Naam: _________________________ Klas: __________________________ Mentor: ________________________
2
Inhoudsopgave
Voorwoord ................................................................................................................. 4 Kennis over de mogelijkheden ................................................................................... 5 Leren en studeren ...................................................................................................... 6 Geld en tijd spelen een rol ......................................................................................... 8 Loten .......................................................................................................................... 9 Inschrijven bij hbo of universiteit .............................................................................. 10 Opdracht: Oriënteren op opleidingen en beroepen .................................................. 11 Informatie verzamelen ............................................................................................. 12 Open dagen en meeloopdagen ............................................................................... 13 Opdracht: Leerstijlen van Kolb ................................................................................. 16 Opdracht: Kwaliteiten ............................................................................................... 18 Opdracht: Belemmeringen ....................................................................................... 20 Opdracht: Capaciteiten ............................................................................................ 22 Opdracht: Persoonlijk profiel .................................................................................... 25 Opdracht: Studiematrix ............................................................................................ 27 Opdracht: Valkuilen bij het maken van een keuze ................................................... 28 Opdracht: Manieren van kiezen ............................................................................... 30 Opdracht: Het keuzemodel ...................................................................................... 32 Opdracht: Je ouders als studiecoach ....................................................................... 34 De laatste tips en adviezen: ..................................................................................... 42 Adviezen voor studiekiezers .................................................................................... 44
3
Voorwoord
Het allerlaatste jaar van je middelbare school carrière is aangebroken! Enorm spannend maar ook ongelooflijk leuk! Je gaat dit jaar examen doen en daar bovenop moet je ook nog eens bedenken wat je na dit jaar gaat doen. Geen makkelijke opgave waar je best wel wat hulp bij kunt gebruiken.
Kiezen is een werkwoord. Je zult zelf actief aan de slag moeten gaan met de opdrachten en ervaren hoe de verschillende opleidingen zijn. Bezoek een aantal open dagen en meeloopdagen om erachter te komen wat echt bij je past.
Neem ruim de tijd voor de keuze en vraag hulp als je er niet uitkomt.
Veel succes en plezier met het maken van je keuze.
Groet,
Pienke Elshof Decaan Havo/Vwo/Quest
4
Kennis over de mogelijkheden Wat wordt het na je examen? Mogelijkheden na je examen Wat ga je doen na je examen? Heb je al een besluit genomen? Er zijn kortweg vijf mogelijkheden: 1.
werken;
2.
buitenland;
3.
middelbaar beroepsonderwijs (mbo);
4.
hoger beroepsonderwijs (hbo);
5.
universiteit (wetenschappelijk onderwijs, wo).
Hieronder zie je twee voorbeelden van het verschil tussen mbo, hbo en wo.
mbo
hbo
vwo wo
Zorg
verpleegkundige
hoofdverpleegkundige
arts
Bouw
timmerman
werkvoorbereider
architect
Je kunt natuurlijk gaan werken als je klaar bent met de havo of het vwo. Dit heeft wel enkele nadelen: het werk dat je kunt vinden is misschien niet uitdagend en afwisselend en je hebt zonder diploma van een vervolgopleiding minder mogelijkheden om door te groeien.
Opdracht: wat doe jij? Schrijf op voor welke van de vijf mogelijkheden je denkt te kiezen en waarom.
Ik kies voor: werken / buitenland / mbo / hbo / wo, want
5
Leren en studeren Na het behalen van je diploma ga je naar alle waarschijnlijkheid verder studeren. 95% van de leerlingen doet dat. Op de middelbare school ‘leer’ je en daarna spreken we plotseling van ‘studeren’. Het verschil zit niet alleen in de woorden.
In de bovenbouw moet je steeds meer zelfstandig, samen met klasgenoten, opdrachten uitvoeren. Op een hogeschool of universiteit werk je nog zelfstandiger, moet je nog beter plannen en krijg je te maken met verschillende werkvormen. Er wordt bijvoorbeeld veel gewerkt in projectgroepen, zodat je goed leert samenwerken.
De belangrijkste werkvormen zijn: Colleges Deze werkvorm lijkt nog het meest op de lessen zoals je die kent van de middelbare school. Je krijgt les in duidelijk herkenbare vakken (ongeveer 30 studenten). Hoorcolleges Een grote groep studenten luistert naar de uitleg van een docent en maakt aantekeningen (80 tot 120 studenten, maar bij een populaire studie soms wel 400). Werkcolleges of practica Deze zijn voor het oefenen van praktische vaardigheden. Meestal maak je daarbij gebruik van bepaalde hulpmiddelen. Deze werkcolleges staan onder leiding van een docent of soms ook een ouderejaarsstudent (ongeveer 18 studenten). Werkgroepen of projectgroepen Met een groep studenten voer je zelfstandig een bepaalde opdracht uit (ongeveer vier tot acht studenten). Individuele begeleiding Net als op de middelbare school heb je een mentor of studieloopbaanbegeleider die verantwoordelijk is voor jouw begeleiding. Met hem of haar kun je je studievoortgang bespreken en praten over eventuele problemen die je studie ongunstig beïnvloeden.
6
Projectonderwijs Op de middelbare school zijn de lessen van elk vak meestal duidelijk herkenbaar. Op een hogeschool of universiteit zijn de vakken niet altijd gescheiden. In de werk- of projectgroepen bijvoorbeeld krijg je vaak een heel concreet probleem voorgelegd en daarvoor moet je met een groep medestudenten een oplossing vinden. Je zult taken moeten verdelen, literatuur bestuderen en vaak zelf praktijkonderzoek doen. Aan het eind van een periode moet je als groep de resultaten van het werk presenteren. Competentiegericht onderwijs. Op de middelbare school zie je op de cijferlijst van je eindexamen vakken en cijfers. Maar je hebt tijdens je opleiding ook allerlei andere dingen geleerd, bijvoorbeeld presenteren, samenwerken, goed plannen, zelfstandig werken, dingen die voor meerdere vakken belangrijk zijn. Dat noemen we vaardigheden. In welke mate jij die vaardigheden geleerd hebt, staat niet op je diploma.
In het hoger onderwijs gaat dat anders. Je krijgt ook wel vakken en cijfers, maar je krijgt pas je diploma als je een serie competenties hebt verworven. Een competentie is een samenhangend geheel van kennis, vaardigheden en houding, die een persoon binnen een beroepscontext goed kan inzetten. Je ziet dus dat vakken en cijfers niet meer op zichzelf staan, maar onderdeel zijn geworden van competenties. Studiepunten Het studieprogramma is gebaseerd op 60 studiepunten (ECTS) per jaar. De studiepunten krijg je door bijvoorbeeld het project dat je met je projectgroep hebt gedaan voldoende af te sluiten of een tentamen naar aanleiding van de hoorcolleges voldoende te maken. In drie (wo) of vier (hbo) jaar moet je 240 studiepunten behalen. Er zijn grote verschillen tussen hoeveel uur studenten per week aan hun studie besteden. De gemiddelde student heeft per week ongeveer 40 uur nodig.
7
Geld en tijd spelen een rol Vanaf schooljaar 2015-2016 verandert de studiefinanciering. En heb jij helaas geen recht meer op de studiefinanciering zoals hij was. Lees hieronder de publicatie van het Ministerie Van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.
In het kort: -
wat jij normaal als studiefinanciering zou krijgen, moet je in het vervolg gaan lenen. En in 35 jaar tijd aflossen. Bedenk dus goed vooraf hoeveel je nodig hebt en hoeveel je gaat lenen.
-
Een aanvullende beurs is eventueel mogelijk, als je ouders minder dan 45.000 per jaar verdienen
-
De ov-kaart blijft behouden
Heb je nog vragen? Neem contact op met de decaan of kijk op www.duo.nl
8
Loten (bron: www.duo.nl) Voor sommige opleidingen of opleidingsplaatsen komen meer aanmeldingen binnen dan het aantal beschikbare plaatsen. DUO voert dan een loting uit. Je kunt op drie manieren worden toegelaten tot een lotingsopleiding. - via centrale selectie - via decentrale selectie - door directe plaatsing Centrale selectie (loting) Als er te veel aanmeldingen zijn voor een opleiding, komt er een opleidingsloting. Dit komt alleen voor bij universiteiten. Als er te veel aanmeldingen zijn voor een opleiding aan een bepaalde hogeschool of universiteit, dan spreken we van een instellingsloting. Dit komt zowel bij universiteiten als hogescholen voor.
Decentrale selectie Steeds vaker selecteren hogescholen en universiteiten zelf (een deel van de) studenten voor hun lotingstudies. We spreken dan van decentrale selectie. De decentrale selectie is een onderdeel van de loting.
Directe plaatsing Er zijn 5 lotingsklassen: A tot en met E. Als je in lotingsklasse A zit, plaatsen we je rechtstreeks bij de opleiding en onderwijsinstelling van je 1e voorkeur. Als je je op tijd hebt aangemeld en aan alle eisen hebt voldaan, zoals het opsturen van de juiste bewijsstukken, dan ben je zeker van een plaats.
Uitslag DUO maakt 18 juli de uitslag van de loting bekend. Je krijgt de uitslag alleen als je voldoet aan alle eisen en alle bewijsstukken binnen de inzendtermijn hebt ingestuurd. Als je ingeloot bent ontvang je een e-mail van Studielink. Ben je uitgeloot dan ontvang je per post uitslag van DUO. De uitslag is ook te zien in Studielink.
Hoe vaak meedoen? Aan de centrale loting mag je per studie niet vaker dan 3 keer deelnemen. In één studiejaar mag je je voor één studie met een loting aanmelden. Als je na 1 juli je aanmelding intrekt, dan heb je een lotingskans verbruikt. Als je aan een decentrale selectie hebt deelgenomen, heb je ook een lotingskans verbruikt, ook als je je aanmelding voor 1 juli intrekt. Als je in een eerder studiejaar voor een opleiding bent ingeloot én ingeschreven, is het niet mogelijk om voor die opleiding nog eens aan de loting mee te doen. Dit geldt ook als je de opleiding aan een andere instelling wilt volgen of voor een andere studievorm kiest (voltijd/deeltijd).
9
Inschrijven bij hbo of universiteit Je gaat studeren. Tijd om een paar zaken te regelen. Je inschrijving regel je via Studielink. Met vragen over je inschrijving ga je naar je school of universiteit. Wat moet je doen? 1. Vraag een DigiD met sms-functie aan. DigiD is je inlogcode voor de hele overheid. Je krijgt na je aanvraag binnen 5 werkdagen een brief met inloggegevens. 2. Ga naar Studielink om je in te schrijven voor je studie. Doe dat vóór 1 mei. 3. Ga naar Duo om je ov-kaart te regelen en eventueel je studielening aan te vragen
Uiterlijk 1 mei aanmelden Je moet je uiterlijk 1 mei aanmelden. Je mag dan tot 1 september nog switchen van studie. Als je je na 1 mei aanmeldt, kán je inschrijving geweigerd worden. Je aanmelding moet voor 1 mei bij studielink binnen zijn. Let er wel op dat voor sommige opleidingen een aanmelddatum eerder ligt dan 1 mei. Bekijk dus altijd goed de website van jouw opleiding om erachter te komen wanneer deze datum is.
Particuliere school Als je een opleiding gaat volgen bij een particuliere school, hoef je je niet via Studielink aan te melden. Je regelt je inschrijving dan direct bij de onderwijsinstelling.
10
Opdracht: Oriënteren op opleidingen en beroepen Bekijk de TKMST website (www.tkmst.nl) eens en kruis aan welke sectoren jou het meest aanspreken. Op de website klik je op “Studiekeuze” en vervolgens helemaal onderin het menu op “opleiding per sector”. Agrarisch/Milieu
Onderwijs en Wetenschappen
Algemene gezondheidszorg
Rechtspraak en Administratie
Bouw
Sociale gezondheidszorg
Communicatie/Reclame/Informatie/Documentatie
Sport/Spel
Economie/Handel/Management
Taal/Cultuur
Grafisch/ Vormgeving/Kunst
Techniek
Hotel/Toerisme/Facilitair
Textiel en Mode
Krijgsmacht en Politie
Uiterlijke verzorging
Logistiek/Transport/Lucht-/Zeevaart
Voeding
Maak nu een top 3 van de richtingen: 1. 2. 3.
Schrijf nu per richting de drie meest interessante opleidingen op: Richting 1:
Richting 2:
Richting 3:
1
1
1
2
2
2
3
3
3
11
Informatie verzamelen Ga vervolgens zoveel mogelijk informatie verzamelen over die opleidingen die je (enigszins) leuk vindt. De informatie die je zoekt om meer over je opleiding (en) van jouw keuze te weten te komen kan gaan over:
welke vooropleidingen zijn er noodzakelijk/gewenst voor een opleiding?
toelating met/zonder een loting? En eventuele extra toelatingseisen?
wanneer moet je je uiterlijk inschrijven voor een opleiding? (check bij de opleiding zelf)
is de opleiding op meerdere plaatsen? Zo ja: waar, en wat zijn de verschillen?
hoe is de opleiding georganiseerd?
hoe wordt er les gegeven? (denk aan de leerstijlen)
welke major/minorcombinaties zijn er mogelijk met deze opleiding
welke vakken krijg je in het eerste, tweede, derde (en vierde) jaar?
welke specialisaties en masters kun je na het derde jaar kiezen?
welke beroepen/functies kun je uitoefenen na een opleiding?
hoe is de arbeidsmarkt op dat gebied?
Je kunt informatie op verschillende plaatsen vinden, onder meer via:
studiegidsen, brochures en folders bijvoorbeeld bij het decanaat
online op de website van de instellingen of informatie op internet,
voorlichtingsdagen en open dagen
meeloopdagen en proefstuderen
een (telefoon)gesprek met een studieadviseur/docent van een opleiding
een (telefoon)gesprek met een student
een studie-/studentenvereniging
een interview met een beroepsbeoefenaar
Handige links: Opleidingen en open dagen: www.studiekeuze123.nl www.startstuderen.nl (aanrader) www.tkmst.nl www.ikwildokterworden.nl Buitenland: www.wilweg.nl Aanmelden, loten, stufi,/ov-kaart: www.duo.nl www.studielink.nl
12
Open dagen en meeloopdagen Open dagen en meeloopdagen zijn belangrijk om een goed beeld te krijgen van een studie. Zo leer je hoe de sfeer is, krijg je meer informatie en zie je wat voor studenten er rond lopen.
Op open dagen moet je je wel bedenken dat het niet een echte studiedag reflecteert. Het is misschien mooier aangekleed, je wordt leuk ontvangen etc. Wel krijg je alvast een idee hoe het is.
Op een meeloopdag krijg je echt een goed beeld van de studie, je loopt mee met een student en volgt dan ook echt lessen. Super handig om al je vragen beantwoord te krijgen!
Voor een open dag of meeloopdag kan het voorkomen dat je vrij moet hebben van school. Dit regel je als volgt: 1. Je checkt of je die dag belangrijke lessen of toetsen hebt. Je bent zelf verantwoordelijk voor gemiste lessen of toetsen. Maak vooraf al afspraken met de betreffende docenten en geef aan dat jij er dan niet zal zijn. 2. Haal een open dag/meeloopdag formulier op bij het decanaat of download deze van de website van school onder het kopje decanaat 3. Vul het formulier in en laat ook je ouders ondertekenen 4. Lever het formulier uiterlijk 2 dagen van te voren in bij het decanaat. De open dagen voor dit schooljaar zijn al bekend, dus hou dit goed in de gaten.
Op de website www.studiekeuze123.nl vind je een overzicht van alle open dagen. Meeloopdagen regel je met de opleiding zelf, vaak kun je dit op een open dag al aangeven.
13
Vragen voor open dagen / meeloopdagen Opleiding 1:
Opleiding 2:
Opleiding 3:
Toelatingseisen: Wat zijn de toelatingseisen voor deze opleiding?
Wat kan ik doen bij een onvolledig vakkenpakket/ profiel? Zijn er bijspijker- of zomercursussen?
Is er een loting? Hoe groot is de gemiddelde kans op inloten?
Is er een selectieprocedure d.m.v. tests of opdrachten? Zijn daar kosten aan verbonden? Hoe moet ik mij inschrijven voor de opleiding? En voor wanneer?
Propedeuse: Welke vakken worden tijdens de propedeuse of het eerste jaar gegeven?
Hoeveel procent van de eerstejaars haalt in een jaar de propedeuse? Wat zijn de oorzaken van studievertraging? Hoe intensief is de studiebegeleiding in het eerste jaar? Waaruit bestaat deze?
Is er sprake van een bindend studieadvies?
Wanneer moet ik een specialisatie of afstudeerrichting kiezen?
Inhoud lesprogramma: Welke vormen van les of college worden er gegeven?
14
Hoeveel uur les of college is er gemiddeld per week?
Hoeveel uur moet er per week gemiddeld aan zelfstudie besteed worden?
Hoe hoog zijn de kosten voor boeken en andere studiebenodigdheden?
Bevat de studie een of meer stages? In welk jaar? En hoe lang duurt de stage?
Welke mogelijkheden zijn er om naar het buitenland te gaan tijdens de studie?
Hoeveel “vrije keuze” ruimte is er?
Welke afstudeerrichtingen zijn er?
Toekomst: Welke beroepen staan na deze opleiding voor mij open?
Waar zijn afgestudeerden werkzaam? Welke functies hebben zij?
Eigen vragen:
15
Opdracht: Leerstijlen van Kolb Iedereen heeft een persoonlijke leerstijl, dat wil zeggen: een manier van omgaan met leerstof en leeractiviteiten. Er zijn bijvoorbeeld mensen die het fijn vinden om te leren door veel vragen te stellen. Anderen zijn echte doeners, zij willen het liefst meteen met iets aan de slag.
Is het nuttig om je leerstijl te kennen? Veel mensen die deelnemen aan een test over leerstijlen, denken op dat moment voor het eerst na over hun manier van leren. Het is niet zozeer belangrijk in welk hokje je wordt ingedeeld (doener, denker, enzovoort), maar het is bovendien nuttig dat je voortaan jezelf kunt observeren terwijl je leert ("Hee, nu ben ik echt alleen maar aan het rationaliseren. Misschien moet ik eens wat meer experimenteren, zoals mijn buurman Jeroen tijdens de workshop. Dat is dan ook een echte doener. Laat ik eens..."). Dan kun je variëren in je stijlen en haal je meer uit je opleiding of les.
De ene leerstijl is niet beter dan de andere. Wel leent de ene stijl zich beter voor de ene dan voor de andere leersituatie. Dit verklaart bijvoorbeeld waarom sommige mensen niet op hun best zijn in een klassikale situatie, maar wel tot hun recht komen tijdens een practicum.
Leerstijl
Kernwoorden
Wat is er nieuw? Doener Ik ben in voor Accomoderen alles in.
Bezinner Divergeren
Ik wil hier graag even over nadenken
Leert het beste van...
directe ervaring, dingen doen nieuwe ervaringen, het oplossen van problemen in het diepe gegooid worden met een uitdagende taak
activiteiten waar ze de tijd krijgen/gestimuleerd worden (achteraf) na te denken over acties als de mogelijkheid wordt geboden eerst na te denken en dan pas te doen beslissingen nemen zonder limieten en tijdsduur
Denker Assimileren
Hoe is dat met elkaar gerelateerd?
Beslisser Convergeren
Hoe kan ik dit toepassen in de praktijk?
gestructureerde situaties met duidelijke doelstellingen (congressen, colleges, boeken) als ze de tijd krijgen om relaties te kunnen leggen met kennis die ze al hebben situaties waar ze intellectueel uitgedaagd worden de kans krijgen vragen te stellen en de basismethodologie, logica etc. te achterhalen theoretische concepten, modellen en systemen
activiteiten waar: een duidelijk verband is tussen leren en werken ze zich kunnen richten op praktische zaken ze technieken worden getoond met duidelijke praktische voorbeelden ze de kans krijgen dingen uit te proberen en te oefenen onder begeleiding van een expert
16
Maak op www.thesis.nl eens de leerstijlentest. Klik als je op de website bent rechtsonder op “Belbin & Kolb”. Vervolgens klik je op “De leerstijlentest naar Kolb” om dan in het volgende scherm naar beneden te scrollen en te klikken op: “Lees meer over de vier leerstijlen”. Lees het rustig eens na en halverwege vind je de test: “doe de Kolbtest”. Maak de test en beantwoord de volgende vragen.
Welke leerstijl heb jij??
Wat kun je hiermee ten aanzien van hoe je nu leert? Waar moet jij op letten?
Bij verschillende studies gebruiken ze ook verschillende leerstijlen. Bekijk ook eens welke manieren van lesgeven ze hanteren of vraag hiernaar bij open dagen.
Let op: een bepaalde studie kan in een andere stad weer een andere aanpak hebben (eventueel ook andere vakken aanbieden). Het is dus heel erg belangrijk dat je verschillende instellingen bezoekt!
17
Opdracht: Kwaliteiten In onderstaand schema staan kwaliteiten beschreven. Het is de bedoeling dat je de lijst voor jezelf invult of je de kwaliteit bezit. Dit kan doormiddel van een puntensysteem: 1= helemaal niet 2= een beetje 3= gemiddeld 4= meer dan gemiddeld 5= veel
Daarna is het de bedoeling dat je de lijst door twee of drie andere mensen in laat vullen. Uiteindelijk tel je de punten bij elkaar op. Ik
Totaal
1 Respectvol 2 Tactvol 3 Spontaan 4 Doelgericht 5 Optimistisch 6 Toegewijd 7 Evenwichtig 8 Kan goed analyseren 9 Verantwoordelijk 10 Vastberaden 11 Tevreden 12 Ordelijk 13 Idealistisch 14 Bedachtzaam 15 Inspirerend 16 Krachtig 17 Gedisciplineerd 18 Direct 19 Avontuurlijk 20 Ziet samenhang 21 Intelligent 22 Behulpzaam 23 Weet te onderscheiden 24 Nieuwsgierig 25 Ambitieus 26 Handig 27 Bemiddelaar 28 Voor jezelf opkomen 29 Zelfstandig 30 Organisator 31 Gemoedelijk 18
32 Kan goed luisteren 33 Praktisch 34 Creatief 35 Ijverig 36 Betrouwbaar 37 Speels 38 Nuchter 39 Vriendelijk 40 Makkelijke prater 41 Weet te overtuigen 42 Serieus 43 Levendig 44 Geduldig 45 Inlevingsvermogen 46 Genieter 47 Zorgvuldig 48 Consequent 49 Rustig 50 Moedig 51 Enthousiast 52 Openhartig 53 Veelzijdig 54 Belangstellend 55 Gul 56 Mild 57 Kan relativeren 58 Vrolijk 59 Zorgzaam 60 Flexibel 61 Initiatiefrijk 62 Doorzetter 63 Humoristisch 64 Duidelijk 65 Zelfverzekerd 66 Verdraagzaam 67 Bescheiden 68 Gevoelig 69 Oplettend 70 Eerlijk
19
Opdracht: Belemmeringen In onderstaand schema staan belemmerende eigenschappen beschreven. Het is de bedoeling dat je de lijst voor jezelf invult of je de eigenschap bezit. Dit kan doormiddel van een puntensysteem: 1= helemaal niet 2= een beetje 3= gemiddeld 4= meer dan gemiddeld 5= veel
Daarna is het optioneel om de lijst door twee of drie andere mensen in laat vullen. Uiteindelijk tel je de punten bij elkaar op, het laten invullen door anderen is bij belemmeringen dus niet verplicht. Ik
Totaal
1 Aarzelend 2 Afstandelijk 3 Agressief 4 Arrogant 5 Bazig 6 Bemoeizuchtig 7 Bevooroordeeld 8 Bot 9 Brutaal 10 Cynisch 11 Doet minachtend 12 Doet negatief 13 Drammerig 14 Egoistisch 15 Fanatiek 16 Gemeen 17 Geremd 18 Gesloten 19 Haatdragend 20 Hebberig 21 Humeurig 22 Jaloers 23 Kan geen 'nee' zeggen 24 Kan slecht luisteren 25 Klagerig 26 Koppig 27 Kortzichtig 28 Krenterig 29 Lichtgeraakt 30 Ligt dwars 31 Loslippig 20
32 Lui 33 Naief 34 Onderdanig 35 Onhandig 36 Ongedisciplineerd 37 Ongeduldig 38 Onoprecht 39 Onredelijk 40 Onrustig 41 Ontevreden 42 Onverdraagzaam 43 Onverschillig 44 Onzelfstandig 45 Onvoorzichtig 46 Onzeker 47 Opdringerig 48 Oppervlakkig 49 Opschepperig 50 Overgevoelig 51 Overmoedig 52 Overbezorgd 53 Passief 54 Pessimistisch 55 Pietluttig 56 Saai 57 Slordig 58 Star 59 Streng 60 Te kritisch 61 Traag 62 Vaag 63 Verkwistend 64 Verlegen 65 Verward 66 Waait met alle winden mee 67 Wantrouwig 68 Weet te misleiden 69 Wispelturig 70 Zweverig
21
Opdracht: Capaciteiten Onderstaande lijst kan je helpen een goed beeld te krijgen van je capaciteiten en leerpunten. Geef per capaciteit aan hoe goed je erin denkt te zijn.
Prima
Goed
Matig
Slecht
1 Technisch inzicht 2 Ruimtelijk inzicht 3 Bedrijfseconomisch inzicht 4 Analytisch inzicht 5 Projecten, beleid uitvoeren 6 Beleid ontwikkelen 7 Iets kunnen samenvatten 8 Iets kunnen verklaren 9 Mondelinge uitdrukkingsvaardigheid 10 Schriftelijke uitdrukkingsvaardigheid 11 Vaardigheid met de computer 12 Spreken in het openbaar 13 Besluitvaardigheid 14 Stressbestendigheid 15 Loyaliteit 16 Accuratesse 17 Doorzettingsvermogen 18 Zelfstandigheid 19 Concentratievermogen 20 Improvisatietalent 21 Hulpvaardigheid 22 Overredingskracht 23 Incasseringsvermogen 24 Zelfbeheersing 25 Openheid 26 Betrouwbaarheid 27 Creativiteit in denken 28 Artistieke vaardigheden 29 Geheugencapaciteit 30 Anticipatievermogen 31 Kennis en gebruik van vreemde talen 32 Sociale vaardigheden 22
33 Representativiteit 34 Nauwgezetheid 35 Teamwork, stimulerend vermogen 36 Reageren op lastige situaties 37 Slecht nieuws overbrengen 38 Inzicht in doen en laten van anderen 39 Interesse in doen en laten van anderen 40 Contactuele eigenschappen 41 Open staan voor adviezen 42 Verantwoordelijkheidsgevoel 43 Leidinggevende kwaliteiten 44 Bestuurlijke kwaliteiten 45 Verzorgende / Verplegende kwaliteiten 46 Verkopen, vertegenwoordigen 47 Commercieel inzicht 48 Werktempo 49 Organiseren, plannen, projectmatig werken 50 Administreren, financien beheren 51 Informatie verzamelen en verwerken 52 Adviseren 53 Bemiddelen 54 Coordineren 55 Conflicten oplossen 56 Resultaatgericht 57 Onderzoeken 58 Onderhandelen 59 Inleven in anderen 60 Luisteren 61 Initiatieven nemen 62 Delegeren 63 Oog voor detail 64 Instrueren 65 Doelgerichtheid
23
24
Opdracht: Persoonlijk profiel Zet je sterke en zwakke punten eens op een rijtje en maak een Persoonlijk Profiel op basis van de informatie die je uit de vragenlijsten hebt gehaald. Deze informatie over jezelf is essentieel om je verder op weg te helpen in het keuzeproces. Als je niet goed weet hoe jezelf in elkaar zit, kun je ook nooit goed bepalen welke opleidingen er bij jou passen.
Mijn vijf belangrijkste sterke eigenschappen zijn: 1 2 3 4 5
Mijn vijf belangrijkste belemmeringen zijn: 1 2 3 4 5
Mijn vijf capaciteiten die het hoogst scoren zijn: 1 2 3 4 5
25
Mijn vijf capaciteiten die het laagst scoren zijn: 1 2 3 4 5
Noem vijf dingen die je voor het invullen van de vragenlijst nog niet wist over jezelf:
1
2
3
4
5
Opdracht: Neem je persoonlijk profiel mee naar huis en bespreek dit eens met je ouders. Laat hen de lijsten van de kwaliteiten en belemmeringen invullen en bespreek het.
26
Opdracht: Studiematrix Om erachter te komen welke studie het beste past bij jouw kwaliteiten, belemmeringen en interesses ga je een studiematrix invullen. In onderstaand schema zet je links je top 5 kwaliteiten en daaronder de top 5 belemmeringen. Bovenaan zet je de studies die je het meeste interessant vindt. Daarna geef je met een plus (+) of een min (-) aan in hoeverre dit past bij jouw favoriete studies.
Studie
Kwaliteiten
Belemmeringen
Conclusie
In de conclusie schrijf je op in hoeverre je vindt dat de studie bij je past, gezien de kwaliteiten en belemmeringen.
27
Opdracht: Valkuilen bij het maken van een keuze Bij het maken van een studiekeuze zijn er een aantal valkuilen waar we je in de nu volgende opsomming voor willen waarschuwen. Probeer voor jezelf eerlijk na te gaan of je je tot sommige valkuilen laat verleiden.
Haastige spoed Vind je het een vervelend gevoel niet te weten wat je volgend jaar gaat doen, dan is het verleidelijk om zo snel mogelijk een keuze te maken zodat de rust weerkeert. Bedenk dat haastige spoed zelden goed is! Een goede keuze maken kost tijd. Het is erg frustrerend om in een nieuwe opleiding dezelfde twijfels tegen te komen, als waar je nu mee rondloopt.
Uitstelgedrag Wanneer je moeite hebt met kiezen is het verleidelijk om de keuze uit te stellen, eerst je eindexamen, zomerbaantje, vakantie en dan maar eens gaan kiezen. Dat is wat aan de late kant en de kans dat je te gehaast kiest is daardoor aanwezig. Een andere vorm van uitstellen is het kiezen van een algemene, brede opleiding waar je nog veel kanten mee uit kunt. Deze studies hebben echter een breed aanbod, waarbinnen je duidelijke keuzes moet maken. In de hoop het maken van een keuze te ontlopen of uit te stellen, veroorzaak je dus alleen nog maar meer keuzemomenten voor jezelf! Er is niets mis met het kiezen van een brede opleiding als je generalist bent en goed zelf je pad kunt uitstippelen. Maar als je vooral duidelijkheid nodig hebt en niet goed kunt kiezen, dan is een brede studie wellicht geen verstandige keuze.
Vanzelfsprekendheden Het is gebruikelijk uit te gaan van vanzelfsprekendheden als: ‘met een VWO-diploma ga je naar de universiteit’. Er is een verschil tussen het HBO en het WO onderwijs. Het kan best zo zijn dat de ene vorm van onderwijs beter bij je past dan de andere. Of dat je door een deel van het onderwijsaanbod niet te bekijken een opleiding misloopt die heel goed bij je past. Ga dus niet uit van deze ‘vanzelfsprekendheden’!
De perfecte studie Ga niet op zoek naar een studie die 100% ideaal is, voor de meeste mensen bestaat die helaas niet. Er zal altijd wel een onderdeel zijn dat minder leuk is. Natuurlijk moet het merendeel van de studie wel bij je passen.
Voor en tegen Het werkt niet om een lijst met opleidingen te onderzoeken en degenen die je niet bevallen weg te strepen tot er een overblijft: je kiest dan namelijk niet vóór een studie, maar tégen de anderen!
28
1e keus en alternatief Als je interesse uitgaat naar een studie waar je voor moet loten, hou dan de dead-line goed in de gaten. Er is natuurlijk een kans dat je wordt uitgeloot. Het is dus goed om een alternatief achter de hand te hebben. Kijk goed naar wat het is dat je aanspreekt in de opleiding en onderzoek of dat ook in een andere opleiding terug te vinden is. Op deze manier kun je een alternatief vinden. Probeer genoeg informatie over dit alternatief te krijgen, zodat je zeker weet dat de opleiding je genoeg te bieden heeft. Als het altijd een ‘tweede keus’ zal blijven omdat je niet bent ingeloot, is het verstandig om te overwegen of je dat wel wilt en kunt volhouden.
Levenservaring Wanneer je er eigenlijk best een jaartje tussenuit zou willen krijg je vaak te horen dat dat niet verstandig is omdat je dan uit het studieritme raakt. Door naar deze raad te luisteren kun je een interessante ervaring mislopen. Een jaar niet studeren en in plaats daarvan reizen en/of werken kan je veel zelfkennis opleveren en tevens je studiemotivatie vergroten doordat je ontdekt dat de interessantste banen over het algemeen toch zijn weggelegd voor de mensen met een diploma.
Grenzen verleggen Kijk je alleen naar het onderwijsaanbod in je eigen omgeving? Dan kun je die fantastische opleiding die heel goed bij je interesses aansluit mislopen! De ervaring leert dat wanneer je iets echt graag wilt je er ook meer voor over hebt!
Tradities (doorbreken) Het lijkt gemakkelijk om met je studiekeuze binnen gebaande (familie)paden te blijven. “Mijn opa en moeder zijn ook arts” of “mijn hele familie zit in de handel” zijn vaak gehoorde keuzeargumenten. Bedenk echter dat ieder mens anders is en dat jouw belangstelling doorslaggevend zou moeten zijn.
Hobby en beroep Eigenlijk wil je van je hobby (bijvoorbeeld sport of kunst) je vak maken, maar je twijfelt aan de mogelijkheden op de arbeidsmarkt hiermee. Bedenk dan dat je motivatie en belangstelling voor de gekozen opleiding of het vak hele belangrijke factoren zijn in het slagen van je latere carrière! (Bedenk evenwel ook dat je je hobby als zodanig kwijt bent). Opdracht: Welke valkuil is voor jou het meest van toepassing?
Vraag ook eens aan je ouders/broers/zussen/vrienden wat zij denken dat jouw valkuil is!
29
Opdracht: Manieren van kiezen Iedereen heeft een eigen manier van kiezen. Het is van belang om te weten hoe jij over het algemeen keuzes maakt en welke factoren daarbij een rol spelen zodat je dit inzicht bij een volgende keuze kan gebruiken. Bekijk eerst de lijst ‘manieren van kiezen’ en beantwoord dan de vragen.
Hieronder zie je verschillende manieren om een keuze te maken of een beslissing te nemen. Bekijk ze goed en bedenk welke manier op jou van toepassing is.
1. Meegaand Je houdt ervan als iemand anders voor jou beslist. Je geeft een ander de verantwoordelijkheid om voor jou te kiezen.
2. Uitstellend Je kunt niet beslissen, je schuift het voor je uit. En waarom zou je haast hebben, morgen is er weer een dag.
3. Zoekend Je zoekt zoveel informatie dat de beslissing ingewikkeld wordt. Je ziet door de bomen het bos niet meer.
4. In het noodlot geloven Je denkt: dat wat moet gebeuren, gebeurt. Dus waarom zou je een beslissing nemen.
5. Wikkend en wegend Je overweegt alle mogelijkheden op voor- en nadelen voordat je een beslissing neemt.
6. Plannend: Je volgt een duidelijk overdachte route en maakt een keuze.
7. Impulsief Je beslist eerst en gaat dan over je beslissing nadenken.
8. Verlamd Je weet dat je moet beslissen, maar je bent zo onder de indruk door de mogelijkheden dat je geen keuze kunt maken.
9. Gevoelsmatig Je gebruikt meer je gevoel dan je verstand
30
10. Bewust Je zet alles op een rij, kent de gevolgen en kiest.
11. Realistisch Je weet dat zeker weten niet bestaat en durft de knoop door te hakken. Opdracht: Vragen manieren van kiezen
Welke manier(en) van kiezen heb jij?
Wat vind je van je manier(en) van kiezen? Licht je antwoord toe.
Hoe merk je dat je een goede keuze hebt gemaakt? Welk effect heeft een goede keuze? Wat gaat aan een goede keuze vooraf?
Hoe merk je dat je een minder goede of verkeerde keuze hebt gemaakt? Welk effect heeft een minder goede of verkeerde keuze? Wat gaat aan een minder goede of verkeerde keuze vooraf?
Bij een minder goede of verkeerde keuze heb je in principe de volgende drie mogelijkheden: - doormodderen - stoppen/iets anders doen - actie tot verandering/verbetering Welke neiging heb jij? Wat vind je van deze neiging?
Waar moet jij op letten bij het maken van een studie- en beroepskeuze? (wat zijn jouw aandachtspunten?)
31
Opdracht: Het keuzemodel Gebruik onderstaand model om twee (of meer) keuze-mogelijkheden met elkaar te vergelijken. Geef aan wat de positieve en negatieve aspecten zijn van de keuzes. Ga vervolgens na welke punten daarvan het belangrijkst zijn door elk aspect een cijfer van 1 tot 10 toe te kennen. Het cijfer 10 geef je aan aspecten die zeer zwaar wegen en het cijfer 1 aan aspecten die je eigenlijk niet of nauwelijks belangrijk vindt. Dat dwingt je om te bepalen wat er voor jou meer en minder belangrijk is. Je kunt per keuze de scores van de positieve aspecten optellen en zo keuzes met elkaar vergelijken. Dat kun je natuurlijk ook met de negatieve aspecten doen. Belangrijker is echter dat je over de verschillende aspecten van je keuzes hebt nagedacht en over wat dat voor jou betekent.
Opleiding 1: 1-10
Positieve aspecten
Totaal:
1-10
-
Negatieve aspecten
=
Opleiding 2: 1-10
Positieve aspecten
Totaal:
1-10
-
Negatieve aspecten
=
32
Opleiding 3: 1-10
Positieve aspecten
Totaal:
1-10
-
Negatieve aspecten
=
Bekijk de positieve en negatieve aspecten van alle drie de opleidingen en maak een top 3: Opleiding 1 2 3 Stel je voor dat je een paar maanden met je nieuwe studie bezig bent. Hoe zou je op dat moment merken dat je de juiste studie hebt gekozen? Waaruit blijkt dat voor jou?
Ontbreekt er momenteel 'iets' om te kunnen kiezen? Wat heb je nodig om een keuze te kunnen maken?
Stel dat je de 'beste' studiekeuze beoordeelt met 10 en de slechtste studiekeuze met 0. Waar zit je op dit moment? Welk cijfer geef je?
Hoe zou je, al is het maar 1 punt, hoger kunnen komen?
33
Opdracht: Je ouders als studiecoach Je ouders kunnen perfecte last minute studiecoaches zijn, maar weten ze eigenlijk wel wat je dromen en ambities zijn? En omgekeerd: weet jij hoe jouw ouders over jou denken en hoe ze jouw toekomst voor zich zien? Om zoveel mogelijk profijt te hebben van de steun van je ouders moeten alle vooroordelen (onuitgesproken) ideeën en (impliciete) verwachtingen open en bloot op tafel.
Opdracht Ga er samen eens goed voor zitten en maak de vergelijkende ouder-studiecoachingstest. 1. Lees eerst de instructie bij de test. 2. Maak dan de vragen. 3. Lees daarna de uitleg bij de vragen. 4. Bespreek vervolgens de antwoorden van jou en jouw ouders met elkaar. 5. Noteer de belangrijkste conclusies die jullie getrokken hebben.
De Instructie bij de test Op de volgende drie pagina's staan enkele vragen genoteerd. Omcirkel per vraag het antwoord dat het beste bij jou/ of jouw dochter/zoon past. Vul los van elkaar de vragen in. Bij twijfel altijd een antwoord invullen! Vergelijk daarna de antwoorden. Komen ze overeen? Of juist niet? En waarom is dat? Lees na afloop pas de toelichting bij de vragen.
34
De test door jezelf:
1. Wil je gaan studeren? / Wilt u dat uw kind gaat studeren? a. Natuurlijk! Zijn er andere opties dan? b. Ik weet het nog niet, (eerst) reizen of werken lijkt me ook wel wat. c. Nee. Ik heb het totaal gehad met leren.
2. Weet je wat je wilt studeren? / Weet uw kind wat hij/zij wil studeren? a. Ja, dat weet ik al sinds groep 3! b. Ik weet vaag de richting, maar twijfel nog tussen een aantal studies. c. Nee, ik heb totaal geen idee.
3. Wat zijn jouw talenten? / Wat zijn de talenten van uw kind? a. Ik ben creatief, energiek en initiatiefrijk. b. Ik ben slim, geduldig, ambitieus en precies. c. Ik ben handig, sportief en resultaatgericht.
4. Hoe leer je? / Hoe leert uw kind? a. Ik zit urenlang op mijn kamer te blokken. b. Ik praat over de stof met mijn medeleerlingen. c. Ik luister nar het verhaal van de leraar en stel vragen als ik iets niet snap.
5. Wat vind je belangrijk in een studie? / Wat vindt u belangrijk in een studie? a. Interessante studie, kwalitatief goed onderwijs, goede docenten. b. Gezelligheid, fijne studiegenoten, leuke studentensatd. c. Toekomstperspectief, doorstromen naar een goede baan.
6. Wat is je levensmotto? / Wat is uw levensmotto? a. “De maatschappij, dat ben jij!” b. “Voor mijn veertigste binnenlopen.” c. “Do what you like and like what you do.”
35
De test door je moeder
1. Wil je gaan studeren? / Wilt u dat uw kind gaat studeren? a. Natuurlijk! Zijn er andere opties dan? b. Ik weet het nog niet, (eerst) reizen of werken lijkt me ook wel wat. c. Nee. Ik heb het totaal gehad met leren.
2. Weet je wat je wilt studeren? / Weet uw kind wat hij/zij wil studeren? a. Ja, dat weet ik al sinds groep 3! b. Ik weet vaag de richting, maar twijfel nog tussen een aantal studies. c. Nee, ik heb totaal geen idee.
3. Wat zijn jouw talenten? / Wat zijn de talenten van uw kind? a. Ik ben creatief, energiek en initiatiefrijk. b. Ik ben slim, geduldig, ambitieus en precies. c. Ik ben handig, sportief en resultaatgericht.
4. Hoe leer je? / Hoe leert uw kind? a. Ik zit urenlang op mijn kamer te blokken. b. Ik praat over de stof met mijn medeleerlingen. c. Ik luister nar het verhaal van de leraar en stel vragen als ik iets niet snap.
5. Wat vind je belangrijk in een studie? / Wat vindt u belangrijk in een studie? a. Interessante studie, kwalitatief goed onderwijs, goede docenten. b. Gezelligheid, fijne studiegenoten, leuke studentensatd. c. Toekomstperspectief, doorstromen naar een goede baan.
6. Wat is je levensmotto? / Wat is uw levensmotto? a. “De maatschappij, dat ben jij!” b. “Voor mijn veertigste binnenlopen.” c. “Do what you like and like what you do.”
36
De test door je vader
1. Wil je gaan studeren? / Wilt u dat uw kind gaat studeren? a. Natuurlijk! Zijn er andere opties dan? b. Ik weet het nog niet, (eerst) reizen of werken lijkt me ook wel wat. c. Nee. Ik heb het totaal gehad met leren.
2. Weet je wat je wilt studeren? / Weet uw kind wat hij/zij wil studeren? a. Ja, dat weet ik al sinds groep 3! b. Ik weet vaag de richting, maar twijfel nog tussen een aantal studies. c. Nee, ik heb totaal geen idee.
3. Wat zijn jouw talenten? / Wat zijn de talenten van uw kind? a. Ik ben creatief, energiek en initiatiefrijk. b. Ik ben slim, geduldig, ambitieus en precies. c. Ik ben handig, sportief en resultaatgericht.
4. Hoe leer je? / Hoe leert uw kind? a. Ik zit urenlang op mijn kamer te blokken. b. Ik praat over de stof met mijn medeleerlingen. c. Ik luister nar het verhaal van de leraar en stel vragen als ik iets niet snap.
5. Wat vind je belangrijk in een studie? / Wat vindt u belangrijk in een studie? a. Interessante studie, kwalitatief goed onderwijs, goede docenten. b. Gezelligheid, fijne studiegenoten, leuke studentensatd. c. Toekomstperspectief, doorstromen naar een goede baan.
6. Wat is je levensmotto? / Wat is uw levensmotto? a. “De maatschappij, dat ben jij!” b. “Voor mijn veertigste binnenlopen.” c. “Do what you like and like what you do.”
37
De uitleg bij de vragen
1. Wil je gaan studeren? / Wilt u dat uw kind gaat studeren? Deze vraag gaat over motivatie. Het is meteen een fundamentele vraag. Wil je eigenlijk wel (meteen) gaan studeren na de middelbare school? Of wil je liever gaan reizen of werken of …? Het komt vaak voor dat ouders en kinderen hier verschillende (onuitgesproken) ideeën over hebben. Voor je ouders is studeren een vanzelfsprekendheid, maar voor jou misschien niet. Als de tijd dringt, is het dus zaak om snel de hamvraag boven tafel te krijgen: heb ik diep van binnen wel zin in een studie?
2. Weet je wat je wilt studeren? / Weet uw kind wat hij/zij wil studeren? Deze vraag gaat over communicatie. Eigenlijk weet je al lang wat je wilt studeren, maar je praat er niet over. Of je hebt werkelijk geen idee, maar je durft dit niet te vertellen. Hoe dan ook: gooi het eruit!! Je ouders kunen je alleen goed coachen als jij duidelijk communiceert.
3. Wat zijn jouw talenten? / Wat zijn de talenten van uw kind? Deze vraag gaat over talenten. Een groot verschil in antwoord op deze vraag tussen jou en jouw ouders duidt erop dat jij jezelf anders ziet dan dat je ouders doen. Doe je voordeel met het feit dat ze je al jaren (je hele leven…!) kennen en je vaak meer kunnen vertellen over jezelf en jouw karakter. Hun ervaringen met jou als kind kunnen je helpen om af te vragen welke studie goed bij je zou passen.
4. Hoe leer je? / Hoe leert uw kind? Deze vraag gaat over leerstijlen. De manier waarop je leert en studeert is een belangrijk aandachtspunt bij je studiekeuze en bij uitstek een onderwerp waar ouders op letten. Is de studiebegeleiding in orde, past de manier van werken bij jou? Het is handig als jullie hier dezelfde ideeën over hebben.
5. Wat vind je belangrijk in een studie? / Wat vindt u belangrijk in een studie? Deze vraag gaat over prioriteiten. Het is niet ondenkbaar dat jij en je ouders andere prioriteiten stellen bij de studiekeuze. Jij vindt bijvoorbeeld een studie gewoon razend interessant of kiest voor de stad waar je vrienden ook gaan studeren. Je ouders maken zich druk over je carrière en de kwaliteit van een opleiding. Ook hier geldt: de je voordeel met hun argumenten! Het is waardevolle informatie die jij misschien over het hoofd ziet.
6. Wat is je levensmotto? / Wat is uw levensmotto? Deze vraag gaat over je levenshouding/levensfase. Jij wilt bijvoorbeeld graag kunstschilder worden, maar je ouders zien je graag het bedrijfsleven ingaan. Kortom: jullie hebben een verschillende levenshouding. Voor jou geldt: schuif de argumenten van je ouders niet meteen opzij, maar benut de levenservaring die ze op je voor hebben. Voor je ouders geldt: uit uw mening, maar projecteer uw eigen wensen niet op uw kind.
38
Beantwoord nu de volgende vragen: 1. Noteer hieronder de conclusies die jij en je ouders hebben getrokken nadat je jullie antwoorden van de test hebben nabesproken met elkaar. ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………... ………………………………………………………………………………………………………………………...
2. Bespreek de onderstaande tien tips met je ouders en bekijk samen welke tips jullie goed vinden. Leg ook uit waarom jullie dat samen vinden: ………………………………………………………………………………………………………………...………… …………………………………………………………………………………………………………………………… …………………...……………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………...……………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………...……………………………………… …………………………………………………………………………………………………………………...……… …………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………...…………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………...…………………………………………
39
De tips Tip 1 Bezoek de Voorlichtingsdag Ouders zijn welkom op de voorlichtingsdagen/open dagen van de meeste universiteiten en hogescholen. Probeer de sfeer van de onderwijsinstelling in te schatten: is dit een plek waar uw kind zich als toekomstig student goed kan ontplooien? Vraag de studenten die u rond ziet lopen hoe ze hun opleiding ervaren en knoop gesprekken aan met de docenten. Voor ouders zijn er op de meeste instellingen ook speciale presentaties.
Tip 2 Vraag door Is uw dochter/zoon al naar een meeloopdag geweest? Uit onderzoek blijkt dat de uitval minder is als aanstaande studenten een instelling vaker bezocht hebben voordat ze met hun opleiding beginnen. Vraag vooral door naar de ervaringen en kom er later nog eens op terug. Ook is het zinvol eens (samen) naar een studiekeuzesite te kijken.
Tip 3 Kwaliteit opleiding Hoe is de kwaliteit van de opleiding in vergelijking met opleidingen van andere hogescholen of universiteiten? Hoe staat de opleiding bekend in de onderwijswereld en bij werkgevers? Hoe tevreden zijn de studenten? Allemaal vragen die u op een open dag kunt stellen… En kijk ook eens naar de Keuzegids Hoger Onderwijs. Daarin worden de opleidingen van hogescholen en universiteiten vergeleken.
Tip 4 Carrièreperspectief Welk beroep gaat uw kind uitoefenen na de opleiding? Past dit bij uw zoon/dochter? Weet u niet precies welke beroepen mogelijk zijn na een opleiding bij onze onderwijsinstelling? Vraag er dan vooral naar op een open dag.
Tip 5 Studeerbaarheid Heeft uw kind veel of weinig begeleiding nodig van docenten en studieadviseurs? Hoe is de verhouding docenten/studenten? Hoeveel uitval is er tijdens het eerste jaar? En de jaren daarna? Probeer te achterhalen hoeveel begeleiding er is en schat in of dit past bij uw kind.
Tip 6 Werkvormen Welke werkvormen zijn er bij de opleiding? Is er voldoende afwisseling? Zijn er veel hoorcolleges of practica en zelfstudie en past dit bij uw kind? Of gedijt uw kind juist bij veel projectwerk? Moet uw zoon/dochter veel op de instelling zijn of zijn er maar enkele contacturen?
Tip 7 Leefomgeving Hoe is de toekomstige leefomgeving van uw zoon/dochter? Hoe is de sfeer van de stad? Kan uw zoon/dochter zich hier thuis voelen? Zijn er voldoende mogelijkheden voor vrije tijd, sport, cultuur, sociale contacten? Iedereen heeft ‘dips’ tijdens zijn studententijd. Een goede sfeervolle leefomgeving is dan belangrijk en kan net dat zetje geven om door te gaan.
40
Tip 8 Enthousiasme De belangrijkste tip: vindt uw kind het leuk, is hij/zij enthousiast? Hoe praat uw zoon/dochter met vrienden en kennissen over de onderwijsinstelling en de opleiding? Als uw kind zich goed voelt bij een opleiding is het een goede keuze.
Tip 9 Mijn kind kan (nog) niet kiezen Keuzes maken is moeilijk, ook voor jong-volwassenen. Twijfelt uw zoon/dochter tussen een aantal opleidingen? Als opleidingen aan elkaar verwant zijn is het soms nog mogelijk in het eerste jaar te switchen. En komt uw zoon/dochter er helemaal niet uit? Dan is het misschien een goed idee een jaartje te gaan werken of reizen.
Tip 10 Verwennen mag De meeste studenten hebben doorgaans gewoon een heerlijke studententijd en alle vragen die u nu misschien hebt, worden vanzelf opgelost. Uw zoon of dochter is volwassen en loopt niet in zeven sloten tegelijk. Is er dan voor u helemaal geen taak meer? Jawel hoor, studenten willen maar wat graag verwend worden als ze voor het weekend, met grote rugzakken, naar huis komen. En daarin past best uw halve voorraadkast, een paar borden die u niet meer gebruikt… En de hamer die u niet meer terug kunt vinden? Die is via die route naar een studentenkamer versleept.
41
De laatste tips en adviezen:
Succesvolle studiekiezers … 1. Hebben vaker gebruik gemaakt van voorlichting en hebben met name vaker een bezoek gebracht aan de instelling (voorlichtingsdag, proefstuderen, e.d.).
2. Vinden zelf ook vaker dat zij goed hebben nagedacht en veel informatie hebben verzameld voor hun studiekeuze.
3. Maken hun keuze vroeger, d.w.z. zij stellen hun keuze minder vaak uit tot de zomermaanden.
4. Hebben hun studie vaker gekozen omdat die inhoudelijk interessant is, aansluit bij hun capaciteiten/vaardigheden en vanwege het beroep dat zij er later mee kunnen uitoefenen. In het wo hebben zij hun studie minder vaak gekozen vanwege een hoger salaris.
5. Hebben hun instelling vaker gekozen vanwege de betere sfeer, betere onderwijsmethode en een persoonlijker/kleinschaliger karakter. In het hbo kiezen zij bovendien vaker hun hogeschool vanwege kwaliteit en reputatie en juist minder vaak vanwege een aantrekkelijke stad en studentenleven. In het wo kiezen zij hun universiteit vaker vanwege aantrekkelijker gebouwen en faciliteiten en minder vaak omdat deze dichtbij is.
6. Hebben op een breed terrein hogere verwachtingen van studie, instelling en studentenleven.
7. Schatten zelf hun kansen op het halen van het einddiploma vanaf het begin van de studie al hoger in.
8. Hebben vaker een studiekeuze- of intakegesprek gehad rond de start van de studie.
9. Hebben een sterkere binding met hun studie, d.w.z. zij zijn er vanaf het begin sterker van overtuigd dat hun gekozen opleiding en latere beroep helemaal passen bij hun interesse en aanleg.
10. Hebben minder vaak spijt van hun profielkeuze in havo/vwo.
11. Hebben minder vaak een jaar gedoubleerd in hun vooropleiding.
12. Besteedden in hun vooropleiding meer tijd aan hun studie en haalden hogere cijfers.
42
13. Vertoonden meer inzet in hun vooropleiding (naar hoge cijfers streven, minder uitstelgedrag, goed plannen, etc.).
14. Vinden vaker dat hun vo-school hen goed heeft begeleid in hun studiekeuze.
15. Hebben minder vaak getwijfeld tussen twee of meer opleidingen.
16. Hebben vaker een tussenjaar ingelast tussen hun vooropleiding en het hoger onderwijs. In het hbo vallen degenen die in het tussenjaar werkten minder vaak uit; in het wo zijn dat de degenen die in het tussenjaar reisden. (N.B. in totaal is de groep studenten die werkte/reisde echter klein.)
17. Scoren bij vragen naar persoonlijkheid ('Big-5 model') hoger op het kenmerk Zorgvuldigheid. In het wo geldt bovendien dat degenen die doorstuderen lager scoren op Inschikkelijkheid. In het hbo geldt dat degenen die doorstuderen hoger scoren op Extraversie en Emotionele stabiliteit en lager op Intellectuele autonomie.
18. Verwachten vaker zich thuis te zullen voelen bij hun opleiding, instelling, studenten en docenten.
19. Verwachten minder vaak studieproblemen in het algemeen en in het bijzonder met zelfstandig werken, kritisch denken/probleemanalyses maken en samenwerken in projectgroepen. In het wo verwachten zij bovendien minder vaak problemen met Nederlands, wiskunde en rekenvaardigheden.
20. Verwachten vaker dat hun studie intensief zal zijn. In het hbo verwachten zij bovendien vaker dat hun studie van hoog niveau/moeilijk zal zijn.
21. Hebben in het hbo bij hun oriëntatie vaker gelet op de mogelijkheden die de opleiding op de arbeidsmarkt biedt, het niveau/de moeilijkheidsgraad van de opleiding en de hoeveelheid contacttijd en vrije tijd. In het wo hebben zij bij hun oriëntatie vaker gelet op de sfeer in de opleiding, op de inhoud van het programma en de vakken en op het type studenten en docenten dat zij in de opleiding zullen ontmoeten.
43
Adviezen voor studiekiezers Niet alle kenmerken uit het vorige hoofdstuk heb je zelf in de hand. Maar een aantal duidelijke adviezen voor studiekiezers kunnen we op basis van de onderzoeksresultaten wel geven. Dat wil overigens niet zeggen dat studenten de enige partij zijn in het terugdringen van vroege studieuitval: ook de instellingen voor mbo, havo en vwo en ook de hogescholen en universiteiten spannen zich in om onnodige uitval te voorkomen. We geven instellingen hierover ook regelmatig advies. Maar de adviezen hieronder zijn voor de studiekiezers.
1. Stel je keuze niet uit tot de laatste maanden! Komen de eindexamens eraan en twijfel je nog steeds? Neem dan contact op met een decaan, studieadviseur of iemand anders die je in je keuzeproces kan helpen.
2. Blijf je twijfelen over je studiekeuze? Overweeg desnoods om eerst een jaar iets anders te doen en begin niet aan een opleiding waar je eigenlijk zelf niet in gelooft. Je eigen overtuiging van je studiekeuze is de sterkste voorspeller van studiesucces.
3. Kiezen met je hart of kiezen met je hersens? Allebei natuurlijk. Kiezen met je hart voor een opleiding waar je geen correct beeld van hebt, is een garantie voor teleurstelling. Informeer je daarom eerst grondig – ga ook na hoe het programma eruit ziet, welke vakken je krijgt, wat de beroepsmogelijkheden zijn, baankans, et cetera – en kies dàn met je hart.
4. Kies je opleiding niet alleen vanwege de opbrengst achteraf, zoals baankans, salaris en status. Zeker als je inhoudelijk minder sterk gemotiveerd bent voor een bepaalde opleiding, is het verleidelijk om naar dit soort aspecten te kijken (en voor een compleet beeld van je studie horen deze aspecten er natuurlijk ook bij). Maar de beste keuzemotieven zijn nog steeds: vind ik het interessant, past het bij mijn capaciteiten/vaardigheden en vind ik de beroepsmogelijkheden aantrekkelijk?
5. Let bij je instellingskeuze ook op de sfeer en de onderwijsaanpak. Verwacht je je thuis te voelen bij je instelling? Kijk bij een hogeschoolkeuze niet teveel naar de leuke stad en het studentenleven. Kijk bij een universiteitskeuze verder dan alleen naar de dichtstbijzijnde universiteit.
6. Maak gebruik van meerdere voorlichtings- en informatiebronnen en begin niet aan een opleiding zonder dat je er een bezoek aan hebt gebracht: op een voorlichtingsdag of beter nog proefstuderen/meeloopdag.
7. Maak gebruik van de mogelijkheden voor een persoonlijk gesprek bij je nieuwe opleiding waarin je het kunt hebben over onder andere je studiekeuze en je verwachtingen: een studiekeuzegesprek, intakegesprek, startgesprek, et cetera.
8. Onderschat het niveau en de intensiteit van je nieuwe opleiding niet. Denk niet te snel dat het jou wel gemakkelijk af zal gaan. 44
45