Vriend GGZ Een nieuw concept voor vriendschappelijke en klantgestuurde hulp
Auteur
Simona Karbouniaris
Datum April 2013
Bronvermelding is verplicht Verveelvoudigen voor eigen gebruik of intern gebruik is toegestaan
COLOFON Het Kenniscentrum Sociale Innovatie van de Hogeschool Utrecht is een bundeling van een aantal lectoraten op het gebied van zorg en welzijn, sociaal beleid, maatschappelijke participatie, ondersteuning en dienstverlening, arbeid, recht en veiligheid. Het doel van het kenniscentrum is om kennis te ontwikkelen, te bundelen en over te dragen ten behoeve van onderwijs en praktijk. In het kader van het onderzoeksprogramma van het lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning heeft in de periode van 2011 – 2013 heeft onderzoek plaatsgevonden naar Vriend GGZ.
Onderzoeker S. Karbouniaris, MSc Lector dr. JP. Wilken Studentonderzoekers K. Pompies E. Hammer L. van Orden T. Jansen
Kenniscentrum Sociale Innovatie, Hogeschool Utrecht Postbus 85397 3508 AJ Utrecht Heidelberglaan 7 3584 CS Utrecht Tel. 088-4819831 www.socialeinnovatie.hu.nl www.hu.nl www.vriendggz.nl
-1 Vriend GGZ- COLOFON
Inhoudsopgave 1.
ONDERZOEK VRIEND GGZ ................................................................................................................. 4 1.1 1.1 1.2 1.3
2.
VERANTWOORDING ONDERZOEK .................................................................................................... 8 2.1 2.2 2.3 2.4 2.5
3.
TYPE ONDERZOEK ................................................................................................................................8 DATAVERZAMELING .............................................................................................................................9 ONDERZOEKSPOPULATIE .......................................................................................................................9 BEGELEIDINGSCOMMISSIE ...................................................................................................................10 BEPERKINGEN VAN HET ONDERZOEK ......................................................................................................11
THEORETISCH KADER ...................................................................................................................... 12 3.1 3.2 3.3 3.4
4.
INLEIDING ..........................................................................................................................................4 PROBLEEMSTELLING ............................................................................................................................. 5 DOELSTELLINGEN .................................................................................................................................6 VRAAGSTELLING ..................................................................................................................................7
CLIËNTENBEWEGING ..........................................................................................................................12 EIGEN REGIE EN ZELFSTURING IN ORGANISATIES .......................................................................................13 ERVARINGSDESKUNDIGHEID IN DE GGZ ..................................................................................................16 DISCUSSIE INZET ERVARINGSDESKUNDIGHEID...........................................................................................17
BEVINDINGEN ................................................................................................................................. 21 4.1 BESCHRIJVING VAN DE PRAKTIJK............................................................................................................21 Algemene beschrijving ..........................................................................................................................21 Structuur organisatie .............................................................................................................................22 Doelgroep ..............................................................................................................................................25 Diensten en productenaanbod ..............................................................................................................25 Werkwijze op hoofdlijnen ......................................................................................................................27 Kenmerken gebruikers ...........................................................................................................................29 Opbrengsten (kwantitatief) ...................................................................................................................29 4.2 WAARDERING PRAKTIJK (KWALITATIEF) ..................................................................................................30 Vriend GGZ in relatie tot reguliere GGz .................................................................................................31 Meerwaarde inzet ervaringswerkers .....................................................................................................35 Meerwaarde inzet ervaringswerkers op basis van Inspire ....................................................................36 Opbrengsten t.a.v. zowel het individuele als het maatschappelijke herstelproces ...............................36 4.3 BENODIGDE COMPETENTIES VAN ERVARINGSWERKERS ..............................................................................38 4.4 BENODIGD TYPE ORGANISATIE ..............................................................................................................39
5.
CONCLUSIES ................................................................................................................................... 41 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
VISIE EN WERKWIJZE VRIEND GGZ ........................................................................................................41 EFFECTEN OP ZOWEL HET INDIVIDUELE ALS HET MAATSCHAPPELIJKE HERSTELPROCES .......................................42 WAARDE INZET ERVARINGSWERKERS .....................................................................................................43 BENODIGDE CONDITIES EN COMPETENTIES BIJ INZET ERVARINGSWERKERS .....................................................43 ORGANISATIETYPE .............................................................................................................................44 -2-
Vriend GGZ- Inhoudsopgave
6.
SAMENVATTING ............................................................................................................................. 45
7.
LITERATUURLIJST ............................................................................................................................ 47
BIJLAGE 1 VRAGENLIJST ONDERZOEK FASE 1 ......................................................................................... 49 BIJLAGE 2 VRAGENLIJST ONDERZOEK FASE 2 .......................................................................................... 55 BIJLAGE 3 INSPIRE - VRAGENLIJST ........................................................................................................... 57 BIJLAGE 4 FUNCTIEOMSCHRIJVING ONDERSTEUNER ............................................................................. 67
-3 Vriend GGZ- Inhoudsopgave
1. Onderzoek Vriend GGZ 1.1
Inleiding
Voor een aantal cliënten heeft de reguliere Geestelijke Gezondheidszorg1 niet (meer) voldoende te bieden. Zij zijn niet bij machte om de stap naar de hulpverlening te zetten óf hebben deze teleurgesteld de rug toegekeerd. Deze cliënten zoeken hun heil bij andersoortige hulpvormen, zoals bij het in 2010 gestarte initiatief Vriend GGZ. Hier kunnen cliënten (24 uurs) begeleiding krijgen. Betrouwbare, toegankelijke, respectvolle en vriendschappelijke hulp staat voorop. Deelnemers werken aan hun eigen herstelproces maar kunnen zich tevens inzetten voor andere cliënten, daarbij gebruik makend van hun ervaringsdeskundigheid. Naast ambulante begeleiding heeft Vriend GGZ zogenaamde Vriendenhuizen ontwikkeld. Dit zijn kleinschalige voorzieningen waar mensen voor kortere of langere tijd gebruik van kunnen maken. Vriendenhuizen zijn eigentijdse gemeenschappen waar mensen met een psychische en/of sociale beperking de mogelijkheid krijgen om, naar vermogen en met hun beperking, te kunnen meedoen in de samenleving. Het zijn oefenplaatsen voor maatschappelijke participatie. Bijzonder van Vriend GGZ is dat het personeelsbestand voor een belangrijk deel bestaat uit (voormalige) cliënten van de Geestelijke Gezondheidszorg (GGz). Mensen komen binnen als cliënt en kunnen – als zij dat willen en voldoende zijn toegerust – doorstromen naar vrijwillige of betaalde functies binnen de organisatie. In een aantal gevallen betreft dat de functie als begeleider van één of meerdere cliënt(en), maar het kan ook een bijdrage aan het onderhoud en/of de ontwikkeling van de Vriendenhuizen betreffen. Zo zijn er verschillende (ex)cliënten werkzaam als administratieve kracht, schoonmaker, receptionist etc. Eén van de doelstellingen van vriend GGz is dat 50% van de betaalde functies worden ingevuld door (ex) cliënten. Het initiatief oogt als een ongebonden schilvoorziening2 en/of heeft kenmerken van een organisatie in zelfbeheer. Vriend GGZ gaat een stap verder door werkgelegenheid te creëren voor mensen die eerder weinig kansen hebben gekregen, doordat de samenleving ze uitgesloten had. 1
Geestelijke gezondheidszorg is een breed begrip, waarmee verschillende vormen van zorg en ondersteuning geassocieerd worden. Het is een benaming die zich kan richten op het instituutswezen, de verzameling van instellingen waar mensen met psychische of psychiatrische problemen een beroep op kunnen doen voor zorg, ondersteuning of behandeling. Het kan zich ook uitstrekken tot woonbegeleiding, dagbesteding en arbeids(re)integratie of minder direct gelieerd zijn aan instellingen, maar betrekking hebben op kleine (cliëntgeïnitieerde) initiatieven, zoals steunpunten of zelfhulpgroepen. In dit onderzoeksrapport verstaan we onder de reguliere GGz, de klinische psychiatrie, de Regionale Instellingen voor Beschermde Woonvormen (RIBW’s) en de ambulante werkvormen die van oudsher veelal op particulier initiatief van start gingen. 2
Ongebonden schilvoorzieningen zijn voorzieningen die buiten de GGz een veilige plek bieden aan mensen met een psychische handicap en zo een "schil" om de GGz vormen. Het begrip "Ongebonden" duidt op de ongebondenheid ten opzichte van instellingen voor geestelijke gezondheidszorg (GGz) zoals psychiatrische ziekenhuizen, de Regionale instituten voor ambulante geestelijke gezondheidszorg (RIAGG's) Regionale instituten voor beschermende Woonvormen (RIBW's), waar sprake is van behandeling. In de ongebonden schilvoorziening wordt niet behandeld (Landelijke Federatie Ongebonden Schilvoorzieningen via http://www.lfos.nl).
-4 Vriend GGZ- Onderzoek Vriend GGZ
De organisatie heeft in 2011 aan het Kenniscentrum Sociale Innovatie gevraagd om een beschrijving te maken van het initiatief alsmede de opbrengsten ervan voor cliënten en de samenleving inzichtelijk te maken. In de periode 2012-2013 heeft dit onderzoek plaatsgevonden. In dit rapport treft u de resultaten aan. Vriend GGZ is een vernieuwend initiatief binnen de geestelijke gezondheidszorg en past binnen het onderzoeksprogramma van het lectoraat Participatie, Zorg en Ondersteuning (PZO). Het lectoraat heeft als centrale thema’s o.a. ervaringskennis, peer support, herstel en herstelondersteuning en maatschappelijke participatie. Het lectoraat denkt dat Vriend GGZ een goed voorbeeld is van innovatie in de Geestelijke Gezondheidszorg, omdat: ervaringskennis als leidend principe gehanteerd wordt; gestreefd wordt naar een hoge mate van inzet van ervaringsdeskundige hulpverlening (> 50% van de medewerkers); zowel het individuele als het maatschappelijke herstelproces van cliënten ondersteund wordt. Begrippen: Vriend GGZ gaat uit van zelfsturing onder cliënten en beschouwt cliënten als ‘klant’ in de ambulante setting en ‘gast’ in de Vriendenhuizen. Zodoende komen deze termen dikwijls terug in de gesprekken die gevoerd zijn met zowel cliënten als begeleiders. Begeleiders werken met hun ervaringskennis en ervaringsdeskundigheid en noemen we om die reden ‘ervaringswerker’. Deze term is gereserveerd voor ervaringsdeskundigen die lid zijn van een (behandel)team, met alle bijbehorende taken en verantwoordelijkheden die daarbij horen (Van Slooten & van Bekkum, 2005).
1.1
probleemstelling
Er zijn aanwijzingen dat de reguliere GGz zorg (care-as-usual) tekort schiet op een aantal fronten. Cliënten die een beroep doen op langdurige zorg hebben dikwijls te kampen met een aantal problemen (ondernemingsplan Vriend GGZ, 2011; Janssen & de Graaf, 2009). Kort samengevat zijn dit:
Regelmatige terugkerende kortdurende opnames in psychiatrische instelling(en). Het ontbreken van een toereikende dagbesteding. Het ontbreken van een steunend netwerk. Het niet duurzaam kunnen participeren in sociale en maatschappelijke structuren.
-5 Vriend GGZ- Onderzoek Vriend GGZ
Daarnaast zijn er een aantal maatschappelijke bewegingen gaande die het voor deze GGzcliënten moeilijker maken om de juiste hulpverlening te krijgen. Dit zijn: bezuinigingen op het AWBZ budget en overheveling van functies naar Wmo en zorgverzekeringswet, gepaard gaande met verhoogde indicatiedrempels; gefragmenteerde en soms niet-transparante hulp- en dienstverlening op verschillende levensgebieden (werk, inkomen, huisvesting, sociale relaties, psychische gezondheid en welzijn) en het gebrek aan adequate ketenzorg; GGz aanbieders oriënteren zich op efficiëntie en effectiviteit en richten zich daarmee op de makkelijker behandelbare doelgroepen. Hiermee ontstaat een groeiende groep cliënten die buiten de boot valt. het ontbreken van laagdrempelige, toegankelijke voorzieningen met een 7 x 24-uurs bereikbaarheid, met uitzondering van het dak- en thuislozencircuit. In de andere beschikbare voorzieningen wordt uitsluitend gewerkt met een toelating volgens indicaties en/of er moet sprake zijn van een ernstige crisis. Vriend GGZ springt in op de genoemde hiaten, maar er is weinig (onderbouwd) zicht op de (beleefde) waarde van de dienst- en hulpverlening, afgezet tegen die van de reguliere GGzvoorziening. Toch lijkt het om een betekenisvolle ‘interventie’ te gaan, waarmee een belangrijke aanvulling wordt geboden op het bestaande hulpaanbod. Middels dit onderzoek wordt een bijdrage geleverd aan de beschrijving en onderbouwing van de ontwikkelde interventie.
1.2
Doelstellingen
Het algemene doel van het onderzoek is om de visie, werkwijze, activiteiten en resultaten van Vriend GGZ op een systematische wijze in beeld te brengen. Specifieke doelen zijn: 1. De effecten van het zorg- en activiteitenaanbod op zowel het individuele als het maatschappelijke herstelproces van cliënten in beeld brengen. 2. De (meer)waarde van het inzetten van ervaringsdeskundige hulpverleners beschrijven. 3. De competenties die belangrijk zijn voor de inzet van ervaringsdeskundigheid op een systematische manier beschrijven. Hierbij gaat het om houding, kennis en vaardigheden. Tevens onderzoeken we in hoeverre de eigen opleiding van Vriend GGZ bijdraagt aan de ontwikkeling van deze competenties. 4. De organisatorische vormgeving en randvoorwaarden in beeld brengen die het beste past bij een cliëntgestuurde en herstelgerichte zorgaanbieder. 5. Zo mogelijk het concept van Vriend GGZ uitwerken in een business case, zodat de maatschappelijke en economische waarde inzichtelijk gemaakt kunnen worden
-6 Vriend GGZ- Onderzoek Vriend GGZ
1.3
Vraagstelling
De volgende onderzoeksvragen staan centraal: 1. Wat is het eigene van de visie en werkwijze van Vriend GGZ? Het gaat hier om de overeenkomsten en verschillen met reguliere instellingen. 2. Wat zijn de effecten van het zorg- en activiteitenaanbod op zowel het individuele als het maatschappelijke herstelproces van cliënten? 3. Wat is de (meer)waarde van het inzetten van ervaringsdeskundige hulpverleners? 4. Welke competenties zijn belangrijk voor de inzet van ervaringsdeskundigheid? 5. Welk type organisatie is nodig om cliëntgestuurd en herstelgericht te werken?
-7 Vriend GGZ- Onderzoek Vriend GGZ
2. 2.1
Verantwoording onderzoek Type onderzoek
Het onderzoek kan gekarakteriseerd worden als een kwalitatief beschrijvend onderzoek. Het design is te kenmerken als een casestudy, waarbij op basis van kwalitatieve interviews, kwantitatieve data, documentenanalyse en aanvullend literatuuronderzoek gezocht is naar beantwoording van de onderzoeksvragen. Het zwaartepunt lag bij de kwalitatieve interviews waarvan we er in totaal 32 hebben gehouden. Mortelmans (2011, p. 144) stelt dat de onderzoeker met behulp van een veelheid aan dataverzamelingstechnieken een gedetailleerd inzicht wil krijgen in zijn case. Daarbij wordt de specifieke context van en rondom een praktijk in acht genomen. Het gaat immers om een kleine eenheid. “Case study research method is an empirical inquiry that investigates a contemporary phenomenon within its real-life context; when the boundaries between phenomenon and context are not clearly evident; and in which multiple sources of evidence are used (Yin, 1994, p. 23).” De keuze voor een casestudy kent een aantal belangrijke argumenten (vrij naar Yin, 1994): 1. De onderzoekspraktijk is een uniek initiatief dat in zijn natuurlijke context dient te worden bekeken. 2. Casestudy onderzoekers zijn geïnteresseerd in de rijkdom van de praktijk. 3. Bij een casestudy wordt rekening gehouden met een groot aantal variabelen. 4. Vanwege de verkennende fase waarin de specifieke praktijk en onderzoekscontext zich bevindt, is casestudy een aangewezen benadering. Hoewel getracht wordt een vergelijking te maken tussen twee verschillende vormen van hulpverlening (namelijk die van Vriend GGZ en die uit de reguliere Geestelijke Gezondheidszorg), vormt Vriend GGZ als praktijkcontext het vertrekpunt. We hebben geen data verzameld bij reguliere GGz-voorzieningen, maar baseren ons op de ervaringen van cliënten bij deze voorzieningen, in vergelijking met hun ervaringen bij Vriend GGZ.
-8 Vriend GGZ- Verantwoording onderzoek
2.2
Dataverzameling
Ten behoeve van de dataverzameling is het volgende onderzoeksinstrumentarium ingezet: - Participerende observatie; naast de observaties in de Vriendenhuizen voorafgaand en tussen de geplande gesprekken door, is geobserveerd in april 2012 en november/ december 2012 tijdens twee intervisiebijeenkomsten in 2 Vriendenhuizen en twee intervisiebijeenkomsten van het ambulante team in Amsterdam. Ook is de onderzoeker mee op huisbezoek geweest met één van de ervaringswerkers van het ambulante team in Amsterdam. De observaties dienen ter ondersteuning bij de beantwoording van de verschillende onderzoeksvragen en het krijgen van ‘feeling’ met de praktijk. - Semi-gestructureerde interviews met vier groepen respondenten: klanten/gasten, ervaringswerkers (betaalde en vrijwillige krachten) en de initiatiefnemers van Vriend GGZ (directie), waarmee gegevens verzameld worden die bruikbaar zijn voor alle onderzoeksvragen. - Gebruik van gestandaardiseerd instrument; de Inspire lijst3 ter beantwoording van onderzoeksvraag 2.
2.3
Onderzoekspopulatie
Logischerwijs is het noodzakelijk dat de respondenten die we zoeken al langere tijd in contact staan met Vriend GGZ én dat niet alleen voor- of tegenstanders (tevreden / ontevreden mensen) worden gesproken. Om deze en meer redenen is besloten een selectie van de respondenten in te bouwen. De respondenten die deelnamen aan het onderzoek, zijn via drie poortwachters (twee ondersteuners in de Vriendenhuizen en de begeleider van de intervisiegroep in Amsterdam) bij Vriend GGZ benaderd. Aan deze poortwachters is een verzoek gedaan om cliënten en begeleiders te benaderen aan de hand van de volgende criteria van inclusie: in staat om eigen ervaringen te overstijgen en hierop te reflecteren; adequate vermogens om zich verbaal te uiten; minimaal één andere recente ervaring in de reguliere hulpverlening, niet langer geleden dan 5 jaar. Er zijn 32 semi-gestructureerde interviews gehouden met drie groepen van in totaal 26 respondenten op drie locaties: (ex-)klanten/gasten (13), (ex-)ervaringswerkers (11) en directie (2). De gesprekken zijn in twee interviewronden (eerste ronde door studentonderzoekers en tweede ronde door de verantwoordelijke onderzoeker) gevoerd respectievelijk in de periode maart april 2012 en juni –juli 2012. Voorafgaand hebben aan deze ronden hebben twee proefinterviews plaatsgevonden in december 2011. 3
Wilken J.P. & Karbouniaris, S. (2012). Nederlandstalige versie van INSPIRE, version 3 by Section for Recovery, Institute of Psychiatry, King’s College London. -9 Vriend GGZ- Verantwoording onderzoek
Enkele respondenten zijn twee maal geïnterviewd om dieper in te gaan op hun (vaak rijke) verhaal. Het object van studie vormt de vergelijking tussen de opgedane ervaringen binnen Vriend GGZ met ervaringsdeskundigen enerzijds en de ervaringen binnen de reguliere zorg anderzijds. Ten slotte is begin 2013 nog een eindgesprek georganiseerd met de directie van de organisatie om openstaande vragen beantwoord te krijgen. Al deze gesprekken zijn verbatim uitgewerkt om vervolgens fijnmazig geanalyseerd met inzet van het kwalitatieve analyseprogramma ‘MaxQda’. In onderstaande tabel wordt weergegeven hoeveel respondenten per locatie zijn geïnterviewd, ook ten opzichte van de totaalpopulatie in 2012. Hierin valt op dat in twee van de vier vriendenhuizen interviews hebben plaatsgevonden en dat met name de ervaringswerkers een representatieve groep in het onderzoek zijn. Klanten/gasten
Ervaringswerkers
Directie
Ambulante Dienstverlening Amsterdam
3
4
2
9 respondenten locatie Amsterdam
Vriendenhuis Enschede
5
4
-
9 respondenten locatie Enschede
Vriendenhuis Velp
5
3
-
8 respondenten locatie Velp
Totaal
13 (ex-) klanten/gasten van de in totaal 132 klanten in 2012
11 (ex-) ervaringswerkers van de in totaal 14 betaalde ervaringswerkers
2 directieleden van de in totaal 2 directieleden
Totaal: 26 unieke respondenten
Tabel 1 Aantal unieke respondenten per locatie afgezet tegen de totaalpopulatie in 2012
2.4
Begeleidingscommissie
Voor de begeleiding van het onderzoek was een begeleidingscommissie ingesteld. Deze commissie had als taak toe te zien op de voortgang van het onderzoek, als klankbord te fungeren voor de onderzoekers en conceptrapportages van commentaar te voorzien. Aan deze commissie namen de volgende personen deel: drs. Kees Onderwater (Bureau Kees Onderwater), drs. Jenny Boumans (Trimbos Instituut), dr. Cor van Dijkum (Universiteit Utrecht/Netcliënten), Thea Over & Robert Borsje (directie Vriend GGZ).
-10 Vriend GGZ- Verantwoording onderzoek
2.5
Beperkingen van het onderzoek
Dit onderzoek dient in het licht van één specifieke praktijkcontext te worden gelezen. Het initiatief van Vriend GGZ is te typeren als een atypische eigentijdse vorm van hulpverlening, weliswaar niet geïnitieerd door cliënten maar wel grotendeels door hen uitgevoerd. Vriend GGZ onderneemt serieuze pogingen om binnen de geldende financiële en wettelijke kaders van de Geestelijke Gezondheidszorg een nieuwe vorm van hulp- en dienstverlening in te richten. Er wordt veelal gewerkt met ervaringsdeskundige begeleiders die in eerste instantie cliënten begeleiden in hun herstelproces, maar daarnaast ook vanuit maatschappelijk oogpunt een voorbeeldfunctie vervullen en daarmee wellicht een destigmatiserend effect sorteren. Ondanks haar uniekheid is een interessante vraag in hoeverre de bevindingen uit het onderzoek ook in andere praktijken terug te vinden zijn. Daarover is tot nog toe weinig bekend en daarop richtte dit onderzoek zich ook niet primair. Er zijn in Nederland wel soortgelijke initiatieven, zoals enkele zelfbeheervoorzieningen in de maatschappelijke opvang (Boumans et al., 2012), de praktijkhuizen van Ixta Noa (voorheen Ziezo), de Jan Arendshuizen en de Soteria huizen in oprichting. Daarin lijken – net als bij Vriend GGZ- het krachtgericht en vraaggestuurd werken belangrijke basispremissen. Een interessant discussiepunt vormt de beeldvorming ten aanzien van de reguliere hulpverlening, onder de gesproken groep mensen. Uit het onderzoek blijkt dat de populatie die van Vriend GGZ gebruik maakt, over het algemeen al een langere en vaak moeizame geschiedenis in en met de GGz heeft. Het is niet ondenkbaar dat de kleur die wordt gegeven aan de reguliere GGz beïnvloed wordt doordat de gesprekken gehouden zijn bij een bepaald segment. Het gaat immers om mensen die veelal niet zo positieve ervaringen hebben met de reguliere hulpverlening. Dit kan leiden tot vertekening van het algehele beeld. Hadden we binnen de reguliere zorg, cliënten en wellicht ook ervaringswerkers geïnterviewd, dan zou dit beeld wellicht genuanceerd worden. Een andere beperking vormt de schaal van dit onderzoek. Omdat het om een kleinschalig onderzoek gaat, is een beperkt aantal mensen geïnterviewd. Wanneer een grotere groep cliënten en ervaringswerkers was geïnterviewd, zou een uitgebreider beeld van Vriend GGZ zijn verkregen. Er is een beperkt aantal gemeenschappelijke thema’s gevonden die leefden onder de respondenten. Zo is geen volledig beeld verworven over het werken met ervaringskennis en de betekenis die cliënten toedichten aan hun ervaringsdeskundige begeleider. Dit zijn thema’s waar in een vervolgonderzoek nadrukkelijker aandacht voor zou moeten zijn.
-11 Vriend GGZ- Verantwoording onderzoek
3.
Theoretisch kader
3.1
Cliëntenbeweging
In de jaren ’60 is de kiem te vinden van een agerende beweging vanuit cliëntengroeperingen, de zogenoemde ‘gekkenbeweging’. Onder invloed van de democratiseringsgolf, gaf een toenemend aantal patiëntenorganisaties blijk van onvrede over het functioneren van de gezondheidszorg (Nederland, Duyvendak & Brugman, 2003). Zodoende wordt een strijd gevoerd die in het teken staat van erkenning van fundamentele rechten en het verweer tegen dwang (Plooy, 2007, p. 1). Deze emancipatoire beweging wordt overigens ook buiten de GGz teruggezien, zoals in de maatschappelijke opvang, de vrouwenbeweging en somatische zorg. Vanaf 1970 wordt van een echte beweging gesproken: een groeiende groep gebruikers van gezondheidsvoorzieningen heeft zich op basis van gemeenschappelijke belangen verenigd. In de jaren ’70, ook wel getypeerd als ‘de coming-out fase’ (Rijkschroeff, 1989), treden psychiatrische cliënten uit hun isolement in de openbaarheid. Enkele egodocumenten vinden hun weg naar breed publiek en via eigen media (oa. ‘de Gekkenkrant’) verwerft de cliëntenbeweging een eigen gezicht. Vanaf de jaren ‘80 worden de eerste wegloophuizen opgericht, veelal door mensen uit de kraakbeweging. In de wegloophuizen krijgen weglopers de kans de inrichtingspsychiatrie de rug toe te keren. In deze periode worden ook de eerste zelfhulpgroepen in de GGz leven in geblazen. Cliënten ontdekten het helende vermogen van de peer support en zelfhulp. Door deze ontwikkelingen, is de participatie gericht op de randvoorwaarden van de zorg, verschoven naar de inhoud van die zorg. Cliënten verzetten zich tegen de zelfstigmatisering- en internalisering die vaak gepaard gaan met het krijgen van een diagnose (van de Wetering, 2007). “De voornaamste activiteiten van de patiënten- en cliëntenbeweging waren lotgenotencontact en belangenbehartiging. In vormen van zelforganisatie en lotgenotencontact vond de wederzijdse ondersteuning en hulpverlening plaats. Tegelijkertijd werd hierbij door chronisch zieken en gehandicapten veel aandacht besteed aan de ontwikkeling van een nieuwe identiteit als volwaardig burger. Dit gebeurde vanuit het verzet tegen de beeldvorming van de zieke en gehandicapte burger als onafhankelijk en onmondig. Daarnaast heeft de patiënten- en cliëntenbeweging het strategisch handelen niet geschuwd. De pijlen richten zich onder andere op de doorgeschoten professionalisering en institutionalisering van de gezondheidszorg. In de GGz ging het bovendien om de relatief autonome positie van de behandelaars in de instituten (Oudenampsen & Steketee, 2000, p. 10)”. Cliëntgestuurde vormen van hulp zijn mede ontstaan als tegenbeweging op de stigmatiserende, paternalistische, bureaucratische, ongelijkwaardige en afhankelijk makend hulpverlening.
-12 Vriend GGZ- Theoretisch kader
Uit deze voorgeschiedenis komen een aantal belangrijke overtuigingen voort over de wijze van hulpverlenen (Van Haaster en Vesseur, 2002; Holter et al, 2004 in Boumans, Muusse, Planije & Tuynman, 2012): Deelname aan hulpverlening is geheel vrijwillig: er is geen enkele verplichting of dwang vanuit instellingen en overheidsorganen (op het terrein van GGz) om gebruik te maken van hulpverlening. Cliënten hoeven niet te vrezen dat er buiten hun medeweten en wens verbintenissen worden aangegaan, noch voor klinische diagnoses of ongewenste behandeling; De overtuiging dat herstel mogelijk en noodzakelijk is om betekenis aan het leven te geven. Respecteren van diversiteit en 'anders-zijn' van deelnemers (bv. wat betreft geslacht, leeftijd, geloof, etniciteit, seksuele geaardheid of aard van beperkingen). Nadruk op eigen verantwoordelijkheid voor het eigen gedrag en de gevolgen daarvan; Een focus op eigen kracht en mogelijkheden in plaats van op beperkingen en tekortkomingen. Cliënten fungeren als opdrachtgevers van betaalde medewerkers en hulpverleners zien zichzelf als opdrachtnemers van cliënten (Van Haaster en Vesseur, 2002). Door Holter et al. (2004) wordt dit omschreven als een respectvolle houding van hulpverleners naar cliënten, waarbij ze cliënten vraaggestuurd, ondersteunend en op basis van gelijkwaardigheid benaderen. Boumans et al (2012) omschrijven de vele gelijkenissen tussen cliëntgestuurde organisaties en organisaties in zelfbeheer. Beiden beogen een alternatief te bieden op de reguliere hulpverlening, waarin gebroken wordt met hiërarchische relaties tussen hulpvrager en hulpgever. In de zelfbeheervoorzieningen binnen de maatschappelijke opvang staat voorts met name de zoektocht naar onderdak centraal, in plaats van de nadruk op andere problemen (Boumans et al, 2012). In de paragraaf hierna gaan we verder in op de definiëring van eigen cliëntgestuurde organisatievormen.
3.2
Eigen regie en zelfsturing in organisaties
Eigen regie en zelfsturing zijn belangrijke maar moeilijk eenduidig definieerbare begrippen, omdat de invulling ervan wisselt al naar gelang de institutionele of maatschappelijke context. Naast eigen regie en zelfsturing, zijn ‘zelfbeschikking’ en ‘vraagsturing’ veelgebruikte begrippen, zeker in cliëntgestuurde organisaties. Er zijn ook verbindingen te leggen met ‘empowerment’, ‘zelfbepaling’ en ‘autonomie’, die vooral in de rechtsleer en filosofie zijn uitgewerkt (Van Haaster, Janssen & van Wijnen, 2012). Het zou te ver doorvoeren om al deze begrippen hier te bespreken en we beperken ons nu tot twee veelgebruikte begrippen ‘eigen regie en zelfsturing’ in cliëntgestuurde organisaties.
-13 Vriend GGZ- Theoretisch kader
Eigen regie verwijst naar iemands vermogen om zelf zijn leven en daarbinnen ook de eventuele hulpverlening of ondersteuning aan te sturen. Van Haaster et al. (2012) definiëren eigen regie als het hebben van controle over het eigen leven, waarbij keuzemogelijkheden tussen acceptabele alternatieven, de afhankelijkheid van anderen in het dagelijks bestaan zo beperkt mogelijk houden. Zij relateren eigen regie aan autonomie en zelfbepaling, waarbij sprake is van een positieve vrijheid over het leven. Het gaat steeds om de manier waarop mensen hun leven, al dan niet gebruikmakend van bepaalde voorzieningen, vormgeven. Bij regie staat het vergroten van invloed centraal met als doel om volwaardig te kunnen participeren in de samenleving op een eigen en unieke manier (Van Regenmortel, 2008). Deze grip, zoals bedoeld bij ‘eigen regie’ blijkt ook essentieel voor het realiseren van empowerment. Empowerment kan gedefinieerd worden als het versterkingsproces waardoor personen, groepen en buurten meer greep krijgen op het handelen (Van Haaster et al., 2012; Van Regenmortel, 2008). Daarnaast maakt ervaringsdeskundigheid deel uit van het fundament waarop een beroep wordt gedaan in geval van zelfregie. “Met de opbouw van ervaringsdeskundigheid, worden de sturingsvaardigheden van de cliënt versterkt, net als de mogelijkheden om met die deskundigheid anderen te ondersteunen en bij te dragen aan collectieve cliëntenparticipatie” (Brink, 2009, p. 2). Eigen regie in de vorm van ervaringsdeskundigheid kan dus tot bloei komen wanneer voldoende inzichten zijn verworven over/ten aanzien van het eigen ziekte- en herstelproces. Vraaggerichte hulpverlening, herstelgeoriënteerde zorg en zelfsturing zouden passende vormen zijn om de eigen regie in het geval van een hulpverlenings- of ondersteuningsvraag vorm te geven. Volgens Brink (2009) gaat de tweede vorm nog een stap verder dan de eerste, omdat in geval van zelfsturing het initiatief geheel bij de cliënt ligt. Boumans, Muusse, Planije & Tuynman (2012, p. 10) spreken van zelfsturing (letterlijk: het zelf sturing geven aan) als middel tot herstel, maar ook als inspiratiebron om herstel- en cliëntgerichte zorg vorm te geven. De mate waarin mensen daadwerkelijk slagen in het realiseren van zelfregie, hangt af van verschillende factoren, zoals de persoon om wie het gaat, een eventuele hulpverlener of maatje, de hulpvraag, de setting en van het moment in het herstel- of hulpverleningsproces (Brink, 2009; Van Haaster et al., 2012). Van Haaster et al. (2012) voegen daar aan toe dat zelfs bij een grote afhankelijkheid (van anderen) mensen wel in staat kunnen zijn om eigen regie te hebben over hun eigen leven. De collectieve vormgeving van cliëntsturing in organisaties binnen de GGz en maatschappelijke opvang vindt op kleine schaal plaats in Nederland. Het gaat met name om cliëntgestuurde organisaties en organisaties in zelfbeheer die zich niet (altijd) willen identificeren met de reguliere hulpverlening. Zo wordt ook het organisatieconcept anders ingevuld dan bij reguliere zorginstellingen en wordt hiërarchie afgewezen en gelijkheid benadrukt (Boumans et al, 2012). Er zijn verschillen in opvattingen over de mate waarin cliëntsturing plaatsvindt in dit type organisaties.
-14 Vriend GGZ- Theoretisch kader
‘Verschillende auteurs beschouwen organisaties pas cliëntgestuurd wanneer deze uitsluitend door en voor cliënten worden geleid en beheerd’ (Zinman, 1986; Van Haaster en Vesseur, 2002; Nelson et al, 2006; Wituk et al, 2008; Brown, 2009; Schutt en Rogers, 2009; LFOS, 2011 in Boumans et al, 2012). Wanneer de uiteindelijke verantwoordelijkheid over de organisatie in handen is van professionals, zou sprake zijn van een professionele organisatie. Pas wanneer de verantwoordelijkheid bij cliënten ligt en ook formele diensten worden verleend, gaat het om cliëntgestuurde of ‘consumerrun’ organisaties. Daarentegen zijn er ook auteurs die de eindverantwoordelijkheid niet strikt bij de cliënt leggen en toch spreken van een cliëntsturing (Boumans et al, 2012). Deze zijn vaak formeel ingebed in of geadopteerd door professionele organisaties, ontvangen subsidies en hebben ook betaald personeel in dienst. Van Haaster en Vesseur, 2002 onderscheiden verschillende typen cliëntgestuurde organisaties: 1. autonome cliëntgestuurde organisaties (consumer-run of consumer-led; zelfstandige projecten met eigen bestuur); 2. cliëntgestuurde organisaties binnen een professionele organisatie (cliënt partnership; projecten met relatieve autonomie); 3. organisaties met personeel dat bestaat uit cliënten en vrijwilligers (consumerstaffed); 4. cliëntenparticipatie binnen een professionele organisatie (consumer-participation). Wanneer gesproken wordt van autonome cliëntgestuurde organisaties bepaalt een groep cliënten zelf de bedrijfsvoering, planning, administratie en het (financieel) beheer. Ze verschillen van cliëntenparticipatie in het feit dat cliënten zelf de voornaamste hulpverleners zijn, niet professionals (Doughty & Tse, 2011 in Boumans et al, 2012). De Landelijke Federatie Ongebonden Schilvoorzieningen beschouwt organisaties cliëntgestuurd wanneer ze organisatorisch en rechtspositioneel onafhankelijk zijn, waarbij de begroting geen onderdeel uitmaakt van die van een andere organisatie en waarbij het beheer van de toegekende subsidies of andere gelden in eigen handen is (LFOS, 2011). Volgens de richtlijnen van het Landelijk Coördinatiepunt voor Cliëntenbeheer en Innovatie zijn organisaties cliëntgestuurd pas wanneer ze beschikken over een eigen rechtspersoon, staf en budget hebben; beheerd worden door een bestuur dat voor minstens 50% bestaat uit (ex-)cliënten (Van Haaster en Vesseur, 2002). Opvallend is dat veel Nederlandse instellingen zichzelf cliëntgestuurd typeren, terwijl de organisaties deel uitmaken van een professionele organisatie. (Van Haaster en Vesseur, 2002). In die gevallen zorgt de ‘moeder’instelling voor het financieel beheer, de administratie of huisvesting. Afhankelijk van de gemaakte afspraken, heeft de cliëntgestuurde organisatie wel zeggenschap over beleid en andere verantwoordelijkheden in de dagelijkse gang van zaken.
-15 Vriend GGZ- Theoretisch kader
3.3
Ervaringsdeskundigheid in de GGz
Er worden verschillende definities gebruikt om het begrip ‘ervaringdeskundig’ te duiden. De meeste auteurs spitsen hun beschrijving van het begrip ‘ervaringsdeskundigheid’ toe op de specifieke toepassing binnen een bepaalde praktijk. Een overeenkomstig kenmerk daarbij is dat van ervaringsdeskundigheid pas sprake is wanneer iemand in staat is om gemeenschappelijke kenmerken uit verschillende ervaringen (collectieve ervaringskennis) te filteren en deze ervaringskennis aan derden over te dragen of anderen hiermee in het kader van de hulpverlening te kunnen ondersteunen. Van Slooten en Van Bekkum (2005) omschrijven een aantal criteria wanneer sprake is van ervaringsdeskundigheid. Het gaat om ervaringsdeskundigheid wanneer: er ervaring is met een psychiatrische aandoening; er kennis over en inzicht is in de eigen handicap en die van anderen, als ook inzicht in de hulpverlening; het lukt om de ervaringen te verwoorden, hierover open te zijn en adequate manier van omgaan met de aandoening is gevonden; er inzicht is in het proces van terugval, daarover kan worden gesproken en indien nodig preventieve maatregelen worden getroffen. In het kaderdocument Ervaringsdeskundigheid (Van Haaster et al., 2013) zijn twee belangrijke toevoegingen op bovenstaande te lezen; deze deskundigheid heeft ook betrekking op eventuele maatschappelijke steunende of afbrekende factoren én ervaringsdeskundigheid is een gradueel begrip (men kan meer of minder deskundig zijn en daarin ook groeien). Ervaringswerkers zijn in de loop der jaren in toenemende mate de (reguliere) GGz instellingen binnengedrongen. Zij zijn steeds meer betrokken zijn geraakt bij het primaire hulpverleningsproces in rollen uiteenlopend van ervaringsdeskundige (assistent) begeleiders, casemanagers, pedagogisch medewerkers, ACT4-medewerkers, medewerkers herstel, herstelcoaches, supportwerkers, activiteitenmakelaars en trajectbegeleiders (Karbouniaris & Brettschneider, 2008). Dit stelt nieuwe eisen aan zowel de ervaringswerkers als hun collega-hulpverleners. Daarbij is wel een duidelijk onderscheid in profilering zichtbaar; sommige instellingen of teams kiezen ervoor een ervaringswerker aan te trekken bij de gratie van zijn ervaringsdeskundigheid. Hij/zij wordt dan geprofileerd als ‘de ervaringswerker’. Op andere plekken staat niet de ervaringsdeskundigheid voorop, maar wordt deze meer gezien als een surplus, een welkome aanvulling op iemands professionele kennis en ervaring. De positie en de inzet van ervaringswerkers lopen dan ook sterk uiteen.
4
Assertive Community Treatment (ACT) is een organisatiemodel voor de behandeling, begeleiding en rehabilitatie van mensen met ernstige en langdurende psychiatrische aandoeningen in combinatie met problematiek op andere levensgebieden (Bond et al, 2001). -16 Vriend GGZ- Theoretisch kader
Ervaringswerkers maken soms deel uit van een multidisciplinair team, al dan niet volgens de beoogde modelgetrouwheid (zoals in ACT teams), of zij werken in een ‘tandem5’ met een reguliere zorgverlener. Voor de effectiviteit van ervaringsdeskundige casemanagers of case managementassistenten ontstaat in toenemende mate bewijs (Van Slooten, 2009). Winstpunten van ervaringswerkers zijn onder andere dat zij op basis van hun voorbeeldrol een bron van hoop kunnen zijn voor cliënten (Mowbray, Stark, Pfeffer, Bybee, 2005; Nelson, Ochocka, Janzen, Trainor, 2006; Maton, 2008). Ook hebben zij vanuit de eigen ervaringsdeskundigheid een schat aan kennis die zij kunnen overbrengen op het gebied van ‘coping’. Daarnaast kunnen ervaringswerkers een rol spelen in het (h)erkennen van zorgbehoeftes en het overbruggen van de kloof tussen zorgbehoeftes en zorgaanbod. Met name omdat ervaringswerkers dezelfde taal spreken, hebben zij eerder aansluiting en vervullen zij een brugfunctie tussen patiënt en hulpverlener (Van Slooten, 2009; Van Regenmortel, 2008). Ten slotte worden hulpverleners door ervaringswerkers uitgenodigd opnieuw na te denken over deze thema’s, hun eigen gedrag en in welke mate dit helpend is voor het herstel van de cliënt. En op hun beurt worden cliënten door ervaringswerkers uitgedaagd na te denken over en stappen te zetten in hun eigen herstel. In de praktijk blijkt de inzet van ervaringswerkers echter op verschillende plekken problematisch te verlopen. Ervaringswerkers aarden moeizaam, worden niet voor volwaardig collega aangezien en/of hebben een te solistische positie en daarmee een haast onmogelijke opgave binnen het heersende klimaat en opvattingen van de grote reguliere instellingen. Boertien & Van Rooijen (2011) onderschrijven dat een goede inzet van ervaringsdeskundigheid in de zorgpraktijken zeer zeker niet vanzelf gaat. Zij komen tot drie belangrijke voorwaarden: 1. Het eigen herstelproces kan gezien worden als de basis voor een goede inzet. 2. Het is van belang dat hoop en empowerment een plek in het discours van de reguliere hulpverlening krijgen. 3. De ervaringswerker deconstrueert noties over cliëntervaring en psychiatrische aandoeningen. Hierbij hoort een emancipatieproces in alle lagen van de GGz en de samenleving.
3.4
Discussie inzet ervaringsdeskundigheid
Er zijn vele discussiepunten op te sommen betreffende de inzet van ervaringswerkers in de zorg aan mensen met psychiatrische kwetsbaarheden. Dilemma’s bij de inzet van ervaringsdeskundigheid zijn te vinden op het vlak van rolverwarring, dubbele relaties, vertrouwelijkheid en facilitering van de functie (Van Erp, Hendriksen-Favier, Hoeve & Boer, 2008). In veel van deze punten spelen ethische morele standpunten die komen kijken bij de inzet van ex-cliënten een rol. 5
Het tandemconcept werd al in 1996 door De Cirkel geïntroduceerd en gaat uit van een samenwerking tussen een ervaringsdeskundige en opgeleide deskundige. Hiermee wordt getracht rekening te houden met het gegeven dat de functie van een ervaringsdeskundige een psychisch zware en belastende functie is (Spiesschaert, F., 2005) -17 Vriend GGZ- Theoretisch kader
In deze paragraaf beperken wij ons tot een viertal discussiepunten die betrekking hebben op de motieven van inzet, de rolopvatting en positie van ervaringswerkers en verwachtingen ten aanzien van het persoonlijk herstel van ervaringswerkers. Allereerst is de vraag op welke gronden ervaringswerkers worden ingezet, interessant. Er zijn verschillende beweegredenen om te willen werken met ervaringswerkers. “Ervaringsdeskundigen hebben een empowerend effect op cliënten, omdat zij in contact komen met hun eigen ervaringskennis en actiever leren omgaan met hun stoornis” (Van Erp et al., 2011). Naast een empowerende werking kunnen zij ook een hoopgevende uitwerking op cliënten hebben en een bijdrage leveren in de reflectie op het handelen van collega hulpverleners (Karbouniaris & Brettschneider, 2008). Ook staat een visie gericht op herstel centraal in de benadering van een ervaringswerker, zo stellen Van Erp et al. (2011). Ervaringswerkers worden volgens Plooy (2007, p. 3) echter onrechtmatig ingezet onder het mom van het bieden van herkenning en begrip en het op een gelijkwaardige manier bejegenen. “De rol van ervaringsdeskundigen in de zorg, bij voorbeeld in ACT-teams, is vooral die van contactmaker. De ervaringswerker weet de zogenaamde zorgmijders vaak gemakkelijker te benaderen. Ervaringsdeskundige medewerkers wekken vertrouwen, en kweken daarmee als het even kan ook vertrouwen in de zorg. Ervaringswerkers in ACT-teams worden vaak als bruggenbouwers aangeduid. Ik denk echter dat we het begrip ervaringsdeskundigheid te kort doen als we het inhoudelijk beperken tot herkenning en bejegening. Cliënt zijn van de langdurige psychiatrie kan niet alleen kennis opleveren over het leven met een psychische aandoening, maar ook over de aard van psychische klachten, de wortels van psychische klachten in de levensgeschiedenis, over werkzame en niet-werkzame behandelmethoden en over bruikbare overlevingsstrategieën.” Hieruit blijkt niet alleen dat ervaringswerkers vooral in het verlengde van de hulpverlening worden ingeschakeld. Naast deze inhoudelijke gronden, zijn er ook beleidsmatige en politieke overwegingen die ten grondslag liggen aan het werken met ervaringswerkers. Zo wordt (naar buiten toe) goede sier gemaakt met de inzet van ervaringswerkers, terwijl hun positie vaak solistisch is en teams soms weinig voorbereid zijn op de komst van hun nieuwe collega. Een management dat ervaringswerkers besluit aan te trekken omdat dit simpelweg tegemoet komt aan de nieuwe prestatie-eisen van de organisatie, heeft weinig nagedacht over de implicaties die daarmee gepaard gaan. Plooy (2009, p.25) waarschuwt voor symboolpolitiek: “Te vaak ook wordt gedacht dat één enkele ervaringsdeskundige de hele klus kan klaren, en de hele last van vertegenwoordiging van het cliëntenperspectief in een instelling kan dragen”. Een tweede discussie punt vormt de beweegredenen aan de zijde van de ervaringswerkers zelf. Wat zijn hun motieven om zich als zodanig in te zetten? Hierover is weinig terug te vinden in de literatuur. Volgens Van Erp et al. (2008) is het de ervaringswerkers veelal te doen om een betaalde baan, economische zelfstandigheid, maatschappelijke participatie en hun persoonlijke ontwikkeling. Volgens Spiesschaert (1995) vormt voor sommigen het intense verlangen belangrijk te zijn voor anderen een belangrijk motief. -18 Vriend GGZ- Theoretisch kader
Voor anderen gaat het juist om de herkenning van het onrecht veroorzaakt door de situatie waar zij zich in bevonden. Kusters (2012) vraagt zich af waarom cliënten überhaupt zouden willen terugkeren naar de GGz als zij eenmaal ‘cliënt-af’ zijn. Hij refereert aan een psychologische herhalingsdwang, die ervoor zou moeten zorgen dat de opgedane ervaringen opnieuw geframed worden in een positief kader, met in extreme vorm ‘het Stockholm syndroom’. “Dit verwijst naar het fenomeen dat degene die gegijzeld of mishandeld is, zich gaat identificeren met de dader. Dit komt voor bij die ervaringsdeskundigen, die zelf het hardst ontkennen dat wat ze hebben meegemaakt ook maar enige waarde had. Pillen erin en kop in het zand, aldus menig zogenaamd ervaringsdeskundige. Omdat ze zelf niet goed hun psychose hebben weten te verwerken, gunnen ze ook anderen niet de tijd en ruimte om eens goed krankzinnig te zijn. Ze zijn roomser dan de psychiater. Autoriteitsgevoelig en hunkerend naar bevestiging incorporeren ze het psychiatrisch jargon, en worden ze mini-psychiaters, die met een geleerd gezicht diagnoses stellen. Door de waanzin bij de ander uit te roeien, hopen ze ook hun eigen waanzin voorgoed te kunnen vergeten. Voor psychiaters en de farmaceutische industrie zijn dit de meest plooibare en geliefde ervaringsdeskundigen. Zij worden financieel en logistiek ondersteund om hun positieve ervaringen met medicijnen en de hulpverlening in de media breed uit te meten.” Daarnaast spreekt hij over het verlangen om terug te keren naar het vuur van de waanzin, dat volgens zijn zeggen, een weinig besproken motief zou vormen. Ervaringswerkers zouden zich aangetrokken voelen tot de magie van de waanzin in plaats van het proces van de ander centraal te stellen. Een derde punt van discussie vormen de rolopvatting en positie van ervaringswerkers. Deze loopt in GGz praktijken sterk uiteen, van vrijwilliger tot betaalde kracht, al dan niet als lid van een (behandel)team. Er zijn aanhangers van de opvatting om ervaringswerkers vooral niet in een bijzondere positie te plaatsen maar juist in het verlengde van de reguliere hulpverlening te positioneren, omdat – zo stelt Weerman (2009)- ook onder de huidige hulpverleners een aanzienlijk deel ervaringen binnen de hulpverlening heeft. Deze ervaringen zouden niet verbijzonderd moeten worden, maar integraal deel uit kunnen maken van de zorgverlening en in de (sociaal agogische) opleidingen. Dit bevordert ook het doorbreken van wij-zij denken. Plooy (2009) pleit echter voor een duidelijk onderscheid tussen hulpverlener en ervaringswerker. De ervaringswerker mag niet als verlengde arm van de hulpverlening worden ingezet, hij/zij heeft juist iets wezenlijks nieuws te brengen. “De kern van de waarde van de inzet van ervaringsdeskundigheid in de GGz ligt naar mijn mening in de ondersteuning van de eigen herstelprocessen van cliënten. Omdat herstel wortelt in zelfhulp, ervaringskennis en gelijkwaardigheid. Ervaringsdeskundige ondersteuning brengt elementen in van hoop, geloofwaardigheid en wederkerigheid. De ervaringsdeskundige is geen professionele autoriteit, die het herstelproces van de cliënt overneemt of stuurt. Hij is een bondgenoot, een souffleur, een gelijke. En laat daarmee het vermogen van cliënten om zichzelf te helpen intact.” (Plooy, 2009, p. 25).
-19 Vriend GGZ- Theoretisch kader
In een publicatie vanuit het LIVE project6 van het Trimbos instituut (Van Erp et al., 2011), blijkt eveneens dat de inzet van ervaringswerkers binnen de hulpverlening op dit moment zeer divers verloopt. Zo kunnen zij worden ingezet als regulier hulpverlener met ervaringsdeskundigheid of als ervaringsdeskundige/ervaringswerker met als primaire insteek de ervaringskennis. Inzet kan ook op basis van een categorale indeling plaatsvinden, namelijk doelgroepgericht versus generiek. Dit lijkt deels samen te hangen met de urgentie die in de betreffende settingen wordt ervaren om te kiezen voor ex-cliënten met soortgelijke ervaringen, dus een ervaringswerker met een verslavingsachtergrond wordt ingezet binnen een detox-kliniek. In deze settingen wordt zodoende een grote nadruk gelegd op de stoornis en lijken ervaringen met betrekking tot (het leven, wonen, werken in) de samenleving er minder toe te doen. Een laatste punt van discussie vormt de verwachting die in verschillende settingen gezien wordt, over de mate van herstel. In welk stadium van het herstel dienen ervaringswerkers zich te bevinden? Kunnen zij zich bijvoorbeeld veroorloven om af en toe een terugval te hebben? Hier lopen de mening sterk over uiteen. Levano (2011) stelt dat zonder de ervaring van herstellen geen deskundigheid kan worden geclaimd, omdat hij/zij dan slechts de ervaring van het ziek zijn heeft. “Een ervaringsdeskundige die terugvalt is een gotspe. Je werkt met mensen aan wie je uitlegt wat ze hebben en je geeft ze handvatten waarmee ze kunnen voorkomen dat het nog een keer misgaat. Als het bij jou fout gaat ben je een beetje als de bakker die niet meer weet wat ‘croissant’ betekent. Je kent immers precies de prodromen, het risico op een terugval – het hele circus. Je weet hoe een crisis voelt en welke activiteiten je moet ontplooien als je aanvoelt dat het fout gaat. Als je dit wel bij je patiënten kunt zien en niet bij jezelf, moet je jezelf minstens achter je oren krabben of je wel een rol van betekenis kan spelen in het herstel, laat staan in het leven van deze mensen” (Levano, 2011, p. 498). In zijn uitspraken gaat Levano niet alleen uit van een zekere mate van hersteld zijn, maar ook van een dusdanige stabiele levensfase waar terugvallen in elk geval geen deel (meer) van uitmaken. Doorgaans wordt in de centra voor eetstoornissen en verslaving aan ervaringswerkers de harde eis opgelegd, volledig hersteld te zijn van de problematiek. Het stellen van een dergelijke eis, gaat gepaard met een dubbele ethische laag. Ten eerste worden hiermee wellicht ervaringswerkers geweerd die wel een belangrijke bijdrage zouden kunnen leveren aan de zorg. Ten tweede is het onbekend wat het effect is op cliënten wanneer zij een ervaringswerker treffen die nog niet volledig hersteld is. De oppositie stelt juist dat periodieke terugvallen deel uitmaken van een gevorderd herstelproces. De ervaringswerker kan zich zo nauw blijven verbinden met de thematieken en problemen die spelen wanneer een (dreigende) opname aan de orde is.
6
LIVE project: Landelijk steunpunt Inzet Van Ervaringsdeskundigheid in de GGz is opgericht om de vernieuwende inzet van ervaringsdeskundigheid te bevorderen en daarmee herstel voor cliënten toegankelijker te maken. Het project loopt van 2010-2012 en is ondergebracht bij Kenniscentrum Phrenos/Trimbos instituut. Bron: http://www.liveervaringsdeskundigheid.nl/ -20 Vriend GGZ- Theoretisch kader
4. 4.1
Bevindingen Beschrijving van de praktijk
Algemene beschrijving Vriend GGZ is een nieuwe landelijk werkende organisatie die betrouwbare, toegankelijke, respectvolle en vriendschappelijke hulp wil bieden. Het initiatief is op 1 januari 2010 van start gegaan en de initiatiefnemers hebben zich laten inspireren door de schrijver Jan Arends. In zijn verhalenbundel ‘Keefman’ wordt het leven van een man die voortdurend botst met de buitenwereld en behandelende psychiaters geopenbaard. Deze hoofdpersoon schrijft brieven richting zijn psychiater met de aanhef 'vriend'. Vriend GGZ7 wil: vraaggestuurde hulp leveren; werkgelegenheid creëren voor mensen met psychische problemen in het heden of verleden; de maatschappij laten zien dat mensen met langdurige psychische problemen kunnen meedoen. Vriend GGZ wil bevorderen dat: er in de organisatie ervaringsdeskundigen op een gelijkwaardige manier naast professionals werken; de klant de middelen en instrumenten ter beschikking heeft om te sturen, bij te sturen en te toetsen. In de eerste plaats zijn eigen traject; er op systematische wijze ervaringskennis wordt aangeboden, hiervoor wordt onder meer aansluiting en inspiratie gezocht bij andere in het land beschikbare ervaringskennis; er samenwerking ontstaat tussen gemeenten, hulpinstellingen, cliëntenorganisaties en Vriend GGZ om de doelstelling ‘Meedoen’ voor haar klanten te realiseren. Vriend GGZ is een nieuwe organisatie in de zorg die samen met haar klanten hulpverlenings- en ondersteuningsprogramma’s ontwikkelt en uitvoert, waardoor klanten: hun klachten en beperkingen zelf leren managen (beheersen, terugdringen, hanteren); de noodzaak en wenselijkheid van behandeling zelf bepalen; samenwerken met ervaringsdeskundigen; hun sociale rollen (her)vinden en activiteiten, in de sfeer van werk, vrijwilligerswerk, zorgtaken, hobbybeoefening, scholing en opleiding etc. weer naar eigen tevredenheid uitoefenen;
7
http://www.vriendggz.nl -21-
Vriend GGZ- Bevindingen
hun niet helpende hulpverlening afbouwen bijvoorbeeld door het verminderen van ineffectief medicijngebruik (verslaving); actief gebruik maken van de ervaring van lotgenoten; hun eigen kracht gebruiken, hun autonomie behouden en van rol kunnen wisselen.
Vriend GGZ is momenteel in vier regio’s actief. De zorg wordt hoofdzakelijk gefinancierd vanuit de AWBZ (PGB of Zorg in Natura) via afgesloten contracten met zorgkantoren. Naast individuele hulpverlening in Amsterdam worden in onder andere Obdam, Enschede en Velp Vriendenhuizen -ook wel ‘zorghotels’ genaamd- ontwikkeld. Uit de concept jaarrekening 2012 blijkt dat de inkomsten bestaan uit AWBZ ‘Zorg in Natura’ voor 68%, AWBZ ‘Persoonsgebonden Budget’ voor 12 % en daarnaast gemeentelijke geldstromen voor 6%, opbrengsten vanuit overnachtingen voor 12% en overige inkomsten (onderaannemingen, vriendenwerkplaatsen) voor 2%. Door de kosten voor de bedrijfsvoering van Vriend GGZ laag te houden, wordt een vorm van dienstverlening gerealiseerd tegen een tarief dat beduidend lager ligt dan bij andere aanbieders. Structuur organisatie Vriend GGZ is sinds 2010 actief als Besloten Vennootschap met een maatschappelijke doelstelling. Een eventueel financieel overschot zal direct ten goede komen aan de verdere ontwikkeling van de activiteiten van Vriend GGZ (ondernemingsplan 2011). De directie heeft gekozen voor een organisatiemodel waarbij de zeggenschap van cliënten, vanuit het oogpunt van cliëntsturing, optimaal is. Als organisatieprincipe geldt: 'lokaal wat lokaal kan, alleen centraal wat nodig is' (ondernemingsplan, 2011). De interne structuur wordt gekenmerkt door grotendeels horizontale en informele, korte lijnen. Vriend GGZ wordt geleid door een directie en ondersteund door (ex)cliënten die meehelpen in de bedrijfsvoering. In elk Vriendenhuis is een kerngroep actief, bestaande uit vrijwilligers en betaalde krachten die de coördinatie van de afzonderlijke taakgroepen en als groep gezamenlijk in goede banen leiden. De kerngroep is hiermee ook verantwoordelijkheid voor de dagelijkse gang van zaken in de Vriendenhuizen. Alle ondersteunende diensten (ondersteuners, projectleiders, vrijwilligers waaronder coördinatoren van de taakgroepen) zijn gemandateerd aan te geven op welke wijze de werkzaamheden ingevuld behoren te worden. Vanaf december 2012 is een cliëntenraad opgericht die de directie en de kerngroep van elk Vriendenhuis adviseert. Zo worden de verantwoordelijkheden in de organisatie gedeeld waardoor complementair aan elkaar gewerkt kan worden.
-22 Vriend GGZ- Bevindingen
Personeel Het personeelsbestand kent een groei sinds het relatief korte bestaan van de organisatie. Per 3112-2012 zijn in totaal 16 fte verdeeld over 21 personen in dienst (inclusief 1 fte directeur en 1 fte adjunct-directeur). Hoewel de directie niet uit mensen met eigen cliëntervaring bestaat, is het bijzonder dat het personeelsbestand van Vriend GGZ voor tweederde bestaat uit (voormalige) klanten van de GGZ (14 van de 21 personen zijn ervaringsdeskundig). Uit onderstaande overzicht wordt de verdeling over de locaties duidelijk.
Locatie Amsterdam Locatie Velp Locatie Arnhem Locatie Enschede Locatie Obdam Centraal Totaal
Aantal fte
Aantal medewerkers (betaald)
Waarvan ervaringsdeskundig
5,82
9
5
1,67
2
2
2,0
3
2
1,95
4
4
1,89
2
1
0,67 14 fte
1 21
0 14
-23 Vriend GGZ- Bevindingen
Mensen komen binnen als klant en kunnen – als zij dat willen en daartoe zijn toegerust – doorstromen naar vrijwillige of betaalde functies binnen de organisatie. Het aantal externe vrijwilligers (vrijwilligers die van buiten zijn aangetrokken en niet als gast of klant bekend zijn bij Vriend GGZ) is ongeveer 10 – 15 per Vriendenhuis op jaarbasis. Doelstelling is dat minimaal 50% van de betaalde functies bij Vriend GGZ wordt ingevuld door ervaringsdeskundigen. Deze doelstelling wordt met 70% momenteel ruim gehaald. De combinatie van ervarings- en professionele deskundigheid leidt tot nieuwe kennis, vaardigheden en methodieken met als doel een ontwikkelingsgerichte organisatie te zijn. Dit betekent onder meer dat klanten van rol kunnen wisselen en, indien daartoe capabel, ook in betaalde functies actief zijn. Ook kunnen zij een rol spelen bij de opzet en ondersteuning van nieuwe Vriendenhuizen elders. Vriend GGZ maakt hiervoor gebruik van beschikbare regelingen en subsidies op het gebied van reintegratie, scholing en persoonlijke ondersteuning. Vriend GGZ hanteert de CAO GGZ voor haar arbeidsvoorwaarden. Vriend GGZ creëert op deze wijze werkgelegenheid voor mensen met een – soms aanzienlijkeafstand tot de arbeidsmarkt. Tegelijkertijd stimuleert Vriend GGZ een gezonde door- en uitstroom. Afscheid nemen van het Vriendenhuis wordt als een belangrijke (vervolg)stap gezien. Het behoud van het opgebouwde netwerk van ondersteunende relaties kan van grote waarde zijn, ook in de periode na Vriend GGZ. Een interessante functie is die van de ondersteuner. Hij/zij vervult een sleutelrol binnen één van de settingen van Vriend GGZ. De ondersteuner biedt ondersteuning ten aanzien van het bevorderen van het zelfbeeld, de maatschappelijke positie en de vormgeving van dagbesteding van klanten/gasten evenals het waarborgen en uitbreiden van cliëntenparticipatie, medezeggenschap en het cliëntgestuurde principe (functiebeschrijving ondersteuner). Het profiel van de ondersteuner ziet er als volgt uit (een uitgebreide beschrijving van deze functie is ingevoegd in bijlage 4): Profiel Ondersteuner Een ervaringsdeskundige met HBO denk- en werkniveau met specifieke kennis en ervaring ten aanzien van cliënten, rehabilitatie, medezeggenschap/participatie, maatschappelijke integratie- en oriëntatie en cliëntgestuurd werken. Heeft ervaring met in banen leiden van groepsprocessen en gesprekstechnieken. Heeft ook kennis van psychiatrische problematiek en zicht op de daaruit ontstane handicaps. Houdt vakliteratuur bij en is geïnformeerd over de ontwikkelingen en initiatieven op het gebied van medezeggenschap en participatie. De rol van de ondersteuner kan variëren van signalerend, adviserend, ondersteunend tot coachend en uitvoerend en kent een grote mate van zelfstandigheid. De kerngroep van het Vriendenhuis overlegt met de ondersteuner over diens rol en handelen. Voorts is de ondersteuner: In staat om te komen tot een heldere probleemanalyse en zo nodig een snelle en creatieve oplossing. In staat eigen ervaringen een plaats te geven en hanteerbaar te maken. Bron: Functiebeschrijving ondersteuner, Vriend GGz en interview met ondersteuner van één van de Vriendenhuizen. -24 Vriend GGZ- Bevindingen
Doelgroep Vriend GGZ richt zich op twee doelgroepen; in de eerste plaats gaat het om mensen met een langer bestaande psychische beperking als gevolg van een psychiatrische stoornis, die in het algemeen ook langere tijd in de GGZ behandeld zijn (geweest). Daarbij hebben zij veelal problemen op meerdere levensgebieden (wonen, werk, inkomen, relaties, dagstructuur) en een lage maatschappelijke participatie, veelal gepaard gaand met sociaal isolement. Het gaat om zowel mensen met een laag als een hoger opleidingsniveau. De tweede doelgroep waar Vriend GGZ zich op richt zijn de medewerkers van organisaties die burgers uit de eerstgenoemde doelgroep als cliënt in hun bestand hebben, zoals gemeenten, zorgkantoren, het UWV, enz. Zij kunnen individuele klanten verwijzen naar Vriend GGZ, maar ook een collectief contract met Vriend GGZ sluiten (ondernemingsplan Vriend GGZ, 2011). Diensten en productenaanbod Vriend GGZ heeft het concept van de Vriendenhuizen ontwikkeld. Een Vriendenhuis is klantgestuurd en een combinatie van zorghotel en activiteitencentrum, waar mensen met een psychische of sociale beperking de middelen krijgen om, naar vermogen en met hun beperking, te kunnen meedoen in de samenleving. De meeste, betaalde en onbetaalde, medewerkers van het Vriendenhuis zijn mensen met ervaringen in de psychiatrie, die werkervaring op willen doen of een betekenisvolle dagbesteding zoeken. Het Vriendenhuis is een oefen- en stageplek voor medewerkers, maar is ook een echt hotel. Voor de begeleiding van het werk wordt een passende financiering gezocht, waarbij momenteel nog hoofdzakelijk geput wordt uit AWBZ inkomsten, aangevuld met een gering aantal andere geldstromen. In het Vriendenhuis is de vraag van de individuele klanten sturend en worden de projecten en activiteiten gerund door de deelnemers zelf (zelfregie). Deze gemeenschappen zijn daardoor oefenplaatsen voor maatschappelijke participatie. Daarnaast onderneemt Vriend GGZ ook activiteiten en projecten die mede gericht zijn op beïnvloeden van beeldvorming en tegengaan van stigmatisering. Zo worden gaandeweg kleinschalige zogenoemde ‘Vriendenwerkplaatsen’ ingericht waar klanten en vrijwilligers in maatschappelijk opzicht betekenisvolle (al dan niet arbeidsmatige) activiteiten ontplooien. Zo is in Enschede een autowerkplaats gestart en in Arnhem een werkplaats voor meubelreparatie en opslag8.
8
Vriendenwerk(plaats) is een eigentijdse combinatie van een werkplaats en dagactiviteiten waar mensen met een psychische en/of sociale kwetsbaarheid de middelen krijgen om, naar vermogen en met hun kwetsbaarheid, te kunnen meedoen in de samenleving. Vriendenwerk Enschede maakt het door haar werk mogelijk dat mensen met een kleine beurs hun vervoersmiddel kunnen houden en blijven gebruiken. Vriendenwerk Arnhem spant zich in om ingezamelde goederen voor allerlei vormen van hergebruik geschikt te maken. (bron: folder Vriendenwerk). -25 Vriend GGZ- Bevindingen
Onder de titel "Lege Zondagen" is vanaf de start van Vriend GGZ in 2010 het initiatief genomen om een programma te ontwikkelen waarmee de stigma’s over de psychiatrie worden tegengegaan. De afgelopen jaren werden op zondagmiddagen interviews in het prachtige en intieme Parool Theater in Amsterdam kleinschalige producties uitgevoerd op het gebied van muziek, dans, theater, en poëzie . Deze evenementen werden druk bezocht. Ook zijn er vanuit Lege Zondagen projecten geweest, waarvan het meest in het oog springend ‘Dans voor de Stad’ is geweest. Veel heeft steeds afgehangen van de inspanningen en aanwezigheid van teamleden, die de betrokkenen attent maakten op het programma, stimuleerden om mee te doen. Ter voorbereiding op de optredens werden op drie middagen door de week, workshops aangeboden. Bij deze activiteiten trokken mensen met en zonder handicap samen op. Ten slotte heeft Vriend GGZ een eigen cursus en aansluitend intervisiemogelijkheid voor (aspirant) ervaringswerkers ontwikkeld. De cursus is laagdrempelig toegankelijk. Een ieder die bij Vriend GGZ werkt of woont mag er aan deelnemen, maar niet iedereen kan vanzelfsprekend als ervaringswerker aan de slag. De instroomcriteria voor de cursus zijn beperkt tot: voorafgaand aan de cursus een individueel gesprek; de intentie om de eigen ervaring actief te willen gebruiken en in te zetten als ervaringswerker. Blijkt deelname aan de cursus in eerste instantie niet haalbaar dan wordt de deelnemer geadviseerd eerst de cursus ‘Herstellen doe je zelf’ te volgen. In de interne cursus van Vriend GGZ wordt in eerste instantie aandacht besteed aan de doelstelling, missie en visie van Vriend GGZ en het begrip ‘ervaringsdeskundigheid’. Ook worden de eigen ervaringsverhalen uitgewisseld. Voorts wordt ruimte gereserveerd voor het geven van tips en handvatten in de begeleiding. Ook wordt geoefend met het opstellen van een begeleidingsplan en in de intervisiebijeenkomsten, het opstellen van een eigen zelfmanagementplan. De intervisiebijeenkomsten zijn een vervolg op de cursus en bedoeld voor ervaringswerkers die inmiddels aan het werk zijn bij Vriend GGZ. Zo kunnen zij in de vriendenhuizen deel gaan nemen aan de kerngroep, na het volgen van de cursus en het hebben van voldoende werkervaring ter plaatse. Vriend GGZ levert aldus verschillende typen producten en diensten en wordt op dit moment ook geconfronteerd met verschuivende en wegvallende geldstromen. Vriend GGZ wil anticiperen op de overheveling van functies uit de AWBZ naar de WMO door nieuwe zorgarrangementen te ontwikkelen, waarbij wederkerig burgerschap voorop staat.
-26 Vriend GGZ- Bevindingen
In 2011 ging het om: 1. individuele (thuis)begeleiding voor AWBZ geïndiceerde cliënten; 2. groepsgewijze dagactiviteiten voor AWBZ geïndiceerde cliënten; 3. sociale activering en maatschappelijke participatie voor klanten met een gemeentelijke WWB-uitkering of uitkering van het UWV; 4. reïntegratie naar werk voor klanten met een gemeentelijke WWB-uitkering of uitkering van het UWV; 5. individuele scholing, training en coaching van mensen met een arbeidshandicap in werksituaties; 6. collectieve (omgevingsgerichte) voorlichting en preventie; 7. overnachtingen in het Vriendenhuis; 8. 24-uurs hulp en advies; 9. vraagverheldering en diagnostiek; 10. diensten aan burgers (o.a. klussendiensten vanuit de Vriendenwerkplaatsen of vanuit de Vriendenhuizen); Op termijn zullen ook behandelprogramma's worden ontwikkeld, die inhoudelijk gebaseerd zijn op ervaringsdeskundigheid en waarbij ervaringsdeskundigen worden ingezet in de uitvoering daarvan. Zo wordt een beroep gedaan op een ervaringsdeskundig psycholoog in Velp ten behoeve van diagnostiek en eerstelijnsconsultaties. Werkwijze op hoofdlijnen Vriend GGZ kiest als kader voor een model dat is ontwikkeld door het Instituut voor Gebruikersparticipatie en Beleid (IGPB). In dit model is sprake van een kerngroep, bestaande uit ervaringsdeskundige cliënten, die samen het project, in dit geval ‘een Vriendenhuis’, besturen. Zij worden in hun functioneren en proces individueel en collectief begeleid door een professioneel ondersteuner (als projectleider). In het ondernemingsplan van de organisatie is te lezen dat een Vriendenhuis in de eerste plaats een cliëntgestuurd project is en zodoende bij de oprichting van een nieuw Vriendenhuis op zoek gegaan wordt naar een enthousiaste initiatiefgroep bestaande uit (hoofdzakelijk) cliënten. Deze groep krijgt een drieledige opdracht mee: 1. ontwerp een werkplan voor het Vriendenhuis; 2. ontwerp een organisatiestructuur voor het Vriendenhuis; 3. ontwerp een scholing- en coachingsplan voor het Vriendenhuis. In het Vriendenhuis is een parttime (ervaringsdeskundige) coördinator-ondersteuner werkzaam. Verder wordt er een kerngroep van actieve leden ingericht die zich buigen over allerhande dagelijkse taken. Zij zijn gezamenlijk verantwoordelijk voor de administratie, de keuken, de receptie en telefoon, gastheer en gastvrouw (inclusief een eventuele slaapwacht) en de huishoudelijke dienst/facilitaire zaken. -27 Vriend GGZ- Bevindingen
De kerngroep vormt het managementteam van het zorghotel. De kerngroep wordt geschoold in de ondersteunende en vraaggerichte manier van werken. In de nachten wordt een beroep gedaan op slaapwachten. Dit wordt over het algemeen door oud-gasten vervuld die in het kader van een werkervaringsplaats ervaring op willen doen. Ook fungeren gasten in het Vriendenhuis zelf soms een rol als slaapwacht, aangevuld of gesteund door betaalde krachten, afhankelijk van de behoefte en noodzaak op de locatie. Het Vriendenhuis is 7 keer 24 uur per week bereikbaar voor mensen die een beroep hierop willen doen. Zo biedt het Vriendenhuis ook de mogelijkheid voor (dreigende) crisishulp. Goed opgeleide, ervaringsdeskundige medewerkers bedienen de telefoon van het Vriendenhuis en bieden een luisterend oor. Er kan direct de volgende dag, ook in het weekend, een opvolgend contact zijn, desgewenst of noodzakelijk bij de klant/beller thuis. Zo nodig kan, indien er plaats is, overnachting in het Vriendenhuis worden afgesproken. Per Vriendenhuis is meestal een opvangcapaciteit van zo’n 8 tot 12 plaatsen (waarvan 2 crisisplekken), verdeeld over 1- en 2-persoons kamers. Het motief om gebruik te maken van de overnachtingsmogelijkheid kan zeer divers zijn. Zo kunnen gasten verblijven om tijdelijk het thuisfront te ontlasten (respijtzorg voor mantelzorgers), een (dreigende) crisis te temperen om daarmee een mogelijke opname te voorkomen, of om er even tussenuit te kunnen. Gasten betalen voor hun overnachting met maaltijden in het Vriendenhuis een klein bedrag van 15 euro per nacht indien zij deze niet op andere wijze vergoed kunnen krijgen. Een Vriendenhuis biedt naast de mogelijkheid tot overnachting en het nuttigen van maaltijden, veiligheid, ontspanning, een time-out, gevoel voor eigenwaarde, een niet veroordelende omgeving en een luisterend oor. Vanuit het Vriendenhuis worden ook recreatieve activiteiten georganiseerd. Medewerkers van het Vriendenhuis werken outreachend en zullen op dat soort momenten dat doen wat nodig is om de klant te helpen. Variërend van er gewoon zijn en gezelschap bieden, tot bijvoorbeeld het helpen voorkomen van een dreigende huisuitzetting wegens burenoverlast. Als, veelal, ervaringsdeskundigen weten zij wat het is om het even niet meer te zien zitten en hoe belangrijk het is om prettig opgevangen te worden. Zij weten hoe belangrijk het is dat anderen dan voor je ‘zorgen’. Overigens kan ‘ter voorkoming van erger’ bijvoorbeeld op een signaal van een buurtbewoner, ook een eenvoudig bezoekje worden afgelegd aan een geïsoleerde of eenzame andere bewoner. Het Vriendenhuis fungeert dus naast een hotel voor gasten, ook als oefenplek voor (beginnende) ervaringswerkers. Vriend GGZ geeft ze de ruimte om hun kwaliteiten te ontwikkelen door het inzetten van hun ervaringskennis voor anderen.
-28 Vriend GGZ- Bevindingen
In de Vriendenhuizen krijgen deze medewerkers, naast een kleine dagdeelvergoeding, vooral immateriële zaken terug, zoals begeleiding, coaching en scholing, een jaarlijks uitstapje, excursie of studiereis en een steunend (vrienden) netwerk. De ambulante dienstverlening van Vriend GGZ werkt op een soortgelijke wijze. Zij doen dit echter enkel outreachend, veelal bij de mensen thuis en op openbare plekken in de stad en/of regio. Klanten kunnen zich melden voor begeleiding of ondersteuning. Zij worden dan aan één of meerdere ervaringswerkers gekoppeld die gezamenlijk verantwoordelijk zijn voor de begeleiding. In Amsterdam komt het team ervaringswerkers wekelijks samen voor intervisie en uitwisseling. Zo nodig en op verzoek van de klant wordt ook samengewerkt en/of afgestemd met hulpverleners vanuit de reguliere GGz die bij de klant betrokken zijn. Kenmerken gebruikers In het kader van dit onderzoek zijn gegevens bestudeerd van de klantstromen uit 20129 en deze gaven enig zicht op onder andere de in- en uitstroom, deelnemerskarakteristieken, hulpvragen en lopende behandelcontacten. We starten hier met een weergave van de kenmerken van de gebruikers ofwel de deelnemerskarakteristieken. In 2012 vonden 94 gasten een tijdelijk verblijf in één van de vier Vriendenhuizen en werden 38 klanten ambulant begeleid in/rondom Amsterdam, een totaal van 132 cliënten. Onder de eerstgenoemde populatie waren 47 cliënten dak- of thuisloos, kwamen 8 vanuit een opnamesituatie, 10 vanuit een zelfstandige woonsituatie en 29 vanuit overige contexten. Over de verblijfssituatie van de ambulante klanten in Amsterdam zijn geen gegevens verkregen. Onder de in totaal 132 cliënten is een meerderheid mannen (97) en een kleinere groep vrouwen (35). Van de gasten en klanten is de grootste groep tussen de 40 en 50 jaar (41). Ruim de helft van de totale cliëntengroep (33 gasten in de Vriendenhuizen en alle 38 klanten van de ambulante dienstverlening) heeft bij aanvang een AWBZ indicatie, een kleinere groep wordt pas geïndiceerd gedurende het verblijf in het vriendenhuis (12) en 49 gasten hebben of verkregen geheel geen indicatie. Van de gasten in de vriendenhuizen is bekend dat 3 een betaalde baan hebben, 23 gasten een gemeentelijke uitkering ontvangen, 21 een uitkering van het UWV, 20 vanuit overige bronnen inkomsten verkrijgen en 27 gasten geen inkomen hebben. Van de ambulante klanten in Amsterdam zijn geen inkomensgegevens bekend. Opbrengsten (kwantitatief) Uit de gegevens blijkt dat begin 2012 94 gasten een verblijf vonden in één van de vier Vriendenhuizen en eind 2012 64 gasten zijn uitgestroomd.
9
Een aantal van deze cliënten stroomden reeds voor 2012 in. -29-
Vriend GGZ- Bevindingen
Van het klantenbestand uit Amsterdam is bekend dat 7 van de 38 klanten in 2012 of in de loop van 2013 uitstroomden. Waar zij precies naartoe uitstroomden of hoe hun vervolgtraject vorm kreeg, is uit de verkregen gegevens niet op te maken. Voor het merendeel van de gasten in de Vriendenhuizen (83) had de zoektocht naar onderdak de hoogste prioriteit bij de ondersteuningsvraag. Ongeveer de helft van het aantal gasten (43) was op zoek naar nuttige dagbesteding. Een deel van de groep (20) zocht ondersteuning bij het op orde krijgen van financiële schulden. Voor een groot deel van zowel de gasten als de klanten in de ambulante setting gold dat zij op zoek waren naar groeps- en/of individuele begeleiding (62 resp. 46). Gelet op de ondersteuningsvraag, is het interessant om te kijken waar de gasten naar toe zijn gegaan na verblijf in de Vriendenhuizen. Van 65 van de 94 gasten is bekend waar ze vandaan kwamen bij instroom en van 41 van de 64 is bekend waar ze naar toe zijn uitgestroomd. Ruim 72% (74 van de 65) was dakloos bij instroom terwijl dit bij uitstroom is gedaald naar bijna 25% (10 van de 41). Bij instroom had 15% (10 van de 65 gasten) een eigen woning, terwijl bij uitstroom dit aanzienlijk stijgt naar 59% (24 van de 41). Ook is er een geringe daling te zien onder het aantal opnames in een Algemeen Psychiatrisch Ziekenhuis: 8 van de 65 (12%) bij instroom versus 2 van de 41 (5%) bij uitstroom. Bij instroom in het vriendenhuis in 2012 bleek geen enkele gast vanuit een beschermde woonsituatie te komen, terwijl bij uitstroom 5 deelnemers onderdak in een beschermde woonvorm vonden. Een deel van de gasten verricht ten tijde van uitstroom vrijwilligerswerk (14) of werkt op een werkervaringsplaats (7), enkele hebben een betaalde baan (2). Van de resterende gasten is niet bekend hoe hun dagbesteding eruit ziet. Naast bovenstaande gegevens heeft Vriend GGZ in 2012 een tevredenheidonderzoek onder haar klanten en gasten verricht. In totaal werkten 28 respondenten mee. Het totaaloordeel van deze respondenten over de begeleiding van Vriend GGZ, in de vorm van een rapportcijfer, bedraagt gemiddeld een 7,5. Opvallende uitkomst uit deze gegevens is dat de begeleiding van Vriend GGZ in het bijzonder gewaardeerd wordt om haar respectvolle bejegening (27 van de 28 respondenten). Verbeterpunten zijn niet eenduidig op te maken uit de meting en lopen uiteen van het aanbieden van meer dagactiviteiten tot het verbeteren van de communicatie.
4.2
Waardering praktijk (kwalitatief)
In de periode maart 2012 tot februari 2013 hebben in totaal 32 interviews met 26 unieke respondenten plaatsgevonden. Deze respondenten betroffen klanten/gasten van Vriend GGZ, ervaringsdeskundige begeleiders en de directie. Daarnaast is bij een aantal gebruikers een gestandaardiseerde lijst ingevuld waarbij o.a. gevraagd werd naar de meerwaarde van de inzet van ervaringswerkers . -30 Vriend GGZ- Bevindingen
Hierna volgen steeds uitwerkingen van de uiteenlopende argumenten die tijdens de interviews genoemd zijn, met –indien relevant- tussen aanhalingstekens het aantal respondenten dat dit heeft genoemd, op een aantal plekken aangevuld met citaten ter illustratie. Vriend GGZ in relatie tot reguliere GGz Bij een inventarisatie van de geboden hulp- en dienstverlening van Vriend GGZ, blijkt dat gasten, klanten en ervaringswerkers Vriend GGZ vooral associëren met laagdrempelige, nabije hulp, vaak in eerste instantie van praktische aard, waarbij de eigen regie van klanten/gasten wordt aangesproken. De hulp is gericht op het (weer) voor jezelf (leren) zorgen en het meedoen in de maatschappij. Vriend GGZ ondersteunt zo nodig op meerdere gebieden, variërend van de levensdomeinen: wonen, werken, leren en vrije tijdsbesteding tot persoonlijke domeinen: gezondheid, zelfzorg, zingeving en relaties. Opvallend is dat dit ook buiten de gebaande paden om wordt vormgegeven en dat peer support een belangrijk element is in de contacten tussen ervaringswerkers en klanten/gasten (en ook onderling). Daarbij blijkt het opzetten van dienstverlening en andersoortige activiteiten zoveel mogelijk vanuit de klanten zelf te worden geïnitieerd. Zo is er aan de basis van elk Vriendenhuis een ‘initiatiefgroep’ actief geweest die mee heeft gedacht in het vinden en inrichten van een pand en het samenstellen van een team. Hierna volgen een aantal citaten ter illustratie van bovenstaande: “De ondersteuning moet gewoon heel basaal zijn, weet je wel. Het komt er gewoon heel erg op neer, dat, je hoeft niet heel veel kennis in je kop te hebben als je maar snapt dat iemand… het is als net alsof het je moeder was, neefje was, zusje was, dan doe je het ook. Als ze er niet zijn, dan doe jij het. Heel basaal, laagdrempelig”. “Meegaan met de cliënt is heel belangrijk. En ja ook bereikbaar buiten de kantooruren om. Dat zijn wel de punten die mij aanspreken wat heel belangrijk is. “ “Het meedoen in de maatschappij of door middel van vrijwilligerswerk of andere dagbesteding, invulling, ik noem maar op, verzelfstandiging, weer leren koken. Of voor jezelf zorgen en dat soort dingen, dat zijn wel allemaal dingen waar Vriend voor staat. Daar sta ik zelf ook wel voor, want je moet het uiteindelijk zelf doen.” “Letterlijk meegaan, letterlijk meegaan naar de winkels, naar de arts, naar het ziekenhuis, noem maar op waar je heen gaat of gewoon lekker een stukje wandelen, een kopje koffie drinken. Alsmaar oefenen, oefenen, oefenen of weg gaat, beheersbaar is.” “...echt naast de gasten staan in plaats van daar boven. Ja ik denk dat de relatie het belangrijkste is en ook van uuh dat mensen zo gestimuleerd worden mee te denken, mee te doen in het draaiende houden van het Vriendenhuis”.
-31 Vriend GGZ- Bevindingen
Een vergelijking tussen Vriend GGZ en de reguliere Geestelijke Gezondheidszorg levert interessante bevindingen op. Hoewel Vriend GGZ een zeer kleinschalige (en goedkope) vorm van hulp biedt, zeker in vergelijking tot de veelal gefuseerde GGz instellingen die tweede- soms derdelijnszorg bieden, is het in de eerste plaats opvallend hoe verschillend gedacht wordt over wat ‘goede hulpverlening’ inhoudt. Deze verschillen in perceptie, komen herhaaldelijk tot uitdrukking in de verhalen van (ex)cliënten. Het gaat om de volgende verschillen: Waar Vriend GGZ naar de mens kijkt (6), kijken traditionele GGz instellingen vooral probleemgericht en dit heeft consequenties voor de geboden hulpverlening (2). Zo staat Vriend GGZ symbool voor vriendschappelijke hulp, waarbij persoonlijke betrokkenheid, aandacht, eigen regie en vrijheid centraal staat (6). De focus ligt op het vergroten van de kwaliteit van leven (2). De hulp is laagdrempelig toegankelijk, out of the box en praktisch van aard (4). Bij Vriend GGZ zijn de klanten en ervaringsdeskundigen in the lead (3). “Bij vriend GGz wordt alleen het hoogstnoodzakelijke gerapporteerd. De tijd die er overblijft wordt besteed aan daadwerkelijke cliëntcontacten.” “ Er is eigenlijk meer een natuurlijk vertrouwen in anderen en dat werkt genezend, zie ik. En mensen kunnen daardoor ook veel meer dan veel mensen denken of dan ze zelf denken.”
De reguliere zorg (met uitzondering van de vrouwenopvang) wordt getypeerd als zorg waarin mensen in keurslijf worden geperst, de kwaliteit van de hulpverlening zeer wisselend (3) en vaak oppervlakkig van aard is (3). Bij Vriend GGZ mogen gasten/klanten en ervaringswerkers ‘fouten’ maken en wordt uitgegaan van ervaringsleren (2).
“ Er werd op de detox en in de reguliere zorg nooít naar mij geluisterd. Dan konden zij wel zeggen van ‘ja ja ja, die verhalen van jou’. Zo werkt het niet. (..). Men wil wel luisteren maar er is een soort van, raar soort angst, ja ofzo.(..)”
Vriend GGZ steunt en stimuleert ook het aangaan van (nieuwe) sociale contacten, buiten de leefwereld van het Vriendenhuis of de Vriendenwerkplaatsen, dit in tegenstelling tot GGz instellingen waar cliënten soms kampen met sociale isolatie (1). Vriend GGZ werkt in/met de eigen leefomgeving van de klanten door (ook) outreachend te opereren (1). Vriend GGZ stimuleert de zelfstandigheid en eigen kracht van cliënten, terwijl in de reguliere zorg vaak sprake is van een verantwoordelijkheidsparadox: enerzijds wordt gezegd dat cliënten ‘zelf hun keuzes moeten maken’ en dat zij daar dan ook de consequenties van moeten dragen, anderzijds is er belerende ondertoon, waar weinig vertrouwen en vrijheid uit spreekt (5).
“In de reguliere zorg is betweterigheid en een onechte sfeer. Men meent te weten wat goed is voor de ander.”
-32 Vriend GGZ- Bevindingen
“Bij Vriend GGZ is geloof in mensen”. “Behandelaren in de reguliere zorg menen dat ze zich aan richtlijnen moeten houden en protocollen, en ik heb zelf als cliënt gemerkt dat dat, dat dat voor de veiligheid is van de behandelaar, vaak. Maar dat de cliënt daar niet één, twee, drie wat mee opschiet”
De hulpverlening van Vriend GGZ is informeel, kleinschalig, laagdrempelig en vrijwel direct bereik- en beschikbaar, in tegenstelling tot de wachtlijsten die soms in de reguliere zorg gezien worden (10). Reguliere hulpverlening kent vaak geen goede (keten)continuïteit en cliënten worden ‘van het kastje naar de muur’ gestuurd (3). De reguliere hulpverlening is veel strakker georganiseerd met protocollen en richtlijnen (6). Cliënten hebben weinig inspraak in reguliere ggz instellingen (2), er is een grote afstand tussen cliënt en behandelaar en cliënten worden dikwijls als een nummer behandeld (4). De reguliere GGz is niet transparant en is vooral bezig met het uitsluiten van risico’s.
“Reguliere GGz mist soms de juiste toon, intonatie en aansluiting bij mensen in kwetsbare posities.” “ Wat ik heb meegemaakt is, als je een behandelaar wilde spreken, dan moest je een verzoekbriefje invullen en die werd vervolgens via drie hoofden uiteindelijk naar de behandelaar verstuurd”. “De reguliere hulpverlening komt langzaamaan ook tot deze inzichten en stuurt een bepaalde groep mensen door naar Vriend GGZ, omdat daar middels een eigen-regie model wordt gewerkt.” Ook ten aanzien van de inzet van ervaringswerkers versus de inzet van professionals in beide contexten zijn belangrijke verschillen naar voren gekomen. Bij Vriend GGZ snijdt het mes aan twee kanten: maatschappelijk herstel van ervaringswerkers en oud cliënten gaat gelijk op met hulp die geboden wordt aan de aanwezige cliëntengroep. Dit geeft klanten/gasten ook vertrouwen in hun eigen herstelmogelijkheden. Bovendien hoeft een ervaringswerker bij Vriend GGZ zich niet ‘beter’ voor te doen dan het daadwerkelijk gaat, maar wordt hij/zij gestimuleerd om persoonlijke ervaringen te integreren in de werkcontext. Ook betekent dit dat rollen binnen de context van Vriend GGZ niet strikt te scheiden zijn; een hulpvrager kan ook hulp verlenen. Zodoende is het contact tussen een ervaringswerker en klant per definitie gelijkwaardiger dan het contact tussen een hulpverlener en een cliënt in de reguliere GGz. Kritiek op de reguliere GGz is dat cliënten afhankelijk worden gemaakt van de zorg, o.a. door de ongelijkwaardige posities.
-33 Vriend GGZ- Bevindingen
De hulpverlening is hiërarchisch vormgegeven, zowel voor professionals onderling (bijvoorbeeld: de behandelaar heeft het laatste woord en beslissingsbevoegdheid) als tussen cliënt en professional (professional is ‘alleswetend’ en cliënt dient blindelings te vertrouwen op het oordeel van de professional).
In de reguliere GGz staan ervaringswerkers sowieso niet gelijk aan (andere) hulpverleners. Ze worden lager ingeschaald, hebben minder verantwoordelijkheden enz. Bij Vriend GGZ is in die zin geen sprake van statusverschillen maar staat de dialoog centraal. In de reguliere zorg worden ervaringswerkers vaak als een bedreiging gezien en worden zij vanuit hun achtergrond vaak argwanend bejegend. Ook worden cliënten niet binnen privésfeer gedoogd, terwijl voor ervaringswerkers die grenzen heel anders kunnen liggen. De van te voren bepaalde normen en afspraken rondom afstandnabijheid worden door (goede) ervaringswerkers ter discussie gesteld.
De reguliere GGz werkt veelal met verpleegkundigen die vanuit de medische kant kijken, terwijl bij Vriend GGZ ruimte is voor andersoortige vormen van hulpverlening, bijvoorbeeld inzet van creatieve media (film, poëzie, dans).
Al deze bevindingen geven aan dat Vriend GGZ niet alleen andersoortige hulp biedt, maar ook voor de geïnterviewden een belangrijke en onmisbare aanvulling biedt op het bestaande spectrum van reguliere GGz zorg. Ten slotte is ook een gering aantal kritische kanttekeningen geplaatst over Vriend GGZ in vergelijking met de reguliere GGz: Bij Vriend GGZ kom je soms ook begeleiders tegen die zelf nog druk bezig zijn in /met eigen herstel en verwerkingsproces. Een enkele klant/gast plaatst de kanttekening dat professionals binnen de reguliere zorg wellicht meer beschikken over (gespecialiseerde) kennis en een passende opleidingsachtergrond (2). Ook zou Vriend GGZ minder ingangen hebben bij/binnen het reguliere GGz netwerk. Vriend GGZ biedt passende hulp aan mensen die een beroep doen op langdurige zorg, maar is niet altijd de aangewezen plek voor mensen die een strakke structuur met duidelijke regels nodig hebben, zoals het geval is bij mensen met een beginnende verslaving. Kleinschalige en informele hulpverlening betekent ook dat klanten/gasten soms (te) dicht bij elkaar op de huid zitten.
-34 Vriend GGZ- Bevindingen
Meerwaarde inzet ervaringswerkers Wat precies de waarde is en of er een meerwaarde is in het werken met ervaringswerkers, is duidelijk naar voren gekomen in de interviews met klanten/gasten, ervaringswerkers en de directie. Naast een aantal financieel strategische aspecten (goedkopere zorg met relatief weinig investeringen), is het werken met ervaringswerkers: Laagdrempelig en daarmee makkelijker toegankelijk (2). Er is ook minder taboe om het over bepaalde gevoelige of lastige thema’s te hebben (2). Bevorderend voor de maatschappelijke status en het herstel van de betreffende excliënten, doordat krachten van (ex)klanten worden gezien en benut. Een ervaringswerker heeft vaak aan een half wordt genoeg, herkent, erkent en kan zich sterk inleven en de klant/gast, maar ook elkaar onderling steunen (11). Hierdoor ontstaat (meer) gelijkwaardigheid in de relatie. Enkele respondenten benoemden dat dankzij de inzet van ervaringswerkers er minder agressie en excessen zijn. “Dat vind ik uhh, juist fijner. Die mensen hebben zelf ook dingen mee gemaakt en begrijpen dingen beter dan die het niet hebben mee gemaakt. Die kunnen het wel in een boek hebben gelezen of, of . Maar ervaringsdeskundigen vind ik toch fijner om begeleiding van te krijgen.”
Een ervaringswerker heeft oprechte interesse in de ander. Het geeft een vertrouwd gevoel en klanten/gasten voelen zich serieus genomen (7). Ervaringswerkers maken gebruik van creatieve media in de begeleiding. Als cliënt ziet dat ervaringswerker ook nog worstelt met bepaalde zaken en niet perfect is, maar wel een balans heeft gevonden, kan wellicht ruimte ontstaan voor acceptatie (2). Doorbreken van vooroordelen over ervaringsdeskundigen. Van te voren had ik niet verwacht dat een ervaringsdeskundige passende begeleiding zou kunnen bieden. De ervaringswerker put uit eigen voorbeelden en ervaringen (6). De ervaringswerker waakt voor afhankelijkheid in het contact met de klant/gast (2).
Enkele respondenten maakte ook kanttekeningen ten aanzien van de inzet van ervaringswerkers. Zo is een risico dat een ervaringswerker teveel ruimte in neemt met het inzetten van zijn eigen verhaal. In het verlengde daarvan werd genoemd dat sommige ervaringswerkers nog over onvoldoende professionaliteit beschikken en zodoende bepaalde verantwoordelijkheden niet (kunnen) dragen. “Al ben je ervaringsdeskundige, je moet wel een stukje professionaliteit met je meebrengen door middel van scholing en daar loop ik nog wel regelmatig tegenaan met collega’s… (..) Ik heb wel ervaring in de hulpverlening, maar ik heb nog absoluut geen ervaring als hulpverlener”. -35 Vriend GGZ- Bevindingen
Meerwaarde inzet ervaringswerkers op basis van Inspire Om de waarde van Vriend GGZ, in het bijzonder de inzet van ervaringswerkers, in beeld te brengen, en te kunnen vergelijken met reguliere GGZ-instellingen werd een gestandaardiseerd onderzoeksinstrument gebruikt10. Het betreft de Inspirelijst11. De Inspirelijst bestaat uit twee delen. Het eerste deel (Support) concentreert zich op de belangrijke onderdelen van het herstelproces van de klant/gast en hoe de begeleider dat (mede)stimuleerde en bevorderde. Het tweede deel (Relaties) concentreert zich op de ervaringen die de klant/gast heeft opgedaan in de samenwerking met zijn begeleider. Respondenten werden gevraagd de lijst in te vullen op basis van hun oude situatie voorafgaand aan Vriend GGZ en zich te richten op de toenmalige relatie met behandelaar/hulpverlener binnen de reguliere GGz. Vervolgens werden zij gevraagd de lijst nogmaals in te vullen op basis van de huidige situatie bij Vriend GGZ. In het tijdbestek van het project is het niet gelukt om dit onder een omvangrijke groep klanten en gasten te doen. Aan onderstaande resultaten kan vanwege de beperkte omvang slechts beperkt waarde worden gehecht. In totaal hebben 11 klanten en gasten op de locaties Velp (N=3), Enschede (N=6) en in de regio Amsterdam (N=2) de lijst ingevuld ten aanzien van hun voormalige en huidige begeleidingssituatie. Wanneer het gaat om de belangrijke onderdelen van het herstelproces en hoe de begeleider dit bevordert, geven klanten/gasten aan dat zij zich bij Vriend GGZ meer ondersteund voelen door ervaringswerkers van Vriend GGZ dan door reguliere zorgprofessionals. Eveneens bleek uit de tweede meting dat er ten opzichte van de eerste meting een aanzienlijke vooruitgang werd toegekend aan het samenwerkingsproces met de huidige begeleider. Opbrengsten t.a.v. zowel het individuele als het maatschappelijke herstelproces Er zijn aanwijzingen dat de werkwijze van Vriend GGZ een bijdrage levert aan het herstelproces voor zowel ervaringswerkers als klanten/gasten.
Uit de interviews met ervaringswerkers en klanten/gasten blijkt dat het werken bij Vriend GGZ een opstap is om überhaupt weer actief te worden in het werkende bestaan en een (hernieuwd) loopbaanperspectief te vinden (10). Omdat veel van de ervaringswerkers vanuit een uitkeringssituatie komen, is het voor de meeste van hen een stap vooruit om weer betaald aan het werk te zijn (5). Ook het (weer) zelfstandig in een eigen woning wonen of de eigen woning kunnen behouden, blijkt voor gasten en klanten een belangrijke opbrengst te zijn (3).
10
De directie van Vriend GGZ overweegt de vragenlijst in de nabije toekomst te koppelen aan een nieuw in te voeren evaluatie systematiek. 11 Wilken & Karbouniaris, 2012. Vertaalde Nederlandstalige versie van INSPIRE, version 3 by Section for Recovery, Institute of Psychiatry, King’s College London -36 Vriend GGZ- Bevindingen
Kwaliteiten van zowel ervaringswerkers als gasten/klanten worden gewaardeerd en benut (5) en zij hebben het gevoel dat ze ergens verantwoordelijkheid in kunnen nemen (4). Ervaringswerkers leren nieuwe of oude talenten en passies oppakken, die uit het zicht verloren zijn vanwege de problematiek (6). Dat geeft zelfvertrouwen en eigenwaarde (6). Zo blijkt de cursus Ervaringsdeskundigheid herstelbevorderend te werken (3).
“Dit is een manier om te kunnen herstellen en weer in je kracht te komen en ontdekken ‘ik kan het nog’ of ‘ik kan het ook’ of een voorbeeld voor een ander zijn”. “De cursus kan ook heel erg bevorderend zijn om bepaalde stappen te zetten. En om een bepaald inzicht te krijgen. Omdat je het ook met een groep doet, dus je hoort ook veel van elkaar. Dus, je hoeft niet helemaal het proces doorgewerkt te hebben vind ik”.
Aan de andere kant rapporteren ook enkele ex-cliënten dat het confronterend is geweest om te bemerken dat zij nog niet voldoende hersteld zijn om in een rol als ervaringswerker voor Vriend GGZ actief te zijn (3). Het werk bij Vriend GGZ fungeert ook als een ‘stok achter de deur’’, omdat het een eventuele terugval kan voorkomen(3). “ Het is mijn ruggengraat voor herstel. Dus, ik wil niet dramatisch doen maar ik denk dat ik veel eerder was teruggevallen als ik dit werk niet had gedaan, dus het behoedt mij ook voor terugval”. Daarbij blijkt met name de mogelijkheid om de eigen valkuilen of triggers ter sprake te kunnen brengen, van belang. Zo kan een dubbelleven worden opgeheven (2).
“Ik weet echt niet beter dan dat ik in het dagelijks leven geconfronteerd werd met dingen en dat ik daar hele avonden en nachten mee bezig was, dat was voor mij normaal. Het is mij vrij jong aangeleerd om het er niet over te hebben., dus het is eigenlijk meer opluchting, dat het dus wel kan, dat dubbel leven op te heffen.”
Dankzij de hulp vanuit Vriend GGZ is weer een sociaal netwerk opgebouwd (2), hebben gasten/klanten weer een dagstructuur en werken zij ook aan hun fysieke gezondheid (1).
“Op het moment dat het slecht gaat in een negatieve spiraal, dan verlies je ook nog de contacten met de wereld om je heen. Dat krijg je er dan als een cadeautje bij, dus als dat dan weer terug komt, is dat wel heel goed. Je ervaart dan dat je positief bezig bent, dan kan je er wat mee doen, dat doet je goed”.
-37 Vriend GGZ- Bevindingen
4.3
Benodigde competenties van ervaringswerkers
In de gesprekken met klanten/gasten en ervaringswerkers zijn een aantal basiscompetenties genoemd die van belang worden geacht voor ervaringswerkers die al dan niet betaald bij Vriend GGZ aan het werk zijn: Zich willen (ver)binden met het werk en een grote mate van bereik- en beschikbaarheid (3), flexibele werktijden en tijd naar eigen inzicht verdelen. Eerdere werkervaring in een Vriendenhuis of zorghotel of bij mensen thuis in een soortgelijke rol is wenselijk (2). In staat zijn de ander en zijn verhaal centraal te stellen en naar hem/haar te luisteren (4). Tijd en ruimte geven, zonder daar direct verwachtingen aan te koppelen (3). Meebewegen met de ander op een niet-bevoogdende wijze en maatwerk kunnen leveren (3). Voldoende ver zijn in het eigen herstelproces, beschikken over (zelf)inzicht, autoreflectie en eventuele handicaps kunnen hanteren (7). Eigen ervaringen kunnen overstijgen en inzetten ten behoeve van proces van de klant/gast (5). Kunnen schakelen tussen verschillende situaties en emoties en inleven in de ander, alsof de ander je eigen broer of zus is. “Je moet wel de wil hebben om naar jezelf te kijken om, en dan er ook achter te komen dat het eigenlijk gewoon, mijn ziekte nog niet op de achtergrond is. Dat ik nog te snel wordt meegezogen, dat ik er nog heel erg in zit bij tijd en wijle. Het is niet altijd het hele jaar door maar het kan gauw zo zijn…”
Aanwenden en inzetten van verschillende methoden in de begeleiding, waaronder het inzetten van eigen-regie beraad/eigen kracht, vraaggericht werken. Initiatiefrijke houding, opmerkzaam. Begrenzen en tegelijkertijd de ander laten beslissen (8). Helderheid verschaffen over de rollen van klant, ervaringswerker en bijbehorende grensgebieden.
“Ik heb een klant er bij, die elke 5 minuten andere plannen heeft. Die wil steeds worden opgenomen, weer iets anders (….) Je moet ook kunnen zeggen, ‘nee’. Dat doen we niet. We gaan niet het psychiatrisch ziekenhuis bellen.” “Na in een depressie te hebben gezeten, ging ik weer beter voor mezelf zorgen en begon het weer te kriebelen. Ik zei: Ik ben er eigenlijk wel weer klaar voor en ik kan mijn werktijd goed afbakenen, ik kan mijn grenzen beter aangeven, dus ik zou mijn werkzaamheden bij Vriend GGZ weer willen oppakken.”
-38 Vriend GGZ- Bevindingen
4.4
Benodigd type organisatie
De huidige organisatie is horizontaal gestructureerd en wordt- met uitzondering van de directievrijwel geheel door (oud) cliënten gerund. Het management (de directie) staat dichtbij de praktijk en gaat uit van een bedrijfsfilosofie waarbij het beleid gezamenlijk met de betrokkenen bepaald wordt. Op deze wijze bewegen klanten, gasten, vrijwilligers en ervaringswerkers meer vanuit zichzelf dan vanuit sturing die de organisatie hen oplegt. Dit vereist niet alleen een flexibele organisatie, maar ook een open en eerlijke communicatie, acceptatie zonder veroordeling, bereidheid om te leren en een cultuur waarin fouten mogen worden gemaakt. Uit de gesprekken met directie blijkt dat Vriend GGZ een flexibele, niet-hiërarchische organisatie is, die cliëntgestuurd werkt (organisatie volgt cliënt, dus een ‘klantocratie’ in plaats van een bureaucratie). Zo doende worden processen gecoacht, wordt zo weinig mogelijk afstand tussen privé en werk nagestreefd en is er sprake van een platte organisatie met veel regelruimte op de werkvloer. Tegelijkertijd opereert de organisatie in een veld waar prestatieafspraken gelden, waar voor het verkrijgen van financiering, ook moet worden voldaan aan administratieve en kwaliteitseisen. Uit de verschillende gesprekken met klanten, gasten en ervaringswerkers blijkt dat: De organisatie gekenmerkt wordt door een niet-hiërarchische, platte infrastructuur waarbinnen veel flexibiliteit is en waar per regio handen en voeten wordt gegeven aan het inrichten van kaders. Er wordt kleinschalig gewerkt en ‘vertrouwen’ is een sleutelbegrip. Vriend GGZ een minimale bedrijfsvoering en administratie erop nahoudt, waarbij zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van beschikbare kennis en kunde van deelnemers zelf. Vriend GGZ de processen op de werkvloer coacht, empowert en faciliteert, ruimte reserveert voor ervaringsleren (2), ook flexibele inzet van medewerkers wordt gevraagd (collega’s die elkaar vervangen, bereikbaarheid buiten kantooruren, inzetten van eigen netwerk etc). Zodoende wordt een grote mate van zelfsturing verwacht van de ervaringswerkers, vrijwilligers, klanten en gasten op de verschillende locaties. Er wordt geïnvesteerd in een ‘peer-systeem’ binnen de Vriendenhuizen, zodat klanten en ervaringswerkers elkaar onderling steunen. Vriend GGZ een organisatie is waar veel kan, maar niet vrijblijvend. Er is een open cultuur waarin alles besproken en gevraagd mag worden. De gesproken respondenten geven ook suggesties waarin Vriend GGZ zich nog zou kunnen verbeteren: Strengere intake aan de voordeur zodat je weet wie je binnenhaalt, dus wellicht toch een drempel opwerpen, zodat niet íedereen zomaar een beroep kan doen op de dienstverlening.
-39 Vriend GGZ- Bevindingen
Een selectiever (dan huidig) aannamebeleid van ervaringswerkers ‘want nu kan bij Vriend GGZ iedere tomatenplukker begeleider worden’ waardoor de kwaliteit van de dienstverlening wisselt. Het neerzetten van een duidelijk kader van waaruit gewerkt wordt en bijbehorend beleid ten aanzien van regels en financiering helder zijn, zodat er geen verwarring kan ontstaan over wederzijds verwachtingen tussen de geboden dienstverlening en de vraag. (Verdere) professionalisering van medewerkers en het faciliteren van deskundigheidsbevordering. Nog meer samenwerking kan worden gezocht op wijkniveau, zodat bijvoorbeeld betere aansluiting kan worden gevonden bij de Wmo.
-40 Vriend GGZ- Bevindingen
5.
Conclusies
Terugkijkend naar de vraagstellingen die ten grondslag liggen aan deze onderzoeksrapportage, beantwoorden we hier de volgende vragen: Wat is het eigene van de visie en werkwijze van Vriend GGZ? Wat zijn de effecten van het zorg- en activiteitenaanbod op zowel het individuele als het maatschappelijke herstelproces van cliënten? Wat is de (meer)waarde van het inzetten van ervaringsdeskundige hulpverleners? Welke competenties zijn belangrijk voor de inzet van ervaringsdeskundigheid? En, welk type organisatie is nodig om cliëntgestuurd en herstelgericht te werken?
5.1
Visie en werkwijze Vriend GGZ
Vriend GGZ heeft een helder uitgewerkte visie en missie, waarbij steeds de klanten centraal staan en sturend zijn in de beslissingen die de organisatie neemt. De geboden dienst en hulpverlening is informeel, kleinschalig, laagdrempelig en vrijwel direct bereik- en beschikbaar. Het zwaartepunt bij Vriend GGZ ligt bij de eigen regie van cliënten en het inzetten van ervaringsdeskundigheid. Deze komt gedeeltelijk overeen met belangrijke waarden en overtuiging die horen bij cliëntgestuurde organisaties en organisaties in zelfbeheer (Boumans et al, 2012). Deze beogen immers een alternatief te bieden voor de reguliere hulpverlening, waarin hiërarchische relaties tussen hulpvrager en hulpgever centraal staan. Ook het organisatieconcept wordt anders ingevuld dan bij reguliere zorginstellingen. Hoewel de directie de eindverantwoordelijkheid draagt voor budget, beheer en de vennootschap in zijn totaliteit, bestaat het merendeel van de betaalde maar ook de vrijwillige medewerkers, uit (ex-)cliënten en ervaringsdeskundigen. Vriend GGZ blijkt een organisatie in ontwikkeling te zijn en zodoende zijn veel van haar speerpunten nog ‘in aanbouw’, zoals de intentie om behandelprogramma’s door ervaringsdeskundigen te ontwikkelen en het investeren in zogenoemde Vriendenwerkplaatsen (waar klanten en vrijwilligers in maatschappelijk opzicht betekenisvolle, al dan niet arbeidsmatige activiteiten kunnen ontplooien). Een eerste belangrijk kenmerk van de werkwijze van Vriend GGZ is dat de geboden hulp gericht is op het (weer) voor jezelf (leren) zorgen en het meedoen in de maatschappij. Vriend GGZ ondersteunt zo nodig op meerdere gebieden, variërend van de levensdomeinen: wonen, werken, leren en vrije tijdsbesteding tot persoonlijke domeinen: gezondheid, zelfzorg, zingeving en relaties. Opvallend is dat dit ook buiten de gebaande paden om wordt vormgegeven en dat peer support een belangrijk element vormt. Een tweede belangrijk kenmerk is dat het maatschappelijk herstel van ervaringswerkers en oud cliënten hand in hand gaat met de geboden hulp. Dit geeft cliënten vertrouwen in hun eigen herstelmogelijkheden en geeft ervaringswerkers de ruimte om persoonlijke ervaringen te integreren in een werkcontext. Het impliceert dat rollen binnen de context van Vriend GGZ niet strikt te scheiden zijn; een hulpvrager kan ook hulp verlenen. Zodoende is het contact tussen een ervaringswerker en klant per definitie gelijkwaardiger dan het contact tussen een hulpverlener en een cliënt in de reguliere GGz. -41 Vriend GGZ- Conclusies
Een laatste belangrijk kenmerk is dat het aangaan van contacten buiten de leefwereld van het Vriendenhuis, de vriendenwerkplaatsen of de ambulante hulpverlening, sterk wordt gestimuleerd. Cliënten worden in hun kracht gezien, zelfstandigheid en eigen redzaamheid worden gestimuleerd.
5.2
Effecten op zowel het individuele als het maatschappelijke herstelproces
Met name de kwalitatieve gegevens en in mindere mate ook de kwantitatieve gegevens die een indicatie kunnen geven over de opbrengsten van de verrichte dienstverlening en de behaalde resultaten, tonen aan dat Vriend GGZ een succesvolle formule heeft ontwikkeld die aanslaat bij een bepaalde groep cliënten (a) maar ook van waarde is voor (beginnende) ervaringswerkers (b). Het gaat op dit moment vooral om cliënten die een ondersteuningsvraag hebben op het vlak van wonen en dagbesteding. Opvallend daarbij is dat een aanzienlijk deel van de gasten en klanten mannen van middelbare leeftijd betreffen die een verslavingsachtergrond hebben. Cliënten geven duidelijke redenen om te kiezen voor het concept van Vriend GGZ, waarin ervaringsdeskundigheid en eigen regie belangrijke sleutelbegrippen vormen. Vriend GGZ geeft veel vrijheid, maar helpt ook in het structureren en ondersteunen bij allerlei (soorten) problemen. De hulp is informeel, laagdrempelig en praktisch van aard. Daarnaast kunnen cliënten zich in de vriendenhuizen nuttig maken in allerlei rollen (schoonmaker, gastheer, receptionist etc) die van waarde kunnen zijn voor het individuele maar ook maatschappelijke herstelproces. De veelal ervaringsdeskundige begeleiding helpt cliënten bij het voorkomen van terugval of verdere achteruitgang. Zij blijken zeer nuttige en ook verrassende bijdragen te leveren in de herstelprocessen van cliënten. Een aantal cliënten vindt (weer) onderdak, gaan op zoek naar dagbesteding en/of werk en zingeving in hun leven. Ook kiest een deel van hen ervoor de eigen ervaringen in te zetten ten behoeve van andere cliënten. Voor de ervaringswerkers vormt Vriend GGZ een opstap om (weer) actief te worden in het werkende bestaan en een (hernieuwd) loopbaanperspectief te vinden. Omdat veel van de ervaringswerkers vanuit een uitkeringssituatie komen, is het voor de meeste van hen een stap vooruit om weer betaald aan het werk te zijn. Daarbij leren ervaringswerkers nieuwe of oude talenten en passies oppakken, die uit het zicht verloren zijn vanwege de problematiek. Dat geeft zelfvertrouwen en eigenwaarde. Tegelijkertijd moet worden opgemerkt dat het vaak om een uiterst fragiel evenwicht gaat tussen het eigen herstelproces en de ondersteuning aan mensen in vergelijkbare kwetsbare posities.
-42 Vriend GGZ- Conclusies
5.3
Waarde inzet ervaringswerkers
Deze dubbele positie, die van ‘cliënt’ aan de ene kant, en die van ‘ervaringswerker’ aan de andere kant, brengt de nodige complexiteit met zich mee. Het kan tot rolverwarring leiden. Ook kan het contact dat een cliënt opbouwt met zijn/haar begeleider door haar informele en warme karakter vriendschappelijk van aard zijn en kunnen meer verwachtingen ontstaan dan bedoeld. Het is aan de begeleiders om hier helderheid in te verschaffen en grenssituaties bespreekbaar te maken. Uit de resultaten van de kwantitatieve vragenlijst onder 11 deelnemers is gebleken dat cliënten zich meer ondersteund voelen door ervaringswerkers van Vriend GGZ dan door hulpverleners binnen de reguliere GGz. Eveneens werd er aanzienlijke vooruitgang toegekend aan het samenwerkingproces met de ervaringswerker. Uit de kwalitatieve gegevensverzameling onder 13 cliënten blijkt de meerwaarde van het werken met ervaringsdeskundigheid vooral gelegen is in: Laagdrempeligheid en daarmee een grotere toegankelijkheid van hulp en dienstverlening. Een ervaringswerker heeft vaak aan een half woord genoeg. Hij kan zich sterk inleven en de klant/gast, herkent en erkent diens ervaringen. Er is ook sprake van onderlinge steun. Hierdoor ontstaat (meer) gelijkwaardigheid in de relatie. Het bieden van een realistisch perspectief. De ervaringswerker is een rolmodel en doorbreekt eventuele vooroordelen of zelfstigma’s. Maar hij laat ook aan de hand van eigen ervaringen zien dat herstel vaak een grillig verloop heeft. Dit bevordert een realistische kijk op de werkelijkheid. Het zien en benutten van de krachten van cliënten, helpt hen in zowel hun individuele als maatschappelijke herstelproces.
5.4
Benodigde condities en competenties bij inzet ervaringswerkers
In de gesprekken met klanten/gasten en ervaringswerkers zijn een aantal belangrijke condities genoemd die van belang worden geacht voor ervaringswerkers die al dan niet betaald bij Vriend GGZ aan het werk zijn: Zich willen (ver)binden met het werk en een grote mate van bereik- en beschikbaarheid, flexibele werktijden en tijd naar eigen inzicht verdelen. In staat zijn de ander en zijn verhaal centraal te stellen en naar hem/haar te luisteren. Tijd en ruimte geven, zonder daar direct verwachtingen aan te koppelen. Het mee kunnen bewegen met de ander op een niet-bevoogdende wijze en maatwerk kunnen leveren. Voldoende ver zijn in het eigen herstelproces, beschikken over (zelf)inzicht, autoreflectie en eventuele handicaps kunnen hanteren. Eigen ervaringen kunnen overstijgen en inzetten ten behoeve van proces van de klant/gast.
-43 Vriend GGZ- Conclusies
5.5
Kunnen schakelen tussen verschillende situaties en emoties en inleven in de ander, alsof de ander je eigen broer of zus is. Aanwenden en inzetten van verschillende methoden in de begeleiding, waaronder het inzetten van eigen-regie beraad/eigen kracht, vraaggericht werken. Initiatiefrijke houding, opmerkzaamheid. Begrenzen en tegelijkertijd de ander ‘aan zet’ laten. Helderheid verschaffen over de rollen van klant, ervaringswerker en bijbehorende grensgebieden.
Organisatietype
Vriend GGZ is een horizontaal gestructureerde organisatie, passend bij de doelstellingen en het karakter van het initiatief, Zij wordt vrijwel geheel door (oud) cliënten gerund. Het management (de directie) staat dichtbij de praktijk en gaat uit van een bedrijfsfilosofie waarbij het beleid gezamenlijk met de betrokkenen bepaald wordt. Op deze wijze, bewegen klanten, gasten, vrijwilligers en ervaringswerkers meer vanuit zichzelf dan vanuit sturing die de organisatie hen oplegt. Dit vereist niet alleen een flexibele organisatie, maar ook een open en eerlijke communicatie, acceptatie zonder veroordeling, bereidheid om te leren en een cultuur waarin fouten mogen worden gemaakt. Vriend GGZ heeft tegelijkertijd te maken met het systeem van de reguliere GGz en de financieringssystematiek van de AWBZ en andere financiële regelingen. Voortdurend dient flexibel ingespeeld te worden op nieuwe situaties. Omdat het voortbestaan van Vriend GGZ grotendeels afhankelijk is van financiële bronnen, vraagt dit van de directie veel inspanningen. Bovendien vergt het een goed administratief systeem. Voor een kleine organisatie als Vriend GGZ is dit een behoorlijke belasting.
-44 Vriend GGZ- Conclusies
6.
Samenvatting
Voor een aantal cliënten heeft de reguliere Geestelijke Gezondheidszorg niet (meer) voldoende te bieden. Zij zijn niet bij machte om de stap naar de hulpverlening te zetten óf hebben deze teleurgesteld de rug toegekeerd. Vriend GGZ is bedoeld om een goed alternatief te bieden, waarbij vooral de waarde van ervaringskennis ingezet wordt. Dit onderzoek was bedoeld om meer zicht te krijgen op de aanpak en waarde van Vriend GGZ, en waar mogelijk ook een beeld te krijgen van de meerwaarde ten opzichte van reguliere GGzvoorzieningen. Zodoende luidde het algemene doel van het onderzoek, de visie, werkwijze, activiteiten en resultaten van Vriend GGZ op een systematische wijze in beeld te brengen. Het onderzoek naar Vriend GGZ betreft een kwalitatieve casestudy, aangevuld met kwantitatieve gegevensverzameling en aanvullend literatuuronderzoek. Er zijn op drie verschillende locaties zowel ervaringswerkers als cliënten geïnterviewd rondom hun ervaringen met de hulpverlening van Vriend GGZ, mede in relatie tot eerdere hulpverlening in de reguliere GGz. Daarnaast zijn de twee directieleden van de organisatie geïnterviewd. In totaal zijn 32 interviews met 26 personen gehouden. Vriend GGZ heeft het concept van de Vriendenhuizen ontwikkeld. Een Vriendenhuis is klantgestuurd en een eigentijdse combinatie van zorghotel en activiteitencentrum, waar mensen met een psychische of sociale beperking de middelen krijgen om, naar vermogen en met hun beperking, te kunnen meedoen in de samenleving. Daarnaast is een ambulante outreachend team ingericht in Amsterdam, die ondersteuning in de thuissituatie levert. De meeste, betaalde en onbetaalde, medewerkers van het Vriendenhuis en de ambulante hulpverlening zijn mensen met ervaringen in de psychiatrie, die werkervaring op willen doen of een betekenisvolle dagbesteding zoeken. Vriend GGZ kiest voor een dienst- en hulpverleningsmodel waarin niet alleen de klant centraal staat, maar de begeleiding ook vormgegeven wordt door ervaringsdeskundigen. Behalve dienst- en hulpverlening onderneemt Vriend GGZ ook activiteiten en projecten die mede gericht zijn op beïnvloeden van beeldvorming en tegengaan van stigmatisering. Dit alles is opgezet en ingericht vanuit een horizontaal gestructureerde organisatie en wordtmet uitzondering van de directie- vrijwel geheel door (oud) cliënten gerund. Twee derde van het betaalde personeelsbestand bestaat uit (voormalige) klanten van de GGz . Het management staat dichtbij de praktijk en gaat uit van een bedrijfsfilosofie waarbij het beleid gezamenlijk met de betrokkenen bepaald wordt. Uit de kwalitatieve gegevensanalyse blijkt dat Vriend GGZ laagdrempelige, nabije en vriendschappelijke hulp biedt, in eerste instantie vaak van praktische aard, waarbij de eigen regie van klanten/gasten wordt aangesproken. De hulp is gericht op het (weer) voor jezelf (leren) zorgen en het meedoen in de maatschappij.
-45 Vriend GGZ- Samenvatting
Vriend GGZ ondersteunt zo nodig op meerdere gebieden, variërend van de levensdomeinen: wonen, werken, leren en vrije tijdsbesteding tot persoonlijke domeinen: gezondheid, zelfzorg, zingeving en relaties. Opvallend is dat dit ook buiten de gebaande paden om wordt vormgegeven en dat peer support een belangrijk element is in de contacten tussen ervaringswerkers en klanten/gasten (en ook onderling). De inzet van overwegend ervaringswerkers in een begeleidende rol, heeft een duidelijke meerwaarde voor de cliënten. Een ervaringswerker heeft vaak aan een half woord genoeg, herkent, erkent en kan zich sterk inleven en de klant/gast. Hierdoor ontstaat (meer) gelijkwaardigheid in de relatie tussen ‘hulpvrager’ en ‘begeleider’. Ten aanzien van het werken met ervaringswerkers zijn een aantal belangrijke condities gedefinieerd die bijdragen aan een succesvolle inzet. Van belang is onder meer dat ervaringswerkers zich willen (ver)binden met het werk en beschikken over een grote mate van bereik- en beschikbaarheid. Daarnaast zijn zij in staat de ander en zijn verhaal centraal te stellen, beschikken zij over voldoende (zelf)inzicht en kunnen zij schakelen tussen verschillende situaties en emoties en inleven in de ander, alsof de ander je eigen broer of zus is. Op basis van tevredenheidsonderzoek onder een deel van de cliëntenpopulatie (N=28) blijkt de begeleiding van Vriend GGZ gewaardeerd te worden met een rapportcijfer van 7,5. Uit de kwantitatieve gegevensanalyse blijkt dat het een groot aantal van de gasten in de Vriendenhuizen op zoek was naar onderdak en nuttige dagbesteding. Voor de meeste cliënten geldt dat Vriend GGZ hen hierbij op een succesvolle wijze helpt. Een substantieel deel van de cliënten krijgt weer een dak boven het hoofd, wordt succesvol geholpen bij schuldsanering en verkrijgt (vrijwilligers)werk.
-46 Vriend GGZ- Samenvatting
7.
Literatuurlijst
Inhoudelijke literatuur Boertien, D. & Van Rooijen, S. Ervaringskennis in de ggz: een noodzaak. Psychiatrische rehabilitatie, jaarboek 2010-2011, 35-46. Bond, GR., Drake, RE., Mueser, KT., Latimer, E. (2001). Assertive Community Treatment for people with severe mental illness: Critical ingredients and impact on patients. Disease Management & Health Outcomes, 9, 141-159. Boumans, J., Muusse, C., Planije, M., Tuynman, M. (2012). Nu leef je zelf. Een onderzoek naar zelfbeheer in de maatschappelijke opvang. Utrecht: Trimbos-instituut. Brink, C. (2009). Notitie Ervaringsdeskundigheid en zelfregie. Utrecht: Movisie. Erp, van E., Boertien, D. Scholtens, G., Rooijen, van S. (2011). Ervaringsdeskundigheid en herstelondersteuning. Voorbeelden uit de geestelijke gezondheidszorg. Utrecht: Trimbos-instituut/Kenniscentrum Phrenos. Erp, van E., Hendriksen-Favier, A., Hoeve, M., Boer, M. (2008). Werken met begeleiders in de GGz met ervaringsdeskundigheid. Een onderzoek naar voordelen, valkuilen en belangrijke condities voor de inzet en scholing van BGE-ers. Utrecht: Trimbos instituut. Haaster, H. van; Hidajattoellah, D.; Karbouniaris, S.; Wilken, JP. (2013). Kaderdocument Ervaringsdeskundigheid, Utrecht. LDOO. Hogeschool Utrecht. Haaster, H. van; Janssen, M.; Wijnen van, A. (2012). Persoonsgebonden budget, eigen regie en empowerment. Amsterdam/Eexterveen: IGPB, ADsearch, Visie in uitvoering. Haaster, H. van en J. Vesseur (2002). Door cliënten gestuurd. Een onderzoek naar cliëntgestuurde projecten in Nederland. Amsterdam: Instituut voor Gebruikersparticipatie en Beleid. Kusters,W. Plenaire presentatie op symposium ‘Van onkundige patiënt tot deskundige behandelaar. Ervaring, deskundigheid en ervaringsdeskundigheid in de psychiatrie’, 13 april 2012, Stichting Psychiatrie en Filosofie, Utrecht. Levano, M. (2011). Van excuus-schizofreen naar hersteldeskundige. Maandblad Geestelijke Volksgezondheid, 66 (7-8), 494-505. LFOS (2011). LFOS jaarverslag 2010. Utrecht: LFOS Maton, K. I. (2008). Empowering Community Settings: Agents of Individual Development, Community Betterment, and Positive Social Change. In: American Journal of Community Psychology, 41, 4-21. Mowbray, C. T., Holter, M. C., Stark, L., Pfeffer, C., Bybee, D. (2005). A Fidelity Rating Instrument for Consumer-Run Drop-in Centers. In: Research on Social Work Practice, 15, 278-290. Nederland, T.,Duyvendak, J.W., Brugman, M. (2003). Belangenbehartiging door de patiënten- en cliëntenbeweging. De theorie. Utrecht: Verwey-Jonker instituut. Nelson, G., Ochocka, J., Janzen, R., Trainor, J. (2006). A Longitudinal Study Of Mental Health Consumer Survivor Initiatives: Part 1. In: Journal of Community Psychology, 34 (3), 247-260.
-47 Vriend GGZ- Literatuurlijst
Oudenampsen, D. & Steketee, M. (2000). De patiëntenbeweging: van afhankelijkheid naar eigen regie. In: Sunier, Th., Duyvendak, J.W., Saharso, S. & Steijlen, F. (red). Emancipatie en subcultuur. Amsterdam: Instituut voor Publiek en Politiek. Plooy, A. (2007). Participatie en ervaringsdeskundigheid van cliënten in de GGz. Tranzo Zorgsalon, Lezing. 10 mei 2007. Opvraagbaar via Tranzo - Universiteit van Tilburg Plooy, A. (2009). Ervaringsdeskundigheid als vak. Sozio, 11, 20-25. Regenmortel, van T. (2008). Zwanger van empowerment. Een uitdagend kader voor sociale inclusie en modern zorg (Oratie). Fontys Hogeschool. Rijkschroeff R. (1989). Ondersteuning van participatie in de GGZ. (Proefschrift UvA). Amsterdam: Platform GGZ. Slooten, J.D.F. van & Van Bekkum, C.A.J. Ervaringsdeskundigheid in ACT: de winst en de weerstand. In: Assertive communitytreatment. Mulder, C.L. & Kroon, H. (red). Nijmegen, 2005, 129-147 Spiesschaert, F. (1995). Ervaringsdeskundige in armoede en sociale uitsluiting. Een inleiding tot de methodiek. Leuven/Voorburg: Acco. Weerman, A. (2009). Ervaringsdeskundigheid is geen vak. Sozio, 91, 12, 24-27 Wetering, van de, KM. (2007). Te gek om vast te zitten, 25 jaar wegloophuis. Utrecht: Stichting Wegloophuis Utrecht. Onderzoeksliteratuur Maso, I. & Smaling, A. (2004). Kwalitatief onderzoek: praktijk en theorie. Amsterdam: Boom. Migchelbrink, F. (2007). Actieonderzoek voor professionals in zorg en welzijn. Amsterdam: SWP. Mortelmans, D. (2011). Handboek kwalitatieve onderzoeksmethoden. Leuven: Acco. Yin, RK. (1994). Case Study Research. Design and Methods (2e editie). Beverly Hills, Calif: Sage Publications.
Projectdocumenten van de opdrachtgever Functiebeschrijving ondersteuner, Vriend GGZ Vriend GGZ (2010). Projectbeschrijving Vriendenhuis, februari 2010. Vriend GGZ (2011). Ondernemingsplan Vriend GGZ, juli 2011. Folders vriendenwerk Arnhem en Enschede. Vriend GGZ (2012)
Website van Vriend GGZ: www.vriendggz.nl
-48 Vriend GGZ- Literatuurlijst
Bijlage 1 Vragenlijst onderzoek fase 1 Naam geïnterviewde: ……………………. Momenteel bekend bij Vriend GGZ als: Ervaringsdeskundige/klant/gast Locatie: ………….. Naam interviewer(s):………………………. Datum: _ _ - _ _ - 2012 Start tijdstip gesprek: _ _: _ _ Eind tijdstip gesprek: _ _ : _ _ Algemene gegevens 1. Sekse: M/V 2. Leeftijd: 3. Huidige woonsituatie: In zorghotel sinds ......... Zelfstandig bij familie/vrienden/bekenden Beschermende woonvorm Begeleid wonen Opname, locatie ..................... Dakloos Anders, namelijk ......... 4. Huidige financiële situatie: Betaalde baan Inkomsten uit uitkering(en) Financiële steun van naasten 5. Opleidingen en cursussen: ...............(naam opleiding/cursus) in ........... (jaartal).............. Succesvol afgerond/niet afgerond/nog mee bezig ...............(naam opleiding/cursus) in ........... (jaartal).............. Succesvol afgerond/niet afgerond/nog mee bezig
-49 Vriend GGZ- Bijlage 1 Vragenlijst onderzoek fase 1
6. Werkervaring (sector(en)/functie(s)/aantal jaren):
7. Vraag voor medewerkers: Vanaf wanneer werkt u bij Vriend GGZ? Wat is uw functie en rol hier? Bent u hier ook zelf cliënt geweest? 8. Vraag voor gasten/klanten: Vanaf wanneer wordt u begeleid door Vriend GGZ? Wat is uw voornaamste (ondersteunings)vraag?
----------------------------A1
Inleidende vragen (klanten, gasten en medewerkers) 1. Hoe bent u in contact gekomen met Vriend GGZ? 2. Wat maakt dat u heeft ‘gekozen’ voor Vriend GGZ (voor zover sprake is van een keuze)? 3. Hoe omschrijft u Vriend GGZ? Wat is er zo specifiek aan Vriend GGZ? Hoe is de gang van zaken hier? Wat zijn belangrijke waarden en uitgangspunten? 4. Is er volgens u een verschil tussen Vriend GGZ en andere instellingen? Zo ja, kunt u uitleggen welke verschillen er zijn? Zijn er ook overeenkomsten te vinden?
A2
Aanvullende vragen (gasten en klanten) 5. Heeft u naast Vriend GGZ nog andere hulpverlening (gehad)? Zo ja, waar, welke vorm van hulp en wanneer was dat? 6. Op welk moment in uw leven besloot u hulp te zoeken bij Vriend GGZ?
B1
Werkzaamheden (medewerkers) 7. Kunt u uitleg geven over uw werkzaamheden binnen Vriend GGZ? Wat doet u precies? Hoe zijn deze werkzaamheden tot stand gekomen? Wie begeleid u daarbij? 8. Wat verstaat u onder ‘goede’ hulpverlening? Hoe levert u een bijdrage daaraan? Wat is/zijn uw motief/motieven om dit te doen? 9. Hoeveel uren werkt u bij Vriend GGZ? Ontvangt u een vergoeding voor dit werk of is er sprake van vrijwillige inzet?
-50 Vriend GGZ- Bijlage 1 Vragenlijst onderzoek fase 1
10. Volgt u de cursus tot ervaringsdeskundige of heeft u deze gevolgd? Zo ja, zou u hier wat meer over willen vertellen? Heeft u de basiscursus of ook de vervoIgcursus gedaan? In hoeverre sluiten uw huidige werkzaamheden aan op wat u geleerd heeft in de cursus? Op welke wijze zet u de door u opgedane ervaring in? 11. In hoeverre heeft de cursus bijdrage geleverd in uw eigen herstelproces? Waar blijkt dat uit? 12. Begeleidt u ook gasten of klanten van Vriend GGZ? Zo ja, hoeveel mensen begeleidt u? Hoe kwam de koppeling tot stand tussen u en de gast/klant? Waar bestaat de begeleiding uit? 13. Wat is uw opvatting over het inzetten van ervaringsdeskundigen binnen Vriend GGZ? Welke kansen ziet u en welke mogelijke valkuilen zijn er? Wat zijn de voordelen en nadelen?
B2
Begeleiding (gasten/klanten) 14. Op welk moment kwam u in contact met een ervaringsdeskundige? 15. Hoe kwam de koppeling tot stand tussen u en uw ervaringsdeskundige/begeleider? 16. Wat verwacht(te) u van de begeleiding? Door wie? Frequentie? Effect? Hoe is jullie samenwerking? 17. Wat zijn uw ervaringen tot nog toe met de begeleiding bij Vriend GGZ? In hoeverre sluit de begeleiding aan bij de thema’s die u inbrengt en de ondersteuningsvraag die u heeft? Waar blijkt dat uit? 18. Wat zijn zoal thema’s die u bespreekt met uw begeleider? Hoe gaan jullie vervolgens aan de slag met deze thema’s? Wat hebben jullie al bereikt? 19. Wat is uw opvatting over het inzetten van ervaringsdeskundigen binnen Vriend GGZ? Welke kansen ziet u en welke mogelijke valkuilen zijn er? Wat zijn de voordelen en nadelen? 20. Volgt u de cursus tot ervaringsdeskundige of heeft u deze gevolgd? Zo ja, zou u hier wat meer over willen vertellen? Heeft u de basiscursus of ook de vervoIgcursus gedaan? Op welke wijze wilt u deze cursus gaan gebruiken/inzetten voor werk of andere activiteiten?
-51 Vriend GGZ- Bijlage 1 Vragenlijst onderzoek fase 1
C1
Herstelproces (gasten/klanten) 21. Merkt u vooruitgang/verbetering sinds u begeleiding ontvangt van Vriend GGZ? Zo ja, op welke vlakken merkt u verbetering? Loop onderstaande levensdomeinen en persoonlijke domeinen af en geef aan of en van welke vooruitgang sprake is. Wonen Werken en leren Recreëren en sociale relaties Zelfzorg en gezondheid Zingeving Kunt u in eigen woorden omschrijven hoe die verbetering voor u er uit ziet? 22. Welke personen spelen voor u (nog meer) een belangrijke rol? In de thuissituatie: In de hulpverleningscontext: 23. Wat zijn uw wensen ten aanzien van wonen en werk na of naast de begeleiding van Vriend GGZ? (Hoe) onderneemt u daar actie(s) toe? 24. Heeft u momenteel ook andere (sociale) contacten, buiten Vriend GGZ? Met wie onderhoudt u contacten (vrienden/bekenden/familie/maatje/vrijwilliger)? Wat zijn uw wensen ten aanzien van sociale contacten na of naast Vriend GGZ? (Hoe) onderneemt u daar actie(s) toe?
Vragen voor ondersteuners: 25. Hoe bent u in contact gekomen met Vriend GGZ? 26. Wat maakt dat u heeft ‘gekozen’ voor Vriend GGZ (voor zover sprake is van een keuze)? 27. Vanaf wanneer bent u werkzaam bij Vriend GGZ? Wat is uw functie precies? Kunt u uitleggen wat uw taken/werkzaamheden zijn? Bent u een betaalde medewerker? 28. Heeft u tijdens uw werkzaamheden contact met een ervaringsdeskundige, zo ja in welke vorm? Voeren jullie dezelfde werkzaamheden en taken uit? En wat kunt u vertellen over de verschillen daarvan? 29. Welke positie kan de ervaringsdeskundige volgens u het beste innemen? Welke valkuilen en positieve effecten heeft deze positie?
-52 Vriend GGZ- Bijlage 1 Vragenlijst onderzoek fase 1
Ondersteunt u op dit moment ervaringdeskundige? Hoe gaat dit te werk? Hoeveel bijeenkomsten, afspraken etc.? 30. In welke fase van de behandeling kan een ervaringsdeskundige het beste tot zijn recht komen, denkt u? Door wie en wanneer word er bepaald dat een gast mag deelnemen aan de cursus voor een ervaringdeskundige? Zijn er een aantal voorwaarde? Wanneer iemand voldoende herstelt is om ervaringdeskundige te worden, wie bepaald dit? 31. In hoeverre heeft het werken met ervaringsdeskundigheid en/of herstelgroepen invloed op de behandeling van cliënten? Kunt u dit naast elkaar leggen wat de invloed van uw werkwijze op het herstelproces van cliënten heeft? 32. Kun je wat vertellen over vraaggestuurde hulpverlening? Welke positie wilt Vriend GGZ innemen in het sector Zorg & Welzijn? 33. Kunt u iets vertellen over de doelstelling van Vriend GGZ? Hoe je deze terug ziet? Hoe zij deze willen behalen? Welke gestelde doelen liggen nog in de toekomst? 34. Kunt u iets vertellen over de succes momenten van Vriend GGZ? Waar nog succes en onbenutte kansen liggen? 35. Wat onderscheidt Vriend GGZ van andere hulpverleningsorganisaties? Hoe ziet u Vriend GGZ over 5 jaar? Hoe denkt u dat Vriend GGZ dit kan bewerkstelligen? Vragen voor directie 1. Hoe kwam Vriend GGZ tot stand? Wie waren daarbij betrokken? Met welke achterliggende uitgangspunten zijn jullie van start gegaan? (Vraag om uitleg omtrent visie en missie). 2. Waarin is Vriend GGZ onderscheidend ten opzichte van reguliere hulpverlening? Wie kunnen er bij jullie terecht, wie niet? 3. Anno 2012; hoe is het verloop tot nog toe, wat hebben jullie al bereikt? Hoe staat het ervoor met de nieuwe locaties in Obdam en Arnhem? Wat zijn belangrijke aandachtspunten in de ontwikkeling van een initiatief als deze? 4. In hoeverre worden ervaringsdeskundigen getraind bij Vriend GGZ? Wat mag verwacht worden van hun inzet? Hoe worden zij op hun competenties (kennis, vaardigheden en houding) gewaardeerd? Wie bepaalt welke rol zij binnen Vriend GGZ vervullen, hoe komen deze afspraken tot stand? -53 Vriend GGZ- Bijlage 1 Vragenlijst onderzoek fase 1
5. Welke rol vervult u als directrice daarbij? Wat zijn (toekomst)plannen en dromen? Wat vraagt dit randvoorwaardelijk? Wat vraagt dit van de inrichting van een organisatie? 6.
Welke procedures gaan er vooraf aan de opstart van Vriendenhuizen en hoe verloopt dat? hoe worden de locaties uitgezocht? Wat hebben jullie geleerd van de opstart in Endschede en Velp? In hoeverre verschillen de locaties onderling, vergelijking VelpEnschede?
7. Organisatievragen; wat vraagt een initiatief als Vriend GGZ qua inrichting? Welke rol vervul jij daarin? Hoe verhoudt de kleinschaligheid van Vriend GGZ zich tot ambitieuzere plannen, die jullie bij de start hebben geformuleerd? Wat maakt dat die plannen wel/niet slagen? Wat zijn succescriteria? Wat zijn eventuele risico’s?
8. Wat draagt een initiatief als vriend GGz bij aan maatschappelijk herstel voor deelnemers? Waar blijkt dat uit (vraag ook naar ‘hardere’ gegevens > hoeveel mensen stromen uit naar een al dan niet betaalde baan).
-54 Vriend GGZ- Bijlage 1 Vragenlijst onderzoek fase 1
Bijlage 2 Vragenlijst onderzoek fase 2 Vragen aan klanten, gasten en ervaringswerkers Klanten/gasten
Ervaringswerkers
Wat maakt dat je hier bent? (achtergrond)
Wat maakt dat je hier werkt? (achtergrond)
Hoe ben je hier terecht gekomen?
Hoe ben je hier terecht gekomen?
Wat betekent het voor jou om hier (Vriend GGZ) te zijn? Waar blijkt dat uit? Welke aspecten van deze hulpverlening apprecieer je, welke zou je anders willen zien? (motiveren)
Wat betekent Vriend GGZ als werkgever voor jou? Waar blijkt dat uit?
Wat is voor jou van belang in het vinden van goede hulpverlening? Wat versta jij daaronder? Graag verhelderen met voorbeeld(en)?
Hoe geef je vorm aan de hulp en dienstverlening hier? Wat versta je onder goede hulpverlening? Graag verhelderen met voorbeelden.
Welke andere vormen van hulpverlening heb je genoten (?), wat vond je daar van?
Welke andere vormen van hulpverlening heb je gezien (zowel vanuit cliëntrol als hulpverlenersrol > onderscheid aanbrengen)? Wat zijn verschillen? Welke overeenkomsten zijn er? Hoe reageren cliënten op deze verschillen? Kun je dat toelichten en beargumenteren?
Waarbij ben je het meest gebaat? Wat betekent dat? Kun je dat uitleggen en beargumenteren?
Vragen aan directie Vriend GGZ 1. Hoe luidt (in het kort) de visie en missie van Vriend GGZ? Op welke doelgroepen richt zij zich nu precies en zijn er verschuivingen te zien over de tijd (alleen langdurige GGz klanten, of ook klanten die kortdurende trajecten willen? Bijzondere doelgroepen, zoals mensen met transgenderproblematiek, mensen van allochtone afkomst, jeugd?)? 2. Hoe ziet de organisatiestructuur eruit? Welke verschillende disciplines kunnen worden onderscheiden? Hoe ziet de interne samenwerking er binnen deze organisatie uit? (Topdown, bottum-up?) Hoe kenmerken de werkverhoudingen/samenwerking zich tussen begeleiders, directieleden en klanten? Is Vriend GGZ nu wel of niet te typeren als organisatie die volledig ‘zelfbeheer’ promoot? Welk type organisatie is nodig om cliëntgestuurd en herstelgericht te werken? Hoe wordt dit gewaarborgd wanneer schaalvergroting gaat plaatsvinden? 3. Wat zijn de belangrijkste verschillen in organisatie tussen de Vriendenhuizen en de ambulante hulpverlening van Vriend GGZ? -55 Vriend GGZ- Bijlage 2 Vragenlijst onderzoek fase 2
4. Hoe wordt Vriend GGZ nu gefinancierd, welke verschuivingen zijn er in die financieringsstromen? Hoe gaan jullie om met de spanningen die gepaard gaan met de eisen die gesteld worden aan reguliere GGz instellingen (tbv certificeringen) en de laagdrempeligheid waar jullie voor staan richting klanten? Vriend GGZ promoot ‘goedkopere hulpverlening’; hoe wordt dit- met behoud van kwaliteit gerealiseerd? 5. Wanneer spreken jullie van een ‘ervaringsdeskundige’? Wie bepaalt of een ervaringsdeskundige in een begeleidende rol aan het werk gaat (of niet)? Hoe wordt dit getoetst en gemonitord? 6. Wat zijn belangrijke kwaliteiten in het werk van een ervaringswerker bij Vriend GGZ? 7. Vriend GGZ staat voor vriendschappelijke hulp. Waar bestaat die hulp precies uit? Wordt er ook (deels) behandeling geboden en hoe ziet zo’n traject er dan uit? 8. Zijn er ook begeleiders aan het werk die niet ervaringsdeskundig zijn? Hoe is de verhouding ervaringswerkers vs professionals? Hoe ziet die verhouding eruit rondom de zorg voor één cliënt(systeem)? Hoe verloopt de samenwerking met professionals van andere GGz organisaties? 9. Bij welke organisaties is Vriend GGZ in beeld? Concurrent of juist samenwerkingspartner? 10. In hoeverre worden inspanningen gedaan om de buurt te betrekken bij de (tijdelijke) nieuwe wijkbewoners in Enschede, Obdam, Arnhem en Velp? Wat voor rol speelt de politiek hierin (verwijzing naar krantenartikelen)?
-56 Vriend GGZ- Bijlage 2 Vragenlijst onderzoek fase 2
Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst (versie 3, Nederlandse vertaling- aangepaste versie)
A. VROEGERE BEGELEIDER Mensen geven verschillende invullingen aan het begrip ‘herstel’. Eén van de opvattingen is ‘een tevreden en hoopgevend leven leiden’. Deze vragenlijst gaat in op de vraag hoe een begeleider waar je hiervoor mee te maken had jouw herstelproces ondersteunde. Neem hiervoor een begeleider die tot taak had jou persoonlijk te begeleiden of een therapeut met wie je het meest te maken had. Het eerste deel (Support) concentreert zich op de belangrijke onderdelen van jouw herstelproces en hoe jouw begeleider dat (mede)stimuleerde en bevorderde. Het tweede deel (Relaties) concentreert zich op de ervaringen die je hebt opgedaan in de samenwerking met je begeleider. Als je vragen niet wil invullen, laat ze dan open.
© SK/JPW Kenniscentrum Sociale Innovatie/Lectoraat Participatie Zorg en Ondersteuning 2012
-57 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
Deel I Support Lees alsjeblieft elke vraag en beslis of deze vraag van belang is voor jou. Als je ‘Nee’ omcirkelt, ga dan naar de volgende vraag. Als je ‘Ja’ omcirkelt, maak dan een keuze in de grijze antwoordcategorie en beoordeel de mate van ondersteuning die je van je begeleider kreeg. Als je geen behoefte had aan ondersteuning op dit vlak, dan kun je de laatste kolom omcirkelen.
De begeleider / therapeut over wie ik deze lijst invul had zelf ervaringen in de GGz, de verslavingszorg of de maatschappelijke opvang: 0 ja 0 nee
Een belangrijk deel van mijn herstel is…
Ik voelde me hierin ondersteund door mijn begeleider
S1
Me ondersteund voelen door andere mensen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S2
Het hebben van positieve relaties met anderen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S3
Het ontvangen van steun van mede cliënten / lotgenoten
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S4
Het gevoel hebben dat ik deel uit maak van de samenleving
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S5
Me hoopvol voelen over mijn toekomst
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S6
Erin geloven dat ik kan herstellen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S7
Gemotiveerd zijn om dingen te veranderen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
-58 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
Een belangrijk deel van mijn herstel is…
Ik voelde me hierin ondersteund door mijn begeleider
S8
Hoop en dromen hebben voor de toekomst
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S9
Het gevoel hebben dat ik stigma’s het hoofd kan bieden
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S10
Een goed gevoel over mezelf hebben
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S11
Dat mijn spirituele overtuigingen worden gerespecteerd
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S12
Dat mijn culturele/ etnische achtergrond wordt gerespecteerd
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S13
Dat mijn ervaringen in de GGz worden begrepen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S14
Dat ik dingen kan doen die van betekenis zijn voor mij
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S15
Dat ik mijn leven opnieuw inricht na een moeilijke periode
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S16
Een goede kwaliteit van leven hebben
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
-59 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
Een belangrijk deel van mijn herstel is…
Ik voelde me hierin ondersteund door mijn begeleider
S17
Het gevoel hebben dat ik controle heb over mijn leven
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S18
In staat zijn mijn geestelijke gezondheid te managen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S19
Nieuwe dingen uitproberen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S20
Het nemen van risico’s
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S21
Sterker worden
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik had geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
-60 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
Deel II: Relaties Omcirkel het antwoord dat het best past bij de relatie die je had met je begeleider. R1
Ik voelde me gehoord door mijn begeleider
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R2
Ik voelde me gesteund door mijn begeleider
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R3
Ik had het gevoel dat mijn begeleider geloofde dat herstel bij mij mogelijk is
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R4
Ik had het gevoel dat mijn begeleider mijn hoop en dromen serieus nam
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R5
Mijn begeleider respecteerde mij
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R6
Mijn begeleider zag mij meer als een uniek persoon dan als een diagnose of een label
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R7
Mijn begeleider steunde mij om mijn eigen beslissingen te nemen
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R8
Mijn begeleider bleef hoopvol, zelfs wanneer ik diep in de put zat
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
Dank voor het invullen van deze vragenlijst.
-61 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
B. HUIDIGE BEGELEIDER BIJ VRIEND GGZ
Mensen geven verschillende invullingen aan het begrip ‘herstel’. Eén van de opvattingen is ‘een tevreden en hoopgevend leven leiden’. Deze vragenlijst gaat in op de vraag hoe jouw huidige begeleider jouw herstelproces ondersteunt. Neem hiervoor de begeleider die tot taak heeft jou persoonlijk te begeleiden of een therapeut met wie je het meest te maken hebt. Het eerste deel (Support) concentreert zich op de belangrijke onderdelen van jouw herstelproces en hoe jouw begeleider dat (mede)stimuleert en bevordert. Het tweede deel (Relaties) concentreert zich op de ervaringen die je hebt opgedaan in de samenwerking met je begeleider.
Als je vragen niet wil invullen, laat ze dan open.
© SK/JPW Kenniscentrum Sociale Innovatie/Lectoraat Participatie Zorg en Ondersteuning 2012
-62 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
Deel I Support Lees alsjeblieft elke vraag en beslis of deze vraag van belang is voor jou. Als je ‘Nee’ omcirkelt, ga dan naar de volgende vraag. Als je ‘Ja’ omcirkelt, maak dan een keuze in de grijze antwoordcategorie en beoordeel de mate van ondersteuning die je van je begeleider krijgt. Als je geen behoefte heb aan ondersteuning op dit vlak, dan kun je de laatste kolom omcirkelen.
Mijn huidige begeleider heeft zelf ervaringen in de GGz, verslavingszorg of maatschappelijke opvang: 0 ja 0 nee
Een belangrijk deel van mijn herstel is…
Ik voel me hierin ondersteund door mijn huidige begeleider
S1
Me ondersteund voelen door andere mensen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S2
Het hebben van positieve relaties met anderen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S3
Het ontvangen van steun van mede cliënten / lotgenoten
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S4
Het gevoel hebben dat ik deel uit maak van de samenleving
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S5
Me hoopvol voelen over mijn toekomst
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S6
Erin geloven dat ik kan herstellen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S7
Gemotiveerd zijn om dingen te veranderen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
-63 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
Een belangrijk deel van mijn herstel is…
Ik voel me hierin ondersteund door mijn huidige begeleider
S8
Hoop en dromen hebben voor de toekomst
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S9
Het gevoel hebben dat ik stigma’s het hoofd kan bieden
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S10
Een goed gevoel over mezelf hebben
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S11
Dat mijn spirituele overtuigingen worden gerespecteerd
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S12
Dat mijn culturele/ etnische achtergrond wordt gerespecteerd
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S13
Dat mijn ervaringen in de GGz worden begrepen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S14
Dat ik dingen kan doen die van betekenis zijn voor mij
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S15
Dat ik mijn leven opnieuw inricht na een moeilijke periode
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S16
Een goede kwaliteit van leven hebben
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
-64 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
Een belangrijk deel van mijn herstel is…
Ik voel me hierin ondersteund door mijn huidige begeleider
S17
Het gevoel hebben dat ik controle heb over mijn leven
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S18
In staat zijn mijn geestelijke gezondheid te managen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S19
Nieuwe dingen uitproberen
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S20
Het nemen van risico’s
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
S21
Sterker worden
ja
nee
Helemaal niet
Niet veel
Enigszins
Veel
Zeer veel
Ik heb geen behoefte aan ondersteuning op dit vlak
-65 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
Deel II: Relaties
Omcirkel het antwoord dat het best past bij de relatie die je hebt met je huidige begeleider. R1
Ik voel me gehoord door mijn begeleider
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R2
Ik voel me gesteund door mijn begeleider
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R3
Ik had het gevoel dat mijn begeleider gelooft dat herstel bij mij mogelijk is
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R4
Ik heb het gevoel dat mijn begeleider mijn hoop en dromen serieus neemt
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R5
Mijn begeleider respecteert mij
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R6
Mijn begeleider ziet mij meer als een uniek persoon dan als een diagnose of een label
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R7
Mijn begeleider steunt mij om mijn eigen beslissingen te nemen
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
R8
Mijn begeleider blijft hoopvol, zelfs wanneer ik diep in de put zit
Geheel niet mee eens
Mee oneens
Neutraal
Mee eens
Geheel mee eens
Dank voor het invullen van deze vragenlijst. Bron: Section for Recovery, Institute of Psychiatry, King’s College London INSPIRE (Version 3)
-66 Vriend GGZ- Bijlage 3 INSPIRE - vragenlijst
Bijlage 4 Functieomschrijving ondersteuner Functieomschrijving Ondersteuner Vriend GGZ (versie 1.0)
A: DOELOMSCHRIJVING Het beleidsmatig, administratief en inhoudelijk ondersteunen van projecten en cliënten met als doel het bevorderen van het zelfbeeld van cliënten, hun maatschappelijke positie en de vormgeving van hun dagbesteding evenals het waarborgen en uitbreiden van cliëntenparticipatie, medezeggenschap en het cliëntgestuurde principe.
B: ORGANISATIE Plaats in de organisatie Ontvangt hiërarchisch leiding en coaching van de directeur en indien er sprake is van een clientgestuurd project ontvangt de ondersteuner leiding van de kerngroep. De directeur wordt geïnformeerd door de kerngroep die een functioneringsgesprek houdt met de ondersteuner en kan de kerngroep daarbij ondersteuning bieden. Begeleidt zelf cliënten en moet in samenspraak met cliënten inschatten hoe actief de rol moet zijn in de ondersteuning, coaching, leiding m.b.t. de organisatie van de cliëntgestuurde projecten of de individuele personen die daar een rol in spelen. Contacten intern Regelmatig contact met medewerkers van Vriend binnen en buiten het project. Dagelijks met vrijwilligers en/of cliënten. Contacten extern Regelmatig met cliëntenorganisaties, maatschappelijke instellingen, opdrachtgevers en verwijzers.
C: FUNCTIEGEBONDEN TAKEN EN VERANTWOORDELIJKHEDEN 1. Signaleren, adviseren, coachen en ondersteunen van cliënten in het primaire proces. 2. Ondersteuning bieden in het secundaire proces. 3. Overige taken.
-67 Vriend GGZ- Bijlage 4 Functieomschrijving ondersteuner
D: UITWERKING IN ACTIVITEITEN De verantwoordelijkheid van deze activiteiten ligt bij de kerngroep/medewerkers/vrijwilligers. De ondersteuner biedt ondersteuning om de autonomie van bovengenoemde personen te vergroten. 1. Signaleren, adviseren, coachen en ondersteunen van cliënten in het primaire proces (met het primaire proces wordt de dagelijkse gang van zaken bedoeld) Bij de samenwerking.
Bij de vormgeving van beleid, medezeggenschap en participatie.
Bij de uitvoering van het vrijwilligersbeleid.
Bij werving en selectie van vrijwilligers.
Bij het voeren van functioneringsgesprekken.
Het voeren van individuele coachingsgesprekken met cliënten binnen de door hun gekozen rol in het cliëntgestuurde project.
Het inventariseren en organiseren van scholings- en coachingsactiviteiten gericht op het vergroten van de samenwerking en de autonomie.
2. Ondersteuning bieden in het secundaire proces (met het secundaire proces worden de voorwaarden bedoeld die nodig zijn om de dagelijkse gang van zaken soepel te laten verlopen) Bij PR-taken en het opbouwen en onderhouden van externe contacten.
Bij het beheer van financiën, administratie en facilitaire zaken.
Bij de organisatieontwikkeling.
Bij beleidsvoorbereidende werkzaamheden.
3. Overige taken
Periodieke evaluatie van het cliëntgestuurde project.
Signaleert psychische veranderingen bij cliënten en handelt daarin adequaat om escalaties te voorkomen.
Signaleren van ontwikkelingen, kansen en mogelijkheden voor vernieuwing.
-68 Vriend GGZ- Bijlage 4 Functieomschrijving ondersteuner
E: FUNCTIE-EISEN Kennis
Functie vereist een HBO denk- en werkniveau.
Heeft kennis en ervaring m.b.t. cliënten, rehabilitatie, medezeggenschap/participatie, maatschappelijke integratie- en oriëntatie en cliëntgestuurd werken.
Heeft ruime kennis van groepsprocessen en gesprekstechnieken.
Heeft kennis van psychiatrische problematiek en zicht op de daaruit ontstane handicaps.
Houdt vakliteratuur bij en is geïnformeerd over de ontwikkelingen en initiatieven op het gebied van medezeggenschap en participatie.
Zelfstandigheid
De kerngroep van het cliëntgestuurde project toetst de werkzaamheden van de ondersteuner.
Treedt handelend op bij problemen van complexe aard.
Is in staat om te komen tot een heldere probleemanalyse en zonodig een snelle en creatieve oplossing.
Moet kunnen inschatten hoe actief hij moet zijn, zijn rol kan variëren van signalerend, adviserend, ondersteunend, coachend, uitvoerend.
Afhankelijk van de rol die gewenst of noodzakelijk is, wordt meer of minder initiatief verwacht.
Werkt zelfstandig, heeft niet altijd de mogelijkheid om direct terug te vallen op anderen, er wordt achteraf getoetst door de kerngroep.
Is in staat eigen ervaring een plaats te geven en hanteerbaar te maken.
Is in staat om bij complexe problemen terug te vallen op de directeur.
Sociale vaardigheden
In gesprekken met cliënten wordt vraaggericht gewerkt (tactvol, luisterend, invoelend en vragend).
Is in andere contacten zakelijk en tactvol.
Realiseert zich voortdurend de reikwijdte van zijn handelen en adviezen.
Gaat integer met de bijzondere situatie waarin cliënten zich bevinden.
Kan in gesprekken weerstanden overwinnen en tegenstellingen overbruggen. Lost conflicten over gemaakte afspraken zelfstandig en creatief op.
Is in staat samenwerkingsproblemen te herformuleren naar doelen passend binnen de missie en visie.
-69 Vriend GGZ- Bijlage 4 Functieomschrijving ondersteuner
Kan op verschillende abstracte niveaus communiceren.
Stimuleren, motiveren en samenwerken met cliënten, deelnemers e.d. om te komen tot medezeggenschap en participatie van cliënten in breedste zin des woords.
Kan vanuit de rol als ondersteuner corrigerend optreden.
Is in staat groepsprocessen te ondersteunen.
Is reflexief.
Is in staat de eigen werkzaamheden over te dragen aan cliënten binnen hun mogelijkheden.
Risico’s, verantwoordelijkheden en invloed
De publieke opinie over participatie en medezeggenschap van cliënten en daarmee het imago van Vriend kan geschaad worden.
Risico op immateriële schade bij cliënten bij het (verkeerd) inschatten van de draagkracht of –last van de deelnemer.
Verantwoordelijk voor de sfeer en besef dat het laten bestaan van een negatieve sfeer schade kan berokkenen aan cliënten.
Verantwoordelijk voor het vormgeven van participatie en medezeggenschap binnen het cliëntgestuurde principe.
Heeft invloed op het beleid van de locatie.
De ondersteuner heeft invloed op de mogelijkheden en uitvoering van medezeggenschap en participatie binnen Vriend.
Uitdrukkingsvaardigheid
Kan zich genuanceerd uitdrukken in de Nederlandse taal in woord en geschrift op verschillende abstractieniveaus.
Heeft goede communicatie vaardigheden m.b.t. cliënten, collega’s en derden.
Bewegingsvaardigheid
Kan werken met de PC.
Kan de functie uitoefenen op verschillende locaties.
Oplettendheid
Oplettendheid is van belang bij het signaleren en analyseren van kansen en bedreigingen op individueel en organisatieniveau.
Is in staat om in situaties voortdurend in te schatten welke bemoeienis noodzakelijk is. -70-
Vriend GGZ- Bijlage 4 Functieomschrijving ondersteuner
Specifieke oplettendheid is noodzakelijk voor het signaleren van mogelijke crisissituaties van cliënten.
Overige functie-eisen
Geduld en doorzettingsvermogen zijn van belang in de uitvoering van de functie.
Betrouwbaarheid en integriteit in alle contacten. Indien noodzakelijk geheimhouding.
Flexibiliteit is essentieel voor de functie om op alle ontwikkelingen in te kunnen spelen.
Grote mate van representativiteit in voorkomen en gedrag.
Moet vertrouwensband op kunnen bouwen met mensen met veel verschillende achtergronden en persoonlijkheden.
Inconveniënten
Psychische belasting ontstaat door de dreiging van escalaties en regelmatige confrontatie met menselijk leed.
-71 Vriend GGZ- Bijlage 4 Functieomschrijving ondersteuner