Vogels 2013
Jaarverslag
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
in de IJsselvallei
Dit is een uitgave van Vogelwerkgroep “De IJsselstreek”
Colofon © Vogelwerkgroep “De IJsselstreek” 2014 p/a secretariaat
Tineke Hirschler Rouwenmaatpad 8 7421 EE Deventer
Teksten: Piet Schermerhorn, Esther Veldhoen, Klaas Spijker, Ellen Somhorst, Mike Hirchler, Wessel Slob, Gerard Boere en Jeroen Kuipers
Redactie: Jeroen Kuipers en Gerard Boere Eindredactie: Jeroen Kuipers en Gerard Boere Ontwerp & lay-out: Jeroen Kuipers Ontwerp logo IJsvogel op de kaft: R. Brinkhof Foto’s / afbeeldingen W.J.N.Verholt: IJsvogel tekening bij de inhoudsopgave Piet Schermerhorn: Oeverloper (1.1, 1.2 en 1.3), Roek (5.1), Aalscholver (10.2 en 10.3), Zwarte ooievaar (13.3), Steltkluut (13.8), Zwartkopmeeuw (13.11), Pontische meeuw (13.12), Roodkeelpieper (13.16) Jeroen Kuipers: Herfstbos (kaft), Dwerguil (kaft), Boerenzwaluw (0.1), Grote Kruisbek (0.2), Geelgors (9.1), Aalscholver (10.4), Roek (11.5), ringen (12.1), Dwerguil (13.13), Waterspreeuw (13.15), Grote Zee-eend (13.18), Roodhalsfuut (13.19), Middelste Zaagbek (13.20) Albert Winkelman: Houtsnip (2.1) Harry Dijkerman: Grote Bonte Specht (3.1) Henry van den Hof: Boompieper (3.2), Grutto (6.1) Ronald Groenink: Steenuil (7.1) Elma Vonk: Aalscholver (8.1) Mariet Verbeek: Kleine Canadese Gans (13.1) Johan Feenstra: Rotgans (13.2) J.W. Hofstede: Flamingo (13.4) Erik Veldkamp: Visarend (13.5) Jan Borst: Zeearend (13.6) Jitze Terpstra: Goudplevier (13.7) Arno ten Hoeve: Kleine Geelpootruiter (13.9) Hans Kleine Koerkamp: Roek (5.2), Kleine Strandloper (13.10) Roland Jansen: Middelste Bonte Specht (13.14) Sem Jongeling: Europese Kanarie (13.17) Alle verspreidingskaartjes & tekeningen: Jeroen Kuipers
www.vwg-deijsselstreek.nl
I n h o u d s o p g a v e Voorwoord
2
1
Broedgevallen Oeverloper Midden - IJsselgebied 2013
4
2
Samenvatting Kranenkamp 2013
10
3
Broedvogels van de Gorsselse Heide
12
4
Verslag Uilenwerkgroep 2013
20
5
Roek als broedvogel in Deventer en Colschate 2012 / 2013
22
6
De vogelatlastelling in blok 27-57
26
7
PTT telling Rammelwaard 2013
28
8
Overzicht kolonies Blauwe Reiger en Aalscholver 2012 / 2013
30
9
Beknopt overzicht van tellingen binnenatlasblok 27-56
34
10
De Aalscholver als broedvogel in het Midden - IJsselgebied
36
11
De roek als broedvogel in Zutphen en omgeving 2013
42
12
Ringactiviteiten 2013
50
13
Zeldzame en bijzondere waarnemingen 2013
52
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
jaarverslag 2013
Voorwoord
Esther Veldhoen
[email protected]
Voor u ligt het tweede jaarslag van de Werkgroep Onderzoek en Publicatie (hierna: WOP). 2013 was een bijzonder jaar. Het jaar begon koud en nat, maar ondanks dat werd er weer vollop geteld door een enthousiast team van tellers. Het Atlasblokproject en Broedvogel Monitoringsproject (BMP) vergden hierin zeer veel tijd, maar het leverde ook de nodige resultaten op zoals u verderop in dit verslag kunt lezen. Daarnaast was er dit jaar ook veel aandacht voor kolonievogels en indivuele soorten zoals de Oeverloper. Voor wie dacht dat na het broedseizoen het wel gedaan was met de pret vergist zich. Er werden later in het jaar nog genoeg bijzonderheden waargenomen en op de valreep van de jaarwisseling werd er nog een Dwerguil gezien.
Natuurlijk zijn deze tellingen en verslagen niet mogelijk zonder een groep enthousiastelingen die ieder vrij uurtje buiten doorbrengen op zoek naar vogels. Via deze weg wil ik dan ook iedereen bedanken die de tellingen heeft mogelijk gemaakt, zelf heeft geteld en/of een artikel heeft geschreven. En voor iedereen die geen idee heeft wat een bepaalde telling nou precies is, of gewoon een keertje mee wil lopen, alles is mogelijk. Wees echter gewaarschuwd: vogels kijken is zeer aanstekelijk! Veel leesplezier!
Figuur 0.1 Boerenzwaluw verzameld nestmateriaal.
2
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 0.2 Grote Kruisbek, man en vrouw.
Jaarverslag 2013
3
1
Broedgevallen Oeverloper (Actitis hypoleucos) in het
Midden-IJsselgebied 2013
Piet Schermerhorn
[email protected]
Inleiding In 2012 beschreef ik de Oeverloper als broedvogel in de Ossenwaard bij Deventer (De IJsvogel nr.73 / december 2012). Deze uiterwaard is al jarenlang een belangrijk broedgebied voor de Oeverloper, met maximaal 3 broedparen. Hiermee is de Ossenwaard één van de weinige vaste broedgebieden in ons land. De “Ossenwaard”populatie vormt een substantieel aandeel van de Nederlandse populatie, die sinds 1996 rond de tien territoria schommelt, met een variatie van 5-14 paar (Broedvogels in Nederland 2012; Sovon rapport 2014/13). In dit artikel ga ik nader in op het broedseizoen 2013 in het Midden-IJsselgebied. Ondanks het extreem koude voorjaar gevolgd door zomerhoogwater was het geen slecht jaar voor de Oeverloper. Van de vijf vastgestelde broedparen brachten er drie vrijwel zeker jongen groot. Van de twee andere paren moet aangenomen worden dat het legsel verloren ging toen de uiterwaarden eind mei onder water liepen. De succesvolle paren liepen vanaf medio juli met jongen rond en zijn vrijzel zeker pas gaan broeden nadat het hoge water zich terug trok. De vraag dient zich aan of het hier om late (uitgestelde?) broedsels gaat, aangepast aan de bijzondere omstandigheden, of om vervolglegsels nadat het eerste broedsel door het hoogwater verloren was gegaan. In het geval van de Ossenwaard bestaat het vermoeden dat er sprake was van een vervolglegsel, een fenomeen dat niet bekend is van de Oeverloper.
4
Het weer gedurende het broedseizoen 2013 Hoewel januari zacht begon, trad na 10de de echte winter in, en deze hield daarna hardnekkig stand. Ook het voorjaar begon koud en guur en bleef dat lange tijd. In mei viel ook nog eens veel regen, vooral in het Alpengebied en Zuid-Duitsland, met serieuze overstromingen tot gevolg. De lage uiterwaarden die toch al behoorlijk nat waren, kwamen daardoor vanaf half mei steeds meer onder water te staan. Begin juni kwam een echte watergolf Nederland binnen en grote delen van de uiterwaarden liepen volledig onder water. De omstandigheden voor de broedvogels van de uiterwaarden waren dus op z’n zachts gezegd “bijzonder” te noemen.
De Ossenwaard/Deventer
3 broedparen, waarvan 1 succesvol
Gebiedsbeschrijving
Voor een beschrijving van deze uiterwaard wordt verwezen naar het reeds geciteerde artikel in de IJsvogel. Wel dient hierbij opgemerkt te worden dat het terrein in het broedseizoen 2013 geheel was afgesloten voor publiek en niet werd begraast in verband met bomruimingen bij de spoorbrug en beginnende werkzaamheden voor het project “Ruimte voor de Rivier”. Deze werkzaamheden bleven echter beperkt tot de directe omgeving van de spoorbrug en hadden geen of weinig invloed op de rest van het gebied. Wel verruigde de vegetatie door het uitblijven van be-
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 1.1 Waakse Oeverloper op basaltblokken van kribbe in de Ossenwaard 21-07-2013.
grazing; korte grazige plekken groeiden dit jaar snel dicht.
Begin broedseizoen
Het broedseizoen 2013 begon veelbelovend. Ondanks de aanhoudende kou werden vanaf half april regelmatig baltsende en parende oeverlopers waargenomen. Ook grensconflicten kwamen veelvuldig voor, waarbij de indringer soms langdurig en over grote afstanden werd achtervolgd. In totaal konden 3 verschillende territoria worden geïdentificeerd. Het “epicentrum” bevond zich rond het centrale deel van de uiterwaard, waar een aantal slenken bij elkaar uitkomen in een plas, met her en der kleine eilandjes. De baltsactiviteiten gingen door tot in de eerste decade van mei; daarna leken de Oeverlopers opeens “spoorloos verdwenen” te zijn. Hieruit mogen we voorzichtig concluderen dat de paren eind eerste week van mei met de eileg zijn begonnen, aannemende dat zodra het legsel compleet is en met broeden wordt begonnen, de baltsactiviteiten snel afnemen. In 2012 begon de eileg in de laatste week van april. Vermoedelijk zijn de oeverlopers in 2013 later begonnen door het koude voorjaar. Opmerkelijk is dat de voorjaarsdoortrek in het
Jaarverslag 2013
Midden-IJsselgebied juist zijn maximum kent in mei, op een moment dat de lokale broedvogels dus al zitten te broeden. Deze doortrekkers zijn ongetwijfeld Noord-Europese broedvogels (Scandinavië/Siberië), die pas later kunnen gaan broeden. Deze late doortrek maakt het inventariseren van broedende Oeverlopers enigszins verwarrend. Mijn persoonlijke indruk is echter dat de doortrekkers vaak een ander biotoop gebruiken dan de lokale broedvogels en zich ook anders gedragen. De doortrekkers worden vooral langs grote plassen en geulen met kale oevers waargenomen, terwijl de broedvogels juist oevers met moerasvegetatie en her en der wilgenopslag afgewisseld met kleine slikrandjes lijken te prefereren. Hoewel een doortrekker volgens de literatuur ook baltsgedrag kan vertonen, blijkt dit nauwelijks uit mijn eigen waarnemingen. Doortrekkers zijn vooral druk met foerageren en opvetten; ze hebben nog een lange reis voor de boeg (Siberië/Scandinavië) en hebben er weinig baat bij om een conflict met lokale broedvogels uit te lokken. Sommige laten bij verstoring (door mens of andere oeverloper) wel eens iets zien of horen dat op balts lijkt, maar dit valt in het niets bij het fanatieke baltsgedrag van de echte broedvogels.
5
Zomerhoogwater; verloren broedseizoen?
Er van uitgaande dat de Oeverlopers in de Ossenwaard in 2013 rond 10 mei een voltallig legsel hadden en zijn gaan broeden, dan zouden de jongen, bij een broedduur van 21-22 dagen, begin juni geboren moeten zijn. Maar daar stak het zomerhoogwater een stokje voor. Eind mei stond de Ossenwaard al voor een groot deel onder water en begin juni kwam het water ineens nog een flink stuk omhoog, waardoor de hele uiterwaard in een grote watervlakte veranderde. De mogelijke broedsels van de oeverlopers zijn hiermee vrijwel zeker allemaal verloren gegaan.
Laat broedsel of vervolglegsel?
Met het zomerhoogwater beschouwde ik het broedseizoen voor de Oeverloper als verloren. Immers in de literatuur staat te lezen dat ze maar één broedsel per jaar hebben. Des te groter was mijn verbazing toen ik op 11 juli bij een avondbezoek aan de Ossenwaard opeens op een tweetal fel alarmerende Oeverlopers stuitte. Het stel liep zenuwachtig heen en weer op een slikrandje langs één van de geulen. Eén van de partners probeerde mij weg te lokken door een lamme vleugel te simuleren. Een derde Oeverloper werd meteen weggejaagd en
langdurig achtervolgd. Alles wees erop dat er jonge pullen aanwezig waren, maar ondanks intensief speurwerk lieten deze zich niet zien. Waarschijnlijk zaten ze goed verstopt in de oevervegetatie. Bij een vervolgbezoek op 16 juli herhaalde dit scenario zich. Op 21 juli vond ik het ouderpaar terug langs de IJssel bij een kribbe met dichte braambegroeiing tussen de basaltblokken. Ook nu werd er weer fanatiek gealarmeerd maar bleven de jongen “onzichtbaar”. Interessant detail: ook vorig jaar bivakkeerde op exact dezelfde kribbe enige tijd een paar met jongen. Pas op 2 augustus kreeg ik eindelijk twee bijna volgroeide jongen te zien. De familie was weer teruggekeerd naar de slenk waar ze ook op 11 en 16 juli rondliepen. Ik schat dat de jongen toen circa 4 weken oud waren. Terugrekenend zijn ze dan rond 05 juli geboren. Bij een broedduur van 21-22 dagen moet het stel dus rond 13-14 juni met het broeden zijn begonnen. Het eerste ei zal in dat geval rond 09 juni gelegd zijn. Dit valt, waarschijnlijk niet geheel toevallig, samen met het terugtrekken van het zomerhoogwater. Hierdoor was niet alleen het gevaar van overstroming geweken, maar ontstonden ook ideale foerageergebieden in de vorm van plasdraszo-
Figuur 1.2 Alarmerende Oeverloper in de Ossenwaard; 16-07-2013.
6
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
nes en slikranden, terwijl al het verse aanspoelsel op de hoogwaterlijn voor geschikte broedplekken zorgde. De twee andere twee broedparen kreeg ik tijdens al deze bezoeken ook regelmatig te zien rond de centrale plas van de Ossenwaard; zij foerageren nog wel als paar, maar hadden duidelijk geen jongen. Het lijkt dus niet uitgesloten dat één van de drie “Ossenwaard” broedparen aan een vervolglegsel is begonnen, een fenomeen dat niet uit de literatuur bekend is. Maar in de Nederlandse context, met een veel langer broedseizoen dan de Noord-Europese populatie lijkt dit ook niet zo verwonderlijk. Hard bewijs voor deze hypothese heb ik echter niet. Mogelijk is dit paar door het koude voorjaar en het hoge water pas laat aan een broedsel begonnen. Begin juni past nog binnen de marge van de eilegperiode zoals aangegeven in de inventarisatie richtlijnen van Sovon (begin mei tot half juni).
Duursche Waarden/Den Nul
1 paar, hoogstwaarschijnlijk succesvol De Duursche Waarden/Fortmond/Roetwaarden worden al sinds 1971 vrijwel jaarlijks door Staatsbosbeheer en de KNNV afdeling Epe/ Heerde op broedvogels onderzocht. Zelf ben ik sinds 2012 actief betrokken bij de inventarisatie van het begrazingsgebied (Oude Steenfabriek / IJsseloeverwal). Tot 2013 ontbrak de oeverloper als broedvogel op de lijsten. Echter, op 19 juni, tijdens de laatste BMP ronde, trof ik een fanatiek baltsende oeverloper aan langs de IJsseloever boven het “schiereiland”van het begrazingsgebied. Dit schiereiland bestaat uit een langgerekte stroomrug, ingeklemd tussen de IJssel en een grote plas. De begroeiing bestaat uit een ruige kruidenvegetatie met bramen en hier en daar kleine grazige delen. Door de kribverlaging heeft de laatste jaren zandafzetting plaatsgevonden op de stroomrug. Bij normale waterstand liggen er mooie zandstrandjes langs de IJssel. Op 19 juni was het water al behoorlijk gezakt en je kon zien dat de stroomrug net niet overstroomd was geweest. Nieuwsgierig naar het vervolg, heb ik ruim een maand later, op 22/07 nog een aanvullend bezoek aan het gebied gebracht. En tot mijn vreugde zat er op vrijwel dezelfde locatie weer een Oeverloper. Nu met
Jaarverslag 2013
partner en fel alarmerend. Het dier vloog ruime tijd met me mee, daarbij af en toe afleidingsgedrag vertonend. Het tweede dier bleef wat afzijdig toekijken vanaf de kribbe, maar leek wel nerveus. Helaas kon ik geen jongen ontdekken, maar die zaten er natuurlijk wel degelijk. Een uur later, op de terugweg en op dezelfde locatie, herhaalde hetzelfde scenario zich. Gezien de late datum, is het aannemelijk dat ook dit stel pas is gaan broeden na de hoogwaterpiek begin juni. Omdat het paar pas laat in het seizoen met baltsactiviteiten begon, mogen we aannemen dat het hier om een laat broedsel gaat, niet om een vervolglegsel.
IJsseluiterwaard Bolwerksweiden (ten noorden van brug A1)
Mogelijk 1 paar met jongen
Hoewel in dit gebied niet echt gezocht is naar broedende Oeverlopers, zag ik op 16 juli een Oeverloper op een rasterpaaltje langs de dijk staan. Dit is op zich al een beetje vreemd, maar bij nadering begon het beest ook nog eens flink te alarmeren en vloog vervolgens tot mijn verbazing het aangrenzende maisveld in. Op de terugweg, ruim een half uur later, herhaalde dit scenario zich. Het leek er dus duidelijk op dat de Oeverloper in de mais jongen verstopt had. Nu is een maisakker niet direct het eerste biotoop waar je aan denkt bij Oeverlopers, maar door het zomerhoogwater begin juni stond deze akker lang plasdras vanwege kwelwater dat onder de dijk doorkwam. Hierdoor werd de groei van de mais wekenlang vertraagd en zelfs in juli waren er nog natte stukken met een vrij ijle maisvegetatie. Dus vanuit deze context bezien was het nog niet zo vreemd voor een Oeverloper om hier heen te trekken met eventuele jongen. Het aangrenzende stukje uiterwaard bestaat uit extensief begraast ruig grasland met een paar plasdras gedeelten en een half dichtgeslibde geul met jonge wilgenopslag en veel oeverbegroeiing. Het biotoop lijkt in zekere zin wel iets op de Ossenwaard, maar heeft minder open water. Tot in juni werd in deze omgeving enkele malen een foeragerende Oeverloper gespot, vooral langs de IJssel, maar deze vogels vertoonden geen territoriaal gedrag. Toch kan, gezien het “broedverdachte” gedrag op 16 juli, niet uitgesloten worden dat hier suc-
7
cesvol is gebroed. Ook in dit geval zou het dan vermoedelijk om een juni-broedsel gaan.
Conclusies In 2013 werden 5 broedparen vastgesteld in het Midden-IJsselgebied verspreid over drie locaties. Hiermee lijkt het Midden-IJsselgebied één van de belangrijkste broedgebieden in Nederland te zijn. De soort lijkt hier ook iets toe te nemen, hoewel de vermeende toename ook wel eens een waarnemerseffect zou kunnen zijn. De indruk bestaat dat de Oeverloper slechts door weinig vogelaars als broedvogel onderkent wordt en daardoor in veel andere gebieden gemist wordt. Eén paar heeft met zekerheid succesvol jongen groot gebracht, twee andere paren naar alle waarschijnlijkheid. De Ossenwaard bij Deventer is met 1-3 broedparen al jarenlang een vast kerngebied voor Oeverlopers. Ook in 2013 waren hier weer drie broedparen aanwezig. Deze leken in de eerste decade van mei met hun legsel te beginnen, ongeveer 2 weken later dan in 2012, vermoedelijk als gevolg van het koude voorjaar. Hoogstwaarschijnlijk zijn al deze legsels weggespoeld met het zomerhoogwater van eind mei/begin juni 2013, net voordat de eieren uitkwamen. Desalniettemin werd op 11 juli toch een broedpaar met jongen vastgesteld in de Ossenwaard. Daarna werden ook op twee andere locaties fel alarmerende Oeverlopers (gepaard met afleidingsgedrag) waargenomen. Op basis van de waarnemingsdata mogen we aannemen dat deze paren pas na de hoogwaterpiek zijn begonnen met de eileg, vermoedelijk in de tweede week van juni. Hoewel dit nog net past binnen de marge van de eilegperiode zoals aangegeven in de inventarisatierichtlijnen van Sovon, lijkt er in het geval van de Ossenwaard sprake van een vervolglegsel, nadat het eerste broedsel verloren ging door het zomerhoogwater. Uit de literatuur is het fenomeen van vervolglegsels onbekend, maar in de Nederlandse context, met een langer broedseizoen dan in het noorden van Europa, moeten we dit misschien niet uitsluiten.
8
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 1.3 Foeragerende Oeverloper
Jaarverslag 2013
9
2
Samenvatting Kranenkamp
2013
Esther Veldhoen
[email protected]
Inleiding Vogelwerkgroep De IJsselstreek voert al enige jaren broedvogel monitoring project tellingen (BMP) uit. In 2013 is voor de tweede keer de Kranenkamp geteld. Het landgoed bestaat overwegend uit naald-, loof- en gemengd bos. Door de afwisseling in landschap zijn in dit gebied vele soorten planten en dieren te vinden. Het geïnventariseerde deel van het gebied bedraagt ruim 71 ha.
Werkwijze Er is gewerkt volgens de Handleiding SOVON broedvogelonderzoek (van Dijk en Boele, 2011). In de periode februari t/m juni werden 10 bezoeken afgelegd waarvan 9 rond zonsopgang en 1 ‘s avonds. De looproute is zo gekozen dat de meeste vogels vanaf het pad goed konden worden waargenomen. Afwisselend werd er gestart bij drie startpunten (A, B en C), dit om te voorkomen dat door tijdsverschil de zangpiek in een bepaald deel van het bos gemist wordt.
Resultaten In totaal zijn van 46 soorten broedvogels territoria vastgesteld. De hoogste aantal territoria zijn te vinden bij Boomklever, Boomkruiper, Glanskop, Goudhaan, Houtduif, Koolmees, Merel, Pimpelmees, Roodborst, Tjiftjaf, Vink, Winterkoning, Zanglijs-
10
ter en Zwartkop. Deze typische bossoorten en holenbroeders zijn ook te verwachten bij de huidige bosvegetatie. Naast de broedvogelsoorten zijn er 15 soorten waarvan geen territoria is vastgesteld. Het betreft: Blauwe reiger, Buizerd, Fazant, Canadese gans, Grote zilverreiger, Keep, Kneu, Meerkoet, Raaf, Sijs, Vuurgoudhaan, Watersnip, Wintertaling, Witte kwikstaart en Wulp. Dit betreft veelal losse waarnemingen of waarnemingen buiten de datumgrenzen.
Houtsniptelling
Op basis van het aanwezige habitat en de ervaringen uit de telling in 2011 bestond het vermoeden dat de Houtsnip als soort werd onder geteld. Daarom, en in kader van het Atlasproject, werd besloten om op 7 juni een avondtelling te houden specifiek voor Houtsnip en eventueel uilen. Houtsnippen zijn eigenaardige vogels die makkelijk gemist worden op inventarisatierondes. Het zijn geen vocale vogels en vliegen alleen wanneer de avondschemer invalt. Om het gebied vlakdekkend te onderzoeken is met 5 tellers verdeeld over het gebied geteld. In totaal zijn er 53 vliegbewegingen waargenomen tussen 21.30 en 22.45 uur. Het aantal paren Houtsnip wordt geschat op 10 a 12. Dit zijn veel meer paren dan in 2011 zijn geteld. Een gerichte telling heeft dus zeker nut voor deze specifieke soort! Er zijn tijdens de telling geen uilen gehoord of gezien.
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 2.1 Houtsnip.
Vergelijking met 2011
Door VWG De IJsselstreek is in 2011 ook een BMP telling uitgevoerd in dit gebied. In totaal zijn er 49 soorten in deze jaren waargenomen op De Kranenkamp. In 2011 waren de Fluiter, Gekraagde Roodstaart en Kleine Bonte Specht nog aanwezig. In 2013 zijn deze soorten verdwenen, maar werden er wel territoria geteld van Heggenmus (3), Roodborsttapuit (1) en Sprinkhaanzanger (1). Kleine Bonte Specht komt uit op 0 territoria dit jaar. Vanwege het koude, natte voorjaar hoeft desondanks niet te worden uitgesloten dat de soort in werkelijkheid ook geen territorium heeft gehad. Deze soort leeft onopvallend en kan bovendien later op de dag territoriaal roepen. Grote afnamen (> 25%) in aantal territoria zijn niet te vinden, met uitzondering van Bonte Vliegenvanger. Deze soort nam met 30 % af. De verwachting is dat het koude en natte weer hier een rol in heeft gespeeld.
te noemen. Verdere toekomstige tellingen zullen dit moeten bevestigen dan wel tegenspreken. Van 11 soorten is de toename meer dan 50%. Dit zijn Appelvink (+ 200%), Boomkruiper (+ 100%), Boompieper (+ 250%), Fitis (+ 400%), Glanskop (+ 180%), Goudhaan (+ 81%), Houtsnip (zie paragraaf 3.1), Koolmees (+ 61%), Winterkoning (+ 55%), Zanglijster (+ 100%) en Zwartkop (+ 105%). De Appelvink doet het goed in De Kranenkamp met een stijging naar 9 territoria. Herhaaldelijk werden exemplaren waargenomen in de toppen van Douglassparren. Verder werden er rondvluchten uitgevoerd door families.
Meer weten? Het volledige verslag is te downloaden via www.vwg-deijsselstreek.nl onder het kopje “Downloads”.
Het grootste deel van de aangetroffen soorten heeft een min of meer gelijk aantal territoria als in 2011. De populaties op de Kranenkamp zijn dus op basis van deze metingen (voorlopig) stabiel
Jaarverslag 2013
11
3
Broedvogels van de Gorsselse Heide
Piet Schermerhorn
[email protected]
Inleiding In 2013 werd de Gorsselse Heide door twee leden van de VWG “De IJsselstreek” (Gerrie Roetert en ondergetekende) integraal op broedvogels geïnventariseerd. In het verleden zijn ook al inventarisaties uitgevoerd in dit gebied. Het oudst bekende broedvogel onderzoek dateert uit 1969. Daarna is het gebied ook in 1983, 1984 en 2004 volledig geïnventariseerd. Daarnaast heeft Jules Philippona vanaf 1995 tot en met 2003 het gebied jaarlijks op heidevogels onderzocht. Dit alles bij elkaar levert een schat aan informatie op en biedt de mogelijkheid om verschillende jaren met elkaar te vergelijken en trends vast te stellen. In dit artikel worden, na een korte terreinbeschrijving en wat algemene resultaten, een aantal bijzondere soorten, opvallende nieuwkomers en verdwenen soorten apart besproken. Vervolgens worden enkele soorten met een opmerkelijk positieve trend en de meest algemeenste soorten behandeld en wordt dieper ingegaan op de heidevogels. Het stuk wordt afgesloten met enkele opmerkingen over het beheer van het terrein.
Terreinbeschrijving Het gebied is ruim 110 hectare groot en wordt gekenmerkt door een centraal gelegen heideveld van zo’n 40 hectare, met daaromheen een brede zoom van oud (naald)bos, begrensd door openbare zandwegen. De heide is het laatste restant van de uitgestrekte heidevelden die hier
12
eeuwen geleden nog aanwezig waren. Nadat het gebied decennia lang als militair oefenterrein gebruikt was, verkreeg de Stichting IJssellandschap in 2009 het eigendomsrecht. Het beheer is uitbesteed aan de Stichting Marke Gorsselse Heide. Het heidegebied is van oorsprong nat en vochtig, met in zuidelijke richting overgangen naar droge heide. Delen van de heide zijn begin deze eeuw geplagd en nu begroeid met dopheide. Overige delen zijn vooral vergrast met pijpestrootje. In de natste delen komt veel gagel voor. Het bos wordt gedomineerd door oude grove dennen, grotendeels ontstaan uit natuurlijke opslag op heide. Hier en daar komen ook oude eiken, berken en beuken in menging voor. Het bos heeft een vrij open structuur, waardoor zich op veel plaatsen een gevarieerde struiklaag heeft ontwikkeld van vooral berk, vuilboom en zomereik. In de overgang van bos naar heide liggen een aantal kleine waterpartijen, restanten uit de periode dat het gebied nog militair oefenterrein was en er behoefte was aan zand voor kogelvangers, een (tank)gracht voor de cavalerie en blusvijvers.In het zuidoosten ligt een graslandenclave met twee woonboerderijen met veel erfgroen.
Methode Vanaf begin maart tot half juli werd het gebied tien keer in de vroege ochtenduren integraal op broedvogels geïnventariseerd volgens de BMP richtlijnen van SOVON. Om Houtsnippen en an-
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
dere nocturne vogels in kaart te brengen werden twee aanvullende avondtellingen uitgevoerd. Een gemiddeld ochtendbezoek begon ruim voor zonsopkomst en duurde 4 tot 5 uur. Alle veldgegevens zijn ingevoerd via het computersysteem van Sovon. Via de zogenaamde “clustermethode” zijn van alle soorten verspreidingskaarten geproduceerd.
Algemene resultaten Bij de diverse broedvogelinventaristaties zijn in totaal zo’n 73 verschillende soorten vastgesteld als broedvogel. Hieronder bevindt zich een relatief groot aantal bijzondere en zeldzame soorten. Het is opvallend dat de soortenlijst bij elke opvolgend inventarisatie langer wordt; in 1969 werden “slechts” 40 soorten vastgesteld, in 2013 was dat aantal met 40% toegenomen naar 56 soorten. Het totaal aantal territoria/broedparen van alle soorten tesamen neemt in diezelfde periode nog veel sterker toe. In 1969 werden ongeveer 275 territoria gevonden, ruim 4 decennia later verdubbelde dit aantal naar 559. De grootste toename (zowel qua soorten als aantallen per soort) zit in de categorie bosvogels. Het ouder wordende bos biedt blijkbaar aan steeds meer soorten een gunstig habitat. De groep van heidevogels blijft in diezelfde periode redelijk stabiel, hoewel soms flinke jaarlijkse schommelingen optreden.
Bijzondere broedvogels 2013
Een wel zeer bijzondere ontdekking was een broedpaar Pijlstaarten. Het paar werd voor het eerst waargenomen langs een wetering net buiten het inventarisatiegebied en vertoonde duidelijk “broedverdacht” gedrag (mannetje op wacht, vrouwtje druk aan het foerageren). Bij latere inventarisatie rondes werd het mannetje meermalen in het gebied bij één van de waterpartijen gesignaleerd. Het is niet duidelijk of er jongen zijn groot gebracht. In Nederland is de Pijlstaart een zeer zeldzame broedvogel, met jaarlijks slechts 10-20 paar. Een andere “krent in de pap” betrof de Wespendief, een heimelijke “Afrikaanse” soort, die slechts naar Nederland komt om even snel te broeden. Het paar van de Gorsselse Heide betrok een verlaten havikhorst en wist twee jongen groot te brengen, die in de tweede helft van augustus uitvlogen. De totale Nederlandse broed-
Jaarverslag 2013
vogelpopulatie wordt geschat op 500-650 paren. Ook vermeldenswaardig is het voorkomen van de Ransuil. Deze soort was vroeger vrij algemeen in Nederland maar is de laatste decennia gestaag achteruitgegaan en voorlopige resultaten van het nieuwe Atlasproject van SOVON (2012-2015) zijn ronduit alarmerend. Op de Gorsselse Heide werden echter nog twee territoria vastgesteld; een relatief hoog aantal tegen de landelijke context bezien. In 2012 werden in beide territoria zelfs piepende jongen gehoord.
Nieuwkomers
De meest opvallende nieuwkomer in het gebied is de Grauwe Gans, een soort die meestal niet met heide en bos geassocieerd wordt. Maar blijkbaar zijn de waterpartijen in het gebied groot genoeg om Grauwe Ganzen aan te trekken. In de zestiger jaren van de vorige eeuw was de Grauwe Gans nog een uitermate zeldzame broedvogel in Nederland. Met uitzetprojecten werd voorkomen dat de soort zou uitsterven. Toen de Gorsselse Heide in 1969 op broedvogels werd geïnventariseerd konden de toenmalige tellers niet vermoeden dat de Grauwe Gans zich als broedvogel in het terrein zou gaan vestigen. Landelijk is de Grauwe Gans sinds 1995 aan een exponentiële spurt begonnen, die nog steeds door lijkt te gaan. Blijkbaar worden nu ook de meer marginale gebieden als de Gorsselse Heide bevolkt. Wanneer de soort het gebied precies heeft gekoloniseerd is niet helemaal duidelijk, maar ook in 2012 waren er al indicaties voor broeden. Vermoedelijk zijn de eerste pioniers rond 2010 verschenen. In 2013 werd het aantal paren op vijf geschat. Hoewel geen zekere broedgevallen werden geconstateerd, werd wel tot drie keer toe een luid gakkende gans bij een oud kraaiennest in een grove den waargenomen. Het fenomeen van in bomen broedende Grauwe Ganzen is in Nederland al vaker waargenomen, met name in nesten van Blauwe Reigers en roofvogels. Een andere nieuwkomer (na vele decennia van afwezigheid), de Nachtzwaluw, wordt onder het kopje heidevogels behandeld.
Verdwenen soorten
Vijf soorten lijken definitief verdwenen: Fazant, Wulp, Zomertortel, Koekoek en Wielewaal. Het verdwijnen van de Fazant heeft ongetwijfeld te maken met veranderingen in de jachtwet. Het
13
fokken en uitzetten van Fazanten ten behoeve van de jacht is al geruime tijd verboden en blijkbaar heeft de soort zich zonder menselijke hulp niet kunnen handhaven. De Wulp was tot in de jaren tachtig een vaste broedvogel met zo’n drie paren. Wulpen broedden destijds in heel Nederland vooral in natte heidevelden, hoogvenen en duingebieden. Later zijn ze een voorkeur gaan ontwikkelen voor graslandgebieden en verdwenen ze ook uit de Gorsselse Heide. Momenteel zit er nog steeds een klein aantal paren in de agrarische omgeving, maar met het steeds intensiever wordende graslandbeheer zal deze populatie vermoedelijk niet lang meer stand houden. De Zomertortel en Wielewaal zijn soorten die in heel Nederland sterk achteruit zijn gegaan. Opvallend is dat de Wielewaal in 1969 nog met twee territoria voorkwam. In de jaren daarna is deze jodelende zomergast verdwenen als broedvogel. Ook de Koekoek behoort tot de categorie verdwenen broedvogels. In de laatste decennia van de vorige eeuw bezette deze nestparasiet jaarlijks nog 1-2 territoria, maar sinds de eeuwwisseling laten alleen doortrekkers zich af en toe nog horen. Koekoeken zijn in veel gebieden in Nederland achteruitgegaan, maar weten zich in de IJsseluiterwaarden nog goed te handhaven.
Zo’n 30-40 jaar geleden ontbraken zij nog in het geheel of waren uiterst zeldzaam; nu zijn deze soorten zeker algemeen te noemen en de Zwartkop heeft zich zelfs een plaats in de top 5 van meest algemene soorten verworven. Dit heeft alles te maken met het ouder worden van het bos. Het relatief jonge en eenvormige pionierbos uit de jaren zestig heeft zich geleidelijk aan ontwikkeld tot een vrij gevarieerd en natuurlijk bos. Hierdoor is onder andere het aandeel dode en kwijnende bomen toegenomen, die aantrekkelijk zijn voor de Grote Bonte Specht om een nestholte in uit te hakken en insecten uit te peuteren. Oude nestholtes worden op hun beurt graag gebruikt door Boomklevers. De struiketage die zich op veel plaatsen heeft kunnen vormen is weer zeer aantrekkelijk voor de Zwartkop.
Sterk toegenomen soorten
Vergelijking met vorige inventarisaties laat zien dat vooral onder de typische bosvogels veel soorten zijn toegenomen. Dit geldt bijvoorbeeld voor Merel, Kuifmees, Pimpelmees en Boomkruiper, maar de meest in het oog springende soorten zijn Grote Bonte Specht, Boomklever en Zwartkop (zie tabel 1). Figuur 3.1 Grote Bonte Specht.
Tabel 3.1 Soorten met opvallend positieve trend Soort Grote Bonte Specht Zwartkop Boomklever
1969
1983
1984
2004
2013
1 0 0
2 1 0
5 2 1
6 ng* 5
12 29 15
*) ng= niet geteld
14
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Meest algemene soorten in 2013 en 1969
Heidevogels
Tabel 3.2 De vijf meest algemene soorten in 2013 en 1969
De heidevogels zijn als groep, met de nodige schommelingen, in de loop der jaren globaal redelijk stabiel gebleven. Hoewel de Wulp in de jaren tachtig uit het gebied verdween, wist in de jaren negentig de Roodborsttapuit zich juist te vestigen. In eerste instantie nog als onregelmatige broedvogel, maar inmiddels is de soort al ruim 10 jaar een vaste broedvogel met 2-5 territoria. De toename van deze soort volgt hiermee de landelijke trend. Sinds kort kan ook het geratel van de Nachtzwaluw op de hei gehoord worden. De Nachtzwaluw werd voor het eerst (her)ontdekt in 2012, toen er zeker 1 territoriaal paar aanwezig was. In 2013 werd de soort wel gehoord op twee opeenvolgende avonden, maar daarna bleef het stil, zodat onduidelijk is of de soort echt gebroed heeft Landelijk zit de Nachtzwaluw de laatste jaren in de lift, zodat we mogen verwachten dat de soort in de toekomst tot de vaste broedvogels gaat horen. Op de Sallandse Heuvelrug bevindt zich inmiddels een fors bolwerk, en ook dichterbij, op het Grote Veld, zitten al enkele broedparen. Vermoedelijk heeft de Nachtzwaluw tot in de zestiger jaren van de vorige eeuw nog in het gebied gebroed getuige een opmerking in het inventarisatierapport van de CJN van 1969, maar is daarna decennia lang verdwenen.
In tabel 2 zijn de vijf meest algemene soorten uit 2013 op een rijtje gezet en vergeleken met die uit 1969. Opvallend is dat de Fitis ruim 40 jaar geleden ook al met 70 territoria de meest talrijke broedvogel was. Hoewel het aantal territoria momenteel iets lager ligt, voert deze soort nog steeds de lijst van meest algemene soorten aan. Verder zien we dat Koolmees, Roodborst en Boompieper zowel toen als nu op de lijst staan. Wel liggen de aantallen momenteel op een veel hoger niveau. Geelgors en Matkop komen in 2013 niet meer voor in de “top 5”. Zij zijn ingehaald door nieuwe soorten als Vink, Merel, Pimpelmees en Zwartkop. Deze soorten hebben duidelijk geprofiteerd van het ouder worden van het bos. Zeer verrassend is dat de Matkop in 1969 nog in de top 5 voorkwam. Sindsdien is deze mezensoort zowel landelijk als lokaal gestaag achteruitgegaan. Van de 15 territoria uit de jaren zestig zijn er nu nog maar 3 over. De Matkop is hiermee de enige (nu nog voorkomende) soort in het gebied die een structurele afname vertoont en op termijn zelfs dreigt te verdwijnen. Enigszins onduidelijk is waar deze achteruitgang aan te wijten valt.
Top 5 in 2013 Fitis Vink Merel/Koolmees Pimpelmees/Boompieper Roodborst/Zwartkop
Jaarverslag 2013
Top 5 in 1969 59 43 32 30 29
De Boomleeuwerik komt al voor op de lijst uit 1969 en sindsdien is zijn jubelend zang bij elke invenFitis 70 tarisatie gehoord, al zijn de aanRoodborst 21 tallen heel wisselend. In topjaren Koolmees/ Geelgors 19 worden soms wel 8 territoria geteld; in magere jaren blijft de teller Matkop 15 hangen bij 1 of 2 broedparen. Dit Boompieper 13 heeft ongetwijfeld te maken met omstandigheden in de overwinteringsgebieden. De Gorsselse Heide is één van de weinige gebieden in de Achterhoek waar deze soort tot broeden komt. De Boompieper lijkt het sinds de eeuwwisseling duidelijk beter te doen dan in de decennia daarvoor. Tot 2000 lag het jaargemiddelde op 16 territoria, daarna op 28. Niet alle Boompiepers zitten op de hei; een deel van de populatie broedt langs de buitenrand of in kleine halfopen plekken in het bos.
15
De Geelgors is ook een oudgediende in het gebied. Hoewel de stand elk jaar wat wisselt lijkt de populatie sinds 1969 redelijk stabiel met 12-16 broedparen. Topjaren zoals 1996 met 21 broedparen lijken uitzonderlijk. Ook hier zien we dat een deel van de populatie zich heeft gevestigd aan de buitenrand van het gebied langs de zandwegen op de overgang van bos en grasland. Zelfs verderop in het agrarische landschap komen verspreid nog enkele broedparen voor van de Geelgors. Dit is een vrij uitzonderlijk fenomeen, want hoewel de Geelgors vroeger juist veel in het boerenland op de zandgronden voorkwam is hij daar nu vrijwel verdwenen. Door schaalvergroting en intensief grondgebruik is dit landschap vaak zodanig verarmd dat er geen plaats meer is voor Geelgorzen (en andere soorten).
vervlakt. Sloten en watergaten worden gedempt om wegzijging van grondwater zoveel mogelijk te voorkomen. Het rabatten bos in het noordoosten, van oorsprong een kwelgebied, zal ontbost worden en weer in zijn oorspronkelijke staat opgeleverd worden. Ook in de direct aangrenzende graslanden zal het nodige gaan veranderen: hier wordt de (verrijkte) bovenlaag verwijderd en zal de waterhuishouding aangepast worden. De populatie heidevogels zal hierdoor vrijwel zeker toenemen, maar ook soorten van open bosranden zoals Gekraagde Roodstaart, Kneu, Putter en Fitis zullen hier van profiteren. Het aantal territoria van de bosvogels zal daarentegen vermoedelijk iets afnemen. Dat zich nieuwe soorten zullen vestigen is niet ondenkbaar.
Tabel 3.3 Overzicht heidevogels Gorsselse Heide Soort
‘69
‘83
‘84
‘95
‘96 ‘97
‘98 ‘99 ‘00
‘01 ‘02
‘03 ‘04 ‘13 Gem.
Wulp Nachtzwaluw Boomleeuwerik Roodborsttapuit Boompieper Geelgors
3 ? 4 0 13 19
3 0 1 0 13 6
1 0 1 0 15 12
0 0 8 2 15 11
0 0 5 0 20 21
0 0 2 2 19 16
0 0 7 0 34 14
0 0 4 1 29 13
0 0 7 0 9 17
0 0 4 2 23 12
0 0 8 0 30 11
0 0 4 1 30 12
0 0 2 2 16 13
0 1* 5 4 30 12
nvt nvt 4,4 1 21,1 13,5
*) Nachtzwaluw: in 2012 1 zeker broedpaar. In 2013 een mogelijk territorium.
Het terreinbeheer De afgelopen 10-15 jaar richtte het beheer zich vooral op het behoud, herstel en uitbreiding van de heide, door kleinschalig te plaggen, bosopslag te verwijderen en te begrazen met schapen en runderen. Het bosbeheer was over het algemeen extensief, met ruimte voor natuurlijke ontwikkelingen. In de komende jaren staat natuurontwikkeling en –herstel centraal en zal het gebied ingrijpend “aangepakt” worden. Het heide areaal wordt verder vergroot door bosranden terug te dringen en geleidelijke overgangen te creëren tussen heide en bos. De waterpartijen zullen vrijgesteld worden van bomen en struikgewas en de oevers
16
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Tabel 3.4 Broedvogels Gorsselse Heide per inventarisatiejaar Soort
1969
1983
1984
2004*
2013
Dodaars Grauwe Gans Wilde Eend Pijlstaart Wespendief Havik Sperwer Boomvalk Torenvalk Buizerd Fazant Waterhoen Meerkoet Houtsnip Wulp Holenduif Houtduif Zomertortel Turkse Tortel Koekoek Bosuil Ransuil Nachtzwaluw Groene Specht Zwarte Specht Grote Bonte Specht Kleine Bonte Specht Boomleeuwerik Boerenzwaluw Boompieper Witte Kwikstaart Winterkoning Heggenmus Roodborst Nachtegaal Gekr. Roodstaart Roodborsttapuit Merel Zanglijster
1 4 + 1 1 3 6 2 + ? 1 1 4 13 5 5 21 1? 11 10 9
5 + 3 1 12 1 + 2 1 13 16 + 19 5-12 13 5
3 1 3 1 1 6+ 1 1 2 1 1 5 1 15 12 4 32 5 21 8
ng 1 1 1 1 1 2 1 ng 3 2 2 1 6 3 2 16 ng ng ng 5 2 ng 7
5 4 1 1 2 1 3 1 19 2 2 1? 1 2 12 2 5 5 30 1 15 6 29 6 4 32 12
Jaarverslag 2013
17
Grote Lijster Braamsluiper Grasmus Tuinfluiter Zwartkop Fluiter Tjiftjaf Fitis Goudhaantje Vuurgoudhaantje Grauwe Vliegenvanger Bonte Vliegenvanger Staartmees Glanskop Matkop Kuifmees Zwarte Mees Pimpelmees Koolmees Boomklever Boomkruiper Wielewaal Gaai Ekster Kauw Zwarte Kraai Spreeuw Huismus Ringmus Vink Groenling Putter Kneu Kruisbek Goudvink Appelvink Geelgors Rietgors Totaal aantal zekere broedvogels Mogelijke broedvogels
2 1? 1 12 70 ? ? 1 3 4 15 2 4 3 19 3 2 + + + + 9 1 ? 19 -
1 9 1 1 4 39 15 + 1 + + + 2 4 4 21 3 ca 3 + + + Min 4 12 6 1
9 2 1 4 36 2 1 1 1 9 8 7 5 21 1 2 2 1 1 3 30 1 1 1 12 1
5 4 ng 1 ng 18 ng 4 2 ng 8 ng 14 12 ng ng 5 ng ng ng ng ? ? ng ? 1 4 1 13 -
2 1 4 29 3 17 59 8 2 6 8 3 14 4 30 32 15 15 7 8 6 3 4 43 4 4 3 1? 6 4 12 -
40 6
41 0
46 0
50 3
56 2
*) 2004: algemene soorten niet geteld (ng)
18
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 3.2 Boompieper. Met 30 paar goed vertegenwoordigd op de Gorsselse Hei.
Jaarverslag 2013
19
4
Verslag uilenwerkgroep
2013
Klaas Spijker
[email protected]
Inleiding
Resultaten
Het werkgebied van de uilenwerkgroep omvat globaal het landelijk gebied van gemeente Deventer, zonder het gebied rond Bathmen – Lettele/Okkenbroek , dat verzorgd wordt door de uilenwerkgroep van Bathmen ( olv Dhr. Hotsma). Het gebied ten zuiden van de A1 (Epse/ Gorssel) en ten westen van de IJssel (Wilpse Klei en Steenen Kamer) is pas in 2012 erbij gekomen. De groep richt zich hoofdzakelijk op Steenuilen en in mindere mate ook op Kerkuilen. Territoria worden opgespoord door middel van geluid. Er worden kasten geplaatst en deze worden in het broedseizoen regelmatig geïnspecteerd om het broedsucces te bepalen. De kasten worden gemaakt in de werkplaats in Diepenveen. De werkgroep bestond in 2013 uit de volgende personen:
2013 was voor de Steen- en Kerkuilen in ons werkgebied een erg mager jaar qua broedsucces (zie tabel 1). Predatie door Steenmarters wordt gezien als een belangrijke bedreiging. Door STONE, de Steenuilenwerkgroep Nederland is gewerkt aan de ideale Steenuilenkast die Steenmarterproof is. Dankzij crowd-funding en met steun van Vogelbescherming is er 10.000 Euro opgehaald voor een marterproofkast waarvan men denkt dat die zou moeten werken (zie afbeelding 1). In de werkplaats in Diepenveen worden de door STONE geleverde bouwtekeningen inmiddels bestudeerd. De Steenmarter moet nu bijna zijn rug breken om erin te komen maar er zijn alweer geluiden dat hij dat er ook voor over heeft! Er zijn door de groep in Schalkhaar marteruitwerpselen waargenomen voor de ingang van de kast, dus het kan ook zijn dat de marter afwacht totdat de Steenuilen naar buiten komen.
- Deventer-oost (Schalkhaar): Jaap Kloezeman, Wim Visser en Hans Blauw. - Deventer- noord (Diepenveen): Klaas Spijker, Anne Buitenhek en Wessel Slob (res.) - Deventer zuid Epse/ Wilpse Klei: Stephan van de Voort, Suze Beerten en Han Grobbe
20
In tabel 4.1 staan de resultaten van de werkgroepen samengevat. Voor het eerst is dit jaar geprobeerd om de gegevens in te voeren door middel van het digitale nestkaartenprogramma van Sovon. Dit bleek niet eenvoudig. Er zijn inmiddels ,mede naar aanleiding van contact dat door de werkgroep is opgenomen met SOVON, aanpassingen gedaan aan het invoerprogramma.
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Tabel 4.1 Samenvatting resultaten steenuilenwerkgroep 2013 Diepenveen: Aantal nestkasten in werkgebied : 24 steenuilkasten, minstens 7 kerkuilkasten Schatting totale aantal broedparen : 3 steenuilenparen en 1 kerkuilenpaar.
Steenuilen
aantal bezette kasten 3
aantal succesvolle broedparen 3
aantal uitgevlogen jongen 8
Kerkuilen
1
0
0
Schalkhaar: Aantal nestkasten in werkgebied : 17 steenuilkasten en 5 kerkuilkasten Schatting totale aantal broedparen: ?
Steenuilen
aantal bezette kasten ?
aantal succesvolle broedparen 2
aantal uitgevlogen jongen 7
Kerkuilen
1
1
0
aantal succesvolle broedparen 0
aantal uitgevlogen jongen 0
Deventer Zuid Aantal nestkasten in werkgebied : 9 steenuilkasten
Steenuilen Kerkuilen
aantal bezette kasten 1
Geen kerkuilenkasten gecontroleerd
Figuur 4.1 marterproofkast (bron: Nieuwsbrief STONE, 1 februari 2014)
Jaarverslag 2013
21
5
Roek (Corvus frugilegus) als broedvogel in Deventer en Colmschate 2012 en 2013
Piet Schermerhorn
[email protected]
Inleiding Deventer en Colmschate vormen al vele jaren een belangrijk broedgebied voor de Roek. Daarbij lijkt Colmschate door de jaren heen steeds belangrijker te worden. Andere belangrijke broedgebieden binnen het werkgebied van de vogelwerkgroep liggen in Twello en Zutphen. Veel kolonies worden al jarenlang geteld en onder andere door SOVON gebruikt om de landelijke trend te bepalen. Over het wel en wee in de eigen regio is echter zelden gerapporteerd. De in 2011 opgerichte werkgroep Onderzoek en Publicatie (WOP) van de VWG de IJsselstreek heeft zich onder andere als doel gesteld om meer inzicht te verkrijgen in de kolonievogels en daarover te rapporteren. Dit artikel is een eerste aanzet hiertoe. Ik beperk mij hierbij tot de Roekenkolonies van Deventer en Colmschate, het kerngebied van de vogelwerkgroep.
Methode en volledigheid Zowel in 2012 als 2013 werden alle kolonies in Deventer en Colmschate op zijn minst een keer geteld net voordat de nestbomen in blad kwamen. Sommige kolonies werden 2 keer geteld met een interval van 1-2 weken. Hierbij valt op dat de laatste telling altijd meer nesten oplevert dan de eerste. Blijkbaar start een deel van de broedvogels pas laat in het seizoen met nestbouw. Bij de telling werden ook nesten in aanbouw meegerekend. De meeste kolonies werden door mijzelf geteld, hier en daar met aanvullin-
22
gen van Eric Lam, stadsecoloog van Deventer. Als “nieuwkomer” binnen het werkgebied van de VWG heb ik een deel van de kolonies op weten te sporen via waarneming.nl. Met name in Colmschate werden veel kolonies “ontdekt” door in de wijken rond te rijden en vliegbewegingen van roeken met nestmateriaal of volle krop te volgen. De kolonie bij het winkelcentrum Keizerslanden werd pas na het broedseizoen in november 2013 ontdekt toen de bomen kaal waren. Het aantal nesten dat op dat moment aanwezig was is als referentie aangehouden, maar het is goed mogelijk dat een aantal nesten er al door de wind uitgewaaid was. Hoewel de meeste kolonies wel in kaart gebracht zijn (en vaak ook al jaren bekend waren), zullen in de uitgestrekte groene nieuwbouwwijken van Colmschate misschien wel wat solitaire nesten of kleine kolonies gemist zijn. Deze zullen echter weinig of geen invloed hebben op het totaal beeld.
Geografische verspreiding Bij het onderzoek is onderscheid gemaakt in drie telgebieden: Deventer, Colmschate-Noord en Colmschate-Zuid. De Holterweg die het centrum van Colmschate doorkruist werd hierbij als grens aangehouden tussen noord en zuid. Het grootste deel van de broedpopulatie van Deventer zit geconcentreerd in het Nieuwe Plantsoen (Ceintuurbaan) en de aangrenzende woonwijk Borgele. Daarnaast liggen er kleine kolonies in de Rivierenwijk-Oost en Keizerslanden. Opvallend genoeg bevinden zich geen kolonies in het uitgestrekte industrie- en bedrijvengebied
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
aan de zuidkant van Deventer. In ColmschateNoord wordt vooral gebroed in de langgerekte groene zone gevormd door het Gooikerspark en landgoed Oostrik, ingeklemd tussen de Vijfhoek in het noordoosten en de woonwijken ‘t Oostrik ea in het zuidwesten. In de woonwijken zelf wordt maar mondjesmaat gebroed.Ook in Colmschate-Zuid ligt een groene gordel die deels de woonwijken van het handelspark de Weteringen scheidt. Deze groenstrook met percelen oud loofbos is het belangrijkste broedgebied. Ook hier wordt weinig in de aangrenzende woonwijken gebroed. De kolonies van de Roek beperken zich volledig tot de bebouwde kom van Deventer en Colmschate; in het aangrenzend agrarisch buitengebied bevinden zich geen broedkolonies.
Overzicht kolonies Tabel 5.1 geeft per kolonie het aantal getelde nesten weer in 2012 en 2013. Hierbij valt op dat de broedpopulaties van Deventer en Colmschate-Noord ongeveer even groot zijn (ruim 400 broedparen). De aantallen in Colmschate-Zuid liggen zo’n 40% lager. Deventer en Colmschate herbergen tesamen ruim 1000 broedparen en vormen daarmee een belangrijk bolwerk in de regio.In 2013 werden 6 nieuwe kolonies ontdekt met een totaal van 43 nesten. Een andere kleine kolonie was in 2013 niet meer bewoond. In totaal nam het aantal kolonies toe van 16 in
2012 naar 21 in 2013. De meeste nieuwe kolonies liggen in de buurt van oude kernkolonies en kunnen min of meer als satelliet vestigingen beschouwd worden. De grootste kolonie, met in beide jaren ruim 300 nesten, ligt aan de Ceintuurbaan in het Nieuwe Plantsoen te Deventer. Maar ook Colmschate kan bogen op een drietal forse kolonies van meer dan 100 nesten. Ruim driekwart van de totale broedpopulatie is gevestigd in deze 4 grote kolonies. De gemiddelde koloniegrootte over beide seizoenen ligt op ruim 60 nesten. Zowel in Borgele als in de Rivierenwijk werden in beide jaren solitair broedende Roeken aangetroffen, iets wat in de literatuur als “ongebruikelijk” wordt betiteld. Deze solitaire broeders zijn bij de berekening van de gemiddelde koloniegrootte buiten beschouwing gelaten. Hoewel de jaartotalen van 2012 en 2013 elkaar niet veel ontlopen, viel het broedseizoen 2013 bijna 2% hoger uit dan dat van 2012. Weliswaar namen de aantallen in Deventer iets af (ca 4%), maar deze afname werd weer gecompenseerd door een toename van 6 % in Colmschate. Deze lichte toename is in zekere zin verrassend, gezien de negatieve landelijke trend, maar ook omdat het voorjaar 2013 extreem koud was. Misschien ligt de verklaring in het feit dat het voorjaar niet alleen koud, maar ook erg nat was, waardoor het stapelvoedsel van de Roek (emelten, engerlingen ed.) beter bereikbaar was.
Figuur 5.1 Roek op zoek naar eten.
Jaarverslag 2013
23
Tabel 5.1 Overzicht kolonies Roek 2012-2013 Locatie
2012
2013
Deventer Nieuwe Plantsoen/Ceintuurbaan Smokkelpad/Overstichtlaan Dreef/Bejaardenhuis Borgele Borgele Winkelcentrum Woonwijk Borgele (solitaire nesten) Rivierenwijk-Oost (incl. enk. solitaire nesten) Margijnenenk/W.de Zwijgerlaan Keizerslanden/Winkelcentrum Lebuinuslaan/Radboutlaan Totaal Deventer
306 41 10 17 2 29 6 411
302 17 8 20 2 31 0 11 3 394
Colmschate - Noord Oerdijk thv brug Overijsels kanaal Colmschaterstraatweg/Tennisbanen Colmschaterstraatweg/Nulendsweg Leonard Springerlaan thv landgoed Oostrik Colmschaterstr.weg/landgoed Oostrik Sportcomplex “De Achterhoek”/Leo Halleweg Vijfhoeksweg/Veerispad Totaal Colmschate - Noord
8 26 111 50 199 8 402
4 28 111 25 232 8 16 424
Colmschate - Zuid Winkelcentrum Joke Smitstraat Somervaart/Mina Krusemanlaan Treurwilgpad/Levensboompad Gooikersdijk/Kromhoutstraat Oude Oxersteeg/Keizersweg Totaal Colmschate - Zuid
7 66 162 235
6 56 3 3 7 175 250
Totaal Colmschate Aantal kolonies
637 16
674 21
1048
1068
Totaal Deventer/Colmschate
24
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Landelijke trend
Conclusies
De Roek nam vanaf de jaren tachtig van de vorige eeuw gestaag toe tot in 2002 een keerpunt werd bereikt en de trend omgezet werd in een negatieve lijn (Meetnet Broedvogels SOVON / CBS). Sindsdien nam de stand met een kwart af en bevindt hij zich momenteel weer op het niveau van begin jaren negentig. De laatste jaarindexen suggereren echter dat de afname aan het afvlakken is. Regionaal zijn er natuurlijk verschillen en bepaalde streken doen het beter dan andere. In de Achterhoek bijvoorbeeld namen de aantallen sinds 2008 juist heel geleidelijk toe tot een maximaal aantal in 2012 (Sovon nieuws febr.2014). De landelijke afname wordt vooral verklaard door voedselgebrek in de jongenfase, waardoor de reproductie de laatste 10 jaren is afgenomen. Blijkbaar is er in het grootschalig intensief beheerde agrarisch gebied niet meer voldoende voedsel te vinden om de jongen groot te brengen. Verstoring, vervolging en kap van nestbomen kunnen plaatselijk ook een negatief effect hebben, maar hebben eerder tot gevolg dat paren zich verspreiden over naburige kolonies of satellietkolonies stichten.
De urbane agglomeratie Deventer/ Colmschate vormt met ruim 1000 broedparen een belangrijk Roekenbolwerk in de regio. Bijna 2/3 deel van alle broedparen broedt in Colmschate. In Colmschate nam het totaal aantal broedparen in 2013 licht toe, terwijl de aantallen in Deventer iets afnamen. Globaal groeide de populatie met bijna 2 %. Landelijk gaat de Roek sinds 2002 jaarlijks in aantal achteruit. Of de toename zich de komende jaren voortzet zullen de vervolgtellingen moeten uitwijzen. De extreem zachte winter 2013/2014 en het daaropvolgende warme voorjaar lijken in principe positief voor een standvogel als de Roek. Deventer 25 maart 2014
Roek met overvolle krop op weg naar nest
Jaarverslag 2013
25
6
De Vogelatlas telling blok 27-57
Ellen Somhorst, Ab Winkelman
[email protected]
Gebiedsbeschrijving
Resultaten winterseizoen
Atlasblok 27-57 ligt ten noordoosten van Deventer. Links onder in het blok zit het oostelijke stuk van Schalkhaar. Linksboven ligt de grens ongeveer bij de Kranenkamp. De begrenzing rechts is net ten noordwesten van Lettele en aan de rechter benedenhoek raken we net de Bannink niet. Het blok wordt diagonaal doorsneden van zuidwest naar noordoost door het Overijssels Kanaal.Dit atlasblok bestaat grotendeels uit groen biljartlaken, ook wel genoemd intensief beheerd landbouwgebied. Vooral weiden die om de paar weken in het seizoen gemaaid worden, funest voor weidevogels zoals verderop te lezen is. Op de meeste akkerbouw terreinen wordt maïs verbouwd. Dit wordt afgewisseld met kleine bos percelen die hoofdzakelijk bestaan uit gemengd bos en een enkel stukje moerasbos links van het Overijssels kanaal ongeveer midden in het atlasblok. De bebouwing in het agrarisch gebied bestaat vooral uit netjes opgeruimde grote boeren bedrijven, afgewisseld met een enkele kleinere boerderij waar het soms wat rommeliger is, wat gelijk meer vogels oplevert. Een aantal buiten wegen hebben boom beplanting en op een paar honderd meter na zijn ze allemaal verhard. Boomwallen zijn op enkele plekken te vinden. Industriegebied is er, op de boerenbedrijven na, amper in dit atlasblok. De helft van Schalkaar valt onder dit blok met gemiddeld jaren 60 tot 80 bebouwing. Het andere bebouwde gedeelte is het noordelijk deel van Colmschate dat nieuwbouw mag heten met smalle watertjes tussen een gedeelte van de bebouwing.
Gedurende de wintertellingen hebben we totaal 67 verschillende soorten vogels geteld. Wat ons erg opviel was dat er blokken waren waar bijna geen enkele vogel werd waargenomen, waarschijnlijk had dat er ook mee te maken dat het weer dan ook niet altijd stralend was.
26
Leuke waarnemingen zijn bijvoorbeeld lekker veel Knobbelzwanen op de grasrijke weilanden met sloten en weteringen. Wilde zwanen zijn wij tijdens onze tellingen niet tegen gekomen. Laat in het telseizoen zaten er een paar Grote Zaagbekken op het kanaal. Ook aan het einde van het telseizoen kwamen we mooie groepen Kieviten tegen, wat misschien een belofte was voor het broedseizoen. Verder veel Houtduiven in boomsingels en andere boomgroepjes. Ook grote groepen Roeken gemêleerd met Kauwen die foerageren op de weilanden en een enkele Fazant die de jacht had overleefd. Voor ons waren de leukste ontmoetingen die met de Zwarte Specht die zich verscheidene keren in ongeveer hetzelfde gebied liet zien
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Resultaten broedvogelseizoen
Evaluatie
Gedurende het broedseizoen zijn we tijdens de tellingen gekomen op een totaal van 77 verschillende soorten vogels. Ook deze keer niet alleen stralend weer tijdens onze tel dagen. Eigenlijk hebben we tijdens het broedseizoen geen bijzondere soorten waargenomen. Enkele mooie of opmerkelijke ontmoetingen zal ik hier vermelden. Gelijk op onze eerste tel dag kwamen we nog een ontzettend grote groep Kramsvogels tegen die zich nog tegoed deden van dat wat er nog te vinden was voordat ze doorvlogen naar het hoge noorden, natuurlijk telt dit niet als een broedvogel maar het was zo laat in het seizoen wel opmerkelijk. Wat ons opviel, je kunt het in het eerste gedeelte van dit artikel al lezen, is het eigenlijk, op en handje vol na, ontbreken van Kievit, Scholekster en Wulp. Om over Grutto al helemaal niet te spreken, die hebben we zelfs foeragerend niet waargenomen. Wel waren er vanaf dat het een beetje warm begon te worden bijna iedere tel dag boeren aan het maaien, dus helemaal logisch dat de weidevogels het voor gezien hielden. Ook koeien waren bijna niet in de weiden te zien. Wel groepjes met paarden en één wei met rollebollende varkens. Bij een kleinere boerderij kwamen we in de oude schuur die wat verder van het huis stond een Steenuil tegen. De boer was niet zo blij met de Steenuil, hij wist zeker dat de Steenuil zijn Boerenzwaluwen opat. We hebben geprobeerd uit te leggen waarom hij heel blij moest zijn met zijn Steenuil. Het is in goede aarde gevallen, bij een volgende ontmoeting vertelde de man over een Grote Gele Kwikstaart die in de boomgaard zat en een Kievit die hij had gezien. Langs het Overijssels Kanaal hadden we gehoopt op massa’s Kleine Karekieten, ze zaten er wel maar niet in erg grote getale. Het Overijssels Kanaal was erg goed geschoond, daardoor weinig rietkragen en ook weinig Karekieten. Wel kwamen we een keer een gezinnetje vers uitgevlogen Staartmezen tegen met jongen met erg korte staarten, een prachtig gezicht. Één van de ochtenden hoorden we in een bosje een roofvogel schreeuwen, in eerste instantie dachten we aan Sperwer maar, na wat beter luisteren en zoeken vonden we een jonge vliegvlugge Buizerd op een nest. Hij of zij liet flink van zich horen, het was net alsof wij helemaal niet welkom waren.
We hebben genoten van de vogel ontmoetingen in ons atlasblok. Wel hebben we ontdekt dat het ontzettend veel werk was en dat het veel meer tijd kost dan dat we in eerste instantie gedacht hadden.
Jaarverslag 2013
Contact met Sovon was oké. Op alle vragen werd netjes antwoord gegeven.
Figuur 6.1 Grutto, nergens te bekennen in het onderzochte gebied.
27
7
PTT- telling Rammelwaard verslag december 2013
Mike Hirschler
[email protected]
Dit jaar de route alleen gelopen. Op het laatste moment haakten alle meelopers helaas af. Maar het was de enige mooie dag die hele week, dus ik heb heerlijk in het zonnetje gelopen. Ook de kou viel mee en er was weinig wind. De IJssel lag er mooi bij. De rivier stroomde in het normale stroombed. Dit keer dus geen bevroren vlaktes (2010) of overstroomde uiterwaarden (2012). Dat maakte het tellen een stuk overzichtelijker en dus een stuk makkelijker. In het begin van de telling kwam er met veel lawaai een helikopter over die alle ganzen in het gebied de lucht in joeg. Toen heb ik zo’n beetje alle grote groepen kunnen onderscheiden en tellen. Leve de luchtmacht!
Op zich verder niet heel veel bijzonders extra gezien dan de voorgaande 3 jaren. Leuk was natuurlijk de ontdekking van een Steenuil bij een boerderij (die houd ik voor 2014 in de gaten!) en nieuw zijn nu Vink en Graspieper (van deze laatste zat een grote groep langs de dijk). Zie tabel 7.1 op de bladzijde hiernaast. In totaal nu in 4 jaar tijd 56 vogelsoorten gezien en gemiddeld 30,5 vogelsoort per bezoek. Februari 2014
Figuur 7.1 Steenuil.
28
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
soort
2010
2011
2012
2013
1
1
1
1
Aalscholver
2
Barmsijs
3
Bergeend
1
4
Blauwe Reiger
1
1
5
Boomkruiper
1
1
6
Brandgans
1
1
1
1
7
Buizerd
1
1
1
1
8
Canadese Gans
9
Ekster
10
Fazant
11
Fuut
12
Gaai
13
Graspieper
14
Grauwe Gans
15
Groenling
16
Grote Bonte Specht
17
Grote Zaagbek
18
Grote Zilverreiger
19
Holenduif
20
Houtduif
1
21
Huismus
1
22
IJsvogel
1
23
Kauw
1
1
24
Kievit
1
1
25
Kleine mantelmeeuw
1
26
Knobelzwaan
1
1
27
Kokmeeuw
1
1
28
Kolgans
1
1
1
1
29
Koolmees
1
1
1
1
30
Koperwiek
31
Krakeend
32
Kramsvogel
33
Kuifeend
34
Meerkoet
35
Merel
36
Nijlgans
37
Ooievaar
1
1
1
38
Pimpelmees
1
1
1
39
putter
40
Roek
41
Roodborst
42
Sijs
43
Slobeend
44
Smient
45
Rietgans
1
46
Sperwer
1
47
Spreeuw
48
Staartmees
49
Steenuil
50
Stormmeeuw
1
1
1
51
Torenvalk
1
1
1
52
Vink
53
Wilde eend
1
1
1
54
Winterkoning
1
1
1
55
Zilvermeeuw
1
1
1
56
Zwarte Kraai
1
1
43
29
1
1 1
1 1
1 1 1 1
1
1
1
1 1
1 1
1
1 1
1
1
1 1 1 1
1 1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1
1 1 1
1
1 1
1 1 1
1
1
1
1
1
1
1
1 1
1 1
1 16
Jaarverslag 2013
1
34
29
8
Overzicht kolonies
Blauwe Reiger (Ardea cinerea) en Aalscholver (Phalacrocorax carbo) in 2012 en 2013
Piet Schermerhorn
[email protected]
Inleiding De Blauwe Reiger en Aalscholver kolonies binnen het werkgebied van de vogelwerkgroep De IJsselstreek worden al vele jaren door verschillende vogelaars en Staatsbosbeheer geteld. Meestal worden de gegevens gebruikt voor intern beheer (SBB) of door Sovon om de landelijke trends te bepalen. Een goed beeld van de populatie opbouw in het eigen werkgebied ontbrak echter tot voor kort. De in 2011 opgerichte Werkgroep Onderzoek en Publicatie (WOP) probeert hier verandering in te brengen, door de kolonietellingen beter te coördineren en de resultaten inzichtelijk en toegankelijk te maken. Dit verslag is een eerste aanzet om een beeld te krijgen van de verschillende kolonies van deze twee vogelsoorten. Voorlopig worden slechts twee broedseizoenen 2012 en 2013 behandeld, maar in een volgend artikel wil ik proberen wat verder terug te kijken.
Blauwe Reiger
waarbij de reigers meestal in de platte kroon van dichte wilgenstruiken broeden op vaak geringe hoogte van 3-5 meter. De binnendijkse kolonies bevinden zich juist in oud opgaand (landgoed) bos. Hier broeden de reigers op grote hoogte, soms op meer dan 20 meter. Naaldbomen worden relatief graag benut als nestboom. De nesten op landgoed De Dijkhof zitten bijna allemaal in oude Oostenrijkse Dennen. Ook Japanse Lariks en Douglas spar worden regelmatig als nestboom uitgekozen.
Resultaten
Het jaar 2013 gaat de boeken in als een zeer slecht broedseizoen voor de Blauwe Reiger. Het aantal broedparen in de verschillende kolonies daalde naar een historisch dieptepunt en kwam met 95 bezette nesten voor het eerst sinds decennia onder de gevarengrens van 100. Ten opzichte van 2012 telden we 64 nesten minder, hetgeen een afname betekend van zo’n 40 %! Tabel 1 geeft een overzicht van de details per kolonie.
Algemeen
De laatste jaren zijn 13 kolonies permanent bewoond en een tweetal onregelmatig. Bijna de helft van de bekende kolonies ligt in de uiterwaarden, de rest in het binnendijkse “achterland”. In bijna alle gevallen gaat het om relatief kleine kolonies. De uiterwaard kolonies liggen allemaal in Natura 2000 gebieden, eigendom van Staatsbosbeheer. Het gaat hier om dichte moerasbosjes, meestal in ontoegankelijk terrein,
30
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Tabel 8.1: Overzicht kolonies Blauwe Reiger Locatie van kolonie
Aantal nesten 2012 2013 Uiterwaarden
Windesheim-Tichelgaten Wijhe - Buitenwaarden Fortmond - Duursche Waarden Welsum - Buitenwaarden-Noord Welsum - Katerstee Diepenveen - Hengforderwaarden Terwolde- Schlichtenbreesweerd
8 12 19 13 13 19 0
2 5 9 9 8 8 1
Sub-totaal uiterwaarden Afname in %
84
42 -50%
Twello - Dijkhof Wilp - De Lathmer Schalkhaar - Oerdijk Epse - Oude Larenseweg Bathmen – Oudendijk / Loo Raalte - Pleegste / Beltenbosweg Gorssel - ’t Zand / Kolkweg Eefde-’t Uterink / Harfsensesteeg
24 2 19 6 7 5 8 4
17 0 15 5 6 3 5 2
Sub-totaal binnendijkse kolonies Afname in % Alle kolonies tesamen Totaal Afname nesten Afname in %
75
53 -29%
159
95 64 -40%
Binnendijks
De enorme klap in 2013 heeft ongetwijfeld alles te maken met de relatief koude winter 2012/2013, gekenmerkt door een vrij korte maar venijnige vorst periode en een daaropvolgend extreem koud voorjaar. De reigers begonnen daardoor relatief laat met nestbouw en menig paar kwam niet eens tot broeden. We mogen dan ook aannemen dat niet alleen het aantal bewoonde nesten laag uitkwam, maar ook het broedsucces per nest.
Jaarverslag 2013
Opvallend is dat de negatieve tendens niet regelmatig verdeeld was over de verschillende kolonies. De kolonies in de uiterwaarden leden een veel sterker verlies dan die in de binnendijkse gebieden (50 % tegen 29 %). Waar dit aan ligt is mij niet helemaal duidelijk. Je zou eigenlijk het tegendeel verwachten. In de uiterwaarden ligt veel meer open water, met veel vis. Daarbij blijft de rivier altijd open, zelfs bij strenge vorst. Maar misschien is in het binnendijkse gebied in de
31
winter meer alternatief voedsel voorhanden in de vorm van muizen en mollen. In de uiterwaarden zijn juist deze kleine zoogdieren schaars als gevolg van de geregelde overstromingen. Je zou echter verwachten dat de “uiterwaardbroedvogels” bij strenge vorst of overstroming gemakkelijk uit kunnen wijken naar de binnendijkse gebieden. Maar misschien zijn de Blauwe Reigers in dit opzicht toch minder flexibel dan wij denken. In een volgend verslag zal ik proberen dit fenomeen verder uit te zoeken. Gelukkig is de winter 2013/2014 juist extreem zacht geweest, gevolgd door een zacht voorjaar en de meeste kolonies laten in 2014 dan ook weer een herstel zien. In een volgend artikel meer hierover. Landelijk beeld Ook landelijk is de Blauwe Reiger fors in aantal gedaald. Deze negatieve trend is al ingezet sinds 2008, als gevolg van een serie koudere winters. De achteruitgang is het grootst op de zandgronden van Noord- en Oost Nederland (Broedvogels in Nederland 2012; Sovon-rapport 2014/13).
Aalscholver Algemeen
Al decennia lang bevinden zich twee relatief kleine Aalscholverkolonies in het Midden-IJsselgebied; één in de Hengforderwaarden en een tweede in de Duursche Waarden. Beide kolonies liggen in oud moerasbos met hoog opgaande wilgen in moeilijk toegankelijk terrein. Genoemde terreinen vallen onder de zogenaamde Natura 2000 gebieden, in beheer bij Staatsbosbeheer. Tellingen worden deels vanuit een boot gedaan, omdat vanaf land geen volledig overzicht verkregen kan worden.
Resultaten
Net als de Blauwe Reiger zien we ook de Aalscholver terugvallen in 2013, maar lang niet zo sterk (16% minder). Blijkbaar hebben koude winter en dito voorjaar minder negatief op deze soort uitgepakt. De twee kolonies tesamen zijn jaarlijks goed voor zo’n 150-200 broedparen. Het broedseizoen 2012 was met 176 nesten gemiddeld te noemen; 2013 met slechts 148 bewoonde nesten was echter een uitgesproken mager jaar (zie
32
tabel 8.2). De voorlopige resultaten van 2014 laten gelukkig voor beide kolonies weer enig herstel zien. Tabel 8.2 overzicht kolonies Aalscholver Locatie van Kolonie
Aantal nesten 2012 2013
Fortmond Duursche Waarden Diepenveen Henforderwaarden
88
77
88
71
Totaal Afname nesten Afname in %
176
148 -28 -16%
In het kader van het project “Ruimte voor de Rivier” is het gebied van de Hengforderwaarden in 2012/2013 deels heringericht om een betere doorstroming te bevorderen. Sommige met bos begroeide eilandjes werden hiervoor kaalgekapt. De grote plas kreeg een open verbinding met de IJssel, waardoor de waterstand in het gebied nu met de rivier mee fluctueert. In het zuidelijk deel, aansluitend op de Keizers en Stobbenwaarden, zijn enkele geulen uitgegraven en aangehaakt op de bestaande plassen. Het broedbos van de Aalscholvers (en Blauwe Reigers) is hierbij zoveel mogelijk ontzien, maar het is mogelijk dat hierdoor in 2013 toch enig negatief effect is opgetreden.
Landelijk beeld
De landelijk populatie is sinds de jaren zestig van de vorige eeuw exponentieel gegroeid van minder dan 2000 naar ongeveer 24.000 broedparen momenteel (Broedvogels in Nederland 2012; Sovon-rapport 2014/13). De groei is er echter nu wel uit; de laatste jaren lijkt de populatie zich te stabiliseren. Nederland kent momenteel drie megakolonies met ieder meer dan 2500 broedparen (o.a. Oostvaardersplassen). Deventer April 2014
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 8.1 Aalscholvers op het nest.
Jaarverslag 2013
33
9
Beknopt overzicht van tellingen binnen atlasblok 27-56
Wessel Slob en Klaas Spijker
[email protected]
Beschrijving van het atlasblok Atlasblok 27-56 ligt ten oosten van de IJssel. Het noorden van Deventer, Diepenveen en Schalkhaar zijn plaatsen die binnen het blok vallen. Het gebied bestaat uit een gedeelte van de IJssel met inbegrip van de jachthaven met bijbehorende plas, weidegebied met heggen, gemengd bos, naaldbos, bouwland met greppels, een wetering, vijvers, plasjes, stadsparken, kleinschalige boerderijtjes, oude -en nieuwbouwwoonwijken waarbinnen bedrijfspanden met platte daken.
Winterperiode 2012/2013 De winterperiode was er een van langdurig aanhoudende koude. Sommige soorten waren in opmerkelijke aantallen aanwezig o.a: Kolgans (4000), Toendrarietgans, Geelgors (groep van 80!),Veldleeuwerik (100), Keep (120) en Grote Barmsijs (8).
Dusdanig laag in aantallen en daardoor vermeldenswaard: Patrijs (1-3) en Torenvalk (1-3).
Evaluatie Over het algemeen was het een zeer boeiende ervaring om samen volgens een vast protocol een kilometerhok/goudengridhok te onderzoeken. Juist de systematiek biedt veel houvast in de uitvoering ervan. Het is absoluut aan te raden om meteen na een veldbezoek de verzamelde data in te voeren. Nadeel is het enorme aantal uren dat er gemaakt is, zowel in het veld als de tijd die nodig bleek om de gegevens in te voeren. De begeleiding vanuit SOVON/ADC was voldoende.
Broedperiode 2013 Ook bij de broedvogels waren enkele soorten opvallend talrijk. Schattingen van het aantal broedparen van enkele soorten: Meerkoet (51100), Waterhoen (26-50),Scholekster (26-50), Sperwer (11-25), Gierzwaluw (51-100), Huismus (251-500), Zwartkop (251-500), Bosrietzanger (4-10) en Appelvink (11-25) en 1 paar Middelste Bonte Specht.
34
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 9.1 Geelgors in leuke aantallen aanwezig tijdens de wintertelling.
Jaarverslag 2013
35
10
De Aalscholver (Phalacrocorax carbo) als broedvogel in het Midden-IJsselgebied
Piet Schermerhorn
[email protected]
Inleiding Al meer dan 30 jaar wordt er door Aalscholvers gebroed in het Midden-IJsselgebied. Bovendien zijn al die jaren de aantallen geteld, zodat we een mooi overzicht hebben van de ontwikkelingen door de tijd heen. Een goed moment om hier eens nader bij stil te staan. In dit artikel zal, na een summiere beschrijving van het onderzoeksgebied en de landelijke trend, nader ingegaan worden op de ontwikkelingen in het Midden-IJsselgebied in het algemeen en meer specifiek per kolonie. Vervolgens wordt nog even stilgestaan bij het foerageergedrag van de broedvogels.
Beschrijving Midden-IJsselgebied Het Midden-IJsselgebied, met een rivierlengte van circa 55 kilometer, strekt zich globaal uit vanaf Zutphen tot Zwolle. Het gebied wordt gekarakteriseerd door de meanderende IJssel met aangrenzende uiterwaarden. De uiterwaardzone is relatief smal en op de meeste plaatsen niet breder dan 1 à 1,5 kilometer. In de uiterwaarden liggen verschillende oude kleiwinningen (tichelgaten), grote zandgaten en oude/nieuwe riviergeulen. De kleiwinning gebeurde vroeger kleinschalig en ondiep. Nadat de steenfabrieken in de zestiger jaren failliet gingen ontwikkelden deze terreinen zich tot belangrijke natuurgebieden. Het spontaan opgroeiende moerasbos bleek na verloop van tijd een geschikt broedbiotoop te bieden aan de Aalscholver.
36
De zandgaten zijn oorspronkelijk diep en steil afgeleverd en ecologisch van geringe waarde. De laatste jaren zijn echter een aantal van deze gaten in het kader van betere doorstroming en natuurontwikkeling ontdiept en voorzien van flauwe taluds. Tegelijkertijd zijn op veel plaatsen nieuwe meestroomgeulen gegraven. Hierdoor is de oppervlakte aantrekkelijk viswater voor de Aalscholver aanzienlijk toegenomen. Na het broedseizoen kunnen hier groepen van honderden vissende Aalscholvers waargenomen worden, vaak vergezeld van tientallen Grote Zilverreigers, die de vluchtende vis aan de kant opwachten.
Landelijke trend Landelijk zien we de Aalscholver, na een langzame aanloop in de jaren zestig/zeventig, exponentieel toenemen, totdat in de jaren ‘92 en ’93 een voorlopige piek wordt bereikt (zie figuur 10.1). Hierna zinkt de populatie even in, maar deze groeit vervolgens al snel weer naar een niveau tot boven dat van ‘92/’93. Vanaf 2004 lijkt een zekere “verzadiging” op te treden. In 2012 werd de landelijke populatie op 24.000 broedparen geschat verdeeld over 81 kolonies (Broedvogels in Nederland 2012; Sovon rapport 2014/13). Langs het IJsselmeer liggen drie megakolonies met meer dan 2500 broedparen. In de rest van Nederland zijn de kolonies kleiner tot veel kleiner, afhankelijk van de oppervlakte beschikbaar foerageergebied.
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 10.1 Landelijke trend broedpopulatie Aalscholver
De Aalscholver in het MiddenIJsselgebied
delde van 167 broedparen. Magere jaren waren 1997, 1998, 2006 en 2008, toen de populatie onder de 140 paar daalde. Een duidelijk verband met koude winters is hierbij niet aanwezig. De laatste 10 jaar zijn de twee kolonies gemiddeld ongeveer even groot, met een kleine voorsprong voor de oudste kolonie in de Hengforderwaarden (85 tegen 82 nesten).
De kolonisatie van het Midden-IJsselgebied door Aalscholvers valt enerzijds samen met de sterke landelijke groei die optrad vanaf de jaren zeventig, anderzijds met het ouder worden van het moerasbos in sommige uiterwaarden. De eerste Aalscholvers vestigden zich in 1983 in het moerasbos van de Hengforderwaarden tussen Deventer en Olst. Vijf jaar later ontstond een nieuwe kolonie in het moerasbos van de Duursche Waarden bij Den Nul. In beide kolonies namen de aantallen in eerste instantie snel toe totdat in de beginjaren van deze eeuw een maximum werd bereikt. In deze jaren herbergden beide kolonies tesamen jaarlijks ruim 200 broedparen. De laatste tien jaar liggen de aantallen op een lager maar redelijk stabiel niveau, met een gemid- Figuur 10.2 Waar zullen wij eens gaan broeden als we groot zijn?
Jaarverslag 2013
37
In 2014 werd een nieuwe kolonie met 10 bewoonde nesten ontdekt in de Tichelgaten bij Windesheim. Vanuit deze kolonie zou de totale populatie wel weer eens kunnen gaan groeien. Alle drie kolonies liggen in terreinen van Staatsbosbeheer, in voormalige kleiwinningsgebieden met oud moerasbos. De onderlinge afstand bedraagt 17 kilometer. Vreemd genoeg broedt de Aalscholver niet in het riviertraject Zutphen – Deventer, terwijl bij de Yperenplas, slot Nijenbeek en in de Rammelwaard wel potentieel geschikte moerasbossen liggen. Genoemde locaties worden al wel jarenlang als slaapplaats gebruikt door de Aalscholver.
eerst nog timide met respectievelijk 4 en 6 nesten in 1984 en ‘85, maar daarna gingen de aantallen snel omhoog. In topjaren schommelde de kolonie zelfs rond de 150 bewoonde nesten! Zo waren 1994 en 1995 goed voor respectievelijk 142 en 155 nesten en in de jaren 2000 en 2001 werden er 148 respectievelijk 151 nesten geteld. Bekijken we de 5-jaar gemiddelden van deze kolonie dan zat deze in de periode 1995-2004 op zijn top met rond de 120 nesten gemiddeld per jaar. In de tien daaropvolgende jaren liggen de aantallen op een veel lager niveau met een jaargemiddelde van 85 nesten (-29%). Deze afname wordt deels gecompenseerd door een toename in de Duursche Waarden.
Overzicht per kolonie Tabel 10.1 5-jaars gemiddelden van Aalscholver kolonies Lokatie
80-84
85-89
90-94
95-99
00-04
05-09
10-14
Hengforderwaarden (’83) Duursche Waarden (’88) Windesheim/Tichelgaten (’14)
5,5*
49,8 6*
91,6 25,4
121,2 27,6
118,6 82
85,4 77,8
84,0 86.8 nvt
Totaal
5,5*
52,2
117,0
148,8
200,6
163,2
170,8
Hengforder Waarden
Duursche Waarden
In de winter ‘12/’13 is een deel van het moerasbos gekapt ten behoeve van een betere doorstroming. Het nestbos zelf bleef hierbij gespaard. Tevens werd een open verbinding met de IJssel gerealiseerd, waardoor een grotere waterdynamiek is ontstaan. In de uiterwaard direct ten zuiden zijn grote nevengeulen uitgegraven. In de jaren direct na de vestiging bleven de aantallen
In 2000 kreeg de kolonie echter een enorme groeistuip en zaten er ineens wel 87 nesten! In
De Aalscholverkolonie in de Hengforderwaarden bestaat al sinds 1983 toen hier voor het eerst zeven paren gingen nestelen. Het is daarmee de oudst bekende kolonie in het Midden-IJssel gebied. De kolonie is sindsdien jaarlijks bewoond. De kolonie bevindt zich in natuurlijk moerasbos in een oud kleigaten complex. De meeste nesten zitten in hoge schietwilgen op langgerekte eilandjes.
38
De kolonie in de Duursche waarden is ontstaan in 1988, toen zich 3 paar vestigden in een vrijwel ontoegankelijke moerasbos. Deze kolonie ontstond dus 5 jaar na de eerste vestiging in de Hengforderwaarden en is eveneens jaarlijks bewoond gebleven. Net als in de Hengforderwaarden zitten de nesten in hoge schietwilgen, direct aan het water van een oude rivierarm. In het kader van verbeterde doorstroming zijn ook in deze uiterwaard recentelijk percelen wilgenbos gekapt, maar het koloniebos is hierbij volledig ontzien. Hoewel de aantallen in de eerste jaren snel toenamen naar 47 nesten in 1992, zwakten ze daarna weer iets af en bleven tot de eeuwwisseling schommelen tussen de 20 en 35.
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
de periode daarna bleven de aantallen op een vrij hoog niveau schommelen, met 2012 als absoluut topjaar met 100 broedparen. Een negatieve uitschieter was het broedseizoen 2008, toen slechts 53 nesten geteld werden.
Tichelgaten Windesheim
De kolonie bij Windesheim is nog zeer recent en dateert uit 2014. De nesten bevinden zich in een groepje hoge populieren in het midden van een kleigatencomplex met spontaan moerasbos. Het jaar hiervoor hielden zich hier al meerdere “broedverdachte” paren op, maar broeden kon toen niet vastgesteld worden. In 2014 werden er 10 bewoonde nesten geteld. Het schijnt dat er 10-15 jaar geleden in een particulier bosgedeelte meer noordelijk van deze locatie ook enkele jaren een kleine kolonie heeft gezeten, maar concrete gegevens hierover ontbreken.
Foerageergedrag Over het foerageergedrag van de broedvogels is niet veel bekend. Wel is duidelijk dat de meeste broedvogels solitair of in kleine groepjes (3-6 ex.) opereren om te vissen. Het fenomeen van grote langgerekte formaties zoals we boven het IJsselmeer kunnen zien is hier onbekend. Vissende adulte Aalscholvers kunnen waargenomen worden op de IJssel zelf, maar ook in oude rivierarmen, meestroomgeulen en zandgaten. Daarnaast zijn er ook exemplaren die in het binnendijkse “achterland” foerageren. Zij maken gebruik van weteringen, gekanaliseerde laaglandbeken, maar soms ook van kleine slootjes en stads- en dorpsvijvers. Hoe één en ander zich percentueel verhoudt is onduidelijk.
Figuur 10.3 Volwassen Aalscholver langs de IJssel
Jaarverslag 2013
39
Tabel 10.2 aantal bewoonde nesten per kolonie laatste 10 jaar (2005 t/m 2014) Locatie
2005
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
Gem.
Windesheim Tichelgaten Den Nul/Fortmond Duursche Waarden Diepenveen Henforderwaarden
0
0
0
0
0
0
0
0
0
10
1,0
98
73
78
53
87
88
88
100
77
81
82,3
108
63
85
80
91
92
88
88
71
80
84,6
206
136
163
133
178
180
176
188
148
171
167,9
Totaal
Samenvatting
Dankwoord:
De broedpopulatie Aalscholvers in het MiddenIJsselgebied dateert uit de jaren tachtig van de vorige eeuw en bereikte een hoogtepunt in de eerste jaren van deze eeuw, met jaarlijks meer dan 200 broedparen. De laatste 10 jaar liggen de aantallen structureel lager (-16 %) maar lijken redelijk stabiel. In magere jaren (1997, 1998, 2006 en 2008) daalt de popultie onder de 140 broedparen, maar een duidelijk verband met koude winters is hierbij niet aantoonbaar. Met de recente vestiging van een derde kolonie in de tichelgaten bij Windesheim zou de populatie de komende jaren wel eens een nieuwe impuls kunnen krijgen, temeer daar tegelijkertijd het areaal geschikt voedselgebied ook verder zal toenemen door realisatie van nieuwe meestroomgeulen in de uiterwaarden.
Dit artikel had niet geschreven kunnen worden zonder de volhoudende inspanning van Staatbosbeheermedewerkers en enkele vrijwilligers, die jaarlijks met een kano de Aalscholverkolonies tellen. Mijn speciale dank gaat uit naar Ton Klomphaar (SBB) met wie ik sinds 2012 de kolonievogels in de uiterwaarden volg. Ook een speciaal woord van dank aan Ronny Hullegie, lsb coödinator West-Overijssel (SOVON), die mij de telgegevens vanaf het ontstaan van de kolonies ter beschikking stelde. Deventer 10 mei 2014
De drie kolonies liggen allemaal in het riviertraject Deventer – Zwolle, in natuurterreinen van Staatsbosbeheer, in vergraven uiterwaarden met kleigaten en oud moerasbos en op een onderlinge afstand van 17 kilometer. De afwezigheid van kolonies in het traject Zutphen – Deventer is opvallend, temeer daar hier wel ogenschijnlijk geschikte nestbos aanwezig is. Over het foerageergedrag en –voorkeur is niet veel bekend. De meeste broedvogels opereren solitair of in kleine groepjes, waarbij ook kleinere wateren in het binnendijkse gebied worden geëxploiteerd.
40
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 10.4 Aalscholver ondanks verbod toch op zoek naar vis. Leesten, Zutphen.
Jaarverslag 2013
41
11
De Roek (Corvus frugilegus) als broedvogel in Zutphen en omgeving in 2013
Jeroen Kuipers
[email protected]
Inleiding
Kolonies in Zutphen en Warnsveld
Hoe is het de Roeken vergaan de laatste tijd en wat zijn de opmerkelijkste veranderingen in de afgelopen jaren? Het laatste kolonieoverzicht van de Roeken binnen ons werkgebied stamt al weer van vele jaren geleden. Tussentijdse verslagen over de Roeken verschenen al wel eerder in de jaarboeken van VWG Zutphen en behandelde alleen de kolonies in Zutphen en omgeving. In dit artikel worden ook alleen deze kolonies besproken, een overzicht van de kolonies rondom Deventer staat elders in dit jaarboek.
Binnen het stedelijk gebied van Zutphen en Warnsveld werden in 2013 20 locaties/kolonies bezocht. Van deze 20 locaties waren er 12 waar broedende Roeken werden aangetroffen (tabel 11.1) In 2009 waren dit er 11 terwijl er in 2012 in 14 kolonies broedende vogels werden aangetroffen.
Er is in de tussenliggende jaren het nodige te doen geweest omtrent de Roek. Natuurlijk de verjaging van de Roeken bij de rechtbank van Zutphen maar ook nieuwe ontwikkelingen bij de sluis van Eefde waar de kolonie aan het Kanaalpad moet wijken voor de bouw van een tweede sluiskolk aan de noordzijde van de huidige sluis. Alle reden dus om de balans op te maken over de laatste jaren (2009 t/m 2013) en een vergelijk over de langere termijn door de stand van 2013 te vergelijken met het jaar 2000. Het totaal aantal bezette nesten in 2013 bedroeg 833. In dit artikel is onderscheid gemaakt tussen de stad (Zutphen en Warnsveld) en het buitengebied (kolonies in omliggende dorpen en het agrarisch gebied) aangezien er grote verschillen te zien zijn in de ontwikkeling van de Roek in beide gebieden
42
Het aantal bezette kolonies blijft over de jaren aardig gelijk maar inmiddels zijn er ook locaties die permanent ongeschikt zijn geworden doordat daar alle bomen zijn gekapt (Stationsplein) of waar door nieuwbouw een groot gedeelte van de nestbomen is verdwenen (Thorbeckesingel). Terwijl het aantal kolonies dus redelijk gelijk blijft zien we dat binnen de stad het aantal bezette nesten fors is toegenomen (+127 bezette nesten tussen 2009 en 2013). In 2012 was dit aantal nog groter maar tussen 2012 en 2013 zien we een behoorlijk afname (-61 nesten). De reden hiervoor is onduidelijk. Opvallende kolonies met een grote stijging ten opzichte van 2009 zijn o.a. van Drinenstraat (+28), Warnsveldseweg (+14), Martinuskerk (+ 12), Schouwlaak (+96) en het Zuiderpark (+37). Een andere opvallende kolonie is die aan de Martinetsingel/Boompjeswal welke tot en met 2012 een groei liet zien maar die in 2013 is teruggevallen naar een totaal dat lager is dan 2009. In deze kolonie hebben de laatste jaren grote verschuivingen plaatsgevonden doordat er rond het gerechtsgebouw aan de Martinetsingel
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Tabel 11.1 Overzicht kolonies in Zutphen en Warnsveld, periode 2009 t/m 2013. * = nestplaats permanent ongeschikt door geheel of gedeeltelijk kappen van de nestbomen. Kolonienaam
2009
2010
2011
2012
2013
De Hoven, Zutphen Sprabanenweg, Zutphen De Hoven, Brug IJssel Letlandstraat, Zutphen Eefdese Brug, Zutphen Stationplein Zutphen v. Drinenstr.-Elterweg, Polbeek, Boompjeswal, Martinetsingel Tadamastraat, Zutphen Hagepoortplein, Zutphen Raadhuissteeg-Kerksteegje Parkeerplaats Paardewal Rozengracht, Zutphen Thorbeckesingel, Zutphen Warnsveldseweg/Den Elterweg Aert van Nesstraat Martinuskerk/de Pauw Warnsveld Emmersteeg Schouwlaak Zuiderpark
27 0 0 0 29 0 27 140 10 27 0 0 0 16 47 20 6 0 37 0
4 0 0 0 27 0 28 142 14 32 4 2 0 7 50 25 0 0 31 2
0 0 0 0 36 0 34 144 9 42 6 1 0 5 56 17 2 7 43 20
0 0 0 0 32 0 44 169 19 44 1 2 0 2 59 28 18 7 107 42
0 0 0 0* 13 0* 55 129 14 25 2 4 0 0* 61 22 18 0 133 37
Aantal bezette nesten Aantal bezette kolonies
386 11
368 13
422 14
574 14
513 12
vanaf 2007 t/m 2011 actief verjaagd is vanwege overlast en in dat deel van de kolonie is het aantal Roeken dan ook fors afgenomen, van 124 nesten in 2007 naar 0 in 2009. Het deel van de kolonie aan de Boompjeswal liet in eerste instantie een groei zien maar in totaal is deze lokatie tussen 2007 en 2013 gedaald van 232 naar 129 bezette nesten. Vanaf 2012 is de gemeente gestopt met het verjagen bij de rechtbank en is men van mening dat het plan mislukt is (De stentor, 02-04-2012; Verplaatsing roeken mislukt ondanks investering van zestigduizend euro). Weliswaar zijn de Roeken weg bij de rechtbank maar de klachten elders in de stad zijn toegenomen doordat de verdreven vogels hun heil hebben gezocht binnen
Jaarverslag 2013
andere kolonies in de stad. Of de Roeken ook permanent wegblijven bij de rechtbank is altijd al twijfelachtig geweest, zeker gezien de enorme groei binnen het stedelijk gebied. Voorjaar 2014 werd duidelijk dat deze twijfel gegrond was en binnen het voormalige verjagingsgebied zitten inmiddels weer 29 nesten! Op de figuren 11.1 t/m 11.3 is duidelijk de verschuiving te zien tussen 2007 en 2011 en daarmee ook de toegenomen “overlast” in het noordoostelijke deel van de kolonie, de Boompjeswal.
43
Figuur 11.1 Situatie 2007, nog voor de verjaging. Boompjeswal 81 nesten.
Figuur 11.2 Situatie 2009, Roeken weg bij rechtbank. 91 nesten aan de Boompjeswal.
Vergeleken de beginsituatie in 2007 is het totaal aantal nesten aan de Martinetsingel / Boompjeswal gedaald van 232 naar 140 (-92). Ook het totaal aantal Roeken binnen Zutphen daalt in die periode van 448 naar 386 (-62). Enkele locaties laten echter toch een groei zien, waaronder dus de (deellocatie) Boompjeswal, en het is aannemelijk dat deze vogels afkomstig zijn van het gebied rondom het gerechtsgebouw.
44
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 11.3 Situatie 2011. Laatste jaar van verjaging. 110 nesten langs de Boompjeswal.
De groei van het aantal nesten aan de Boompjeswal is in dit geval waarschijnlijk veroorzaakt door een algemene toename van de Roek in Zutphen. Het verschil aan de gehele Martinetsingel / Boompjeswal tussen 2009 en 2011 bedraagt slechts +4 nesten. Wel zien we dat aan de Tadamasingel 1 nest minder is en dat in de laatste drie bomen van de Martinetsingel een vermindering is van 9 nesten. Mogelijk dat deze vogels ook naar de Boompjeswal zijn verhuisd en zodoende het verschil tussen 2007 en 2011 op een toename zetten van 29 nesten. In 2012 hier 126 nesten en in 2013 109.
Jaarverslag 2013
45
Kolonies buiten Zutphen In 2013 werden er buiten Zutphen 16 locaties/ kolonies bezocht, bij dit aantal zitten ook enkele kolonies die pas of al gedurende langere tijd onbezet zijn. Kijken we dan ook naar het aantal kolonies waar broedende vogels werden aangetroffen dan zien we dat er van de 16 (voormalige) kolonies er nog maar 3 bezet waren (tabel 11.2). Nieuwe kolonies aan de Dortherdijk en Het Barge bleken maar van tijdelijke aard, de toch altijd al sterk wisselende kolonie aan de Boedelhofweg bleef leeg evenals de kolonies bij Baak en Brummen. Als we naar het totaal aantal nesten kijken zien we een daling van 79 nesten te opzichte van 2009. Na een opleving in 2010 gaat het daarna al weer bergafwaarts met maar liefst een daling van 96 nesten tussen 2012 en 2013. Oorzaken blijven vaak onduidelijk maar bij Baak en Brummen heeft de kap van bomen zeker bijgedragen aan het in elkaar storten van de kolonies. Van de 3 nog overgebleven kolonies buiten Zutphen staat inmiddels de kolonie aan het Kanaalpad bij de sluis van Eefde ook onder grote druk. Deze kolonie is zeker voor het buitengebied van groot belang aangezien het één van de nog maar drie bezette kolonies in het buitengebied is. In mei 2013 heeft Rijkswaterstaat toestemming gekregen om de Roeken vanuit dit bos te verjagen en te verplaatsen naar een bosje 500 meter verderop. In deze ontheffing (Ontheffing project ‘Verplaatsen roeken capaciteitsuitbreiding sluis bij Eefde’, FF/75C/2013/0024) staat het volgende stukje te lezen: Echter, de roek komt vrij algemeen voor in de omgeving van het plangebied. Het effect van het project op de roek is gering, door het beperkte aantal roeken dat zich in de betreffende kolonie bevindt. het schadelijke effect is tijdelijk van aard, ervan uitgaande dat het verplaatsen naar locatie 2, aan het Kanaalpad nabij de sluis, zal lukken. Indien de kolonie zijn intrek neemt in de bosschage van locatie 2, kan sprake zijn van een afname van nestgelegenheid. Indien een groot deel van de kolonie verhuist naar dit bosje en enkele paartjes uitvliegen naar andere plaatsen, is er voor de gunstige staat van instandhouding van de lokale populatie weinig verlies. De kolonie maakt voor 8% deel uit van de huidige populatie in.....
46
Dit beeld geeft wel een erg positieve uitleg van de aantallen. Weliswaar maakt deze kolonie maar voor 8% deel uit van de huidige populatie rondom Zutphen maar gezien een afname van 73% van de Roeken in het buitengebied, en het feit dat deze kolonie goed is voor 25% van de bezette nesten in dit buitengebied is elke afname van de aantallen ongewenst. Verder is het goed denkbaar dat ook deze Roeken richting de bebouwde kom verhuizen en daar mogelijk voor overlast gaan zorgen. Begin februari 2014 wilde Rijkswaterstaat al een begin gaan maken met het weghalen van nesten maar door protesten en het feit dat de Roek, door de warme winter, al aan het nestelen waren is dit voorlopig van de baan. Na het broedseizoen van 2014 en in het jaar 2015 zal verdergegaan worden met de verjaging / verplaatsing aangezien de start van de bouw voor 2016 gepland staat.
De ontwikkeling van de stand vanaf het jaar 2000 Als we kijken naar de cijfers over de jaren 2000 t/m 2013 zien we een beeld dat eigenlijk gelijk is aan de ontwikkeling van de afgelopen 5 jaar. In het buitengebied verdwijnt de Roek gestaag terwijl binnen het stedelijk gebied de stand juist enorm toeneemt.
Buitengebied
Telde het buitengebied in 2000 nog 1168 bezette nesten, in 2013 was dit gedaald naar 320 (-73%) De grootste dalers zijn de kolonies bij De Beele in Voorst (van 509 naar 114) en bij Huize Baak (van 429 naar 0). Slechts 1 kolonie laat in die periode een grote stijging zien en dat is de Rijksstraatweg in Voorst waar het aantal steeg van 38 naar 132. Het aantal bezette kolonies daalde ook en ging in deze periode van 9 naar 3.
Zutphen - Warnsveld
De Roek binnen Zutphen en Warnsveld laat, zoals we al eerder zagen over de gehele periode een groei zien waarbij het aantal bezette kolonies groeide van 6 naar 12 en het aantal bezette nesten steeg van 231 naar 513, een groei van 122 %.
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Tabel 11.2 Overzicht kolonies rondom Zutphen, periode 2009 t/m 2013 Kolonienaam
2009
2010
2011
2012
2013
Dortherdijk, Lindeboomweg, Eefde Het Barge, Eefde De Beele, Voorst Voorsterklei, Voorst Rijksstraatweg, Voorst IJsselstraat, Gelders Hoofd, Voorst Hoevesteeg / Sterrenbos, Tonden Huis te Empe, Haberink, Empe Princenhof, Eefde Boedelhofweg, Eefde Kanaalpad, -sluis, Eefde ‘t Zand, Brummen Broekweg, Wichmond Vordenseweg/Toverstraat, Baak Begraafplaats, Baak Huize Baak en Hertenbosch, Baak
0 0 167 0 81 3 0 0 8 13 78 25 4 0 0 35
6 0 197 0 101 0 0 0 8 0 79 63 0 0 0 18
0 13 153 0 118 0 0 0 0 0 65 65 0 0 0 0
10 0 192 0 136 0 0 0 0 2 71 2 0 0 0 3
0 0 114 0 132 0 0 0 0 0 74 0 0 0 0 0
Aantal bezette nesten aantal bezette kolonies
414 9
472 7
414 5
416 7
320 3
Ondanks deze toename van de Roek in de stad heeft dat slechts een kleine invloed op de totale afname van de stand binnen deze regio. In figuur 11.4 zijn de indexcijfers vanaf het jaar 2000 weergegeven. Hierbij is het jaar 2000 op 100% gesteld.
Landelijke trend
bied terug. Hier steeg het aantal nesten van 718 in 1990 naar 1399 in 2000 (ons topjaar) om vervolgens te dalen naar 836 in 2011 (833 in 2013). Inderdaad dus een kleine toename over deze lange periode maar gezien de ontwikkelingen zowel landelijks als binnen ons werkgebied is het maar de vraag of dat van lange duur is.
Over het gehele gebied daalde de stand van de Roek van 1399 naar 833 (-40%) en dit beeld zien we ook terug in de landelijke cijfers. In de gegevens uit het verslag ‘Broedvogels in Nederland in 2012’ van Sovon (Boele et al. 2014) zien we eveneens een afnemende trend van het jaar 2002 t/m 2011 en een lichte stijging/ afvlakking in 2012 (figuur 11.5). Voor die tijd was er sprake van een stijging met als topjaar 2002. Over de nog langere termijn laat de Roek landelijk een kleine stijging zien waarbij de stand in 2011 nog net boven die van 1990 zit. Deze trend zien we ook binnen het omschreven ge-
Jaarverslag 2013
Figuur 11.5 Landelijke indexcijfers Bron: www.Sovon.nl
47
280 260 240 220 200 180 160
index buiten
140
Zutphen
120
index totaal
100 80 60 40 20 2013
2012
2011
2010
2009
2008
2007
2006
2005
2004
2003
2002
2001
2000
0
Figuur 11.4 Indexcijfers Zutphen, buitengebied en totaal. Het jaar 2000 is 100%.
Conclusie:
Literatuur:
1: Achteruitgang van de Roek in het buitengebied rondom Zutphen wordt maar deels gecompenseerd door groei in de stad waardoor de totale populatie vanaf het jaar 2000 blijft dalen.
Boele A., van BruggenJ., Hustings F., Koffijberg K., Vergeer J.W., Ballering L. & Plate C.L. 2014. Broedvogels in Nederland in 2012. Sovon-rapport 2014/13. Sovon Vogelonderzoek Nederland, Nijmegen.
2: Als men overlast wil voorkomen in Zutphen is een actief beleid gericht op het aantrekken van Roeken in het buitengebied nodig. 3: Naast het aantrekken van Roeken in het buitengebied rondom Zutphen zal de soort daar ook beter beschermd moeten worden en de, bij de ontheffing tot verjaging behorende, Roekenbeschermingsplannen zullen moeten worden nageleefd.
Ontheffing project ‘Verplaatsen roeken capaciteitsuitbreiding sluis bij Eefde’, FF/75C/2013/0024, Dienst regelingen, Ministerie van Economische zaken, Mei 2013, Den Haag P.C. Spannenburg, Roekenbeschermingsplan Sluis Eefde, Verruiming Twentekanalen fase 2 - capaciteitsuitbreiding sluis Eefde, Grontmij Nederland B.V. Amsterdam, 22 juni 2011. Onderbouwing Roekenverplaatsing, object rechtbank Martinetsingel te Zutphen, 5FF0407, 30-08-2007, SLAG bv BNT, opdrachtgever Seko boomverzorging te Raalte
48
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Figuur 11.5 Roek in het Vogelpark, Zutphen
Jaarverslag 2013
49
12
Ringactiviteiten 2013
Gerard Boere
[email protected]
De Projecten De projecten van 2012 zijn in 2013 voortgezet en omvatten de volgende activiteiten: Terrein van Oude en Nieuwe Gasthuis. Dat is nu in het broedseizoen een formeel Constant Effort Site project (CES no: 79) binnen het landelijke CES netwerk. Volgens een duidelijk omschreven protocol wordt gevangen van half april tot begin augustus. Daarbuiten wordt op hetzelfde terrein gevangen met dezelfde netopstelling en geluid (kan niet tijdens de CES periode). In totaal werden 528 vogels nieuw geringd en gecontroleerd. Het project werd vooral door Wout Boere beheerd, zeker in de CES periode Ring MUS De ring-MUS projecten in Eefde (Wout Boere) , Gorssel (Gerard Boere) en Vorden (Gerard Bogaert) zijn gecontinueerd, zowel het vangen als het aflezen van gekleurringde vogels.Gevangen en gecontroleerde aantallen zijn resp. 416, 236 en 589.
veel adulte vogels tijdens de winter controles. De volgende aantallen nestjongen werden geringd: koolmees: 209; Pimpelmees: 71; Boomklever: 8 en Bonte Vliegenvanger: 35. Vooral de laatste soort is erg interessant. Tijdens de avondcontroles in de winter op slapers werden 41 vogels gecontroleerd en 55 vogels nieuw geringd. Hengforden site (Wil Gerritsen) ringde 1023 nieuwe vogels en controleerde er 445. Daarnaast werden ook nog 52 pulli geringd. Veel aandacht ging ook uit naar zijn RAS project voor de Geelgors met gekleurringde vogels. Ooievaars Ringen van jonge ooievaars is voortgezet door Ronald Groenink en Jeroen Kuipers en in 2013 werden130 Jonge ooievaars geringd, allen met goed afleesbare Elsa ringen.
De opleiding van Gerard Bogaert is bijna voltooid en hij zou in 2014 voor een examen kunnen opgaan. Landgoed Dorth (Herman Hannink, Jaques Blaauw, Wouter Boere, Marcel Hutten). Continuering van het nestkastenonderzoek en controle op slapende vogels in de winter. Er werden zoveel mogelijk jongen geringd en ook
50
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Terugvangsten Enkele terugvangsten en meldingen (meer details in het 2013 verslag) Wil Gerritsen had een hele serie terugmeldingen van mezen uit de wijde omgeving inclusief vangsten van andere ringers zoals de groep in Terwolde Sijs: geringd op 1 juni te Tiim in Noorwegen en teruggevangen in Eefde op 25 februari Heggenmus: geringd op 30 maart in Eefde en 27 april teruggevangen in Syddanmark, Denemarken. Koolmees: geringd op 31 oktober op ringstation Overdinkel (Twente) en teruggevangen op 21 november op ONG Van het ringwerk in 2013 komt ook nog een apart en uitgebreider verslag uit.
Figuur 12.1 Gerard en Gerard aan het werk op de lokatie Vorden.
Jaarverslag 2013
51
13
Zeldzame en bijzondere waarnemingen in het werkgebied van de VWG 2013
Jeroen Kuipers
[email protected]
Inleiding Het jaar 2013 leverde op vogelgebied weer vele leuke en bijzondere waarnemingen op. Via waarneming.nl werden gelukkig weer zeer veel waarnemingen ingevoerd en dat resulteerde in een lijst van 236 soorten. Naast bijzondere en hele zeldzame soorten waren er ook soorten die dit jaar in grotere aantallen verschenen of op uitzonderlijke tijdstippen. Ook deze zullen in dit artikel genoemd worden.
De Soorten We beginnen dit overzicht met de Patrijs Perdix perdix. Vroeger een algemene soort in onze omgeving maar tegenwoordig is het zoeken en omdat 2013 het jaar van de Patrijs was is dat ook gericht gebeurt. Dit leverde 168 ingevoerde waarnemingen op verdeeld over alle maanden van het jaar. De grootste groep van 20 vogels werd op 30-11 gemeld bij Raalte, maar ook bij Deventer en Olst werden groepjes van meer dan 15 vogels gezien. Deze groepen werden buiten het broedseizoen gezien, tussen begin maart en half juli betrof het voornamelijk paartjes of enkelingen. Er werden 8 waarnemingen van baltsende/ zingende vogels ingevoerd en 12 keer een melding van een paar in broedbiotoop. Voor meer info over de patrijs in Salland zie hier: http://patrijsvansalland.nl/ jaarverslag-2013/ De Kwartel Coturnix coturnix werd op 12 mei roepend gemeld op de Bolwerksweide gevolgd door waarnemingen van roepende vogels uit de Rammelwaard en opnieuw de Bolwerksweide op 25-
52
05. Bij Terwolde vlogen twee vogel op tijdens het grasmaaien op 27-05 evenals twee opvliegende vogels op 18-06 bij Wilp Holtkamp. Nachtelijke trekkers werden gemeld 06-07 en 05-08 bij Olst en Deventer. De zeer lastig te herkennen Taigarietgans Anser fabalis werd op 04-12 gemeld bij Fortmond en is vanwege de determinatie op onzeker gezet. Op 30-09 werden 2 overvliegende vogels gefotografeerd bij Deventer welke nog beoordeeld moeten worden. Op 14-01 werden bij de Bolwerksweide drie ganzen gefotografeerd welke in eerste instantie gemeld werden als Taigarietgans, maar die op basis van de foto’s toch ontmaskerd werden als de veel algemenere Toendrarietgans Anser serrirostris welke afgelopen jaar 170 keer werd gemeld. De grootste aantallen werden gezien in januari en februari met groepen van meer dan 100 exemplaren bij Twello (101 ex.), Oxe (150 ex.), Brummen (150 ex.), Wijhe (108 en 110 ex. ). Gedurende de zomer verbleef er zowel bij Deventer als bij Zutphen een vogel tussen de Kol- en soepganzen en vanaf oktober liepen de aantallen weer op met een grote groep van 253 exemplaren over de trektelpost aan het afleidingskanaal bij Zutphen op 24-10. In december verbleven er weer groepen tot 70 stuks in de bekende ganzen gebieden langs de IJssel en werd 2013 eigenlijk een goed jaar voor deze soort binnen ons werkgebied. Leuk waren de meerdere waarnemingen van de Kleine Rietgans Anser brachyrhynchus binnen ons werkgebied. Op 09-02 werd er één gemeld bij Vorchten, een dag later gevolgd door een waarneming van een exemplaar bij Brummen. Op 23-02 werd een vogel gevonden in een groep Kolganzen bij Olst en op 01-04 zwommen
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
drie vogels op de Yperenplas bij Deventer, leuk gefotografeerd met een Grutto op de voorgrond! Een dag later werden er nog twee gemeld in deze omgeving gevolgd door een waarneming van 1 exemplaar bij Welsum op 08-04. De laatste voorjaarswaarneming betrof een vogel in de Rammelwaard op 04-05 waarna het tot 0910 duurde voor er weer een vogel opdook op de Voorsterklei. Een groep van 10 vogels vloog op 11-12 over Lettele en 2 vogels vlogen over de Marshaven, Zutphen op 20-12. De laatste waarneming van dit jaar betrof een vogel op 31-12 in de Marlerwaarden, Wijhe. Een Dwerggans Anser erythropus werd op 30-11 en 01-12 gezien en gefotografeerd bij Den Nul, Fortmond en een Rotgans Branta bernicla verbleef van 30-03 t/m 06-04 tussen de Kolganzen bij en op de Yperenplas. Op 27-05 werd een exemplaar gezien in de Welsummerwaard bij Veessen. De enige winterwaarneming van deze soort betrof een vogel bij Den Nul, Fortmond op 14-12.
ter. Het regelmatig optrekken van deze vogel(s) met tamme ganzen maakt de herkomst toch wel dubieus. Van 31-03 t/m 06-04 verbleef een Rotgans Branta bernicla bij en op de Yperenplas, Deventer. Op 27-05 werd een adulte vogel foeragerend waargenomen in de Welsumerwaard en op 14-12 verbleef een vogel bij Fortmond. Alhoewel deze vogels hoogstwaarschijnlijk van wilde afkomst zijn blijft het bij ganzen en eenden altijd opletten of er geen ringetje aanwezig is. Zo werd er op 08-02 een Rotgans bij Zutphen waargenomen met een klein blauw kwekersringetje om zijn poot. Een adulte Roodhalsgans Branta ruficolis werd op 01-01 ontdekt op de Voorsterklei en op 16-02 zat hier eveneens een volwassen vogel. Op 17-02 werd een exemplaar gezien bij de Bolwerksweiden en op 19-05 werd een vogel ontdekt bij de Veenoordkolk. Op 21 en 22-02 zat een volwassen vogel in de Marlerwaarden en de laatste van het jaar verbleef op 30-12 in de Welsummerwaard.
De Sneeuwgans Anser caerulescens is een jaarlijkse gast rondom Deventer en het betreft hier dan ook hoogst waarschijnlijk ontsnapte vogels. Een blauwe fase Sneeuwgans werd voornamelijk in januari, februari en maart gezien op diverse plaatsen rondom Deventer (Diepenveen, Terwolde en Voorst) terwijl een witte fase juist vanaf april opdook in de omgeving van Camping Scherpenhof, Terwolde en daar in de omgeving tot in december werd gemeld, met uitzondering van de maanden juni, juli en augustus. Een uitzondering vormen de 5 vogels die op 24-10 over de trektelpost bij Zutphen vlogen. Er kwamen 20 meldingen binnen van Kleine Canadese Gans Branta hutchinsii verspreid over de maanden april t/m december. een vogel werd gemeld in de Rammelwaard op 12-12 terwijl alle andere waarnemingen gedaan werden rondom Deven-
De Krooneend Netta rufina werd van 22-09 t/m 28-09 gezien bij Welsum, Katerstee en ook op 29-10 was hier, mogelijk dezelfde een Krooneend aanwezig. Op 13-11 verbleef een vogel in de buurt van de Yperenplas en op 15-11 zat er een adult in de Buitenwaarden bij wijhe. Een adult mannetje Witoogeend Aythya nyroca werd van 02-01 t/m 14-01 regelmatig waargenomen op de Yperenplas. Erg leuk in ons werkgebied is de Toppereend Aythya marila en van 02-01 t/m 06-01 liet een vrouwtje van deze soort zich goed bekijken op de Yperenplas. Op 02-02 en 03-02 verbleven twee exemplaren in de Roetwaarden gevolgd door een exemplaar in de Hengforderwaarden op 18-02. Van 26-02 t/m 05-04 verbleef een groepje van maximaal 5 vogels in de Welsumerwaard. Vanaf 07-03 begon het groepje kleiner te worden en op 05-04 was er nog een man
Figuur 13.1 Kleine Canadese Gans
Jaarverslag 2013
Figuur 13.2 Rotgans
53
met twee vrouwen aanwezig. De laatste van dit jaar betrof een man op de Bolwerksplas op 1111. Nog een soort die voornamelijk langs de kust zit is de Grote Zee-eend Melanitta fusca en ook deze liet zich dit jaar meer zien dan in andere jaren. Van 16-02 t/m 25-02 verbleven 4 exemplaren in Hengforderwaarden bij Diepenveen. In dezelfde periode verbleven er ook drie op het Bronsbergermeer bij Zutphen zodat er minimaal 7 exemplaren tegelijk langs de IJssel aanwezig waren. De vogel(s) van Zutphen verbleven hier van 04-01 t/m 13-03.
bleven 3 vogels in de Welsumerwaard gevolgd door twee overvliegende vogels richting west over Dijkhof, Twello. De Lepelaar Platalea leucorodia is inmiddels een regelmatige gast aan het worden in onze omgeving. De eerste verschenen begin april en tot en met eind september werden er altijd wel wat gezien. De topmaanden voor deze soort waren juli, augustus en september waarbij de groepsgrootte opliep tot bijv. 20 exemplaren in de Welsumerwaard op 08-07 en maar liefst 32 exemplaren in de Rammelwaard op 19-07.
Middelste Zaagbekken Mergus serrator lieten zich van 09-01 t/m 15-02 goed bekijken op de IJssel ter hoogte van de Veenoordkolk. De meeste tijd betrof het een stelletje maar op 2401 en 02-02 kregen ze gezelschap van een 2e man. Op 12-04 verbleef een mannetje op de Yperenplas en op 4-12 zwommen er twee in de roetwaarden. Een Roodhalsfuut Podiceps grisegena werd op 19-01 gemeld vanuit de Buitenwaarden bij Wijhe en een dag later zaten er twee aldaar. Van 23-01 t/m 05-02 liet een Roodhalsfuut zich soms goed bekijken en fotograferen in de havens bij Deventer. Van 09-05 t/m 20-05 zwom een adulte vogel in de Welsumerwaard en op 21-11 werd een vogel ontdekt op de Yperenplas. Op 08-06 kleurde de Welsumerwaard een beetje roze door het verblijf van een Flamingo Phoenicopterus roseus aldaar. De vogel was geringd en is waarschijnlijk in 1994 geboren in het Zwillbrocker Venn. Iets minder opvallend gekleurd maar erg leuk om te zien was de Zwarte Ooievaar Ciconia nigra die op 18-07 en 19-07 verbleef in de Rammelwaard. Op 01-09 werden 3 vogels opgemerkt die in zuidelijke richting over Fortmond vlogen en van 04-09 t/m 08-09 ver-
In totaal 6 waarnemingen van de Roerdomp Botaurus stellaris werden er dit jaar doorgegeven. Op 11-01 zat een vogel in de Douwelerkolk, Deventer en op 29-01 werd een vogel gevonden in een slootje nabij de Bolwerksweide. Een overvliegende vogel werd gemeld bij De Baronel, Wilp op 06-02 en twee vogels vlogen op 28-02 over ’t Schor, Deventer. Bij de Oude IJssel bij Empe vloog een vogel op uit het riet op 05-03 en bij de Yperenplas tenslotte werd een Roerdomp gezien op 28-03. Een Kwak Nycticorax nycticorax werd op 28-01 gezien toen deze vanuit de Deventer havens laag over de Holterweg richting Douwelerkolk vloog. Op 13-04 vloog een Purperreiger Ardea purpurea over de Tichelbeekse waarden bij Zutphen en een dag later 1 over Leesten, eveneens bij Zutphen. Op 0405 kwam er één over het Boetelerveld gevlogen en op 07-08 vloog een exemplaar op vanuit de Keizers- en Stobbewaarden die hoog naar het zuiden wegvloog en tenslotte vloog er op 17-08 een Purperreiger op vanuit de Welsumerwaard. De Grote Zilverreiger Ardea alba is inmiddels al lang geen zeldzame verschijning meer in de wintermaanden en er werden dan ook maar
Figuur 13.3 Zwarte Ooievaar
54
Figuur 13.4 Flamingo
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
liefst 1155 waarnemingen ingevoerd. Heel anders is dat voor zijn kleinere soortgenoot, de Kleine Zilverreiger Egretta garzetta waarvan maar 10 waarnemingen werden ingevoerd van 4 verschillende exemplaren. Van 03-07 t/m 06-07 waren er twee vogels aanwezig in de Welsumerwaard en van 08-07 t/m 11-07 verbleef er één in de Rammelwaard . Het laatste exemplaar betrof een winterwaarneming van een vogel op 06-12 foeragerend in de Buitenwaarden bij Wijhe. Op 05-04 werd de eerste Visarend Pandion haliaetus van dit jaar gemeld toen een exemplaar richting noord over Zutphen vloog. In de weken daarna vlogen er regelmatig Visarenden over en ook in juni en juli werden drie vogels gezien. Vanaf augustus nam het aantal waarnemingen weer toe met een piek in september. Ook in oktober kwamen er nog waarnemingen binnen o.a. van een exemplaar in de Tichelgaten bij Windesheim en een erg late vogel op 29-10 bij Holtkamp, Wilp. Plekken waar meerdere dagen een Visarend aanwezig was waren de Rammelwaard, Yperenplas en de Tichelgaten. De Rode Wouw Milvus milvus is een regelmatige doortrekker in ons werkgebied met pieken in april en september. In totaal werden er 56 waarnemingen ingevoerd van ca. 50 verschillende vogels. Verreweg de meeste vogels werden gezien tijdens de trek richting noord of zuid maar op enkele plaatsen werden ook foeragerende vogels gezien. Opmerkelijk zijn de waarnemingen van 3 adulte vogels bij Wesepe op 07-04 gevolgd door waarnemingen van twee foeragerende vogels op dezelfde plaats of in de directe omgeving op o.a. 15-04, 03-05 en 04-05. Veel minder algemeen is de Zwarte Wouw Milvus migrans waarvan maar 11 exemplaren werden
Figuur 13.5 Visarend
Jaarverslag 2013
gezien. Het voorkomen van deze soort beperkt zich voornamelijk tot april en mei maar ook in juni ( 1 vogel op 02-06, ’t Schor, Deventer) en in juli ( 1 vogel op 07-07 over de Bolwerksweide) werden exemplaren opgemerkt. De Zeearend Haliaeetus albicilla is inmiddels ook een vaste gast aan het worden en met het toenemen van het aantal broedparen in Nederland verschijnt deze machtige vogel ook steeds vaker in onze contreien. Op 04-01 en 0501 werd een onvolwassen vogel gezien bij de Yperenplas, een mogelijke zeearend vloog over Warnsveld op 29-01 en op 31-01 en 01-02 zwierf een vogel rond in de Buitenwaarden bij Wijhe. Hierna duurde het tot 12-07 voordat er weer een exemplaar werd gemeld, ditmaal een onvolwassen vogel overvliegend in oostelijke richting bij Nijbroek. Diezelfde dag werd een vogel gezien in de Welsumerwaard. In de maanden hierna werd deze soort erg veel gezien in deze omgeving en met name de Hengforderwaarden hadden grote aantrekkingskracht op deze vogel. Van 15-08 t/m 26-09 werden hier regelmatig 2 onvolwassen exemplaren waargenomen. Ook in de omliggende gebieden werden regelmatig Zeearenden gezien en waarschijnlijk betreft het hier dezelfde vogels. Tot en met 28-12 zwierf er nog steeds een enkel exemplaar rond. Op 24-11 en 25-11 verbleef een exemplaar in de Rammelwaard bij Zutphen. Een Grauwe Kiekendief Circus pygargus trok in zuidelijke richting over Herxen op 25-05 en op 11-06 vloog er een over het Lierder en Molenbroek. De Ruigpootbuizerd Buteo lagopus blijkt toch echt wel zeldzaam in onze omgeving met slechts 1 waarneming op 23-12 aan de Raalterweg bij Wijhe. Het Smelleken Falco columbarius werd voornamelijk op
Figuur 13.6 Zeearend
55
trek gezien. De eerste vier maanden van het jaar leverde 7 exemplaren op, september was de maand met de grootste aantallen doortrekkers en op enkele plaatsen werden jagende vogels waargenomen. Het grootste aantal doortrekkers werd gezien de diverse trektelposten, waarvan de telpost aan het afleidingskanaal bij Zutphen met een dagtotaal van 5 het hoogst scoorde. In en om Deventer en Zutphen is de Slechtvalk Falco peregrinus inmiddels een bekende verschijning. Ook in 2013 broedde de Slechtvalk , ondanks de werkzaamheden aan de toren, weer met succes in Deventer en vloog er 1 jong uit. In Zutphen werd de soort regelmatig op en rond de Broederenkerk gezien maar bewijs voor broeden is er niet. In de uiterwaarden van ons werkgebied is de soort inmiddels het gehele jaar door aan te treffen. Voor de Kwartelkoning Crex crex was 2013 een slecht jaar en er werden slechts 6 exemplaren gemeld. De eerste riep op 29-05 in de Ossenwaarden en een dag later werd er één in de Rammelwaard opgemerkt. Op 30-06 een vogel in de Buitenwaarden, op 01-07 in de Herxerwaarden en op 18-07 een roepend exemplaar in de Welsumerwaard. De laatste werd opgemerkt in de Olsterwaarden op 23-07. Nog minder opgemerkt was het Porseleinhoen Porzana porzana met slechts 3 exemplaren. Van 29-04 t/m 22-05 werd een roepend exemplaar waargenomen in de Herxerwaard en van 31-05 t/m 04-06 trok een roepende vogel in de Tichelbeeksewaarden bij Zutphen veel “bekijks”. Op 30-09 werd een juveniel kortstondig gezien bij de Yperenplas. Kraanvogels Grus grus trokken dit voorjaar in grote getalen over ons werkgebied. Op 21-01 werden twee exemplaren staand op het ijs gezien in de Buitenwaarden bij Wijhe en op 18-02 vloog het eerste groepje van 12 stuks over Zutphen. Hierna volgde nog groepen van 40 stuks op 20-02
Figuur 13.7 Goudplevier
56
over Deventer, 10 stuks op 28-02 over Zutphen en 30 stuks over het Wechelerveld op 02-03. Ook op 03-03 bleef het bij twee kleine groepen van 33 en 19 over Deventer maar vanaf 04-03 barste het echt los toen er ongeveer 1000 “Kranen” overtrokken, de grootste groep die dag, 500 stuks werd gezien boven de Deventer havens. De volgende dag was nog beter en was er een bijna continu stroom van Kraanvogels tussen 06:00 uur en 23:00 uur. Het dag totaal kwam op ongeveer 3800 vogels, waartussen mooie groepen van 100 tot 400 stuks. Ook de volgende dag was de koek nog niet op en volgde nog eens ca. 400 exemplaren. Hierna druppelde het tot 15-04 nog door met kleine groepjes (max. 50 expl. op 07-03, Leesten, Zutphen) en enkelingen. Op 0907 werden 4 foeragerende Kraanvogels gezien bij Raalte. Najaar waarnemingen waren schaars met 16 vogel over het Boetelerveld op 30-09, 11 stuks op 13-11 over Wijhe ende laatste van het jaar betrof 1 overtrekkende vogel op 26-11 over Deventer. Op 07-05 werd de Welsumerwaard opgesierd door een adulte Steltkluut Himantopus himantopus en tot de grote verassing van de waarnemer vloog een Morinelplevier Charadrius morinellus op 29-08 laag over een tuin in Colmschate. De Goudplevier Pluvialis aprecaria was in 2013 veel talrijker dan in voorgaande jaren. Op 04-01 verbleef een groep van 30 stuks op de Wilpse Klei en vanaf 09-03 begonnen de aantallen binnen het werkgebied op te lopen. Niet alleen het aantal was opvallend ook de groepsgrootte was heel anders dan in andere jaren. Groepen van boven de 100 waren geen uitzondering en de grootste groep bedroeg zelfs 300 vogels langs de Bekendijk, Nijbroek op 10-03. De laatste vogels van dit voorjaar werden gezien bij de Bolwerksplas waar op 03-05 nog twee exemplaren
Figuur 13.8 Steltkluut
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
aan het foerageren waren. Het najaar leverde voornamelijk overtrekkende vogels op met mooie groepen over het Boetelerveld op 03-11 (40 expl.) en op 06-11 over de telpost Zutphen (43 expl.). De Zilverplevier Pluvialis squatarola was een stuk schaarser met 1 exemplaar in de Welsumerwaard op 11-05 en 12-05 gevolgd door een adult zomerkleed op 23-05 in hetzelfde gebied. Op 11-06 werd een vogel gezien op de Bolwerksweide en van 25-09 t/m 07-10 verbleven 1 tot 5 Zilverplevieren in de Welsumerwaard, het maximum van 5 vogels op 27-09. Het Bokje Lymnocryptus minimus blijft een lastig beestje om te vinden en de meeste waarnemingen worden dan ook gedaan wanneer de vogel vlak voor de voeten opvliegt. Op 02-01 was dat het geval op de Gorsselse Hei en op 06-01 werd een vogel gevonden die te samen met 6 Watersnippen foerageerde op een nat graslandje in Deventer. Een op het ijs zittende vogel werd gezien in de Molenpolder op 24-01 en op 14-03 werd een exemplaar gezien bij Warnsveld. Op 30-03 werd een Bokje gezien bij de Yperenplas, alwaar er op 19-10 opnieuw 1 werd gezien. Op 26-10 en 25-12 werd een vogel opgeschrikt op de Gorsselse Hei en het grootste aantal werd gezien op 03-11 toen drie exemplaren foerageerde in een gebiedje bij Deventer. Een Rosse Grutto Limosa lapponica verbleef van 12-05 t/m 22-05 voornamelijk in de Veenoordkolk maar maakte ook uitstapjes naar de overkant, Yperenplas en Bolwerksweide. Van 20-09 t/m 08-10 was het wederom de Veenoordkolk waar één, en meerdere dagen ook twee vogels verbleven. Op 24-09 vloog er over de Keizers- en Stobbewaarden een exemplaar in noordelijke richting. Spectaculair was de ontdekking van een Kleine Geelpootruiter Tringa flavipes op 07-09 in de Hengforderwaarden. De
Figuur 13.9 Kleine Geelpootruiter
Jaarverslag 2013
vogel trok veel bekijks en werd op 09-09 voor het laatst gezien. Een mooie nieuwe soort voor de regio en voor velen een lifer. Tegelijk met deze soort zat er ook een Steenloper Arenaria interpres in de Hengforderwaarden. Deze vogel zat er al wel wat langer en wel van 14-08 t/m 08-09 een ander exemplaar was aanwezig in de Rammelwaard van 19-05 t/m 24-05. Een Drieteenstrandloper Calidris alba werd op 08-05 en 09-05 waargenomen in de Welsumerwaard en van 11-05 t/m 13-05 verbleef een exemplaar bij de Veenoordkolk. Op 10-09 zat er wederom een Drieteenstrandloper in de Welsumerwaard en deze had op die dag ook gezelschap van een Kleine Strandloper Calidris minuta. Deze soort is van 06-07 t/m 07-10 regelmatig in dit gebied gezien met een maximum van 3 exemplaren op verschillende dagen in augustus en oktober. Op 28-08 werd ook een exemplaar gezien in de Hengforderwaarden en op 30-08 werd er een gefotografeerd net buiten Deventer. De Temminks Strandloper Calidris temminckii werd dit jaar in goede aantallen waargenomen en wederom was het de Welsumerwaard dat de kroon spande. Van 01-05 t/m 11-05 werden hier tot maximaal 8 exemplaren (09-05) waargenomen. Op 11-05 werden de laatste 7 exemplaren hier gezien maar vanaf 09-08 t/m 26-08 zat er wederom een exemplaar in dit gebied. De enige ander plaats waar deze soort werd opgemerkt was de Henforderwaarden, 1 exemplaar op 3008. Een Gestreepte Strandloper Calidris melanotos werd op 17-08 waargenomen in de Welsumerwaard en dit gebied was ook goed voor de Krombekstrandloper Calidris ferruginea waarvan een exemplaar van 07-05 t/m 10-05 aanwezig was. Het najaar bleek helemaal goed voor deze soort en vanaf 24-08 was er weer een vogel aanwezig in de Welsumerwaard gevolgd door maar liefst 12 vogels op 26-08 en 27-08.
Figuur 13.10 Kleine Strandloper
57
Hierna werd het aantal wat minder maar tot en met 27-09 waren hier 1 tot 7 exemplaren aan het foerageren. OP 28-08 werd een exemplaar in de Hengforderwaarden gezien, op 08-09 één de Rammelwaard en op 10-09 twee vogels in de Hengforderwaarden. Dat 2013 een goed jaar was voor steltlopers is inmiddels wel duidelijk en dat blijkt ook wel uit het aantal Bonte Strandlopers Calidris alpina dat werd waargenomen. Al op 19-02 werden de eerste drie waargenomen in de Welsumerwaard, gevolgd door drie vogels vanaf 10-03 aan de Bolwerksplas. Tot en met 30-05 werden op diverse plaatsen “bontjes” gezien, de meeste in de Welsumerwaard, de Veenoordkolk en de Bolwerksweide met de grootste groep (10 expl.) op 10-04 in de Welsumerwaard. In juni ontbrak deze soort maar vanaf 31-07 werd de eerste al weer gemeld vanuit de Welsumerwaard waar de aantallen tot eind augustus opliepen tot maximaal 6 stuks. Heel de maand september werden vogels gezien in de Welsumerwaard en de Hengforderwaarden tot een maximum van 8 op 27-09. Vanaf 01-10 t/m 03-11 verbleven er “bontjes” in de Welsumerwaard met als maximum van 25 tussen 03-10 en 07-10. In dezelfde periode verbleven er ook 4 exemplaren bij de Yperenplas. De enige andere plaats waar een vogel werd gemeld was de Rammelwaard met 1 exemplaar op 08-09 en de laatste waarneming van dit jaar betrof twee vogel op 12-11 op de Bolwerksweide. Een adult winterkleed Zwartkopmeeuw Ichthyaetus melanochephalus verbleef van 04-01 t/m 10-01 in de omgeving van de Yperenplas en de Bolwerksweide. Op 14-04 en 15-05 zat een adult in zomerkleed bij de Yperenplas en op 1804 werden er hier twee gezien, welke later die
Figuur 13.11 Zwartkopmeeuw
58
dag ook bij de Veenoordkolk werden waargenomen. Op 03-05 zaten de twee vogels nog steeds bij de Yperenplas en werd gezien hoe een visje werd gebruikt bij het baltsen, op 06-05 werd een adult gezien bij de Teugse kolk en op 07-07 was een tweede kalenderjaar vogel aanwezig op de slaapplaats bij de mars, Zutphen. Door de toegenomen kennis over de herkenning van grote meeuwen is ook het aantal waarneming van de Pontische Meeuw Larus cachinnans de laatste jaren toegenomen. Ook in ons werkgebied is deze soort, met uitzondering van oktober, in alle maanden gezien. Het merendeel van de waarnemingen komt echter uit de winter en het voorjaar. De waarnemingen hebben zowel betrekking op 1e winter-, 2e winter-, adult zomeren adult winterkleed en de beste plaatsten zijn de slaapplaatsen op de Mars bij Zutphen en de Yperenplas / Veenoordkolk. Leuk was de waarneming van een gekleurringde tweede kalenderjaar vogel op 25-05 bij de Duursche Waarden. Deze vogel bleek een jaar eerder in een kolonie in Polen geringd te zijn. In tegenstelling tot de “Pont” is de Geelpootmeeuw Larus michahellis een soort die juist in de zomer en het najaar het meest gezien wordt en met name vanaf juli t/m november. De overige maanden van het jaar is de soort duidelijk minder talrijk aanwezig. Deze soort kan langs de gehele IJssel worden aangetroffen maar de eerder genoemde gebieden geven de beste kansen. Het merendeel van de waarnemingen betrof vogels in adult winterkleed en een enkele keer werd een onvolwassen vogel gedetermineerd. Op 19-04 vloog een Reuzenstern Hydroprogne caspia over de IJssel bij Deventer in noordwestelijke richting en op 26-08 was er een exemplaar ter plaatse in de Welsumerwaard. Zeker opmerkelijk te noemen was het aantal Noordse
Figuur 13.12 Pontische Meeuw
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Sterns Sterna paradisaea dat dit voorjaar aanwezig was. Op 23-04 werd de eerste ontdekt boven de Bolwerksplas gevolgd door zeker 10 vogels op 13-05 boven de Veenoordkolk en nog 1 vogel de dag erna. Op 17-05 werd er weer een gezien boven de Veenoordkolk en de laatste vloog op 05-06 boven de Bolwerksplas. In het late avondlicht van 25-06 was het enkele waarnemers gegund kort te genieten van drie langstrekkende Witwangsterns Chlidonias hybrida en op 30-06 werd slechts kortstondig een donkere fase Kleine Jager Stercorarius parasiticus gezien in de Marshaven, Zutphen. Werkelijk genieten was het van een Dwerguil Glaucidium passerinum welke op 10-12 in het Oostermaet bij Lettelte werd ontdekt. De vogel trok honderden bezoekers en was in het begin erg moeilijk te vinden en leek na twee dagen verdwenen maar werd rond de kerst weer teruggevonden en liet zich daarna weken lang prima bekijken en fotograferen. Het verhaal rondom de ontdekking staat in “De IJsvogel nr. 77, april 2014. Van de Velduil Asio flammeus kwamen 7 meldingen binnen, de eerste op 04-04 toen een vogel jagend werd gezien bij Brummen. Op 0905 vloog een exemplaar in noordelijke richting op vanuit de Welsumerwaard en mogelijk werd dezelfde vogel later bij Oene gezien. Op 29-08 was een jagende vogel aanwezig in het Assendorpsche Broek bij Heerde, op 03-10 vloog er een over Oene en op 25-10 was een vogel aanwezig in de Buitenwaarden bij Wijhe. In tegenstelling tot vorig jaar was er dit jaar slechts een enkele waarneming van de Nachtzwaluw Caprimulgus europaeus op de Gorsselse hei en wel een zingend mannetje op 08-07. Op 26-08 vloog een Bijeneter Merops apiaster hoog over de Mars, Zutphen en een Draaihals
Figuur 13.13 Dwerguil
Jaarverslag 2013
Jynx torquilla werd op 21-04 roepend waargenomen in Deventer en op 23-08 was er één ter plaatse in de Rammelwaard. De Middelste Bonte Specht Dendrocopos medius was ook dit jaar weer met enkele broedparen aanwezig in het werkgebied. Met name het Veldense Bos bij Warnsveld, Huize Joppe, Huis Voorstonden en Landgoed Dorth bieden plaats aan 1 of meerder paartjes. In de buurt van Deventer komen er vooral waarnemingen van Landgoed Schoonheten, echter een zeker territorium heeft dat nog niet opgeleverd. De enige Grauwe Klauwier Lanius collurio dit jaar bevond zich in het Nijendalproject van 09-05 t/m 19-06. Alle ingevoerde waarnemingen hadden betrekking op een mannetje dus of er ook een paartje zat is niet duidelijk. De Klapekster Lanius excubitor was dit jaar ook erg schaars met maar 6 waarnemingen die waarschijnlijk ook allemaal betrekking hebben op dezelfde vogel namelijk een exemplaar dat van 08-01 t/m 16-03 werd gezien de Rammelwaard / Voorsterklei. Eveneens een mager jaar was het voor de Pestvogel Bombycilla garrulus met 6 vogels langs de Snipperlingsdijk, Deventer op 04-01 en 3 vogels op 11-01 in Colmschate. Een overtrekkende Baardman Panurus biarmicus over de Mars, Zutphen op 15-10 is een leuke waarneming voor ons gebied evenals de meldingen van Bladkoningen Phylloscopus inornatus. Op 30-09 riep een vogel in een tuin in Olst en op 16-10 werd er in diezelfde tuin één gevangen en geringd. In Zutphen werd een roepende vogel waargenomen in de fruitbomen bij de oude stadsmuur op 17-10 en de laatste vogel werd opgemerkt bij Borgele, Deventer op 16-12. De Sprinkhaanzanger Locustella naevia is en blijft toch ook een zeldzaam beestje binnen ons werkgebied. Op 22-04 werd een zingend exemplaar waargenomen in de Dorperwaarden, Terwolde en vanaf 30-04 tot en met 07-06 werd in
Figuur 13.14 Middelste Bonte Specht
59
de Rammelwaard regelmatig een zingende vogel gehoord en gezien. Van 08-05 t/m 02-06 een zingende vogel bij de Oude IJssel, Empe en op 02-05 ook een zingende vogel in Leesten, Zutphen. Op landgoed Dorth werd een vogel waargenomen op 08-05 en op 07-05 zong een vogel in de Roetwaarden, Olst. Andere eenmalige waarnemingen betroffen vogels bij Kranenkamp op 25-05, langs de Schipbeek op 17-05 en in de Ossenwaard op 06-05. Een Kortsnavelboomkruiper Certhia familiaris macrodactyla zat op 23-03 te zingen bij Quatre Bras, Gorssel en op 03-04 eveneens een zingende vogel bij het Groot Graffel, Warnsveld. Op 29-12 werd een vogel gezien en gefotografeerd in het Oostermaet, Lettele, echter de vogel op de foto toont wel erg bruine flanken en blijft vooralsnog onzeker. De Beflijster Turdus torquatus deed het met ca. 36 exemplaren goed dit jaar, het merendeel in april maar ook in september en oktober werden nog 7 exemplaren gezien. Het merendeel van de waarnemingen betrof enkelingen ter plaatse of overtrekkend maar ook groepjes tot een maximum van 7 stuks (30-04 bij Rijssen) werden gemeld. De Blauwborst Luscinia svecica werd dit jaar op meerdere plaatsen en vaak gedurende langere tijd gezien en gehoord. Van 24-03 t/m 21-04 zat een zingende vogel bij de Yperenplas en vanaf 15-04 t/m 08-05 een exemplaar in de Oude IJssel, Zutphen. In de Ossenwaard werd een vogel waargenomen vanaf 21-04 t/m 23-04. Een zingende man op 1005 bij Olst en op 14-05 bij Veessen vormen de laatste waarnemingen van zingende mannetjes. Interessant was de waarneming op 14-07 van een vrouwtje dat al sinds enkele dagen met voer in de snavel het hoge gras in verdween in Olst. Eindelijk een broedgeval?.
Figuur 13.15 Waterspreeuw
60
Een Zwartbuikwaterspreeuw Cinclus cinclus cinclus werd op 07-04 ontdekt bij Wilp, Holtkamp en op 08-04 bleek dat de vogel zich had verplaatst naar de Schipbeek ter hoogte van de Siemelinksweg, Deventer. In de daar aanwezige stroomversnelling voelde de vogel zich blijkbaar goed thuis want hij bleef aanwezig tot en met 1304. Het ontdekken van een Engelse Kwikstaart Motacilla flava flavissima maakt een dagje vogels kijken toch altijd weer bijzonder en in totaal lukte dat dit jaar 7 keer. Op 15-04 een vogel in de Rammelwaard, 16-04 bij de Yperenplas en op 17-04 een vogel op de Voorsterklei. Op 1704 eveneens een vogel bij de Oude IJssel en op 20-04 een in de Welsumerwaard. Op 05-05 zat een exemplaar in de Bokkenwaard bij Gorsel en de enige najaarswaarneming betrof een vogel op 10-09 in de Ossenwaard. De Rouwkwikstaart Motacilla alba Yarrellii was met 8 exemplaren net even wat talrijker dan de voorgaande maar blijft hier toch een zeldzame verschijning. De eerste twee werden opgemerkt op 22-03 op de Voorsterklei en het centrum van Zutphen waarna een exemplaar werd gevonden bij de Yperenplas op 31-03 gevolgd door een vogel bij de Bolwerksweiden op 02-04 en 03-04, mogelijk was deze vogel dezelfde als op 08-04 aldaar. Op 09-04 foerageerde er een in de buurt van de Douwelerkolk, op 11-04 een bij de Schipbeek ter hoogte van de Siemelinksweg en de laatste werd gezien op 09-05 in de Welsumerwaard. Een Grote Pieper Anthus richardii was slechts kort ter plaatse bij landgoed de Voorst, Eefde alvorens verder te vliegen en een Duinpieper Anthus campestris werd alleen roepend waargenomen in de Welsumerwaard op 03-09. Een Roodkeelpieper Anthus cervinus verbleef van 07-05 t/m 09-05 in de Welsumerwaard en maakte ook een uitstapje naar de Roetwaarden.
Figuur 13.16 Roodkeelpieper
Werkgroep Onderzoek en Publicatie
Op 19-08 vloog een vogel over de Welsumerwaard evenals op 18-09. De laatste werd overvliegend gemeld op 27-09 bij de Teugse Kolk. Een Europese Kanarie Serinus serinus werd op 15-03 ontdekt op de Mars, Zutphen en op 28-03 foerageerden twee exemplaren op een voedertafel in Lettele. Op 28-09 vloog een vogel over de IJsselstraat, Zutphen en op 03-10 vloog er één over Warnsveld. De enige Frater Linaria flavirostris werd overtrekkend gehoord op 08-10 bij de Veenoordkolk. 2013 was landelijk een goed jaar voor Grote Kruisbek Loxia pytyopsittacus en ook binnen ons werkgebied werden meerdere waarnemingen gedaan. De eerste betrof een overvliegende vogel op 14-10 over de trektelpost Zutphen en op 18-10 waren kortstondig twee vogels aanwezig op de Gorsselse hei. De meeste waarnemingen komen echter uit het Oostermaet, Lettele in de periode 11-12 t/m 2512. Het betrof hier 1 tot 3 vogels die door het bos rondzwierven en werden opgemerkt door de vele vogelaars die op zoek waren naar de Dwerguil. In diezelfde periode werd ook een Witbandkruisbek Loxia leucoptera gehoord en door enkelen ook gezien in het Oostermaet. De enige twee Ortolanen Emberiza hortulana werden overtrekken waargenomen en wel op 0409 over de mars, Zutphen en op 06-09 over de trektelpost bij landgoed de Voorst. Ook alleen maar overvliegend gemeld is de IJsgors Calcarius lapponicus op 25-1, Boetelerveld en ook de Sneeuwgors Plectrophenas nivalis kwam niet aan de grond. Op 06-10 vloog één exemplaar over de Veenoordkolk.
Figuur 13.17 Europese Kanarie
Jaarverslag 2013
Figuur 13.18 Grote Zee-eend
Figuur 13.19 Roodhalsfuut
Figuur 13.20 Middelste Zaagbek
61