ORAL HISTORY PROJECT HEER
INHOUDSOPGAVE
Blz.
Inleiding
2
Vragenlijst Oral History Project Heer
3
Geraadpleegde literatuur
6
Overeenkomst tot gebruik van audio-opname
7
Interview met de heer Eggen
9
Interview met de heer Kerckhoffs
23
Interview met mevrouw Nikijuluw
36
Interview met zr. Brigitta Nulens
46
1
Inleiding ZICHT OP MAASTRICHT, BIOGRAFIE VAN EEN STAD is de vernieuwende manier waarop de stad Maastricht en de erfgoedinstellingen omgaan met de geschiedenis. Startpunt is de actuele betekenis van oude en jonge plekken, gebouwen, voorwerpen en gebeurtenissen. Die vertellen elk hun eigen verhaal. Al die verhalen samen vertellen de geschiedenis van de stad en haar inwoners.
WWW.ZICHTOPMAASTRICHT.NL
De biografie van een stad is gebouwd op de geschiedenis van haar wijken. Hierbij vormt de wijk Heer een bijzonder onderdeel. Tot 1970 was Heer een aparte gemeente die onder protest van de plaatselijke bevolking vanaf 1 juli van dat jaar opging in de grote gemeente Maastricht. Deze “annexatie” is een van de onderwerpen op de vragenlijst van het Oral History Project Heer. Het project is opgezet om de verhalen van bewoners over wonen en werken in hun wijk vast te leggen. Allereerst “tot lering”, want gestolde geschiedenis vormt het fundament voor de toekomst, maar ook zeker ook “tot vermaak”, want de verhalen bieden een boeiend en soms amusant tijdsbeeld. In de periode 2007 – 2008 zijn vier inwoners van Heer geïnterviewd door drs. Liesbeth Vonhögen – Geertsema. Deze interviews zijn afgenomen aan de hand van een algemene vragenlijst, die aangevuld werd met specifieke onderwerpen voor deze wijk. Alle vraaggesprekken zijn opgenomen ten behoeve van Zicht op Maastricht.
Maastricht, juni 2008
2
Vragenlijst Oral History Project Heer Vragenlijst ontwikkeld aan de hand van het algemene model voor de verschillende wijken/buurten in Maastricht zoals opgezet door Jef Rutten tijdens zijn stageperiode voor het project De Culturele Biografie van Maastricht. Een weerslag hiervan wordt gepresenteerd in zijn verslag Van format tot oral history onderzoek (Maastricht 2007). Achtergrond informatie 1. 2. 3. 4. 5.
annexatie ontkerkelijking in de wijk wonen belang van verenigingen voor Heer vestiging van een Molukse gemeenschap in de wijk
De vragen voor de geïnterviewden in de wijk Heer zijn opgesteld op basis van bovengenoemd model en vervolgens zijn deze door Liesbeth Vonhögen aangepast aan specifieke situaties in de wijk Heer: ad.1 Heer vormde tot en met 30 juni 1970 een zelfstandige gemeente. Het gedifferentieerde aanbod van woningen en voorzieningen laat zien dat Heer lang als zelfstandig dorp bestaan heeft. Dit dorpskarakter is ook nog sterk aanwezig.1 De overgang van zelfstandige gemeente naar wijk van de grotere buurgemeente Maastricht is niet zonder slag of stoot verlopen. In de vragenlijst is daarom nadrukkelijk ruimte ingevoerd voor de beleving van de geïnterviewden van deze “annexatie”. ad. 2 In een katholiek dorp als Heer stond de kerk letterlijk en figuurlijk centraal. Hoe werd de naoorlogse secularisatie, met ontzuiling in het kielzog, door de geïnterviewden ervaren?2 Op welke manier is Heer hierdoor veranderd? ad.3 Tot 1970 bepaalde het gemeentebestuur van Heer wie er in aanmerking kwam voor een sociale huurwoning. Na de annexatie worden woningen vanuit Maastricht toegewezen, waardoor mensen uit Heer niet meer automatisch voorrang hebben. Ook mensen buiten Heer willen hier graag wonen. Het aantal woningzoekenden met voorkeur voor deze wijk is ver bovengemiddeld. Dit geldt voor alle woningzoekenden: doorstromers en instromers, lage en hoge inkomens, jonge kleine huishoudens, gezinnen en ouderen. Vooral de laatste groep geeft een sterke voorkeur voor wonen in Heer aan.3 Over het algemeen is er dus veel belangstelling voor het wonen in deze wijk en dit betreft niet alleen de sociale huurwoningen. Er is een evenwichtige verhouding tussen koop- en huurwoningen van 49 : 51.4 Als sterke punten van deze wijk worden genoemd: het sterke verenigingsleven, het veelzijdige aanbod van woningen, de sociale samenhang en het grote aanbod van voorzieningen waardoor er dus veel vraag is naar woonruimtes. De zwakke punten zijn: weinig geschikte 1
Companen adviesgroep voor beleid in opdracht van de gemeente Maastricht en de woningcorporaties, Buurtwoonvisies (Maastricht 1999), 131. 2 Kees Schuyt en Ed Taverne, 1950: Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000), 355 e.v. 3 Companen adviesgroep voor beleid in opdracht van de gemeente Maastricht en de woningcorporaties, Buurtwoonvisies, 131. 4 Ibidem, 134.
3
ouderenwoningen, kleine flatwoningen en een selectieve uitstroom van hogere inkomens.5 Aan dit laatste wordt een halt toegeroepen door de ontsluiting van de locatie Vroendael. Het is interessant te onderzoeken in hoeverre de geïnterviewden zelf het woongenot in hun buurt waarderen en of er veranderingen worden ervaren m.b.t. de bovengenoemde en geroemde sociale samenhang. ad. 4 De harmonie, het koor en de sportverenigingen speelden een belangrijke rol binnen de gemeenschap van Heer. In hoeverre wordt het belang van deze verenigingen door de geïnterviewden onderschreven? ad. 5 In 1949 werd de akte van overdracht van soevereiniteit aan een federaal Indonesië (minus Nieuw- Guinea) getekend. In 1950 kende deze dekolonisatie naweeën in een poging tot staatsgreep van eenheden van het koloniale leger (KNIL) en in een afscheidingsbeweging op de Molukken.6 Dit leidde uiteindelijk in 1951 tot het besluit van de Nederlandse regering om de Molukse militairen en hun gezinnen tijdelijk naar Nederland over te brengen. Het vinden van huisvesting voor 12.500 mensen, in totaal 3000 gezinnen en 600 alleenstaanden, bleek een moeilijke opgave te zijn.7 Het streven was om de Molukkers in zo groot mogelijk groepen centraal te huisvesten, omdat het immers om een tijdelijk verblijf ging. Dit probleem werd grotendeels opgelost door onderbrenging in kampen, die in de jaren ’40 waren gebouwd voor de huisvesting van tewerkgestelde werklozen. Aanvullende opvangmogelijkheden werden gevonden in o.a. kloosters en kazernes en zelfs in voormalige concentratiekampen. In 1956 werd het voor iedereen duidelijk dat een terugkeer naar de Molukken op korte termijn niet mogelijk was. Uiteindelijk moesten de woonoorden worden opgeheven en door het hele land werden speciale Molukse wijken gebouwd. Ook in de gemeente Heer kwam in 1961 een Molukse wijk.8 Persoonlijk - Wie bent u? - Wanneer en waar bent u geboren? - Vragen naar gezinssituatie: - Hoe was de opbouw van uw ouderlijk gezin? Uit hoeveel personen bestond dit gezin, eventueel meerdere generaties onder een dak? - Hoe was de opbouw van (eventueel) uw eigen gezin? - Hoe lang woont u al in deze wijk? Afhankelijk van vorige vraag: - In welke stad/wijk heeft u hiervoor gewoond? - Heeft u altijd in dit huis gewoond? - Betreft dit een eigen huis of een huurhuis? In het laatste geval: wat is hierbij de rol van de woningvereniging? - Kunt u iets vertellen over de geschiedenis van het pand, of eventueel de straat? Sociale onderwerpen, voorzieningen en werk - Kunt u iets vertellen over het karakter van Heer van vroeger en nu? 5
Ibidem, 133. Schuyt en Taverne, 1950: Welvaart in zwart-wit, 247. 7 W. Manuhutu en H. Smeets ( red.), Tijdelijk verblijf. De opvang van Molukkers in Nederland, 1951 (Amsterdam 1991), 40 e.v. 8 Jaaroverzicht 2001, bijlage van ’t Äörke, nr. 14, januari 2002. 6
4
- Wat was de rol van de kerk in de wijk? - Vindt u dat er in dat opzicht iets veranderd is en zo ja wat? - Waar en naar welke school bent u gegaan? - Was dit een katholieke of een openbare school? - Kunt u iets vertellen over de manier van onderwijs in die tijd? - Hebt u een vervolgopleiding genoten en zo ja, welke? ( Waar, welke school?). - Wat voor werk doet u of deed u? - Wat was het beroep van uw ouders? - Waar heeft u dat werk gedaan? Indien in Maastricht: bij welk bedrijf? - Wat waren er voor voorzieningen in de wijk? - Kunt u iets vertellen over het winkelaanbod? - Hoe zijn/waren de contacten tussen de wijkbewoners onderling? - Was/is er vaker een buurtfeest? - Bezoekt u het gemeenschapshuis Aan de Wan wel eens? - Bent u lid of supporter van een sportvereniging? - Bent u lid van de harmonie van Heer of van het koor? - Welke veranderingen hebben er volgens u plaatsgevonden in de wijk? - Wat heeft u in al die jaren gemerkt van de rol van de gemeente Maastricht in uw wijk? - Heeft u de annexatie bewust meegemaakt en zo ja, welke zijn dan uw herinneringen hieraan? - Heeft u de komst van de Molukse bewoners bewust meegemaakt en zo ja, welke zijn dan uw herinneringen hieraan?
Toekomstvisie - Hoe staat u tegenover de ondertunneling van de A2? Denkt u dat deze consequenties zal hebben voor de wijk Heer? - Wat zou u graag anders zien in uw wijk? Mogelijkheid voor eigen inbreng van de geïnterviewde. - Persoonlijke herinneringen bij gebeurtenissen als bij voorbeeld carnaval. - Foto’s die belangrijk zijn voor geïnterviewde. - Welke vindt u de mooiste of juist lelijkste plek in Heer? - Welk beeldhouwwerk in de wijk spreekt u aan?
5
Geraadpleegde literatuur: Aerts, H.A., Wegkruisen in de voormalige gemeente Heer (Maastricht 1994). Aerts, Henri A., 100 jaor Ôs Toes in Hier : 100 jaar geschiedenis parochiekerk St. Petrus' Banden, monumenten, klooster Opveld en Huize St. Joseph (Maastricht 2005). Bisscheroux, Niek en Servé Minis ( red.), Architectuurgids Maastricht 1895 – 1995 (Maastricht 1997). Companen adviesgroep voor beleid, in opdracht van de gemeente Maastricht en de woningcorporaties, Buurtwoonvisies (Maastricht 1999). Eggen, G., Th. Erkamp en P. Wetzels ( red.), 't Äörke / Stichting Heemkunde Heer, aflevering 1 tot en met 21 (Maastricht 1998 – 2003). Eggen, Wiel, 100 jaor De Nuij van Hier, Heer-Maastricht : 1906-2006 (Maastricht 2006). Emans, Ben, Interviewen. Theorie, techniek en training (Groningen 1990). Goessens, Martin, Een dorpsonderwijzer in de eerste helft van de vorige eeuw. Sjeng Goessens uit Heer, 1903 – 1950 (Beek 2007). Jansen, Frank, Bewegend beeld. Bioscopen in Maastricht vanaf 1897 (Maastricht 2004). Manuhutu, W. en H. Smeets ( red.), Tijdelijk verblijf. De opvang van Molukkers in Nederland, 1951 (Amsterdam 1991). Schuyt, Kees en Ed Taverne, 1950: Welvaart in zwart-wit (Den Haag 2000). Sleijpen, H. (red.), Veldeke, tijdschrift voor Limburgse volkscultuur, jaargang 45, nummer 3 (Maastricht 1970). Ubachs, Dr. Pierre en Drs. Ingrid Evers, Tweeduizend jaar Maastricht. Een stadsgeschiedenis (Zutphen 2006). Venne, J.M. van de, Geschiedenis van Heer (Heer 1957). Waltmans, Drs. H.J.G., Heer. Randgemeente en streekcentrum (Heer 1961). Wijts, G.H., De bevrijding van Heer door het Amerikaanse leger, 13 september 1944 ( Maastricht 1994).
6
Overeenkomst tot gebruik van audio-opname* Ondergetekende: De heer/mevrouw …………………………………………………… Adres …………………………………………………… Postcode en plaats …………………………………………………… Telefoonnummer …………………………………………………… Hierna te noemen: de geïnterviewde en
de gemeente Maastricht, de Culturele Biografie van Maastricht, hier vertegenwoordigd door
Mevrouw drs. Adres Postcode en plaats Telefoonnummer
E.G.M. Vonhögen – Geertsema Demertstraat 48 6227 AR Maastricht 043 3618131
betreffende geregistreerd op
Oral History Project Heer …………………………………………………..
1. De gemeente Maastricht, verder afgekort tot GM, bevestigt dat het genoemde verhaal enkel voor wetenschappelijke, educatieve of sociaal-culturele doeleinden zal worden gebruikt op de wijzen aangeduid in punten 2 en 3 en zonder winstoogmerk. Bij elk ander gebruik is vooraf schriftelijk toestemming van de geïnterviewde vereist. 2. De geïnterviewde verleent de GM toestemming om, zonder dat daarvoor een vergoeding moet worden betaald, zijn/ haar verhaal o geheel o gedeeltelijk te gebruiken voor o o o o o o o
wetenschappelijk onderzoek presentatie in gedrukte vorm presentatie als audiofragment ( bijv. op www.zichtopmaastricht.nl) presentatie op internet presentatie op radio inspiratiebron voor culturele producties ( vertelavonden, toneel,..) ter promotie of ter illustratie bij andere projecten rond De Culturele Biografie van Maastricht
Indien “gedeeltelijk” werd aangeduid, gelieve hier aan te duiden welk voorbehoud wordt gemaakt: ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………
7
3. Het verhaal mag niet openbaar gemaakt worden op een wijze waardoor inbreuk wordt gemaakt op de persoonlijkheidsrechten van de geïnterviewde. Er mogen evenmin wijzigingen worden aangebracht zonder de toestemming van de geïnterviewde ( met uitzondering van louter - formeel technische aanpassingen). 4. Wanner het verhaal gebruikt wordt, zoals vermeld in de punten 1 en 2, wordt de naam van de geïnterviewde vermeld. 5. De GM verplicht zich tegenover de geïnterviewde het verhaal op deskundige wijze te beheren en er als een “goed huisvader” zorg voor te dragen. 6. Deze overeenkomst geldt voor onbepaalde duur. De geïnterviewde kan hieraan een einde stellen bij aangetekend schrijven dat na drie maanden uitwerking zal hebben. een dergelijke beëindiging zal geen effect hebben op reeds aangegane engagementen.
Aldus opgemaakt in twee exemplaren te ………………………. op………………………
De geïnterviewde
Gemeente Maastricht, de Culturele Biografie van Maastricht
*Model ontwikkeld door Erfgoedcel Mechelen
8
Interview met de heer Eggen, d.d. 05 – 09 – 2007 Goedemorgen meneer Eggen. We kunnen Limburgs praten, of Nederlands. net wat u het prettigste vindt. Ik zal u wel antwoord moeten geven in het Nederlands. Ik praat het liefst in het dialect en dan mijn eigen dialect het Hierse. NB. geïnterviewde zal tijdens het gesprek overwegend Nederlands spreken.
Het voormalige stadhuis van Heer, aan het Raadhuisplein. De foto dateert van 1960.
Meneer Eggen u bent voorzitter van Stichting Heemkunde Heer, u bent – zoals ik nu begrepen heb – ook als hoofdcoördinator verbonden aan Heer Totaal, dus u kunt met hart en ziel Heerdenaar genoemd worden. Nou sinds kort ben ik ook penningmeester van het Belgische Monument. De dag voor de bevrijding in 1944 zijn 11 Belgen gefusilleerd, zonder vorm van proces. Dit waren mensen van het Geheime Leger van Maaseik, of een andere naam. Uit dit leger zijn 130 mensen gefusilleerd, waarvan 11 hier in Heer. Er is dus een vereniging, een comité in België en in Heer zijn er dus ook 11 mensen uit deze groep. Er is dus nu een vereniging opgericht en afgelopen zondag ben ik daar geweest omdat er toen de 60jarige herdenking was. Dat was heel aangrijpend. Komende zondag is er dan in Heer de traditionele herdenking. Dat is elke tweede zondag van september. Sinds kort sinds 1 juni, ben ik hier penningmeester. Het is wel een comité dat is ondergebracht binnen de gemeente Margraten, daar krijgen ze ook de subsidie van, maar het comité had toch nog graag een vertegenwoordiger uit Heer. Een waardige vertegenwoordiger uit Heer dus! Ik wil u nu graag een paar persoonlijke vragen stellen: Wanneer en waar bent u geboren? Ik ben geboren op 11 oktober 1939 in Heer, in de Dorpsstraat. Hoe was uw gezinssituatie? We waren met vader, moeder en vier kinderen, vier jongens. Mijn oma woonde ook bij ons, maar zij is in 1942 gestorven, dus ik heb haar niet meer echt meegemaakt. Ik ben zelf ook getrouwd en we hebben een zoon en een kleinzoon. We zijn in 1964 voor de wet getrouwd en in 1965 voor de kerk. We zijn getrouwd in de kerk in Rijckholt, want mijn vrouw woonde in Rijckholt en waar de vrouw woonde, daar werd getrouwd, dat was de gewoonte in Limburg. Heeft u altijd in Heer gewoond? Ik ben van mijn hele leven maar twee jaar buiten Heer geweest. Dat was in 1965 tot 1967. Toen konden we op het grondgebied van de Céramique een huis krijgen. Toen ik de kans kreeg door een ruiling ben ik weer naar Heer gekomen. Dat was een tweehoeksruil. Wij kwamen vanuit Maastricht hier naar Heer en de mensen die hier woonden gingen van hier
9
naar het Bassin. Door mijn connecties met de sociale werkster van de Sfinx heb ik deze woning gekregen. Is dit een huis van de woningvereniging? Van de woningvereniging ja, van Maasvallei. Maasvallei heeft de meeste woningen hier in Heer, klopt dat? Ja, dat klopt, door het gemeentelijke woningbureau. Kunt u dat uitleggen? Heer zelf had geen woningverenigingen, de gemeente zelf had eigen woningen. Dat was een deel van de gemeente Na 1970 gingen de woningen aanvankelijk naar Maastricht, naar een woningstichting of zoiets. Toen heeft de gemeente, ik meen in 1977, gezegd, wij gaan daarmee ophouden. Toen zijn al deze woningen naar Maasvallei gegaan, omdat dat de kleinste woningbouwvereniging van Maastricht was. Toen hebben ze gezegd, daar moet een beetje meer vlees bij en toen hebben ze gezegd “nemen jullie ze maar over.” Toen is Heer dus bij Maasvallei gekomen. Kunt u iets vertellen over de geschiedenis van het huis. De huizen bestaan van 1966, ze waren bijna nieuw bij wijze van spreken. Hier waren allemaal weilanden. Ze wilden in Heer de annexatie tegenhouden, dat is hun toch niet gelukt hoor, maar zodoende zijn ze in Heer een uitbreidingsplan gaan maken. Nu praat je van het plan “Achter de kerk”, dit is allemaal achter de kerk. Eigenlijk ligt het voor de kerk, maar ik heb geloof ik al gezegd, dit is de derde kerk in Heer. De eerste kerk lag dus met het koor naar het oosten en dit gebied lag dus achter de eerste kerk. Die kerk hebben ze in 1798 afgebroken, de toren hebben ze laten staan en een nieuw schip gebouwd. Toen hebben ze het priesterkoor naar het zuiden gelegd. In 1903 werd die een beetje te klein en toen hebben ze gezegd, we gaan een nieuwe kerk bouwen. Is toen ook niet de toren ingestort? Nee, de toren is ingestort in 1890, in augustus 1890, toen waren ze tien dagen bezig met de renovatie van de toren en dat kostte toen 950 gulden. Toen werd de toren helemaal gerenoveerd, maar toen hebben ze fouten gemaakt. Bij het werken aan de contraforten, dat zijn die steunberen om de toren vast te houden is er iets mis gegaan en toen is de hele toren in elkaar gestort. Om die toren weer op te bouwen werd veel te duur, dat kostte nog eens 450 gulden en toen hebben ze die toren op vier meter hoogte laten staan. Toen is er een nieuwe pastoor gekomen, ik dacht in 1902 en die heeft toen gezegd “Hier moet toch maar een nieuwe kerk komen”. Daar hebben ze toen de plannen voor gemaakt en dat is dus de huidige kerk. Waar ik ook met heel mijn hart en ziel mee bezig ben is met de geschiedenis van deze kerk. Ik heb zelfs ook tekeningen gemaakt. Ik ben ook dingen tegengekomen, die nergens vastliggen. neemt u bij voorbeeld die kelder, die grafkelder. Ik weet ongeveer waar die moet zien. Ik zou er echt aan willen meewerken dat er historisch onderzoek zou worden verricht. daar liggen bij voorbeeld drie graven van de familie Heren de Wylre. De oudste daarvan is nog burgemeester geweest in Maastricht en die woonde in Heer. Een zoon uit dat huwelijk is bisschop geweest in Roermond en die is toen door de Oostenrijkse koningin of keizerin naar Wenen gehaald om daar bisschop te worden. Gijsen heeft daar nog studie van gemaakt, dat moet rond 1700 zijn geweest, toen wij nog onder Oostenrijk vielen. Ik heb daar een hele beschrijving van, want de familie Kerens ligt daar ook begraven. Ik weet dat er een bisschop Kerensnaar St Pölten is gegaan en als ik me niet vergis is Mgr. Gijsen ook naar St. Pölten gegaan, naar een of ander klooster, voordat hij naar IJsland ging. Dit is toch een legendarisch figuur. die bisschop (
10
Kerens) waar toch niet zo heel veel over bekend is. Mgr. Gijsen heeft alles onderzocht over die familie. Ze hebben ook een pauselijke onderscheiding gekregen en nog iets, maar goed, dat staat nog altijd op die grafmonumenten. Dit is heel interessant, maar ik wil ook wel graag iets horen over uw eigen leven. Zou u me kunnen vertellen over het karakter van Heer in de tijd dat u hier opgroeide als klein jongetje in de Dorpsstraat?Wat is het meeste voor u veranderd? Ik heb de oorlog niet bewust meegemaakt, maar ik heb wel de bevrijding meegemaakt en ik zie nog in de Dorpsstraat dat de Amerikanen kwamen, de eerste tanks waren net voorbij toen ik op straat kwam. De mensen stonden allemaal bij elkaar op straat. Er was een gevoel van samen zijn, zo van kom, we gaan er samen de schouders onder zetten. Dat is voor mij altijd iets geweest waar ik nu nog aan denk. En dan was er nog iets: Heer had uit twee gedeelten. Het deel voor de Akersteenweg en dit deel. Scharn, dat was de voorkant daar woonden de beter gesitueerden. Ik heb ergens gelezen dat de mensen in Scharn het drievoudige inkomen hadden dan de mensen hier in Heer. Het waren veelal forenzen, die in Maastricht werk hadden, maar er waren ook veel agrariërs. Dat was eigenlijk Heer, hoe moet ook dat zeggen, de samenhang was er veel en veel meer. Er waren hele goeie verenigingen, er waren veel verenigingen op velerlei gebied. Laten we zeggen een duivenvereniging, een boerenvereniging, de boerinnenbond. Die kwamen allemaal bij elkaar. Daar heb ik ook eens over geschreven, over het patronaat. Daar voltrok zich het grootste deel van het maatschappelijke leven. Er was dan een avond over, laten we zeggen tbc-bestrijding, dat was dan Herwonnen Levenskracht, dat was geen Heerdense vereniging. In dat patronaat was ook Jong Nederland gevestigd. Ik weet nog dat we daar de distributiekaarten moesten halen, dat was ook een trefpunt. Daarbij, ik spreek nu van de jaren na de oorlog. Het was arm, niemand had iets en daarbij stonden de neuzen dezelfde kant op. Nederland moest er weer bovenop komen. Na de oorlog ben ik naar de lagere school gegaan, dat was ook hier in Heer, op de plek waar nu C1000 staat. De Gerardusschool. In 1970 of zoiets is die afgebroken. Na de annexatie is die afgebroken, toen is de nieuwe school gebouwd. Daar bedoel ik de Joppenhof mee. Ik dacht dat de Joppenhof een openbare school was? Volgens mij is die nog altijd katholiek, maar ik heb vernomen dat er geen godsdienst gegeven mag worden. Dat moet na het schoolse gebeuren. Dat schijn niet alleen in Heer te zijn, maar ook in Cadier en Keer. Maar goed, dat even terzijde. Die gerardusschool die zou verbouwd worden, ik meen voor 53.000 gulden. Toen ontdekten ze dat dat eigenlijk weggegooid geld was, want dat gebouw was zo oud en voldeed helemaal niet meer aan de eisen van destijds. Toen hebben ze bedacht, laten we in den Haag geld vragen en het geld van de verbouwing en er werden plannen gemaakt voor een nieuwe school. Voor de annexatie was de gemeente Heer met dit uitbreidingsplan bezig. Er zou een heel grote kinderschare komen, 1200 woningen of zoiets. Toen werd er gezegd, moeten we die kinderen die drukke Akersteenweg over alten gaan. En zodoende is die Joppenhof hier ontstaan. Ze zijn toen meteen begonnen met bijbouwen. Volgens het sociologische rapport van Waltmans, die zei dat er in Heer ik weet niet hoeveel klassen bij moesten komen. Daar was de Joppenhof een deel van. Er moesten gymnastieklokalen, sportzalen bijkomen. In ’65, ’66 zijn ook de Afcentmilitairen gekomen en toen zijn ze ook met de Engelse afdeling begonnen. Mar dat was dus veel later. U zat nog gewoon op de Gerardusschool? Ja, dat klopt. Ja, na de oorlog, dan moet je als jongen toch ergens bijhoren. Nou was hier de jeugdbeweging Jong Nederland. Maar ja, er was geen geld om een uniform etc. etc. te kopen. Vader die was bij het koor en bij het koor konden ze jongens gebruiken om te gaan zingen.
11
We werden een voor een gedropt in dat jongenskoor. Nou dat was een of twee keer per week repetitie en heel vaak s’morgens om half acht de gewone mis, gregoriaans, zingen met een paar stemmertjes onder elkaar. Nou, dan was het naar huis, eten en dan moesten we gaan lopen, die hele Dorpsstraat af lopen naar school. Dan die drukke Akersteenweg oversteken. Nou ja, het verkeer was misschien maar een tiende gedeelte van wat het nu is. Ik herinner me dat ik daar autonummers ging opschrijven. Dat was een leuke hobby in die tijd. Die benzinedampen, dat was heerlijk in die tijd. Nou ja, dan hadden we school. s’ Zondagsmorgens hadden we de hoogmis, die moest ook weer gezongen worden. Nou ja, dan gingen we naar huis. En s’middags dan ging je wel eens naar een voetbalwedstrijd. Dat heb ik heel vaak gedaan, of ja, of fietsen. Nou ja, dan was de zondag bijna voorbij. We gingen dan met vader en moeder wel eens naar een tante. De zondag daarna kwamen zij weer bij ons. Mijn moeder had nog een zus en die trokken heel erg naar elkaar. Ja dat weet ik goed dat wij dan over deze weg, de Molenweg gingen om daar naar toe te gaan. Dat was een stoffige weg. Met dat koor hadden we vaak heel leuke avonden met St. Nicolaas bij voorbeeld. Dan kreeg je allemaal dingen die ze hadden opgetekend te horen. Dat je veel te hard moest lopen om de bladzijden van het grote boek om te slaan bij voorbeeld. Sprak St. Nicolaas dan Nederlands of sprak hij dialect? Die sprak Nederlands dan. Je was met een groep jongens, je zong dan gewone kerkliedjes. Ook met processie, die ging dan uit en dan moesten wij achter de hemel lopen met het koor. Je moest dan meetrekken, want wee degene die niet meeging. We hadden een ontzettend strenge, moeilijke pastoor. Hij had dictatoriaal gedrag, gezag. Ik herinner me de kindermis. Je moest dan een kwartier tot twintig minuten lopen. Een fiets hadden we niet. Mijn vader was bovengronds mijnwerker, ja wat wil je dan met vier opgroeiende jongens. Daar komt wel iets bij kijken: eten en kleding en noem maar op. Om half negen was dan de kindermis en dan komt die pastoor waar ik het net over had, controleren of je wel een kerkboekje of een rozenkrans bij je had. Nou ga ik een leuk verhaal vertellen: iedereen had angst voor die pastoor. Daar wordt nou nog over gesproken. Ik had toen niks bij me, ik had geen kerkboek en ik had geen rozenkrans bij me. Dan pakt hij je zo bij je lurven en dan werd je de deur uitgegooid. Maar ja, we moesten toch onze zondagsplicht doen. We zijn toen van Heer even naar Scharn gegaan en daar was om negen uur een mis en toen zijn we naar huis gegaan en we hebben thuis helemaal niet gezegd wat ons overkomen was. Ik herinner me een jongen uit mijn klas en die had ook geen kerkboek. En toen zei die pastoor : “D’r uit” en zodat hij moest komen. Met dat hij hem wil vastpakken slaat die jongen terug en hij loopt weg tussen de banken door in het middenschip. Die pastoor erachteraan in zijn toga en die riep “Hou hem tegen”. Een onderwijzer die gaat wijdbeens staan en die jongen zag dat en gaat twee, drie meter daarvoor, gooit zich tegen de grond en gaat tussen die benen door. Iedereen die dat zag moest lachen. Iedereen was natuurlijk verbaasd dat hij dat durfde, maar hij zei: “Ik laat me toch niet vangen”. U heeft verteld dat uw vader bovengronds mijnwerker was. In welke mijn heeft hij dan gewerkt? In de Maurits. Hoe kwam hij daar dan s’morgens? Er was een speciale mijnbus en die vertrok vanuit Eijsden, daar ging die de mijnwerkers ophalen. Dan kwam hij door Gronsveld en dan kwam hij naar Heer en dan naar Amby en zo verder tot de bus helemaal vol was en dan zo naar de Maurits. En vijf uur, half zes, dan was weer iedereen klaar en dan verzamelden ze zich bij de bus en dan kwamen ze weer naar huis.
12
Als bovengronds arbeider had je dus geen schicht? nee, nee. In eerste instantie is hij in de spoorploeg geweest om het spoor te onderhouden en toen is hij in het houtbedrijf werken. Die moesten zorgen voor het hout dat beneden nodig was om de gangen te stutten. Naar gelang de dikte was dat dan zaag 1, zaag 2 of zaag 6 en daar moesten ze de trollies, karretjes mee volladen en die gingen dan ondergronds. Toen is hij ziek geworden en omdat hij timmerman was heeft hij examen moeten doen bij de Maurits en toen is hij in de timmerwerkplaats gekomen. Waren er veel mijnwerkers uit heer die bij de Maurits werkten? Er was een mijnwerkersbond. Ik weet niet meer de naam. Er waren behoorlijk veel mijnwerkers. Heer had een afdeling van die mijnwerkersbond en op 4 december, de feestdag van de H. Barbara en dan hadden ze s’morgens een mis en dan s’ avonds hadden vader en moeder een feestavond ook weer in dat patronaat. Daar draaide alles om. Dan moesten ze servies meenemen, dus een eigen bord en kopje en bestek voor hun tweeën, want het was na de oorlog. Er was niks. Dat zijn van die leuke dingen. Waren de kinderen ook bij dat feest? Barbara dat was op 4 december en de dag daarna, of twee dagen daarna was het Sint Nicolaas. Dan werd Sint Nicolaas ingehaald met de harmonie, de jeugdvereniging, “Jong Nederland, noem maar op, dat liep allemaal achter die stoet aan. dat was een feest, dat was een begrip. Dat tekende voor mij zo die samenleving. Je hoorde ergens bij? Ja, je hoorde er bij. Als je er niet bij hoorde dan zag je dat die middag langskomen en dan had je bijna het gevoel dat het jammer was dat je er niet bij hoorde. Pauze Meneer Eggen, u vertelde dat u hier op de Gerardusschool bent geweest. Waar bent u hierna naar toe gegaan? Na de lagere school, het was in de tijd dat alles opgebouwd moest worden. Voor de meeste jongens in die tijd waren er twee mogelijkheden: je kon naar de ambachtsschool in Maastricht, of je kan naar de ambachtsschool bij Huize St. Josef. Bij elke school moest je toelatingsexamen doen en ik was zo trots als een pauw toen ik in Maastricht aangenomen was. U bent dus niet naar St. Josef gegaan? Ik was op alle twee de scholen aangemeld, maar toen ik eenmaal de aanmelding had in Maastricht hebben we St. Josef laten gaan. Ergens betreur ik dat, want daar kwamen heel goede vakmensen vandaan. Ik Maastricht heb ik een tweejarige opleiding timmeren gedaan en daarna, ik geloof dat ik maar vier of vijf dagen thuis ben geweest, kon ik beginnen in een timmerfabriek in Maastricht. Toen ben ik daar gaan werken. Hoe oud was u toen precies? Dan moet ik even kijken, dat was in 1955, dus toen moest ik nog zestien jaar worden. Ik weet nog dat ik 38 cent per uur kreeg. Hoeveel uur werkte u toen per week? 48. Dat waren normale werktijden in die tijd. Ik werkte tot vijf uur of half zes. S’Zaterdags van half acht tot twee uur, geloof ik. dat ging je naar huis. ja een douche hadden we niet.
13
Hoe waste men zich toen? In de keuken, in een teiltje. Dan werd de keuken afgesloten, dan was die voor jou. Zo waste je je dan, of aan de kraan. Ja, warm water was er toen nog niet, er was geen geiser. U moet niet vergeten, het was toen tien jaar na de oorlog. En dan moet u niet vergeten, de omstandigheid dat vader op de mijn werkte, dat was ook geen vetpot. Het was vast werk, zei mijn moeder altijd, maar ook vaste armoe. Nou enfin. Mijn oom in Borgharen kreeg een oude fiets, dat was een Belgische fiets en toen werd gezegd: “Wiel die kun jij hebben”. Nou, toen had ik een fiets, nou dat was me wat. Met een kleinigheid was je toen al zielsgelukkig. Wat deed u toen eigenlijk in uw vrije tijd?U was toen een jongen van zestien, zeventien. U heeft toen twee jaar in die timmerfabriek gewerkt, klopt dat? Ja, ongeveer twee jaar. Daar moet ik dan nog even dit bij vertellen: op de ambachtsschool had ik al een aantekening op mijn diploma dat ik een vrije goede hand van tekeningen had. Toen kwam ik van school en toen kreeg ik van een heel oude architect een brief, een blauwdruk, dat ik bij hem tekenlessen kon gaan volgen, avondlessen. Dat ben ik toen gaan doen. In die timmerfabriek draaide het niet bij, qua salaris. Het bleef 38 cent? Nou, na een jaar kreeg ik er vijf cent bij. Maar ja, je moest elke dag helemaal naar Maastricht fietsen. Toen ben ik na twee jaar naar Melchior gegaan, dat was dat grote aannemersbedrijf. Daar was ik toen een paar maanden aan het werk en toen werd ik tewerkgesteld in Heerlen. Toen moest ik iedere morgen om zes uur op, wassen en aankleden en dan lopen, helemaal lopen tot aan de Akersteenweg, want daar kwam het busje om me op te halen. Daar stapte je dan in. Dat heb ik toen niet kunnen bolwerken. Ik werd toen vreselijk ziek, ik kreeg acute reuma. Dat is een streptokokkeninfectie. Toen werd ik opgenomen in het ziekenhuis en toen zei de hoofdverpleegster tegen me: “Jongen wees maar blij dat je hier bent, want je staat met een voet in het graf”. En dat klopte ook . Zo’n infectie is een bijzonder vervelende infectie. Daar heb ik een hartklepinsufficiëntie aan overgehouden. Die bacteriën zijn op de hartkleppen gaan zitten en die hebben daar gaatjes gemaakt en die zijn er blijven zitten. Die werd poreus en die deed niet meer goed haar werk. Toen ben ik negen maanden thuis geweest en toen moest er ander werk gezocht worden, want ik mocht niet meer in de bouw. Omdat ik toen met tekenen bezig is men toen een baan gaan zoeken op een architectenbureau, maar ik had de tijd tegen, want het was toen 1956 en de Suez-crisis brak uit en de belegering van Boedapest in Hongarije. Er was een bestedingsbeperking in Nederland, er werd dus niet meer gebouwd, dus hadden ze ook geen leerling-tekenaars nodig op die architectenbureaus. Daarbij, bij die Hongaren zaten veel vrouwen die op tekenkamers gewerkt hadden. Dat waren ervaren krachten en misschien goedkopere krachten. Toen kreeg ik niet overal de baantjes. Toen is er nog geprobeerd om me met subsidie aan het werk te krijgen, maar dat lukte niet. Toen ben ik toch maar weer begonnen op de Ceramique, toen ben ik weer terug gegaan. Dat was warmer, met die ovens, dat was toch een iets meer beschermde omgeving. Dat was in de timmerfabriek. Wat timmerde u dan zoal? De rekken om de borden op te zetten bij voorbeeld? Van alles, de goten voor de grondstoffen. Van alles voor de fabriek. Toen deed zich de tijd voor dat de Sfinx en de Ceramique samengingen. Toen werd ik gevraagd om een meneer te helpen die het hele Sfinxterrein ging opmeten. Volgens een heel bepaalde methode waar ik tot op de dag van vandaag plezier van heb. Toen heb ik die meneer mogen meehelpen.
14
Wie was die meneer?Weet u zijn naam nog? Dat was meneer Frijns zaliger. Die man had ook maar een opleiding MULO uit zijn tijd, maar met goniometrie en dergelijk was hij zo enorm uitgegroeid, daar heb ik heel veel van geleerd. Die man was als een vader voor mij. Zodoende kwam ik met de tekenafdeling van de Sfinx in contact. Ik was bezig en inmiddels had ik mijn diploma gehaald voor bouwkundig tekenaar. Toen is men daar een bouwbureau begonnen en toen werd ik daar aangesteld als tekenaar, bouwkundig tekenaar. Voelde u zich daar gelukkig? Daar voelde ik me heel gelukkig. Vorige wek is er een documentaire geweest over de Sfinx en die loodsen, daar ben ik overal in geweest. Ik heb nog gebeld met de heer Minis van de gemeente Maastricht over wat ze kunnen tegenkomen. Ze gaan nu namelijk proefsleuven graven. Er is namelijk een Jodenkerkhof. Die meneer Frijns heeft me namelijk verteld dat ze in de dertiger jaren een tunnel hebben gegraven en toen moesten ze dieper gaan graven en toen kwamen ze plotseling skeletten tegen. Toen zijn ze gaan onderzoeken hoe die daar gekomen zijn en toen zijn ze gestoten op een Jodenkerkhof. Toen is er een of andere Raad of zoiets is bij elkaar gekomen en toen is er beslist dat die beenderen bij elkaar moesten komen en in een cassette gestopt, dat was een stenen bak en op dezelfde plaats, maar dan twee of drie meter dieper begraven moesten worden. Een Jood heeft namelijk het recht om eeuwigdurend op dezelfde plek begraven te mogen worden. Dat was dan het recht dat die onbekende Joodse afgestorvenen hebben gekregen. Dat is een verhaal, dat weet niemand en die meneer Frijns heeft mij dat verteld. Ook de gemeente Maastricht weet dat niet en die meneer Minis heeft me verteld dat er een proefsleuf gegraven wordt om dat Jodenkerkhof te zoeken en te zien of mijn verhaal waar is of niet. In de timmerfabriek, waar ze nu mee bezig zijn, daar heb ik 11 jaar achter dat grote raam, getekend en ik heb daar de ovens mee opgemeten. En dat grote gebouw dat langs de Statensingel staat, dat ANC gebouw zoals ze dat noemden, waar vroeger de ramen van waren dichtgemetseld, nou toen kwamen de moeleurs, de mallenmakers in dat gebouw en toen moest verbouwd worden en dat heb ik toen helmaal uitgetekend en begeleid. U bent daar dus 11 jaar geweest. Wat hebt u daarna gedaan? Toen ben ik ontslagen. Toen gingen we plotseling met 250 man de straat op. Wanneer was dat? Ja, dat was in 1973. “Ja, meneer Eggen, u bent nu 14 jaar in diens – ja, want de jaren van de Ceramique werden erbij geteld – en we zijn altijd zeer tevreden geweest. Helaas zijn de resultaten van de Sfinx niet al te best, we moeten inkrimpen, we moeten mensen gaan ontslaan. U bent bedankt, u krijgt van ons een hand en u kunt nu vetrekken en u mag niet meer terugkomen en de rest hoort u wel van personeelszaken.” Dat was mijn ontslag bij meneer Loosjes, bij directeur Loosjes. Ik zet er nog altijd een andere naam voor. En die is? Waarde. Ik kan me dat wel voorstellen. Had u dat niet zien aankomen? Jawel. De resultaten waren ontzettend slecht. In München waren ze bezig met het inrichten van het Olympisch dorp en heel veel sanitair van de Sfinx is daarheen gegaan. Ik weet me te herinneren en uit gesprekken die ik heb vernomen: in München werd een keer een trein opengemaakt, een wagon en toen hebben ze een cassette gepakt en er eens in gekeken en toen hebben ze gezegd: “die is niet goed en daar mankeert ook iets aan en de derde is ook niet
15
goed”. Ze hebben toen heel veel afgekeurde exemplaren naar München gestuurd en toen hebben ze daar drie of vier of vijf exemplaren bekeken en toen hebben ze de wagon weer dichtgedaan en weer teruggestuurd. Dar was ik eigenlijk niet bij betrokken. Wat ik ook nog gedaan heb, dat was de verlichting boven op de Eiffel: koninklijke Sfinx-Ceramique. Die heb ik helemaal uitgetekend. Die opzetstukken boven op dat dak. Dat is een paddestoelconstructie en die pootjes moesten precies tussen die velden komen van die paddestoelen. Die kolommen zijn van boven breder. De Eiffel schijnt een van de eerste gebouwen te zijn uit die tijd die volgens die constructie gebouwd zijn. Maar goed, die verlichting heb ik toen getekend. Heeft u die letters getekend? Nee, alleen de betonconstructie. Van Philips kregen we de tekeningen, dat waren nachttekeningen, dat waren witte lijnen op een zwarte ondergrond . Dat moest overkomen als uitstraling. Dat was heel leuk werk. Maar goed, wij voelden ( dat ontslag) toen wel aankomen en op een paar plaatsen heb ik toen gesolliciteerd, bij architectenbureaus. Toen ik ontslagen werd is er toen van een van die architectenbureaus een telefoontje gekomen:”Is er ook een meneer Eggen bij? Laat hem langskomen, want wij hebben werk voor hem.” Welk bureau was dat? Dat was toen Swinkels en Salomons. Ik geloof dat dat naderhand Swinkels en partners geworden. Daar bent u dus gaan tekenen? Ja, maar inmiddels was ik in 1970 prins carnaval geworden van Heer en daar had ik ook zo mijn connecties, mijn kennissen gekregen. Toen kwam ik dus zonder werk, ja ik was wel bij Swinkels en Salomons, maar dat was toch een heel ander genre. Dat lag me niet. Geen slechte mensen, maar anders. Die waren ook hoger opgeleid, dat waren allemaal Hbo-studenten. Toen zegt iemand tegen me: “Ik weet een baan voor jou, bij de Waterleidingmaatschappij Limburg”. Dat vind ik goed, zei ik, maar daar had ik toch ook mijn bedenkingen bij. Toen ik zo ziek werd, had ik een hartafwijking. Een paar jaar later werd de autoweg aangelegd van Maastricht naar Heerlen en toen werkte een neef van mij bij Provinciale Waterstaat. Toen heb ik gezegd, is er er geen werk voor mij. Dat heeft hij toen gevraagd en toen kon ik bij de personeelschef komen. Ik moest toen alleen even gekeurd worden, nou ja, die keuring brak me de nek. Een cardioloog zette me achter een scharem en toen zag hij dat. “Nee”, zei die, “ik kan je niet aannemen”. Dus toen bleef ik bij de Sfinx en toen werd ik ontslagen. Toen ben ik naar mijn oude chef toegegaan en die zei: “Die directeur van de waterleiding ken ik goed, daar heb ik in Aken mee gestudeerd. Ik ga voor jou vragen.” Een paar dagen later kreeg ik de formulieren om in te vullen en toen ben ik begonnen bij de waterleiding. En daar bent u gebleven? Ja, daar ben ik gebleven tot aan de Vut. Op 56jarige leeftijd ging ik eruit. Daar heb ik een mooie tijd gehad. Daar heb ik veel geleerd. Ik ga nu toch weer even met u terug naar Heer. U vertelde dat u na de middelbare school ging werken. U woonde toen nog in Heer? Ja, u moet zich vorstellen. Ik volgde toen ook tekenlessen bij PBNA. Bestond dat toen al?
16
Ja, al 75 jaar. Volgde u toen ook nog de lessen bij die oude architect? Ja, maar je moest dan tekeningen maken, maar je had geen materiaal, zo’n grote tekenplank en houten driehoeken. Nou, zei die architect: “Je handen zijn te onrustig. Je kunt niet tekenen en timmeren.” Nou, dat heb ik afgemaakt en mijn diploma gehaald. Toen waren we verhuisd, naar het Panhuiske, dat is in het huidige plan Keerderstraatje, zoals ze dat nu noemen. Bij het voetbalterrein van Scharn, daar woonden we. Nog steeds met vader, moeder en kinderen? Ja, met vader, moeder en vier kinderen. Ja, toen ging alles gewoon door en toen kreeg ik een oproep voor militaire dienst. Door die hartinsufficiëntie werd ik afgekeurd. Ik kreeg toen een heel klein stempeltje “Voorgoed ongeschikt voor militaire dienst”. Nou, daar bofte u dan mee. Nee, nee, want je was hier opgegroeid binnen die gemeenschap en je was nog geen vijf kilometer buiten het dorp geweest en met Hollanders had je nooit geen omgang gehad. Ik bedoel, de spraak of de houding, ik weet niet of die verbeterd of verslechterd zouden zijn, dat weet ik niet. U had behoefte om eens wat verder te kijken? Ja, maar dat is allemaal goed gekomen. Toen heeft u uw vrouw leren kennen? Nou, mijn vrouw zit er nu toch bij. Ik werkte toen op de Ceramique en toen heb ik een meisje uit Hoensbroek leren kennen. Daar heb ik vier jaar verkering mee gehad. Tot grote ergernis van mijn moeder. Die bleef dat maar volhouden.Op een gegeven moment is het toch tot een breuk gekomen. Toen heb ik mijn vrouw leren kennen tijdens een dansavond in Eijsden. U ging dus wel eens dansen in Eijsden? Ja, ja, ook in Heer. Maar je was lid van het koor en daar waren ook jongens ui Eijsden en dan ging je s’avonds wel eens op de fiets naar Eijsden om te dansen. Daar liep zij ook rond en ik zei : Ik ga die witte eens halen.” Toen hebben we tweeëneenhalf jaar verkering gehad en toen zijn we getrouwd. Toen konden we geen huis krijgen in Heer en in Gronsveld ook niet en toen was er op de Ceramique was er een dienstwoning van de vroegere Rotterdamse Waterleidingmaatschappij, waar nu Il Fiore staat. In een muur langs de Heugemerweg dar staat nog een grote steen “In dit pand was gevestigd”. Daar hebben we dus gewoond en daar is dus ook de zoon geboren. Hij is in het ziekenhuis geboren, maar in eerste instantie is hij dus daar opgegroeid. Dus eigenlijk is hij Maastrichtenaar? Nou, op het ogenblik toch echt Heerdenaar. Op een gegeven moment had u er toch behoefte aan om in heer te gaan wonen? Ja, het was ook een vochtig gebouw. Het was uit 1883 of zoiets. Het was een massieve muur en al dat vocht drong door die muur. Ik wilde er toch wel graag weg en ik wilde toch graag naar heer. Toen deed zich dat voor dat ik dit huis kon krijgen. Kreeg u als Heerdenaar geen voorrang?
17
O nee, er waren nog tig wachtenden voor me. Ik ben toen naar een raadslid gegaan en ik heb toen gezegd “dat huis komt vrij, zou ik dat niet kunnen krijgen?” Nou had ik wel eens voor dat raadslid gedaan in de vorm van een speeltuin. Er lag vroeger een speeltuin op de oprit van de Demertstraat naar het station. Die heeft toen de wethouder gebeld en gezegd: “Over een paar maanden komt er een huis vrij en ik heb hier een jongen uit Heer, kan hij dat krijgen?” Toen puntje bij paaltje kwam dreigde het mis te gaan en toen ben ik weer naar die man gegaan en toen heeft hij dat voor me opgelost. Toen heb ik dit huis gekregen. Naar tevredenheid? Helemaal naar tevredenheid! Uw zoon is dus ook hier opgegroeid. Zat hij toen ook op de Gerardusschool? Hij is naar de Joppenhof gegaan. Ja, ik heb hem opgevoed als Heerdense jongen. Nou, we woonden dus hier en inmiddels was ik ook lid geworden van de carnavalsvereniging van Heer. Ik deed overal aan mee, recepties, avonden, maken van de wagen. Ik nam hem ook zoveel mogelijk mee vanuit het idee “je moet erbij zijn” en dat heeft hij heel goed opgenomen. Hij woont nu ook in Heer? Ja, in het gebied “achter de trappen”. Dat weet geen mens, dat is dat gedeelte aan de Akersteenweg. Daar liggen die huizen zo hoog, daar bij In den Drinck. Aan deze kant, bij dat nieuwe uitbreidingsplan, daar woont hij dus. Op een aantal vragen hebt u al een antwoord gegeven in uw verhaal, o.a. over verenigingen. Daar wil ik nog over uitspreken. Ik was dus lid van de carnavalsvereniging en na een aantal jaren vond ik dat het mijn tijd gewest was en dat het tijd was voor nieuwe gasten. Langzaamaan ben ik me toen toch gaan verdiepen in de geschiedenis van Heer. Daar stak toch iets meer achter. Ik had dat boek van Van de Venne gelezen, een supergoed boek. Ik ging me verdiepen in de kerk, ik vond dat zo’n mooi gebouw en toen ben ik gaan zoeken. Wat is de oorsprong, wie was de architect. Ik ben toen op zoek gegaan naar tekeningen en bouwvergunningen ed., maar die zijn op de hele wereld niet meer te vinden. Ik ben verder gaan zoeken en toen bleek deze kerk een prototype te zijn qua bouw, want dit was de eerste kerk aan de oostkant van de Maas met twee torens en helemaal gebouwd in baksteen. Toen ben ik ze gaan opmeten, omdat er nergens meer een tekening meer is, niet bij het bisdom, de gemeente, de provincie, het Nederlandse architecteninstituut, nergens meer. Toen ben ik een tekening gaan maken van schaal 1 : 100. Dat was mijn bedoeling altijd geweest dat zo’n gebouw op tekening zou staan. Toen kwam er iemand bij me die zei dat het leuk zou zijn als we zo’n ding in maquette zouden hebben. Ja, dat is goed zei ik. Ja, van piepschuim zei die toen. Nee, zei ik, dat doe ik niet. Ga jij dan maar naar huis, dan doe ik het zelf wel. Zodoende ben ik daar dus aan begonnen, maar dan twee keer zo groot als ik had getekend. Dus op schaal van 1 : 50. Dus die kerk werd 1 meter 4 lang. Ja, die kerk, dat is mijn levenswerk geweest, het is echt mijn trots. Hij wordt nog elk jaar meegedragen in de pinksterprocessie. Er zitten 23 fietslampjes in, ik heb ze van binnen helemaal wit geverfd en voor de verhoudingen heb ik er ook een echtpaar instaan. Ik vind het voor mij een juweeltje. Was u toen ook al bezig met de Stichting Heemkunde? Ja, dat kwam allemaal tegelijk. De toenmalige pastoor, dat was de voormalige privé-secretaris van Mgr. Gijsen, die vroeg op een gegeven moment of ik geen interesse had om hem te helpen met het archief. Hij wist niet meer waar hij wat moest zoeken. Hij zou nog een paar mensen zoeken en toen zijn we op ons eigen houtje daaraan begonnen. Dat doe ik nu al
18
dertien jaar, elke maandag ben ik op het parochiearchief. Daar heb ik nu een eigenkantoortje. Dat van Heer heb ik nu helemaal op orde. De pastoor hoeft maar te vragen: “Zoek dat of dat” en dan duurt dat geen vijf minuten en dan heeft hij dat op tafel. U zei dat u dat met een paar mensen had gedaan? Ja, maar die zijn inmiddels afgehaakt. Als laatste van de Mohikanen ben ik nog over. Toen is er iets bijgekomen: de parochies van Heer en De Heeg zijn samengegaan. Nou hebben ze in De Heeg een bijzonder goede administratie, maar een administratie is nog geen archief. Nou, toen moesten ze weg uit die pastorie en toen is alles hiernaar toe gekomen en toen hebben ze gevraagd: “Wil je daar ook nog aan beginnen?”En daar ben ik nog altijd aan bezig. Aan het versnipperen, aan het versjredderen, alle bankafschriften, elke kerkbijdrage die de parochianen hebben gedaan in al die dertig jaar. Nu bent u ook bezig met de vereniging Heemkunde. Was u daarin initiatiefnemer, was dat toeval? Nou, ik heb eens met iemand gesproken en die vroeg of ik niet iemand wist om een heemkundevereniging te starten. We zijn daarmee begonnen en na een of twee jaar zijn we naar een notaris gestapt en hebben we statuten laten maken. Pauze Meneer Eggen, ik zou met u nog graag willen praten over de annexatie. Het woord is al een paar keer gevallen, ook over de rol van de gemeente Maastricht en als ik me niet vergis heeft u daar vast iets over te vertellen. Wat zijn uw herinneringen daaraan? Nou mijn herinneringen zijn dat de gemeente Maastricht altijd pogingen heeft gedaan om te annexeren. In de zestiger jaren, ik meen in 1962, is er een anti-annexatieoptocht geweest. En ik meen de NTS, de Nederlandse televisiestichting, heeft daar een film van gemaakt. Ja, dat was ook weer die verbondenheid. Twee harmonieën, twee goede harmonieën, die trokken mee, twee grote goede zangverenigingen, de jeugdvereniging, de scouting, jongens en meisjes, alles trok mee. Daar zijn opnames van gemaakt en s’avonds uitgezonden. Er was een massale bijeenkomst, op het voetbalveld. U moet zich voorstellen, de twee harmonieën, de oude en de nieuwe, die van Heer en die van Scharn die waren altijd tegen elkaar, maar toen was er zo’n grote verbondenheid. Er is toen een anti-annexatielied gemaakt “: Ein stökske van mien leve, dat bis dich Hier allein, ein metropool, ein havestad, ich ruil dich veur geinein. ’T Zien van ’t vlood, dat deit mich goot. ’T besteit veur mich gans oet Heerder bloot. ’N stökske van mien leve, dat ken ich aen geine geve.” Dat was de tekst. Die twee harmonieën die altijd met de strijdbijl tegenover elkaar stonden, hebben die strijdbijl begraven. Die twee zangkoren, die ook met de strijdbijl tegenover elkaar stonden, want de een was voortgekomen uit de ander, die hebben dat samen gezongen. Ik weet niet hoeveel mensen er die middag op dat voetbalterrein stonden en massaal uiting gaven aan dat anti-annexatiegevoel. Maar ja, dat is niet tegen te houden geweest. Op 1 juli zijn we gefuseerd en de avond ervoor was er een bijeenkomst in huize St. Josef. Dat was eigenlijk een afscheid, een openbare raadszitting van de gemeente Heer. Er waren sprekers en van alles. En op 1 juli kwam Heer bij de gemeente Maastricht. Het gemeentehuis werd leeg, de brandweerkazerne was onbemand. Je voelde toch een gemis, een beetje rouwsfeer. Dat is zoals het bij is overeengekomen. Je hoorde wel: Heer blijft Heer en Maastricht blijf met je handen van Heer. Dat waren de leuzen die je toen hoorde. Wat is nu voor u het meest wezenlijke dat veranderd is na 1 juli 1970?
19
Dat is moeilijk. Het gevoel, voor mij persoonlijk, dat mag ik eigenlijk niet zeggen, maar het gevoel dat ik me Maastrichtenaar moet noemen. Dat doet voor mij nog altijd pijn. Het is in Maastricht niet slechter. Maar van de andere kant: Maastricht is ook Maastricht niet meer. In die tijd zijn de studenten er allemaal bijgekomen. En elke hondskooi en noem maar op, wordt op dit ogenblik bevolkt door die studenten. Dat brengt geld in het laatje, dat weet ik wel, maar dat samengevoel, dat verbrokkelt. Ik zeg altijd: Heer was een gebouw, gemetseld uit stenen, zand en cement. Die cement, dat was dat bindmiddel in de gemeenschap, die cement, die spoelt weg. Alles sloopt langs elkaar heen.Er is geen samenhang meer. Je kunt op dit ogenblik organiseren wat je wil, er komt niemand meer heen. Er moet wel iets heel bijzonders zijn, wil er iemand komen. Ik wil ook al op die uiteenzetting in oktober wijzen, dat ik daar nu al vraagtekens bij heb of er mensen zullen komen. Binnenkort hebben we Heer Totaal, die grote markt. Van tevoren komen er briefjes bij de mensen in de bus of ze zo vriendelijk willen zijn om hun auto te gaan verplaatsen. Die briefjes moeten er in het Nederlands en in het Duits komen. De briefjes in het Nederlands heb ik nu klaar, maar gisteravond werd er gezegd dat die briefjes ook in het Duits moesten komen. Hier zitten een en al studenten, Duitse studenten. Studeren die dan hier in Maastricht, of in Aken? In Maastricht. Ik weet niet of het u is opgevallen, maar die zie je overdag nooit. Voor mij is dit nieuw. Gisteren liep ik door Maastricht en ik hoorde allemaal jonge meisjes. Ik hoorde niks anders dan Duits, ontzettend veel. Ik weet niet waar ze vandaan komen, maar goed. Die mensen nemen niet deel aan een gemeenschapsleven en dat vind ik zo triest. Natuurlijk zal ook de mentaliteit veranderd zijn in de loop der jaren. Die televisie, die heeft veel kapot gemaakt aan de samenhang. Die houdt die mensen allemaal binnen op die bank. Vroeger was je blij als het woensdagavond was, want dan kon je naar de repetitie gaan. Dan kreeg je eens iets anders dan je werk of thuis. Dan ging je iets vertellen over het voetballen of iets anders. Daar keek je naar uit. Ik ga nog een stapje terug, naar voor de oorlog. De contributie van zo’n vereniging kostte misschien vijf cent of een dubbeltje. De mensen moesten toen 48 uur werken, hard werken en dan kwamen ze thuis. Dan gingen ze kijken of er ergens nog een dubbeltje lag voor een glas bier, of voor limonade en dan gingen ze naar de repetitie van het zangkoor of de harmonie. Dat was dan ontspanning. Dat mankeert er op dit ogenblijk aan, niet alleen in Heer. Dat schijnt overal zo te zijn. Daar hebben ze een woord voor: veramerikanisering. Dat gevoel Heerdenaar te zijn, is dat een gevoel dat u nog kunt delen met anderen? Weinig. Er zijn er nog wel. U heeft dit wel kunnen overdragen op uw zoon? Niet helemaal. Hij vindt pa ouderwets. Er zijn ook mensen die dat tegen mij zeggen: “waarom blijf je erover bezig. Heer is Heer niet meer, dat is voorbij.” Heer is Maastricht, klaar. Maar dat blijft me wel bezighouden. Een Belg die in Nederland woont, is ook geen Nederlander. Die blijft Belg. Ik moet zeggen, het is er niet helemaal slechter op geworden na de annexatie. Heeft het ook voordelen opgeleverd? Ja, ik moet zeggen, het is er wat strikter op geworden. Wat bedoelt u daar precies mee? Nou, de verkeersbebording bij wijze van spreken. De hele Dorpsstraat, het hele rioleringsstelsel is helemaal vernieuwd. Daarna zijn ook de trottoirs, ja alles is een beetje
20
aangepast. Het is een beetje meer gestroomlijnd. Wat ik heel jammer vind is dat ze er een kernwinkelgebied hebben willen maken. Dat is er ook gekomen. Als er iemand buiten dat kernwinkelgebied een winkeltje heeft en er is geen opvolger, dan moet die bakkerij gesloten worden. Het voorbeeld hebben we bij u: Geelen-Pachen. Daar was geen opvolger en het mag ook niet overgegeven worden aan een ander. O, mag dat niet? Nee, dat mag niet. Wel aan een schoonzoon, of een zoon of een dochter. Dat mag wel. En dan nog iets: vroeger had een vereniging een jubileum, vijftig jaar of wat ook. Dan ging men bij de ondernemers van Heer, dat waren er behoorlijk veel. Dan werd er gevraagd: “Kunnen wij een donatie krijgen?” Dat werd allemaal in dat potje gegooid. Er zijn nog wel winkeltjes, waarvan er in een bepaalde branche veel te veel zijn, de kledingbranche. Je ziet ze komen en je ziet ze gaan. Die mensen kunnen dat niet opbrengen. Daar kun je dan geen feest op bouwen. Ja, dat is dan onder de gemeente Maastricht. Ik kan me nog herinneren, toen wij hier kwamen wonen, hadden we die groenteman aan de Dorpsstraat, Beckers. Die is er niet meer. Er was nog zo’n klein winkeltje. Dat waren allemaal sociale ontmoetingsplaatsen. Nou ja, moeder ging dan even naar de kruidenier. Daar trof ze dan andere mensen. Net als vroeger de waterpomp, de waterput heel vroeger. Daar hoorde je alles: die is in verwachting, daar is dit gebeurd, ga je morgen dansen. Alle dorpsnieuws werd daar verteld. Dat gebeurde ook in zo’n winkel. Loop eens door een supermarkt, je ziet geen mens en je spreekt geen tien woorden. De huidige samenleving, net zoals in Heer als op andere plaatsten. Ik heb nog een laatste vraag, die niets heeft te maken met de annexatie, maar die ik u toch nog graag wil stellen. Die Molukse gemeenschap in Heer, die is er gekomen in 1961 heb ik in het Äörke gelezen. Kunt u zich nog herinneren wat daaraan is voorafgegaan?Waarom net hier? Daar zit ook weer een voorgeschiedenis bij. Die Molukkers kwamen in 1953 naar Nederland en die weden in kampementen ondergebracht. Waar ook maar een hondenkooi leeg stond. Die werden over ondergebracht, in Rijckholt en in Eijsden en in Geleen. Die mensen zaten ook graag bij elkaar. Die hadden nog een grotere samenhang in familieverband dan wij, nog groter. Nou die zijn hierheen gekomen, want die mensen hadden lang genoeg in die kampementen gezeten. Nou zoals ik heb vernomen, de gemeente Maastricht had werknemers nodig. De gemeente Heer had zieltjes nodig, want voor elke 100 inwoners kregen ze weer zoveel uit Den Haag. De gemeente Maastricht had werknemers nodig . Dus zei de gemeente Heer, he, we hebben daar een plek. Het is misschien wel de ongunstigste plek die we hebben, maar die kan opgehoogd worden en daar kunnen woningen op gebouwd worden. Het was een heel vochtige plek, want het was in het vroegere overlaadgebied van de Maas. Toen zijn ze daar die woningen gaan bouwen. Men legde er een buslijn langs en daar konden de Molukkers mee pendelen naar Maastricht. Die woningen werden ontworpen, vanuit Den Haag geloof ik en daar kwam ook een kerk bij. Ik heb dat allemaal zien gebeuren, want in die tijd woonde ik daar vlak bij. Toen is er een felle discussie geweest binnen de gemeenteraad van Heer. Toen zei er iemand: “Nou burgemeester, u gaat wel allemaal die mensen hierheen halen. Maar bedenk goed, het zijn zwarten en het blijven zwarten”. Nou, toen heeft die goed om de oren gekregen. Zo van, is dat nou een christelijke gedachte. In het begin is er geen aversie geweest, maar toch wel wat terughoudendheid. Zij integreren niet hier en de Heerder bevolking niet in de Molukken. Nou ga ik over mijn eigen spreken, ik heb ook een tijd angst gehad om door die wijk te gaan, om er langs te gaan. Je weet maar nooit hoe men zich gedraagt. Maar ik moet wel zeggen, dat is verkeerd van mijn kant. Het zijn zo’n mensen.
21
Zijn ze wat u betreft dan ook geïntegreerd? Ze beginnen veel meer geïntegreerd te raken dan helemaal in het begin. Er zijn verschillende jongens en meisjes die hier getrouwd zijn. De vroegere wethouder van Maastricht, Leenders, die was ook met een Molukse getrouwd. Die heeft nog een keer tegen mij gezegd: “Als er iemand hier geïntegreerd is, dan ben ik het wel”. Jammer genoeg was hij een jaar later overleden. Ik kom er wel regelmatig, och, dan ga ik een praatje maken met die opbouwwerker. Diezelfde buurt, dat was die buurt waar wij langskwamen als we vroeger gingen schaatsen. Aan de andere kant van het spoor, waar nu de parkeerplaats is van de universiteit, daar lag de ijsbaan. Dan gingen we langs de Barakkenstraat, de vroegere barakkenstraat, de Haspengouw, en dan gingen we langs de onbemande spoorwegovergang de spoorweg ever en dan waren we bij de ijsbaan. Ja, dat zijn dingen die ik nog weet. Meneer Eggen, u wet heel veel en ik ben u dankbaar dat u mij het een en ander heeft willen vertellen. Ik denk dat ik bij een gelegenheid nog wel op het een of ander terugkom. De deur staat open. Meneer Eggen, dank u wel.
22
Interview met de heer Kerckhoffs, d.d. 14 – 11 - 2007 Meneer Kerckhoffs, kunt u mij misschien vertellen waar en wanneer u bent geboren? Ik ben geboren op 9 juni 1932 in Heer. Hoe was de opbouw van uw ouderlijk gezin? Wij hadden een boerderij en ik was kind alleen.
Heer, de Dorpsstraat anno 1970.
Woonde u met z’n drieën onder een dak of was er misschien ook nog een opa, of een oma die bij u inwoonde? Dat was regelmatig. Wij hadden in die tijd voor de wederzijdse ouders een wisseldienst. Toen het niet meer kon….onze ouders zijn eigenlijk nooit in een bejaardentehuis geweest. De ouders van mijn moeder, toen daar iemand alleen kwam, die werden dan gewisseld bij de kinderen en de ouders van mijn vader, dat was precies hetzelfde. Dus dan woonden ze een bepaalde periode bij u.... Ja, laat zeggen een half jaar en dan vertrokken ze weer naar andere kinderen. En dat is ook zo gebleven tot het laatst. Dus ze zijn ook gestorven binnen de familiekring? Ja. Mijn moeder, die is ook nog lang hier geweest … de anderen wel, die zijn gestorven in de familiekring, de ouders van mijn ouders. Mijn moeder, toen was ze wel al achtentachtig, dat was de laatste maanden niet meer te doen. Wij hebben ze hier verzorgd, maar toen is ze in de laatste maanden in de Zeven Bronnen geweest. U heeft uw hele leven in Heer, in deze wijk gewoond? Ik heb mijn hele leven in Heer gewoond ja. ook nooit aan gedacht om ergens anders te wonen. Dus nooit aan de andere kant van de Maas gewoond? Nee, daar heb ik ook geen minuut aan gedacht. Dat kwam bij ons niet op, laat ik het zo zeggen. Heft u ook altijd in dit huis gewoond? Nee, nee, ik heb gewoond in Demertstraat 102. O, dat was dus bij mij in de buurt. En vanaf wanneer tot wanneer heeft u daar gewoond? Ik heb daar gewoond van ’32 tot ik getrouwd ben, dat was in ’64. Heeft u toen dit huis gebouwd of heeft u ergens anders gewoond? Nee, toen ben ik eerst gaan wonen op Demertstraat 115, omdat ik bij de boerderij wilde werken, ja ik was dan toch bij de boerderij. Daar heb ik een aantal jaren gewerkt totdat de boerderij opgedoekt werd. Toen ben ik hier komen wonen in een bestaand huis. Dit is een eigen huis neem ik aan? 23
Dit is een eigen huis ja. Kunt u ook iets vertellen over de geschiedenis van dit huis, u zei dat het een bestaand huis was toen u het kocht? Dit huis is van ’68. In ’68 namelijk heeft Heer hier een uitbreiding gehad . Voor Heer was dat een grote uitbreiding, deze hele wijk, al de straten die hier liggen, Lorentzstraat, Veldstraat, deze hele wijk is in ’66 opgezet als uitbreiding van Heer. Dit huis is toen gebouwd, maar ik heb het niet gebouwd. Ik heb het van de eerste eigenaar gekocht. Kunt u iets vertellen van het karakter van Heer van vroeger, toen u als jonge jongen in de Demertstraat woonde en het karakter van Heer nu? Och, het dorp Heer bestaat natuurlijk niet meer, maar de wijk Heer wel, met een kern en ook nog een behoorlijke kern. Het is natuurlijk niet meer te vergelijken, ja wat zal ik zeggen, het is natuurlijk een rare vergelijking: in juli 1970. 1 juli 1970 hadden wij 34 cafés hier in Heer, terwijl we er nu nog 7 hebben. Kijk een verschil, de oorzaak daarvan die weet ik ook, maar daar hoeven we het verder niet over te hebben, maar het is toch wel een verschil. Dat is één. Dan twee: de samenstelling van de bevolking.. ja in mijn tijd bij voorbeeld: ik was het vierentachtigste lid van de Boerenbond en a. bestaat die Boerenbond niet meer en b. heb je in Heer ook geen boer meer. We hebben daar achter nog twee, er is bij voorbeeld geen boer meer die nog melkkoeien heeft. Niet te geloven, toen had iedere boer melkkoeien. Het was gemengd bedrijf overal hier. Het waren ook niet zo’n grote bedrijven hier. Het had ook een nadeel zo’n gemengd bedrijf, het was hard werken. Op dat moment was er hier in Heer geen boer die alleen koeien had, geen boer die alleen landbouw had. Wij hadden thuis, wij hadden koeien, wij hadden landbouw, we hadden varkens, we hadden kippen. Typisch een gemengd bedrijf, en natuurlijk gericht op de markt in Maastricht, dat was duidelijk. de instelling was heel anders. Op dit moment, die twee factoren die ik u nou noem, ja dat was een wezenlijk verschil. Ja, wij waren toch echt een dorp hoor. Als je een film ziet uit die tijd, ik heb er een paar films van, ja de verbondenheid in die tijd met de verenigingen was veel en veel groter. de verbondenheid met de kerk was groter, ja dat is allemaal afgedamd. Wij hebben toch nog wel een gemeenschap met een behoorlijk verenigingsleven. We hebben twee harmonieën, we hebben twee voetbalclubs, we hebben een behoorlijk zangkoor, een scouting. We hebben helaas geen duivenclub meer, toen hadden we er vier. Ja, dat betekende nogal wat in deze gemeenschap. Je kunt dan zeggen dat er om de paar huizen een duivenliefhebber zat. Dat is nu helemaal weg. Hier in deze buurten, je mag niet eens meer duiven hebben. Ja, als je ze al had, dan mag je ze wel hebben. Dat hebben we nog kunnen doorvoeren na de annexatie: als die duivenhokken er al stonden dan mochten ze blijven staan. Nu krijg je daar geen vergunning meer voor. Meneer Kerckhoffs, ik ga nog even terug naar de tijd dat u als kleine jongen in Heer woonde. Naar welke school bent u toen gegaan? Ik ben naar dé jongensschool gegaan. Die lag aan de andere kant van de Akersteenweg? We hadden toen een jongensschool en een meisjesschool en die jongensschool lag waar nu die grote winkel is. C1000? Ja. En dat was toen een katholieke school?
24
Ja, dat was een katholieke school. Aanvankelijk is dat een openbare school geweest, maar niet zo heel erg lang. Toen ik er op kwam was die al katholiek. U heeft daar zes klassen gedaan? Ja, ik ben daar zes klassen op geweest. Herinnert u zich nog iets speciaals uit die periode? U heeft daar een prettige schooljeugd beleefd? Ik heb een gewone lagerschooljeugd gehad. In vergelijking met nu waren we allemaal lieverdjes. Natuurlijk werd er wel eens een keer met de klomp geslagen – we gingen met de klompen naar school – maar bij voorbeeld, het systeem van nu, niet dat ik dat erg vind, ik kan ervan genieten, maar daar staan soms veertig of vijftig ouders of grootouders de kinderen op te wachten. Dat systeem was er niet. Wij gingen samen, vanuit de Demertstraat met tien man naar school, soms knikkerend. Dat kon, verkeerstechnisch was dat geen probleem. Was dat niet gevaarlijk om de Akersteenweg over te steken? Nee, bij lange na niet. Och, we zijn zo vaak knikkerend naar school gegaan. Herinnert u zich misschien nog een bepaalde leerkracht die op positieve of negatieve manier indruk op u heeft gemaakt? Nou, ik ken ze allemaal nog. Ja, we hadden toen een leerkracht die lid was van de NSB en dat ook uitdroeg. Die daar met die krant zat. Ja, ze konden hem niet ontslaan, zeker in die tijd niet. Ik heb een fijne tijd gehad. Als je ziet wat in die tijd afstroomde naar het voortgezet onderwijs was het niveau vrij goed. Toentertijd zijn er toch genoeg mensen doorgestroomd. Indertijd had je alleen LTS, MULO en HBS en gymnasium. Naar welke school bent u gegaan? Ik, ik ben naar de HBS gegaan. Had de leerkracht van de zesde klas dat aanbevolen of was dat een idee van uw ouders? Hoe ging dat eigenlijk die schoolkeuze? Ja, laat ik zo zeggen: mijn vader moest omgepraat worden. Ik was enige zoon en ik was voorbestemd om boer te worden. Daar hoef je niet teveel ruzie om te maken, dat was gewoon zo. Dat betekende dat toen het hoofd van de school, toen de beslissing kwam..we moesten overigens ook toelatingsexamen doen. Nu komt de Cito-toets om de hoek kijken en daar kun je ook nog een boom over opzetten over de waarde of niet de waarde..Maar wij hebben toelatingsexamen moeten doen en dat betekende dat de jongens die met name het laatste half jaar iets extra’s wilden doen, die kregen die kans. En dan werd dat s’woensdagsmiddags of s’zaterdagsmiddags, ja we hebben zelfs nog Frans gehad, ofschoon dat niet tot de toelatingseisen hoorden..ja dan kreeg je die kans. Het hoofd van de school is thuis gekomen en mijn moeder die had daar heel andere ideeën over. Die zei al gauw: “Als die jongen dat wil, dan laat ‘m dat maar doen”. Maar mijn vader die had er problemen mee. Ik ben toen naar de HBS gegaan met de voorwaarde dat ik vijf jaar, de HBS was vijf jaar, dat ik vijf jaar moest melken. Vijf jaar heb ik ‘s morgens en ‘s avonds gemolken, of ik proefwerk had of geen proefwerk had. Dat ging allemaal in een goede sfeer. We hadden een goede verhouding, daar kwam geen stok aan te pas. Maar er was dan wel de afspraak van “Als jij naar de HBS gaat had ik wel graag dat jij dan vijf jaar gaat melken”. En dat heb ik dan ook gedaan. En waar lag die HBS? Die lag in de Aylvalaan.
25
Heette die toen ook al “Veldeke”? Nee, dat was gewoon de HBS, Hogere Burgerschool. En ging u alleen naar de HBS, of gingen er nog anderen uit uw klas mee? Nee, van mijn klas zijn we met een stuk of vier vijf daar naar toe gegaan en ik denk dat er een of twee zijn afgevallen, van dat jaar dan. En bleef u dan samen als Heerdenaren? Ja, we gingen er samen te voet naar toe. Te voet, had u dan geen fiets? Nee, dat was allemaal voetenwerk. We troffen elkaar dan in de Demertstraat en de St.Jozefstraat die liep toen door en dan kon je zo doorlopen naar Maastricht. En we gingen samen en we kwamen ook samen terug. In de tijd dat u op de HBS zat toen moest u natuurlijk vroeg op om te melken en ’s avonds nog melken. Had u toen nog tijd om iets anders te doen, was u bij voorbeeld lid van een club? Ik was misdienaar, dat hoorde erbij én ik was voetballer. Het klinkt opschepperig, maar ik was een goede voetballer. Daar ziet u nog het elftal staan ( wijst naar foto aan de muur). Dat was dus van Heer? Ja zeker. En ik was vijftien jaar toen stond ik in het eerste elftal. Dat betekende, heet eerste elftal van Heer, ik weet niet of u ingevoerd bent, maar dat is eerste klasse nu. Dat was een behoorlijk niveau, ja dat heb ik dus gedaan. Nou, dat was een druk programma.. Ik heb mijn hele leven tot nu toe, zelfs nu nog niet, ik heb me nooit hoeven te vervelen. Ook nu nog, de agenda is gewoon vol. Ik heb die vijf jaar op de HBS afgemaakt. Wat bent u toen gaan doen? Ik was graag naar Wageningen gegaan, naar de Landbouw Hogeschool. U moet zich voorstellen, ik was opgevoed als boer. Ze hoefden mij niet meer het verschil te leren tussen een suikerbiet en een gewone biet, dat wist ik al toen ik tien jaar was, bij wijze van spreken. Ja, maar misschien was ik daar toen toch wat te bekrompen voor, dat was toch wel een eind weg, dat was toch wel een ingreep en toen ben ik naar de Kweekschool geweest in Heerlen. In Heerlen? In Maastricht was toen ook een Kweekschool, maar die was niet katholiek. In die tijd had het bisdom een behoorlijke vinger in de pap en ook daar hoeven we niet over te praten of dat juist of onjuist was, maar een leerling uit Maastricht kreeg geen benoeming op een katholieke school, dat was gewoon zo. Dus ik ben gewoon naar Heerlen gaan, want ik wilde overal terecht kunnen en zeker hier in de buurt. Hoe vond uw vader dat? Hij had u dus als boer voorbestemd en na de HBS, nadat u vijf jaar gemolken had, ging u naar de Kweekschool. Ja, toen was het toch wel duidelijk dat ik geen boer zou worden. dat was een. Ten tweede, ik offerde al mijn vrije tijd..ik deed nog alles mee, behalve het melken ook, ik deed ook de rest mee, dus wat dat betreft heeft hij geen problemen gehad. Toen zijn we zo stilletjes aan, dat
26
was toen een proces dat bij velen gebeurde, toen het duidelijk was dat ik geen opvolger zou worden, toen zijn we zo stilletjes aan gaan afbouwen. Op een geven moment had je iets van: die kippen, ja die kippen, daar had je dan verder niet zoveel werk aan, maar die moesten toch ’s morgens en ’s avonds verzorgd worden, ja op een gegeven moment werden die kippen dan toch afgeschoven. Zo gebeurde dat ook met de varkens, de melkkoeien, die werden dan afgeschoven. Ja, het vet vee (?), dat hebben we het langste gehouden, daar had je alleen weilanden voor nodig en een keer in de week water geven. Ja, zo is langzamerhand het boerenbedrijf afgebouwd. het zag er niet naar uit toen ik geslaagd was in Heerlen dat ik geen agrariër zou worden, want ik ben het nu nog. U ziet daar een hoop bieten liggen ( wijst naar buiten), die zijn van mij. Zijn dat suikerbieten? Ja, dat zijn suikerbieten. Ik heb dus ook grond verkocht, maar alleen de grond hier in de buurt, die heb ik gehouden. Zodoende ben ik nog.. het stelt niks voor hoor, want vroeger, ja dat was behoorlijk werken, met de bieten. Naar wat daar ligt heb ik nog geen hand uitgestoken. Is dat door iemand anders gedaan? Ja, ja een bedrijf hè. Is dat nog grond die van uw vader is geweest of heeft u die zelf gekocht? Deze grond heb ik zelf gekocht. Wat is er met de grond van uw vader gebeurd, is die zo langzamerhand ook verkocht? Gedeeltelijk aan de gemeente. Hier bij voorbeeld hadden wij een weiland en dat is verkocht aan de gemeente. Ook aan projectontwikkelaars, die kochten grond en soms gokten ze goed en soms hebben ze mis gegokt. Om maar eens een voorbeeld te noemen: aanvankelijk was de gemeente Maastricht van plan om ook nog achter de windmolen ( van Gronsveld) maar daar hebben ze geld op verloren, want dat ligt nu stop. Dat is een bedrijfsrisico. Ik ga nog even terug naar vroeger. U bent naar de Pedac gegaan. Hoe ging u daar naar toe, was dat met de trein? Ik ging met de trein en dat was afhankelijk hoe het kaartje verkocht was: als er nog 4 of 5 dagen over waren in die maand, nou dan ging ik met de fiets. Och, dat was geen straf. Straf niet, maar wel een afstand! Was u de enige die uit Heer naar Heerlen ging? Ja, ik was de enige. Ja, als te erg was dan pakte ik een kaartje. Ja, normaal had ik een abonnement, maar als het zo uitkwam dan nam ik de fiets. Ik had toen een topconditie. dat had met de voetbalclub te maken . U heeft die Pedac toen afgemaakt? Ja, in twee jaar. Twee jaar..en bent u toen iets anders gaan doen of bent u voor de klas gaan staan? Ja, hoe zal ik het zeggen: ik was eigenlijk al benoemd voordat ik geslaagd was..hier in Heer, maar dat heb ik niet gedaan. Ik wilde niet in Heer aan school staan, omdat ik door het voetbalgebeuren te zeer betrokken was bij de gemeenschap. Dus wat heb ik toen gedaan…ik was inmiddels ook leider van de misdienaars en dat stelde toen ook veel voor, er waren er toen zo’n twintig of vijfentwintig, en ik had toen heel veel contact met de pastoor – ik moest de lijsten maken – en de pastoor was qualitate qua voorzitter van het kerkbestuur. Hier kwam een baan vrij en die was voor mij natuurlijk, want ik had ook twee ooms in het kerkbestuur
27
zitten, maar ik wilde niet. Wederom ja, met mijn vader, ja we hadden een heel goede verhouding, maar hij kon niet begrijpen dat ik die functie niet pakte die voor mij klaar lag, want net op dat moment vertrok een onderwijzer. Maar goed, toen ben ik naar een vriend gegaan, dat was een meneer Gulikers uit Itteren en toen zeg ik “Jo, solliciteer maar en je wordt benoemd.” Ik ben toen gewoon naar de kerkmeesters toegegaan en naar de pastoor en ik heb gezegd: “Ik doe het niet, maar een vriend zou dat graag willen.” Toen kwam ik bij die vriend terecht en toen zegt die: “Er komt in Heer nog een baan vrij.” Ik zeg: “O ja..” “Op Huize St. Jozef”, zegt-ie, “daar vertrekt over een paar weken een onderwijzer”. Die ging gebruik maken van de dubbele dienstjaren op Curaçao, als je daar twintig jaar werkte, dan was je klaar, dan had je volledig pensioen. Ik ben toen meteen naar St. Jozef gegaan en ik heb gevraagd of ik daar kon komen. Ja, dat mocht, maar tot augustus. Ik praat dus nu over 26 mei en ik mocht er komen tot augustus, dan moest ik weg, want dan zou er de zoon van een bekende komen. Ik ben gegaan en dat betekende dus.. de laatste dag van juli, toen kwam de directeur naar me toe en die zei: “U heeft niet gesolliciteerd.” Ik zeg: “Nee, dat was de afspraak. Ik mocht hier blijven tot 1 augustus, dus ik heb niet gesolliciteerd.” “Ja”, zegt – ie, “ik zou toch maar solliciteren als ik u was”. Ja, dat is een geheimpje wat ik u vertel, maar die man is nu toch door, dat was pater Dinjens. Nou, ik kan u wel zeggen, zo snel als ik toen naar huis ben gefietst, dat was tussen de middag, zo snel heb ik nog nooit gefietst. Nou, ik ben toen naar huis gefietst en heb mijn sollicitatiebrief geschreven en ik ben toen ook aangenomen. Dus die pater had het goed met u voor? Ja, en toen ben ik daar dus begonnen als onderwijzer. Ik heb daar toen toch wel een beetje carrière gemaakt. Hoe lang bent u daar geweest? Zesendertig jaar. Toen u daar begon, kende u toen uw vrouw al? Nee, nee. U was dus een vrijgezelle jongen, druk met het voetbal. Ja, wat toen nog erger was…er was een kentering in mijn leven, een enorme kentering. Op een gegeven moment hadden we een goed elftal, we hadden een heel goed elftal en we gingen dus iedere keer over. Je had toen niet zo als nu eredivisie en eerste divisie. Je had toen eerste klas en tweede klas, derde klas, vierde klas en je had vijfde klas. Nou, toen kwamen wij in de tweede klas terecht en dat was heel hoog, dat is nu profvoetbal, trouwens wij kregen ook al betaald, geen grote bedragen, maar we kregen betaald. Ja, toen moesten we gaan trainen en daar had ik geen zin in. Ik had geen zin om een paar avonden per week te trainen en toen ben ik opgehouden. Ik had geen zin om te trainen en ik had ook geen zin om in de lagere elftallen nog wat te doen. Ik ben nog lid van de voetbalclub, ik ga nog regelmatig kijken en ik heb ook bestuurlijk er nog wel mee te maken gehad en nu ook nog. Ik ben een bovenmodaal lid, laat ik het zo zeggen. Maar toen opeens, toen kwam de harmonie om de hoek kijken en die hadden een bestuurslid nodig. Onze tak, de Kerckhoffs, we zijn nogal verdeeld: bepaalde families zitten in die harmonie en bepaalde families zitten in die harmonie. van Harmonie Heer vroegen ze dan of ik bestuurslid wilde worden en dat ben ik dan geworden met alle gevolgen van dien. ja, het derde jaar toen werd ik voorzitter. Ja, toen draaide alles om, want de voorzitter van de harmonie, toen en nu, ja daar gaat heel wat tijd in zitten. Uw bestuurlijke kwaliteiten werden dus onderkend, want u was toen nog een jonge man.. Ja, ik was zesentwintig.
28
Was u toen al politiek geïnteresseerd? Ja, ik mocht toen al mee, foldertjes rondbrengen en zo en als er bepaalde acties waren. Toen kwam ’58, 1958, en in onze harmonie was een Kerckhoffs die in de gemeenteraad zat. Voor de KVP? Ja, voor de KVP, en die hield er mee op, qua leeftijd, en in die tijd was het zo: elke harmonie, elke voetbalclub, elk zangkoor had een afgevaardigde in de gemeenteraad. Zo was dat geregeld – en dat heeft nog jaren zo geduurd. En toen zeiden ze tegen mij: “Dat is iets voor jou.” Ik zei toen: “Dat wil ik best doen, maar op een voorwaarde, dat jullie allemaal achter me staan, dat ik niet op nummer 34 kom of zo.” Nou, toen heb ik dat dus gedaan en ze hebben me ook gesteund en dat heb ik gedaan totdat ik ermee ophield in 2002. Dat is vierenveertig jaar en ik heb wat dat betreft altijd mijn stemmen gehaald. Ik heb altijd een zetel ingebracht, zelfs in Maastricht. Ja, daardoor kreeg ik wel een bepaalde greep, ook in Maastricht. Ja, ik had ook tien keer wethouder kunnen zijn, dat kunt u iedereen vragen die daarvan weet, dat is gewoon zo, maar dat heb ik nooit gewild. Mijn hart lag niet, en ligt nog altijd niet, op het Vrijthof. Dat is de reden dat ik dat nooit gedaan had. Als ik dat gedaan had, dan waren er twee redenen: a, vanwege de maatschappelijke status, maar daar had ik niet zoveel behoefte aan. Ten tweede financieel, nou ik verdiende geen wethouderssalaris, maar die duizenden wat me dat scheelde, nou dat was het me niet waard. Dus ik heb dat heel vaak geweigerd. U bent dus eigenlijk als vanzelf in de politiek terecht gekomen. Hoe oud was u precies… Nou, in ’58 kwam ik in de gemeenteraad, toen was ik zesentwintig. U zat in de gemeenteraad, u was onderwijzer, u was voorzitter van de harmonie en u was ook nog betrokken bij de kerk neem ik aan.. Ja, en ik gaf ook nog les op de Landbouwschool. Ja, want mijn boerenhart kon ik toch niet helemaal kwijt worden, ik heb dus ook nog een landbouwakte gehaald. Ik heb dus nog jarenlang les gegeven, s’avonds en ’s zaterdags. Toen de lagere school vrij kreeg ’s zaterdags was daar nog school, tot ’66. Toen is de brugklas gekomen in ’66 en, de naam Depont zegt u waarschijnlijk niks, de heer Depont ( ?) was toen voorzitter, de agrarische scholen hadden hun eigen bestuur in Roermond. In ’66 moest ik daar weg of helemaal, ik had hier toen een baan en ik had daar een uur of tien, twaalf erbij en dat mocht ( niet meer). Ja, allemaal terecht hoor. Ja, dat was voor mij, a. ik deed het graag en b. ja, dat was een lekker bijcentje. ja, toen kwam de heer Depont naar me toe en die zei: “Ja, we willen graag dat je hier blijft, maar wettelijk mogen we je nou niet meer benoemen met zoveel uren.” Toen ben ik gewoon naar de rector gestapt van Huize St. Jozef, de grote baas, en ik heb tegen de rector gezegd, dat en dat is het geval, ik krijg daar een promotie, ook financieel. Je promoveerde toen van onderwijzer naar leraar en het was duidelijk dat daar wel een keer een directeurschap voor me inzat. Maar ik zei: “Als ik hier kan blijven, dan blijf ik hier, want mijn hart ligt hier.” Er was op Huize St. Jozef een bepaald soort publiek en dat vond ik eigenlijk mooier, veel leuker. Als je op andere scholen zou vloeken dan zouden de kinderen dat thuis vertellen. Als je daar vloekte, dan zeiden de kinderen: “Hij heeft wat van ons overgenomen.” Ik voelde me daar heerlijk. Toen zei de rector: “Ja, ok, je krijgt bericht.” Een paar dagen daarna kreeg ik een briefje onder mijn neus, ja ik vertaal het nu maar even, ja ik heb het nog, en daar stond zo ongeveer: “Ja, als jij niet te veel naar de vrouwen gaat en als jij niet gaat stelen en als je nog een paar dingen normaal doet, dan word jij hier straks directeur.” Nou, dat was in ’66 en in ’70 ben ik dat geworden. En u had inmiddels een gezin?
29
Ja, in ’70 wel, ja want in ’64 ben ik getrouwd en ja toen was Christian geboren. Het gezin hier is maar vrij klein. Zo, het stapelde zich maar op: u was vader, echtgenoot, leraar c.q. directeur, u zat in de gemeenteraad, u was nog steeds betrokken bij de kerk, neem ik aan. Alleen in Gronsveld, dat was opgehouden? Ja, dat was afgeschoven, maar dat hadden ze weer goed geregeld. Ja, de kloosters konden toen nog wat regelen. Ja, financieel was dat voor mij een bijkomertje, en ik deed het graag. Ja, als wij ’s zondags uitgingen met de jongens, ja ik was financieel altijd goed. Ja, want dat mocht ik houden, de rest moest ik afgeven. Ja, ik heb toen gezegd: “Ja, ik laat financieel wel een ader.” Hoe ze dat toen gedaan hebben, weet ik niet, maar op een geven moment kreeg ik toen acht uur op de LTS. Toen gaf ik acht uur natuurkunde, ja en toen zat ik helemaal goed. Dat heb ik ook vijfentwintig jaar gedaan, ik ben vijfentwintig jaar op de LTS geweest. U vertelde dat u een deel mocht houden en de rest thuis afdroeg. Tot wanneer hebt u thuis gewoond? Ik heb thuis gewoond totdat ik ging trouwen, dat was in ’64. Hoe heeft u eigenlijk uw vrouw leren kennen, of vindt u dat een brutale vraag? Nee, nee, in die tijd gingen we altijd met jongens de kermissen af – nooit in Maastricht, we zijn nooit over de brug geweest – maar in Heer en bij voorbeeld in Gronsveld, Maarland, Eijsden, Eckelrade, Cadier en Keer, in deze regio dus en er was iedere zondag wel ergens .. Er was toen kermis in Gronsveld en daar zijn we toen naar toe gegaan met de jongens, met een man of vier, vijf, een vriendenclub dus. Er was toen een danszaal, daar heb ik toen mijn vrouw leren kennen, dat was leuk. “Gaan jullie zondag ook weer ergens naar toe?” “Ja, wij gaan zondag naar Eckelrade.” “Nou, dan gaan wij ook maar naar Eckelrade” en zo is de kennis toen gekomen en ze is gebleven. Dat ze er nu niet is, is niet omdat ze weg is, maar ze is gewoon naar de kapper. Meneer Kerckhoffs, u vertelde zo even in de pauze dat u ook nog een tijdje mededirecteur geweest bent van een fabriek. Ja, een draadverwerkende industrie. Niet zo heel groot, maar voor die tijd, 52 mensen personeel, dus die was ook niet zo klein. En waar was die fabriek, hier in Heer? Iets hogerop tegenover de kerk, daar staat nu nieuwbouw, daar stond de fabriek. Ja, hier in Nederland heb je Vredenstein en in Oostenrijk heb je Semprit ( ?). Alleen, Semprit is veel en veel groter. Op een gegeven moment kregen wij contact met Semprit en dan ging ik voordat ik naar Huize St. Jozef ging – ik stond dan op en dan was ik soms om zes uur in het bedrijf – en om half zes ’s avonds, ik gaf dan nog eerst les aan de LTS, ging ik ook naar het bedrijf, soms ook nog ’s middags. De zaak breidde zich zo uit, ik moest kiezen, wordt het nou de zaak of blijf ik op Huize St. Jozef. Daar kwam toen ook nog bij, de vacature van wethouder, dat heb ik toen gedaan, dat wethouderschap. Nou, het was toe zo, school en het wethouderschap, dat was toen geen volledige baan, daarvoor was de gemeente te klein met een kleine dertien duizend inwoners, maar het eiste toch behoorlijk wat tijd. Ik moest toen kiezen en ja, ik was zo graag op Huize St. Jozef, bij dat soort publiek en als ik de handel in was gegaan, dat deed ik ook graag hoor, maar daar zat toch een klein beetje meer risico in. Ik wist, Huize St. Jozef blijft bestaan en toen heb ik dat bedrijf dus afgestoten. U bent toen dus wethouder geworden. Welke portefeuille had u?
30
Ik had toen onderwijs, financiën en sociale zaken. Dat was een zware portefeuille. Ja, dat klopt, maar er waren ook maar twee wethouders. Maar goed, ik deed dat ook graag. Dat betekende, ik had geen zondag, dan was ik bij voorbeeld bezig met de stukken. Dat vond uw vrouw waarschijnlijk niet altijd even gezellig. Nee, nee. Mijn vrouw was lerares en die had ook een gevulde dag. Ik begrijp wat u bedoelt, maar daar werd eigenlijk niet over gesproken zo van “ben je dan alweer weg”. Ik herinner me wel dat er een keer een inspecteur was op Huize St. Jozef en dat had te maken met de oprichting van de gevangenis, daar heb ik ook nog even aan mogen meehelpen. Toen zaten we op een geven moment bij elkaar en we maakten een praatje en toen vroeg hij me: “Bent u getrouwd?” Ik zeg: “Ja, ja, ik ben getrouwd.” “Hoe kan dat nou?”, zegt hij. Dat herinner ik me nou opeens nou u dat vraagt. Dat werd wel een opeenstapeling van taken! Heeft u daar nooit fysieke klachten van gekregen? Ne, nooit. Ja, ik heb een keer een blinde darm gehad, maar dat had er niks mee te maken. Ook nooit wat betreft overspannenheid. Ik heb nooit hoeven te verzuimen. Maar goed, dit is nog niet helemaal het einde hoor. Ik blijf nog even doorlopen. Ja, in de jaren ’70 had ik die combinatie en dat was veel. Ik heb toen ook de harmonie laten schieten, ja dat kon niet meer. Ik heb naderhand toch nog een paar keer, helaas, moeten invallen. Zeker voor een keer of twee, drie ben ik dan voor een jaar of anderhalf voorzitter geweest. Ik heb nu de harmonie afgestoten, dat wil zeggen ik zit niet meer in het bestuur. dat kon ook niet meer met het raadslidmaatschap in Maastricht, dat eiste toch ook veel tijd. Ja, dan komen we tot het beruchte jaar ’71. In ’70, op 1 juli 1970. O, ja, in ’70, nu komen we bij de annexatie. U was toen wethouder in Heer, nog steeds met diezelfde portefeuille, en ik neem aan dat die beslissing niet uit de lucht kwam vallen. Daar was jaren over gesproken. Ja, februari 1962 werden de plannen van Maastricht wereldkundig gemaakt. Men had het toen wel intern jaren besproken. Wij hebben het toen nog acht jaar tegen gehouden, er werd toen een comité gevormd, ja, het werd wel gedragen. Als je iets ondernam, we hebben bij voorbeeld een optocht gehad, ja verdorie ook de kanarievereniging deed mee. Iedereen deed mee. We hebben toen een bijeenkomst op het voetbalveld, iedereen deed mee, we hebben het nog nooit zo druk gehad. Dat was ook de enige gelegenheid dat de twee harmonieën samen speelden. We hebben toen verzet gepleegd. Als dat nog eens zou zijn liep het misschien anders, want wij waren geen kleine gemeente. Wij waren ook geen artikeltwaalfgemeente. Ik weet niet of u dat iets zegt: dat is een gemeente die er financieel zo slecht voorstaat dat ze alles, maar dan ook alles moet voorleggen aan de provincie. Nou, dat waren wij niet. Wij zaten er goed in, wij konden ons goed redden. Maar Maastricht heeft toen, met opgedreven argumenten, heeft toen gewonnen, zo kun je het zeggen. Maastricht had toen grondpolitiek, ze hadden toen op drie plaatsen universiteit staan, dat was hier. Nou, dat is helemaal niet uitgekomen. Zo erg was dat grondgebeuren niet. Toen werd eigenlijk aangenomen dat ik meteen als wethouder naar Maastricht ging. Nou, dat wilde ik niet. Om een aantal redenen: op de eerste plaats was het toch weer een politiek avontuur en ik zat daarachter goed. Ik had het naar mijn zin en ik kon de kinderen aan. Het was gewoon een bepaald een bepaald soort
31
publiek. Ik heb gelukkig nooit problemen gehad, ik heb alleen iemand eens recht moeten zetten op zijn stoel, maar dat interesseert u natuurlijk niet. Nou, ik ben wel nieuwsgierig. Het zijn wel leuke verhalen. Hebt u wel eens gehoord van Corry Brokken? Die zangeres, ja daar heb ik wel eens van gehoord. Nou, die had een broer: Marinus Brokken. en die zat toen in Huize St. Joseph. Destijds was hij vijftien jaar en omdat hij vaker was blijven zitten zat hij toen in groep vier. Het was een flinke boy, trouwens Corry is ook een flinke vrouw. Het was toen mijn eerste dag daar en hij ging gewoon zo zitten, zo demonstratief. Ik zeg toen: “Jongen ga jij eens gewoon zitten.” “Ja, voor jou niet.” Dus ik vroeg het hem nog een keer en nog eens “Voor jou niet.” Op dat moment, ja dan zit je dus voor een klas met een man of vijfentwintig en dat waren allemaal behoorlijke knapen, uit de kluiten gewassen. Dus ik heb hem gewoon opgepakt, ja, dat kon ik wel want ik had nog steeds een topconditie, dat was in ’53 dus ik had een steengoede conditie. Ik heb hem gewoon opgepakt en omgedraaid en toen wist hij wel hoe laat het was en de anderen ook. Nou komt het wat ik u wil vertellen, nou vanaf dat moment had ik geen problemen. U moet zich voorstellen, daar zaten jongens op die school die waren even oud als ik, ik was toen twintig toen ik begon, even dan en toen werd ik eenentwintig. Nou, in ieder geval, toen gaat de deur open en daar komt de directeur en ik wist van toeten noch blazen dus ik ga naar hem toe. Toen zegt-ie: “Als u dat nog twee keer doet krijgt u hier een vaste aanstelling.” Die had dat gehoord. Nu zou je het risico lopen dat gezegd werd: “Nou u bent toch niet geschikt voor deze school.” Maar ja, ik moet ook zeggen, een andere maatregel kon je ook niet doen. Ik stond er voor. Maar goed, niet iedereen had…., hoe moet ik het zeggen, ja ik had het geluk om met die knapen om te kunnen gaan. Juist omdat ik het zo graag deed en ook omdat ik het kind erachter zag, en de ellende. Ja, dat is later ook wel mijn sterkte geweest, ik was gewoon betrokken bij de dingen, ook buiten, niet alleen bij de school. Ik zorgde er bij voorbeeld voor dat de kinderen ’s zondags naar mensen konden, naar gastgezinnen. Ook bij voorbeeld, in die tijd mochten de paters en de broeders naar een vijfentwintigjarige bruiloft van een broer of zus, daar mochten ze niet naar toe, dat was het eerste jaar. Toen kwam er op een gegeven moment, nou praat ik dus over ’55, toen kwam er wat versoepeling in. Dan werd er gezegd: “Jaap, of broeder Monulphus, dat was z’n kloosternaam, jouw zus is vijfentwintig jaar getrouwd, als je zorgt voor een vervanger, nou dan mag je daar naar toe gaan.”Nou, dat heb ik dus heel vaak gedaan, dan ging ik er vrijdagsavonds naar toe en dan bleef ik er tot zondagsavonds, met slapen. Nu hebben ze allemaal een eigen kamer, maar toen lagen ze met vijfentwintig bij elkaar. Nou, dan snap je wel dat ik de eerste avond dat ik daar kwam, nou ik was nog niet binnen of daar vlogen de kussens al. Ja, wat moet je dan doen, nou toen zei ik: “Nou, ik tel drie minuten, gooi maar zo veels als je kunt, maar dan is het afgelopen.” Nou, ik dacht dadelijk vliegt het H. Hartbeeld van de kast. Maar goed, men accepteerde het en dan was het: “Finito en nou gaan we slapen.” Ik had mijn hart verpand aan dat publiek en het is ook niet bij me opgekomen, behalve een paar twijfelgevalletjes, maar ik heb ook nooit naar een andere school willen gaan. Ik eiste dat ook van mijn sollicitanten. Toen ik directeur werd, toen werd mijn eerste sollicitatie… ik ging toen naar de rector toe en ik zei: “Er komt nu een vacature, hoe wordt dat afgehandeld?”Nou”, zei hij, “ik ga ervan uit dat u dom bent als u niet de beste pakt. Als je er dus eentje hebt, dan kom je hem maar voorstellen.”Nou, zo is het gebleven, ja, dat is veranderd toen de OR kwam, dat krijg je nou niet meer klaar. Dat betekent dus dat ik jaren zelf mocht uitzoeken wie ik geschikt vond. Als ik dan een gesprek had en ik merkte bij voorbeeld dat er wat antipathie was tegen een bepaalde orde of zo, ja het was een katholieke instelling en het doel van de stichter was ook om de verwaarloosde jeugd te helpen. Ja, wij waren rijksambtenaar, maar ik
32
heb toch ook altijd gezocht naar mensen die hart voor het internaat hadden. Om maar een voorbeeld te noemen: als er op een gegeven moment een bepaald feest was, dan moesten er ook aardappelen geschild worden. Nou, dan had je twintig kistjes en twintig jongens en dan was er binnen de minuut iemand die zei: “Nee.” Nou, dan had je een conflict en dan kon je wel zeggen zoals een broeder zei: “No skilling, then nothing.”Nou dan zei ik: “Kom jongens, we zullen eens zorgen dat we zo lekker kunnen eten.” Ja, ik heb altijd proberen te zorgen voor een team dat positief stond tegenover het internaatsgebeuren. Niet iemand die zijn lesjes afdraaide van acht tot half vijf en dan zei: “Daag.” Zo, u was in die tijd, vanaf ’70 ook gemeenteraadslid in Maastricht? Ja, en ook fractievoorzitter vanaf die tijd. Dat heb ik ook een aantal jaren gedaan en toen stond de stoel van wethouder natuurlijk ook open. Ik zal u wat zeggen: Maria van der Hoeven die is ook een keer kandidaat-wethouder van Maastricht geweest, als ik me toen had opgegeven, wat ik niet heb gedaan, was ik het geworden – zij is het toen ook niet geworden. U zat toen in de gemeenteraad van Maastricht, voelde u zich toen meer Heerdenaar of Maastrichtenaar? Ja, ja ( Heerdenaar). Het was dus zo, ik weet niet of u het hebt gevolgd over Leers? Ik heb er iets van gelezen. Dat gaat dus over belangenverstrengeling, daar hoeven we het verder niet over te hebben. Ik heb altijd gezegd: “Ik ben gemeenteraadslid voor de hele stad, ook voor Caberg, ook voor St. Pieter, maar daar moet me verder niet iemand euvel duiden, maar als het gaat over Heer, dan ben ik aan het woord.”Het is toch van de gekke dat toen de bieb in Heer op de voordracht stond om weg te gaan, dan zou het toch van de gekke zijn dat ik als voorvechter van Heer en 100%, 200% overtuigd ben dat deze bieb goed draaide en centraal ligt, want dat doet ze ook, want er komen mensen uit Amby en uit Keer, dat ik dan in de gemeenteraad zou zeggen dat ik twee petten ophad en dat er iets van belangenverstrengeling zou komen. Ik heb me daar nooit iets van aangetrokken, dat verwachtte ook niemand. Gabrielle Beckers, die was van de SP geloof ik en die is er inmiddels ook uit, och dat was een leuke meid, nou die zei toen bij dat verhaal over de bieb: “Nou wat Kerckhoffs zegt, dat klopt, dus ik ben er voor.” Gelukkig dat de rest van de raad toen ook is meegegaan en ze staat er dus nu nog. Ik heb ook altijd gezegd dat ik voor de hele stad gemeenteraadslis was, maar ik ben gestuurd door Heer, want daar krijg ik mijn stemmen van, van Maastricht krijg ik geen stemmen. U bent dus een hele poos gemeenteraadslid geweest? Ja, tot 2002. Ik ben nu gestopt, maar ik had nog kunnen doorgaan, ja, maar het gemeenteraadswerk werd toch wel zwaar. Zeker toen ik fractievoorzitter was, want dan zat je in die commissie of in die commissie en dat betekende dat je er toch wel drie avonden per week er zoet mee was. Ja, toen heb ik in 2002 gezegd dat ik ermee ophield. Als ik de volgende keer weer mee zou doen, dan zou ik geen tweeduizend stemmen meer halen, die tijd is voorbij, maar ik zou wel gemakkelijk de kiesdrempel halen. U volgt de politiek natuurlijk nog op de voet? O ja, absoluut. Wat vindt u dan van de A2, want ik heb de indruk dat wij Heerdenaren er behoorlijk wat last van gaan krijgen… Nee, dat denk ik niet. Misschien dat wij wel een paar jaar wat verkeersprobleempjes gaan krijgen, maar het speelt zich toch af aan die kant.
33
Ja, mijn man heeft tijdens een bijeenkomst hierover wat gehoord over de afwatering. Men vond dit toch nog wat problematisch. Ik weet niet of men daar al technisch iets aan gedaan heeft, maar laat ik zo zeggen: men heeft van Onder de Kerk en nog verder naar de Burcht toe, daar komt nu een waterbuffer. Daar heeft men ook al de riolering groter gemaakt, dat zou men kunnen zien als aanloop tot. Nee, dat denk ik niet. Waar u woont, daar hebben wij nog gespeeld met bootjes, och dat kon geen kwaad, want het water was maar zo diep. Het winkeltje Het Demertje, die huizen staan er al wat langer, maar daarachter was het allemaal open, dat waren weilanden. Ik heb nog een aantal vragen voor u: we hebben het gehad over de A2, over de annexatie. Ik wil het ook nog hebben over 1960, toen kwam hier een Molukse wijk. Heeft u dit bewust meegemaakt? Ja, dat was in 1960, 1961. Ja, dat was een politiek item, dat betekende gewoon: “Moeten wij dit doen? Moeten wij deze wijk naar binnen halen?” Er speelden twee factoren mee: op de eerste plaats een maatschappelijk gebeuren. Je kon die groep die ons toch wel een beetje trouw was gebleven in Indië toch niet in de steek laten. Die groep, die zat toen in Rijckholt in eigenlijk onmenselijke omstandigheden – maar dat zaten ze eigenlijk overal. Een tweede factor was dat er vanuit Den Haag mee werd geschermd van: “Deze mensen blijven een jaar of acht hier, en wie krijgen dan de woningen: jullie uit Heer.” dat was een buurt erbij. Er waren vanaf het begin mensen die geloofden daarin, maar er waren ook mensen die zeiden: “Als die eenmaal hier zitten, die krijg je niet meer terug.” En dat is ook gebeurd. Heeft u daar zelf ook nog een rol in gespeeld, politiek of anderszins? Nou, vanaf het begin heb ik het mee gevolgd en mee beleefd. Het duidelijkste bewijs: een paar maanden geleden hebben ze nog een feest gehad in het Molukse kamp en ik loop daar dus naar binnen. Mee dat ik daar loop komt men naar mij toe en drink ik daar een pilsje. Ik moet ook zeggen in het algemeen, behalve een paar keer bij die rellen, dat was niet leuk, dat valt ook niet goed te praten. De integratie in Heer van de Molukkers, dat valt ook tegen. Er zijn er wel, hiertegenover woont ook een Moluks gezin, daar heb je geen last van, integendeel, ik zeg ook goeiedag en zo, maar echte integratie, ze doen in het algemeen weinig aan het algemeen gebeuren, terwijl ze toch kansen genoeg krijgen om mee te doen met een vereniging of n’importe wat. Maar Molukwi (?) dat is hun vereniging., die houdt wel feesten in hun zaal, maar dat zijn besloten feesten, daar gaan geen andere mensen naar toe, ja, ik loop er wel eens binnen. Het is wel zo, dat merk je de laatste jaren, dat er meer gemengde huwelijken plaatsvinden. Ja, de eerste jaren, ja het is wel gruwelijk wat ik zeggen, maar dan werd er in Heer, maar trouwens ook ergens anders, gezegd: “Heet dat mich un broen gepak,”als het een man was. Of van een meisje: “Kump dee mit un zwarte aon.” “Het zal wel niet lang duren, het is een andere cultuur,”dat werd dan in eerste instantie gezegd, maar dat is nu weg. Wat dat betreft is de wereld vooruit gegaan. Ik heb bij voorbeeld een zoon en die heeft geen verkering. Als die zou komen met een Ambonese, in mijn hart zou ik zeggen: “hij mag het liefste met iemand van de Kruisweg komen” (?), maar dan zou ik zeggen: “Ja, jongen, als dat jouw keuze is dan mag dat van mij.” Ik zou daar verder geen stampij van maken, dat was in die tijd wel, maar dat was niet alleen hier, dat was in Groningen ook. Uw zoon woont niet in Heer? Jawel, hij woont hier en in Heer: hij woont bij het tennisveld, maar hij komt hier elke dag eten.
34
En hij voelt zich ook echt Heerdenaar? Ja, gelukkig wel. Ik heb eigenlijk geen directe vragen meer, maar ik wilde nog een keer terugkomen op mijn vraag aan het begin: Wat was voor u de grootste verandering na de annexatie, wat maakte het karakter van Heer anders na de annexatie? Ja, verschillende factoren. Als iemand mij vroeger nodig had als wethouder, dan stond hij hier voor de deur, of hij zag me zondags op het voetbalveld. Een directe bestuurder en besturen, dat mist men toch wel. En ook: de gemeente Heer zou nooit van z’n leven de bieb wegdoen. Ook niet als het financieel niet ging, desnoods gingen we langs de deuren. Dat was ondenkbaar. We hebben echt moeten knokken en we hebben echt gelobbyd. Ja, je moet minstens twintig stemmen voor hebben. Vorige week stond er bij voorbeeld, wat daar uitkomt weet ik ook niet, maar er stond dat het voetbalveld van Heer naar Scharn zou gaan… Ik ben met beide verbonden, een zondag speelt Heer thuis en dan ga ik naar Heer en een zondag speelt Scharn thuis en dan ga ik naar Scharn. Dan lees je dat in de krant, een totale verrassing en hoe zich dat gaat ontwikkelen, dat weet ik niet. Als Heer Heer nog was dan zou bij niemand de gedachte opkomen om een voetbalclub die al vanaf 1925 bestaat, om die helemaal buiten te zetten. Zo zijn er wel meer dingen geweest. En dan ook, een Heerdenaar en een Maastrichtenaar, daar zit toch wel verschil in. Wij zeggen altijd: “De meeste Maastrichtenaren die werken zoals ze spreken en dat is langzaam.” U begrijpt, er zit nog altijd wat.. Als mijn zoon ooit zou trouwen en hij zou kinderen krijgen, ja dan krijgen die wel wat van opa te horen. Dat zijn verhalen, maar ja, dat verwatert ook. Nu is het zo, de groep van vanaf de vijftig, de meesten zijn nog altijd niet happy met dat gebeuren. Als Heer Heer was gebleven, wij bouwden ieder jaar zo’n vijftig tot vijfenzeventig woningen en dat betekende: die mensen werden geïntegreerd. Hoe dat precies ging hing van toevallige omstandigheden af, maar die kwamen bij die voetbalclub, of die kwamen bij die harmonie of bij n’importe wat voor vereniging. Maar neem nu Eyldergaard, met alle respect voor Eyldergaard, of neem De Heeg, met alle respect voor De Heeg, die sluiten nooit aan bij Heer. Dat is nu al vijftien jaar zo en ik volg dit, die sluiten nooit aan door de massaliteit. Ze komen misschien een keer voetballen, maar dat is het dan. Dat is voor hen ook een nadeel, want ze zitten qua gemeenschappelijkheid op een eilandje. Ook Vroendal, een prachtige buurt, het is nog niet helemaal klaar. Maar ik vertel u, ik heb tot nu toe nog maar met twee mensen contact, die mij aangesproken hebben ergens over. Verder heb ik met niemand contact, misschien hebben ze er ook geen behoefte aan. Meneer Kerckhoffs, het is half vier, ik dank u heel hartelijk voor dit gesprek. Ik zou u nog wel meer willen vragen. Ik zou ook nog wel verder willen praten over de jaren negentig, want ik heb nog een lekker gevulde agenda: een paar voorzitterschapjes, ik ben gelukkig nog bezig. Dan ben ik blij dat u met uw drukke agenda tijd heeft willen vrijmaken, want mij en Zicht op Maastricht heeft u geweldig geholpen.
35
Interview met mevrouw Nikijuluw, d.d. 27 – 09 – 2007 Mevrouw, ik ben heel blij dat u bereid bent om een aantal vragen te beantwoorden! Mijn eerste vraag aan u is: Wie bent u? Kunt u zichzelf kort voorstellen? Ik ben zoals je net hoorde Hennie Nikilujuw en alleenstaande. Binnenkort 61 jaar en ik woon hier in de Molukse wijk in een aanleunwoning, niet aanleunwoning maar een seniorenwoning.
Deze straat heet "Onder de kerk", op de achtergrond ligt de Petrus Bandenkerk. De foto dateert van 1915.
Kunt u mij ook zeggen wanneer u precies bent geboren? Ik ben geboren op 3 december 1947 in Singaradjah, dat ligt op Bali. Hoe was uw gezinssituatie? Ik was de oudste en daarnaast heb ik nog drie zusjes en een broer. Wij zijn uit Indonesië gekomen toen ik een jaar of vier was, dus daarover kan ik niet veel zeggen. Wij zijn toen naar Aardenburg gegaan, daar hebben we misschien twee jaar gewoond. We hebben daar nog de watersnoodramp meegemaakt, gelukkig niet bij ons, waar we woonden. Van daaruit zijn we naar Eijsden gegaan, naar het Kapucijnenklooster en van daaruit zijn we toen naar Heer verhuisd. Het is al 45 jaar dat we hier in Heer wonen. Dat is al een hele tijd! Ja, toen we met de boot hier naar toe kwamen, dat kan ik me niet herinneren. Ik kan me wel herinneren dat we naar Aardenburg werden gebracht. We zaten een klein eindje in de bus en het was avond en ik zag licht. Er was kermis, er was schijnbaar kermis in het dorpje toen wij daar aankwamen. Je zag die draaimolen, verlicht, dat kon ik later thuisbrengen. Voor de rest kan ik me niet veel herinneren van de oversteek. Wel Aardenburg met de watersnoodramp. Dat op een zondag de beheerder van het kamp bij de kerk kwam om te vragen of vanuit de kerk mensen wilden helpen op bepaalde plaatsten. We hebben een leuke tijd gehad in Aardenburg en toen in Eijsden. We hebben in dat Kapucijnenklooster een heel leuke tijd gehad. De kerk en het hele kantinegebeuren, alles is daar in dat klooster bij elkaar. Kunt u zich nog herinneren toen u in Aardenburg kwam, in wat voor woning u kwam? In barakken. Ja, we werden in barakken geplaatst, net als in Schattenberg waar toen de Joden hebben gezeten.9 Hoeveel ruimte had u toen met het gezin? Ik kan me nog herinneren, we hadden een kamer, een grote kamer, een zitkamer zoals je dat noemt, want vroeger had je dat niet. Een keuken en misschien twee slaapkamers en een lange gang. Ja, die barakken, dat is helemaal aan het eind van het dorp aan een landweggetje. Ja, een eind van het dorp, helemaal apart. 9
Het voormalig doorgangskamp Westerbork werd na de oorlog het opvangkamp voor de Molukse KNILmilitairen, de Schattenberg, bron: http://geschiedenis.vpro.nl
36
In Eijsden, dat is een klooster, dat is heel leuk. Ja, de mensen die van buiten komen, schoolkinderen, vriendinnen, die vonden dat heel leuk. Er was een pleintje waar je kon spelen. Je had dan een keuken waar je het eten kon ophalen. U had geen zelfstandige keuken? Later pas, toen we een kookplaatje kregen. Naderhand zijn ze overgegaan op butagas. Kookte u dan in de ruimte waar u woonde? Ja, u moet zich voorstellen, dat waren grote gezinnen. Eerst woonden we, ik weet niet meer hoe dat heette, Kapellen geloof ik, naderhand zijn we verhuisd, toen kregen we meer kamers. We hadden toen drie slaapkamers, een zitkamer en een keukentje. Dat was in Eijsden. Ja, in Eijsden daar werden we met een schoolbus opgehaald ‘s morgens en dan gingen we naar de Suringarschool, die nog altijd bestaat. Daar zaten dan de Ambonese kinderen, zo heette dat nog toen, de Ambonese kinderen, samen met de protestantse kinderen. Ik herinner me dat ik toen nog bevriend was met iemand die in de Hoogbrugstraat woonde. Dat waren mensen die wat minder bedeeld zijn. Ja, ik weet niet hoe dat is in de samenleving in die tijd. Ja, dat waren kinderen uit de Hoogbrugstraat en van die straten uit Wijck, ja ik weet niet waar al de kinderen vandaan komen, die zaten op de Suringarschool. U was niet protestant? Ja, dat waren protestantse kinderen en het was een protestantse school. Ik dacht dat veel mensen uit de Molukse gemeenschap katholiek waren... Nee, nee, wij zijn protestant. Er kwamen toen ook kinderen uit Rijckholt, want er was ook een klooster in Rijckholt en die worden met bussen ‘s morgens opgehaald. En dan gingen we naar school. Op woensdag en ook op zaterdag, dan worden we ook gebracht, maar als hier in Heugem hoog water staat, dan kunnen we niet door. Met die bussen, dat vonden we geweldig, maar soms had je dan dat je niet door kon, dan hadden we vrijaf. Ja, vanuit Eijsden verhuisden we naar Heer en na de lagere school ben ik bij de Ursulinen de huishoudschool gaan doen. Dat is nu het gemeentehuis van Eijsden, dat was bij de Ursulinen. Daar ben ik twee jaar geweest en toen we hier naar toe zijn verhuisd ben ik naar Wijckerveld gegaan, daar heb ik de coupeuseopleiding gedaan. Bij de zusters, dat was heel leuk, daar waren internen en externen. U heeft niet als interne gewoond bij de zusters? Nee, ik was extern. Interenen waren kinderen van zakenmensen, die hadden geen tijd s’ avonds voor de kinderen en dan was er vroeger een internaat. Die waren van maandag tot vrijdag en in het weekend gingen ze naar huis. De internen kregen ’s morgens brood en wij gingen naar huis om te eten. In ’61 kwamen we in Heer. Dat heette toen de Barakkenstraat en verder op was het kamp. Dat was heel ver af. Hoe vond u dat? In het begin vond je dat normaal, omdat je in dat klooster hebt gewoond. Ja, je wordt er naar toe gebracht, je weet niet beter. En ja, je hebt de groenteboer, de supermarkt, ja dat was later. Ja, het was een fijne tijd, maar als je later erover na gaat denken, dat we zo apart werden gehouden… Ik kan me nog herinneren, als er bruiloften worden gehouden, ja later zijn er huizen omheen gebouwd. Ik kan me nog herinneren dat er bruiloften werden gehouden tot ’s morgens vroeg, maar dan hadden de mensen daaromheen overlast, dan gingen ze klagen. Ja,
37
wij woonden daar eerst. Ja, ze gingen daar bouwen. Ja, het is toch wel goed gegaan, maar ja, bruiloften zijn nou niet meer zo lang. Dat moet wel pijnlijk zijn geweest? Ja, dat was pijnlijk. Ik kan me nog herinneren, mijn broer zat in het feestcomité en toen zijn ze wel geweest. Ja, het is wel goed gekomen. En wij wonen wel mooi daar. Het is meer uitgebreid, eerst had je alleen de Molukse wijk in de Godefridus van Heerstraat en de Barakkenstraat. Dat is later Haspengouw geworden. Toen zijn er 10 woningen gebouwd, daar zijn meer jonge gezinnen gekomen. Toen zijn er 12 seniorenwoningen gekomen, achter de Molukse wijk. Toen u naar Heer kwam in ’61 kreeg u dus een eengezinswoning? Ja, dat klopt. Dat was een woonkamer, zitkamer, een keukentje en vier slaapkamers. Later is dat verbouwd, toen is het uitgebreid en is er een extra keuken bijgekomen en het keukentje bij de woonkamer getrokken. Er is toen centrale verwarming gekomen, ja kijk, vroeger had je de kolenkachel met kolen. De kolenboer woonde niet ver van bij ons. Och vroeger, dan weet je niet beter. Ik kan me wel zo voorstellen dat u het vroeger koud heeft gehad. De winter was wel strenger dan nu. Toen u als klein meisje uit Indonesië kwam, toen zult u het wel koud hebben gehad. Ja, als je de oude foto’s van vroeger ziet, dan zie je dat zo als ze dat tegenwoordig dragen: een broek met een jurk erover heen, en een vest. Och, je wist niet beter. Och, dat is wat voor die oudere mensen, dat is een hele overschakeling geweest. Kunt u zich nog herinneren hoe u moeder gereageerd heeft op die overgang en dat aanpassen voor haar? Ja, dat is moeilijk. We hadden een mooie kamer, in het klooster. Daar was ook centrale verwarming, van buizen. Maar toen kwam je hier in de wijk wonen, toen had je een potkachel, geen verwarming. Mijn moeder zorgde heel goed voor ons, dat we vitamines kregen. Zodra de –r in de maand kwam dan zeiden we: “Daar begint mamma weer.”Dan had je van die halitraan, dat waren capsules, ik weet het nog, dan lag bij ieder bordje ’s morgens vitamines. Voordat je je bordje leeg had…en melk…dat krijgen wij dan op school. Dan krijgen we iedere dag melk, in de winter zit dan zo dik de room dan, van de melk. In de zomer was dat wel heerlijk. Ja, we kregen goed vitamines. Ik kan me wel voorstellen dat het voor uw moeder moeilijk was om producten waaraan ze gewend was, om die te kopen. Kunt u zich daar nog iets van herinneren, bij voorbeeld hoe ze boodschappen deed? Ik weet wel dat ze vroeger maaltijden kregen, dan kookte iedereen wat je normaal was, rijst en zo. Later kregen de vrouwen naailes en dan kregen ze ook kookles. Ik kan me nog herinneren, dan kwam mamma met aardappelen en gehakt en jus en iets van groente, niet in een botersaus, maar een bloemsaus, ja dat was bloemkool. Ik vond het herlijk, maar mijn vader niet. Die wilde zijn buikje vol met rijst, maar voor ons was het heerlijk. Zo hebben we dan de Hollandse kost leren eten. Ik kan me nog herinneren toen ik zelf klein was en een paar huizen van ons vandaan woonde ook een Moluks gezin en toen mocht ik een keer mee-eten. Toen kreeg ik rijst met erwtensoep erop.
38
Ja, dat klopt. Jullie eten de erwtensoep alleen. Wij niet. Ook de bruine soep, ook met rijst. Lekker. Dan pak je de rijst en dan doe je de soep erop. Heerlijk. En dan doet mamma er nog altijd van die gehaktballetjes erbij. Dat is dan lekker. Dat hebben we nog altijd: bruine bonensoep met rijst. Ik was toen een jaar of acht, negen, dus ik moest er wel even aan wennen. Maar het was wel lekker. U vertelde dat u in ’61 in Heer bent komen wonen en dat u naar de huishoudschool bent gegaan. U bent bij uw ouders blijven wonen? Ja, van daaruit ging je toen werken. Wat heeft u voor werk gedaan? Ik ben toen in een modezaak gaan werken, na de coupeuseopleiding. In de Rechtstraat ben ik in een modezaak gaan werken, ja, 37 jaar. Ja, dat was heel leuk. In die tijd naaide men alles zelf. In die tijd bestond confectie nog niet. Ik kan me nog herinneren, toen ik daar kwam werken in de Rechtstraat, bij modehuis Bremer, toen maakte men nog de communiejurkjes. Ja, de meisjes maakten die dan klaar en ik runde met mevrouw Bremer de zaak, met haar dochter eigenlijk ook. Dan werden stoffen gekocht, de mensen kwamen dan stoffen uitzoeken, een patroon, een model jurk werd dan gemaakt. Dan werd geknipt, ik samen met mevrouw Bremer. De klanten kwamen dan om te passen. Zo heb ik dan veel geleerd. Ja, dat heb ik 37 jaar gedaan. Later is de confectie gekomen, er kwamen veel modezaken, dus de concurrentie was groot. We hebben het toch volgehouden. Ja, toen kwam de confectie. Ik vond de tijd dat je alles zelf maakte toch leuker. Vooral de communiejurkjes. Ja, dan kwamen de moeders en de oma’s ook, die moesten ook gekleed worden. Ja, dat was leuk, maar op een gegeven moment moesten we toch sluiten, omdat mevrouw ook ouder was geworden, die moest naar een verzorgingstehuis. Ja, dat was jammer. Ja, ik was heel goed door de familie opgenomen. Ja, ik was bijna negentien toen ik voor het eerst daar kwam om te werken. Heeft u daarna nog ander werk gedaan? Ja, toen ben ik, intussen was ik 46 jaar en ik had alleen ervaring in de modebranche. Ja, dat is heel moeilijk, ik geloof voor iedereen, want ze pakken liever een jonger iemand, dat is goedkoper. Ja, ze hebben dan minder ervaring, maar ze zijn wel goedkoper. Ja, toen heb ik twee weken thuis gezeten en toen moest je de WW in. Ja, dan komen de muren op je af, want je bent altijd gewend om te werken. En voor mij: ik voelde me nog te jong. Toen ben ik via een vriendin in een schoonmaakbedrijf begonnen. Heel ander werk en je hebt met veel..(?).. te maken, Marokkaanse vrouwen, Turkse vrouwen. Leuk. Toen ik solliciteerde bij de Hago, zeiden ze: “Is het niet te zwaar voor je? Het is een heel andere wereld.” Nee hoor, net leuk. En dat doet u nog steeds? Ja, nog steeds. En dan ontmoet ik oudere dames, klanten die we gehad hebben. En dan zeggen ze: “Wat jammer dat het moest sluiten.”En dan zeg ik: “Ik doe tegenwoordig interieurverzorging”. “Dat is toch heel leuk, ” zeggen ze dan en dan denken ze dat ik gordijnen ophang en zo. Dan zeg ik dat ik schoonmaak en dan zeggen ze: “Dat is toch ook heel leuk.” Want bij interieur denken ze aan vloerbedekking en allemaal en dan maak ik een grapje daarover. Helaas ben ik twee jaar geleden ziek geworden en daarom ben ik hier ook terecht gekomen. In 2005 heb ik na acht jaar menopauze..een bloeding..ja..zo is het aan het rollen gegaan. Ze dachten een vleesboom, maar ik zag het al op de echoscopie, daar zag je het al..ze waren ook allemaal zenuwachtig. Toen ben ik op 12 december geopereerd en op 13 december eruit. Op 5 januari 2006 het slechte nieuws, baarmoederhalskanker. Ja, ja, maar je
39
gaat ervoor. In januari een grote operatie, zes weken in een herstelkliniek. Intussen ben ik al van thuis weggegaan. Alle kinderen zijn de deur uit, getrouwd en ik kon niet alleen, … seniorenwoning..Ik ben heel goed opgevangen, vriendinnen, collega’s, allemaal. Maar ja thuis, toen ben ik in een herstelkliniek in Valkenburg geweest. Heel goed opgevangen allemaal. Ik ben ontslagen op 13 maart en toen heb ik dit huis gekregen. Maar dan zat je thuis. Maar als je dat hebt… Je hebt begeleiding nodig. Iedereen heeft z’n eigen werk met kinderen en kleinkinderen. Ik ben geholpen door Connies’mamma10 en zo ben ik in april erin gerold. Dit is een dagopvang voor de oudere leeftijd en dat vind ik wel fijn. Ik heb nog een tweede grote operatie ondergaan op 11 augustus, plastische chirurgie, omdat ze het laatste stukje hadden laten zitten. Toen ben ik even terug gegaan met de rollator en toen ben ik naar het Toon Hermanshuis gegaan. Een heel andere omgeving. Vervoer Op Maat heb ik intussen ook gekregen. Dan kom je daar, heel leuk opgevangen. Je zit ook in die groep wat daar allemaal mee te maken heeft. Je hoeft niet met de familie …(?). je wordt daar heel goed opgevangen, je kan daar ook yogalessen doen. Daar ben ik ook yoagalessen gaan doen. Op een bepaalde tijd ben ik ook weggebleven. En ze maakten zich ook zorgen, ( vroegen) hoe het met me is. In die tussentijd dat ik niet meer ging, kreeg ik van het Provinciehuis waar ik voor werk, sporttherapie. Want ik heb aangegeven, ik wil terug in de maatschappij. Ik heb ervoor gevochten, want ik wil echt terug in de maatschappij. Toen heb ik een keer per week pittige sporttherapie gehad, want het is zwaar werk, maar door die sporttherapie ben ik echt. geholpen, en ook door die yogalessen. Die uren en die dagen komen niet uit. Tot nu toe ben ik niet terug gegaan naar het Toon Hermanshuis. Dat is weer opgehouden die sporttherapie, dat was van april tot vorige week, toen was het laatste gesprek. De evaluatie. Is alles goed gegaan. Het was zwaar. Echt. Maar ja, ik ben weer terug. Zes uurtjes, maar ik kan niet meer die dertig per week We zijn begonnen met zes uur per week schoonmaken, toen zijn we naar twaalf uur gegaan, toen zijn we weer terug gegaan naar negen uur per week, toen hebben we weer opgebouwd tot twaalf. Van afgelopen maandag mag ik (?) uur per week, maar wel op therapeutische basis. Het is wel zwaar hoor. Ik heb collega’s die zeggen als je moe bent moet je het zeggen. Maar nee hoor, ik heb gezegd “Ik wil terug” en dan maak je dat ook. En positief denken: “Dit is leuk” en dan maak je het ook. Zo houd je je jong zeg ik maar. Wat dapper van u…Heeft u ook veel steun gehad uit de Molukse gemeenschap? Heel veel. Ze vragen altijd: “Hoe gaat het met je?”. Ja, want twee weken geleden, toen had ik ’s morgens gewerkt bij Mosae Forum, van zeven tot negen, en dan nog drie bedrijven en nog bij DHL van zes tot half acht en dan ben je toch moe de volgende dag. Dan kom ik hier naar de dagopvang en dan gaan we eten en daarna ga ik even rusten. Normaal zetten ze dan de muziek hard, maar de mensen zeiden: “Kijk ze slaapt”en toen heb ik heerlijk geslapen. Hoe ze met je meeleven. Ja, in juni heb ik aangegeven dat ik weer ben gaan werken en de indicatie gaat op den duur verlopen. Ik ben nog 100% ziek, maar ja. Ze hebben gezegd dat ze het nog even laten doorlopen, want stel, je bent nog niet volledig aan het werk….(?)… In het begin is het moeilijk, kom je weer bij een instantie en moet je van het begin af aan vertellen, met alle emotie..Nou moet ik afkloppen, nou gaat het beter, maar ik weet niet straks met die aanvraag en weer een medisch onderzoek..Nou had ik zo gedacht, als ik weer werk, niet dertig uur dan kan ik hier ook komen om te helpen bij de dagopvang. Nou, daar doet u goed werk mee. Ja, je hebt veel geduld nodig, heel veel geduld, als vrijwilliger. Ook bij het Toon Hermanshuis, ja. Als straks de indicatie afloopt en ik weer volledig moet werken. Ja, ik heb ook collega’s die zeggen: “Hennie, dat jij met die rollator komt, dat kan niet”. 10
Connies Lewerissah, opbouwwerker o.a. in de Molukse wijk in Heer.
40
Om de drie maanden moet je terugkomen. Ja, ik heb geen bestraling en geen chemo gehad. Dat was niet nodig..Ik moest iedere keer om de drie maanden terug, maar in mei werd gezegd: “Nou mevrouw, om het half jaar.” Op een gegeven moment kwam iemand van de Thuiszorg, dat is nogal een flinke vrouw, en ik vroeg haar of ze ook met de patiënten mochten wandelen. “Nou, vindt u dat nodig dan gaan we een half uur zo onder de arm, zonder rollator.” Nou dat ging goed, zo heb ik mezelf terug gevochten. Toen onder de mensen, weer terug in het leven. Op het Stadskantoor, daar zat ik op de afdeling Bouw en Toezicht, nou je weet daar maak je schoon. Maar ik kreeg heel veel steun, van alle objecten waar ik werkte. Toen ze me terug zagen, o blij.
Dat doet goed, hè. Ja, dat doet goed. Ja, dan pak je de draad weer op en dan ga je ook anders leven. ook je omgeving, ik geloof dat die ook anders zorgt. Uw broer en zussen, wonen die ook hier in de buurt? Ja, ja, een zus woont in Elsloo, tussen Nijmegen en Arnhem, maar met het openbare vervoer.. Ja, dan kom ik hier met mijn fietsje, maar ik sta ook op voor Vervoer Op Maat, maar ik ga eerder weg, dan ga ik naar het provinciehuis, want daar moet ik straks beginnen. Je hebt het toch laten zien. Je hebt toch laten zien dat jet het onder controle hebt. U heeft het tot nu toe gered! Wat een indrukwekkend verhaal. Ja hier met de oudere mensen.. Je moet echt doorvechten. En met hulp van Onze Lieve Heer. Een mens heeft echt hulp nodig. Och, je wordt geholpen met de trein en met de trap….. Ja…ik wil toch nog graag met u terug naar de tijd dat u met uw vader en uw moeder, uw broer en uw zusjes hier in Heer woonde. U vertelde dat u naar school bent gegaan en toen bent gaan werken. Tot wanneer ben t u bij uw ouders blijven wonen? Ik ben bij pappa blijven wonen, even kijken, ja, tot 1994, toen ben ik alleen gaan wonen. Was uw moeder toen al gestorven? Mijn moeder was al heel vroeg gestorven, in 1979. Ja, heel jong gestorven. Ik ben toen bij pappa gebleven om voor het gezin te zorgen. Mijn ene zusje was toen al getrouwd en mijn derde zusje was ook getrouwd, maar mijn jongste zusje..we schelen zeventien jaar. Ja, toen we hier waren kwam er na tien jaar nog een nakomelingetje. Zo is het gezin dan opgevangen, ik met pappa erbij. Toen ben ik ook parttime gaan werken. Ja, het is goed gegaan, iedereen de deur uit. Later is pappa weer hertrouwd. Toen ben ik de deur uitgegaan. Ja, je bent altijd zo gewend, maar ja. Dat was toen een moeilijke tijd. Is uw vader hertrouwd met een vrouw uit de Molukse gemeenschap? Nee, uit Ambon hè. Het is een jong vrouwtje. Ze is goed voor hem. Ze zijn nu op vakantie, ze zijn maandag vertrokken. Afgelopen zondag is pappa zevenentachtig jaar geworden. Ze is lief voor hem. dat ze een verre reis kunnen maken. Ze moeten genieten ervan. Zo ben ik alleen gaan wonen. Ik heb een leuke tijd gehad met pa en ma. Ik ben streng opgevoed. Streng maar goed. Nu is het heel anders. Ik geloof bij jullie ook. Strenge opvoeding is toch goed. Zorgzaam, mamma was zorgzaam. Als je uit school kwam, stond een kopje thee klaar. Met koekjes, of brood dat over is, gebakken, heerlijk. Of brood als pap met melk, met hagelslag erover, als kleur. In een cakevorm in de oven, heerlijk. Als je ’s middags thuiskwam, dan zat je aan tafel. dat was zo. Nu is dat anders. Iedereen gaat aan zijn werk. Ze leven langs elkaar
41
heen. dat heb ik bij mijn broer gezien en ook bij mijn zusje. Maar och, interesse, dat zie ik bij mijn zusje dat ze dat toch overneemt. Met z’n allen aan tafel: “Hoe is het met jou? Hoe is het op het werk.”ja, wat je van thuis mee kreeg, dat neem je over. Ja, ’s morgens voor je de deur uitging, brood, ja het trommeltje staat al klaar. Erg zorgzaam dus? Ja, het lijkt wel of de ouders vroeger heel anders leefden, zorgden dat wij niets tekort kwamen. Het was zwaar, dat wel, ik weet wel als pappa vroeger thuiskwam. Hij werkte bij de Nipo ( ?) dat was een bedrijfje, een fabriekje, in de Boschstraat en als het licht is, dan ging hij bij de boer werken, plukken, verdienen. Ja, kinderbijslag was er al, maar toch, dan krijg je de opleiding van de kinderen. Dat merk je van arm en rijk, dat wat vroeger in de maatschappij was, dat dat weer terug komt. Ja ik weet nog dat pa daar ging werken, en dan koop je stoffen. dan zeiden wij tegen de juffrouw: “Dan kopen we stof, dan heeft pa weer geld en dan kunnen we weer verder.” Was dat bij een boer hier in de buurt? Dat was in Eijsden, we woonden toen nog in Eijsden. Dat was in de begintijd van de kersen, later de appels en de peren. Ja, dat deden we samen. We waren toen met z’n vieren, want mijn zusje woonde bij mijn tante. Och, ja, toen had je ook niet zoveel kleren. Je had zondagse kleren en kleren voor door de week, voor school. Ja, zondagse kleren, voor de kerk en de zondagsschool en daarna, uit, opgehangen. Ja, zuinig. Nam u ook wel eens klasgenootjes, vriendinnetjes mee naar huis? Ja, op de Suringarschool was ik bevriend met een tweeling, die woonden aan de Heerderweg, de Smitjes, ..(?).. en Jenny, die werden op school de Smitjes genoemd. Die komen met kerst ook om te vieren. dat was nog in Eijsden. Daar is ook een familiefoto van. Heel leuk met pa en moe, daar was een fotograaf in het klooster, ook met de Smitjes erbij. Bij mamma, dan moesten ze zo met hun hand op de schouder van mamma. Daar was mamma trots op, dat er Nederlandse kinderen bij ons de kerst vierden. Ja, als je komt dan moest je mee-eten. Ja, gastvrij. Ja, dat is ook wat je op de televisie ziet van Maxima, dat ze zei van: “Nederland, dat is een kopje thee en één koekje.” Ja, gastvrijheid. Ja ik ben ook eens geweest bij Leonore, met wie ik samen werk. Dan word je uitgenodigd voor koffie en vla. Dan kwam je binnen en ik zag al de tafel gedekt. Ik zei al: “Dat is hetzelfde als bij ons.”Ik dacht eerst, dat is voor de familie, maar zij zei: “Nee, na de koffie allemaal samen eten.” Ook Surinamers, die zijn ook gastvrij. En daarna, pakjes met wat er over is, meenemen naar huis. Wij leven anders, jullie leven ook anders. Ik kan me nog herinneren, toen in Aardenburg, heeft mamma via een kennis leren breien, truien, vesten alles. Ja, dat was zwaar. Ja, toen kwam u hier in Heer terecht, ver weg van alles.. Ja, ik weet, de groenteboer kwam langs, de bakker. Er kwam een bakker uit Eijsden, dat was makkelijker voor de oudere mensen. Ja en koken…( in Eijsden) ..was een keuken, dan was het twaalf uur en dan werd het in pannen gedaan.. vervolgens ging de bel voor de broodmaaltijd. dan kreeg je melk..Ja langzamerhand moest je het zelf gaan doen. De bakker kwam, de groenteman kwam.Ook kleding.. Ik weet nog in Eijsden, daar is een winkel die heet Kootje, een kledingzaak, dan kon je daar passen, jassen. Ik weet nog dat mamma daar een jas gepast heeft en die neem je dan mee naar huis. Daar word je dan gekleed van het geld dat je kreeg. Toen u in Heer kwam was u dus helemaal zelfstandig, moest u alles zelf doen?
42
Ja dat klopt. Had u toen ook contact met mensen in Heer? Ja met schoolkinderen. daar ga je dan naar toe en dan komen ze naar jou toe. Ik weet nog toen mijn jongste zusje wordt gedoopt dat mijn klasgenootjes uit Wijckerveld ook komen. Kinderen maken gauw contacten, zo met mee naar huis nemen. En uw ouders vonden dat goed? Ja, die vinden dat heel erg leuk. Ook als wij daar naar toe gingen, dan waren ze heel erg trots. Het viel me op bij Heer Totaal dat u zo betrokken was. Er was heerlijk eten. Het leek alsof de Molukse gemeenschap compleet geïntegreerd is. Ervaart u dat ook zo? Ja het eten was helemaal uitverkocht. Ja, dat was heel leuk. Ik heb dit twee keer meegemaakt. Ervaart u nou een groot verschil tussen het wonen in Heer nu en dertig jaar geleden? Ja, ik ervaar dat anders. In welk opzicht? Ja, in het begin, dan zat je daar alleen. je komt in een heel andere omgeving. je gaat heel anders met elkaar om. Voelt u zich betrokken bij Heer? Ja, Heer is Maastricht. Betrokkenheid in die zin, als je bepaalde winkels binnenkomt, dan praat je, over wat je hebt meegemaakt. Nu is het anders, open ..er wordt gepraat. Heel anders, je wordt gerespecteerd. Hoe ze leven, gastvrijheid het is anders. Ik heb een vriendin die is ook heel anders.. van de Hoogbrugstraat, die gastvrijheid. Als je bij haar binnenkomt is het ook van : “Eet je mee?” Ook als ik maandags na haar toe fiets, dan weet ik dan is haar poetsbeurt samen met haar man. Dan is het ook: “Nee, nee, kom binnen, dan drinken we koffie met vla”. Toch die gastvrijheid. Ook de annexatie van Heer, heeft u die nog bewust meegemaakt?Toen Heer van apart dorp wijk van Maastricht werd. Ik weet wel dat we toen allemaal wat in de brievenbus kregen, dat kan ik me nog herinneren. Voor een handtekening te zetten. Ja, er is ook een demonstratie geweest, voor tegen Maastricht. Daar was u ook bij? Nee, nee. Ik weet wel: “Wij willen niet bij Maastricht” en “Heer is Heer”. Ik weet wel dat wij ook met een praalwagen en in klederdracht , in kabaja, in de optocht waren en dat wij erbij hoorden. Kunt u zich nog herinneren of u daarvoor gevraagd was of dat dat zelf bedacht was? Wij werden daarvoor gevraagd. Ik herinner me ook nog de vlaggetjes, onze Molukse vlag, die werden opgehangen. Het regende toen en die waren van papier, rood gekleurd, en wij kwamen allemaal met onze kabaja’s onder de kleur. Dat kan ik me nog herinneren. dat was toen in Heer en dat was eigenlijk de eerste keer dat we er echt bij hoorden. Heeft u verschil gemerkt toen Heer geannexeerd was en bij Maastricht hoorde? Nee, ik heb geen verschil gemerkt. Alleen dat je nu voor alles naar de stad moet. In het begin had je de gemeente hier, ook een trouwerij had je ook hier, nu moet je naar de stad.
43
En uw huizen, ik neem aan dat het huurhuizen zijn, is daar iets veranderd? Ja, dat zijn huurhuizen. Ja, die zijn toen gerenoveerd. Laat ik even kijken, mamma is gestorven in 1981, toen ongeveer. De huizen waren veel te vochtig. Die zijn toen geïsoleerd en gerenoveerd. Weet u nog welke woningvereniging dat gedaan heeft? Dat was toen Mathias, ja, St. Mathias. Mijn broer zat toen nog bij de bouwbegeleidingscommissie. Die had toen contact met Mathias. ( Noemt verschillende namen uit de Molukse gemeenschap) zaten erin en mijn broer. Ja dat was wel nodig. Ja de kamer werd groter en de keuken werd verplaatst. Alleen de slaapkamer bleef hetzelfde. Dat was na de annexatie van Heer? O ja, Heer was toen allang bij Maastricht. De annexatie was in.. in 1970. O, dat was dus bijna 10 jaar nadat we hier zijn komen wonen, dat was in 1961. De woningen werden toen gerenoveerd door St. Mathias, maar nu is er toch een andere woningvereniging? Ja, Woonpunt. St. Mathias is toen samengegaan met een andere woningvereniging. Was dat Servatius, of misschien Maasvallei? Dat was Beter Wonen, kan dat? Ja dat kan. Ja ik dacht dat de meeste huizen in Heer werden beheerd door Maasvallei. Nee, wij hadden St. Mathias. Dan kwam er zo’n meneer om de huur op te halen. Die kwam dan en mamma betaalt iedere week. Ja, opa komt iedere week. Er waren mensen die iedere maand betaalden, maar mamma betaalt iedere week. Dan komt opa binnen, met z’n sigaar. Ja, een knappe man. En dan komt hij het ophalen en dan wordt er getekend, zoveel is betaald. Later is dat overgegaan op St. Mathias. Ja, later is er ook een fonds opgericht, voor de kerktoren in ’74. Bij gelegenheid van het …jarig bestaan van de wijk. Toen hebben ze hier nog een schenking gedaan, van de Maastrichtse fondsen (?). Weet u bij benadering hoeveel gezinnen er nu nog in de wijk wonen? Ja, 81. Ja, na de renovatie zijn van duplexwoningen een woning gemaakt. Ik geloof dat er nu 81 gezinnen zitten. En dan heb je nog de Haspengouw, daar zijn woningen bijgekomen en dan heb je nog seniorenwoningen, dan zit je over de 100. Zo, dat is veel! Ja, en dan heb je nog mensen die buiten wonen, jongeren die buiten wonen. Ik weet niet precies waar die mensen wonen, in De Heeg, of in Maastricht, of buiten Maastricht, Blauwdorp. Ja, de mensen zijn voor een deel uitgezwermd. Ja, je hebt ook jongeren die terugkomen, die het ouderlijke huis overnemen. Of een kleinkind. Na de renovatie was er een overeenkomst met St. Mathias: zodra de ouders niet meer in het huis konden wonen hadden de kinderen het recht om daar te wonen. De kinderen konden daar terug komen wonen, maar daar moest je speciaal voor ingeschreven staan dacht ik. Dat is prettig, dan heb je nog een huis
44
waar je herinneringen aan hebt. Hè, hier heb ik nog met mamma gewoond. Maar het is ook zo, dat kinderen een huis hebben gekocht en dat ze niet meer terug willen. Ja, ik heb een prettige tijd gehad met pappa en mamma, maar ook wel zwaar, vooral in de begintijd. Een nichtje heeft ook gewoond in de Haspengouw en de rest van de familie heeft ook een huis gekocht. Zijn getrouwd en zijn helemaal in het noorden gaan wonen. …. Alles gaat veranderen. Dan vraag je of je nog even in het huis mag kijken. Ja, op een gegeven moment moet je ook stoppen en afsluiten. … Ja, ik heb er veel meegemaakt. … Ja, als de kinderen dan weer terugkomen, leuk.. Er wonen eigenlijk alleen Molukse gezinnen in deze wijk? Ja, als er weer een woning leeg staat is die alleen voor Molukse gezinnen. Ja, dat is van de Mathias-vereniging, voor de saamhorigheid. … U heeft heel veel verteld, ik was ervan onder de indruk. Wat is nu uw sterkste herinnering wat betreft het wonen in Heer. Is er een herinnering waarvan u denkt “die koester ik”, misschien van uw ouders of van mensen uit de buurt? De saamhorigheid, het bij elkaar zijn met lief en leed. Ik hoop dat dat zo blijft. Wij zijn weg van huis en wij willen terug naar huis. Molukkers zijn op weg naar huis. Jammer genoeg zijn de kinderen hier en de oudere generatie daar. Het is een droom van ieder..om terug te gaan. Het is een wens om naar je vaderland..je vrijheid. Het is de wens van je volk, maar ja, we zijn weg gegaan. Wie weet, wie weet. We moeten samenwerken. Dat wat onze ouders hebben meegemaakt… Dank u wel voor uw indrukwekkende verhaal.
45
Interview met Zr. Brigitta Nulens, d.d. 28 – 04 – 2008 Zuster Brigitta, heel hartelijk dank dat u mij wilde ontvangen. Ik ga u een aantal vragen stellen, om te beginnen een paar persoonlijke vragen: wie bent u? Kunt u uw naam nog een keer noemen en zeggen wanneer en waar u geboren bent? Mijn kloosternaam is Zuster Brigitta. Ik ben geboren in België, in een klein dorpje bij Tongeren in 1931. Ik ben werkzaam geweest in scholen in Bocholt en nu ben ik dan in Providentia, een bejaardentehuis, daar ben ik nu 7 jaar. Een heel leven heeft u in het klooster doorgebracht. U bent op twintigjarige leeftijd naar het klooster gegaan. ( Verteld tijdens voorgesprek).Kunt u ook zeggen uit welk gezin u kwam? Had u broertjes en zusjes? Kaartverkoop R.K.S.V Heer, aan de Laan in den Drink, 1970-1975. Ik heb drie broers, drie. Ik kwam uit een heel eenvoudig gezin op de buiten. Mijn ouders hebben een winkel geopend en hard gewerkt, maar altijd heel veel weggegeven. Ze zijn nooit rijk geworden, maar ze hebben ons toch de kans gegeven om wat te studeren. Wat voor soort winkel hadden uw ouders? Een echte dorpswinkel met van alles: kruidenierswaren maar ook potten en pannen. In een hechte gemeenschap neem ik aan? Ja, een hechte gemeenschap. Ik ben met twintig jaar weggegaan. Ik heb een broer, die heeft minder gestudeerd, die hield er niet van en hij heeft de winkel overgenomen. Toen u weg ging als twintigjarige had u eerst de lagere school doorlopen, neem ik aan? Ja, dat klopt. En toen een middelbare school? Ik heb twee jaar pensionaat gedaan, het was oorlogstijd, waarbij ik feitelijk maar een jaar van de twee heb kunnen doormaken. Daar weet u natuurlijk niets van, maar dat was een heel akelige tijd. Maar ja, ik ben altijd blij geweest met de kansen die ik gekregen heb. Dan had men in België de opleiding in de Normaalschool, de pedagogische opleiding en met negentien jaar waren we gevormd. Klaar om de maatschappij in te gaan en u koos ervoor om het klooster in te gaan? Ik heb tantes en die zaten in twee verschillende kloosters, toen ben ik op de lagers school bij andere zusters geweest en toen ben ik op het pensionaat nog eens bij andere zusters geweest, ik heb mijn opleiding genoten bij andere zusters, dus ik heb mijn keuze kunnen maken. En u voelde dat dat uw weg was? Het was de juiste plaats, ik heb ook kunnen vergelijken. Ik had ook vriendinnen elders, maar ik werd hier aangetrokken door het spontane, het eenvoudige, het was niet zo afstandelijk. Bij mijn tantes was het ook vrij eenvoudig moet ik zeggen, maar die hadden geen onderwijs. Ja, het was hard werken.
46
Was het niet moeilijk voor uw ouders dat hun enige dochter koos voor het klooster? Ja, vooral voor mijn vader, die heeft zich daar niet onmiddellijk rekenschap van willen geven. Maar ja, ik dacht dat alles kon, dat alles mogelijk was. Zeker op die leeftijd! Ja, maar het is bijgelegd. U heeft een jaar de tijd gehad in het klooster om uw keuze te overdenken? De keuze voor de congregatie leefde op voorhand al langer in mij, al langer. Samen met vriendinnen beleef je op een bepaalde manier je gevoelens. Die keken er niet van op, die vriendinnen. Die keken er niet van op dat u koos voor het klooster? Nee, die keken er niet van op, dat wisten we van elkaar. Die wisten dat dit de weg was, en nog steeds is. Aan uw twinkelende ogen te zien heeft u er geen spijt van gehad, maar u was een jonge vrouw, een meisje nog en u heeft toen voor het klooster gekozen. Ja, we kregen wel een opleiding van twee jaar en een half en dan spreken we eerst het engagement uit, in een jaar tijd de praktijk te ervaren en dan kan je definitief je antwoord geven. Dan na drie jaar…. U gaf les, u gaf Frans of gaf u ook andere vakken? Ik heb eerst lager onderwijs, drie jaar gedaan. En dat was in de buurt van het klooster waar u woonde? Ja, dat was aan het klooster verbonden. Er waren dus meer zusters die les gaven? Ja, er waren er meer. En u gaf les aan kleintjes? Nou, dat was toch het zevende leerjaar, dus die waren van twaalf tot achttien jaar. Dat was in de tijd van de overgang en de opening van middelbare scholen. Dat hebben we heel erg aangemoedigd om middelbare scholen te beginnen. Toen konden ook gewone mensen naar de middelbare school, middelbare technische school en zo. Middelbare technische school, waren daar alleen meisjes? Ja, dat waren toen alleen meisjes. Kan ik de school vergelijken met een Nederlandse huishoudschool, of was dat een bredere opleiding? Dat was breder. Er waren twee afdelingen: een beroepsafdeling, die was meer huishoudelijk gericht en een afdeling die bereidde voor op een beroepsopleiding, onderwijs of zo, dat was een beetje afhankelijk van de aanleg. Als ze waren geïnteresseerd in literatuur of zo, dan konden ze daar makkelijker in doorgaan. Om te vergelijken: het was niet zo diepgaand als de opleiding op de Humaniora – kent u de Humaniora, dat is Algemeen Vormend Onderwijs. Te vergelijken met het Atheneum hier?
47
Ja, dat klopt. Nu heb ik ongeveer en beeld. En daar heeft u les gegeven? Ja, daar heb ik les gegeven en kinderkoor, jongerenkoor… En hoe lang heeft u daar les gegeven? Ik ben gebleven tot ’87. Ik ben in ’87 uit het onderwijs gegaan en ik ben hier gekomen in ’94. Dus u hebt van de vijftiger jaren tot de tachtiger jaren de hele omslag meegemaakt in de maatschappij, in het onderwijs? Ja, er kwamen toen heel veel moeilijkheden in het onderwijs. Zo aan het eind, toen er afdelingen moesten verdwijnen, samenzettingen, ja toen ben ik vervroegd uit het onderwijs weggegaan. Er werd beslag op ons gelegd, ja, dan kun je beter een andere weg kiezen. Dat is pijnlijk. Ja, dat is een heel pijnlijke tijd geweest, zeker en vast. Maar ja, je was je plaats kwijt, maar je voelt dat je leven nog een andere vruchtbaarheid kan hebben, een ander apostolaat volbracht, dan wordt dat vergoed. Ik heb niet kunnen eindigen in vreugde en voldoening in het onderwijs. Dat is op een heel pijnlijke manier gebeurd. Dat kan ik me goed voorstellen. U zult de kinderen ook wel gemist hebben? Ja. In welk opzicht is de positie van de meisjes aan wie u les hebt gegeven veranderd in de loop van de decennia dat u werkzaam bent geweest? Wat was voor u het meest opvallende? Het was ook een heel landelijke omgeving en stilaan is daar gemengd, open onderwijs tussen gekomen. De leerlingen waren niet meer zo volgzaam. Ze hadden andere interesses gekregen, het was ook moeilijker om ze te interesseren, we hebben heel nieuwe methodes moeten vinden. De programma’s werden bewerkt, maar de leerlingen zelf, daarvan ben ik blijven genieten tot het einde toe. Ik heb jongens erbij gekregen achteraf, van die grote van de landbouwschool, die wel degelijk andere interesses hadden, dat viel me niet veel mee. Dat kan ik me voorstellen, van die grote stevige bonken in de klas. Ja, dan moest ik andere muziekles brengen, van die moderne, daar was ik niet in opgegroeid en ik had er weinig interesse in, dat lag me niet. Toen zijn er vreemde dingen gebeurd, nare dingen… Wat bedoelt u met nare dingen? Dat is niet interessant, dat is onaangenaam. Kijk, schoolwerk moest afbouwen en toen werd ik gedwongen om te vervangen op vijf andere scholen. Dan kom je tussen ander personeel.. Ja, dat kan ik me voorstellen. Vijf scholen is ook erg veel. Ja, en daarmee ben ik dan vervroegd uitgetreden uit het onderwijs. Maar, zoals ik u hier zie zitten met twinkelende oogjes, heeft u uw leven weer goed opgepakt? Kijk, in een klooster heeft men ook steun aan elkaar. Je kunt je uitspreken. Wij hebben oversten, niet om ons te bespieden, om te kijken of we het ook wel goed doen, maar om ons te helpen, ons te ondersteunen, om samen mee te zoeken en dat helpt ons. En dan vind je nieuwe wegen.
48
U heeft in die jaren dus al pratend, om u heen kijkend dus een nieuwe weg gevonden. Ja, en door de spontane evolutie van het onderwijs, dan moet je iets laten liggen en ondertussen krijg je ook andere verantwoordelijkheden. Heeft u ook parochieel werk gedaan? Ja, ja, met koren en de jeugdbeweging. Dat was dus nog in België, maar op een gegeven moment heeft u weer een stap gezet? Ja, hier zou een bezinningshuis beginnen. Men had er al veel groepen opgevangen, maar door een andere doelstelling wilde men er een echt bezinningshuis van maken en men heeft mij gevraagd vanuit de congregatie om daaraan mee te werken. Dat was in ’94? Ja, eind ’94. Toen bent u dus naar Maastricht gekomen? Ja, de grens over. Heel vreemd natuurlijk, maar wij waren wel allemaal Belgische zusters samen, dus dat was al een gevoel van thuis zijn. Wat mij heel erg opviel, dat was de mondigheid van de Nederlanders, dat ik een stapje achteruit ging vaak en me klein voelde, maar dat is verbeterd achteraf. Ik dacht, zo diep zit het ook niet, ja dat is een hele ervaring geweest. Ja, want hemelsbreed zijn het maar een paar kilometer. Ja, maar taalkundig is men hier veel vaardiger in Nederland. Ja, en ook de manier van zich voordoen.. Een beetje gewichtig bedoelt u? Ja, ja, een Vlaming is zo niet, die is anders. Dat is niet slecht, maar dat geeft een ander gevoel. U kwam dus hier in huize Bethanië, zo heette het toen, met Belgische zusters, maar waren er ook nog andere zusters? Ja, in het klooster, een zestiental denk ik toen. Maar u leefde apart? Ja, we waren een besloten gemeenschap. De ervaringen die u opdeed met mondigheid en dergelijke, die kwamen als u naar de stad ging? Die kwamen van de mensen ( die bij ons kwamen??), niet alleen uit Maastricht, maar ook uit de rest van het land. Ik heb ook contacten gehad met jongeren, ook bij de vieringen hier in de kapel, met kerstmis bij voorbeeld. Dat gebeurde spontaan, dat mensen hier uit de buurt die bij de eerste kerstmis hier waren en die vonden dat we toch mooi konden zingen en die vroegen om mee te doen. Die hadden een dochter en een zoon en die speelden ook instrumenten en die hadden ook vriendinnetjes en zo. Toen hebben we enkele jaren een sfeervolle kerstmis gehad, mooie zang en gitaar- en blokfluitbegeleiding. Dat was heel mooi. Zo hadden we verschillende contacten. En die kwamen hier uit de wijk Heer? Ja, ja, die mensen gaan dan op studie en gaan dan hun weg.
49
Stond u aan het hoofd van de zusters of was u een van hen? Een andere zuster was het hoofd. De mensen die hier naar het bezinningshuis kwamen, waren dat katholieke mensen? Ja, katholieke mensen. Er zijn ook sessies geweest. Mensen die moeilijk kunnen leven bij voorbeeld, of die veel meegemaakt hebben, die kregen een soort therapie om zich te uiten. Had u daar een opleiding voor gekregen? Nee, wij waren daar niet rechtstreeks bij betrokken. Wij brachten de mensen meer bij specialisten, heel vredig. Daarnaast hebben we heel veel mensen gehad voor een bijbelsessie, voor retraites en spirituele dans. Kent u dat? Nee, dat is voor mij een heel nieuw begrip. Dat is een lichamelijke uitdrukking op mooie muziek. De inwendige indruk van deze muziek, dat is heel mooi. Dat bestaat overal. En dat heeft u hier aangeboden? Ja, zo’n twee keer per jaar. Een zuster van de retraite die gaf dat samen met een dame. Er zijn heel veel deelnemers geweest, zo’n twintig tot vijfentwintig. Mensen van overal zowat, die daarin geïnteresseerd waren. U putte er veel voldoening uit om dit werk hier te mogen doen?U bent ondersteunend, of eigenlijk voorwaardenscheppend bezig geweest om die bezinningsweken voor mensen te realiseren? Dit heeft u in Bethanië een aantal jaren gedaan? Ja, zeven jaar, samen met mijn medezusters. Tot 2001, als ik goed reken? Ja, tot 2001, toen zijn we met de medezusters naar dit huis gekomen. U woont dus al lang in Heer. Had u, behalve met de personen die u zoeven noemde van de kerstviering, nog meer contacten met mensen hier? Nee, niet zo rechtstreeks. We kennen wel enkele buren. We hebben verplegers en verpleegsters ingeschakeld ooit om zusters te verzorgen. Een echte taak in de parochie heb ik nooit gehad, er zijn wel zusters die dat gedaan hebben. Maar u woont wel in deze wijk. Als u buiten gaat om te wandelen, spreken u dan wel mensen aan, om raad te krijgen of zo? Ja en via Providentia, dan ontmoet je ook mensen. Ik heb een oudere broer en langs die weg ontmoet je ook veel gezinnen. Het is een schakel waardoor je heel veel toestanden leert kennen, om mensen te leren kennen en ernstig te luisteren, zonder vooroordeel. Niet dat je je schouders ophaalt, maar dat je mensen serieus neemt. Dit doet zich spontaan voor, soms onderhoud je het contact telefonisch of met een klein kaartje, zodat mensen blijven leven, ik bedoel levensmoed houden. Niet dat je belangrijk wordt daardoor, maar dat je weet dat je mensen helpt leven, dan is je leven belangrijk. Soms zitten mensen met heel diepe problemen. De aard van de problemen, de aard van de onderwerpen die aan u worden voorgelegd, zijn die veranderd in de loop van de jaren? Ja, weet je, de echtscheidingen, dat vermenigvuldigt zich..en de pijn van de grootouders. Ja, meer kan ik niet zeggen, ja ook…wij hebben te maken vaak met vandalen, ook iets wat zich
50
heel sterk vermenigvuldigt. Wij zijn aan het werk gegaan om een beeld te beschermen, het zijn er waarschijnlijk maar een paar, ja mensen lijden daar ook onder. Het gebeurt niet vaak, maar toch is het gebeurd. Voor het overige blijven de noden toch wel hetzelfde. U trekt dan het meeste de mensen uit de wijk aan wie u een oor leent? Ja uit de wijk. Ik ben wel nog werkzaam in België, een beetje, in commissies van scholen vlak over de grens. Dan gaat u dus met de auto nog even terug naar België? Ja, ja. U bent op een geven moment samen met uw medezusters in dit huis gaan wonen. Misschien een heel domme vraag: maar woonden hier zusters van dezelfde orde, de Zusters van de Voorzienigheid? Ja, van dezelfde orde, dat was een groot geheel. Ja, omdat u zei dat er zo’n groot verschil was tussen de zusters van Bethanië en de zusters hier. Ja, in Bethanië, dat was een bezinningshuis en wij hadden daar een afzonderlijke zending. Hier was de bedoeling om oudere zusters te verzorgen. En ook als een zuster terug was uit de missie en zij wilde iets doen, ook mensen verzorgen zo links en rechts, omdat zij gewoon was mensen te helpen en dat kennen mensen dan al vlug, omdat zij gewoon was met primitieve middelen wonderen te doen. Maar de bedoeling was hier de verzorging van bejaarde mensen. Dus van een kloosterverzorgingshuis is het een algemeen verzorgingshuis geworden, zie ik dat goed? Ja, hier werden bejaarde zusters verzorgd. De naam is gebleven, maar de zusters zijn gestorven. We hebben nog een zuster hier van 92 die vrij goed is, ze vraagt weinig zorgen. Met hoeveel zusters woont u hier nog in totaal? Vijf, met vijf. Drie Belgen en twee Nederlanders, we hebben de overhand hier. En u bent de overste van deze zusters? Ja, ja, maar we doen vooral veel samen. Ik heb ook besproken met de zusters “gaan we dit doen”en “wat denken ze hiervan, vinden ze dat goed?’. Dan zeggen ze “Doe maar wat je denkt dat goed is, wij staan erachter”. Wij bidden ook voor heel veel intenties, ook in het ziekenhuis, wij bidden voor de mensen, wij dragen dat mee. Mensen hebben daar veel steun aan. Wel belangrijk voor de wijk hier, voor de mensen van Heer. Ja ik denk het wel. Er zijn mensen die het niet nodig hebben, maar op zeker ogenblik dan kloppen ze toch aan. Waarvan maakt u gebruik hier in Heer? Heel simpel: doet u bij voorbeeld ook hier uw boodschappen? Ja, ja zeker. Wij proberen ook mensen te onthalen, sommigen die vroeger zusters gekend hebben. Enkele jaren geleden werden op het kloosterkerkhof dat op dit terrein lag, hier werden gedurig grafstenen omver geworpen, daar waren vandalen. De politie had ons aangeraden om eens te
51
overwegen om dat over te brengen. Dat lag in het bos. Dat hebben we toen gedaan, een onderneming heeft al die graven opgehaald. Daar hebben we een heel mooie viering van gemaakt en alle familieleden van zusters, voor zover wij die konden achterhalen zijn onthaald. De eerste zusters hier waren Franse zusters. Dat is een geweldige ervaring geweest, ongelooflijk. Eerst hebben ze een onthaal gehad hier, de mensen, het was alsof ze een thuis terug vonden. Als eenmaal een familielid, een zuster overleden is, dan durven ze niet terug, dan komen ze gewoonlijk niet terug. Soms wel een bloem op het graf, maar voor het overige komen ze niet terug. Dat was een ontmoeting, eerst een kop koffie gehad en toen hebben we een mooie viering gehad in de kapel, heel aandoenlijk, heel eenvoudig, maar zeer indringend, waar de mensen zich in terug vonden en samen waren, mekaar steunden. Niet dat het met droefheid gepaard ging, maar het was een verering van onze dierbaren. We zijn processiegewijs naar het kerkhof gegaan, daar hebben we een mooie zegening gehad, zeer mooi. Er zijn altijd mensen die nog een keer schrijven, nog een keer inlichtingen vragen. Bij voorbeeld iemand uit Amerika die nog foto’s opgestuurd heeft over toen het hier nog pensionaat was. Die zijn dan blij nog iets te vernemen over hoe het hier gaat. Hoeveel zusters zijn er toen overgebracht naar het andere kerkhof? Dat waren er toen in de zeventig. Vanaf wanneer zijn hier zusters begraven? De zusters zijn hier aangekomen in oktober 1902. Zeven Franse zusters. Er is een vervolging geweest in Frankrijk en heel veel congregaties zijn bestreden. Die zijn hier toen aangekomen. Ja, er zijn hier heel wat gestorven. Vrij kort daarna zijn er jonge meisjes gekomen. Meisjes uit Heer? Ja, meisjes uit Heer ook. Ja, en er is hier dus ook een pensionaat geweest? Ja, een pensionaat en we hebben hier ook schipperskinderen verzorgd. De zusters zijn hier gauw begonnen met scholen. Eerst hebben ze ontvangen in de lokalen die ze toen hadden, in hun woning. Ook onderwijzers en personeel hebben ze uitgenodigd, want zij kenden alleen Frans. Toen zijn er roepingen gekomen, al heel vlug, van meisjes die geïnteresseerd waren. Wij hebben een pensionaat geopend, ook om inkomsten te hebben. Heel veel gebedeld, tot in Aken heb ik ergens in een vermelding gelezen. En ik denk dat we voor de plaatselijke bevolking heel welkom waren, hier in Heer. Er werden zusters gevraagd. In Hoesselt waren ze in 1897 aangekomen, Franse zusters. Bisschoppen vertellen dat onder elkaar waarschijnlijk en er zijn zusters gevraagd om naar hier te komen. Ik heb me altijd afgevraagd hoe ze zo vlug zoveel gebouwen hebben rechtgezet hier. Kent u de kapel? Nee, die ken ik niet. Ik zou graag een keer de kapel willen bekijken, want die schijnt prachtig te zijn. De zusters waren acht jaar hier, toen ze dat gebouw daar gezet hebben. Vorige week heb ik bezoek gehad van een Franse overste en ik heb haar gevraagd of er toen niet wat geld is meegekomen uit Frankrijk. “Ik twijfel daaraan”, zei ze, “want die goederen werden allemaal aangeslagen”. Ze hadden niets. Ze hebben heel strenge controle gehad vooraleer ze tot hier kwamen. Ze werden geseculariseerd en dan kregen ze heel strenge controle, in de kasten en alles, om te zien of ze nergens een symbool van christelijk leven vonden. Zo zijn ze dan naar hier gekomen om nog een mogelijkheid te hebben en ze zijn hier heel gastvrij ontvangen. Ik denk dat ze heel veel steun hebben gekregen van de plaatselijke bevolking, hier waren veel
52
boeren en die hebben veel aangedragen, mergelstenen bij voorbeeld uit de mergelgroeve. de kapel is uit mergel opgetrokken en ik veronderstel dat dat allemaal gratis gebeurd is. Ik heb dat nergens gevonden in de kronieken, maar dat kan bijna niet anders. Op acht jaar tijd, die gang en zo, dat is allemaal in die tijd gebouwd. Een bejaardenhuisje bouwde ze in 1912, een paar jaar later, waar de scouting ondergebracht is. O ja, mijn dochter heeft daar gezeten..bij de kabouters. Ja, dat was ook om de mensen, de marginalen van die tijd , die geen ouders hadden, wezen dus, die achterlijk waren, die werden daar opgevangen. Daar doen mooie verhalen over de ronde, onder andere: er waren een paar zusters die zich daar echt mee bezig hielden en ze moesten hun koffie verdienen door wat mee te helpen, in de keuken te helpen, wat schoon te maken, zodat ze hun bezigheid hadden. De zusters zorgden dan dat ze hun kleding hadden. En een man zei, toen een zuster was gestorven “Och, mijn moeder is dood”. Aandoenlijk hè? Ja, dat is aandoenlijk. Ja, dat er echt iemand voor hen opkwam. Ja, dat zijn zo van die dingen. Het is wel typisch dat we daar zo vlug mee gestart zijn, voor mensen die niet vooruit konden in het leven. Het was allemaal gratis. Zo, dat is een hele geschiedenis hier in Heer. Ja, dan heb je een periode van uitbreiding. Hier hebben toch wel een vijftig à zestig zusters gewoond vroeger. Die hebben bij het Groene Kruis gewerkt en in scholen, die heeft u misschien ook nog wel gekend. Nee, want ik ben vanaf 1991 hier in Heer komen wonen. Wat ook typisch geweest is, dat is in de oorlogsjaren, de opvang die Opveld gehad heeft. In 14-18 was Nederland niet in oorlog, België wel, toen zijn heel veel vluchtelingen die hier allemaal opgevangen zijn. Toen was juist de kapel gebouwd, maar er stonden nog geen meubels in, geen banken. Toen hebben vluchtelingen uit België, daar was een goede meubelmaker bij, naar het schijnt, en met andere mensen die hier opgevangen werden hebben ze allen banken gemaakt. Heel mooi, heel stevig en zij hadden dan weer onderdak en met het werk dat ze verrichtten en met de voortbrengselen van het land, daar konden ze dan van leven. In 40-45 zijn heel veel mensen van Heer en uit het bejaardenhuis en zusters opgevangen geworden in fruitkelders. De fruitkelder lag wat dieper, daar achter de scouting en daar werden de mensen opgevangen, vooral als er een alarm was. En in de bevrijdingsweek, we hebben daar een hele beschrijving van, ik denk wel 14 dagen lang dat dat geduurd heeft. Onder andere een verhaal van een man, die lag daar op een bank te slapen en die is er vanaf gevallen. Er zijn heel veel mensen van Heer opgevangen. In tijden van nood stonden de deuren wagenwijd open en zocht men zijn toevlucht ook in de gebouwen. Daar kwamen de mensen spontaan op af. Opveld heeft anders zo, men zou haast zeggen een geslotenheid. Er gingen zusters uit werken maar verder gebeurde het allemaal op het terrein zelf, maar als er iets te doen was dan gingen de deuren open. Als mensen in nood waren dan kwamen ze spontaan af. Een mooie geschiedenis, als je dat zo nagaat. Dat zou eigenlijk opgeschreven moeten worden. U vertelde dat er geschriften waren van die 14 dagen van de bevrijding. De geschiedenis van Heer is al dikwijls beschreven. De heer Eggen is geweldig geïnteresseerd. Er heeft een hele periode iets in “Het Weekblaadje” gestaan, dat was in de periode rond het eeuwfeest, dat was in 2002.
53
Maar net die persoonlijke herinneringen, die verhalen die zijn zo belangrijk. Ik heb hier niet geleefd op die ogenblikken , maar hier is altijd een open huis geweest voor mensen die in nood waren. Wat hier ophangt in de gang bij voorbeeld, dat is van weeskinderen die hier opgevangen werden. Daar waren geen voorzieningen voor? Nee, het is allemaal veranderd en de noden waarvoor wij gesticht waren, er zijn heel veel van die noden overgenomen door openbare instanties, zoals scholen en voorzieningen zoals de AOW. Vroeger bestond dat allemaal niet. Dat waren allemaal taken die door zusters en broeders verricht werden. Ik denk dat ook nog van die taak worden overgenomen door vrijwilligers. Ik denk dat dat een gedeeltelijke overname is van de zusters, want de zusters hebben heel hard gewerkt vroeger. Een dubbele roeping eigenlijk: een roeping om in het klooster te gaan en een roeping voor hun werk? Ja. Kijk je kan in je eentje gaan bidden, maar het is vanuit het gebed dat je naar je naaste toegaat. Jij leeft van dat gebed, maar andere mensen kunnen daar ook van leven, op een andere manier. Anders heeft het geen zin. Wij zijn apostolische religieuzen. U kent het verschil tussen apostolische en contemplatieve religieuzen? Ja, contemplatieven zitten binnen en apostolischen dragen het uit, naar buiten. Heb ik het zo goed begrepen? Ja, ja, die hebben ook apostolische werken. De noden zijn nu veranderd en daar moet je nu een opleiding voor hebben. Ik denk wel dat heel wat religieuzen kunnen werken, hun werk kunnen waarmaken, zonder een specifieke opleiding. Je leest wel eens over een vlieghaven, dat daar mensen worden meegetrokken om mensen die daar verloren lopen op te vangen. Open staan voor de mensen en de noden van de mensen? Ja, het zien hè, het zien. Dat is heel belangrijk. Het lijkt nu maar alsof mensen maar met oogkleppen op doorrennen. Ja, als ik naar C1000 ga, of Plus, dan probeer ik altijd de mensen die ik tegenkom goeiendag te zeggen. Dan merk je toch een reactie van “Er is iemand die mij ziet.” Ook dat is belangrijk. Het kost geen geld, het kost geen moeite, maar je moet het doen, je moet het kunnen. Het zijn kleine dingetjes. Mensen aanvaarden dat ze er kunnen zijn bij voorbeeld. Volwaardig laten zijn in de groep. Die houding is zo belangrijk en het lijkt alsof het alleen nog maar vanuit een klooster gegeven kan worden. U staat onbaatzuchtig open voor anderen. Ik denk wel dat er nog zo lekengroepen zijn, die vertrekken vanuit het evangelie. Gebedsgroepen zijn goed, maar gebedsgroepen moeten echt steunen op het evangelie vanuit het evangelie uitgaan naar werk, naar leefmilieu om dat daar waar te maken. Ook als je ziet als mensen in de kapel komen, die vieren mee eucharistie, die staan open om mee te bidden en mee te zingen. Anderen die kunnen hun persoonlijke gebeden niet afkrijgen. Ik vind dat zo erg voor die mensen, dat die gevangen zitten in hun angst. Die kruipen zo weg en God is zo bevrijdend. En dat proberen wij dan zo’n beetje.
54
Zuster ik dank u heel hartelijk voor dit gesprek. U heeft mij in ieder geval stof tot nadenken gegeven en wellicht biedt u anderen via Zicht op Maastricht ook stof tot nadenken. Ik denk wel dat wat ik over mij persoonlijk heb gezegd niet belangrijk is voor de mensen. Toch wel, want ieder mens maakt keuzes in het leven en u heeft deze keuze gemaakt. Ja en dat je daar gelukkig in bent, dat is wel belangrijk. Iedereen maakt moeilijkheden mee, er is geen leven zonder kruis en zonder moeilijkheden. Maar het is boven dat er een nieuwe weg ligt. Dus wij zijn gewoon bemoediging voor arme, zwakke, eenzame en eenvoudige mensen. Prachtig gezegd. Hartelijke dank zuster Brigitta.
55