Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport (buiten school- en clubverband) : Probleemstelling. door : H. Smulders (Dr. L.O.) Leuven, 15 november 1996
Inhoud
DEEL I : DE VOORWAARDEN VOOR SPORTORGANISATIE 1. ‘The Sky is the Limit’ 2. Sport als een economisch gegeven
2
3. ‘Grootmeester in de Survivalkunst’ of : de valorisatie van sport-diploma’s
3
4. Besluit
5
DEEL II : FISCALITEIT 1. Situering a. Het oneigenlijk gebruik van vzw’s b. Belasting op de Toegevoegde Waarde c. Fraude
6 7 8
2. Besluit
9
DEEL III : SOCIALE ZEKERHEID 1. Situering
10
2. Wettelijke regelingen
11
3. Besluit
12
DEEL IV : ALGEMEEN BESLUIT
12
Voetnoten
13
1 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
DEEL I : DE VOORWAARDEN VOOR SPORTORGANISATIE
1. ‘The Sky is the Limit’ Het ziet ernaar uit dat er in België niet de minste belemmering of richtlijn bestaat voor de organisatie van sport. Geen diploma vereisten, vestigings- of andere voorwaarden. Zelfs geen verzekeringsverplichtingen. Alles wordt aan het gezonde oordeel van de initiatiefnemers terzake overgelaten. Als men bij nader toekijken ziet met wat voor lichtzinnigheid sommige organisatoren zich letterlijk in ‘het avontuur’ storten, menen wij onze twijfels over dit gezond verstand te mogen en moeten uiten. [1] Om het even wie zich geroepen voelt kan een voetbalwedstrijd, een sportdag, triathlon, challenge, trophy, een secretaressen sportdag, enz., enz., ... organiseren. Zowat iedere Kamer van Handel en Nijverheid organiseert een inter-bedrijven sportdag. Het ‘nec plus ultra’ was anno 1995 het Verbond van Belgische Ondernemingen (VBO) dat erin geslaagd is om - via een bevriend publiciteitsbedrijf - 200 ‘managers’ te motiveren om gezamenlijk de Mont-Blanc te beklimmen. Als puntje bij paaltje kwam zijn deze managers gestrand bij de plaatselijk horeca. Men had kennelijk nagelaten het honorarium voor de ‘weergoden’ te verrekenen in de deelnameprijs voor dit seminarie. Van managment gesproken! Voor alle duidelijkheid moeten wij hier nog stellen dat wij ons in deze bijdrage hoofdzakelijk zullen concentreren op het ‘sportaanbod’ aan derden, consumenten van sport. Sport in club-of schoolverband valt m.a.w. buiten het bestek van ons betoog.
2. Sport als een economisch gegeven Een sluitend antwoord formuleren op de vraag : wat is sport ? is geen sinecure. Er zijn bij wijze van spreken bibliotheken vol geschreven over denities en omschrijvingen van spel, vrijetijdsbesteding, recreatie, ja zelfs volkssport. De slotsom van deze vaak hoogdravende en steriele academische discussies is, dat men er tot op heden niet in geslaagd is de ‘homo ludens’ in een sluitend keurslijf te vatten. Wij kunnen ons afvragen of het voor de problematiek die ons hier aanbelangt überhaupt wel van belang is de term ‘sport’ af te bakenen. Wat we in deze bijdrage eigenlijk voor ogen hebben, is de wijze waarop de sport aan derden - de consument dus - wordt aangeboden. Een volgende vraag die men zich bij dit alles kan stellen is of we hier nog wel met sport te maken hebben? In feite betalen de deelnemers (of hun werkgevers) voor deelname aan een georganiseerde manifestatie. Men neemt wel deel aan een zogenaamde ‘sportieve aktiviteit’ maar deze activiteit wordt aan de man gebracht (en soms ook gefactureerd) als een ‘event’, ‘seminarie’, ‘challenge’, of een avontuurlijke reis. Diegene die de manifestatie organiseert, verkoopt dus eigenlijk een dienst en is als dusdanig te beschouwen als een handelaar (in sport). Dit impliceert m.a.w. dat men het aanbieden van sport (buiten school- en clubverband) als een economisch gegeven zou moeten benaderen. Om tot de hoogst noodzakelijke formulering van de ‘voorwaarden voor sport-organisatie’ te komen, zou bijgevolg het benaderen van de ‘sport’ als een economische gegeven, een nuttige denkpiste kunnen zijn. Het aantal organisaties dat zich momenteel bijvoorbeeld op de markt van het avontuur hebben gestort, neemt onrustwekkend toe. Momenteel (29-04-2003) zijn er ons voor gans België niet minder dan 256 dergelijke organisaties bekend. Van deze 256 zijn er : a) vennootschappen
102
b) vzw’s
101
c) organisatievorm onbekend
53
Totaal :
(vermoedelijk overwegend vzw’s)
256
2 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
Het ziet ernaar uit dat al deze organisaties niet enkel een ‘gat in de markt’ hebben gevonden, maar dat ze eveneens een belangrijk hiaat in de vigerende wetgeving hebben blootgelegd. Allen organiseren ze immers sportactiviteiten, allen verkopen ze sport aan consumenten, maar de ene doet het als vennootschap, een tweede als vzw en een derde konsekwent in het zwart. Voor eenzelfde aktiviteit moet de ene BTW aanrekenen en de andere niet. De ene is onderworpen aan een relatief strenge BTW- en skale kontrole, de andere helemaal niet, de ene betaalt belastingen en sociale lasten, de andere niet, maar allen hebben zij gemeen dat niemand rekening schijnt te (moeten) houden met eventuele organisatie verplichtingen. Het is o.i. niet langer houdbaar dat zowat iedereen, zonder enige vorm van opleiding, kennis, ervaring, erkenning, verzekeringsplicht, nanciële waarborgen, sociaal statuut, enz..., zich met de organisatie en commercialisering van de sport mag en kan blijven inlaten. Het is evenmin nog langer tolereerbaar dat het ganse ‘zootje ongeregeld ‘, gaande van feitelijke verenigingen, over pure zwartwerkers, tot vzw’s allerhande, zich ongehinderd kunnen blijven verrijken door het aanbieden van sport als koopwaar. Daar waar sport, al dan niet tegen vergoeding, aan de consumenten wordt aangeboden is er geen plaats meer voor hobbyisten en zwartwerkers. Wij zijn er ons terdege van bewust dat het tegen vergoeding aanbieden van sport aan consumenten, een vrij recent fenomeen is. Daar waar er twintig jaren terug her en der een verhuurder van kajak’s en/of kano’s actief was, is er momenteel een ware hausse waar te nemen. Van kleinschalige activiteiten is men stilaan geëvolueerd naar publicitaire mega-activiteiten zoals bv. Camel Trophy en VBO-stunts als de beklimming van de Mont-Blanc. Ook in de naamgeving is deze evolutie duidelijk merkbaar. Van prozaïsche namen als Buitenbeen, Op Pad, Te Voet en Toch(t)genoten, is men geëvolueerd naar ronkende Angelsaksische rmanamen als Green Adventures, Escape Sports, The Outsider en zelfs Natural Exclusive Sports, ... What’s in a name ?
3 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
3. ‘Grootmeester in de Survivalkunst’ of : de valorisatie van sport-diploma’s Het is zonder meer duidelijk dat er een enorme wildgroei is in de sector van sport-organisaties die, al dan niet tegen betaling, sportmanifestaties aan de consument aanbieden. Het is evenzeer duidelijk dat er ogenschijnlijk niet de minste vestigings- of erkenningsvoorwaarde bestaat waaraan de organisatoren van sportmanifestaties zouden moeten voldoen. Deze sector is dan ook verworden tot een ‘chasse publique’ waarbij rechtspersoonlijkheid enerzijds, en een garantie van veiligheid voor de consument anderzijds, helemaal niet aan de orde zijn. Dit brengt ons tot de voorlopige slotsom dat er dringend werk zou moeten gemaakt worden van een wettelijke regeling ‘houdende de voorwaarden voor sportorganisatie’. Het enige aanknopingspunt dat wij tot hiertoe i.v.m.een wettelijke regeling van sportorganisatie hebben kunnen vinden, is de Franse wet van 1984, nl.: “Loi n°84-610 du 16 juillet 1984 relative à l’organisation et à la promotion des activités physiques et sportives.” [2] Art. 43 van deze wet stelt zeer duidelijk dat niemand tegen vergoeding sport mag onderwijzen of organiseren zonder de nodige (Franse) diploma’s: “ ... nul ne peut enseigner contre rémunération les activités physiques et sportives à titre d’occupation principale ou secondaire de feçon régulière ou saisonnière, ni prendre le titre de professeur, d’entraîneur, de moniteur, d’éducateur ou de tout autre titre similaire s’il n’est pas titulaire d’un diplôme attestant sa qualication et son aptitude à ces fonctions. Ce diplôme est un diplôme français déni et délivré par équivalence par l’Etat, ...” Art. 47 van dezelfde wet stelt identieke voorwaarden voor het uitbaten van sportinfrastructuur. Het is o.i. duidelijk dat men in een soortgelijk voor Vlaanderen (België) aangepaste regeling, voldoende elementen kan inbouwen om de organisatie en verkoop van sportmanifestaties buiten school- en clubverband ordentelijk te laten verlopen; voorwaarden als : - opleiding / ervaring - minimum leeftijd - verzekeringsplicht - nanciële waarborgen voor de consument - rechtspersoonlijkheid - handelsvoorwaarden (handels register / BTW-nummer / belastingen / ....) - enz., enz.... Een fundamentele bedenking hierbij is dat men, sinds het Verdrag van Maastricht (1992) de nationaliteitsclausule zoals die in de hoger geciteerde Franse wet is opgenomen, niet meer kan en mag inbouwen. Dit laatste brengt ons dan meteen op het thema van de wederzijdse erkenning van (sport)-diploma’s binnen Europa. Via het ‘European Network of Sport Sciences in Higher Education’ is er ondertussen al wel een aanzet tot harmonisatie gegeven.[3] Maar, intimidaties (vaak ten gevolge van plaatselijke corporatistische reexen), conscatie van materiaal, tijdelijke opsluitingen, boetes en zelfs strafrechterlijke vervolging, zijn legio voor diegenen die hun beroep in het buitenland uitoefenen. In het Europa van het vrij verkeer anno 1996, blijken diploma’s van Doctor, Licentiaat of Regent in de L.O. in de praktijk vrijwel waardeloos te zijn. Hetzelfde geldt voor de trainersdiploma’s van de Vlaamse Trainersschool (VTS - BLOSO ).[4] BLOSO beroept zich op het Decreet van 1990 betreffende het bestuurlijk beleid (Art.35, §2, ten 7°) om te stellen dat zij de enige instantie in Vlaanderen is die ofciële trainersdiploma’s mag aeveren.[5] Van enige Europese valorisering van deze diploma’s is er in de praktijk evenwel niet veel te merken. De vraag die zich hierbij opdringt is in hoeverre zg. ofciële BLOSO-diploma’s waardevoller zijn dan diploma’s afgeleverd door een willekeurige vzw. Het mooiste dat wij in deze context tot hiertoe hebben gevonden zijn cursussen in allerlei survival toestanden, geleid door één van de zeven op wereldvlak erkende “Grootmeesters in de Survivalkunst” (sic.). - Is het overdreven te stellen dat zowat iedereen om het even wat voor sportdiploma kan aeveren ? - Zou het ook niet wenselijk zijn dat, diegenen verantwoordelijk voor kadervorming in de sport zich ook actief zouden toeleggen op de Europese valorisering van de eigen Vlaamse diploma’s. 4 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
Dit alles illustreert niet enkel dat een groot aantal onbevoegden en ‘avonturiers’ in de organisatie van sportmanifestaties een lukratieve bezigheid hebben gevonden. Bijna automatisch betekent dit ook dat men het in de meeste gevallen niet erg nauw neemt met de skale en sociale verplichtingen terzake. Het is verbazend te moeten vaststellen dat deze situatie ondertussen al meer dan twintig jaar aanhoudt en dat het aantal zwartwerkers en vzw’s in deze sector nog steeds ongehinderd toeneemt. Er zijn ons slechts enkele gevallen bekend van vzw’s die, op basis van de wetgeving op de reisbureaus, juridisch worden aangepakt. Nochtans heeft de overheid o.i. toch meerdere argumenten om tot de aktie over te gaan. Maar, - wellicht heeft de overheid deze rotte plek in het hedendaags sportaanbod nog niet ontdekt; - of zijn de bedragen die in dit milieu circuleren nog niet van dien aard om de nodige aandacht te trekken bij Economische Inspectie, BBI, BTW en andere controle instanties; - ofwel meent de overheid vooralsnog niet over voldoende argumenten te beschikken om deze situatie uit te klaren. - of houden sommigen dit potje liever gedekt omdat zij maar al te graag eens een gratis etentje, uitstap, skivakantie, enz...., meepikken. Het aantal ambtenaren, leraars en beroepsmilitairen dat tijdens en na de diensturen, vaak zelfs met materiaal van hun werkgever - militairen blinken hierin uit - in het zwart actief zijn, is ronduit schandalig.
4. Besluit Men zou zich kunnen afvragen waarom wij dit alles per se onder de aandacht willen brengen. - Kan men al deze brave (en minder brave) initiatiefnemers niet gunnen dat ze wat zakgeld bijverdienen ? - Gaat men ook hier weer niet aan overreglementering doen? Ons antwoord hierop is duidelijk : Ten eerste gaat het al lang niet meer over ‘zakgeld’. Vele kleine KMO’s kunnen slechts grote ogen trekken bij de omzetcijfers die sommige sport-vzw’s realiseren. In het ogenschijnlijk idyllisch wereldje van de ballonvaarders bijvoorbeeld, zijn (gepensioneerde) beroepsmilitairen actief met een geraamde jaarlijkse omzet van ± 21 milj. Bfr. Klachten bij Landsverdediging worden simpelweg vertikaal geklasseerd. Ten tweede wordt er scaal enorm geknoeid en gefraudeerd met o.a. de BTW. (cfr. Deel II) Op de complete sociale anarchie die heerst voor diegenen die werken in de sport wordt dieper ingegaan in Deel III.
Dit alles zijn pijnpunten die o.i. bij hoogdringendheid aangepakt dienen te worden. Verder willen wij nog stellen dat de term ‘zwartwerk’ in gans deze context vaak nog te charmerend is. Men zou in sommige gevallen beter gewagen van misbruik van vertrouwen, koppelbazerij, afgedwongen arbeid, valsheid in geschrift, enz., ... Wij zijn er ons terdege van bewust dat het wettelijke vastleggen van de voorwaarden voor sportorganisatie, niet meteen alle misbruiken en wantoestanden uit de wereld zullen helpen. Het is o.i. wel zo dat een dergelijke regeling (met aangepaste strafmaatregelen) ontmoedigend zal werken en zodoende de vele onregelmatigheden mede sterk zal doen afnemen. De sportsector (in al zijn facetten en verschijningsvormen) kan vaak zeer goed zelfregulerend functioneren. Het ziet er evenwel naar uit dat de sport op het scale en het sociale vlak, zeker hulp van buitenuit zal moeten krijgen
5 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
DEEL II : FISCALITEIT 1. Situering Het ligt hier zeker niet in onze bedoeling een handleiding voor scale fraude in de sport samen te stellen. Wij zullen anderzijds zeer in het algemeen, wel een aantal scheefgroeiïngen aanhalen die o.i. echt niet langer door de beugel kunnen. Op het vlak van de scaliteit menen wij dat er drie hete hangijzers zijn die dringend aan een oplossing toe zijn, met name; - het oneigenlijk gebruik van vzw’s - de BTW - fraude a. Het oneigenlijk gebruik van vzw’s Wij hebben er hoger reeds op gewezen dat elkeen die (buiten school- en clubverband) sport aan derden aanbiedt, o.i. (scaal) als een handelaar zou moeten beschouwd worden. Het gaat dan ook niet op dat allerhande, vaak obscure organisaties, hun toevlucht nemen tot het statuut van vzw om hun zaakjes te regelen. Het is als ‘handelaar’ vrijwel onbegonnen werk de deloyale concurrentie van deze vzw’s door de rechtbank ongedaan te laten maken. De rechters beroepen zich immers (gemakkelijkheidshalve ?) zeer snel op de statuten van de vzw om klachten als ongegrond te verwerpen. Bovendien, indien de noodzaak zich voordoet, worden statuten met alle gemak en binnen de kortste tijd aangepast. Een vzw die bij wijze van voorbeeld de promotie van de skisport als statutair doel heeft, zal dan ook ‘alle noodzakelijke middelen aanwenden’ om deze doelstelling te verwezenlijken. Middelen zoals er zijn: het voeren van publiciteit (liefst in vier kleurendruk), het deelnemen aan vakantiesalons (30 à 40.000,- voor 12 m2 is een absoluut minimum voor een beurs van 3 dagen), het organiseren van skireizen (met bijbehorende reisbijstands- en annulatie verzekeringen), het verhuren of verkopen van skimateriaal, het geven van skilessen, het opleiden van skimonitoren, die in ruil - en onder de vorm van stage - dan weer gratis skiles geven aan de klub. De opleidingskosten voor deze monitoren worden logischerwijze als uitgaven voor de vzw geboekt.[6] Het uitbaten van een clubhuis met annex een kunststof skipiste, cafetaria en sportwinkel zijn evenmin te versmaden bronnen van inkomsten. Desgevallend voorziet men in de cafetaria nog in lichte maaltijden, maar uiteraard zijn alle horeca medewerkers vrijwilligers die het goed voorhebben met de club. Door het dagelijks bestuur wordt er vanzelfsprekend op toegezien dat al deze diensten enkel en alleen aan de ‘leden’ van de club - alias vzw worden aangeboden. Om er zeker van te zijn dat men zich strikt beperkt tot de clubleden, wordt bij elke eerste inschrijving of verkoop automatisch het jaarlijkse lidgeld van 200,- à 300,- Bfr. afzonderlijk afgerekend. Als aangename verrassing mag de penningmeester op het einde van het scaal jaar dan ook nog vaststellen dat inkomsten uit lidgelden niet belast worden. Verder is het niet uitgesloten dat de hoger beschreven vzw ook nog eens van overheidswege gesubsidieerd wordt omwille van haar onmiskenbaar maatschappelijk nut. Deze subsidiëring kan bestaan uit een rechtstreekse nanciële tussenkomst of uit het ter beschikking stellen van ‘tewerkgestelde werklozen’. Met de ophefng van de ‘verplichte militaire dienst’ is - tot spijt van wie het benijdt - helaas voor de vzw ook de gratische werfreserve aan ‘gewetensbezwaarden’ weggevallen. Momenteel kan een vzw voor het invullen van haar aanvullend personeelsbestand dus nog enkel terugvallen op 1) zwartwerkers, 2) vrijwilligers, 3) (job)-studenten, 4) stagiaires, en 5) tewerkgestelde werklozen... De weg die men kiest hangt natuurlijk af van de vindingrijkheid en de persoonlijke relaties van de voorzitter. Indien de voorzitter het bijzonder goed voor heeft met de club, dan zal hij de vzw laten participeren in een echt handelsvennootschap en laat hij alle winsten van die vennootschap onder de vorm van royalties terug vloeien naar de vzw. Een cv ligt hier kennelijk het meest voor de hand. Voor dit betere werk is het belangrijk statutair een duidelijk onderscheid te maken tussen echte ‘werkende leden’ enerzijds en de gewone ‘leden’ anderzijds. Drie werkende leden is tegelijk het strikte minimum en maximum. Dit ‘werkt’ het beste; zeker als men parallel aan de vzw nog een coöperatief- of ander vennootschap wil oprichten. Tenslotte, bij het afsluiten van het boekjaar is het evident dat, na betaling van de onkostennota’s van de verschillende medewerkers de winst van de vzw te verwaarlozen is. Bovendien is er toch geen belastingscontroleur te vinden die zich de tijd en moeite kan veroorloven om de boekhouding van de vzw na te kijken. Ten onrechte ! Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
6
b. Belasting op de Toegevoegde Waarde Ook hier weer steekt het oneigenlijk gebruik van vzw’s de kop op. Voor identiek dezelfde activiteiten kan men momenteel niet minder dan zes verschillende BTW-tarieven hanteren. Afhankelijk van de afspraak met de plaatselijke hoofdinspecteur van de BTW moet men 0%, 1,26%, 2,73%, 3,78%, 6% of 21 % BTW aan de klant aanrekenen. Uitgerekend de enige die het 0-tarief zonder problemen kan hanteren is opnieuw de vzw. Het is overduidelijk dat bij een identiek aanbod, de keuze van de individuele consument snel gemaakt is. Indien dit alles nog niet volstaat krijgen de vzw’s nog eens uit onverwachte hoek een extra stimulans om de ingeslagen weg nog verder te bewandelen. Immers, het bewuste Art. 44 van het Wetboek op de BTW voorziet in verschillende soorten BTW-belastingsplichtigen, namelijk: - gewone BTW-belastingsplichtigen (= zowat elke zelfstandige of vennootschap) - BTW-belastingsplichtigen die de vrijstellingsregeling genieten - vrijgestelde BTW-belastingsplichtigen
[7]
Het zijn hoofdzakelijk de laatste twee categorieën die ons hier interesseren. De vrijstellingsregeling bepaalt immers dat kleine ondernemingen waarvan de jaaromzet niet meer bedraagt dan 225.000,- BTW niet inbegrepen, belastingsvrijstelling genieten voor de levering van goederen en diensten die zij verrichten. Een vennootschap die geen 225.000,- omzet haalt is o.i. geen lang leven beschoren. Anderzijds, de omzet van een vzw reduceren tot onder de 250.000,- is niet bepaald onoverkomelijk. De slotsom is ook hier weer dat het voor een KMO onbegonnen werk is op te boksen tegen de deloyale concurrentie van vzw’s. Tenslotte is er dan nog de hardnekkige misvatting dat sport ‘vrij van BTW’ is. Art. 44 van het WBTW geeft inderdaad een beperkende opsomming van zeven vrijgestelde handelingen. [8] Die vrijgestelde handelingen die ons in deze kontekst rechtstreeks aanbelangen zijn : 1. de diensten verstrekt door exploitanten van sportinrichtingen en inrichtingen voor lichamelijke opvoeding aan personen die er aan lichamelijke ontwikkeling of aan sport doen, wanneer die exploitanten en inrichtingen instellingen zijn die geen winstoogmerk hebben en zij de ontvangsten uit de vrijgestelde werkzaamheden uitsluitend gebruiken tot dekking van de kosten ervan. 2. het verstekken van onderwijs, beroepsopleiding en herscholing. De genoemde vrijstellingen moeten o.i. evenwel samen gelezen worden met de hogergenoemde basisvoorwaarde voor vrijstelling namelijk, de voorwaarde dat de jaarlijkse omzet (excl BTW) niet meer dan 225.000,- mag bedragen. Wij begrijpen derhalve niet hoe een tnesscentrum met klimmuurcomplex, solarium, bar, zwembad met whirlpool en turkse baden als vzw door het leven kan gaan. Wordt hier echt geen minimum omzet van 225.000,- gerealiseerd of worden alle inkomsten (via onkostennota’s) inderdaad uitsluitend gebruikt tot dekking van de kosten ? I.v.m. de vrijstelling voor sportonderricht is het, voor zover wij konden achterhalen, van uiterst belang te stipuleren dat enkel sportonderricht aan instellingen voor school- of universitair onderwijs de vrijstelling kan genieten. Elke andere vorm van ‘sportonderricht’ is bijgevolg aan de BTW onderworpen; behalve als: 1. de omzet minder bedraagt dan 225.000,-: 2. het gaat over beroepsopleiding of herscholing, erkend door een beroepsvereniging: 3. men kan genieten van de vrijstelling verleend aan instellingen voor lichamelijke opvoeding.
[9]
7 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
c. Fraude In het licht van al het voorgaande vragen wij ons af in hoever het oneigenlijk gebruik van vzw’s, het ongepast interpreteren van Art. 44 van het WBTW en het daarmee samenhangend gemanipuleer van omzetten, voor de scus nog langer door de beugel kan. Er bestaan ongetwijfeld heel wat vzw’s met eerbare doelstellingen. Als ze tussendoor al eens een scheve schaats zouden rijden kan men dit wat ons betreft, gerust met de mantel der liefde toedekken. Erger is het gesteld met die vzw’s die als konsekwente fraudeurs handel drijven en bijgevolg een bron van ergernis en deloyale concurrentie vormen. De sport blijkt een goede voedingsbodem te zijn voor dit ‘zootje ongeregeld’. Indien wij als onverdachte bron, de voorzitter van het Vlaams Studie- en Dokumen-tatiecentrum voor vzw’s mogen geloven dan is amper 1 vzw op 4 zuiver op de graat. “ In ons land zijn een 70.000 vzw’s. Naar schatting 15 tot 20 procent zijn gecamoueerde ondernemingen.30 procent van de vzw’s wordt misbruikt voor persoonlijke verrijking. Van de overige 50 procent fraudeert de helft van armoede, omdat ze anders hun trainer, dirigent, regisseur kwijt zijn. Slechts één op vier vzw’s is echt zuiver op de graat. Aan die ontsporing kunnen belastingsinspectie en gerecht een einde maken, alleen ontbreken de wil, de motivatie en soms de middelen. [10] “Wij zullen de hoger geciteerde voorzitter niet tegenspreken, in tegendeel. Ter aanvulling van zijn verklaring kunnen wij stellen dat de ruim 101 door ons geregistreerde ‘sport-vzw’s’ (cfr. p. 2) alleszins niet bij de 25 procent zuiveren behoren. Het is ons anderzijds niet duidelijk of ze nu als gecamoueerde onderneming, persoonlijke lucratieve hobbyclub of als doodgewone fraudeurs moeten gekwaliceerd worden. Toch verbaasd het ons dat uitgerekend de juridische adviseurs van het hoger genoemde Studieen Documentatiecentrum, i.v.m. één van de zg. survival vzw’s (nota bene niet enkel bestaande uit een klooiende beroepsmilitair maar ook opererend onder minstens 3 verschillende namen [11] ) ons schriftelijk meldt dat : “... sport is vrijgesteld van BTW.” [12] Het zou in gans deze context ook wel eens interessant kunnen zijn na te gaan wie achter een aantal van deze vzw’s schuil gaat. Het zou ons helemaal niet verwonderen te moeten vaststellen dat bepaalde vzw’s in feite ‘lières’ zouden zijn van vennootschappen, mutualiteiten, drukkingsgroepen of politieke partijen. Met name in de reis- en sportwereld lijkt ons dit niet onwaarschijnlijk. Zonder echt in details te gaan is het volgende scenario niet uit de lucht gegrepen. Een vzw ‘X’ ontwikkelt en verkoopt een reis aan bvba ‘Y’. De bvba ‘Y’ boekt de onkostennota van de vzw ‘X’. Boekhoudkundig kan dit perfect. De bvba ‘Y’ verkoop nu op haar beurt de reis aan reisbureau ‘Z’, MAAR..., factureert geen reis aan het reisbureau ‘Z’ maar omschrijft haar factuur als ‘consultancy of prospectie of....’. De bvba ‘Y’ rekent, zoals het hoort, 21 % BTW aan aan het reisbureau ‘Z’. Het reisbureau ‘Z’ tenslotte verkoopt deze reis aan een klant en rekent, conform de richtlijnen van het Min. van Financiën, 3,78 % BTW op de verkoopssom aan aan de klant. [13] Voorwaarde om de hoger genoemde aanslagvoet van 3,78 % (= 21 % op 18% aanvaarde winstmarge) te mogen hanteren is evenwel dat men de BTW op de aankoopfacturen niet mag recupereren. MAAR, er zijn geen aankoopfacturen van reizen. Er bestaan enkel aankoopfacturen van ‘consultancy, prospectie of...’ M.a.w., het reisbureau recupereert enerzijds 21% aan BTW uitgaven en betaalt heel deel 3,78 % BTW inkomsten aan de administratie van de BTW, registratie en domeinen. De slotsom is dat het reisbureau ‘Z’ (21 - 3,78) = 17,22 % BTW onrechtmatig recupereert.
8 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
2. Besluit Het is duidelijk dat sport en scaliteit niet erg hand in hand gaan. Ook hier weer vormen hoofdzakelijk vzw’s o.i. de rotte plek bij uitstek. Zolang er geen paal en perk gesteld wordt aan de deloyale handelspraktijken van vzw’s zullen allerhande wan-praktijken in de sport blijven bestaan. Een handelaar bijvoorbeeld, die 1.000,- Bfr. aanrekent voor de huur van een mountainbike moet hiervan 174,- Bfr. (= 21 % BTW ) afstaan aan BTW; de vzw niet. De handelaar wordt afgerond op 37 % belast en moet m.a.w. nog eens 306,- Bfr. op 1.000,- ontvangsten aan belastingen afstaan. In het totaal blijft er 517 Bfr. {= 1.000 - (174 BTW + 306 belastingen) } over. Voor de vzw die geen BTW of belastingen betaalt blijft er op 1.000,-Bfr. inkomsten 1.000,-Bfr. netto over. Dit is een verschil van 483,- Bfr. in het nadeel van de handelaar. Verder moet er bij de handelaar nog rekening gehouden worden met kosten voor sociale lasten, boekhouding, enz.... Als nu het principe van de zg. ‘vrije markt’ gaat spelen, gaat de vzw zonder problemen de uiteindelijke verhuurprijs lichtjes drukken en gaat de potentiële klant - ofwel zijn mountainbike bij de vzw huren - ofwel moet de handelaar frauderen om te kunnen optornen tegen de deloyale concurrentie van de vzw..
BTW controle, belastingen, BBI, Economische Inspectie... zijn zovele instanties die o.i. de deloyale concurrentie van vzw’s kunnen aanpakken. Anderzijds zouden eveneens de subsidiërende overheden, door een strengere controle op het reële gebruik van nanciële en/of materiële subsidies, vele misbruiken een halt kunnen toeroepen. Een strengere controle zou bovendien meer kredieten kunnen vrijmaken voor meer lovenswaardige projecten. En last but not least, zou het o.i. wenselijk zijn dat de bevoegde rechtbanken meer aandacht zouden besteden aan datgene dat in werkelijkheid achter de rookgordijnen van vzw-statuten gebeurt. Men zou versteld kunnen staan van wat men zoal te zien zou kunnen krijgen ! Ter illustratie hiervan : het verjaardagsfeestje dat de survivalclub Weerwolven op 20 april 1996 ter nagedachtenis van Adolf Hitler in Antwerpen organiseerde. [14]
9 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
DEEL III : SOCIALE ZEKERHEID
1. Situering Voor de sociale zekerheid is de situatie op het eerste gezicht duidelijk: - ofwel is men tewerkgesteld in loondienst (arbeider / bediende) - ofwel werkt men als zelfstandige. Het zou evenwel te mooi zijn om waar te zijn indien men in de sport zou kunnen / willen of mogen terugvallen op deze simpele tweeledige keuzemogelijkheid. Wij hebben hoger al gewezen op de systemen van zwartwerk, het oneigenlijk gebruik van gesubsidieerde werknemers, het misbruiken van stagiaires, enz..., die aangewend worden voor de ‘begeleiding’ van consumenten van sport. Wij refereren hier niet naar begeleiders van jeugdsportploegen maar wel naar zg. monitoren van bijvoorbeeld: - Sport & Taal kampen - Sport & Muziek kampen - Sport & Computer kampen - Sportkampen - Trektochten, kanotochten, skivakanties, ballonvaarten, zeiltochten (en survivals).
In het concrete geval van bv. een 10-daagse trektocht kan men rond de arbeidssituatie van de begeleider(s) toch grote vraagtekens plaatsen. Indien men als zelfstandige deze tocht begeleidt, lijken er o.i. geen noemenswaardige problemen te zijn. De situatie verandert als men een extra ‘medewerker’ inschakelt, of deze extra medewerker als enige begeleider van de groep op pad stuurt. In dit laatste geval kan deze ‘medewerker’ misschien het statuut van zelfstandige hebben en de feitelijke organisator factureren voor bewezen diensten. De hoofdvraag die hier dient gesteld te worden is of deze ‘medewerker’ wel degelijk 100% zelfstandig werkt, of dat hij onder “leiding en toezicht” werkt. Indien hij de tocht gans alleen begeleidt, voert hij evenwel nog steeds een wel omschreven opdracht uit. De tocht is immers van A tot Z georganiseerd en verkocht door de organisator (bijvoorbeeld een reisbureau). Is er hier m.a.w. geen sprake van een valse zelfstandige ? [15] Als hij als ‘extra’ begeleider mee gaat, staat hij zeker onder leiding en toezicht en kan hij o.i. onmogelijk als zelfstandige opereren. Hij is in dit geval werknemer en dient bijgevolg als dusdanig bezoldigd te worden. Maar : - Hoe moet / kan men deze werknemer verlonen ? - Hoe moet / kan men deze werknemer inschrijven ? - Wat kan en mag men van deze werknemer verwachten ? - Welk sociaal stelsel is hier van kracht ? Het Belgische of het buitenlandse ? - Wat met arbeidsuren ? Een bergtocht begeleiden is geen 9 to 5 job maar wel 24/24 - Wat met weekendwerk ? - Wat met nachtarbeid ? - Wat als deze werknemer plots blijkt een vrouw te zijn ? - Wat met ziekte ? Een bergtocht kan niet zo maar onderbroken worden.
10 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
2. Wettelijke regelingen Navraag bij sociale secretariaten levert enkel blikken van verbazing op. Kennelijk heeft men tot hiertoe niet stilgestaan bij deze problematiek. Informatie en documentatie over arbeidscontracten voor een 36 / 38 of 40 uren werkweek, over ontslagregelingen, kinderbijslag, pensioenen, ziekte en invaliditeit is in overvloed beschikbaar maar een ordentelijke regeling voor de begeleider van onze 10-daagse trektocht is helaas niet beschikbaar.
De oplossing die wellicht nog het meest de realiteit benadert is het contract van bepaalde duur. Maar, dit contract kan maximaal 3 maanden duren. Het aanbieden van een tweede contract van bepaalde duur kan niet want dit laatste wordt dan weer automatisch omgezet in een contract van onbepaalde duur. Een tocht in mei en een tocht in september door dezelfde persoon laten begeleiden kan dus niet want dan moet men deze persoon full-time inschrijven. Vermits men in de recreatie-(sport) overwegend met seizoenarbeid te maken heeft is het systeem van contracten van bepaalde duur niet erg realistisch voor de werkgever. - Zou men met de werknemer / monitor een regeling kunnen treffen dat hij / zij verlof zonder wedde aanvraagt om de periode tussen de twee tochten te overbruggen ? - Hoe vaak kan men dit herhalen ? - Kan men dit contractueel afspreken ?
Deeltijdse arbeid is al evenmin een oplossing. Per denitie is deeltijdse arbeid beperkt tot 1/3 van een volledige betrekking, eventueel te spreiden over meerdere dagen maar in blokken van minstens drie uren per dag. Naar wij menen zou onze 10-daagse trektocht onder deze omstandigheden redelijk chaotisch verlopen. Dit laatste zou voor velen pas survival worden ! Zou er dan toch een afzetgebied bestaan voor de hoger genoemde ‘zeven grootmeesters in de survivalkunst’ ?
Zelfs indien men een oplossing zou kunnen vinden voor dit soort repetitief tijdelijke arbeid, blijft men geconfronteerd met de problematiek van het aantal werkuren, nachtarbeid, weekends, enz.... - Biedt een arbeidsovereenkomst voor een duidelijk omschreven werk een uitkomst ?
Het zelfstandige statuut is o.i. enkel een oplossing voor diegene die inderdaad totaal zelfstandig zijn / haar tocht begeleidt. Eventueel zou men als organisator een zelfstandige kunnen inschakelen op voorwaarde dat men zowel de persoon als de inhoud van de activiteit inkoopt van de betrokken zelfstandige. M.a.w., inkopen in onderaanneming van een volledig pakket (vb: een 10-daagse tocht van A tot Z). Elke ‘andere’ zelfstandige monitor zou bijgevolg te herleiden zijn tot een ‘valse’ zelfstandige die onder leiding en toezicht werkt.
In weerwil van alle hoger genoemde varianten op de arbeidsovereenkomst is het inschakelen van een uitzendbureau mischien nog de beste oplossing. Op deze manier wordt het uitzendbureau de werkgever van de uitzendkracht. Men moet zich evenwel de vraag stellen of men zodoende niet de zwarte piet doorspeelt naar het uitzendbureau. Voor éénmalige uitzonderlijke opdrachten zal het uitzendbureau graag willen bemiddelen. [16] De vraag blijft of dit uitzendbureau wel over de wettelijke mogelijkheden beschikt om de begeleider van de 10-daagse bergtocht, 24 uur op 24, 10 dagen op 10 en meerdere keren per jaar, een ordentelijke arbeidsovereenkomst aan te bieden.
11 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
3. Besluit Ons besluit betreffende de arbeidssituatie van werknemers in de sport ‘buiten school- en clubverband’ kan zeer bondig zijn. Tot hiertoe lijkt de enige oplossing om iemand op een ordentelijke manier als werknemer in te schrijven erin te bestaan om dit via een uitzendbureau te doen. Dan nog blijft de vraag open of een uitzendbureau over de nodige wettelijke mogelijkheden beschikt om aan de specieke noden van commerciële sport-organisaties tegemoet te komen. Indien onze analyse van de feiten juist is, is een oplossing voor deze problematiek o.i. hoogdringend. Wij hebben ons in het voorgaande geconcentreerd op een op het eerste gezicht wellicht uitzonderlijke en extreme situatie van de begeleider van een 10-daagse bergtocht. Bij nader inzien zal men met ons moeten toegeven dat de hoger geschetste situatie uiteindelijk niet zomaar te reduceren valt tot een ver gezocht “fait divers”. Niet enkel neemt het aantal sportieve vacanties de laatste jaren aanzienlijk toe, maar eenzelfde situatie doet zich voor in de ganse reisindustrie. Denken wij hierbij bijvoorbeeld aan buschauffeurs, reisleiders en reisgidsen (vb van zg. exotische eco-toerisme in Vietnam, Thailand, jungletochten, safari’s...), monitoren en hostesses allerhande die in allerlei vakantie dorpen werkzaam zijn. Het is niet overdreven te stellen dat werken in de reisindustrie voor velen vaak letterlijk te herleiden is tot ‘survival of the ttest’.
DEEL IV : ALGEMEEN BESLUIT Voorafgaandelijk menen wij dat het nuttig kan zijn nog eens terug te komen op onze oorspronkelijke invalshoek. In deze bijdrage hebben wij ons gefocust op de organisatie van de sport buiten school- en clubverband. Wij hebben het dus niet gehad over professionele of niet-professionele sportbeoefenaars. M.a.w., het wel en wee van de individuele sportbeoefenaar (voetballer basketballer, zwemmer,...) valt buiten het bestek van deze bijdrage. Wel hebben wij het gehad over de organisator of de aanbieder van sport meer bepaald diegene die sport aan derden verkoopt. Het gaat dus over een relatie verkoper versus consument waarbij sport de koopwaar (dienst) is. Wij hebben ons in deze bijdrage de vraag gesteld of het niet zinvol zou zijn erkenningsvoorwaarden vast te stellen voor de organisator / verkoper van sport. Wij hebben moeten vaststellen dat bij gebrek aan een dergelijke regeling een heel zootje ongeregeld - gaande van ‘Grootmeesters in de survivalkunst’ tot gepensioneerde beroepsmilitairen - zich zonder enige beperking kan inlaten met de organisatie en verkoop van sport. De fysieke en nanciële veiligheid van de consument is hierbij kennelijk van bijkomend belang. Terwijl men in België zonder enige restrictie kan aanmodderen wordt er op Europees niveau geleidelijk aan aan regelgeving terzake gedacht. Zonder een doortastend ingrijpen in deze sport-jungle is de kans meer dan reëel dat de Belgische / Vlaamse gediplomeerden in de sport, binnen afzienbare tijd, Europese paria’s zullen zijn. Het aantal ernstige ongevallen, vaak met dodelijke aoop, veroorzaakt door Belgische organisatoren in het buitenland neemt inmiddels afschrikwekkend toe. In een tweede deel werd nader ingegaan op een aantal scale aspecten die als bompaketten frontaal in het aangezicht van vele sportorganisatoren dreigen te exploderen. Aan het oneigenlijk gebruik van vzw’s en de daaraan gekoppelde anarchie in de toepassing van de BTW-wetgeving moet o.i. dringend een einde gesteld worden. Wij stellen ons uiteindelijk de vraag in hoeverre men de individuele initiatiefnemers niet tegen zich zelf dient te beschermen. Als op een zeker moment het scale bompakket toch tot ontplofng komt, dreigen zij immers - ten persoonlijke titel - de eerste slachtoffers te worden. Tenslotte werd in een derde deel nagegaan onder welk sociaal statuut de individuele begeleider / monitor geregistreerd kan worden. Kennelijk zijn er meer valse dan echte zelfstandigen werkzaam in de sport. Tot het tegendeel bewezen is moeten wij besluiten dat het technisch zelfs niet mogelijk is om bepaalde categorieën van werknemers in de sport, en meer algemeen in het toerisme, op een ordentelijke wijze tewerk te stellen. Ook aan dit euvel moet dringend gesleuteld worden. Het is duidelijk dat er zowel op het vlak van bekwaamheid en erkenning als op het scaal en sociaal vlak heel wat zeer dringende maatregelen moeten genomen worden. Men zal zich er evenwel voor moeten hoeden deze hoogst noodzakelijke en wellicht drastische maatregelen in de juiste volgorde door te voeren. Indien men bv. eerst het sociale statuut van de werknemers in de sport regelt gaat dit als onmiddellijk gevolg hebben dat diegenen die op een ordentelijke manier hun activiteiten organiseren compleet uit de markt geprezen zullen worden. Het netto resultaat zal dan immers zijn dat hun prijzen nog hoger zullen komen te liggen en dat de enigen die deze regeling zullen overleven vzw’s, zwartwerkers, gepensioneerde beroepsmilitairen en survivalaars van het zuiverste ras zullen zijn. Dit laatste kan o.i. niet de bedoeling zijn. Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)
12
VOETNOTEN
1. Smulders, H., Aansprakelijkheid in de sport : probleemstelling vanuit de sportpraktijk, -in: Hutsebaut, F. & Blanpain, R. (Eds.), Studiedag Sport en Aansprakelijkheid, Rechtsfaculteit : Leuven, (6 mei 1994). (Niet gepubliceerd)) 2 Journal Ofciel de la République Française, 17 juillet 1984, pp.2288-2293. 3 Van Gerven, D., Kadervorming in Europees perspectief, -in: Boes, M. (et al.), De rol van de Overheid in de sport, Leuven, Peeters, 1995, pp.89-95. 4 Smulders, H., Verslag parallelsessie: Kadervorming, - in: Boes, M. o.c., pp.101-111. 5 Vlaamse Gewest, Decreet betreffende het bestuurlijk beleid van 12 dec. 1990 (B.S. 21-12-90) 6 Met de aldus behaalde ‘diploma’s’ kan men achteraf bekeken nergens meer terecht. Iedere ski-vzw heeft namelijk voorzien in eigen monitoren en die moeten uiteraard ook stage lopen. 7 Colson, Y. et al., Fiscale Wenken: sport en scus, ced. samson, Diegem, 1993, pp.87-127. 8 Colson, Y., o.c., p. 96. 9 Ibid., pp. 105 - 106. 10 Amper 1 vzw op 4 is zuiver op de graat, De Standaard, 20 maart 1995, p.1. 11 Deze vzw bestaat uit 3 werkende leden (1 beroepsmilitair en 2 arbeiders) en heeft ofcieel de volgende doelstelling: “... de beoefening van de ‘survival-sport’ te bevorderen, zowel op sportief, kultureel en wetenschappelijk vlak”. 12 Brief gericht aan BFNO (Beroepsfederatie van Natuursport Ondernemingen), dd. 10/05/94 13 (Anon.), Aanschrijving Nr.33: Belasting over de toegevoegde waarde. Prestaties van reisbureaus, Min. van Financiën, 8 nov. 1978, p. 5. 14 Hitler herdacht te Antwerpen, De Standaard 22/04/96 15 Wij gaan er gemakshalve van uit dat de betrokken organisator over een reisvergunning beschikt. Zoniet mag hij volgens de wet niet eens een reis organiseren of verkopen ! 16 ‘Vlabus’ is een uitzendbureau dat speciek met dit doel en uitsluitend voor de non-prot sector in de sport werd opgericht. Commerciële organisaties kunnen geen beroep doen op Vlabus.
13 Voorwaarden voor Sportorganisatie, Fiscaliteit en Sociale Zekerheid in de sport
ı
H. Smulders (Dr. L.O.)