Prinsjesdag 2012
september 2012
Onze vestigingen:
Amsterdam Jozef Israëlskade 46 NL-1072 SB AMSTERDAM T +31 (0)20 570 02 00 F +31 (0)20 676 44 78
Heemstede Bronsteeweg 10 NL-2101 AC HEEMSTEDE T +31 (0)23 516 06 20 F +31 (0)23 531 14 58
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met HORLINGS Accountants en belastingadviseurs horlingsnl
De lezer van dit document kan op geen enkele wijze vertrouwen ontlenen aan de inhoud, strekking of bedoeling van dit document. Hoewel dit document met de uiterste zorgvuldigheid, nauwkeurigheid en nauwgezetheid is samengesteld, kan en wil Horlings op geen enkele wijze aansprakelijkheid aanvaarden voor de eventuele onjuistheid en volledigheid van de inhoud van dit document. Indien lezer desondanks op grond van de inhoud, strekking of bedoeling van dit document handelt, handelt de lezer voor eigen rekening en risico en kan Horlings op geen enkele wijze aansprakelijkheid houden voor de fiscale en /of andere gevolgen van diens handelen.
HORLINGS IS A MEMBER OF NEXIA INTERNATIONAL, A WORLDWIDE NETWORK OF INDEPENDENT ACCOUNTING AND CONSULTING FIRMS.
PRINSJESDAG 2012 Het demissionaire kabinet heeft op Prinsjesdag het Belastingpakket voor 2013 gepresenteerd. Hiermee zijn de plannen op fiscaal gebied voor het jaar 2013 bekend gemaakt. Veel maatregelen waren al eerder in het begrotingsakkoord aangekondigd of zijn afgelopen zomer reeds in wetgeving omgezet in de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 met maatregelen als de btw-verhoging van 19% naar 21%. De belangrijkste maatregelen in deze wet hebben we ook in dit overzicht meegenomen. Daarnaast zijn enkele aangekondigde maatregelen reeds vooruitlopend op de wettelijke verankering bij besluit ingevoerd. Het op Prinsjesdag gepresenteerde belastingpakket bestaat uit zes wetsvoorstellen, het Belastingplan 2013, de Wet herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer, de Wet herziening fiscale behandeling eigen woning, de Wet verhuurderheffing, Overige fiscale maatregelen 2013 en de Wet elektronische registratie notariële akten. Wij hebben de belangrijkste voorstellen voor u op een rij gezet. Daarbij merken wij op dat door de verkiezingen van 12 september jl. het politieke landschap is gewijzigd. Diverse partijen hebben al laten weten het alsnog niet eens te zijn met in het Lenteakkoord afgesproken en aangekondigde maatregelen. Anderzijds is daar de budgettaire druk die het lastig maakt om de afspraken ingrijpend te wijzigen. Daarbij zullen dan immers alternatieven moeten worden geboden. Het is op voorhand dan ook niet aan te geven welke maatregelen uiteindelijk alsnog van tafel zullen gaan of gewijzigd zullen worden. In het hierna opgenomen overzicht gaan de wijzigingen op 1 januari 2013 in tenzij anders is aangegeven. Omdat de voorstellen op onderdelen wijzigingen zullen ondergaan gedurende het parlementaire behandelproces zullen bij belangrijke wijzigingen updates op de website worden geplaatst. Wij raden u aan geregeld de website hierop te controleren.
FORENSENTAKS Werkgevers kunnen aan hun werknemer een onbelaste vergoeding verstrekken ter grootte van € 0,19 per zakelijke kilometer. Ook ondernemers die een privéauto gebruiken voor zakelijk verkeer kunnen daarvoor € 0,19 per kilometer in aanmerking nemen. Onder de huidige wetgeving wordt woon-werkverkeer ook als zakelijk aangemerkt. In het wetsvoorstel ‘Herziening fiscale behandeling woon-werkverkeer’ wordt vanaf 1 januari 2013 het woon-werkverkeer als privé aangemerkt. Ook voor berijders van een auto van de zaak die nu geen bijtelling hebben omdat maximaal 500km per jaar privé wordt gereden, zullen gevolgen ondervinden van deze voorgestelde aanpassing die in het voorjaar al was aangekondigd in het Begrotingsakkoord 2013. Definitie woon-werkverkeer Sinds 1 juli 2011 geldt al dat voor de omzetbelasting woon-werkverkeer als privé wordt aangemerkt. De definitie uit deze wet is gebruikt als basis voor de voorgestelde wetgeving. Daarop worden echter wel enkele specifieke aanpassingen gemaakt, waardoor steeds weer zal moeten worden beoordeeld of (nog) sprake is van woon-werkverkeer. Voor de loon- en inkomstenbelasting geldt als voorgestelde definitie van woon-werkverkeer het binnen 24 uur zowel heen- als terugreizen van de woning naar de overeen-gekomen vaste werkplaats(en) en/of de werkplaats(en) waar ten minste 30% van de arbeid plaatsvindt. Er is echter geen sprake van woon-werkverkeer als maximaal een jaar naar de werkplaats wordt gereisd, mits deze periode voor werknemers aanmerkelijk korter is dan de duur van de dienstbetrekking. Met name voor ambulante werknemers die steeds wisselende werkplaatsen kennen, betekent dit dat in de praktijk doorgaans alleen van woon-werkverkeer sprake is als eerst naar een vaste werkplaats (bijvoorbeeld een kantoor van de werkgever) wordt gereden. Wordt rechtstreeks naar de tijdelijke werkplaats gereden, dan is geen sprake van woon-werkverkeer en zijn de gereden kilometers zakelijk.
Gevolgen van de wijziging De vergoeding aan werknemers voor woon-werkverkeer kan vanaf 1 januari 2013 niet langer onbelast worden uitbetaald. Onder de werkkostenregeling is het wel mogelijk om deze vergoedingen onder de zogenaamde ‘vrije ruimte’ te brengen, mits het maximum daarvan nog niet is bereikt. IB-ondernemers kennen deze mogelijkheid niet, zodat zij geen aftrek van € 0,19 per kilometer kunnen genieten bij gebruik van een privéauto voor woonwerkverkeer. Voor ondernemers en werknemers met een auto van de zaak die nu een verklaring geen privégebruik hebben in combinatie met een kilometeradministratie (of de berijders van een bestelauto met een verklaring uitsluitend zakelijk gebruik) geldt ook dat woon-werkverkeer als privé wordt aangemerkt. In de meeste gevallen zal dit leiden tot een overschrijding van het maximale aantal privékilometers dat met de auto (500 km) of bestelauto (0 km) wordt gereden, zodat in die gevallen toch een bijtelling gaat gelden. Ondanks dat met het aanpassen van de kwalificatie van woon-werkverkeer naar privé de verhouding tussen privégebruik en zakelijk gebruik wijzigt, is het kabinet overigens vooralsnog niet van plan de mede op deze verhouding gebaseerde bijtelling te verhogen voor ondernemers en werknemers die nu reeds een bijtelling voor het privégebruik van een auto hebben. Ten slotte geldt dat de vergoeding of verstrekking van een OV-kaart niet langer onbelast kan plaats-vinden en wordt de reisaftrek voor openbaar vervoer geschrapt. Overgangsrecht Om bestaande situaties te respecteren, is voorzien in overgangsrecht voor de terbeschikkinggestelde auto en de verstrekte OV-kaart. Wanneer de leaseovereenkomst van de auto is aangegaan vóór 25 mei 2012, dan wel de auto vóór deze datum is aangeschaft, dan bedraagt de bijtelling een kwart van het bedrag dat zonder het overgangsrecht zou moeten worden bijgeteld. Daarvoor is wel vereist dat nog steeds een kilometeradministratie wordt bijgehouden waaruit blijkt dat het privégebruik exclusief woon-werkverkeer niet meer beloopt dan 500 kilometer per jaar. Uiterlijk vanaf 1 januari 2017 (of bij eerdere vervanging van de auto) geldt dan de nieuwe, volledige bijtelling. De vóór 25 mei 2012 aangeschafte OV-kaart blijft buiten de heffing. Politieke beschouwingen en toekomstverwachtingen Al vrij snel na het sluiten van het begrotingsakkoord werd al door diverse politieke partijen aangekondigd dat men niet gelukkig is met de voorgestelde maatregel. Wellicht zullen de komende tijd nog aan- passingen volgen op het voorstel. Gelet op de budgettaire gevolgen is het echter maar de vraag of de maatregel volledig van tafel kan. INKOMSTENBELASTING Tarief en heffingskortingen In de inkomstenbelasting veranderen regelingen op diverse gebieden. Het tarief in de eerste schijf wordt verhoogd van 1,95% naar 5,85% (exclusief de premies volksverzekeringen). Dit is deels een gevolg van de eerder ingevoerde uniformering van het loonbegrip, maar bevat wel een extra verhoging van 1,1%. De overige algemene tarieven blijven nagenoeg gelijk. Ook de heffingskortingen blijven min of meer gelijk. Hypotheekrenteaftrek en spaarproducten eigen woning Voor leningen die vanaf 1 januari 2013 worden afgesloten ter verwerving, verbetering of onderhoud van een eigen woning (eigenwoningschuld) geldt dat alleen dan recht op hypotheekrenteaftrek bestaat indien de lening op grond van een contractuele verplichting in maximaal 30 jaar ten minste volgens een annuïtair aflossingsschema wordt afgelost. Een annuïteit houdt in dat bij een gelijkblijvend jaarbedrag aan rente en aflossing tezamen de aflossingscomponent met het verstrijken van de tijd jaarlijks toeneemt en het rentebestanddeel jaarlijks afneemt. Ook aflossing volgens een systeem waarbij in maximaal 30 jaar jaarlijks een gelijk bedrag wordt afgelost is toegestaan. Voor op 31 december 2012 bestaande eigenwoningschulden blijft de renteaftrek ongewijzigd en geldt geen aflossingsplicht. Deze hoofdregel wordt in een tweetal situaties uitgebreid, namelijk wanneer een woning in 2012 is verkocht en pas in 2013 een nieuwe woning wordt gekocht.
Het huidige regime blijft dan van toepassing op het bedrag van de eigenwoningschuld ten tijde van de verkoop in 2012. Een tweede uitbreiding geldt wanneer op 31 december 2012 een woning onherroepelijk is gekocht maar nog niet geleverd en wanneer op die datum een koop-aannemingsovereenkomst is gesloten zonder dat de woning al is opgeleverd. Op de eigenwoningschuld die in 2013 bij de levering ontstaat, blijft het huidige regime van toepassing. Een beperking geldt in de situatie dat een belastingplichtige op 31 december 2012 over twee eigen woningen beschikt. Enkel de omvang van de uiteindelijk op de overblijvende woning rustende eigenwoningschuld kwalificeert voor de voordelen van het huidige regime. Na 2012 plaatsvindende aflossingen op een eigenwoningschuld waarop het thans geldende regime van toepassing is, vermindert het bedrag van de eigenwoningschuld waarvoor het thans geldende regime geldt. Wordt een eigenwoningschuld na 2012 overgesloten dan geldt dat slechts als aflossing voor zover de nieuwe lening lager is dan het bedrag van de overgesloten lening. Wordt de eigenwoningschuld voor een hoger bedrag overgesloten (bijvoorbeeld in verband met een verbouwing), dan geldt het huidige regime niet voor het meerdere. Samenhangend met deze renteaanpassing vervallen voor vanaf 1 januari 2013 afgesloten kapitaal- verzekeringen eigen woning, spaarrekeningen eigen woning en beleggingsrechten eigen woning (hierna: spaarproducten eigen woning), de huidige gemaximeerde vrijstellingen van het rentebestanddeel in box 1. Vanaf 1 januari 2013 afgesloten spaarproducten eigen woning worden in box 3 belast. Op alle op 31 december 2012 bestaande spaarproducten eigen woning blijven de huidige box 1-vrijstellingen van toepassing mits niet wordt gehandeld in strijd met de voor de vrijstellingen thans geldende voorwaarden. Scholingsuitgaven Voorgesteld wordt de persoonsgebonden aftrekpost voor scholingsuitgaven te vereenvoudigen. De aftrek van scholingsuitgaven wordt beperkt tot de door de onderwijsinstelling verplicht gestelde leer- en beschermingsmiddelen voor een opleiding of studie en het hiervoor verschuldigde lesgeld, cursusgeld, collegegeld (met uitzondering van de langstudeerboete), examengeld en promotiekosten. Daarnaast wordt de afwijkende regeling voor belastingplichtigen met recht op studiefinanciering afgeschaft. Op grond van de voorgestelde regeling krijgen ook deze belastingplichtigen aftrek voor limitatief opgesomde werkelijk gemaakte kosten. LOONBELASTING Extra heffing hoge inkomens In de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is bepaald dat werkgevers in 2013 een eenmalige heffing van 16% gaan betalen voor zover het loon van een medewerker in 2012 meer bedraagt dan € 150.000. Daarbij wordt loon dat een werknemer ontvangt van een met de inhoudingsplichtige verbonden vennootschap meegeteld, mits het loon dat van deze vennootschap wordt genoten in Nederland is belast. Het genietingsmoment van het voordeel wordt gesteld op 31 maart 2013, zodat de afdracht in de aangifte loonheffingen over de maand maart 2013 dient plaats te vinden. De Staatssecretaris heeft aangekondigd dat nadere regels worden gesteld om te voorkomen dat deze eindheffing via constructies wordt voorkomen. Hij denkt hierbij bijvoorbeeld aan gevallen waarbij de dienstbetrekking in overleg met de werknemer geheel of gedeeltelijk wordt omgezet in een ZZP-contract. Ondernemers genieten immers geen salaris, waardoor hun inkomen niet is onderworpen aan deze heffing. Tevens zal rekening worden met de situatie dat een werkgever die in 2012 een dergelijk loon uitkeert in 2013 niet meer bestaat, zodat ook in die gevallen de heffing wordt verzekerd. Nu het loon over 2012 het uitgangspunt is voor deze heffing, zijn er slechts beperkte mogelijkheden om in voorkomende gevallen de heffing te voorkomen of te beperken. Ook de reeds bestaande werkgeversheffing over excessieve vertrekbonussen wordt aangepast. Deze heffing op vertrekbonussen van meer dan € 531.000 wordt per 1 januari 2013 verhoogd van 30% naar 75%.
Werkkostenregeling De forfaitaire ruimte voor de werkkostenregeling bedraagt nu 1,4% van de fiscale loonsom. Met ingang van 1 januari 2013 stijgt de forfaitaire ruimte naar 1,6%. Oorspronkelijk zou de forfaitaire ruimte met 0,1% stijgen naar 1,5% in verband met de invoering van de Wet uniformering loonbegrip in 2013. In het Belastingplan 2013 is echter nog een aanvullende verhoging met 0,1% voorgesteld. WBSO Met ingang van 2013 wordt de eerste schijf verlengd van € 110.000 naar € 200.000. Deze maatregel is vooral van belang om het MKB meer mogelijkheden te bieden om door te groeien, omdat vooral de kleinere tot middelgrote bedrijven van een schijfverlenging profiteren. Het tarief in de eerste schijf wordt echter verlaagd van 42% naar 38% en het starterstarief wordt verlaagd van 60% tot 50%. Het tarief voor de tweede schijf blijft 14%. Het plafond van de S&O-faciliteit bedraagt evenals in voorgaande jaren € 14 miljoen per ondernemer. Afdrachtvermindering onderwijs Voor de afdrachtvermindering onderwijs zal met ingang van 2013 de deelname aan een volledige opleiding waarbij de intentie bestaat om een erkend diploma te behalen als uitgangspunt gelden. Het volgen van een enkele module uit een opleidingsprogramma is dan niet langer voldoende. De omvang van het te volgen opleidingsprogramma wordt daarbij bepalend voor de maximale periode van toepassing van de afdrachtvermindering onderwijs. Het uitsmeren van onderwijs over een lange periode om zo de maximale afdrachtvermindering te kunnen claimen, wordt daarmee beperkt. De afdracht- vermindering onderwijs is straks verder ten hoogste van toepassing voor de periode dat het door de deelnemer te volgen onderwijsprogramma in verhouding staat tot de volledige opleidingsduur. Wanneer vrijstellingen worden verkregen voor een deel van het programma verkort dit de periode waarin afdrachtvermindering kan worden geclaimd. Daarnaast wordt er aan opleidingen een urennorm gekoppeld die afhankelijk is van het soort onderwijs. Voldoet een opleiding niet aan deze urennorm dan kwalificeert deze opleiding niet voor de afdrachtvermindering onderwijs. Naast de kwaliteitseisen rond het opleidingsniveau wordt ook de intentie van de leerling-werknemer, de werkgever en onderwijsinstelling van belang. De zogenoemde ‘programmaverklaring’ zal worden ingevoerd. Hierin dient te worden vermeld welk deel van de opleiding wordt gevolgd, waaruit het te volgen deel bestaat (modules) en welke opleidingsduur daarmee is gemoeid. Ontbreekt de programma-verklaring in de loonadministratie of worden wijzigingen niet (tijdig) doorgevoerd, dan kan door de Belastingdienst een sanctie (verzuimboete) van € 2.460 aan de werkgever worden opgelegd. Om werkgevers te stimuleren zich meer in te spannen hun duale werknemers een diploma te laten behalen, wordt voorgesteld een aanvullende afdrachtvermindering in te voeren voor de varianten bbl en werkend-leren op hbo-niveau. Deze aanvullende afdrachtvermindering wordt aan het einde van de opleiding, bij het met goed gevolg afronden van de opleiding (behalen van het beoogde diploma), in aanmerking genomen. Daartoe wordt de gedurende de opleiding in aanmerking te nemen afdracht-vermindering onderwijs voor de varianten bbl en werkend-leren op hbo-niveau verlaagd. De aanvullende afdrachtvermindering kan ook aan bestaande gevallen worden toegekend. De afdrachtvermindering onderwijs startkwalificatie komt te vervallen. Deze bewerkelijke regeling voor het opleiden van langdurig werklozen en mensen in re-integratietrajecten wordt slechts beperkt gebruikt. Als alternatief geldt in veel gevallen de varianten bol en bbl. Het toetsloon voor de varianten bbl en werkend-leren op hbo-niveau komt eveneens te vervallen en leidt derhalve tot een verruiming van de afdrachtvermindering voor deze varianten. Onjuiste of onvolledige aangifte loonheffingen De regelgeving ten aanzien van het corrigeren van gegevens in een onjuiste of onvolledige aangifte loonheffingen wordt transparanter en vereenvoudigd. In de Uitvoeringsregeling loonbelasting zal worden beschreven in welke situaties welke gegevens dienen te worden verstrekt, in welke vorm (bijvoorbeeld correctiebericht) en binnen welke termijn. Nadere details zijn nog niet bekend gemaakt.
Vrijwillig langer doorwerken Voorgesteld wordt om het vanaf 2013 eenvoudiger te maken voor AOW’ers om vrijwillig langer door te werken. Gepensioneerden kunnen makkelijker blijven werken en voor werkgevers wordt het aantrekkelijker om AOW‘ers in dienst te nemen. Om dit te bewerkstelligen hoeft het loon bij ziekte maar zes weken in plaats van twee jaar doorbetaald te worden en zijn de re-integratieverplichtingen voor werkgevers beperkt. Daarnaast mag een werkgever een werknemer die de pensioengerechtigde leeftijd al heeft bereikt opeenvolgende arbeidsovereenkomsten voor bepaalde tijd aanbieden zonder dat dit tot een vaste arbeidsovereenkomst leidt. Verder wordt voorgesteld om de opzegtermijn voor AOW’ers te verkorten. Om verdringing van jongere werknemers te voorkomen, zal het wettelijk minimumloon ook voor werkende AOW’ers gaan gelden. PENSIOEN Afstempeling van pensioen in eigen beheer Veel pensioen BV’s kampen tegenwoordig met het probleem dat er te weinig vermogen is om de pensioenen te kunnen uitkeren. Het afstempelen van pensioen is in beginsel prijsgeven van pensioen. Voor pensioenen in eigen beheer levert dat een progressieve heffing op over de waarde in het economische verkeer, vermeerderd met 20% revisierente. In het Belastingplan 2013 is de mogelijkheid opgenomen om de pensioenuitkeringen vanuit eigen beheer toch te verlagen zonder dat dit tot een fiscale sanctie leidt. Het betreft een eenmalige mogelijkheid op het moment van ingang van het pensioen indien wordt voldaan aan de daarvoor geldende voorwaarden. Deze voorwaarden moeten nog nader worden ingevuld. Duidelijk is al wel dat het dient te gaan om situaties waarin de onderdekking is ontstaan door reële beleggings– en ondernemingsverliezen. In welke situaties hiervan sprake is, is niet vastgelegd. Wel is aangegeven dat er sprake moet zijn van een dekkingsgraad van minder dan 75%. De eventuele vrijvalwinst moet tot de winst van het pensioenlichaam worden gerekend. Voorts zullen voorwaarden worden gesteld met betrekking tot de verkrijgingsprijs van de aandelen in het pensioenlichaam om te voorkomen dat de verkrijgingsprijs als gevolg van de vrijval stijgt. Voor situaties waarbij de pensioenen op 1 januari 2013 al zijn ingegaan geldt overgangsrecht. Hierin wordt bepaald dat van 2013 tot en met 2015 ook reeds van ingegane pensioenen eenmalig de uitkeringen mogen worden verlaagd zonder fiscale sanctie. Hiervoor zullen dezelfde voorwaarden gelden als voor situaties waarbij het pensioen pas na 2012 ingaat. Beroeps- en bedrijfstakpensioenregelingen van IB-ondernemers (en resultaatgenieters) Bij de invoering van de VPL-pensioenwetgeving is aangegeven dat vanaf 1 januari 2015 de pensioenopbouw van IB-ondernemers (en resultaatgenieters) die verplicht deelnemen aan een bedrijfstak- of beroepspensioenregeling, op vergelijkbare wijze fiscaal begrensd zou worden als in de loonbelasting voor werknemers geldt. Om tijdig duidelijkheid te verstrekken is de hiervoor benodigde wetgeving nu al opgenomen in het Belastingplan 2013. De bepalingen worden van kracht vanaf 1 januari 2015. Voor IB-ondernemers wordt het zo dat naast pensioenregelingen waarin IB-ondernemers verplicht moeten deelnemen vanaf 1 januari 2015 ook de vrijwillige opbouw onder bepaalde voorwaarden fiscaal gefacilieerd wordt, zodat bovenop het verplichte pensioen ook extra pensioen kan worden opgebouwd. Dit geldt ook voor vrijwillige voortzetting na beëindiging van de arbeidsverhouding op grond waarvan een verplichte pensioendeelname bestond. De vrijwillige premies komen in aftrek op de winst voor zover de premies niet meer bedragen dan 1/3 van de verplichte premies. Voor IB-ondernemers wordt de winst (met enkele correcties) uit het kalenderjaar drie jaar voorafgaande aan het jaar van pensioenopbouw als uitgangspunt voor de fiscaal gefacilieerde pensioenopbouw genomen. Hierdoor heeft de IB-ondernemer doorgaans voldoende tijd om de winst (en daarmee de pensioengrondslag) vast te stellen. Wanneer een IB-ondernemer een te hoog inkomen heeft doorgegeven aan de pensioenuitvoerder waardoor hij teveel premie heeft betaald, bestaat mogelijkheid om de te veel betaalde premies binnen 6 maanden na afloop van het kalenderjaar te corrigeren. Gebeurt dat niet dan is het gevolg dat premies deels niet aftrekbaar zijn en worden de uitkeringen volledig integraal in box 1 belast. Omdat de uitkering niet wordt gesplitst ontstaat derhalve deels dubbele heffing.
Aanpassingen i.v.m. verhoging AOW-leeftijd In verband met de wijziging van de AOW-leeftijd en de pensioenrichtleeftijd worden diverse wetten die daarmee samenhang vertonen aangepast. Te denken valt hierbij aan de ingangsdatum voor o.a. pensioenen, levensloop, lijfrenten en vitaliteitssparen. Over het algemeen is sprake van een verruiming omdat langer, namelijk tot de nieuwe AOW-leeftijd, van bepaalde faciliteiten kan worden gebruik- gemaakt. Voor tijdelijke oudedagslijfrenten die vanaf 1 januari 2014 niet voldoen aan de op die datum aan de verhoging van de AOWleeftijd aangepaste wettelijke omschrijving, geldt overgangsrecht. De regering is verzocht vanaf 2013 mogelijk te maken dat een aanvullend pensioen tegelijk ingaat met de AOW zonder dat hoeft te worden doorgewerkt. In het Belastingplan 2013 wordt vermeld dat in een beleidsbesluit wordt goedgekeurd dat het tot en met maart 2015 mogelijk wordt het aanvullend pensioen tot de in dat jaar geldende AOW-leeftijd (65 jaar en drie maanden) uit te stellen. VENNOOTSCHAPSBELASTING Thin-cap De Wet op de vennootschapsbelasting kent een beperking van de renteaftrek bij bepaalde vermogensverhoudingen (de zogenaamde thincapregeling). De gedachte achter deze regeling is dat de aftrek van rente beperkt moet worden in situaties waarin een vennootschap in te hoge mate gefinancierd is met vreemd vermogen dat is verkregen van groepsmaatschappijen als gevolg waarvan de heffingsgrondslag wordt uitgehold. Reeds vanaf de invoering blijkt deze regeling in de praktijk onbedoelde effecten voor met name het MKB te hebben. Er is duidelijk sprake van overkill. Voor de boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2013 wordt de regeling volledig afgeschaft. In de Wet uitwerking fiscale maatregelen Begrotingsakkoord 2013 is een meer specifieke aftrekbeperking voor excessieve rente die betrekking heeft op financiering van deelnemingen opgenomen. Buitenlandse bestuursvennootschappen In het buitenland gevestigde lichamen die een bestuurs- of commissarisfunctie bij een in Nederland gevestigde vennootschap vervullen, kunnen alleen in de heffing van vennootschapsbelasting worden betrokken voor zover dat lichaam statutair als zodanig optreedt. Wanneer deze lichamen feitelijk wel als bestuurder of commissaris functioneren maar dat statutair niet zijn, kunnen ze niet in de heffing worden betrokken. Omdat in de praktijk hierop met name in de relatie met België wordt ingespeeld, stelt het kabinet voor de wet zodanig aan te passen dat ook in de heffing kunnen worden betrokken vergoedingen die deze lichamen verkrijgen voor materiële bestuurswerkzaamheden en managementactiviteiten die worden verricht voor dat Nederlandse lichaam. Het formele criterium wordt dus aangevuld met een materieel criterium. Onder het belastingverdrag met België kan Nederland deze uitbreiding van de heffingsgrondslag in de nationale wet effectueren. De uitbreiding is van toepassing op boekjaren die beginnen op of na 1 januari 2013. Fiscale eenheid Per 1 oktober a.s. treedt de wetgeving in Boek 2 BW tot vereenvoudiging en flexibilisering van het BV-recht in werking (flex-BV). Deze wetgeving biedt de mogelijkheid om naast gewone aandelen aandelen uit te geven die geen stemrecht hebben. Daarmee kan de situatie zich voordoen dat het houden van 95% van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal geen garantie geeft dat de moedermaatschappij zeggenschap heeft in de dochtervennootschap. Dit vindt het kabinet onwenselijk. Daarom wordt in de wet vastgelegd dat om een fiscale eenheid te kunnen vormen de moedermaatschappij 95% van de juridische en economische eigendom van de aandelen in het nominaal gestorte kapitaal in de dochtervennootschap moet bezitten waarbij deze aandelen ook ten minste 95% van de statutaire stemrechten vertegenwoordigen.
OMZETBELASTING Verhoging BTW tarief Op 1 oktober a.s. wordt het algemene BTW tarief verhoogd van 19% naar 21%. In verband met deze wijziging, die deze zomer al is aangenomen, zijn belangrijke overgangsmaatregelen getroffen. Deze overgangsregeling houdt in het kort het volgende in: Het algemene tarief van 19% geldt als een goed wordt geleverd of een dienst wordt verricht vóór 1 oktober 2012. Het moment waarop de factuur wordt uitgereikt of de betaling wordt ontvangen is daarbij niet van belang. Worden goederen geleverd of diensten verricht na 1 oktober 2012, dan is daarop het 21% tarief van toepassing. Als de factuur voor 1 oktober is verzonden of de betaling voor 1 oktober is ontvangen, is daarop (over deze eerdere periode) 19% verschuldigd. Het verschil tussen 19% en 21% is vervolgens op 1 oktober 2012 verschuldigd en wordt aangegeven in de aangifte omzetbelasting over oktober 2012 of het vierde kwartaal van 2012. Het is echter ook toegestaan om op de voor 1 oktober uitgereikte factuur het nieuwe tarief op te nemen, als dan reeds vaststaat dat de levering of dienst op of na 1 oktober wordt verricht. Bij contracten voor nieuwbouwwoningen die zijn getekend voor 27 april 2012, kan ook nog het 19%tarief worden toegepast over de termijnen die vóór 1 oktober 2013 zijn vervallen. OVERDRACHTSBELASTING Doorverkooptermijn tijdelijk verruimd naar 36 maanden Bij aanschaf van bestaande onroerende zaken is doorgaans overdrachtsbelasting verschuldigd. Dit wordt gezien als een belemmering voor de toch al stroeve vastgoedmarkt. Wanneer een gekochte onroerende zaak binnen een korte tijd weer (al dan niet gedwongen) wordt verkocht, levert dit extra kosten op. Voor die situaties bestaat een regeling waarbij de eerder betaalde overdrachtsbelasting bij doorverkoop in mindering kan worden gebracht op de door de opvolgende koper verschuldigde overdrachtsbelasting. Feitelijk betaalt de koper alleen overdrachtsbelasting over de eventuele waardestijging in die periode. De termijn waarbij in geval van doorverkoop een vermindering van overdrachtsbelasting kan worden verkregen, is op grond van de huidige wetgeving zes maanden. In het Belastingplan 2011 is de doorver-kooptermijn voor in 2011 verkregen woningen tijdelijk verruimd naar 12 maanden. Om de gehele vast-goedmarkt tegemoet te komen, wordt thans voorgesteld om deze termijn van zes maanden voor alle onroerende zaken tijdelijk te verruimen tot 36 maanden. Vooruitlopend op inwerkingtreding van het wetsvoorstel heeft de staatssecretaris goedgekeurd dat deze regeling reeds met ingang van 1 september 2012 kan worden toegepast. Dit houdt in dat deze regeling zal gelden voor onroerende zaken die tussen 1 september 2012 en 1 januari 2015 met overdrachtsbelasting worden gekocht en vervolgens binnen 36 maanden worden doorverkocht. De opvolgende koper is dan slechts over de meerwaarde overdrachts- belasting (voor woningen 2% en voor niet-woningen 6%) verschuldigd. Latere verkrijging aanhorigheden woningen Bij de verkrijging van woningen is het tarief van de overdrachtsbelasting definitief verlaagd naar 2%. In het Belastingplan 2013 wordt de reikwijdte van dit lage tarief uitgebreid naar aanhorigheden van woningen die op een later tijdstip worden verkregen dan de woning zelf. Het gaat hier bijvoorbeeld om de latere verkrijging van een garage die tot de eigen woning gaat behoren.
VERHUURDERHEFFING In de Wet verhuurderheffing wordt voorgesteld een nieuwe rijksbelasting in te voeren, de verhuurderheffing. Belastingplichtig wordt een ieder die op 1 januari van een kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft van meer dan 10 huurwoningen in de gereguleerde sector. Het belastbare bedrag is de som van de WOZ-waarden van de huurwoningen waarvan de belastingplichtige op 1 januari van het kalenderjaar het genot krachtens eigendom, bezit of beperkt recht heeft, verminderd met 10 maal de gemiddelde WOZ-waarde van die huurwoningen. Over de gemiddelde WOZ-waarde van de eerste 10 woningen wordt derhalve niet geheven. Het tarief voor 2013 bedraagt 0,0014% van het belastbare bedrag. Vanaf 2014 geldt echter een aanzienlijk hoger tarief, namelijk 0,231%. De belasting moet jaarlijks voor 1 april op aangifte worden betaald. ANBI De transparantie van de goededoelensector wordt verbeterd. Stichtingen en verenigingen met de ANBI-status moeten transparanter zijn over hun handelen richting de samenleving. Zij worden in dat kader verplicht diverse gegevens, waaronder financiële, digitaal ter beschikking te stellen aan het publiek. Deze wijziging is van toepassing met ingang van 1 januari 2014 om zo ANBI’s zonder eigen website de tijd te geven om er een te laten maken. De Hoge Raad heeft begin 2012 in een arrest bepaald dat volkshuisvesting die wordt uitgevoerd door toegelaten instellingen op de voet van de Woningwet, als algemeen nuttig moet worden aangemerkt. Het arrest wordt nu gecodificeerd door deze activiteit met terugwerkende kracht vanaf tot 1 januari 2012 expliciet als zodanig in de wet te vermelden. Hierdoor kunnen vanaf genoemde datum woningcorporaties voor de ANBI-status in aanmerking komen. Als gevolg hiervan komt een als ANBI aangewezen woningcorporatie in aanmerking voor een tweetal vrijstellingen in de overdrachtsbelasting, namelijk in geval van taakoverdracht en juridische fusie tussen twee of meer woningcorporatie-ANBI’s. HEFFING en INVORDERING
De belastingdienst kan indien een ondernemer niet tijdig zijn belastingschulden betaalt, met behulp van het bodem(voor)recht zich verhalen via beslaglegging op goederen (ook van derden) die zich in de bedrijfsruimte (op de bodem) bevinden. De regelgeving over bodemrecht en bodemvoorrecht wordt gewijzigd om verijdelingsconstructies beter te kunnen bestrijden. Na aanpassing kunnen de verhaalsrechten van de Belastingdienst effectiever worden gebruikt. Om de effectiviteit van de verzuimboete voor aangifteverzuimen bij aanslagbelastingen verder te vergroten, stelt het kabinet voor om te bepalen dat de verzuimboete onder omstandigheden eerder dan de aanslag kan worden opgelegd. De bedoeling hiervan is om de belastingplichtigen te stimuleren alsnog binnen een gestelde termijn aangifte te doen. Ter bestrijding van fraude en oneigenlijk gebruik in de sfeer van de toeslagen stelt het kabinet een aantal maatregelen voor om het sanctie-instrumentarium van de Belastingdienst/Toeslagen aan te scherpen. Voorgesteld wordt om een boete te kunnen opleggen indien vóór de definitieve toekenning van de toeslag (dus in de voorschotfase) blijkt dat er sprake is van het opzettelijk of grofschuldig onjuist of onvolledig verstrekken van informatie. De op te leggen boete kan worden opgelegd tot maximaal 100% van het teruggevorderde bedrag. Bij recidive stelt het kabinet voor om de recidivist te confronteren met een vergrijpboete van maximaal 150% van de ten onrechte uitbetaalde toeslag. Het uitblijven van informatieverstrekking over niet in Nederland belast inkomen voor de vaststelling van het toetsingsinkomen vindt het kabinet ongewenst. Daarom wordt voorgesteld op dit punt het handhavingsbeleid aan te scherpen doordat de Belastingdienst/Toeslagen in dergelijke gevallen ambtshalve de hoogte van de tegemoetkoming kan bepalen als de belanghebbende niet reageert op een informatieverzoek en door de Belastingdienst/Toeslagen onder meer de mogelijkheid te bieden om (voor)uitbetaling van een toeslag stop te zetten.
Het kabinet stelt voor om het uitstelbeleid voor ondernemers die de belastingregels naleven te versoepelen. De ontvanger is bevoegd tot het verlenen van uitstel van betaling. Er kan op verzoek onder bepaalde voorwaarden kort uitstel worden verleend voor maximaal vier maanden na de laatste vervaldag van de (oudste) aanslag tot een bedrag van maximaal € 12.000 aan te betalen omzetbelasting en/of loonheffing.
OVERIGE AANDACHTSPUNTEN
Op grond van het wetsvoorstel krijgen ook inwoners van Nederland die niet in Nederland premieplichtig zijn, onder bepaalde voorwaarden het recht op uitbetaling van het premiedeel van de heffingskortingen. Hieronder vallen diegenen die in Nederland wonen en niet in Nederland sociaal verzekerd zijn vanwege werkzaamheden in het buitenland met geen of een gering inkomen en met een fiscaal partner die voldoende inkomensheffing in Nederland is verschuldigd. Het overgangsrecht met betrekking tot de tariefsverlaging van de assurantiebelasting wordt aangepast. In het Belastingplan 2011 is geregeld dat het tarief van de assurantiebelasting per 1 januari 2015 wordt verlaagd van 9,7% naar 9,5%. Thans wordt voorgesteld dat verzekeringsmaatschappijen per verzekering kunnen kiezen of zij het nieuwe tarief van toepassing willen laten zijn vanaf de eerstvolgende premievervaldatum of vanaf de eerstvolgende prolongatiedatum na 31 december 2014. De verpakkingenbelasting wordt definitief afgeschaft per 1 januari 2013. Dit is geregeld in het Belastingplan 2012, onder de deze zomer vervulde voorwaarde dat met de branche afspraken zouden zijn gemaakt over inzameling en recycling. Door de nu voorgestelde overgangsbepaling wordt er onder omstandigheden een teruggave gegeven over producten die in de periode 1 januari tot 1 april 2013 indirect worden geëxporteerd. De belasting op leidingwater zou volgens het Belastingplan 2012 eveneens worden afgeschaft per 1 januari 2013, maar dit wordt tot nader order uitgesteld. Eventueel overgangsrecht wordt daarom nog niet voorgesteld in het Belastingplan 2013. Voorgesteld wordt om in de Awir (Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen) een regeling op te nemen die ertoe leidt dat bij de bepaling van de draagkracht ook rekening wordt gehouden met het niet in Nederland belaste vermogen in box 3 (buitenlands vermogen). Het voornemen hiertoe heeft het kabinet eerder aangekondigd in het nader rapport bij het inmiddels tot wet verheven wetsvoorstel tot wijziging van de Wet op de zorgtoeslag in verband met de introductie van een toets van € 80.000 aan box 3-vermogen. Met deze aanpassing wordt een gelijkschakeling beoogd tussen in Nederland wonende personen en personen die in het buitenland wonen waaraan ook toeslagen zoals de zorgtoeslag en het kindgebonden budget worden toegekend. Voorts is voorgesteld om bij de vermogenstoetsen geen rekening meer te houden met vrijstellingen voor groene beleggingen. In het wetsvoorstel elektronische registratie notariële akten wordt voorgesteld dat de notaris een notariële akte niet langer aan de Belastingdienst ter registratie aanbiedt, maar kan volstaan met het elektronisch toezenden van de akte. Ook wordt voorgesteld dat de registratie zal plaatsvinden door de Koninklijke Notariële Beroepsorganisatie (KNB). De registratie van onderhandse akten blijft een taak van de Belastingdienst maar nog slechts voor die akten waarvoor registratie een wettelijk vormvereiste is (zoals bezitloos pandrecht). De nieuwe regeling zal vanaf eind 2013 per notaris gefaseerd worden ingevoerd.