Voorbeeld toetsen aardrijkskunde Afbuigers havo Gebieden en schaalniveaus 1.
Uit een toespraak van de minister van financiën a. Welke schaalniveaus kun je uit de tekst van de minister halen? "Het gaat goed met ons land. Door een streng bezuinigingsbeleid de afgelopen jaren kunnen de verschillende ministeries tien procent meer uitgeven. De rente op de staatsschuld is afgenomen door versnelde aflossingen. Hierdoor kunnen lagere overheden meer besteden. De provincies kunnen vijf procent meer uitgeven. Het meeste gaat het openbaar vervoer er op vooruit, wel 25 procent maar ook de gemeenten profiteren fors." b. Je leeft constant in verschillende schaalniveaus. Maak de goede combinaties. 1.
Wereld
A. Opruim actie eigen woonwijk
2.
Europa
B. Voetbalwedstrijd tegen andere club uit de stad
3.
Nederland
C. Bezoek aan je oma twee huizenblokken verderop
4.
Provincie
D. Weekend weg naar andere kant van Nederland
5.
Gemeente
E. Deelname aardrijkskunde Olympiade in Chili
6.
Wijk
7.
Buurt
8.
Straat
c. Je gaat op vakantie. Je rijdt in één keer van je huis naar het hotel in Zuid-Frankrijk. Welke schaalniveaus kom je tegen? d. Indelen van gebieden of geografische situaties kan op veel manieren. Welk criterium kun je in de volgende situaties het beste gebruiken? 1. Welvaartsverdeling in een land - Bruto Nationaal Product / Bruto Nationaal Product per inwoner. 2. Hoogtes meten in Nederland - meter / kilometers. 2 2 3. Bevolkingsdichtheid meten - inwoners per m / km . 4. Geboortecijfer - aantal geboorten per 1.000 inwoners / aantal geboortes per 100.000 inwoners. e. Waarom is het belangrijk om de juiste indicatoren vast te stellen als je gaat vergelijken?
http://differentiatie3hv.slo.nl
1/5
2.
Kaarten zijn er in vele soorten en maten a. Je hebt zelf een kaart gemaakt over een land, wat voor soort kaart was dat, een overzichtskaart of thematische kaart? b. Geef van de volgende kaarten aan of het een thematische kaart , of een overzichtskaart is. 1. Kaart van de provincie Groningen. 2. Kaart wijnbouw in Frankrijk. 3. Kaart van energieverbruik in de wereld. 4. Kaart van industrie in Zuid-Amerika. 5. Kaart van zuidoost Azië. 6. Kaart van criminaliteit in New York. c. Bijlage 1 is een kaart van energiegebruik in Nederland. • Maak een legenda met vier klassen. • Gebruik de kleuren groen, geel, oranje en rood. • Kleur de provincies op de juiste manier in. • Gebruik de gegevens per provincie in Megawatt (de getallen zijn niet het werkelijke verbruik): Groningen = 45 Friesland = 19 Drenthe = 16 Overijssel = 30 Gelderland = 45 Flevoland = 20 Noord-Holland = 63 Zuid-Holland = 85 Utrecht = 42 Zeeland =8 Noord-Brabant = 61 Limburg = 13 d. Maak tevens twee symbolen, voor 1 = kerncentrale 2 = kolencentrale. e. Maak de kaart zo goed mogelijk af. Denk in ieder geval aan een titel, noordpijl en legenda.
3.
Figuur 1 klimaatgrafiek a. Hoe wordt de temperatuur in de klimaatgrafiek weergegeven? b. In welke maand valt de meeste neerslag? c. Waarom geeft deze klimaatgrafiek een stad op het zuidelijk halfrond weer?
http://differentiatie3hv.slo.nl
2/5
d. Van welke stad kan deze klimaatgrafiek zijn? A. Amsterdam B. Buenos Aires C. London D. Madrid.
Figuur 1: klimaatgrafiek 4.
Bevolking (demografie) a. Reken de natuurlijke bevolkingsgroei van Nederland uit met behulp van de gegevens. Geboortecijfer = 11/1000 inwoners, sterftecijfer = 9/1000 inwoners. b. Nederland telt zestien miljoen mensen, wat is de natuurlijke bevolkingsgroei in absolute aantallen? c. Bekijk figuur 2, het overgangsmodel van de Nederlandse bevolking (demografisch transitiemodel). Welke lijn geeft het geboortecijfer aan? Verklaar je antwoord. d. In welke periode groeide de Nederlandse bevolking snel? Verklaar je antwoord. Extra. Waarom is er een piek bij de sterfte rond 1944?
Figuur 2: demografische transitiemodel Nederland
http://differentiatie3hv.slo.nl
3/5
5.
Steden a. Waar in de wereld ontstonden de eerste steden? b. Wat was van groot belang bij het ontstaan van de eerste steden? A. Bergen B. Warm klimaat C. Neerslag D. Rivieren c. Noem drie functies die in steden voorkomen? d. Waarom is Amsterdam een wereldstad maar geen megastad? e. Waar op de wereld ontstaan op dit moment de meeste megasteden?
6.
Functiekaart a. Wat is de functie van de functiekaart die je hebt gemaakt? b. Bekijk de kaart en de legenda. Maak van de bestaande tien categorieën er maximaal vijf. Leg uit waarom je die keuzes maakt. c. Wat valt je op aan de spreiding van uitgaansgelegenheden? d. Kun je een verklaring geven voor de clustering van de uitgaansgelegenheden?
http://differentiatie3hv.slo.nl
4/5
Bijlage 1 Naam: Klas:
http://differentiatie3hv.slo.nl
5/5