Vraag & Ant Bedrijf shulp
Verbetering van arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid
Afbouw Verbetering arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid
Arbouw is opgericht door werkgevers- en werknemersorganisaties in de bouwnijverheid. Sinds september 1986 werkt Arbouw aan de opdracht om de veiligheid en de gezondheid in de bouw- en nevenbedrijven te bevorderen en het ziektever/.uim te verminderen. Daartoe verricht Arbouw onderzoek en worden instrumenten ontwikkeld, die alle bij het bouwproces betrokken disciplines in staat stellen om de arbeidsomstandigheden in de bouwnijverheid gunstig te beïnvloeden. Arbouw ontwikkelt normen, modellen en richtlijnen op het gebied van arbeidsomstandigheden en draagt zorg voor adequaat voorlichtingsmateriaal. Een belangrijk element van kennisoverdracht vormt het geven van op de doelgroepen afgestemde cursussen, trainingen en workshops. Daarnaast is de organisatie van de bedrijfsgezondheidszorg in de bouwnijverheid een belangrijke taak. Arbouw ziet toe op de uniformiteit van de dienstverlening door arbodiensten en bewaakt de kosten en de kwaliteit. Het aandachtsgebied van Arbouw omvat de bouw- en nevenbedrijven, opdrachtgevers, ontwerpers, handel, industrie en overheid, alsmede het onderwijs. Arbouw werkt branche- en sectorgericht. Binnen Arbouw werken samen: het Algemeen Verbond Bouwbedrijf (AVBB); de Stichting Federatie Aannemers in de Afbouw- en Nevenbedrijven in de Bouwnijverheid (i A A N B ) ; de Bouw- en Houtbond FNV en de Hout- en Bouwbond CNV.
Inhoud 1 Inleiding 2 Nood aan de man (m/v): bedrijfshulpverlening 2 Bedrijfshulpverlening
3
Taak van werkgever én werknemer 3 Wie doet wat? 4 Bedrijfshulpverlening en organisatie 4 Kennis en vaardigheid
6
Opleidingseisen voor bedrijfshulpverleners 5 Alarm
8
Coördinatie en communicatie 6 De uitrusting voor Bedrijfsveiligheid
9
EHBO en brandbestrijding 7 Bijlage
11
Het opleidingsprofiel van de bedrijfshulpverlener 8 Literatuurverwijzing
13
l
Inleiding Nood aan de man (m/v): bedrijfshulpverlening
Ongevallen, brand of ander onheil. Voorkomen is natuurlijk beter, maar mocht rampspoed in een bedrijf of op een bouwplaats zich voordoen, dan moet men voorbereid zijn. Het managen van crisissituaties vereist bijzondere vaardigheden. Vaardigheden die van bedrijfshulpverleners verwacht en door scholing verkregen worden. De Arbowet verplicht werkgevers om deze bedrijfshulpverlening te organiseren en een aantal opgeleide bedrijfshulpverleners in dienst te hebben die in noodsituaties als eerst aanwezigen deskundig kunnen handelen: nood aan de man (m/v). Arbouw heeft deze brochure 1 samengesteld, omdat blijkt dat er over een aantal aspecten van de bedrijfshulpverlening (BHV) - scholing, eerste hulp, brandbestrijding, evacuatie en communicatie - soms nog onduidelijkheid heerst. Vandaar dat via deze brochure de meest gestelde vragen over bedrijfshulpverlening van een helder antwoord worden voorzien. L. Akkers directeur Arbouw
i Deze publicatie beperkt zich tot de aspecten van bedrijfshulpverlening van bouwwerken in de Bouw- en Utiliteitsector (B&U) en de Grond-, Weg- en Waterbouw (GWW). De risicobepalende factoren verschillen per werk niet of nauwelijks, tenzij er sprake is van specifiek gevaarlijke situaties. Per bouwwerk moet dat vooraf worden bepaald. Dit kan soms leiden tot projectgerichte voorzieningen of maatregelen die boven de standaardregeling uitkomen. Bijvoorbeeld bij werkzaamheden in het kader van bodemsanering, besloten ruimten (rioolstelsels), caissonwerk, duikwerkzaamheden en voor de brandgevaarlijke (petro)chemische industrie.
Bedrijfshulpverlening Taak van werkgever én werknemer
Voorkomen van ongelukken, dat wil iedereen. Maar mocht /,ich een ongeluk op de werkplaats toch voordoen, dan is het van belang dat de schade door bedrijfshulpverleners zoveel mogelijk wordt beperkt. In de eerste plaats de eventuele schade aan de gezondheid van collega's en andere aanwezige personen. Kn pas in tweede instantie schade aan machines en gebouwen. Mensen gaan altijd voor! Bnv-ers vervullen een voorpostfunctie. Zij /ijn collega's, aanwe/ig op de bouwplaats, en k u n n e n daarom als eerste tijdens noodsituaties handelend optreden. Maar professionele hulpverleners - artsen, ambulancepersoneel, de brandweer e.a. - zij zullen het van de bedrijfshulpverleners overnemen. En daarom moeten zij zo snel mogelijk worden gewaarschuwd! Voor het goed functioneren van de bedrijfshulpverlening brengt een werkgever, zoals verplicht door de Arbowet, de Arborisico's 2 van zijn bedrijfin kaart. Vandaar uit k u n n e n de Biiv-maatregelen en -voorzieningen, op schrift vastgelegd, worden bepaald.
Vraag & Antwoord Wat zijn de taken van bedrijfshulpverleners?
-
Deze zijn onder te verdelen in taken voor personen, schadebeperking aan goederen en gebouwen en de communicatie met professionele hulpverleners: het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; evacueren van personen in noodsituaties (explosie, brand, instorting of het vrijkomen van giftige stoffen); beperken/bestrijden van een beginnende brand; alarmeren van en samenwerking met brandweer, politie en ambulancedienst.
Waar moet de werkgever3 rekening mee houden wanneer hij maatregelen en voorzieningen treft voor de bedrijfshulpverlening?
-
In een schriftelijke vastlegging van Arbo-risico's wordt rekening gehouden met: aard, grootte en ligging van de werklocatie; het aantal aanwezige personen, ook bezoekers; de aanwezige gevaren (gevaarlijke stoffen) en brandscenario's; de vluchtwegen; de geschatte opkomsttijd van professionele hulpverleners.
2 R i s i c o - i n v e n t a r i s a t i e en - e v a l u a t i e (ontwerp-RI&E). Deze verplichting is verwoord in artikel 4 van de Arbowet. Zie ook onze publicatie Vraag & Antwoord over het Bouwprocesbesluit, hoofdstuk 5: Blijft het opstellen van een arboproject- of o b j e c t p l a n v e r p l i c h t ? 3
Zie ook noot 1 bij de Inleiding van deze brochure
Wie doet wal? Bedrijfshulpverlening en organisatie
Op iedere werklocatie moet bedrijfshulpverlening gewaarborgd zijn. De BIIVtaken hebben vaak een divers karakter. Een i-HBO-er zal mogelijk niet de ervaring hebben een brand te blussen. 'De nnv-er' bestaat dus vaak niet, maar de BHVtaken zuilen meestal over meerdere personen zijn verdeeld. Op een bouwwerk kan één werknemer zijn belast met I;HBO-, een ander met het bestrijden van branden en weer een derde met de interne en externe alarmregeling. Waar het om draait is dat alle Bnv-taken bemand zijn, al dan niet verdeeld over meerdere personen.
Vraag & Antwoord Hoeveel BHV-ers zijn op een bouwwerk vereist?
-
Dit is afhankelijk van de hoeveelheid bouwvakkers en andere aanwezigen (bezoekers, stagiaires en tijdelijke werknemers): op bouwwerken met maximaal 50 personeelsleden is één bedrijfshulpverlener voldoende; voor iedere 50 personen meer, moet er één Bnv-er bijkomen; vanaf 200 personen moeten er minstens 5 BHV-ers beschikbaar zijn; op iedere bouwlocatie, hoe klein ook, moeten env-voorzieningen beschikbaar zijn; er is dus geen ondergrens, uitgezonderd voor de alleen-werker.
Wat dient er geregeld te worden voor de zogenaamde alleen-werker?
Bij storings- en wachtdiensten of bij onderhoudsklussen, is er vaak sprake van een alleen-werker. Hier ligt ook een taak voor de werkgever: - de werkgever is er verantwoordelijk voor dat de alleen-werker zich in noodsituaties snel in veiligheid kan brengen; - de werkgever zorgt dat de alleen-werker snel hulp kan inroepen, bijvoorbeeld door een mobiele telefoon beschikbaar te stellen; - een en ander wordt vastgelegd in een schriftelijke instructie aan de betrokken alleen-werker. Wat te doen bij afwezigheid van bedrijfshulpverleners?
-
-
De met BHV-taken belaste werknemers moeten op de werklocatie altijd beschikbaar zijn. Bij afwezigheid van BHV-ers dient de werkgever maatregelen te nemen: de werkgever regelt bij afwezigheid van BHV-ers altijd vervanging; de werkgever regelt ook de vervanging wanneer de BHV-taken bij een uitvoerder zijn ondergebracht die niet altijd op het project aanwezig is; een werkgever met niet meer dan 15 werknemers mag zelf de BHV-taken vervullen, indien hij beschikt over voldoende deskundigheid, ervaring en middelen; zijn deze werknemers echter op meerdere locaties aan het werk, dan zullen op deze locaties minstens even zoveel BHV-ers beschikbaar moeten zijn.
Wie organiseert de bedrijfshulpverlening?
-
-
ledere werkgever is xèlf verantwoordelijk voor de veiligheid en gezondheid van /.ijn werknemers: dit betekent dat iedere werkgever ook zelf verantwoordelijk is voor de m i v maatregelen binnen x.ijn bedrijf; wanneer op een bouwwerk meerdere aannemers werken, dan hoeft niet ieder voor zich een eigen miv-organisatie op te zetten, maar k u n n e n er afspraken worden gemaakt; werknemers van meerdere aannemers kunnen dus ook onder de ' H I I V paraplu' van de coördinerende aannemer vallen"; maar nogmaals: iedere werkgever blijft uiteindelijk zèlt verantwoordelijk voor de goede uitvoering van de bedrijfshulpverlening en zal dus moeten controleren of de ondergebrachte Bnv-taken daadwerkelijk in goede handen z i j n .
4
Dit moet schriftelijk worden vastgelegd, met inbegrip van de benodigde instructies. Het Arbobesluit afdeling Bouwplaatsen, hoofdstuk 2, afdeling 5 (voorheen het Bouwprocesbesluit) schrijft een gecoördineerde aanpak van gemeenschappelijke risico's voor, vast te leggen in het V & G - p l a n uitvoeringsfase ( z i e ook onze brochure Vraag S/ Antwoord over het Bouwprocesbesluit). Hierin is zo nodig ook informatie van de bouwplaats opgenomen (bijvoorbeeld locatie van brandgevaarlijke stoffen, afsluiters van gas, water, elektriciteit). Aan te bevelen valt deze nuttige informatie op een (bouwplaats)tekening te zetten
4
Kennis en vaardigheid Opleidingseisen voor bedrijfshulpverleners
Het Arbobesluit 5 stelt een aantal eisen aan de opleiding 6 van bedrijfshulpverleners. Kennis en vaardigheden die Bnv-ers minimaal moeten hebben, worden op vier niveaus onderscheiden: inzicht. Dat wil zeggen: het kunnen noemen van consequenties en/of in eigen woorden kunnen formuleren; toepassen. Dat wil zeggen: het kunnen gebruiken van standaardbegrippen, -principes, -regels, -methoden en standaardtechnieken; handelen. Dat wil zeggen: het kunnen verrichten van bepaalde vaardigheden (bijvoorbeeld wondbehandeling, brand blussen, melding); geoefend. Dat wil zeggen: bedreven zijn in het uitvoeren van deze vaardigheden.
Vraag & Antwoord Is het 'oude' EHBO-diploma nog toereikend?
Nee. De bestaande EHBO-opleiding (Het Oranje Kruis) had voorheen een wettelijke status. Maar sinds de herziene Arbowet is dit niet meer het geval. EHBO-kennis en -vaardigheden moeten nu worden afgestemd op de uitgevoerde risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E). Natuurlijk is het 'oude' EHBO-diploma kwalitatief uitstekend en nuttig, en bedrijven doen er goed aan hun bestaande EHBo-netwerk te behouden en vanuit dit bestand de verdere BHv-organisatie op te zetten. Is een 'vrijwillige' brandweerman vrijgesteld van de BHV-opleiding?
Nee. Maar het ligt voor de hand om beschikbare brandweerlieden in de BHV-organisatie op te nemen. Of zij voldoende gekwalificeerd zijn, en dat is aan te nemen, zal dit toch bekeken moeten worden. Dit omdat de kwalificatie-eisen voor iedere brandbestrijdende Bnv-er (en vaak ook verlener van EHBO), gelijk zijn. Moet een BHV-er op herhaling?
Ja. Het Arbobesluit 5 stelt dat iedere werknemer met een BHV-taak acht uur per twee jaar aan herhalingscursussen en oefeningen moet besteden. Wanneer gesplitste BHV-taken bij meerdere werknemers zijn ondergebracht, zullen de uren over de betreffende BHV-ers worden verdeeld. Van deze activiteiten wordt een registratie bijgehouden. Ook voor het 'oude' EHBO-diploma (zie vorige Vraag & Antwoord) zijn per twee jaar herhalingslessen voorgeschreven. Moeten BHV-ers herkenbaar zijn?
Ja. Indien mogelijk. Zeker op grotere werken is een helm met speciale kleur voor EHBO-ers en voor 'spuitgasten' aan te raden. In ieder geval moet op een bouwwerk bij iedereen bekend zijn welke werknemers welke BHV-taken hebben. Deze informatie krijgen alle (nieuwe) werknemers als werk-introductie. En wanneer een v&c-plan is voorgeschreven, worden de betreffende personen en hun BHV-taken in dat plan beschreven. Het spreekt voor zich dat BHV-ers altijd snel beschikbaar zijn.
5
B e h a l v e het A r b o b e s l u i t zijn er ook Beleidsregels (te vergelijken met de v r o e g e r e P-bladen van de A r b e i d s i n s p e c t i e } . Beleidsregel 2 .2 1 benoemt een opleidingsprofiel van een BHV-er. Het v e r w i j s t naar het Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening (een publicatie van het Ministerie van Sociale Z a k e n en Werkgelegenheid en van het Ministerie van Binnenlandse Z a k e n } .
6 Zowel de keuze van opleidingsinstituut als van het e x a m e n b u r e a u is v r i j . Als studiebelasting wordt 16 uur aangegeven Zie ook de bijlage van deze brochure (opleidingsprofiel per taakgebied).
5_Aiarm Coördinatie en communicatie
Voor een gebruikelijk bouwwerk in de B&U- of cww-sector is vooroverleg met brandweer, politie en ambulancedienst meestal niet nodig. Maar een uitvoerder zal zich voor de start van het werk oriënteren. Is er een ziekenhuis met een KHBOpolikliniek in de buurt? Een arts in de nabijheid? En kunnen professionele hulpverleners de bouwlocatie makkelijk bereiken? Zijn er geen hindernissen op de bouwplaats? Hoe zijn de vluchtwegen geregeld? En hangt de alarmkaart met de juiste (bondige) informatie op de juiste plek?
Vraag & Antwoord Hoe zie f een alarmkaart eruit?
De vorm en inhoud van een alarmkaart zijn niet voorgeschreven, maar zo'n kaart moet zowel functioneel als herkenbaar zijn. Vandaar deze aanbevelingen: - de alarmkaart heeft een opvallende kleur; - de kaart hangt op een zichtbare, standaard plaats, bij voorkeur bij de telefoon; - de alarmkaart is goed leesbaar en vermeldt eenduidige instructies. Welke informatie staat er op een correcte alarmkaart?
-
In noodsituaties is tijd van het grootste belang en is het dus raadzaam niet teveel tekst op de alarmkaart te vermelden. Houdt het dus beknopt! De inhoud: het landelijk alarmnummer 1-1-2 (brandweer, politie en ambulance); telefoonnummer van een arts in de nabijheid (vooraf raadplegen); het adres van het werk (in de praktijk blijkt dit noodzakelijk); telefoonnummer van de regionale Arbeidsinspectie; voor de interne meldingsprocedure: de telefoonnummers van directeur, arbo-coördinator en/of hoofd personeelszaken.
Zijn vluchtwegen op een bouwwerk verplicht?
Ja. Maar meestal alleen voor grote werken. Een tweede uitgang per vloer is verplicht als zich daar meer dan 100 personen zich bevinden en de afstand tot de uitgang meer dan 30 meter bedraagt. Trappenhuizen worden vaak met de ruwbouw meegebouwd. Anders moeten tijdelijke voorzieningen worden getroffen (bijvoorbeeld een trappentoren). Ook bij het aanbrengen van brandgevaarlijke bitumineuze dakbedekking is een tweede vluchtmogelijkheid verplicht (tegenover de eerste opgang). Is een ontruimingsplan verplicht?
Ja. Maar ook alleen voor grote werken. In zo'n plan hebben coördinatie en communicatie een belangrijke rol te vervullen. Registratie van de aanwezige personen (ook bezoekers) is noodzakelijk en vluchtwegen moeten met bordjes (pictogrammen) en noodverlichting worden aangegeven.
6
De uitrusting voor de bedrijfshulpverlening EHBO en brandbestrijding
Willen Biiv-ers hun taken in n o o d s i t u a t i e s goed vervullen, dan moeten de j u i s t e middelen beschikbaar /.ijn. De uitvoerder/werkgever is verantwoordelijk voor een goed beheer van de/e m i d d e l e n . Maar het is raad/aam om het beheer (controle, a a n v u l l e n en inspectie) bij de betreffende m i v - e r s onder te brengen. Welke m i v middelen /ijn nu voor een gemiddeld bouwwerk in de u&u- en cww-sector standaard?
Vraag & Antwoord Welke uitrusting is voldoende voor het uitvoeren van EHBO-taken?
-
Dat is n a t u u r l i j k afhankelijk van de specifieke gevaren van een bepaalde bouwplaats. In de ene situatie kan sprake /ijn van verdrinkingsgevaar, in een andere is er een specifiek brandgevaar: minimaal is een verbandtrommel A noodzakelijk; de verbandtrommel A is duidelijk herkenbaar en voor iedereen toegankelijk; deze i-HBo-post is herkenbaar aan het bekende witte kruis op een groen veld; waar verdrinkingsgevaar bestaat zijn reddingsmiddelen zichtbaar en voor iedereen beschikbaar (reddingsboeien- en haken); in een gemeenschappelijke ruimte, bijvoorbeeld een schaftlokaal, hangen instructieposters met beschrijvingen en afbeeldingen van de eventueel te verlenen hulp bij ongevallen en het redden van drenkelingen. 7
Waar zijn op het werk" de brandblusmiddelen geplaatst?
-
Brandblusmiddelen zijn mobiel of geplaatst op een vaste plek (stationair). De stationaire blussers hangen op strategische plaatsen, bijvoorbeeld: naast de uitgangen van bouwkeet en schaftlokaal; naast de uitgangen van de werkplaats of nissenloods; in de nabijheid van de opslag van flessengas; in de nabijheid van een propaantank; in de nabijheid van een opslagruimte met brandgevaarlijke producten (o.a. oplosmiddelen, lijmen en harsen met vluchtige componenten); op grote projecten nabij de uitgangen'; in de klussenbus.
Welke brandblusmiddelen zijn nodig?
Blusmiddelen moeten zijn afgestemd op de te blussen materialen. Vaak worden universele, verplaatsbare blussers gebruikt: poederblussers, koolzuursneeuwblussers en multiclass-blussers: - de poederblusser is het meest voorkomend. Met een groot blusvermogen zijn ze verkrijgbaar in verschillende typen en gewichtsklassen, meestal minimaal 6 kilo; - koolzuursneeuwblussers zijn op een bouwwerk minder geschikt, tenzij voor speciale toepassingen; - multiclass-blussers, gevuld met water met een verdunningsmiddel, dringt snel in brandende vaste stoffen (zoals hout) en is door de meervoudige toepasbaarheid zeer geschikt voor een bouwplaats.
7
De posters zijn verkrijgbaar bij De Koninklijke Nationale Bond voor Reddingswezen en Eerste Hulp bij Ongelukken Het Oranje Kruis Den Haag {tel. 070 - 338 32 32). 8
Enkele voorbeelden van activiteiten waarbij blusmiddelen beschikbaar moeten zijn: las-, brand- en snijwerk (onder andere op lassets); dakdekkerswerk (voor zowel de ketel als op de werklocaties op het dak), asfaltwerk (op de asfaltwerkmachine).
9 Bij een laag brandrisico is de eis één blusser per 300 m2 en minstens twee per verdieping.
10
7
Bijlage Het opleidingsprofiel van de bedrijfshulpverlener 10
Taakgebied: eerste hulp
Bedrijfshulpverleners k u n n e n een gevaarlijke situatie als zodanig herkennen en k u n n e n de juiste maatregelen nemen ten behoeve van hun veiligheid en die van het slachtoffer (t) k u n n e n het slachtoffer in een noodsituatie verplaatsen (im) kunnen nagaan wat er met het slachtoffer is gebeurd (t) k u n n e n het slachtoffer gerust stellen (t) k u n n e n op de juiste wijze voor deskundige hulp zorgen (t) zijn vaardig in het verlenen van eerste h u l p bij: - bewustxijnsstoornissen (t + 1112) - ademhalingsstoornissen (t + m2) - bloedsomloopstoornissen (t + ma) - uitwendige bloedingen (t + ni2) kunnen eerste hulp verlenen bij: - shock (t)
- uitwendige wonden (t) - brandwonden (t) - botbreuken (t) - oogletsel (t) kennen hun afgebakende rol binnen het taakgebied 'eerste hulp' (t) Taakgebied: beperking en bestrijding van een beginnende brand
Bedrijfshulpverleners kunnen een beginnende brand bestrijden (t + mi) kunnen veiligheidsvoorzieningen gebruiken (t + mi) ( h e r ) k e n n e n de belangrijkste functies van de brandpreventieve maatregelen en voorzieningen (t) kunnen de branddriehoek toepassen (t) kennen de ontwikkeling van een brand (t) kennen hun afgebakende rol binnen het taakgebied 'beperking en bestrijding van een beginnende brand' (t) Taakgebied: ontruiming
Bedrijfshulpverleners k u n n e n een o n t r u i m i n g begeleiden (t) k u n n e n gebruik maken van de veiligheidsmiddelen (t) kennen het ontruimingsplan en het doel hiervan (t) kennen de vluchtroute en het gebruik hiervan (t) kennen de toepassingsmogelijkheden van vluchtmiddelen (t) kennen hun afgebakende rol binnen het taakgebied 'ontruiming' (t)
Taakgebied: communicatie
-
Bedrijfshulpverleners kunnen op een juiste wijze een ongeval of brand melden (t) kunnen bedrijfsintern communiceren (t) kunnen bedrijfshulpverleningsdiensten van relevante informatie voorzien (t) weten wat relevante informatie is voor andere diensten (i) kunnen communicatiemiddelen hanteren (t) kennen hun afgebakende rol binnen het taakgebied 'communicatie' (t) Betekenis van de gedragsniveaus
i: inzicht = kunnen noemen van consequenties en/of in eigen woorden kunnen formuleren t: toepassen = kunnen gebruiken van standaardbegrippen, -principes, -regels, -methoden en -technieken mi: kunnen verrichten van motorische vaardigheden m2: bedreven zijn in bepaalde motorische vaardigheden Bron: Brandweerexamen reglementen 7
Uit Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening, een uitgave van de Ministeries van Sociale zaken en Werkgelegenheid en van Binnenlandse Zaken, Directie Brandweer en Rampenbestrijding.
12
Literatuurverwijzing snu Den Haag Arbowet art. 22, 23 en 23b: Deskundige Bijstand op het Gebied van Bedrijfshulpverlening; Arbobesluit: Hoofdstuk 2, afdeling 4, Bedrijfshulpverlening ( a r t . 2.16 t/m 2.22} Hoofdstuk 3, afdeling i, paragraaf 3, Voorzieningen in Noodsituaties (art.3.6 t/m 3.10); Arboregeling: Hoofdstuk 8, Veiligheids- en gezondheidssignalering; Beleidsregel 2.21 Opleidingsprofiel Bedrijfshulpverlener 3.9 Noodverlichting: Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, Den Haag; Bij Bedrijfshulpverlening Staat Veel op het Spel (brochure), 1996: Logistiek centrum van de directie Brandweer en R a m p e n b e s t r i j d i n g , Zoetermeer; Brandbeveiligingsconcept Bedrijfshulpverlening 1996: Ministerie s/.vv en Ministerie Binnenlandse Zaken. Arbouvv, Amsterdam Bedrijfshulpverleningsplan, 1997 Adviesbrochure Bedrijfshulpverlening, 1997
Deze uitgave is samengesteld door Arbouw te Amsterdam en Aboma+Keboma te Ede.
Arbouw
, Amsterdam.
Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave, noch middels deze uitgave verkregen gegevens mogen verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, door fotokopieën, of enig andere manier zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Hoewel bij de samenstelling van deze uitgave de uiterste zorg is nagestreefd, kunnen fouten en onvolledigheden niet geheel worden uitgesloten. Arbouw aanvaardt geen aansprakelijkheid, ook niet voor directe of indirecte schade ontstaan door of verband houdende met toepassing van door Arbouw gepubliceerde uitgaven.
13