VOORBIJ DE VERTONING # 2
FAST FORWARD BOUWSTENENPLAN VOOR HET VLAAMS AUDIOVISUEEL VERTONERSVELD
“In de audiovisuele kunst groeit bij de culturele vertoners en omkaderende initiatieven een consensus over het netwerkmodel. Traditioneel werkt de sector met een lineaire productiewaardeketen: de producent maakt een product, de distributeur verspreidt het, de exploitant brengt het aan de man en de media promoten het. In zijn rol als steunpunt is BAM er zich van bewust dat een netwerkmodel pas kan groeien als alle spelers een duidelijk zicht hebben op de veldspelers, hun functies en de intenties waarmee ze die opnemen. Tegelijk beseffen de spelers dat ze samen een rijk en divers veld kunnen vormen, waarbij men elkaar nodig heeft”.
1
inhoud 1. Het audiovisuele veld
11
Het audiovisuele veld in volle ontwikkeling
13
Het vertonersveld in vlaanderen
17
Landschapstekening
17
Uitdagingen voor het Vlaamse Audiovisuele veld
20
2. Bouwstenenplan
27
Doelstelling 1. Een levensvatbaar en toekomstgericht audiovisueel vertonersveld
31
Inhoudelijke samenwerking en afstemming op lokaal en regionaal niveau
32
Samenwerking rond infrastructuur en materiaal
33
Naar een geïntegreerd lokaal audiovisueel beleid
34
Een integraal Vlaams audiovisueel beleid
36
36
Belangenbehartiging en zelforganisatie
37
In detail: een vuurtorenmodel, integraal en geïntegreerd
Het digitale vraagstuk
38
Onderzoek naar nieuwe financierings- en organisatiemodellen
42
Internationale netwerken en uitwisseling
45
Doelstelling 2. Meer en duurzaam publiek voor diverse audiovisuele creaties uit binnen- en buitenland
Inspelen op een actief publiek
48
Producenten en distributeurs als gangmakers voor communicatie en media rond films
50
47
Landelijke Video on Demand (VoD) platformen
50
Een rol voor de (openbare) omroep(en)
51
Een landelijk filmplatform
51
Doelstelling 3. Een expliciete en sectorbrede aandacht voor mediageletterdheid
55
Lokale clustering rond kunst- en cultuureducatie
56
Van educatie naar bemiddeling
56
Een expertisenetwerk film- en media-educatie in de ruimere context van mediageletterdheid en audiovisueel onderwijs
57
3. Synopsis
61
intro
BAM, het steunpunt voor beeldende, audiovisuele en mediakunst, presenteerde in april 2011 een veldanalyse waarin de verschillende vertoners uitgebreid aan bod komen. Hieruit blijkt alvast dat die vertoners heel divers zijn en dat het audiovisuele veld in volle evolutie is. De analyse lijst niet alleen de functies en de rollen van de huidige vertoningsplekken en -organisaties op, ze formuleert impliciet en expliciet ook een aantal belangrijke uitdagingen voor de sector. BAM is ervan overtuigd dat na deze analyse het moment gekomen is voor een volgende stap: samen met de vertonerssector kunnen we beginnen bouwen aan een duurzame toekomst. Het waarom en hoe, onze intenties en motivaties, proberen we gefundeerd maar kernachtig te omschrijven in dit bouwstenenplan. Het bouwstenenplan heeft de volgende algemene doelstellingen: (1) een levensvatbaar en toekomstgericht audiovisueel vertonersveld; (2) meer en duurzaam publiek voor diverse audiovisuele creaties uit binnen- en buitenland; (3) een expliciete en sectorbrede aandacht voor mediageletterdheid. In wat volgt gaan we in op (1) de huidige verschuivingen in het audiovisuele veld, vertrekkend vanuit een algemeen perspectief en daarna inzoomend op de Vlaamse context en het vertonersveld; (2) onze doelstellingen, ideeën en suggesties voor het lokale, regionale en landelijke niveau en (3) een synopsis die het af te leggen traject samenvat en expliciteert. Dit bouwstenenplan hebben we aangevuld met getuigenissen van diverse spelers die vanuit hun kennis en ervaring de doelstellingen van dit plan illustreren. Ofwel laten we experts aan het woord, ofwel werden veldspelers in opdracht van BAM geïnterviewd. Deze korte stukken die met een lichblauwe achtergrond onderscheiden worden van het stappenplan zijn louter exemplarisch en hebben niet de bedoeling om alle goede praktijken op te lijsten.
4
5
6
Le gamin au vélo (Jean-Pierre & Luc Dardenne, 2011), 7 Cinéart (© Christine Plenus)
Evenwicht bewaken en enthousiasmeren Adrian Martin is film- en kunstcriticus, en is verbonden aan het departement Filmcultuur van de Monash University in Melbourne. We legden hem een aantal vragen voor om greep te krijgen op het fluctuerende gegeven van filmcultuur en cinefilie in een veranderende mediamaatschappij.
The Tree of Life (Terrence Malick, 2011), Belga Films, © Belga Films Voor Adrian Martin is “The Tree of Life” een voorbeeld van hoe cinema ons kan blijven verwarren, inspireren, boos maken, doen nadenken, verrassen, ... en hoe het niet steeds over kleine producties hoeft te gaan.
Wat is filmcultuur, en wat betekent het vandaag de dag? Filmcultuur betreft drie dingen: welke films worden gemaakt, welke krijgen we te zien, en wat kan erover worden gezegd en geschreven? Het heeft dus veel te maken met beschikbaarheid van een divers aanbod, maar ook met de ruimte die een kritisch discours rond film kan krijgen. Ik bekijk het ook als een soort ecologisch systeem, dat idealiter in evenwicht hoort te zijn, maar dat in werkelijkheid niet is. Onze aandacht voor film wordt gedomineerd door mainstream werk en door Hollywood. Wie daar zijn meug niet in vindt of zin heeft in iets anders kan wel andere films vinden, maar het vertrekpunt is totaal anders. Veel waardevol maar kwetsbaar werk is minder beschikbaar, krijgt minder aandacht, en vraagt dus veel meer moeite. Het is ook een heel hiërarchisch systeem. Kijk naar de vele belangrijke filmfestivals wereldwijd, en bekijk dan de aandacht die de meest prestigieuze magazines – Cahiers du Cinéma, Sight & Sound, Film Comment – eraan besteden. Cannes krijgt misschien twee pagina’s, maar het festival van Rotterdam? Locarno, Buenos Aires? Stuk voor stuk belangrijke evenementen, maar ze krijgen slechts zijdelings aandacht. Kan de rijke filmkritiek die men online vindt daar iets tegenover plaatsen? Ik ben een groot voorstander van blogs en online publicaties. Dan heb ik het wel over gedegen en doordacht werk, niet de vele filmlijstjes en synthese-recensies waarmee we om de oren worden geslagen. Mensen die online gevolgd worden zijn de nieuwe ‘autoriteiten’ van vandaag. Vroeger had je enkele tientallen gezaghebbende figuren. Wat zij schreven gaf richting aan wat je wilde zien, een heel hiërarchisch systeem ook weer. Nu zijn er zo duizenden, mensen die geen uitgever of magazine nodig hebben maar online hun kennis delen. Vele van hen zijn specialisten. Als je vroeger als filmcriticus publiceerde, moest je doen alsof je in alles thuis was: horror, Sowjetcinema, Von Trier, ... Vandaag hoeft dat niet meer. Mensen zeggen gewoon, ‘ik weet veel over horrorfilm en nu ga ik er een website over maken.’ De drempels zijn kleiner geworden.
We kunnen ons dus laten leiden? Inderdaad. We hebben steeds meer behoefte aan gidsen. Vergelijkbaar met de vroegere filmcritici, maar dit keer zijn het er veel, en we kunnen kiezen wie we volgen. Het zijn mensen die suggesties doen: ‘kijk hier eens naar, en lees dit er dan eens naast ...’ Ze schrijven zelf maar recycleren ook ouder werk, dat ze dan verbinden met nieuwere producties, brengen zaken samen onder thema’s of genres, schrijven over auteurs, vertalen zaken en maken die zo beschikbaar in andere delen van de wereld, ... Die mensen kunnen ons enthousiast krijgen om op zoek te gaan naar films, om moeite te doen, zelfs om onze lokale videotheek tot de orde te roepen als er geen werk van deze of gene auteur te vinden valt. Welke rol hebben overheden en sectorinstituten dan nog te spelen? Een goed filmbeleid blijft een zaak van zoeken en bijsturen, en van waken over dat evenwicht in de ecologie van filmcultuur. Institutionalisering is risicovol want kan leiden tot een ‘industrialisering’ van waarden: Publiekscijfers worden dan het belangrijkste criterium, schaarse middelen gaan naar glamoureuze prijsuitreikingen. Maar het kan ook anders, kijk naar Oostenrijk: dat land heeft ingezien dat de sterke films die het produceert vaak experimenteel zijn. Men heeft dat erkend en ernaar gehandeld, ook wat financiële ondersteuning betreft. Dus dat evenwicht bewaken is een rol die overheden en instituten te spelen hebben, niet enkel in productie maar ook in beschikbaarheid van werk. En de films zelf, wat is hun rol? Blij dat je ernaar vraagt! Films en hun makers zijn de motor van al de rest. Zij zijn het die ons raken, inspireren, verwarren, vragen doen stellen, zin geven om te investeren in een filmcultuur. En er is zoveel, er valt nog zoveel te ontdekken en te beleven, soms films uit landen die je niet goed kent, of genres waarmee je niet vertrouwd bent.. maar die gidsen waarover we het hadden kunnen daarbij helpen. Het is de niet-aflatende nieuwsgierigheid en verkenningsdrang die cinefilie definieert, en bij uitbreiding ook een gezonde, vitale filmcultuur: die moet geënt zijn op voortdurende ontdekking. Wat is cinefilie dan vandaag de dag? Film kan een intense, zinnelijke ervaring zijn. Mensen die met die ervaring iets doen – erover schrijven of discussiëren, ervaringen en associaties uitwisselen, mensen die films op het programma van een lokale vertoner trachten te krijgen of die zelf screenings organiseren, ... die handelen vanuit een zeker militantisme en vanuit een drang naar uitwisseling, voor mij zijn dat cinefielen. Ik heb het niet over mensen die toplijstjes van films posten, of pochen over het aantal films dat ze jaarlijks zien. Cinefilie is vandaag springlevend, zij het dat ze van vorm is veranderd en voor een groot stuk naar het Web is gemigreerd. interview Ann Overbergh
8
9
1. het audiovisuele veld
Het audiovisuele veld in volle ontwikkeling We leven vandaag in een multimediale omgeving, dat hoeft geen betoog. De audiovisuele1 taal wordt erkend als een volwaardige taal die snel aan belang toeneemt. Over heel Europa verruimt men het begrip geletterdheid (leren lezen en schrijven) naar audiovisuele of multimediale geletterdheid (leren kijken, luisteren, begrijpen en interpreteren). De samenleving heeft er belang bij om die audiovisuele taal in zijn multimediale context alle kansen te geven, zoals dat ook met ‘klassieke’ talen gebeurt: taal kan ontwikkeld worden, verrijkt, verspreid, gebruikt, geproefd en genoten. Door taal kunnen we communiceren, onszelf (beter) uitdrukken, nieuwe indrukken opdoen, onszelf ontplooien. Hoe rijker de taal, des te rijker de samenleving. De maatschappij stimuleert die audiovisuele taal en de omgang ermee onder andere door het ondersteunen van creatie en spreiding. Ze ondersteunt diverse vormen van artistieke expressie en creatie, ze garandeert en promoot de toegang tot die culturele audiovisuele en multimediale content en ze werkt aan actieve audiovisuele en multimediale geletterdheid van alle burgers. Die multimediale omgeving is volop in beweging. Verschillende talen en verschillende dragers worden door elkaar gebruikt, met uiteenlopende doelstellingen: informatie en communicatie, expressie en didactiek, creatie en ontspanning. We bevinden ons middenin deze evoluties en het is nog niet helemaal duidelijk hoe het audiovisuele veld en zijn vier kernfuncties (creatie, vertoning, omkadering en archivering) zullen evolueren in deze veranderende omgeving.
1. Voor de definitie van ‘audiovisueel’ zijn we het beleid gevolgd: het betreft alles wat te maken heeft met de openbare vertoning van beeld op scherm (of schermen, bijvoorbeeld in de context van audiovisuele installaties).
12
13
Enkele voorbeelden van veranderingen in media en consumentengedrag: è Er ontstaan nieuwe vormen van gebruik (anywhere anytime) en nieuwe patronen
(sociale media) waarmee het publiek zijn consumptie zelf meer stuurt en bepaalt, terwijl die keuzes dan weer sterk beïnvloed worden door sociale media. Goedkope en toegankelijke media maken van burgers actieve gebruikers die zelf creatief omgaan met het medium, eigen materiaal verzamelen en delen en hoogst individuele audiovisuele collecties aanleggen. De consument wordt prosument die zelf ook content aanmaakt en een eigen specifieke omgang met de organisatie zoekt, iets waar die bedrijven en organisaties ook weer op inspelen: interactief en sterk individueel; è Er ontstaat een diverse mix van dragers en schermen (en belevenissen) die naast
elkaar bestaan: de collectieve belevenis van film in de bioscoop, de thuisbelevenis op televisie en computerscherm, draagbare schermen en projecties en schermen/ displays in de publieke ruimte;
Bestemming kritische multi-geletterdheid Ronald Soetaert, vakgroep Onderwijskunde, Universiteit Gent Een geletterd mens was iemand die een paar boeken gelezen had. Was, want volgens Ronald Soetaert is de bladzijde van de enkelvoudige geletterdheid omgeslagen. Dit is het tijdperk van de multi-geletterde mens. Die leest en surft, twittert en filmt, fotografeert en blogt, klikt en kijkt zonder verpinken. Hem wat kritisch perspectief bijbrengen, lijkt de hoogleraar van de Universiteit Gent geen luxe. “Vroeger was geletterdheid aan één medium gebonden: het boek,” zegt Ronald Soetaert. Literatuuronderwijs, kunsteducatie en culturele, digitale geletterdheid zijn de voornaamste interessegebieden van de hoogleraar. “Op die enkelvoudige geletterdheid is / was het volledig onderwijs gebaseerd. Het impliceerde een standaardtaal en dominantie van het boek, de literatuur was de hoogste vorm. Door het boek zo centraal te stellen waren er schotten met de andere media. In een stad had elk medium zijn eigen plek. Het boek was voor de bibliotheek, het beeld voor een museum en de muziek voor een concertzaal.”
De komst van film, radio en televisie doorbreekt die orde een eerste keer. “Men beseft plots dat de er meerdere media zijn. Na die mediatisering kwam er nog een digitalisering. De komst van de computer maakt van geletterdheid helemaal een complex gegeven. Wat we vroeger over geletterdheid dachten, is plots problematisch. Instituten die met geletterdheid bezig zijn zoals scholen, musea en bibliotheken, stellen zich daarop in vraag. Musea gaan online. Bibliotheken bieden ook dvd’s en cd’s aan en maken zalen vrij voor computers. De schotten verdwijnen. Sinds de gewaarwording dat er meer dan één medium is en dat er meer bestaat dan een boeken-geletterdheid, spreekt men van mediageletterdheid. Of zelfs van multi-geletterdheid. Achter een computer komen verschillende geletterdheden van pas. Daardoor gaan ze met elkaar in dialoog en er ontstaat een soort trans-, inter- of cross-media.” Kritische zin Zeker de jongere generaties gebruiken vlotjes oude en nieuwe, analoge en digitale media door elkaar. Ontstaat die mediageletterdheid vanzelf of is er toch een belangrijk rol weggelegd voor overheden en scholen? Soetaert vindt die vraag complex. “Ten eerste, mensen gaan aan de slag met computers, surfen op het internet, fotograferen, filmen ... en er ontstaat inderdaad een geletterdheid zonder dat er scholen aan te pas komen. Daar als school niet op inspelen is vrede nemen met een wel erg
14
è Nieuwe technologische ontwikkelingen zorgen voor nieuwe spelers (ICT, Telecom,
...); die werpen zich niet enkel op als providers van infrastructuur maar ook van content.
De productiewaardeketen van het audiovisuele veld (creëren, produceren, verkopen, verdelen, vertonen, promoten, omkaderen, bewaren) wordt door die technische en maatschappelijke veranderingen almaar complexer: er ontstaan nieuwe productietechnieken, dragers en distributievormen. We zien zelfs nieuwe expressievormen en er komen nieuwe spelers bij. Zulke evoluties leiden telkens tot veranderende rollen van bestaande spelers en tot verschuivingen in hun onderlinge verhoudingen. Functies en organisaties die vroeger duidelijk van elkaar waren gescheiden worden hybrider en beginnen elkaar te overlappen. Bibliotheken vertonen films, festivals doen aan distributie, distributeurs bieden context aan, ... De bestaande culturele spelers moeten inspelen op die ontwikkelingen, hun werking en rollen onderling afstemmen, hun functies herzien.
diepe kloof met de wereld. Een tweede vaststelling: los van de school leren we zeer veel via die verschillende media. Onze beeldvorming wordt sterk beïnvloed door film en televisie. Informatie halen we voor een groot deel van het internet. Of we dat nu willen of niet, de media zijn teaching machines. We leren door te lezen, te kijken, te klikken, te gamen. We mogen van het onderwijs verwachten dat daar reflectie op komt. Vul de bestaande geletterdheid aan waar nodig. Problematiseer stereotiepe representaties. Bekijk de gevolgen van het feit dat veel media commercieel zijn. Kortom, verfijn die mediageletterdheid via historische inzicht, confrontatie, kritische zin.” Stimuleer creativiteit Soetaert pleit voor het aanleren van basistechnieken om met die verschillende media gezwind maar kritisch om te gaan. “We hebben vooral nood aan een theoretisch én methodologisch perspectief waarmee we dan zowel schilderijen, literatuur, film, muziek, politieke speeches, reclame als games kunnen bestuderen. We zouden tot een kritische mediageletterdheid moeten komen. Mij lijkt een vak als retorica geen slecht idee. Leer algemene principes van communicatie aan. Hoe kan je iets presenteren, vertellen, argumenteren? Hoe werkt reclame? Welke retoriek wordt gebruikt in de politiek of in een film? Op welke manier is een boek of game ook een constructie?”
Ook van het stimuleren van een actieve omgang met media is Soetaert een grote voorstander. “De productiemiddelen zijn in handen gekomen van de gewone mensen. Jongeren hebben die nieuwe media omarmd. Ze mailen, sms’en, posten, twitteren. Daarbij gelden andere regels en codes. Dat verandert de schrijfcultuur. Scholen moeten die creatieve omgang met media toestaan. Wees niet geobsedeerd door enkelvoudige geletterdheid. Sta toe dat een opstel, persoonsbeschrijving of reisverslag uit combinaties bestaat van woord, beeld en klank. En zorg voor die leerlingen die minder toegang hebben tot al die media.” Niels Ruëll
15
Het vertonersveld in Vlaanderen Landschapstekening De Vlaamse audiovisuele vertonerssector is een rijk en heterogeen veld van verschillende spelers met uiteenlopende profielen en missies. Met de publicatie ‘Voorbij de vertoning’ (2011)2 heeft BAM deze sector op een kwalitatieve wijze in kaart gebracht: wat zijn de belangrijkste (groepen) spelers, hoe zijn ze onderling verbonden, wat zijn gelijklopende en tegengestelde belangen en welke kansen en bedreigingen brengt de toekomst? Een rijke audiovisuele cultuur is een zaak van makers en van distributeurs, van vertoners en omkaderende initiatieven (tijdschriften, educatie, ...) en van archieven. Met dit plan focussen we op de vertoners, maar wel expliciet binnen de context van het bredere audiovisuele veld en alle evoluties daarbinnen. Het schema op pagina 18 geeft een zicht op de verschillende vertoners. Een traditionele polarisatie zoals profit versus non-profit, of publieksgericht versus cultureelartistiek, doet de werkelijkheid geweld aan. Het lijkt ons correcter (en interessanter) om te spreken van een continuüm. Alle audiovisuele makers houden immers zowel rekening met een inhoudelijke impuls als met een doelpubliek. Aan de ene zijde van het continuüm komt dan een aanbod waar de inhoudelijke impuls relatief minder belangrijk is dan de kneepjes van het vak om brede publieken aan te trekken en te behagen (met werk dat overwegend wordt vertoond in multiplexen, commerciële bioscopen, enz.); aan de andere kant van het continuüm staat de inhoudelijke impuls voorop en is het bereiken van een breed publiek slechts een bijkomende overweging. Dit betekent overigens niet dat dit werk enkel nichepublieken bereikt. Het publiek wordt vaker internationaal bereikt, of projectmatig (in het kader van festivals), of nog binnen de long tail (het bekende begrip van Chris Anderson: werken hebben een langere levensduur en bereiken grotere publieken over langere tijd). Tussen beide extremen bestaan tal van varianten en gradaties.
2. “Voorbij de vertoning”, Analyse van het Vlaams audiovisueel vertonings- en distributieveld, een uitgave van BAM, Instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst, Bijlokekaai 7d, 9000 Gent.
16
17
Figuur: schematische weergave van het Vlaamse vertonersveld, en de manier waarop zij het continuüm (relatief onderling belang van inhoudelijke impuls en beoogd publieksbereik) bestrijken. De grootte van de rechthoeken geeft niet de schaal van de vertoners weer (noch in publieksbereik, noch in aantal spelers of schermen).
festivals
arthouse cinema
culturele vertoning
audiovisueel / beeldende kunst
Multiplex: de bioscoopketens/-groepen van vertoners in één bedrijf. Publiekscinema: de onafhankelijke profit-vertoners (non-arthouse). Arthouse cinema: vertoont films met een overwegend cultureel/artistiek karakter, maar doet dit in een profitcontext, d.w.z. vanuit een commerciële reflex. De vertoonde films bereiken minder grote publieken dan blockbusters, maar brengen soms toch veel volk op de been. Culturele vertoners (inclusief filmclubs): vertonen overwegend cultureel/artistiek werk, meestal voor een belangrijk stuk in een gesubsidieerde context. Werken vergelijkbaar met de arthouse cinema’s, maar vaak met meer omkadering en/of met retrospectieven, thematische reeksen, enz., en plukken iets minder exclusief uit de filmwaardeketen van het moment. Cultuurcentra: vanuit hun opdracht binnen het Decreet Lokaal Cultuurbeleid nemen de cultuurcentra een spreidende en gemeenschapsvormende rol op; ze vertonen meestal arthousefilms en/of vaak Vlaamse producties. De frequentie van vertoning ligt laag: wekelijks, maandelijks, of minder vaak.
multiplexen
culturele centra
Festivals: initiatieven die gekenmerkt worden door een serie voorstellingen met een bepaalde periodiciteit en afgebakend in tijd en ruimte, vaak met een jury en vaak met een regionale tot internationale uitstraling. Inhoudelijk bestrijken zij het hele inhoudelijke continuüm: van prestigieuze publieksfestivals naar verdiepende niche-evenementen.
publiekscinema
Monopolies tegengaan Cultuursocioloog Pascal Gielen Film heeft altijd al met minstens één been in de markt gestaan. Cultuursocioloog Pascal Gielen buigt zich over de gevolgen en pleit voor het instandhouden en garanderen van heterogeniteit. Binnen de kunstensector leunt film het dichtst bij de markt aan. Wat verandert dat? Pascal Gielen: Film is geen alleenstaand geval. Denk maar aan commerciële uitgeverijen en schrijvers die van hun pen leven. Ook in de beeldende kunst speelt de private markt een grote rol. Er zijn meer beeldende kunstenaars die leven van de commerciële markt dan je zou denken. Toch verschilt film. Film is een collectieve aangelegenheid. Je moet met een team werken. De productiekost ligt erg hoog. Daardoor speelt de markt tijdens het productieproces al een grote rol. Of zelfs ervoor: men heeft nog niets gemaakt en er moet al gerekend worden en over geld gepraat worden. Een schrijver of beeldend kunstenaar heeft daar veel minder last van.
Audiovisuele, Beeldende Kunstvertoners: vertoning van audiovisuele creaties op het snijvlak tussen beeldende kunst en mediakunst.
Een tweede belangrijk verschil zijn de monopolies. De multinationals uit Hollywood produceren de films én verdelen ze. Zij bepalen grofweg wat er te zien is. Je kan een onderscheid maken tussen het commercieel circuit en het alternatieve circuit met arthouses en festivals. Al is de grens vaak flou. Auteursfilms komen ook aan bod in een commerciële bioscoop. Het omgekeerde gebeurt nog meer, vrees ik: arthouse bioscopen die ook in zee gaan met de majors. Ik ben geen toekomstvoorspeller maar ik vrees dat experimentele film en de auteursfilm in de toekomst juist minder kansen gaan krijgen. Kunnen festivals, musea en culturele vertoners dat niet tegengaan? Gielen: Daar liggen inderdaad kansen maar er is nog werk aan de winkel. Je zou eigenlijk een sterk internationaal distributienetwerk moeten oprichten voor dat soort films. Dankzij internet en digitalisering hoeft dat niet eens zo duur te zijn. Maar hoe organiseer je dat? Daarover moet worden nagedacht. Ook al gebeuren er hier en daar interessante zaken, dat alternatief circuit is voorlopig te marginaal. Men zou 18
dat netwerk meer moeten onderbouwen. Cultuurcentra met een filmwerking zouden complementair moeten werken. Ze moeten niet overdoen wat de commerciële cinema’s doen. Maar de gaten die een arthouse laat vallen, moeten ze kunnen opvullen. Ik pleit voor heterogeniteit.
ten creëren. En daarna ook de distributie van dat soort films mogelijk maken. Als je uitsluitend vertrouwt op het commerciële circuit gooi je betreurenswaardig veel soorten en mogelijkheden van films zomaar overboord. Je moet de kunstenaars en filmregisseurs de ruimte geven om te doen wat ze vinden dat ze moeten doen.
Zijn er ook voordelen verbonden aan de verstrengeling met de markt? Gielen: Absoluut. Bijvoorbeeld wanneer een kleine film door de markt wordt opgepikt. Maar – en dat is wat speculatief en pessimistisch van me – op lange termijn speelt het in het nadeel van de meer avant-garde films of documentaires dat de arthouse cinema’s in een commerciële logica gedwongen worden.
Waarom hecht u zoveel belang aan heterogeniteit? Gielen: Polyfonie is belangrijk. Mijn kritiek op massamedia is dat ze de samenleving niet meer representeren. De culturele diversiteit, de diversiteit aan kunstvormen wordt niet weerspiegeld. Wat leeft in Vlaanderen, zie je niet meer op de VRT. Een divers landschap moet je in leven houden. Simplistisch gesteld, kan dat alleen maar door een pak geld te voorzien voor – in dit geval – de regisseurs die dingen willen proberen. Die mogelijkheid moet een overheid scheppen zonder te weten wat eruit voortkomt. Dat er wel een selectie nodig is, bijvoorbeeld door een peer group, spreekt voor zich. Maar heterogeniteit garanderen is een dynamiek creëren én op gang te houden.
Heeft het zin om een onderscheid te maken tussen commerciële en culturele films? Gielen: Labelen is belangrijk om andere vormen van film mogelijk te maken en overlevingskansen te bieden. Ik denk bijvoorbeeld aan een film die afwijkt van de klassieke anderhalf uur of een film zonder acteurs. Instanties moeten de ruimte voor dat soort experimen-
Niels Ruëll 19
Uitdagingen voor het Vlaamse audiovisuele vertonersveld Vlaanderen heeft ontegensprekelijk een sterke traditie in audiovisuele presentatie maar zijn vertonersveld staat ook voor uitdagingen. è Het Vlaamse vertonersveld kent geëngageerde spelers in uiteenlopende domei-
è In tegenstelling tot de Vlaamse productie- en creatiesector die de laatste jaren een
nen. Spelers van heel uiteenlopende schaal, winstgericht en/of eerder cultureel georiënteerd, onderzoeks- en/of publieksgericht. Deze verschillende focussen (winst/ cultuur, publiek/onderzoek) zijn noodzakelijke ingrediënten voor een gezonde, diverse en evenwichtige biotoop. Toch dreigt dit vertonersveld sinds het voorbije decennium te versmallen door de sterke concurrentie van bestaande en nieuwe spelers, andere kanalen, andere vrijetijdsvormen, door onderfinanciering en door gebrek aan schaalvoordelen in het geval van de middelgrote en kleinere spelers;
sterke professionalisering heeft doorgemaakt, kampt het vertonersveld met een gebrek aan samenhorigheidsgevoel en gemeenschappelijke doelstellingen;
è Het probleem stelt zich ook scherp bij de arthouse bioscopen (zoals – de onder-
tussen gesloten – Studio Filmtheaters in Leuven). Onder andere door hun fragiele financiële positie kunnen ze te weinig investeren in nieuwe infrastructuur en nieuwe werkvormen. Daardoor vinden ze ook moeilijk aansluiting bij huidige trends (vernetwerking van organisaties, nieuwe rollen, nieuwe omgangsvormen met het publiek, nieuwe manieren van programmatie) en kunnen ze onvoldoende veranderingsgericht denken. Ze hebben het moeilijk om zich te positioneren ten opzichte van de opkomende trends van individualisering en thuisconsumptie van films. Er zijn weinig banden met andere culturele spelers en met andere domeinen zoals economie en creatieve industrie, media en onderwijs;
è Er bestaat een grote kloof tussen de traditionele kernspelers in het audiovisuele ver-
tonersveld en de andere partijen die ook rond audiovisuele cultuur werken, maar dan dikwijls met andere accenten en doelstellingen. We denken aan innovatieve platformen (games en andere interactieve en multimediale toepassingen), aan kunstenaars in andere kunstdisciplines die met het audiovisuele werken, aan de aandacht voor het audiovisuele in erfgoed en volkscultuur, aan sociale en vormingsgebaseerde initiatieven, ... Een transversale beleidsvisie die die verschillende domeinen verbindt ontbreekt. Hier liggen veel kansen. De audiovisuele taal en cultuur wordt immers steeds belangrijker in uiteenlopende domeinen: kunsten en erfgoed, lokaal cultuurbeleid, sociaal-cultureel werk, onderwijs, creatieve industrie, wetenschap en innovatie, stedenbeleid, ...; è Digitalisering biedt kansen voor nieuwe werkvormen die een verbreding en verdie-
ping van programmatie en van interactie met het publiek mogelijk maken. De investeringen die ervoor noodzakelijk zijn – en de nieuwe werkmodellen die daarvoor moeten worden ontwikkeld – vormen zowel een uitdaging als een bedreiging voor de kleine en middelgrote spelers, ook in Vlaanderen.
è De bestaande financierings- en organisatiemodellen staan onder druk. Nieuwe
modellen voor zowel vertoners als producenten, of voor digitale distributie en auteursrechten, ontbreken of staan nog niet op punt;
20
21
Samenwerken met complementaire instellingen is verstandig Rolf Quaghebeur, directeur Argos Sinds 1 juli staat Rolf Quaghebeur aan het hoofd van Argos, het Centrum voor Kunst en Media. Online streaming, een actieve distributiepolitiek en intensere samenwerkingen moeten de collectie nog meer ontsluiten. “Clusteren is een noodzaak in een gefragmenteerd veld met veel kleine spelers.” Experimentele film, kunstvideo, videoinstallatie of lens-based art: met ruim 3.000 titels beschikt Argos over het grootste audiovisuele kunstarchief in ons land. “Argos is een multidisciplinair kunstencentrum dat focust op audiovisuele kunsten. Dat betekent dat we net als Wiels of het Kaaitheater tentoonstellingen bouwen en evenementen opzetten en dus daardoor kustenaars en hun werk promoten. Maar daarnaast hebben we nog een andere maatschappelijke rol, meer bepaald een erfgoedfunctie. Wij archiveren, conserveren, restaureren en bestuderen het werk en de oeuvres van audiovisuele kunstenaars. We beschikken over een uitgebreide Media Library met boeken, tijdschriften en audiovisuele kunstwerken. Die is toegankelijk voor een publiek van kenners, specialisten en onderzoekers maar ook voor de geïnteresseerde leek,” legt Rolf Quaghebeur uit. Actieve distributie en streaming Het werk van Hans Op de Beeck, Lili Dujourie en honderden andere relevante binnen- en buitenlandse kunstenaars verzamelen en bewaren volgens de regels van de kunst, is slechts een facet. Argos spant zich ook in om dat werk te tonen. “Het ontsluiten van de collectie gebeurt voor een deel binnenshuis. In de Media Library kunnen we op verzoek alles laten zien. Om zelf werk en kunstenaars in de schijnwerpers te plaatsen zijn er de tentoonstellingen en evenementen. Buitenshuis hebben we projecten met partners als het Kaaitheater, de Beursschouwburg en Cinematek. Passieve distributie – mensen en instellingen die werk opvragen – maar ook actieve distributie. Daar willen we zelf nog meer op inzetten door onze collectie continu te herbekijken, door curatoren te laten zoeken naar thematische clusters, door zelf met voorstellen en programma’s naar mogelijke partners te stappen,” zegt Quaghebeur.
Argos maakt werk van een nieuwe website met een nieuw database-model. Het zou technisch mogelijk moeten worden om films via internet te streamen. “In het binnenland doet geen instelling het ons voor. We zitten nog volop in de ontwikkelingsfase en er moeten ook nog een paar rechtenkwesties uitgeklaard worden. Wij zijn voorstander van het open source model (dat vrije toegang biedt, nvdr) maar dat is juridisch niet altijd mogelijk. Niettemin, streaming staat op de agenda. Streaming zien we niet als een vorm van tentoonstellen maar als een hulpmiddel.” Brussel, Vlaanderen, internationaal Argos ziet zich als de referentieplek voor audiovisuele kunsten maar voelt zich daar niet voor erkend. “De overheid erkent wel dat we met het verzamelen en bewaren een belangrijke taak op ons nemen maar verbindt daar geen conclusies aan. Dat zien we als een lacune,” zegt Quaghebeur. De nieuwe directeur heeft het over een gefragmenteerd veld met veel kleine spelers. “Op zich is het positief dat er zoveel spelers interesse hebben voor audiovisuele kunsten. Maar het veld is niet gestructureerd. En je mag een overheid niet vragen om twee keer hetzelfde te subsidiëren. Dit is geen pleidooi om spelers buiten spel te zetten maar om te clusteren. Samenwerken met complementaire instellingen is verstandig.” Het valt wel op dat Argos prominent aanwezig is in Brussel en ook internationaal in het wereldje gekend is maar in Vlaanderen minder actief is. “We zijn wel gekend in Vlaanderen maar het klopt dat samenwerkingen kunnen opgevoerd worden. Het loopt moeizaam enerzijds omwille van een gebrek van middelen aan onze kant. Anderzijds vermoed ik dat potentiële partners soms ook wat bang waren: musea willen immers hun videocollectie niet zo maar uit handen geven. Gelukkig hangt er de laatste vijf-zes jaar verandering in de lucht. Zo richtten we in 2005 samen met de Vlaamse hedendaagse kunstenmusea Packed op, een platform dat zich concentreert op het delen van expertise rond conservering. De overheid wordt stilaan wakker rond deze problematiek en met ondermeer M HKA en S.M.A.K. hebben we los daarvan zeer positieve gesprekken over toekomstige samenwerkingsprojecten. De toekomst is dynamisch.”
View of the exhibition ‘Anachronism’ 27.03.2007 - 26.05.2007, Argos (Brussels) © Jan Kempenaers
Niels Ruëll
22
23
24
Blue Bird (Gust Van den Berghe, 2011), Minds Meet
25
2. Bouwstenen plan
Doelstellingen Een performant en gevarieerd vertonersveld garandeert een sterk en divers cultureel aanbod binnen het uitdijende multimediale veld. Vanuit maatschappelijk oogpunt is dit dan ook een essentiële schakel voor de ontplooiing van onze audiovisuele cultuur. Een dynamische audiovisuele cultuur draagt bij tot mediageletterdheid en dus tot de ontplooiing en weerbaarheid van burgers. Vanuit een concreter en meer economisch perspectief heeft het weinig zin gemeenschapsgelden te investeren in audiovisuele creaties als de gemeenschap een deel van die creaties niet te zien kan krijgen. Dat geldt niet alleen voor bepaalde categorieën van bioscoopfilms (‘klein’ werk, animatie, documentaire), maar ook voor kortfilm en voor creaties die niet voor de klassieke bioscoop bestemd zijn: experimentele film, videocreatie(s), mediakunsten – deelsectoren die vaak het sterkst innovatieve impulsen uitdragen en stimuleren. Naast het beschikbaar maken en vertonen is er ook omkadering en verdieping noodzakelijk door middel van gidsen, kritiek, educatie en onderzoek. Via deze functies wordt die audiovisuele cultuur verder verrijkt en verbreed. Met dit bouwstenenplan wil BAM samen met de Vlaamse culturele audiovisuele vertonerssector3 mee zoeken naar de noodzakelijke kaders en criteria voor een toekomstgericht en levensvatbaar vertonersveld, met een sterke verankering in verschillende maatschappelijke en beleidsdomeinen. Het plan komt er op initiatief van BAM maar is vooral het resultaat van studies en besprekingen binnen verschillende werkgroepen. Het zijn in de eerste plaats hun aanbevelingen die hier aan bod komen. De veldanalyse heeft alvast één ding duidelijk gemaakt: de lokale praktijk verschilt van regio tot regio, van (centrum)stad tot (centrum)stad. We beschikken over een brede waaier aan initiatieven, opgestart en ontwikkeld met een sterk doorzettingsvermogen van de initiatiefnemers, maar zonder veel onderling overleg en zonder een heldere beleidsvisie op lokaal, provinciaal en landelijk niveau, waardoor structuur en afstemming ontbreken. Om op deze uitdaging in te spelen stellen we drie doelstelllingen centraal: 1. een levensvatbaar en toekomstgericht audiovisueel vertonersveld; 2. meer en duurzaam publiek voor diverse audiovisuele creaties uit binnen- en buitenland; 3. en expliciete en sectorbrede aandacht voor mediageletterdheid.
3. Onder impuls van het Vlaams Audiovisueel Fonds heeft de audiovisuele creatiesector die oefening al gemaakt. Economische effectenstudies tonen aan dat ze een speerpuntfunctie heeft in het ontwikkelen van creatief talent vanwaaruit impulsen uitgaan naar de hele mediasector, de economie en de samenleving, en dit met internationale weerklank.
28
29
Onderbenutte kansen voor steden en gemeenten Hilde Plas, stafmedewerker VVSG Een ‘out of the box’-reflectie over on- en onderbenutte kansen en uitdagingen voor cultuurprofessionals in audiovisuele vertoning en media: daar probeert Hilde Plas ons toe te verleiden. Plas is stafmedewerker van de VVSG, de koepelorganisatie van de Vlaamse gemeentebesturen en OCMW’s. Aangezien de opdracht van cultuurcentra thuishoort in de traditie van het sociaal-cultureel werk, lijkt het Hilde Plas evident dat zij niet enkel ‘tonen’ maar ook ‘werken met’ audiovisuele media in hun aanbod. In de zoektocht naar nieuwe kansen en uitdagingen in het werk rond audiovisuele beeldcultuur focust ze niet enkel op filmkunst maar betrekt er ook andere kunstdisciplines bij. Publieksverbreding De lokale cultuurinstellingen worden door gemeenten gesubsidieerd als sociaal-culturele werking/organisatie en zijn sedert decennia verankerd in het lokaal cultuurbeleid. Ze tonen én duiden cultuurgoederen. Boeken, cd’s, dvd’s in het geval van de bibliotheek. Podiumkunsten, beeldende kunst, vorming in het geval van een cultureel centrum of gemeenschapscentrum. Aan hun cultuuraanbod gaat prospectie en selectie vooraf, wat resulteert in kwaliteit en diversiteit. Dat dit aanbod nog steeds en vooral een doorsnee wit-middenklasse-publiek aanspreekt en aantrekt is een vaststelling die in de recente Vlaamse participatiesurvey opnieuw werd bevestigd. Publieksverbreding, meent Plas, blijkt een harde noot om kraken maar het blijft de maatschappelijke verantwoordelijkheid van de gesubsidieerde cultuurhuizen. Zij kunnen, mogen en moeten inzetten op die doelstelling waar anderen – instellingen zonder overheidssteun in de cultuurmarkt – door economische marktwetten afhaken. Plas ziet hier onderbenutte kansen liggen; kansen die ondermeer via partnerships met bioscopen of arthouses kunnen worden gegrepen. Film is namelijk van oudsher een laagdrempelig, uitnodigend medium.
Complementair samenwerken Dat de werkgever en hoofdsponsor van een lokaal cultuurhuis – de gemeente dus – niet enkel naar de financiële return van de investering kijkt maar ook de gemeenschapsreturn afweegt, is een groot voordeel. Het geeft de ruimte en vrijheid, maar ook verantwoordelijkheid voor creatieve projecten, onverwachte allianties, brede netwerken en een gevarieerd aanbod met uitzonderlijke exploitatievoorwaarden. Men moet immers niet enkel met marktcriteria rekening houden, maar kan inhoudelijk en maatschappijrelevant werken. Complementariteit en samenwerking halen de meerwaarde uit de expertise en sterktes van elke partner én leveren meer opbrengst op voor publiek en bestuur: maatschappelijk, qua publieksbereik, naar vernieuwing toe, en financieel. Dat de netwerk-idee nog heel wat onderbenutte mogelijkheden biedt, tonen projecten zoals het Zebracircuit (het arthouse-circuit voor cultuurcentra in Limburg), de samenwerkingen tussen Stad Leuven en STUK (een multidisciplinair kunstencentrum dat ook de arthousewerking cinema ZED huisvest) of het wijkproject van het ‘Afrikafilmfestival’, de jeugdwerking van Kidscam. Daarnaast liggen er kansen in meer interdisciplinaire dwarsverbindingen (onderwijs, sociaal cultureel werk) of netwerken (tussen besturen, instellingen, disciplines). Ze opzoeken inspireert tot vernieuwing en dwingt creatieve oplossingen af.
doelstelling 1. een levensvatbaar en toekomstgericht audiovisueel vertonersveld Er is nood aan veldopbouw door spelers op lokaal, regionaal en landelijk niveau samen te brengen en een draagvlak te creëren voor een geïntegreerd (cultuur)beleid dat het belang van een dynamische audiovisuele biotoop erkent. De samenwerking met culturele én andere partners daagt uit om buiten de eigen denkkaders te treden. We willen streven naar ten minste één initiatief per regio met een culturele en publieksgerichte missie waar in meerdere zalen culturele films getoond en gecontextualiseerd worden en waar festivals gehost kunnen worden. Dergelijke publieksgerichte initiatieven creëren een grote zichtbaarheid in stad en regio, hebben een locomotieffunctie in het aantrekken en sensibiliseren van publiek en onderhouden actieve relaties met andere spelers die werken rond audiovisuele vertoning. Ze functioneren als vuurtorens in het veld.
Out of the box Plas besluit met een oproep om de opportuniteitsvragen die er in een gemeente zijn op te zoeken en ze te gebruiken. Het is belangrijk de betrokkenheid van inwoners, buurt, gemeenschap, gemeente, wereld toe te laten en zichtbaar te maken. Het hoeft niet op te houden bij ‘marktdenken’ of inspelen op bestaande (educatieve) noden en vragen. Je kan ook proactief passie creëren voor beeldcultuur en sociaal engagement. ‘Out of the box’ denken over aanbod, sfeer, omkadering, partners, toon- en werkplekken, is steeds een goed idee. Niels Ruëll
30
31
Inhoudelijke samenwerking en afstemming op lokaal en regionaal niveau We moeten streven naar een clustering4 van verschillende lokale en regionale initiatieven die werken rond het audiovisuele. Een culturele bioscoop kan bijvoorbeeld samenwerken met de lokale bibliotheek voor het samenstellen van een audiovisueel aanbod. Bibliotheek, cultuurcentrum en bioscoop kunnen samenwerken in thematische filmreeksen en/of tentoonstellingen. Ook spelers die slechts sporadisch een audiovisueel aanbod presenteren komen voor partnerships in aanmerking: kunstencentra, centra voor beeldende kunst, muziekcentra, musea, boekhandels, theaters, erfgoedinstellingen, innovatielabs die rond het audiovisuele werken, audiovisuele opleidingen en producenten. Door theater, livemuziek, poëzie, dans en beeldende kunst te betrekken in de presentatie doorbreken we klassieke barrières en openen we wegen naar en voor een ander en nieuw publiek. Meer samenwerking is ook mogelijk met vormingsinitiatieven, initiatieven uit onderzoek en innovatie, jeugdhuizen, de bedrijfswereld, stadsontwikkeling, ... Hier ligt kortom een waaier aan kansen voor nieuwe dynamieken.
4. Volgens Hans Mommaas (De creatieve stad, 2004) zijn culturele clusters “netwerken van culturele functies en activiteiten, van productie tot vertoning en consumptie, van theater en beeldende kunst tot pop en nieuwe media, gegroepeerd in uiteenlopende ruimtelijke vormen. (...) Sommige clusterstrategieën beperken zich tot ‘echte’ artistieke/culturele activiteiten, maar de meeste incorporeren ook een mix van entertainment, zoals bvb. horeca.”
Samenwerking rond infrastructuur en materiaal Initiatieven met een inhoudelijk complementaire of gelijkaardige werking kunnen elkaar ook fysiek opzoeken, bijvoorbeeld door een gemeenschappelijke infrastructuur te betrekken of dicht bij elkaar in de buurt te werken. Enkele voorbeelden: in Lumière Brugge huizen de stadsbioscoop, de kantoren van het festival Cinema Novo, Lessen in het donker en erfgoedinitiatief Tapis Plein vzw. Het Kunstencentrum Buda in Kortrijk huisvest ook de Budascoop. In Gent zitten de kantoren van Courtisane in KASK. In Turnhout huist Open Doek in cultuurhuis de Warande. In Leuven biedt STUK onderdak aan Cinema ZED. Lokaal dient geëvalueerd te worden wat er is, wat herzien moet worden, welke upgrade nodig is, wat vernieuwd moet worden.
Cinema ZED - “ruimte” voor Film Fonk vzw overkoepelt zowel Cinema ZED, het documentairefestival Docville als het Internationaal Kortfilmfestival Leuven. Daarnaast is de vzw distributeur van een reeks Vlaamse kortfilms en levert zij digitale content. Sinds 2002 is Fonk vzw ook met de dagelijkse werking van Cinema ZED belast. Daarvoor werkt zij nauw samen met kunstencentrum STUK. ‘Een unieke coproductie’, zegt Johan Van Schaeren, algemeen coördinator van Fonk vzw. ‘STUK levert de hardware. Zeg maar de infrastructuur en de apparatuur. Daarvoor hoeven wij niet te betalen. Wij krijgen ook een budget voor de programmering, het dagelijks en financieel beheer van Cinema ZED enzovoort. Al vertegenwoordigt dat slechts een deeltje van onze totale kostenstructuur.’ Fonk vzw maakt van zijn kant een speerpunt van een sterk doelgroepenbeleid, waarvoor het hecht samenwerkt met andere culturele spelers uit de stad. ‘Als bij ons bijvoorbeeld Flamenco, Flamenco (2010) van Carlos Saura in première gaat, vragen we een kenner uit Leuven om flamenco beter te kaderen, als inleiding op de film. En dan voeren we erg actief promotie naar alle dansscholen uit Leuven en de omgeving toe.’ Sinds Studio Filmtheaters in Leuven is gesloten, kampt de stad Leuven echter met een acuut tekort aan zalen voor de ‘andere’ film. Een groot probleem voor Fonk vzw, dat met Cinema ZED slechts over een zaal beschikt en dus voor zijn festivals een belangrijke
© Fonk vzw 32
33
partner verliest. Maar het is ook voor de stad Leuven een achillespees. ’Het cultuurcentrum 30CC heeft bijvoorbeeld naar scholen toe altijd een mooi filmaanbod in Studio Filmtheaters kunnen aanbieden. Dat is nu helemaal geschrapt.’, zegt Van Schaeren. ‘30CC kan naar scholen in de ruime regio van Leuven toe geen film meer aanbieden.’ Bovendien leeft de vraag naar meer bioscoopzalen niet enkel bij het publiek. Nu Cinema ZED de enige arthouse in Vlaams-Brabant is, dringen ook de distributeurs daarop sterk aan. Zij willen dat Cinema ZED meer films uit hun aanbod in het programma opneemt en ze tegelijk ook frequenter aanbiedt. ‘Een enorme druk op onze schouders’, zegt Van Schaeren. De stad onderkent het probleem. Voor het komende beleidsplan 2013-2018 schuift de deelraad Kunsten, een van de adviesraden Cultuur van Leuven, het tekort aan bioscoopzalen als een van de vijf prioriteiten naar voren. Men kijkt ook of Fonk vzw kan verhuizen. Het pand van Studio Filmtheaters, nieuwbouw of een leegstaand gebouw van de KU Leuven: er liggen verschillende pistes open. Van Schaeren ziet in elk geval dat er goede wil is vanuit de stad uit om de krachten te bundelen. Wel merkt hij op dat Leuven zijn rijkdom aan filmfestivals te weinig uitspeelt: ‘Met Docville, het Internationaal Kortfilmfestival Leuven, het Holebifilmfestival en het Afrika Film Festival kan Leuven zich nochtans cultureel sterk profileren. De festivals lokken samen vele tienduizenden bezoekers!’ Karel Deknudt
Naar een geïntegreerd lokaal audiovisueel beleid Samenwerking en clustering moeten leiden tot een geïntegreerd lokaal audiovisueel beleid dat verschillende domeinen op elkaar afstemt: cultuur, onderwijs, gemeenschapsvorming, stadsontwikkeling, economie en innovatie en toerisme, ... Enkele ideeën voor de ontwikkeling van een dergelijk beleid: è Steden kunnen initiatieven nemen rond het infrastructuurvraagstuk voor bioscopen
(zalen en uitrusting) en synergieën nastreven met acties voor stadsontwikkeling en -regeneratie en samenwerking met de lokale economie; è Audiovisuele educatieve initiatieven kunnen geïntegreerd worden in de lokale beleids-
visie op cultuur en onderwijs; de synergieën liggen op dit vlak voor de hand; è Het lokale (cultuur)beleid kan de audiovisuele vertonerssector sterker betrekken bij The Tree of Life (Terrence Malick, 2011) © Belga Films
projecten rond mediawijsheid, bij gemeenschapsvormende initiatieven en bij het ontwikkelingsbeleid voor creatieve industrie en innovatie; è Er zou een lokaal fonds voor audiovisuele cultuur kunnen komen dat extra gevoed
kan worden vanuit lokale heffingen zoals vermakelijkheidstaksen.
De kracht van samenwerkingsverbanden Cinema Lumière in Brugge kan goede recente bezoekcijfers voorleggen. Begin september 2011 heeft Cinema Lumière al evenveel bezoekers over de vloer gekregen als medio november vorig jaar. Cinema Lumière maakt deel uit van de Belgisch-Nederlandse groep Lumière. Het gebouw waarin de bioscoop en zijn kantoren huizen, behoort de stad Brugge toe en wordt door De Korrelatie vzw gerund. Cinema Lumière deelt het met vijf andere spelers: de Brugse
tak van Lessen in het donker, Cinema Novo, Het Europees Jeugdfestival, Tapis plein vzw, en de commerciële uitbaters van het café. Cinema Lumière onderneemt sterke pogingen om zich lokaal te versterken. Ze kijkt daarvoor actief hoe ze samenwerkingsverbanden met andere spelers in de stad Brugge kan aangaan. ‘Een mooi voorbeeld: de stad Brugge heeft in 2010 de Vrijwilligerscentrale opgericht, een orgaan dat alle vrijwilligers van de stad overkoepelt’, zegt Elsie Roose, manager van Lumière. ‘De instelling wou dit jaar een activiteit om alle vrijwilligers voor het voorbije jaar te bedanken. Wij hebben de verantwoordelijken kunnen overtuigen om er een filmavond van te maken. Op die manier krijg ik zes
34
volle zalen. Ik kan mij ook inbeelden dat een pak vrijwilligers die kwaliteitsvolle film anders niet had gezien. En wie weet vinden sommigen achteraf makkelijker de weg naar onze zaal’. Er lopen met Brugge Plus gesprekken om kortingsabonnementen aan te bieden. Voor het eerst sinds jaren programmeerde Roose in de zomermaanden van 2011 ook opnieuw een laatavondfilm. Met succes. Ze vond een publiek dat opmerkelijk jonger was dan het publiek dat voor de laatmiddag – of avondfilm opdaagt. Roose ziet opportuniteiten om haar bioscoop sterker in de stad te verankeren en de hand nog meer naar andere instellingen te reiken. Roose, die pas sinds mei 2011 voltijds aan het hoofd van Cinema Lumière
35
staat, geeft toe dat de bioscoop dat in het verleden misschien te vaak heeft verwaarloosd. ‘Ik ben de eerste die tegelijk de programmering en de coördinatie van de bioscoop op zich neemt. Dat maakt het makkelijker om zelf naar samenwerkingsverbanden op zoek te gaan.’ ‘In mijn voordeel speelt dat ik het Brugse culturele leven van binnenuit ken door mijn vorige jobs en het vele vrijwilligerswerk. Dat vergemakkelijkt de contacten naar de andere instellingen toe. Ik ben ervan overtuigd dat Cinema Lumière nog meer kan openbloeien en meer mensen vanuit het Brugse met de betere of alternatieve film kan laten kennismaken.‘ Karel Deknudt
Een integraal Vlaams audiovisueel beleid Ook op landelijk niveau moet gestreefd worden naar beleidsmatige afstemming. Lokaal/regionaal ingebedde culturele vertoningsplekken met een publieksgerichte werking vormen samen met festivals en filmplatforms een netwerk dat garant staat voor een filmcultuur op landelijk niveau. Het uiteindelijke doel is een visionair en integraal landelijk beleidsplan voor de audiovisuele cultuur, met aandacht voor dwarsverbanden: è met deelsectoren binnen het cultuurbeleid (erfgoed en kunsten); è met andere relevante en complementaire beleidsdomeinen zoals onderwijs, steden-
beleid, toerisme, wetenschap en innovatie en economie (creatieve industrie). Er is dan ook op korte termijn nood aan een grondige analyse/inventarisatie van de beleidssectoren en -instrumentaria op Vlaams niveau die relevant kunnen zijn voor de audiovisuele sector in het algemeen en het audiovisuele vertonersveld in het bijzonder. Dit moet leiden tot beleidsaanbevelingen voor gerichte beleidsaccenten voor het audiovisuele veld. In detail: een vuurtorenmodel, integraal en geïntegreerd, lokaal ingebed in een landelijk netwerk De uitwerking van een Vlaams audiovisueel vuurtorenmodel vertrekt vanuit een analyse van de lokale en regionale spelers. Op basis van het voortraject dat afgelegd werd om tot de veldanalyse te komen kunnen per regio een aantal centrale spelers gedetecteerd worden die voor een dynamiek binnen het audiovisuele veld kunnen zorgen. Samen vormen ze een netwerk dat de audiovisuele cultuur op landelijk niveau zichtbaarheid, draagvlak en dynamiek geeft. Wie deze “vuurtorens” zijn verschilt van stad tot stad, van regio tot regio. In sommige steden zal dit een arthouse cinema zijn, in andere een filmfestival, in nog andere een culturele vertoner enz. Een pasklare formule per stad of regio is er dan ook niet, en is ook niet wenselijk omwille van de grote diversiteit. Wel is eenzelfde strategie nodig, namelijk een strategie die vertrekt van de “clustering” van actoren en van de afstemming van de lokale regionale en landelijke beleidsinstrumentaria. Per stad/regio kan zo’n werkmodel worden uitgewerkt (actieonderzoek). Van het lokale (en regionale) beleidsniveau mag verwacht worden dat ze deze “clustering” mee mogelijk maakt en waar nodig ondersteunt en honoreert in de mate waarin die clustering zich inschrijft in het lokale/regionale cultuurbeleid5 en partnerships opzoekt. Zo kan het Vlaamse niveau vanuit bestaande decreten en (cultuur)beleidsinstrumenten aandacht hebben voor en beleidsaccenten leggen op het audiovisuele (vertoners)
veld. Het Vlaams niveau kan werkingen ondersteunen die de audiovisuele cultuur op landelijk niveau dragen, en dit vanuit diverse beleidsinstrumenten: dat kan het Kunstendecreet zijn, CultuurInvest, de beschikbare fondsen voor infrastructuur of mengvormen. Per type van werking zal dit moeten bekeken worden. Enkele concrete aanzetten voor beleidsplanning op lokaal en op landelijk niveau: è Bij het uittekenen van het gemeentelijke beleidsplan6 kan een accent gelegd worden
op de rol van de audiovisuele actoren in de gemeente/stad/regio. Vergeet in dit kader ook de bibliotheek niet, die accenten kan leggen op de rol van de audiovisuele actoren in de gemeente/stad/regio; è Maar ook binnen het Kunstendecreet zijn er aanknopingspunten om de werking van
audiovisuele vertoners te toetsen op hun rol in dit veld en naar waarde te schatten en te honoreren; è Tal van doorsteken naar ander beleidsdomeinen kunnen getrokken worden, zoals bv.
economische ontwikkeling of creatieve industrie-ideeën. De audiovisuele cultuur is een relatief kleine maar belangrijke kernspeler in dit brede medialandschap waaruit impulsen vertrekken voor onderwijs, media en de ICT-sector, voor innovatie en voor de ontplooiing van burgers in de samenleving.
Belangenbehartiging en zelforganisatie De vraag naar meer overleg en samenwerking komt uit de veldanalyse prominent naar voren. Eerst dient de sector van vertoning, omkadering en educatie zich nog beter te organiseren. Op termijn dient gestreefd te worden naar een audiovisueel sectoroverleg dat productie, distributie, exploitatie, vertoning en omkadering bij elkaar brengt. De verschillende spelers en functies binnen het audiovisuele veld zijn immers inter dependent en in toenemende mate verstrengeld. Dit impliceert: è het stimuleren van goed functionerende en representatieve belangenbehartigers in
distributie, exploitatie, presentatie, educatie en archivering; è het stimuleren van regelmatig overleg tussen de audiovisuele kernspelers en ande-
re belangrijke audiovisuele spelers zoals de omroepen, de gamesector, centra voor beeldcultuur, ...; è het afstemmen van overleg met bestaande overlegplatformen in andere sectoren en
domeinen zoals het Overleg Creatieve Industrie. 5. Vanaf 2013 worden de lokale cultuurbeleidsplannen opgenomen in de ruime gemeentelijke plancyclus: het zogehete Beleids- en Beheerscyclus (BBC) in het kader van de vermindering van de bestuurlijke planlast.
36
6. zie voetnoot 5.
37
Digitalisering is onomkeerbaar Sophie De Vinck, onderzoeker SMIT - VUB De mogelijkheid om films digitaal te projecteren heeft een grote impact op het vertonerveld. De vraag is welke impact, hoe liggen de kaarten straks? Sophie De Vinck kan de toekomst ook niet voorspellen maar is na een doctoraat over de digitale uitdagingen voor de Europese filmindustrie en een onderzoek naar de situatie in Vlaanderen wel het best geplaatst om de veranderingen, bedreigingen en nieuwe kansen te duiden.
Utopolis Turnhout © Bart Van der Moeren
Het digitale vraagstuk Het digitaal uitrusten van filmvertoners vormt een belangrijke eerste stap in hun toekomstgerichte ontwikkeling binnen een volledig gedigitaliseerde filmwaardeketen. Deze omschakeling vereist investeringen die op dit moment moeilijk te dragen zijn voor een aantal filmvertoners, in het bijzonder voor wie actief is op een kleinere schaal en/of voor wie een overwegend cultureel aanbod heeft. De minister is zich bewust van het belang van digitalisering en heeft aan Sophie De Vinck (SMIT-IBBT) de opdracht gegeven enkele modellen voor een aankoopgroep uit te werken. In het onderzoek wordt mee opgenomen of het mogelijk is om via de gezamenlijke aankoopgroep een beroep te doen op andere investeringsinstrumenten van de Vlaamse overheid zoals het Waarborgfonds, het Fonds voor Culturele Infrastructuur en CultuurInvest. Een digitaal en divers filmlandschap kan zich pas optimaal ontwikkelen als de transi tieperiode van 35 mm naar digitale vertoning zo snel mogelijk wordt afgerond. Het onderzoek «Digitale cinema in Vlaanderen»7, uitgevoerd door SMIT-IBBT in opdracht van het Departement CJSM schuift in dit verband een aantal beleidsaanbevelingen naar voren.
Of we een keerpunt meemaken? Sophie De Vinck, onderzoeker van het aan de Vrije Universiteit Brussel verbonden SMIT (Studies on Media, Information and Telecommunication) moet een beetje met de vraag lachen. “Voor mijn doctoraat heb ik het digitaliseringsproces zo lang bestudeerd. Het is een relatief traag proces. Maar je ziet nu wel een stroomversnelling. Het gros van de cinemazalen is uitgerust met digitale infrastructuur. Steeds meer films worden uitsluitend digitaal aangeboden. Los van kansen en bedreigingen is het proces onomkeerbaar! De ommezwaai is gemaakt, omschakelen is een must. Wie in het courante vertoningscircuit de stap nog niet gezet heeft, krijgt het moeilijk.” Opportuniteiten en gevaren Digitale cinema krijgt in Vlaanderen voet aan de grond. Maar wat zijn daar nu de gevolgen van? Veranderen de spelregels? “We zitten midden in de verandering. De uitkomst valt moeilijk te voorspellen. Ik zie twee tendensen. Digitalisering schept een aantal nieuwe mogelijkheden. Het wordt in principe mogelijk om flexibeler en diverser te programmeren. Een vertoner kan met een stand-by bibliotheek werken, alternatieve content aanbieden of een programma samenstellen op maat van zijn publiek. Inspelen op onverwachte hits en de films die profiteren van goede mond-tot-mondreclame zou geen probleem mogen vormen. Ook is de kwaliteit van digitale projectie constanter en kosten digitale kopijen minder dan 35mm. Beide komen potentieel ten goede aan wat nu second run cinema’s zijn. Parallel hiermee is er er een andere, meer bedreigende tendens.
7. De Vinck, S. & N. Walravens (2011), Digitale Cinema in Vlaanderen, i.o.v. het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media van de Vlaamse Overheid.
38
39
De omschakeling is duur voor vertoners. Het VPF of Virtual Print Fee-systeem (digitale prints kosten een verdeler veel minder dan 35 millimeterprints, verdelers betalen per print een virtuele fee aan de exploitant die moest investeren in digitale infrastructuur, nvdr) bestendigt de bestaande verhoudingen tussen verdelers en vertoners. Dus krijgen de second run cinema’s misschien toch niet meer toegang tot premièrefilms. Er is ook gevaar voor een verschraling van het aanbod als blockbusters overal uitgebracht kunnen worden. Samengevat: er zijn krachten richting meer diversiteit en meer opportuniteiten en er zijn krachten richting een versterking van het blockbustermodel.” Diversiteit Volgens De Vinck doet de overheid er goed aan om de verdere ontwikkelingen in de gaten te houden. “De overheid heeft een rol te spelen. Dat is niet hetzelfde als zeggen dat er subsidies tegenaan gegooid moeten worden. Waar mogelijk moet een allerte overheid diversiteit aanmoedigen. Diversiteit in de content én in de locaties. Zorg er voor dat ook kleinere spelers kunnen blijven bestaan, waak erover dat er ook leven is buiten het blockbustermodel.” Om de Vlaamse wijkbioscopen en arthouses te helpen met de digitalisering stelde Vlaams minister van Leefmilieu, Natuur en Cultuur Joke Schauvliege in juli de oprichting van een gezamenlijk Vlaams aankoopplatform voor. “Het idee is om de kleine groep vertoners met een beperkt aantal schermen te groeperen. Samen hebben ze misschien wel genoeg zalen en voldoende premièrefilms om de zogenaamde derde partijen (tussenspelers die de apparatuur installeren en de VPF innen en herverdelen, nvdr) te overtuigen. In Nederland en het Verenigd Koninkrijk is dat gelukt. Bij ons is het aantal spelers beperkt. De tijd dringt.” Een digitale werking opbouwen De Vinck wijst er wel op dat de kous niet af is eens de digitale apparatuur geïnstalleerd is. “Na de installatie volgt nog een grotere uitdaging: de opbouw van een digitale werking. Er ontstaan zoals gezegd nieuwe kansen maar die moet je kunnen benutten. In een digitale context werken is intensiever. Die extra inspanning kan zwaar zijn voor de kleine, al dan niet stedelijke vertoners die al fel verzwakt zijn door de moeilijke jaren die ze achter de rug hebben.”
De Waalse krook © Bart Van der Moeren
De Waalse krook © Bart Van der Moeren
In een levende audiovisuele cultuur speelt het repertoire van eerder gemaakte films een belangrijke rol. Makers willen ervan leren en uit citeren, cultuurwetenschappers willen erover nadenken en verbanden leggen met andere culturele vormen. Ook voor het filmpubliek is elke nieuwe film onderdeel van een groeiend en evoluerend netwerk van betekenis. De digitalisering van film stelt actoren in Vlaanderen twee belangrijke uitdagingen: è De archieven moeten zich aanpassen aan de nieuwe digitale productie- en distributie
technologieën; è Het archiefmateriaal moet klaargemaakt worden voor de digitale omgeving. Voor
de producties gaat het over mogelijkheden van visioneren op kleine schermen en voor digitale vertoning in een bioscoop. Ook het contextmateriaal zoals artikels, interviews kunnen in digitale vorm makkelijker toegankelijk gemaakt worden voor onderzoek en educatie. De televisieproductie wordt bewaard in de televisie-archieven. De nieuwe kortfilms, documentaires, langspeelfilms en experimentele films die elk jaar worden geproduceerd met financiële steun van het VAF, komen voor hun archivering terecht bij Cine-
40
matek. Het VAF heeft hierover al verschillende jaren een overeenkomst met Cinematek en verplicht elke producent die VAF-geld ontvangt voor een productie om zijn mastermateriaal er te deponeren. Tot voor kort was dat hoofdzakelijk pellicule, vandaag is de overgang naar digitaal projectiemateriaal en digitale masters volop aan de gang. Cinematek werkt volop aan aangepaste infrastructuur om het hoge resolutie beeldmateriaal voor de toekomst veilig te stellen. Over de archiveringsstandaarden is nog niet het laatste woord gezegd, maar de neuzen wijzen stilaan in dezelfde richting. In ieder geval gaat het telkens om de hoogst beschikbare kwaliteit van materiaal. De audiovisuele sector heeft ook nood aan een landelijk plan voor de digitalisering van het analoge Vlaamse audiovisuele erfgoed in overleg met alle producenten. De complexe uitdagingen die dit stelt aan beheerders van heel diverse audiovisuele collecties nopen tot een omvattend plan, niet alleen gericht op bewaring, maar ook op de publieke toegankelijkheid van het hele audiovisuele erfgoed. Diverse onderzoeksprojecten hebben de mogelijkheden en voorwaarden in kaart gebracht en de nodige relaties aangeknoopt met vergelijkbare initiatieven in de buurlanden en ruimer in Europa. De realisatie van een Vlaams Instituut voor de Archivering en de Ontsluiting van het audiovisuele erfgoed (VIAA), zoals voorzien in het Vlaams Regeerakkoord, is cruciaal. Dit instituut moet voldoende sterk worden uitgerust, zodat de digitalisering van bedreigde dragers en uitgefaseerde technologieën zoals magneetband, pellicule, enz. snel en efficiënt kan worden aangepakt.
41
Onderzoek naar nieuwe financierings- en organisatiemodellen De veldanalyse toont alvast aan dat de Vlaamse culturele filmvertoners met een publieksgerichte functie op zoek zijn naar nieuwe werkmodellen en gemengde vormen van financiering. Het gaat in de eerste plaats over vertoners die zich momenteel arthouse bioscoop of stadsbioscoop noemen: zij moeten hun werking actualiseren en aanpassen aan het veranderende aanbod en aan nieuwe vormen van publieksparticipatie. In dit vraagstuk staat cultureel ondernemerschap centraal: kunst wordt verbonden met de mogelijkheden van de markt. Om dit proces te ondersteunen zijn er niet alleen inspirerende voorbeelden nodig uit binnen- en buitenland. Het is ook noodzakelijk om diverse vormen van financiering te onderzoeken. De klassieke financieringsmodellen die gebaseerd zijn op ticketverkoop, zaalhuur en horeca kunnen nog verder worden gediversifieerd. Allianties met andere culturele en private spelers op het vlak van infrastructuur en programmering behoren tot de mogelijkheden; op basis van de functies die een vertoner opneemt kunnen zowel lokale als landelijke overheden ondersteunende en stimulerende maatregelen lanceren, vanuit verschillende beleidsdomeinen. Daarnaast zien we dat de audiovisuele sector in het buitenland vaak een centrale rol speelt bij het ontwikkelen van creatieve centra in het kader van economische en stads ontwikkelingsprojecten, net omwille van de dwarsverbanden die gelegd kunnen worden met uiteenlopende sectoren. Een voorbeeld is het centrum voor audiovisuele cultuur Watershed in Bristol dat geconcipieerd is als een creatieve hub die diverse audiovisuele content zichtbaar maakt en audiovisuele creatievelingen (filmmakers, studenten, mediabedrijven, technologiebedrijven, creatieve ondernemers en onderzoekers) samenbrengt. Watershed wordt gesteund met middelen voor cultuur, regionale ontwikkeling en innovatie, vanuit commerciële bedrijven die er kantoren of conferentieruimte huren, en via fondsen voor renovatie van het stadscentrum. Een ander voorbeeld is het Groningerforum in Nederland (zie ook pagina 44). Ook andere spelers zoals VoD aanbieders, tijdschriften, nieuwe initiatieven rond gids platformen en educatie kunnen baat vinden bij nieuwe modellen van financiering en organisatie. Er dient dan ook op korte termijn ingezet te worden op een onderzoek naar modellen waarin een mix tussen profit en non-profit kan gedijen en waar verschillende overheden én andere partijen uit het veld in kunnen participeren. Behalve hypo thetische modellen bieden ook en vooral de lokale praktijk en lokale cases (en actieonderzoek) interessante vertrekpunten.
42
Onze grootste troef is een goed gevuld adressenboek Lo Maghuin van de vzw Les Grignoux. Nog geen vier jaar geleden kreeg Luik er op het onopvallende Xavier Neujeanplein een volbloed arthouse cinema bij. Cinéma Sauvenière is een klepper. Maar dat succes komt niet uit de lucht gevallen en is niet louter aan subsidies te wijten. ‘Het is een werk van lange adem’, zegt Lo Maghuin van de vzw Les Grignoux. “Cinéma Sauvenière is geen geval apart. De zaal wordt uitgebaat door Les Grignoux. Deze vzw ontfermt zich nog over twee andere cinemazalen in Luik: Le Parc en Churchill. Met de opening van Sauvenière verdubbelden we 3,5 jaar geleden het aantal zalen van vier naar acht en van achthonderd naar zestienhonderd zetels,” zegt Lo Maghuin, de communicatieverantwoordelijke van vzw Les Grignoux. Het gebouw steekt architecturaal schril af tegen de functionele multiplexen die je in de rand van steden aantreft. Kenmerkend zijn de grote hoeveelheden daglicht, de integratie/ de wisselwerking met de stad, de gezellige brasserie en een groot openbaar plein in het midden van het complex. “We verschillen inderdaad nogal sterk van de bioscoopketens. Architectenbureau V+ ging, rekening houdend met de bestaande architectuur en situatie, voor een erg hedendaags project met een grote openheid naar de stad toe.” Dat sluit aan bij de culturele missie die Les Grignoux al dertig jaar vooropstelt. “We zijn voor de creatie en het behoud van cinema in het hartje van Luik. Een primaire doelstelling is ook het vertonen en ondersteunen van auteurfilms, Europese films en andere kwetsbare films. In onze filosofie krijgt een film snel vijf weken om zijn publiek te vinden. Dat kan omdat hoge cijfers halen niet het hoofddoel is van een vzw. Niet dat wij tegen uitbaters zijn die winst proberen te maken met hun bioscopen. Het spreekt trouwens voor zich dat ook wij de rendabiliteit van de zalen goed in het oog moeten houden. Mag ik erop wijzen dat onze cijfers op dit moment excellent zijn. We doen beter dan Brussel.” De vzw met net geen honderd werknemers krijgt subsidies van het het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschap. De Sauvenière is eigendom van de Franse gemeenschap en werd gefinancierd door een Europees fonds, de Franse Gemeenschap en eigen middelen. Het beheer en de uitbating is toevertrouwd aan vzw Les Grignoux. De grond hoort de stad Luik toe. Die steun kan de ogen uitsteken. “Maar vergis je niet. Makkelijk is het nooit. We kregen niets zomaar in de schoot geworpen. Dit is een werk van lange adem. Eigenlijk zijn we als cultureel centrum al dertig jaar in de weer. Je spreekt hier dus over een gestage ontwikkeling, niet
43
© Alain Janssens
over wilde plannen die halsoverkop gerealiseerd zijn. Onze grootste troef is een goed gevuld adressenboek. Onze medewerkers kennen alle mensen uit de Luikse culturele, sociale en politieke sector.” Maar waarom is zo’n gevuld adressenboek belangrijk voor het uitbaten van een bioscoop? Sauvenière, Le Parc en Churchill draaien zoals gezegd goed maar dat gaat niet vanzelf. De vzw Les Grignoux steekt veel energie in het mobiliseren van mensen en het doen leven van hun bioscopen. “Daar gaan we ver in. We spannen ons in om een acteur of regisseur over de vloer te krijgen die zijn film toelicht en het publiek even te woord staat. We koppelen zeer regelmatig een debat aan een film. Of we nodigen een politoloog uit voor een politieke avond in de brasserie. Via tentoonstellingen en concerten proberen we de zalen nog beter te ontsluiten voor het publiek.” “Het idee is dat we er voor iedereen zijn. Voor de filmliefhebber maar ook voor de mensen die vooral naar de opera gaan of de mensen die niet erg cultuurgezind zijn. Maar zo’n idee blijft dode letter als je er geen werk van maakt. Neem een kijkje op onze website: de volgende vijf weken voorzien we wel twintig evenementen.” Maar daarmee is het belang van dat adressenboekje nog altijd niet verklaard. “Onze grote troef is dat we, niet nu ineens maar al jàren, heel veel samenwerken met alle mogelijke scholen en sociale en culturele verenigingen in het Luikse. Dat werpt zijn vruchten af.” Niels Ruëll
De behoefte om cultuur fysiek met elkaar te delen zal groeien Bas van Kampen van het Groninger Forum Na een jarenlange politieke discussie worden op dit ogenblik in de binnenstad van Groningen de fundamenten gelegd voor het Groninger Forum. Filmtheater Images is slechts één van de vele pilaren van deze vooral met publiek geld gefinancierde nieuwe cultuurpool. Samenwerken met de andere culturele spelers wordt een vanzelfsprekendheid. “Het Groninger Forum is een onderdeel van een ruimer project van binnenstedelijke ontwikkeling in het centrum,” licht Bas van Kampen toe. “De nieuwe stads ontwikkeling omvat ondermeer een nieuw stadsplein, een hotel, plaats voor een grote studentenvereniging, en de infrastructuur van het Groninger Forum,” zegt de directeur van het Groninger Forum. “De financiering is in juni van dit jaar rondgekomen, de opening is voorzien voor 2016. Voor de exploitatie zijn 12,5 miljoen per jaar voorzien, die voor de helft door het Groninger Forum zelf worden opgebracht via ticketing, horeca, reclame, en congressen. De andere helft zijn de subsidies die de instellingen nu al hebben.” Cultuur wordt dus een belangrijke trekker voor een heel stadsvernieuwingsproject. De ‘deelnemers’ aan het Groninger Forum zijn bovendien van uiteenlopende strekking. Van Kampen: “Voorlopig hebben zes culturele instellingen voor het nieuwe concept van gezamenlijke presentatie getekend: de stadsbibliotheek, het historische deel van het Groninger Museum, de Groninger archieven, de Volksuniversiteit, debatcentrum Dwarsdiep en filmtheater Images. Belangrijk is dat het daarbij niet alleen gaat om een verplaatsing van die bestaande functies. De instellingen moeten zichzelf verder kunnen ontwikkelen op de nieuwe plek, en ze moeten samen tot een culturele kruisbestuiving komen.” “Tot op zekere hoogte is ook het Antwerpse MAS (waar verschillende museumcollecties werden samengebracht, nvdr) te vergelijken. De historische collectie van het Groninger Museum is namelijk een icoon voor onze stad. Maar het museum wilde zich ook meer concentreren op moderne kunst en design, waardoor het
aansluiting vond bij het Forum. Het wil de geschiedenis doen begrijpen door ook te tonen wat er vandaag gebeurt. Ik denk dat het publiek er absoluut toe verleid kan worden om op zo’n heel andere manier kennis te nemen van geschiedenis, literatuur of beeldcultuur. Het gebouw, dat een soort woonkamer van de stad wordt, leent zich ook tot voortdurend wisselende beeldpresentaties binnenin. Het kan er qua beleving anders uitzien naargelang de doelgroepen of het tijdstip van de dag. Hoe paste de arthouse cinema van filmhuis Images in het geheel? “We hebben het eigenlijk al een tijdje niet alleen meer over arthouse, maar over beeldcultuur in het algemeen. We zoeken de verbinding met fotografie, documentaire en nieuwe media. Zo kunnen we nieuwe doelgroepen bereiken. Arthouse heeft een zeer specifiek publiek, maar mits wat verbreding kunnen de middelbare opleidingen bijvoorbeeld de films ook gebruiken om hun sociaal-maatschappelijke vakken te ondersteunen. Als je het goed regisseert zijn mensen ook bereid om wat meer tijd te besteden aan duiding en context. Voor ‘Dwarse films’, ‘Dwarse boeken’ (projecten rond controversieel werk, nvdr), filmklassiekers, of films met live-muziek loopt het echt storm. Zonder dat de diehard filmfan er slechter van wordt, want we hebben vijf filmzalen, een grote multimediazaal, en een dakbioscoop tot onze beschikking.” Van Kampen vreest geen terugloop van de cultuurconsumptie door de toenemende concurrentie van andere media. “Onze bibliotheek zit aan een jaarlijks aantal bezoeken van 650.000 en dat getal groeit alleen nog maar. We moeten nadenken over de presentatie van oude media, maar het is duidelijk dat ze naast de nieuwe zullen blijven bestaan in een betere mix. Mensen zullen digitaler ingesteld zijn, maar ook de behoefte zal groeien om datgene wat ze zien, horen en lezen fysiek met elkaar te delen. Ons spectaculair gebouw is daarbij een extra troef. Voor toeristen, maar ook voor Groningers die door de onderwerpkeuze en de regionale relevantie van verschillende programma-onderdelen het gevoel zullen hebben dat dit gebouw echt van hen is. Groningen en de omliggende gemeenten tellen 225.000 inwoners, waarvan 50.000 studenten. Prognoses van onze bezoekersaantallen liggen tussen de 1 en 1,7 miljoen.” Michaël Bellon
44
Groninger Forum © NL Architects
Internationale netwerken en uitwisseling Het toekomstperspectief van de audiovisuele vertonerssector is afhankelijk van nationale en internationale relaties en uitwisseling. Overleg met de Franse Gemeenschap en met Franstalige veldspelers uit Brussel en Wallonië is belangrijk. Deelname aan internationale kennisnetwerken en lidmaatschap van relevante internationale verenigingen is essentieel. Daarnaast kunnen Vlaamse vertoners hun internationale zichtbaarheid verhogen door samen te werken rond gerichte communicatie- en promotieacties via centra voor audiovisuele cultuur, festivals, tijdschriften, ... Het Vlaamse vertonersveld is pas toekomstgericht als het de innovatie van materiaal, infrastructuur, programmering en publiekswerking op de voet volgt. De mediaprogramma’s van de EU – zowel de programma’s MEDIA als ICT – bieden hier heel wat kansen: het is dan ook essentieel dat die Europese steun voor innovatie wordt veilig gesteld voor de Vlaamse vertoners via actieve betrokkenheid van MEDIA Desk. Ook hier spelen belangenbehartiging en netwerking een rol.
45
Samen sterker, groter, beter Marc Boonen (Open Doek) & Pieter Keereman (Cinema Novo) Groot nieuws. Cinema Novo uit Brugge en Open Doek uit Turnhout smelten samen tot één groot festival met een hart voor films uit alle hoeken van de wereld. Bezielers Marc Boonen en Pieter Keereman kunnen hun enthousiasme voor dit typevoorbeeld van bovenlokale synergie niet wegsteken. ‘We zouden moeten samenwerken.’ Dat pleegden Pieter Keereman van Cinema Novo en Marc Boonen van Open Doek te zeggen als ze elkaar weer eens tegenkwamen op een buitenlands festival op zoek naar films voor hun respectievelijke festivals. “Maar dat was meer een grap dan wat anders,” zegt Keereman. De grap veranderde begin dit jaar in een goed idee dat straks uitmondt in een echte fusie. Keereman schetst de context. “Cinema Novo en Open Doek zijn twee festivals met een gelijkaardig profiel: wij vieren de wereldfilm. Cinema Novo doet dat midden maart in Brugge. Open Doek eind april in Turnhout. Onze programma’s liggen erg dicht bij elkaar. Wij zijn iets ouder en werken samen met arthouse Lumière. Zij beschikken dankzij Utopolis tijdens hun festival over meer zalen, spreken een nog ruimer publiek aan en mogen prat gaan op een interessante jaarwerking en educatief programma. Zij hebben meer middelen. Wij stonden er financieel niet goed voor. Onze ploeg die het programma samenstelde, is uitgedund. We moesten bovendien een nieuw beleidsplan indienen bij de Vlaamse overheid. Dus als we wilden samenwerken was het nu of nooit.” Een festival, twee locaties Cinema Novo en Open Doek fuseren tot één festival op twee hoofdlocaties met daarbij nog enkele decentralisaties. Er zal vanaf 2013 maar één programma zijn, één cataloog, één website, één promotiecampagne. “We zijn alleen nog op zoek naar een nieuwe naam. Aan die rebranding koppelen we ook een nieuwe campagne en een nieuw beeld. Dat moet goed zijn, daar trekken we tijd voor uit,” zegt Marc Boonen. Hij ziet vooral voordelen aan de fusie. “Er is meer artistieke competentie in huis. Twee, de Vlaamse Gemeenschap probeert versnippering tegen te gaan en dringt aan op een groter rendement. Ons fusie-verhaal speelt daarop in. Samen zijn we een grotere speler. Dat zal het makkelijker maken om de aandacht van de media te krijgen. Met twee grote
locaties zijn we een stuk interessanter voor sponsors. De zichtbaarheid van de films wordt ontegensprekelijk groter. Iedereen wint hierbij. Het mooie is dat die grote landelijke profilering hand in hand gaat met de reeds bestaande lokale werking en politiek van nabijheid en bereikbaarheid. Wij hebben allebei onze medewerkers en partners; hebben allebei door de jaren heen een goede band met het publiek opgebouwd.” Waarom er dan niet eerder werd samengewerkt? “Goeie vraag,” zegt Keereman, ‘ik geef toe dat we elkaar soms als concurrenten zagen. Wij kwamen eerst en konden hen soms films afsnoepen. Zij konden dan weer de betere films van Berlijn presenteren en wij niet. Straks bieden we het publiek op beide locaties gewoon de beste films aan. We hadden ook elk onze eigen ontstaans geschiedenis en lokale verankering. Daardoor zaten we vast in vastgeroeste patronen. Dat we elkaar nu vinden, zal ook met de tijdgeest te maken hebben.” Grote nadelen zien Boonen en Keereman niet. “De lokale raden van beheer boeten wat aan invloed en belang in. Tussen Turnhout en Brugge liggen 200 kilometer. Dus we zullen al eens telefonisch moeten vergaderen of halverwege in Brussel bijeenkomen. Maar grotere ‘nadelen’ weet ik voorlopig niet te verzinnen,” zegt Keereman. Eerste stap? Boonen heeft het gevoel dat dit verhaal nog groter kan worden. “Ik sluit meer fusies of samenwerkingen met andere spelers niet uit. Dat is een internationale tendens. In Nederland zijn verschillende organisaties die rond film werken met het Filmmuseum onder één koepel gekomen. Je moet de middelen van de overheid zo efficiënt mogelijk aanwenden. Samen is meer mogelijk. Je inspireert elkaar en je kan nieuwe lijnen uitzetten.” Volgens Boonen heeft digitalisering dit verhaal mogelijk gemaakt. “Digitale films komen op onze server te staan en kunnen op beide locaties vertoond worden zonder bijkomende transportkosten en organisatie. Wie weet is straks een digitaal platform mogelijk en hoeven de mensen niet noodzakelijk naar het festival te komen om de films te bekijken. Dan zou onze gidsfunctie nog belangrijker worden. Het aanbod is zo enorm dat je door de bomen het bos niet meer ziet. Nu al vragen ngo’s, lokale verenigingen, culturele instellingen, bibliotheken en onderwijs ons vaak om advies. We evolueren naar een kenniscentrum. Een bibliotheek, de verdeling van films en dvd’s, een educatief luik ... het past allemaal makkelijker in een groot verhaal.” Nu nog een goede nieuwe naam vinden.
doelstelling 2. meer en duurzaam publiek voor diverse audiovisuele creaties uit binnenen buitenland Elke vertoner positioneert zijn werking in een omgeving die sterk bepaald wordt door een expanderende vrijetijdscultuur, een ruim digitaal aanbod, veranderende media, evoluerend mediagebruik en veranderende gebruikerspatronen. De nood aan nieuwe vormen van omgang met het publiek dient zich aan. Zowel aan de kant van het publiek als aan de kant van het aanbod en de digitale instrumenten van programmering en omkadering zijn er vandaag heel wat kansen om te streven naar zowel publieksverbreding als publieksverdieping. Cultuur is vandaag grondig gedemocratiseerd en het potentieel geïnteresseerd publiek zeer groot. Publieken zijn vandaag actief, nieuwsgierig en zijn op zoek naar zingeving in de vluchtigheid van alledag. Er zijn specifieke inspanningen en werkvormen nodig om die kansen en potentieel te realiseren. Er is nood aan expertise-uitwisseling tussen de verschillende spelers en het beschikbaar stellen van “formats en modellen” voor publieksverruiming en –verdieping met voldoende ruimte voor de specifieke context van elke speler. Door overleg op landelijk niveau kunnen synergieën verkend en ontwikkeld worden met distributeurs, met de openbare omroep en met platformen voor Video on Demand, om zo bij te dragen tot een versterking van het draagvlak voor de audiovisuele cultuur. In samenspraak met het hele veld dient de uitbouw van een landelijk filmplatform verder onderzocht te worden om te komen tot een integraal en geïntegreerd financierings- en organisatiemodel.
Niels Ruëll
46
47
‘Een ruimer gamma voor een gevarieerder publiek’ Eddy Duquenne, CEO van Kinepolis Er zit sleet op het klassieke vertonermodel, weet Eddy Duquenne. “Tot nu toe boden we op de eerste plaats de bijna perfecte accommodatie aan. Voor taan moeten we ons als expert in film profileren.”
© Kinepolis
Inspelen op een actief publiek We moeten inzetten op (1) het verzamelen van expertise en modellen en (2) ervaringsuitwisseling, zodat de aandacht bij alle vertoners toeneemt voor nieuwe vormen van publiekswerking die inspelen op digitale beschikbaarheid, voor het grote aanbod dat daarmee gepaard gaat, en voor nieuwe gebruikerspatronen. Enkele aanzetten: è Vertoners kunnen het publiek gidsen en hun aanbod contextualiseren in plaats
van enkel te vertonen; met andere woorden een herpositionering van functies van aanbodgerichtheid naar gerichtheid op een gidsfunctie8, verrijking van informatie en ervaring en actieve interactie (digitaal en fysiek) met publiek en gebruikersgroepen van alle leeftijden en culturele achtergronden; è Een cross-mediale benadering bij het communiceren en promoten van films en
waar mogelijk het uitwisselen van publieken van vertoners en andere publieksgerichte initiatieven (bibliotheken, festivals, cultuurcentra, verenigingen, vormings initiatieven, events, ...);
8. Hiermee bedoelen we een grotere nadruk op de editoriale lijn, de programmatorische keuze, de preselectie die men maakt voor het publiek dat door het exponentieel gestegen aanbod vaak tijd noch interesse heeft om uit dat aanbod te kiezen. Merk op dat dit niet hetzelfde is als de ‘gatekeeper’-functie. De keuze van die laatste was vroeger vaak de enige keuze die de consument ter beschikking had. Door de grote online beschikbaarheid van audiovisueel werk kan de consument makkelijk naar alternatieven op zoek. Dit maakt van de gidsfunctie eerder een dienst.
48
“Onze inzichten zijn de voorbije jaren sterk geëvolueerd. Onder andere omdat er een nieuw management is met mensen uit heel verschillende sectoren,” steekt Eddy Duquenne van wal. Sinds 1 januari 2008 staat hij aan het hoofd van ‘s lands grootste en bekendste bioscoopgroep Kinepolis. “Ik merk slijtage op het klassieke, share-driven vertonermodel. De verdeler biedt films aan en verzorgt de marketing. Wie de film in de beste mogelijke omstandigheden bekijken wou, kwam dan bij ons terecht. The ultimate cinema experience! De helft van de toegangsprijs gaat naar de verdeler en het grootste deel van ons aanbod komt uit Hollywood.” Maar dat model staat dus onder druk. “Sta me toe de context te schetsen. De periode dat een film op de affiche blijft wordt altijd maar korter. Vijfentwintig jaar geleden was James Bond negen maanden lang in de bioscopen en minstens zes maanden prominent aanwezig in het bushokje of op de grote reclameborden. Nu moeten films het hebben van een korte, felle opflakkering. Hollywood rekent vooral op sequels en franchises; dat is goedkoper. Een nieuwe Harry Potter moet je niet meer lanceren, men kent dat al. Landen als China, Rusland en Brazilië zijn volop bioscopen aan het bouwen. Daar ontdekt de jeugd nog volop de American way of life. Europa daarentegen vergrijst. Tegelijk wint local content enorm aan belang. Tien jaar geleden domineerden Amerikaanse series en formats het aanbod op televisie. Vandaag primeren eigen programma’s, eventueel een lokale invulling van beproefde formats. Die trend zie je ook in de bioscoop. Ten slotte zijn we gaan inzien dat we niet ver komen met de beste projectoren, de beste akoestiek en het meest voetruimte als de klant het een snertfilm vindt.” Rollen omdraaien De voorbije drie jaren stak Kinepolis veel tijd en middelen in het bevragen van de klanten. Dat zijn er op Europees niveau zo’n 5,5 miljoen. Wat zijn zijn preferenties? Waarom kiest hij voor Kinepolis? Wat vond hij van de film? “We moeten beter luisteren naar de klanten. We moeten niet doen wat we denken te moeten doen. We moeten doen wat de klant wil dat we doen. Ik kan me goed inbeelden dat de informatie over wat het publiek wil, ook heel interessant is voor regisseurs, producenten of het VAF. Ons is het vooral om een betere afstemming van het aanbod te doen.” Duqenne wil de dynamiek omkeren. “De filmhuizen kwamen tot nog toe hun catalogus voorstellen en daar kozen wij uit. Ik stel echter vast dat er soms gaten in het aanbod zitten. Verschillende cinefiele doelgroepen kan ik soms niet bedienen. Daarom wil ik afstappen van onze passieve houding. Op een mooie dag wil ik naar de verdelers en producenten kunnen stappen en vertellen wat ik voor wie nodig heb.” 49
Duquenne wil zijn menu niet radicaal omgooien maar wél uitbreiden. “We blijven blockbusterland. We blijven Harry Potter en The Fast and the Furious draaien voor mensen. Daar hoort ook zeker popcorn en cola bij. Je kan ze geen ongelijk geven. Maar net zoals Audi vroeger over drie en nu over acht reeksen beschikt, moeten wij een ruimer gamma producten kunnen aanbieden aan diverse groepen.” “Met Rundskop hebben we een andere leeftijdscategorie en een andere laag van de bevolking aangesproken dan met Pirates of the Caribbean ten koste van het popcornverbruik. Maar dat is een stimulans om na te gaan hoe dat publiek de beleving rond film ziet. Misschien kunnen we hen meer plezieren met Leffe, Duvel of cava. Ouderen hebben niet de consumptiegewoonte van de jeugd maar zij willen ook iets drinken en ze hebben meer koopkracht. Die mensen moeten in elk geval blijven komen. Ik heb dus méér Rundskoppen nodig. Desnoods moet ik mijn ploeg vragen om daar in Scandinavië of Australië naar op zoek te gaan. De job wordt er zeker niet gemakkelijker op. Maar we moeten de inhoudelijke kant meer in het oog houden. Dat is in het bedrijf een cultuuromslag.” Sommelier In die uitbreiding van het aanbod passen ook de opera’s, balletvoorstellingen, exclusieve rockconcerten of voetbalwedstrijden die je in een bioscoop van Kinepolis op een groot scherm kan bewonderen. “Het succes van de opera toont dat er een niche voor is. Maar we hebben wel moeten doorbijten. Pas na drie jaar plooide de consument voor het nieuw product. Na zes maanden had ik bijna de handdoek in de ring gegooid. Het is pionierswerk. We moeten een educatieve rol opnemen. Opera ondertitelen en duiden helpt. En dit soort aanbod blijft nieuw. Er is nog geen organisatie. De uitzendrechten voor een voetbalwedstrijd verwerven, is voorlopig een calvarie.” De afgevaardigd bestuurder wil de mouwen optrekken om aan reputatie te bouwen. “We profileren ons als de beste marketeer, de beste bioscoop en de beste beheerder van bioscoopvastgoed. Straks moeten we ook overkomen als experts in het kiezen van films. We moeten zoals de sommelier in een restaurant kunnen zeggen: ‘vertrouw ons en we laten u iets ontdekken’. We evolueren van the ultimate cinema experience naar the ultimate movie experience.” “Op dat gebied hebben de grote bioscoopcomplexen nog een lange weg af te leggen. De kleinere exploitanten hebben het voordeel hun klanten goed te kennen. In het buitenland zie ik veel arthouse cinema’s goede cijfers halen. Hun heel loyaal publiek heeft de gewoonte om een of twee keer per maand af te komen. Zonder te weten wat er precies draait! Ze vertrouwen erop dat ze wel iets goeds zullen zien. Bij ons weet de meerderheid exact welke film ze willen bekijken. Ik denk dat arthouses nog meer de kaart van de expertise moeten trekken. Aan Avatar moeten ze niet beginnen, omdat ze qua installatie vaak de duimen leggen.” Naar Duquennes aanvoelen zit er muziek in een samenwerking met de culturele sector, de andere exploitanten, de makers en verdelers om ‘hand in hand’ een breed en divers publiek nog warmer te maken voor film in de bioscoop. Niels Ruëll
è de (belevings)rol van festivals verduurzamen. Festivals zijn zowel vertonersinitia-
tieven als kenniscentra. Hun aanbod is aanvullend op dat van de reguliere vertoners. Ze focussen op beleven, op ontdekken en op de sociale aspecten die met een festival gepaard gaan. De media-aandacht en het publiek die festivals jaarlijks krijgen geven extra impulsen en zichtbaarheid voor film. De veelheid aan festivals, thema’s en genres is een wereldwijd fenomeen en is positief als er duurzaam kan worden omgesprongen met de kennis over het filmaanbod en met het gemobiliseerde publiek.
Een rol voor de (openbare) omroep(en) De openbare omroep VRT heeft ontegensprekelijk een rol te spelen in het versterken van de audiovisuele cultuur. è De omroep moet actief betrokken worden als medium voor attendering (cfr. Cobra.be),
als aanbieder van nieuwe films en als kritische actor; è Ook het archief van de openbare omroep is bijzonder cruciaal en waardevol; de ont-
Producenten en distributeurs als gangmakers voor communicatie en media rond films De producenten en distributeurs hebben een rol die complementair is aan die van de lokale vertoners: zij zetten in op landelijke communicatie en marketing via diverse media. Ze kunnen ook actiever samenwerken met vertoners, bijvoorbeeld voor de evenementiële release van een film, door het organiseren van voor- en nagesprekken, enz.
Landelijke Video on Demand (VoD) platformen De VoD platformen9 (profit en non-profit initiatieven) nemen aan belang toe; sommige bieden naast films ook contextmateriaal aan. è De VoD platformen moeten systematisch betrokken worden in overlegstructuren; è Digitale platforms kunnen films die een festival tijdelijk onder de aandacht brengen
blijvend of voor lange duur beschikbaar houden; è Vlaamse filmfestivals kunnen landelijk gepromoot worden in de promotieplatformen
voor film, en beter internationaal gepositioneerd worden zodat ze gegeerde plekken worden waar buitenlandse makers en producenten hun films graag presenteren.
sluiting hiervan is dan ook wenselijk.
Een landelijk filmplatform Een landelijk filmplatform communiceert het culturele aanbod van diverse vertoners: van megaplexen over arthouse bioscopen tot festivals en meer artistieke vertoners, fysieke vertoners en digitale platformen. In een tijd dat diverse spelers hun eigen communicatiestrategieën crossmediaal uitrollen, van distributeurs tot vertoners en digitale platformen, is een centraal initiatief met zowel een portaal- als een verbindingsfunctie voor diverse platformen een must. Het landelijk filmplatform: è Wordt bij voorkeur digitaal en (eventueel) in print aangeboden; è Is interactief en ingebed in alle relevante sociale media; è Is hét referentiekanaal mits een sterke editoriale visie en een goede mix tussen aan-
kondigingen en kritiek; è Vertrekt vanuit een goede mix tussen autoriteit van schrijvers en critici en bottom-
up accenten van en voor gebruikers; è Heeft een gids- en verbindingsfunctie tussen diverse spelers en platformen; è Heeft aandacht voor educatie en mediawijsheid (waarbij dit geen hoofddoelstelling
is maar waarbij het platform veeleer doorlinkt naar educatieve initiatieven); è Is een podium voor jong schrijftalent (en stimuleert op die manier een actief land-
schap van filmcritici). Bij de uitwerking van een dergelijk filmplatform moeten we ook hier nadenken over nieuwe financieringsmodellen met als principe een gezonde mix tussen subsidies (autonomie) en inbedding en co-financiering vanuit distributeurs en vertoners (draagvlak en betrokkenheid).
9. Het gaat in Vlaanderen om Telenet, Belgacom en Universciné - zie “Voorbij de Vertoning”.
50
51
Bij de buren Het bouwstenenplan van BAM ziet een belangrijke rol weggelegd voor een landelijk filmplatform. Maar welke vorm kan zo’n platform aannemen en hoe kan je dat financieren? We namen een kijkje bij de buren uit Engeland en Nederland. Geen groter lichtbaken dan het British Film Institute. Het BFI promoot filmcultuur sinds 1933 en wedt daarvoor bepaald niet op één paard. De waaier aan activiteiten en diensten is ronduit indrukwekkend. Het archiveren van een collectie van bijna een miljoen titels is een hoofdopdracht. Maar het BFI werpt zich ook op als gids en voortrekker van zowel concreet audiovisueel werk als de film- en beeldcultuur in het algemeen. Zo organiseert het BFI het Londens filmfestival, beheert het een eigen bioscoop in de hoofdstad en verdeelt het nieuwe en klassieke films in bioscopen in heel het Verenigd Koninkrijk. De mogelijkheden creëren om films te bekijken is één zaak. Een (groot) publiek landelijk warm maken voor filmcultuur, filmgeschiedenis en minder voor de hand liggende films is een andere zaak. Het BFI zet ook zwaar in op omkadering. Het beschikt over een bibliotheek en publiceert Sight & Sound, een maandelijks filmmagazine met analyses, interviews en doorwrochte recensies. Het geeft boeken uit over film, televisie en filmwetenschap, verdeelt films op DVD en Blu-ray. De ondersteuning is er niet enkel voor Britse speelfilms en televisiewerk. Ook wereldcinema, stille films en documentaires worden tot bij een zo groot mogelijk publiek gebracht via dat arsenaal aan instrumenten. Verder biedt BFI gedrukt en online steun aan iedereen die aan filmeducatie wil doen. Er is een online encyclopedie (www.screenonline.org.uk) van de Britse film en televisie met een schat aan informatie én honderden uren beeldmateriaal. Die staat los van de overkoepelende, bevattelijke website www.bfi.org.uk. die tot 13 miljoen bezoekers per jaar lokt. Het BFI werkt met overheidsgeld, eigen inkomsten en talrijke giften van individuen, organisaties en bedrijven.
Filmkrant In Nederland is de Filmkrant een begrip. “De Filmkrant is sinds 1981 een onafhankelijk filmtijdschrift, dat gratis is voor de lezers en gefinancierd wordt door bijdragen van de filmtheaters (de afnemers) en adverteerders.” vertelt hoofdredacteur Dana Linssen. De Filmkrant verschijnt elf keer per jaar in een gemiddelde oplage van 30.000 exemplaren. Die zijn op ongeveer 110 verspreidingspunten verkrijgbaar, voornamelijk filmtheaters en kwaliteitsbioscopen. “Als enige filmblad hebben we veel impact op de appreciatie van, informatie over, en het debat rond film en de filmcultuur in het algemeen. Door het organiseren van debatten en het starten van projecten zoals het Slow Criticism Project proberen we ons daar in ieder geval actief in op te stellen. Dat project wil een tegenwicht bieden tegen de vermarketing van de filmkritiek.” En wie leest de Filmkrant? “Ons lezerspubliek komt grofweg overeen met het bezoekersprofiel van het Filmfestival Rotterdam, ware het dat bij ons de nadruk ligt op de lezersgroepen vanaf 28 jaar. De Filmkrant is een breed publieksblad, wat ook blijkt uit de oplage: ongeveer hetzelfde als die van een middelgroot opinieblad. We bereiken geïnteresseerde filmliefhebbers, studenten en professionals. Die voelen zich allemaal goed bediend door het blad.” De gedrukte versie en de site www.filmkrant.nl zijn broers van elkaar. “Filmkrant.nl was de eerste Nederlandstalige filmsite en bevat inmiddels het grootste vrij toegankelijke Nederlandstalige recensie-archief. Tot 2010 had de site vooral een naslag-functie, sindsdien heeft de homepage een bescheiden magazine-functie gekregen met nieuws en filmtips.” Omdat er voor de site nog geen apart budget en/of verdien-model en eigen inkomsten zijn, wordt de site nu bekostigd uit het redactionele budget. “De plannen zijn om de site in de toekomst meer te exploiteren zodat ook de exclusieve webcontent kan worden uitgebreid. Wij zien site en krant niet langer als spiegel van elkaar, maar als individueel opererende, doch communicerende identiteiten,” zegt Linssen.
Het BFI (VK) en de Filmkrant (NL), twee voorbeelden van nationale filmplatforms
Niels Ruëll
52
53
Filmfestival Open Doek © Griet Hendrickx
Leerlingen uitdagen om hun horizon te verbreden Greet Stevens van Open Doek over filmeducatie Scholen warm maken voor wereldcinema, jeugden familiefilms zoeken die niet opgepikt worden door verdelers hoewel ze wel dik de moeite zijn, nadenken over filmeducatie voor kleuters, leerlingen én volwassenen, uitgebreide lesmappen over films aanmaken, samenwerken met de studenten die een lerarenopleiding volgen, Greet Stevens van het filmfestival Open Doek heeft er een dagtaak aan. Of is missie een beter woord? “Filmeducatie hebben we van in het begin, ondertussen twintig jaar geleden, ernstig genomen,” vertelt Greet Stevens van Open Doek, het festival uit Turnhout dat de wereldcinema viert. “Wereldcinema opentrekken naar kinderen vonden we heel belangrijk. Maar dat was niet evident. Er was amper een aanbod voor kinderen. We schotelden de jongeren geen gemakkelijke films voor. Juist daarom was het cruciaal om de films te kaderen. Om samen de film te ontleden en te bespreken wat we gezien hebben en hoe we dat ervaren hadden. We daagden leerlingen uit om hun horizon te verbreden. We lieten zien dat er nog een ander soort cinema bestond buiten degene die ze al kenden. We probeerden ze te prikkelen. Er is ondertussen veel veranderd maar in essentie doen we dat nog steeds.” Stevens is rotsvast overtuigd van de meerwaarde van filmeducatie. “We leren de leerlingen verder kijken dan wat ze al zappend op teevee en surfend op internet tegenkomen. Ook buiten Hollywood worden heel boeien de films gemaakt. We hebben heel mooie ervaringen met leerlingen die met lange tanden aan een film beginnen maar achteraf heel tevreden zijn. Een gesprek met een regisseur kan hen heel anders doen staan tegenover een film. Verder proberen we hen een kritische blik mee te geven. Wat krijg ik heler dagen te zien? Hoe word ik gemanipuleerd?” De educatieve werking van Open Doek beperkt zich niet tot de festivalperiode. Met de scholen wordt op
verschillende locaties een heel jaar door gewerkt rond film. Om beter te leren begrijpen hoe een film in mekaar steekt, waar het precies allemaal over ging en waarom iemand net dát verhaal wilde vertellen, maakt Open Doek bij elke film uit zijn schoolaanbod een lesmap aan voor kleuters, lager onderwijs en middelbaar onderwijs. Leraren kunnen die lesmappen gratis downloaden via de website. “Ook Jekino en Lessen in het donker maken lesmappen. Soms overlapte ons werk. Daarom zijn we zeven jaar geleden beginnen samenwerken. Alle lesmappen worden op dezelfde manier opgebouwd en vorm gegeven en komen in één pool terecht. We hebben plannen om straks nog nauwer samen te werken. Samen bestrijken we bijna heel Vlaanderen.” Volgen Stevens kan je niet vroeg genoeg met filmeducatie beginnen. “Je wacht toch ook niet tot kinderen twaalf jaar oud zijn om ze te leren lopen. Op heel jonge leeftijd met filmeducatie starten, heeft grote voordelen. Wat je op jonge leeftijd aanleert, blijft bij. Kleine kinderen zijn ook ontvankelijk voor nieuwe dingen en staan heel open voor film.” Niemand uitsluiten is het streven. “Daarom hebben we ook een aanbod voor volwassen of zoeken we naar samenwerking met alle onderwijsniveaus. Dus ook met Buitengewoon onderwijs, Technisch Onderwijs en Beroepsonderwijs. We trachten de drempel zo laag mogelijk te houden.” Van filmeducatie een vak apart maken in het onderwijs, vindt Stevens geen goed idee. “Ik vrees dat er niet zomaar een extra vak bij kan. Bovendien geloof ik meer in de integratie van filmeducatie in de bestaande vakken. Film laat zich perfect integreren in eender welke les. Ik ben o zo blij als ik eens een leraar wiskunde of fysica aan de lijn krijg in plaats van de leraar zedenleer.” Media-educatie vindt Stevens een vak apart, al sluit ze geen synergie of samenwerking met projecten rond media-educatie uit. “Film is onze core business. We hebben ons wel voorgenomen om minder vanuit het woord te vertrekken en veel meer met beeld en geluid te werken. Zien, ervaren en zelf doen moet meer gewicht krijgen. We zijn ook aan het proefdraaien om meer online aan filmeducatie te doen.”
doelstelling 3. een expliciete en sectorbrede aandacht voor mediageletterdheid Mediageletterdheid definiëren we hier als het begrijpen hoe beelden betekenissen krijgen en hoe die betekenissen invloed hebben op jezelf en op de groep, gemeenschap of maatschappij waarin ze voorkomen. Als we willen streven naar expliciete en sectorbrede aandacht voor mediageletterdheid, impliceert dit dat: è de audiovisuele sector een bijdrage levert aan de acties rond multimediale geletterd-
heid in het leerplichtonderwijs; è er gewerkt wordt aan een structurele relatie tussen de sector van de audiovisuele
kunsten, het sociaal-cultureel werk voor jeugd en volwassenen, het onderwijs en de mediasector.
Niels Ruëll
54
55
Lokale clustering rond kunsten cultuureducatie De initiatieven rond film- en media-educatie zoeken op lokaal niveau naar allianties met andere kunst- en cultuureducatieve initiatieven om samen maximaal in te zetten op de relaties met cultuur en onderwijs en op een coördinatie van het cultuureducatief vrijetijdsaanbod.
Van educatie naar bemiddeling De lokale educatieve initiatieven herzien hun praktijk van een aanbodgerichte benadering (het louter aanbieden) naar twee- of meerrichtingsverkeer tussen film en gebruikers. Ze gaan actiever om met het materiaal en contextualiseren audiovisuele werken in een netwerk van andere betekenisdragers in diverse disciplines en dragers (literatuur, muziek, televisie, reclame, ...).
Een expertisenetwerk film- en media-educatie in de ruimere context van mediageletterdheid en audiovisueel onderwijs Verschillende programma’s met uiteenlopende doelstellingen en uit gevarieerde domeinen komen dichter bij elkaar: film- en media-educatie uit een culturele omgeving, mediawijsheid vanuit een eerder maatschappelijk perspectief en het audiovisuele onderwijs dat audiovisuele taal op alle niveau’s wil analyseren en integreren. Door deze bewegingen ontstaat er een behoefte aan een landelijk netwerk van de initiatieven rond film- en media-educatie. Zo’n netwerk kan uiteenlopende doelstellingen hebben: è Een dergelijk netwerk pleegt overleg, maakt afspraken en zorgt voor synergie met
spelers en overheden in verschillende domeinen zoals media, vorming en onderwijs; è Het netwerk zoomt ook specifieker in op de onderwijssector en (her)bekijkt in over-
leg de huidige relaties tussen audiovisuele educatieve initiatieven en praktijken; è Het netwerk speurt voortdurend naar nieuwe visies, methoden en “good practices”,
houdt contact met gelijkaardige inspirerende netwerken in het buitenland en zorgt ervoor dat de opgebouwde kennis doorstroomt naar andere audiovisuele educatieve initiatieven die op lokaal vlak actief zijn.
56
57
58
Bal (Honey) (Semih Kaplanoglu, 2010), BFD
59
3. synopsis
60
61
De uitgangspunten, krachtlijnen en doelstellingen van dit bouwstenenplan vatten we hieronder samen.
è Het cultuurlandschap heeft nood aan enkele belangrijke en centrale actoren voor
audiovisuele cultuur die een vuurtorenfunctie opnemen, grote zichtbaarheid geven aan de culturele film en een publiekstrekker zijn in steden en/of regio’s;
è Het belang van de audiovisuele taal en mediageletterdheid neemt toe en heeft
een duidelijke maatschappelijke rol. Het audiovisuele veld met zijn kernspelers (analytisch opgedeeld volgens de categorieën van de productiewaardeketen creatie/productie/distributie/vertoners/omkadering/archivering) draagt bij tot de ontwikkeling van die audiovisuele taal en de mediageletterdheid;
è Een toekomstgericht vertonersveld kan maar gedijen als het publiek geïnteres-
seerd en betrokken is. Expertise over nieuwe vormen van omkadering en van publieksinteractie dient verzameld en uitgewisseld te worden; è Er is een rol weggelegd voor een landelijk filmplatform. Van consumptie naar
è Een ruim en divers audiovisueel vertonersveld met ruimte voor uiteenlopende
producties (in een continuüm van eerder commercieel tot cultureel/artistiek) is uitermate belangrijk. Een verschraling van dit divers aanbod is een reële bedreiging wanneer vertoners die in hoofdzaak werken met een culturele én publieksgerichte missie dreigen te verdwijnen omdat ze om diverse redenen moeite hebben met de transities en nieuwe uitdagingen; è Het veld van audiovisuele vertoners is rijk en divers, maar kent weinig samen-
hang. Dat kent verschillende oorzaken. Er is een historisch gegroeid gebrek aan integraal beleid rond vertoning, waardoor het veld zich nooit echt een ‹veld› heeft gevoeld. Samenwerking, synergieën, clustering, zelforganisatie en belangenbehartiging zijn dan ook uitdagingen die doorheen dit plan regelmatig terugkwamen; è Het “veld”- en netwerkconcept – waarin verschillende actoren (uit culturele en
beleving, van tonen naar “Voorbij de vertoning”; è Het vertonersveld speelt een centrale rol in de mediageletterdheid en versterkt
de inspanningen van kunst- en cultuureducatie op lokaal en landelijk niveau en vice versa. De elementen van dit bouwstenenplan willen zo bijdragen tot de realisatie van drie prio ritaire doelstellingen: è
een levensvatbaar en toekomstgericht audiovisueel vertonersveld;
è
meer en duurzaam publiek voor diverse audiovisuele creaties uit binnen- en buitenland;
è een expliciete en sectorbrede aandacht voor mediageletterdheid.
andere sectoren) en beleidsdomeinen op elkaar inspelen en elkaar wederzijds versterken – staat centraal. Onder “veld” verstaan we een “los” omschreven werkingsgebied waarbinnen culturele en andere spelers rond het audiovisuele samenwerken en synergieën ontwikkelen, zich bewust van en in strategisch en inhoudelijk overleg met elkaar;
62
63
colofon
Fast Forward. Bouwstenenplan voor het Vlaams audiovisueel vertonersveld is een uitgave van BAM, Instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst Bijlokekaai 7d, 9000 Gent, België 32(0)92 67 90 40
[email protected] www.bamart.be Verantwoordelijke uitgever: BAM, Instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst Redactie: Maarten Alexander, Dirk De Wit, Dries Moreels, Ann Overbergh, Wim Viaene Redactie inserts: Michaël Bellon, Karel Deknudt, Ann Overbergh, Niels Ruëll Coördinatie en eindredactie: Wim Viaene Met dank aan: Stoffel Debuysere, Erik Martens, Bart Michiels, Hilde Plas, en het BAM team Vormgeving: Gunther Fobe Druk: Newgoff Deze publicatie werd gedrukt op FSC-gelabeld papier (uit duurzaam beheerde bossen) D/2011/11.699/6. © 2011, BAM, Instituut voor beeldende, audiovisuele en mediakunst, Gent Alle rechten voorbehouden