoor ook starters de kans krijgen om te investeren in innovatie. Daarnaast kan gedacht worden aan het bevorderen van ondernemerschap bij universiteiten en medische organisaties, waardoor studenten makkelijk de stap naar een eigen bedrijf kunnen zetten. Of door ‘Technology Transfer Offices’: organisaties die een link kunnen vormen tussen wetenschap en bedrijven. Bundelen van de krachten is wat Jansen betreft een goede zaak. Daarom pleit hij voor campussen: complexen rondom grote bedrijven en universiteiten waar kennisuitwisseling centraal staat. Mits daar ook grote bedrijven aanwezig zijn. “De
‘Met name bij grote farmabedrijven ontbreekt het vaak aan passie voor innovatie’ Pagina 4
&
Nefarma
Jaargang 4, nummer 5
Hoogleraar Geschiedenis van de Farmacie Toine Pieters ziet Nederland van oudsher uitblinken in niches
‘Er is alle reden om te investeren in de farmasector’ van verschillende bedrijven met elkaar samenwerken. Dat lijkt haaks te staan op de realiteit van wegtrekkende bedrijven. Maar Pieters is zeker van zijn zaak. “We moeten oppassen dat we het kind niet met het badwater weggooien. Er is in Nederland veel expertise aanwezig van farmacologen en chemici die op hoog niveau bezig zijn met r&d. Het is niet slim om die clusters van kennis te laten afsterven. Dat is pure kapitaalvernietiging. Je kunt beter zorgen dat ze een nieuwe start maken. Bij Abbott zijn de mensen zelf van onderop bezig om zo’n kweekvijver op te zetten en hun kennis voor dit land te behouden. Dat initiatief verdient alle steun van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie.”
Samenwerken Hij roept overheid en bedrijfsleven op om te investeren in die kweekvijvers. Samenwerken is namelijk een cruciale factor als het gaat om succesvolle innovatie. Daarom is de huidige trend van het uit elkaar trekken van bedrijfsonderdelen ook zo zorgwekkend. Ter illustratie noemt Pieters oude Bayer-laboratoria die de blauwdruk vormden voor de moderne farmaceutische industrie: korte lijnen en vakmensen uit verschillende disciplines die samenwerkten. Het resultaat: topprestaties. “Kruisbestuiving is goed voor de creatieve flow en het innovatief vermogen. Dat zie je ook in de scienceparken. Dat concept heeft zich in de loop der tijd bewezen. Van alle starters bereikt maar een heel klein deel de top, maar het grote plaatje is
Toine Pieters (Universiteit Utrecht) Toine Pieters (51) is bijzonder hoogleraar Geschiedenis van de Farmacie aan de Universiteit Utrecht. Hij houdt zich bezig met de samenhang tussen verleden, heden en toekomst in relatie tot het gebruik en de ontwikkeling van geneesmiddelen. Hij is tevens senior onderzoeker bij het VUmc en voorzitter van de Stichting Nationaal Farmaceutisch Museum.
helder: er zit muziek in.” Het geheim is wat hem betreft: kijken naar de sterke punten van de verschillende organisaties en daar heel gericht op inzetten. “Abbott is van oudsher gericht op chemie, terwijl Organon de expertise in huis heeft op het gebied van hormonen. Dat is waar ze in uitmunten, en dus moet je daarin investeren. Dan heb je een waardevolle basis om op voort te bouwen.” Het draait in de farmaceutische wereld volgens Pieters veel te veel om geld. Maar gezond beleid vraagt ook om een langetermijnvisie en een brede blik. Dat is niet altijd makkelijk, geeft hij toe. “Natuurlijk is het verleidelijk om werkzaamheden uit te laten voeren in China en India tegen een fractie van de prijs. Maar je moet je afvragen of je dan wel dezelfde kwaliteit krijgt. Kortetermijndenken en de focus op geld zijn dodelijk voor innovatie. Het gaat bij hoogwaardig kenniswerk uiteindelijk om
de menselijke factor. Mensen bezitten de creativiteit, het innovatief vermogen. Als je je als kenniseconomie wilt profileren, moet je je niet laten verdrijven naar het buitenland. Dan moet je kennis en economie daadwerkelijk hand in hand laten gaan en diepteinvesteringen willen doen. Zo niet, dan zullen we over twintig jaar moeten constateren dat we de boot hebben gemist.” Daarom moeten overheid, bedrijfsleven en wetenschap elk hun verantwoordelijkheid nemen. Dat betekent niet alleen investeren en het scheppen van een goed ondernemingsklimaat, maar ook goed wetenschappelijk onderwijs. “Nederland wil voor een dubbeltje op de eerste rang zitten”, waarschuwt Pieters. “Maar dat gaat niet. In alle succesvolle economieën wordt veel geld besteed aan fundamenteel onderzoek, omdat daar de basis wordt gelegd voor creativiteit en innovatie.”
Wereldtop We moeten vooral niet te klein denken, vindt Pieters. Van oudsher behoort Nederland tot de farmaceutische wereldtop. Van hormonen tot vaccins, we hebben altijd wel ergens in uitgeblonken. “Reden genoeg om te geloven dat we die positie ook in de toekomst kunnen behouden. De kracht van Nederland zit in het uitmunten in een niche. Natuurlijk zijn we een klein land, maar als Nederland zich ziet als onderdeel van Europa, dan hebben we een grote thuismarkt die zich makkelijk kan meten met Amerika.” |
‘Natuurlijk is niemand blij met de uitverkoop in Weesp en Oss, maar het is zeker niet allemaal kommer en kwel’
N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & N u m m e r 5N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D i a l o o g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & E t h i e k N e fa r m a r m a Justin Jansen (Erasmus Universiteit)
Justin Jansen (34) is hoogleraar Ondernemerschap aan de Rotterdam School of Management van de Erasmus Universiteit. Hij promoveerde cum laude op een onderzoek naar de balans tussen innovatie en efficiency in organisaties. Qua onderzoek richt hij zich op thema’s als organisatieverandering en -vernieuwing, innovatie, interne en externe samenwerking en ondernemerschap. Zijn onderzoek naar sociale innovatie werd bekroond met de ERIM Impact Award 2007.
aanwezigheid van grote spelers is cruciaal voor het succes van clusters, omdat zij de benodigde slagkracht hebben. Met alleen maar kleine jonge bedrijfjes kom je er niet.” Daarom is een sciencepark in Oss wat hem betreft ook niet wenselijk. “Zonder grote farmaceuten is zoiets gedoemd te mislukken.” Maar de overheid is zeker niet de enige die in beweging moet komen. Het bedrijfsleven zelf moet ook zijn verantwoordelijkheid nemen. “Met name grote farmaceutische bedrijven ontbreekt het vaak aan passie voor innovatie en visie op de toekomst. Zij scoren vaak slecht op snelheid en innovatief vermogen. Veel ideeën blijven op de plank liggen. Ze zijn vaak meer gericht op het in de markt zetten van bestaande medicijnen, dan op de ontwikkeling van nieuwe.” Ondanks de zorgelijke signalen heeft Justin Jansen wel vertrouwen in de toekomst. “Wat in het nieuws komt zijn de saneringen bij grote bedrijven. Dat bepaalt de beeldvorming en geeft het idee van een doemscenario. Maar als je kijkt waar de innovatie en vernieuwingskracht zitten, dan is dat bij de jonge kleine bedrijven, de toeleveranciers van de grote bedrijven, en die doen het doorgaans heel goed. Maar dat wil niet zeggen dat we stil kunnen zitten.” |
Mei 2011
&
Nefarma
Pagina 5
Wereldtop farma deze maand bijeen in Amstelveen
‘Access to Medicine Index is geadopteerd’ “De Access to Medicine Index is geadopteerd. Dat is een enorme mijlpaal in ons streven om medicijnen beschikbaar en betaalbaar te maken voor twee miljard mensen in ontwikkelingslanden.” Dat zegt Joop Muller, managing director van de stichting die verantwoordelijk is voor de index.
Snelle groei In 2008 verscheen de eerste Access to Medicine Index. Daaraan werkten acht bedrijven mee. In 2010 participeerden alle grote farmabedrijven in de wereld. Dat zijn er twintig. De eerste Index werd goed ontvangen door de internationale media en leverde discussie op onder met name de farmaceutische bedrijven. Inmiddels staat de Index bij niemand meer ter discussie.
Op uitnodiging van de Nederlandse Access to Medicine Foundation brengen de grootste farmabedrijven ter wereld op 24 mei een bezoek aan Nederland. Zij buigen zich gezamenlijk over de methodologie van de meting. De bijeenkomst staat in het teken van de Access to Medicine Index, de benchmark die inzichtelijk maakt wat farmabedrijven doen voor een betere wereld. Volgend jaar verschijnt deze ‘ranglijst’ voor de derde keer. Alle grote farmabedrijven doen inmiddels mee en leveren gegevens aan over de manier waarop zij medicijnen toegankelijk maken voor ontwikkelingslanden. “Door mee te doen laten bedrijven zien dat ze hun sociale verantwoordelijkheid willen nemen. De Index maakt transparant hoe de bedrijven presteren op dit vlak en zet bedrijven aan het nog beter te doen”, zegt Muller.
Impact De impact van het initiatief is moeilijk 1-op-1 meetbaar. “De Index krijgt in de internationale media veel aandacht en ook is duidelijk dat de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) er veel belang aan hecht. Aanpassingen in businessmodellen
Joop Muller (Access to Medicine Foundation): “Je ziet dat sociaal verantwoord ondernemen vast onderdeel wordt van de ondernemingsstrategie”
zijn niet meteen vertaald in extra medicijnen op bepaalde plaatsen, dat maakt het lastig meetbaar. Wat je wel ziet, is dat sociaal verantwoord ondernemen vast onderdeel wordt van de ondernemingsstrategie. Bedrijven zien dat er voordeel mee te behalen valt. Een goed sociaal beleid is te vertalen in waardering, op verschillende manieren.” De Index wordt inmiddels breder gewaardeerd dan door alleen farmaceutische bedrijven. Ook beleggers houden de scores in de gaten. “Grote beursgenoteerde farmabedrijven die hoog scoren in de Index vallen extra op. In toenemende mate spreken beleggers de farmaceutische bedrijven aan op hun sociale agenda. De Index gebruiken ze als een instrument voor het nemen van investeringsbeslissingen.”
N e fa r ma & D e r de We r e ld “Het gaat helemaal niet om het lijstje, het gaat om het
delen beter toegankelijk te maken in de armere delen van de
teel druk wordt gewerkt aan verdere optimalisering van de
commitment dat bedrijven uitspreken.” Oprichter van de
wereld. In korte tijd heeft de Index bewezen een belangrijke
berekeningsmethoden en aan het verkrijgen van alle beno-
Access to Medicine Foundation en voorzitter van het stich-
meerwaarde te bieden; niet alleen voor de beoordeelde
digde input. In dit dossier een serie korte interviews met
tingsbestuur Wim Leereveld zei dat een jaar geleden in
bedrijven, maar ook voor investeerders, voor goede-doelenor-
achtereenvolgens de directeur van de stichting, de voorzit-
Nefarma&, aan de vooravond van de presentatie van de
ganisaties, voor regeringsvertegenwoordigers en, uiteindelijk
ter van de Nederlandse registratieautoriteit, een investeer-
tweede Access to Medicine Index. Die brengt elke twee jaar
in de eerste plaats, voor de patiënten overal ter wereld. De
der en twee vertegenwoordigers van bedrijven. |
in kaart wat farmaceutische bedrijven doen om geneesmid-
derde Index verschijnt volgend jaar. Dat betekent dat momen-
Piet Sprengers, ASN Bank
‘Index houdt ons alert’
‘Alleen echt duurzame onze aandacht’
“Vier miljard mensen leven van minder dan drie doller per dag. Die mensen goede zorg bieden, is een gezamenlijke verantwoordelijkheid.” “De toegang tot optimale gezondheidszorg is slechts voor een minderheid van de wereldbevolking een vanzelfsprekendheid. Pfizer streeft ernaar om iedereen duurzaam toegang te geven tot zorg en geneesmiddelen. Daarbij zoekt Pfizer voortdurend de samenwerking.” Jan Willem De Heer, communicatiemanager bij Pfizer. “Ons doel is een gezondere wereld, voor iedereen. Een mooi voorbeeld is het Infectious Diseases Institute (IDI) in Oeganda. Het IDI is een expertisecentrum voor preventie, behandeling, opleiding en onderzoek dat de regionale capaciteiten op het gebied van hiv/aids, malaria en tuberculose wil verbeteren.” Dat Pfizer desondanks relatief laag scoorde toen de Index in 2008 voor het eerst verscheen, lag volgens De Heer aan de onbekendheid met het fenomeen. “De Index was nieuw en verwachtte dingen van ons die we niet duidelijk voor ogen hadden. Toen we eenmaal begrepen wat wordt gemeten, werd de betekenis duidelijk. Inmiddels werken we nauw samen met de mensen van de stichting.” Pfizer ziet voor zichzelf een duidelijke rol weggelegd in het beter toegankelijk maken van zorg en medicijnen. “Daar werken we hard aan. Naast het instituut in Oeganda kennen we onder meer ook het Global Health Fellows Program. Binnen dit programma ‘leent’ Pfizer-mensen tijdelijk (meestal voor zes maanden) uit aan organisaties om zo de kennis en vaardigheden ter plekke beschikbaar te stellen en over te dragen. Een ander voorbeeld is het International Trachoma Initiative, een publiek-privaat partnerschap dat Pfizer hielp oprichten en steunt, dat trachoma (de belangrijkste oorzaak van blindheid die voorkomen kan worden) elimineert.” Passen deze activiteiten wel in het portfolio van een commercieel bedrijf? De Heer: “Gezonde mensen leiden tot een gezonde economie. Gezien ons doel om een bijdrage te leveren aan een gezondere wereld, past het bij Pfizer om ook op niet-commerciële basis werk te verrichten. Partijen verwachten van ons dat we maatschappelijk verantwoord ondernemen. We worden kritisch gevolgd. De Index is een uitstekend middel om ons alert te houden.” |
Pagina 6
Jan Willem de Heer,
De ASN Bank belegt al het geld van klanten duurzaam. “En denk dan niet alleen aan milieu, maar bijvoorbeeld ook aan de manier waarop je als bedrijf zorgt dat welvaart goed wordt verdeeld in de wereld. Bij ons oordeel over bedrijven vinden we een mooi houvast in de Access to Medicines Index.” Hoe de duurzame selectie bij ASN eruit ziet, licht Piet Sprengers toe. Hij is hoofd Duurzaamheidsbeleid bij de bank. “De index laat zien hoe farmaceutische bedrijven het doen op het gebied van toegang tot medicijnen. Wil je voor investeringen in aanmerking komen van ASN Bank, moet je hoog in de Index staan. We nemen die uiterst serieus en vinden het belangrijk dat alles wat wordt gemeten, transparant is. Natuurlijk gelden ook andere criteria, zoals beschreven in ons issue paper ‘Mensenrechten’. Geen betrokkenheid bij kinderarbeid bijvoorbeeld, en uiteraard geen wapens. Overigens is het niet gezegd dat je niet voor investering in aanmerking komt wanneer je niet in de Index staat. Onze researchafdeling bekijkt ook bedrijven buiten de Index. Farmabedrijven spelen een belangrijke rol in duurzame ontwikkelingen. “Een goede gezondheid is een kernwaarde voor iedereen in de wereld. Farmaceutische bedrijven hebben een sleutelpositie bij het verbeteren van de gezondheid. Er mogen meer medicijnen komen voor specifieke ziekten in kansarme landen. Ook mag meer geïnvesteerd worden in de begeleiding van lokale artsen bij het toepassen van medicijnen. De infrastructuur in ontwikkelingslanden is vaak slecht en ook de distributie van geneesmiddelen verloopt vaak lastig.”
Pfizer
&
Nefarma
Jaargang 4, nummer 5
‘Index is doordacht, heeft draagvlak en is transparant’ “De Index laat de maatschappelijke verantwoordelijkheid van bedrijven zien. Daarmee is het een soort thermometer. Daarvan zouden er meer mogen zijn.” Bert Leufkens is professor farmaceutische wetenschappen aan de Universiteit Utrecht en voorzitter van het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG). Vanuit beide functies is hij geïnteresseerd in de Index. “In een ideale wereld zou deze Index niet nodig zijn. De praktijk laat echter zien dat er sterk naar gekeken wordt. Het maakt verschillen in bedrijven helder. De Index is doordacht, heeft draagvlak en is transparant. Een dergelijk systeem spreekt velen aan, van Bill Gates tot de WHO, Je ziet dat het aanzet tot de ontwikkeling van meer medicijnen voor ziektes waar we nu nog niets voor hebben. Wat mij betreft mogen er meer indexen als deze komen.” “Door je performance te laten beoordelen via deze Index, laat je als bedrijf een doorkijk van buiten toe. Daarmee stel je je kwetsbaar op en dat is positief. De Index leidt vanwege die openheid mijns inziens tot discussie. Ik zie het als een kans. Wat niet wil zeggen dat bedrijven die meedoen, per definitie voldoende investeren. Zeker niet, ik vind dat er veel meer aandacht moet zijn voor hiv en malaria bij kinderen en voor zeldzame tropische aandoeningen. Bedrijven staan daarvoor niet in de rij. Tegelijkertijd erken ik dat er ook een verantwoordelijkheid ligt bij overheden en ngo’s. Kaderpolitiek, verschillende culturen en oorlogen spelen een belangrijke rol bij de toegang tot de markt.” “De Index geeft aan wat bedrijven doen in landen in de Derde Wereld. Dat zegt iets over de manier waarop zij ondernemen. Dat kan ook belangrijk zijn voor de manier waarop we in Nederland naar die bedrijven kijken.” Wat Leufkens betreft zouden de beoordelaars ook moeten kijken naar medicijnen waarvan het patent is verlopen. “Niemand investeert meer in die middelen. De kennisontwikkeling komt daarbij vaak tot stilstand, maar een geneesmiddel is nooit af. Er zijn relatief veel oude middelen in de Derde Wereld beschikbaar, maar wie investeert in die medicijnen? De gemiddelde r&d-afdeling van een generieke fabrikant is klein. Er zouden meer prikkels mogen zijn voor die fabrikanten. Dat kun je realiseren door deze bedrijven meer op te nemen in de Index.” |
Bert Leufkens, Verfijning “Beleggers en non-gouvernementele organisaties (ngo’s) zijn belangrijke stakeholders in de Index; de ontmoeting in Amstelveen is toch specifiek voor de bedrijven. We willen verfijning aanbrengen in de Index. We kijken onder meer naar de vraag welke medicijnen we meenemen in de rating en welke niet. Denk aan anticonceptiva. In 2010 vielen die buiten de meting. Daar kun je vraagtekens bij zetten. Anticonceptiva hebben grote invloed op de moeder/kindsterfte en beïnvloeden daarmee de algemene gezondheidssituatie. Door de dialoog aan te gaan over dit soort vraagstukken, houden we de Index actueel. Uiteindelijk beslist een onafhankelijke commissie, waarin alle stakeholders vertegenwoordigd zijn, wat we daadwerkelijk gaan meten.” |
CBG
N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & To e t s i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & N u m m e r 5N e fa r m a & I m a g o N e fa r m a & C o l u m n N e fa r m a & O p i n i e N e fa r m a & D o s s i e r N e fa r m a & M a r k t w e r k i n g N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & G l a ze n Z a a l D e b a t N e fa r m a & C o m m e n t a a r N e fa r m a & N i e u w s N e fa r m a & T h e m a N e fa r m a & M e d i a N e fa r m ‘Hoge score erkent ons werk’
bedrijven krijgen Wie bankiert bij ASN Bank vindt het belangrijk dat alleen belegd wordt in bedrijven die voldoen aan strenge duurzaamheidseisen. In dat opzicht blijft de farmasector lastig. “Denk aan dierproeven en het gebruik van stamcellen. Dat zijn dilemma’s waar we wat mee moeten. Los daarvan komen farmaceutische bedrijven wel eens in opspraak als het gaat om bijvoorbeeld marketing. Dat maakt de bedrijven complex. Toch beleggen we graag in farmaceutische bedrijven, mits ze voldoen aan onze duurzaamheidscriteria. Farmabedrijven zijn belangrijke partners in het verbeteren van de toegang tot de gezondheidszorg. Wie een voortrekkersrol vervult, heeft onze interesse”. We voelen ons verantwoordelijk voor de welvaart van toekomstige generaties. Farmaceutische bedrijven zijn daarbij een belangrijke partner.” |
Mei 2011
“In onze missie staat dat we vinden dat geneesmiddelen voor heel de wereld toegankelijk moeten zijn; ongeacht waar je woont en wat je kunt betalen. Om die reden zijn we content met de hoge score in de Access to Medicines Index. Dat erkent ons werk”. Aan het woord is Kees van Schagen, director External Affairs van GlaxoSmithKline. Sinds 2010 heeft GSK een speciale operationele unit die de toegang tot geneesmiddelen en vaccins bevordert. Deze unit stuurt mensen op andere manier aan. Niet winst staat centraal maar de mate waarin de toegankelijkheid van geneesmiddelen vordert. “We laten ons leiden door twee principes. Medicijnen die in de minst ontwikkelde landen op de markt komen, mogen maximaal 25 procent van de prijs kosten die we in Europa vragen. En een deel van de inkomsten vloeit rechtstreeks terug naar de lokale bevolking. Ons doel daarbij is de medische infrastructuur te verbeteren. We investeren in poliklinieken, in ziekenhuizen, in hiv-klinieken en in lokale initiatieven. Zo zorgen we ervoor dat we meer mensen toegang geven tot geneesmiddelen en geven we invulling aan onze missie.” “Dankzij nieuwe vormen van samenwerking met maatschappelijke organisaties en overheden zijn we in staat ziekenhuizen en lokale initiatieven te ondersteunen. Elk dorp krijgt wat GSK betreft een eigen arts. Verder zijn gastwetenschappers welkom in ons Tres Cantos Open Lab, een open research-platform in de buurt van Madrid. Dit platform ondersteunt hen om ontwikkelingen verder uit te bouwen. Tot slot ontwikkelen we speciale geneesmiddelen voor ontwikkelingslanden – voor ziektes die daar voorkomen - en stellen we het intellectuele eigendom daarvan open. Drie peilers die het vermelden waard zijn: we geven belangrijke kennis weg, we leiden anderen op en we investeren in samenwerking.” “Het feit dat er zo veel betrokkenheid bij de Index is, laat zien dat deze belangrijk is. Als GSK zijn we op de goede weg. We zijn trots op wat al is bereikt. Toch is er altijd verbetering mogelijk. Hoe we dat zouden kunnen doen en met wie we kunnen samenwerken, zijn onderwerpen die we tijdens de komende meeting bij de kop nemen.” |
Kees van Schagen (GSK)
&
Nefarma
Pagina 7
Gelijkwaardigheid is niet hetzelfde als probleemloos uitwisselbaar
10
Overheveling is voor patiënt niet zonder risico • Overheveling beoogt verdere besparing op geneesmiddelen • Kans bestaat dat patiënten niet meer het best passende middel krijgen • Inkoper mag keuzevrijheid artsen niet inperken
Op aandrang van de Tweede Kamer werkt de minister van Volksgezondheid aan de overheveling van de bekostiging van dure medisch-specialistische geneesmiddelen naar de ziekenhuisbudgetten. Deze maand kondigde de minister in een brief aan het parlement aan dat deze overheveling voor de TNFalfaremmers ingaat op 1 januari 2012. Uitbreiding naar andere groepen geneesmiddelen is voorzien op 1 januari 2013. ‘Den Haag’ verwacht dat ziekenhuizen de betreffende middelen goedkoper kunnen inkopen, waardoor een besparing op de kosten van de gezondheidszorg mogelijk is. De beoogde overheveling is voor patiënten echter niet zonder risico. Ziekenhuizen moeten de geneesmiddelen betalen uit de ‘algemene pot’. Er komt wel extra geld beschikbaar, maar minder dan de overgehevelde geneesmiddelen nu kosten. De vrees is dat ziekenhuizen daarom alleen goedkopere geneesmiddelen beschikbaar stellen en specialisten dus niet meer altijd kunnen kiezen voor het geneesmiddel dat het beste past bij een individuele patiënt. Nefarma dringt er bij politiek en overheid op aan dat de patiënt ook in de toekomst over het geneesmiddel kan beschikken dat het beste aansluit op zijn of haar situatie. De kosten mogen niet belangrijker zijn dan de kwaliteit. De keuzevrijheid van de behandelend arts mag niet worden ingeperkt door (de inkoper van) het ziekenhuis.
Knuffelen Enkele weken terug las ik een ingezonden stuk in NRC Handelsblad. Een bekende criticus van de farmaceutische industrie trok van leer tegen de vergoe-
Gelijkwaardig Doorgaans is er niet veel verschil tussen geneesmiddelen met dezelfde werkzame stof. Bij biologicals als TNF-alfaremmers ligt dat anders. Gelijkwaardigheid is niet hetzelfde als probleemloos uitwisselbaar. Verder zou de overheveling als onbedoeld bijeffect kunnen hebben dat de door patiënten gewaardeerde thuisservice (het toedienen van geneesmiddelen en begeleiding bij de mensen thuis) op de tocht komt te staan. Ook is tot nu toe onderbelicht gebleven dat het bij apothekers net afgeschafte systeem van bonussen en kortingen nu – onbedoeld – ingevoerd dreigt te worden bij de ziekenhuizen. Door de overheveling worden ze voor hun bedrijfsvoering afhankelijk van bonussen en kortingen. Dat kan toch niet de bedoeling zijn. De overheveling is een buitengewoon ingewikkelde operatie met veel juridische haken en ogen. Veel beter zou zijn de verschillende bekostigingssystemen op te heffen en te komen tot één eenduidig bekostigingssysteem voor geneesmiddelen. |
Farmacitaat van de maand Foto: ANP Photo
‘Inmiddels halen we tachtig procent van onze winst uit de medische hulpmiddelen en nog maar twintig procent uit medicijnen’ Marc van Gelder, bestuursvoorzitter van Mediq (leverancier van medische diensten en middelen en uitbater van meer dan tweehonderd apotheken) in een interview met het Financieele Dagblad
Openbreken bestaande wetgeving zet rem op innovatie
De ontwikkeling van een nieuw geneesmiddel kost meer dan 1 miljard euro en duurt twaalf tot veertien jaar. Bedrijven zijn alleen bereid tot dergelijke investeringen als er mogelijkheden zijn tot terugverdienen. Daarom raakt de octrooiregelgeving het hart van de sector. Openbreken van bestaande wetgeving en uitzonderingsposities creëren voor bepaalde groepen of producten, is dan ook ongewenst. Toch heeft een deel van de plantenveredelingsector in de aanloop naar een Tweede Kamerdebat over biotechnologie gepleit voor vrijstelling voor het kwekersrecht binnen de octrooiregelgeving. Dat zou moeten gebeuren door de Europese richtlijn aan te passen. Zo’n aanpassing zou echter het recht van de octrooihouder uithollen en lost het probleem van de veredelingssector (moeizame toegang tot plantaardig uitgangsmateriaal) niet op. Bovendien remt dit de ontwikkeling van innovatie in Nederland. Juist voor de doorgaans kleinere biotechnologische bedrijven, die in Nederland een steeds grotere rol spelen bij de totstand-
aanduidt als nepmedicijnen. De verzekeraar is gezwicht voor de marketingdruk van de producent, die ook juristen heeft ingeroepen om de druk verder te verhogen, aldus het stuk. Het ging over anti-allergiemiddelen die door het CBG vanwege gebrek aan voldoende wetenschappelijk bewijs niet zijn geregistreerd als geneesmiddel. Ze werken niet, maar ze helpen wel, zeggen wij als dokters dan. Duizenden mensen zeggen er baat bij te hebben. En omdat zorgverzekeraars is ingepeperd dat ze klantgericht moeten gaan werken, maken de middelen deel
N e fa r m a & To e t s i n g N a t N e fa r m a & O p i n i e K m a & C o l u m n N e fa r m a a & O p i n i e N e fa r m a & e n Z a a l D e b a t N e fa r m & D e b a t N e fa r m a & O p uit van het verzekerde pakket en betalen de gebruikers
Niet morrelen aan het octrooirecht • Octrooisysteem biedt voldoende mogelijkheden om misstanden aan te pakken • Laat de bestaande biotechnologie-octrooirichtlijn intact • Vrijstelling voor veredelingssector heeft een averechtse werking
ding door de zorgverzekeraar van middelen die hij
ze niet uit eigen portemonnee. Dat gebeurt meer. Laatst
koming van innovaties, is een krachtige octrooiportefeuille immers een belangrijke voorwaarde voor het vinden van financiering. Afbraak van het octrooisysteem brengt schade toe aan deze bedrijven, die een belangrijke schakel zijn in de topgebiedenaanpak van het kabinet. Het openbreken van de richtlijn leidt tot veel rechtsonzekerheid voor innovatieve biotechbedrijven en tast dus de innovatiekracht in een groot aantal sectoren aan.
hoorde ik iemand die zijn polisvoorwaarden er eens op had nageslagen cynisch zeggen dat haar verzekeraar tegenwoordig ook knuffeltherapieën met warme stenen vergoedt. Maximaal 1000 euro per jaar, dat wel. Je vraagt je af of een zorgverzekeraar altijd uit moet gaan van de klant of toch maar liever van de weten-
Vrijstelling
schap. Een marketeer zal kiezen voor het eerste, ik ben
Nu al geldt binnen het octrooirecht een onderzoeksvrijstelling voor wetenschappers. Wetenschappelijk onderzoek wordt in de praktijk dus niet gehinderd door bestaande octrooien. Bedrijven en andere belanghebbenden kunnen juridische procedures starten indien zij bezwaar willen maken tegen verleende octrooien. Indien deze procedure slaagt, vervalt het octrooi of wordt het aangepast. Met deze procedure is ondertussen ruime ervaring opgebouwd. Daarnaast hebben landen ook de mogelijkheid om octrooien nietig te verklaren. Een octrooihouder is er dus nooit helemaal zeker van dat zijn octrooi twintig jaar probleemloos in stand blijft. Daarentegen leidt dit systeem van juridische procedures tot constante aanscherping van de eisen waaronder octrooien verleend worden. Het is volgens Nefarma dan ook niet nodig om de vereisten voor octrooien door de overheid nog verder te laten aanscherpen. |
meer van het laatste. Onzin moet je niet vergoeden, zelfs niet als je klanten dat willen, ook niet in het aanvullende pakket. Je praat tenslotte over een zorgverzekering. In de ingewikkelde markt van de gezondheidszorg moet vergoeding gekoppeld zijn aan aantoonbare meerwaarde. Dat geldt voor onze medicijnen en moet ook voor anderen gelden. Als je wilt knuffelen met stenen, betaal je het zelf maar. |
Michel A. Dutrée, directeur Nefarma
Nefarma& is een uitgave van Nefarma, vereniging innovatieve geneesmiddelen Nederland (www.nefarma.nl). Redactie: Joop Daggers, Paul Wouters, Elisabeth de Gelder, Petra Pronk en Roel Smit, redactiesecretariaat: Shabila Dhonré, fotografie: Bart Versteeg en ANP, vormgeving: vormbreker, grafisch ontwerp bno, Leo van der Kolk. Nefarma& verschijnt tien keer per jaar en is bestemd voor stakeholders van de innovatieve farmaceutische industrie. Wilt u Nefarma& ontvangen? Stuurt u dan een mail naar
[email protected]
Pagina 8
&
Nefarma
Jaargang 4, nummer 5, mei 2011