Voorbeeldtekst: Ruimteafval

Leerlingboekje Sneltoets informatieve teksten Niveau A

Voorbeeldtekst: Ruimteafval Een tijdje terug zijn brokstukken uit de ruimte op aarde gevallen. Die kwamen van een oude satelliet. (Bevel / Geven / Zulke) brokstukken noemen we ruimteafval. Hoe komt (dat / eng / geef) ruimteafval daar? Is er wat aan (eg / fit / te) doen? Ruimteafval is afval in de (krijgen / ruimte / waarom). Dat afval komt van oude raketten (af / en / hef) van afgedankte satellieten. Het kan van (alles / lopen / stoel) zijn: verfschilfertjes of dekseltjes. Of hele (klagen / mooiste / stukken) raket. Soms raken ruimtevaarders iets kwijt. (Bes / Dat / Doe) is eerder al eens gebeurd met (belangrijkst / gereedschap / tegenkomen). En met een handschoen en een (borstel / knippen / zwarte). Ook die kleine dingen zijn gevaarlijk. (Keer / Pakt / Want) alles in de ruimte heeft een (enorme / fornuis / slapen) snelheid. Dat kan wel enkele kilometers (ken / per / zij) seconde zijn! Bron: http://nl.wikipedia.org, www.nieuwsblad.be, www.volkskrant.nl

© CED-Groep in samenwerking met Espin & Chung, Leiden University NIET VERSTREKKEN AAN DERDEN

pagina 1 van 5 pagina 1 van 5


Tekst 1:

Vrolijke begrafenis van toekomstdromen Het is een droge maar grijze middag. De leerlingen van een middelbare school (in / la / me) Rotterdam staan boven een klein gat (as / in / zo) de grond. Eén leerling gooit een (bellen / handje / zonder) natte aarde in het gat. Dat (meer / stok / valt) nog niet mee! De aarde is (bal / nat / zet) en iedereen zakt weg in het (gras / vies / weet) De ene na de andere leerling (bijna / gooit / kogel) met een schep wat aarde in (het / lol / tik) gat. Net zo lang tot de (ander / grote / waren) dichtgeplakte plastic buis onder de grond (bes / is / zij) verdwenen. En hun toekomstdromen zijn begraven. (Boei / Loop / Maar) niet voorgoed. In de buis zitten (brieven / terecht / zwaaien) van de leerlingen aan zichzelf over (geel / kers / tien) jaar. Over precies tien jaar gaan (de / ik / op) leerlingen deze brieven namelijk weer opgraven. (Ga / Hij / In) de brieven staat hoe ze denken (als / dat / kom) hun leven er dan uit ziet. (Af / Uk / Ze) zijn dan 22 jaar. De meeste (goedkope / kinderen / verzuipt) denken aan een mooie toekomst. Ze (denken / nieuwe / tenten) dat ze best een leuk leven (breder / hebben / tasjes) over tien jaar. Sommigen denken dan (al / er / zeg) getrouwd te zijn. Of dat ze (in / mij / te) een villa in Amerika wonen. Anderen (achter / denken / helmen) dat ze dan al kinderen hebben. (En / Ga / Zee) weer andere kinderen denken dat ze (dan / elk / weg) studeren. Een leerling die Inci heet, (bij / ho / is) op dit idee gekomen. Ze zag (fijn / het / mot) in een film. Eerst dacht ze (dat / gif / wat) dit op elke school gebeurde. Ze (grootste / operatie / vertelde) het aan haar vriendinnen en later (aan / nee / tof) de hele klas. Inci zegt: ‘Dit (ha / is /les) leuker dan een gewone bijeenkomst over (acht / telt / trui) jaar. Want nu hebben we iets (es / lip / te) beleven en te bespreken.’ Zelf stopte (ex / hok / ze) een gedicht, een foto en een (behoorlijke / meegedacht / spiegeltje) bij haar brief. ‘Dan weet ik (app / hoe / zei) ik er dan uit zie.’ Behalve (alhoewel / brieven / gehaald) hebben de leerlingen ook klassenfoto’s en (den / een / wie) film in de buis gestopt. De (hipt / film / niet) gaan ze over tien jaar bekijken. (Kiezen / Tussen / Twaalf) elke brief of foto is een (krijg / snel / stuk) bakpapier gedaan. Zodat het niet aan (bevers / elkaar / worden) gaat plakken. En alles is in (achtergebleven / diepvrieszakjes / onwaarschijnlijk) ingepakt. In de buis is zelfs (een / vet / zon) luier gedaan. Als er nattigheid in (de / el / om ) buis komt, dan gaat het in (ach / de / wij) luier zitten en niet in hun (opnemen / spullen / tegelijk). Voordat de buis de grond in (boot / gaat / soms) is er een afscheid met de (drie / klas / maak) Er zijn ook ouders en broertjes (en / ik / ui) zusjes bij. De meisjes zingen een (hier / lied / zwem) en een leerkracht houdt een praatje. (Het / Sop / Zit) lijkt net een echte begrafenis. Maar (dan / red / pit) een heel vrolijke. De leerlingen zijn




(een / put / ter) heel hechte groep geworden door dit (andersom / project / stotter). Allemaal hebben ze het gevoel: we (doos / gaan / twee) samen de toekomst in! Bron: Trouw, 24 november 2012




Tekst 2: Dubbeldooiers: twee voor de prijs van één Kippen leggen eieren, en uit die eieren komen kuikentjes. Dat weet iedereen toch? Ieder ei (andere / angstig / bestaat) uit een bolletje eigeel, met eiwit (adamsappel / daaromheen / omgedraaid). Dat wist je vast ook al. (Dook / Maar / Voor) wist je dat er ook eieren (los / met / mos) een dubbele dooier bestaan? Deze eieren (hebben / staart / zwaar) twee bolletjes eigeel in plaats van (als / bes / één). Je kunt deze eieren in speciale (doosjes / snelle / sparen) kopen in de supermarkt. Of bij (een / vol / zin) eierboer. Maar hoe weet een kippenboer (de / nu / ui) dat er twee eigeelbolletjes in een (al / ei / ik) zitten? Vooral de dubbeldooiers van jonge (langst / kippen / koken) zijn voor een kippenboer makkelijk te (bloembol / herkennen / makkelijk). Jonge kippen leggen namelijk kleinere eieren. (Achtstevoren / Dubbeldooiers / Klaargemaakte) zijn een stuk groter, en vallen (aanvallen / daardoor / schipper) goed op. Als er in een (bang / stal / toen) met jonge kippen een groter ei (vlees / wordt / preek) gevonden, dan is dat bijna altijd (een / les / wij) dubbeldooier. Meestal leggen gewone kippen af (en / ga / of) toe een ei met een dubbele (aardig / dooier / komen). Maar er zijn ook kippen die (alleen / gebak / smaken) maar eieren met dubbeldooiers leggen. Maar (klaar / komen / losse) er nu ook twee kuikens uit (ben / top / zo'n) ei als het ei uitgebroed wordt? (Als / Kop / Nee), helaas! Er kunnen wel twee kuikens (ga / in / ze) een dubbeldooier groeien. Maar deze diertjes (achter / troep / zullen) niet uitkomen. Ze zitten elkaar veel (je / te / zo) veel in de weg. Vaak sterven (as / op / ze) al snel, omdat ze te weinig (anders / sluipt / ruimte) hebben om te kunnen groeien. Het (ei / te / zie) is gewoon te klein voor twee (alleen / kuikens / vooruit). Een ei met een dubbele dooier (is / of / ook) dus eigenlijk een foutje. Het is (bas / een / wij) beetje een raar ei. Er kunnen (aan / kop / ook) nog andere rare eieren gelegd worden. (Loop / Fruit / Soms) legt een kip bijvoorbeeld een heel (kans / klein / schip) eitje. Net zo groot als het (ei / hij / rit) van een duif. Zo'n ei wordt (das / ook / tot) wel een 'scheet' of 'hanenei' genoemd. (Al / En / Ze) soms heeft een ei geen eierschaal. (Ben / Dan / Dit) is een windei. En weer andere (eieren / morgen / onder) kunnen heel gerimpeld zijn of plat (aan / bak / los) één kant. Maar deze eieren zul (je / ga / te) alleen zien als je zelf kippen (aard / hebt / mooi). In de winkel worden alleen mooie (eieren / vragen / zomer) verkocht. De eieren met een dubbeldooier (kun / ons / tak) je per ongeluk tegenkomen in een (gewoon / kwark / straks) eierdoosje. Maar je kunt ook doosjes (hop / met / pot) alleen eieren met dubbele dooiers kopen. (Aardbei / Grootste / Tijdens) het verzamelen van de eieren bewaart (bij / de / kil) boer de dubbeldooiers apart. Hij verkoopt (deze / stap / tros) eieren aan




een eierenverkoper. Hij doet (de / of / ze) in extra grote doosjes voor eieren (ook / met / vis) dubbeldooiers. Helemaal zeker is het uitzoeken (aal / ons / van) dubbeldooiers niet. Daarom kan het dus (gebeuren / straatje / zenuwen) dat je een ei met een (aardig / dubbele / school) dooier tussen je gewone eieren vindt! Bron: www.willemwever.nl



Voorbeeldtekst: Ruimteafval

Recommend Documents