Voedselbank Katwijk
“Van schaamte naar een uitstapje?” Een onderzoeksrapport naar de klanten van de Voedselbank Katwijk en hun ervaringen
In opdracht van de hogeschool Leiden, onder begeleiding van Joke Wieringa Tweede lezer: Saskia van Schagen Annelies Boek Jacoline Stol Carola Westgeest Maatschappelijk Werk en Dienstverlening Juni 2007
Inhoudsopgave Samenvatting
3
Voorwoord
5
Inleiding
6
Hoofdstuk 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8 1.9
De Voedselbank Aanleiding voor het onderzoek Probleemstelling Deelvragen Cliëntperspectief Probleemstelling in breder kader: armoedeproblematiek De stand van zaken: onderzoek naar de Voedselbanken Schulden Tot slot: maakt geld gelukkig?
Hoofdstuk 2 2.1 2.2 2.3 2.4
8 8 11 12 13 14 14 19 20 24
25 25 25 25 26
27 27 27
Discussie
45
Betrouwbaarheid en geldigheid Beperkingen onderzoek Opvallende resultaten
45 45 46
Hoofdstuk 5 5.1 5.2 5.3
Resultaten onderzoek
Respons Resultaten per deelvraag
Hoofdstuk 4 4.1 4.2 4.3
Methoden
Soort onderzoek Opbouw onderzoek Vragenlijst/themalijst Verwerking van de gegevens
Hoofdstuk 3 3.1 3.2
Achtergronden bij het onderzoek
Conclusies en Aanbevelingen
48
Conclusies Aanbevelingen gemeente Katwijk Aanbevelingen voor alle hulpverleningsinstanties
48 50 52
Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2 Bijlage 3 Bijlage 4 Bijlage 5
55 Vragenlijst Leefgebiedenwijzer NIWZ Transtheoretisch model van gedragsverandering Verklarende woordenlijst Geraadpleegde literatuur/Bronvermelding
56 58 60 61 63
2
Samenvatting Dit onderzoek richt zich op de armoedeproblematiek in Katwijk en heeft zich beperkt tot de klanten van de Voedselbank. De aanleiding van dit onderzoek is om meer inzicht te krijgen en inzicht te geven aan Platform Kocon in de ervaringen, wensen en behoeften van de klanten van de Voedselbank, zodat de opdrachtgever de conclusies en aanbevelingen kan gebruiken om de voorstellen uit de notitie “Alle inwoners tellen mee” aan te vullen en te verantwoorden naar het gemeentebestuur in Katwijk. Dit onderzoek is voornamelijk een beschrijvend onderzoek en heeft plaatsgevonden van oktober 2006 tot juni 2007. Tien respondenten van de Voedselbank zijn geïnterviewd en er is onderzocht welke hulpverleningsorganisaties er zijn in de gemeente Katwijk en omgeving en wat zij bieden op het gebied van financiële hulpverlening. Het onderzoek is een kwalitatief onderzoek. Aan de hand van open vragen zijn de respondenten geïnterviewd en hebben verteld over hun ervaringen, wensen en behoeften op het gebied van armoedeproblematiek Met de respondenten zijn face to face interviews afgenomen. De vragenlijst is opgedeeld in vier thema’s: aanleiding, beleving, hulpbronnen, wensen en behoeften. Met deze vragenlijst is gestreefd naar een zo volledige mogelijke beantwoording van alle deelvragen. Als topics zijn acht leefgebieden gebruikt, deze zijn: dagbesteding, inkomen, sociaal functioneren, praktisch functioneren, gezondheid, huisvesting, zingeving en financiën. Ook is hiervoor gekozen om een zo goed mogelijk beeld van de respondent te krijgen en ervoor te zorgen dat er geen informatie vergeten wordt. De volgende probleemstelling heeft gedurende het onderzoek centraal gestaan: “Wat zijn de mogelijke knelpunten op het gebied van armoedeproblematiek in Katwijk.” In de volgende punten zijn de belangrijkste conclusies opgenomen: •
•
• • • •
Kenmerkend voor klanten van de Voedselbank is dat zij vaak kampen met een veelheid aan problemen. Het is eerder gevolg dan oorzaak dat deze mensen bij de Voedselbank terechtkomen. Geconcludeerd mag worden dat financiële problemen zelden op zichzelf staan, daarom is financiële steun alleen voor lang niet iedereen een oplossing. Per respondent zijn veel verschillende hulpverleningsinstanties actief zijn. De meeste hulpverleningsinstanties die er zijn benadrukken óf de financiële (schuldhulpverlening) kant óf de psychosociale kant. Uit dit onderzoek is gebleken dat mensen behoefte hebben aan praktische hulpverlening met een persoonlijke benadering Klanten zijn niet of onvoldoende op de hoogte zijn van inkomensondersteuning van de gemeente. Respondenten vertelden dat ze lang moesten wachten op de uitkering en dat daardoor de schulden hoger werden. Voor de klanten van de Voedselbank zijn de formulieren te moeilijk. Niet alleen qua inhoud, maar ook door onzekerheid bij de mensen zelf. Ze zijn bang om iets fout in te vullen dat grote gevolgen kan hebben. Het BIP wordt niet als steunend ervaren. De respondenten geven aan dat ze niet weten wat het BIP met alle informatie doet en dit geeft bij hen het gevoel dat er niks voor hen gedaan wordt en dat het voor hun gevoel
3
• • •
allemaal lang duurt. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat het BIP een andere werkwijze heeft dan de respondenten verwachten. De klanten prefereren persoonlijke begeleiding boven een budgetcursus. De vraag naar deze begeleiding is een vorm van gedragverandering. De respondenten in dit onderzoek geven aan hulp nodig te hebben in de weg naar eigen verantwoording en zelfredzaamheid. Respondenten geven aan hulp te willen met het doornemen van de post en willen inkomensbeheer
Op grond van het onderzoek zijn de volgende aanbevelingen geformuleerd: Ö Ö Ö Ö Ö Ö Ö Ö Ö
4
“Ontschotting” en op de hoogte zijn van de persoonlijke situatie Versimpeling van informatie Hulp bij invullen van formulieren of goed doorverwijzen Opleidingskansen Schuldhulpverlening uitbreiden en aanpassen aan verwachtingen Aanpassing van eigen verantwoordelijkheid Samenwerking van alle betrokken instanties Huisbezoeken Praktische hulpverlening met een persoonlijke benadering.
Voorwoord In dit rapport doen wij verslag van het onderzoek dat wij gedaan hebben naar de armoedeproblematiek in de gemeente Katwijk. Wij zullen ons beperken tot de cliënten van de Voedselbank, welke ‘klanten’ genoemd worden. Dit onderzoek richt zich voornamelijk op de hulp die klanten ontvangen en hun wensen hier in. De Voedselbank is een actueel onderwerp dat de gemoederen in hoge mate bezighoudt. Bij de laatste Kamerverkiezingen stond het onderwerp bij alle partijen op de agenda. De vraag, die de politiek bezighield was: “Hoe kan het dat in zo’n land van welvaart als Nederland Voedselbanken nodig zijn?” Een veel gehoorde uitspraak was hierbij: “het is goed dat het er is, jammer dat het nodig is…” Aanleiding voor ons onderzoek is de oprichting van de Voedselbank Katwijk op 2 juni 2006 en het groeiend aantal deelnemers dat inmiddels is opgelopen tot 31. Eén van de onderzoekers werkt sinds de oprichting van de Voedselbank Katwijk als vrijwilliger in het kader van de studie Maatschappelijk Werk bij de Voedselbank. Van daaruit kwam de vraag om een onderzoek te doen onder de klanten van de Voedselbank Katwijk. Door in kaart te brengen waar de deelnemers tegenaan lopen en wat hun wensen en ervaringen zijn, hopen we een transparant beeld te krijgen dat in duidelijke kaders aangeboden kan worden aan de gemeente Katwijk. Voor ons onderzoek waren de verhalen van de klanten van de Voedselbank van essentieel belang. Het waren vaak emotionele en bovenal eerlijke verhalen van mensen die op een openhartige manier over hun problematiek spraken met ons. Dit rapport had zonder hen niet tot stand kunnen komen. Wij willen dan ook hier bij onze dank en bewondering uitspreken voor deze mensen en ze veel doorzettingsvermogen en geluk toewensen voor de toekomst. Verder willen wij onze opdrachtgever het Platform Kocon en alle medewerkers van de Voedselbank bedanken. Natuurlijk bedanken we ook Thea Guijt van het Platform Kocon, die ons met raad en daad bijstond gedurende het onderzoek. Veel dank gaat ook uit naar onze docent en begeleider in dit project Joke Wieringa. Zij stond ons steeds bij met kritische feedback en hielp ons het overzicht en de rust te bewaren. Haar feedback en de morele steun waren voor ons telkens weer een grote stimulans! Daarnaast willen wij docent Saskia van Schagen bedanken, als medebeoordelaar van dit rapport en voor haar ondersteuning in de beginfase van het onderzoek. Verder willen wij Peer van der Helm, kwaliteitscoördinator Social Work, bedanken voor de goede tips en aanwijzingen werden en het in contact brengen met Corine Balder, onderzoeker bij de Gemeente Leiden. Tot slot: Corine Balder hartelijk dank voor de goede aanwijzingen voor het opstellen van het interview en het delen van haar onderzoekservaringen. Wij hopen dat ons onderzoeksverslag armoedeproblematiek in Katwijk!
meer
inzicht
geeft
in
de
Leiden, juni 2007 Annelies Boek Jacoline Stol Carola Westgeest
5
Inleiding De opdrachtgever De opdrachtgever voor deze nota is het Platform Kocon, vertegenwoordigd door mevrouw Thea Guijt. Zij is beleidsmedewerker bij de Stichting Factor Welzijn en voor 36 uur per week werkzaam voor het Platform Kocon. Zij is verantwoordelijk voor het secretariaat van Platform Kocon en verricht ondersteunende werkzaamheden voor de project- en werkgroepen van het Platform, waaronder de Werkgroep Voedselbank Katwijk. Het Platform Kocon1 is een samenwerkingsverband van lokale en regionale organisaties en vrijwilligers2. De activiteiten van het Platform richten zich op en/of hebben raakvlakken met: • Onderzoek voor het ontwikkelen en bijstellen van lokaal verslavingsbeleid. • Verslavingspreventie om het gebruik van riskante genotmiddelen te ontmoedigen, terug te dringen of te stoppen. • Verslavingszorg. • Nazorg en maatschappelijk herstel van ex-verslaafden en/ of exgedetineerden. Het Platform Kocon komt maandelijks bij elkaar. Tijdens de bijeenkomsten is er aandacht voor uitwisseling van de verschillende signalen vanuit de lokale samenleving. Indien wenselijk initieert, ontwikkelt en implementeert het Platform zelf activiteiten. Activiteiten ontwikkeld vanuit het Platform zijn bijvoorbeeld: het Project Maatschappelijke Integratie (PMI) later overgegaan in het reguliere regionale aanbod van het Jongeren Preventie Project (JPP), de preventiesurvivals, het Project Re-integratie en het Alcoholplan. De Stichting Kocon fungeert als rechtspersoon en beheert de financiën van het Platform. De gemeente Katwijk3 is als subsidieverstrekker direct betrokken bij de activiteiten van het Platform. De opdracht De opdracht is het houden van een onderzoek onder de klanten van de Voedselbank. Deze opdracht is tweeledig. De opdrachtgever wil naar aanleiding van de notitie “Alle inwoners tellen mee”, de bevindingen, knelpunten en signalen vanuit verschillende instanties en vanuit haar eigen werkervaring concreet maken aan de hand van een onderzoek.
1 2
3
6
Bron: www.kocon.nl Samenstelling Platform Kocon: GGD- Hollands Midden, Stichting De Brug, christelijke verslavingszorg Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg, Gemeente Katwijk, Stichting Factor Welzijn, Politie Hollands Midden, Psycho-Medisch Centrum Parnassia (Circuit Verslavingszorg en -preventie), Bureau Jeugdzorg en Huisartsen. Daarnaast zijn verschillende organisaties betrokken in de project- en werkgroepen van het Platform, waaronder Woonstichting KBV, Algemeen Maatschappelijk Werk, Stichting De Binnenvest, Vereniging Relaties (Ex) Gedetineerden, en GGZ Duin- en Bollenstreek. Op 1 januari 2006 zijn de gemeenten Katwijk, Rijnsburg en Valkenburg gefuseerd. De gemeente Katwijk heeft ruim 60.000 inwoners.
Mede omdat de meningen van de klanten zelf nog niet zijn onderzocht, wil zij ook graag een onderzoek om de wensen en behoeften van de klanten in kaart te brengen. Leeswijzer Dit rapport zal eerst in hoofdstuk 1 informatie geven over de Voedselbank om de lezer nader te informeren over de Voedselbank Nederland, Voedselbank Katwijk en de opdrachtgever. Daarna zal in 1.2 en 1.3 de aanleiding van het onderzoek en de probleemstelling nader worden uitgewerkt. De deelvragen worden besproken in 1.4. In 1.5 wordt de probleemstelling in breder kader besproken. In 1.6 wordt het cliëntperspectief uitgelegd. Vanaf 1.7 wordt er besproken wat er al is geschreven over de Voedselbanken en schulden. In 1.8 een overdenking of geld gelukkig maakt. In hoofdstuk 2 zullen de methoden van onderzoek en de keuzes die hierin gemaakt zijn worden besproken. In hoofdstuk 3 zijn de resultaten beschreven. In hoofdstuk 4 zullen we nader ingaan op de discussiepunten en opvallende resultaten. Tot slot worden in hoofdstuk 5 eerst de conclusies en dan de aanbevelingen besproken.
7
Hoofdstuk 1 Achtergronden bij het onderzoek 1.1
De Voedselbank
De geschiedenis van de Voedselbank Een Voedselbank is geen uitvinding van de moderne tijd. Al in de oudheid waren er Voedselbanken die de armen voorzagen van voedsel. Ook in Nederland werd voedsel verstrekt door de kerk. Toen het economisch beter ging in Nederland, verdween de behoefte aan Voedselbanken. Pas in de twintigste eeuw keerden de Voedselbanken weer terug4. Een deel van de Nederlandse bevolking heeft het moeilijk op financieel gebied. Vooral vanaf 2004 steeg het aantal mensen dat een beroep moest doen op de Voedselbank sterk. In 2005 steeg het aantal Voedselbanken van 22 tot 40. De oorsprong van de Voedselbanken ligt in de USA (1967). Van daaruit vond de idee zijn weg eerst naar Canada en later naar Europa. Op het ogenblik zijn er in dertien Europese landen 157 Voedselbanken operationeel. Zo begon het: in 1986 leven Clara en Sjaak Sies van een uitkering. Daar zij op verschillende gebieden actief deelnamen, zoals de kerk en sociale terreinen, kwamen zij op het idee van een Voedselbank. Zij voelden de noodzaak om tegen verspilling aan de ene kant en armoede aan de andere kant actie te ondernemen. In 2001 zijn zij met de voorbereidingen van een Voedselbank gestart. De Voedselbank is gestart als een onderdeel van de Stichting ‘Minusplus’ uit Rotterdam, met de gedachte dat de ‘plussers’ de ‘minners’ in onze samenleving met restgoederen zouden kunnen ondersteunen. Tegenwoordig krijgen een kleine 10.000 gezinnen in Nederland voedselpakketten uitgereikt door de Voedselbanken in diverse gemeenten. Via verschillende hulpverleningsorganisaties, zoals maatschappelijk werk, vluchtelingenwerk, thuiszorg, jeugdzorg en huisartsen, vindt de aanmelding plaats. Ontvangers krijgen, ongeacht geloof, cultuur of nationaliteit, de beschikking over de door levensmiddelen leverende bedrijven beschikbaar gestelde voedselpakketten. Vanaf maart 2003 is de naam Minusplus veranderd in de Stichting Voedselbank Nederland of kortweg Voedselbank. Vanuit het hele land komen nieuwe of bestaande initiatiefgroepen voorraden ophalen in de hoofdvestiging in Rotterdam en er komen steeds nieuwe vestigingen bij5. Voedselbank Katwijk In 2005 geven verschillende instellingen in Katwijk tijdens de platformbijeenkomsten signalen af dat er (steeds meer) behoefte was aan een maaltijdvoorziening voor dak- en thuislozen. In samenwerking met een lokaal verzorgingstehuis is vervolgens een warme maaltijdvoorziening gestart in het Inloophuis van De Brug gefinancierd met donaties. De warme maaltijden worden vijf dagen per week aangeboden in het Inloophuis van Stichting De Brug voor een eigen bijdrage van een euro. In 2006 werd steeds duidelijker dat ook andere inwoners in de knel kwamen door een te laag besteedbaar inkomen, waardoor zij niet meer konden voorzien in basisbehoeften zoals eten en grote moeite hadden om hun vaste lasten te betalen6.
4 5 6
8
Bron: redactie RTV Katwijk Bron: www. Voedselbank.nl Bron: Thea Guijt, ondersteuning Voedselbank Katwijk.
De signalen werden ingebracht door de hulpverleners en medewerkers van instellingen betrokken bij het Platform, maar de signalen kwamen ook vanuit kerken, bewonerscommissies, scholen en het jongerenwerk. Deze signalen kwamen ook terecht bij het Platform onder meer door de plaatselijke bekendheid van het Platform naar aanleiding van de warme maaltijdvoorziening voor dak- en thuislozen. Mede op aandringen van de organisaties en vrijwilligers zelf heeft het Platform de initiatiefnemers bijeen gebracht en is gezamenlijk de Voedselbank Katwijk opgestart. Voor de daadwerkelijke start van de Voedselbank in Katwijk waren er vier initiatieven (tegelijkertijd) voor een Voedselbank, waarvan twee organisaties betrokken bij Platform Kocon. De vier initiatiefnemers waren: Stichting De Brug, de Vereniging Relaties (Ex) Gedetineerden en twee particulieren7. Het Platform organiseerde een overleg met de verschillende initiatiefnemers. Dit overleg resulteerde in een bundeling van krachten en afstemming over de aanpak. Op verzoek van de vrijwilligers en in overleg met de gemeente Katwijk ondersteunen de beleidsmedewerker en de voorzitter van het Platform Kocon, de Voedselbank voor de periode van een jaar. De beleidsmedewerker ondersteunt de Werkgroep Voedselbank Katwijk in de voorbereidingen en uitvoering van de werkzaamheden. De voorzitter is woordvoerder. Na een jaar volgt een evaluatie van de werkwijze en de geboden ondersteuning. Op basis van de uitkomsten hiervan worden vervolgafspraken gemaakt. Oprichting Vanwege de enorme toename, kondigde de Federatie Voedselbank Nederland in mei 2006 een stop aan voor het oprichten van nieuwe zelfstandige Voedselbanken. De vrijwilligers uit Katwijk zochten daarom aansluiting bij de Stichting Voedselbank Leiden. Overeengekomen werd dat de Voedselbank Katwijk als een afdeling van de Voedselbank Leiden zou functioneren. Formeel valt de Voedselbank Katwijk onder de verantwoordelijkheid van Leiden. Omdat de vrijwilligers van de Voedselbank Leiden hun handen vol hebben aan de eigen klanten, is afgesproken dat de vrijwilligers in Katwijk zelf invulling geven aan de dagelijkse gang van zaken. De financiële en inhoudelijke eindverantwoordelijkheid blijft formeel, vanwege de rechtspersoonlijkheid, bij het bestuur van de Voedselbank Leiden liggen. De Voedselbank Katwijk heeft geen bestuur, maar een werkgroep. De werkgroep zorgt voor de dagelijkse gang van zaken en het op de hoogte houden van de overige (vijftien) vrijwilligers. De Werkgroep Voedselbank Katwijk bestaat uit zes vrijwilligers; drie vrijwilligers die de intakes en financiële hulpverlening verzorgen en drie vrijwilligers die de dagelijkse gang van zaken regelen en rechtstreeks contact hebben met de klanten. De overige vrijwilligers hebben vanwege de privacy en bescherming veelal geen klantcontacten. Werkwijze De werkwijze, zoals de toekenning voor een voedselpakket, vindt plaats op basis van de richtlijnen van de Voedselbank Nederland. De Voedselbank Nederland formuleert het als volgt: “Bij de toekenning van voedselpakketten gaat de Voedselbank uit van het besteedbaar inkomen dat 7
Tijdens de opstartperiode bleek tijdens gesprekken met de Voedselbank Leiden dat ook een kerk in Rijnsburg overwoog om met een Voedselbank te starten. De vrijwilligers van de kerk trokken zich vrijwillig terug, nadat zij vernomen hadden dat anderen hiermee aan de slag gingen.
9
mensen maandelijks over houden voor voeding, kleding e.d. dus nadat vaste lasten zoals huur, gas/water/licht en verzekeringen betaald zijn. Voor een eenpersoonshuishouden is dit € 150,-. Bij meerpersoonshuishoudens is dit bedrag voor iedere volgende volwassene die tot het huishouden behoort te vermeerderen met € 50, -en/of voor ieder kind dat tot het huishouden behoort met € 25, -. Wanneer het besteedbare inkomen per huishouden onder de volgende bedragen ligt, komt het huishouden in aanmerking voor een voedselpakket8”. In Katwijk kunnen medewerkers van hulpverleningsinstanties (bijvoorbeeld Algemeen Maatschappelijk Werk, Stichting Welzijn Ouderen, Stichting De Brug, de Vereniging Relaties (Ex) Gedetineerden, Stichting Steunpunt Medelanders), huisartsen en kerken mensen verwijzen en/of aanmelden bij de Voedselbank Katwijk. Meer dan 200 instanties zijn bij de start van de Voedselbank aangeschreven. De instanties hebben daarbij ook het aanmeldformulier en een folder gekregen. Bovendien kunnen alle instanties en particulieren gebruik maken van het aanmeldingsformulier dat op de website www.voedselbankkatwijk.nl te vinden is. Mensen die zich niet via hun huisarts of een instantie willen aanmelden, kunnen zelf contact opnemen met de Voedselbank. Een vrijwilliger van de Voedselbank maakt vervolgens een afspraak voor een intakegesprek. Het intakegesprek vindt bij de mensen thuis plaats. Tijdens dit gesprek worden gegevens verzameld en wordt beoordeeld of er recht is op het ontvangen van een voedselpakket. Dit gesprek biedt ook aanknopingspunten om mensen te helpen met de regelingen en aanvraagformulieren die zij kunnen gebruiken om hun inkomen aan te vullen. Het gaat dan om gemeentelijke voorzieningen (bijzondere bijstand), landelijke regelingen zoals een zorgtoeslag of huurtoeslag maar ook om de landelijke heffingskortingen en kwijtscheldingen op landelijk en lokaal gebied. Verder wordt er gevraagd welke hulpverlening ze momenteel hebben. Tijdens het intakegesprek horen mensen meestal direct, of zij recht hebben op een voedselpakket en wanneer en waar zij dit kunnen ophalen. Tijdens de intake worden een aantal zaken op een rijtje gezet, zoals hoe hoog zijn de schulden en wat wordt eraan gedaan. En wat mist de cliënt op het gebied van inkomstenondersteuning. Gebruikers van de Voedselbank Katwijk De Voedselbank Katwijk startte op 1 juni 2006. Momenteel, 15 juni 2007, ontvangen 31 huishoudens iedere week een voedselpakket; dertien gezinnen, acht alleenstaande ouders en elf alleenstaanden. In totaal worden er 42 volwassenen en 33 kinderen geholpen die per maand 150 euro of minder te besteden hebben. Deze mensen zijn erg dankbaar en, hoe ironisch ook, blij dat er een Voedselbank is. Deze hulp houdt ook in dat vrijwilligers van de Voedselbank de mensen met raad en daad verder helpen. Zoals hulp bij het aanvragen van toeslagen waarvan zij het bestaan niet weten of waarvoor de aanvraagformulieren te ingewikkeld zijn. Door de berichten in de lokale pers en de aanmeldingen vanuit verschillende organisaties en kerken weten de mensen de weg naar de Voedselbank goed te vinden. Dankzij de grote ondersteuning van bedrijven, instellingen, particulieren en natuurlijk de gemeente Katwijk hoeven mensen die een beroep doen op de Voedselbank Katwijk niet teleurgesteld te worden en is er geen wachtlijst.
8
10
Bron: www.voedselbank.nl
1.2
Aanleiding voor het onderzoek
In september 2006 ontstond vanuit het Platform Kocon de wens om een onderzoek onder de klanten van de Voedselbank. Op 25 augustus 2006 is met wethouder van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van de gemeente Katwijk overeengekomen dat Platform Kocon een notitie maakt waarin alle bevindingen, knelpunten en voorstellen op het gebied van Sociale Zaken en Werkgelegenheid zijn opgenomen, inclusief de bevindingen vanuit de Voedselbank Katwijk. Op 16 november is de conceptnotitie9 besproken met de wethouder en de medewerkers van Sociale Zaken. In februari 2007 is de definitieve versie van de notitie “Alle inwoners tellen mee” uitgekomen, geschreven door Platform Kocon met medewerking van cliënten en andere hulpverleningsorganisaties10. Deze notitie is geschreven voor het gemeentebestuur in Katwijk met voorstellen op het gebied van inkomen, schulden en maatschappelijk herstel van kwetsbare inwoners. Het is een omvangrijk document met 13 vragen en 25 voorstellen aan de gemeente Katwijk. In deze notitie zijn ook de wettelijke regelingen van de WWB uitkeringen en bijzondere bijstand toegevoegd, waardoor we deze niet apart zullen behandelen. In maart 2007 heeft de opdrachtgever het projectvoorstel “Broodnodig” aangeboden aan de gemeente11. In dit voorstel stelt Platform Kocon voor om gedurende een jaar, de huishoudens die een beroep doen op de Voedselbank, individuele en financiële ondersteuning te bieden met een betaalde kracht. Andere huishoudens met financiële problemen kunnen zich ook aanmelden. Er wordt rekening mee gehouden dat er in een jaar 50 huishoudens kunnen worden geholpen. De opdrachtgever mist nog concreet onderzoeksmateriaal, die de vragen en voorstellen uit de notitie en het projectvoorstel ondersteunen. Dit onderzoeksmateriaal houdt in: de meningen van de kwetsbare inwoners zelf. De klanten van de Voedselbank zijn gekozen om de kwetsbare inwoners te representeren. Voor het projectvoorstel “Broodnodig” wordt de vraag of mensen behoefte hebben aan individuele, financiële begeleiding hebben meegenomen. De opdrachtgever heeft voor dit onderzoek een aantal vragen naar aanleiding van de notitie “Alle inwoners tellen mee” geformuleerd, welke zij beantwoord wil zien door de klanten van de Voedselbank. Deze zijn: 1. Inkomen Door welke omstandigheden kunnen klanten van de Voedselbank niet rondkomen? Welke schulden hebben de klanten van de Voedselbank? Moeten de klanten van de Voedselbank lang wachten op instanties die een uitkering moeten regelen? 2. Niet-gebruik van voorzieningen Zijn de klanten van de Voedselbank op de hoogte van inkomensvoorzieningen zoals de toeslagen, belasting en bijzondere bijstand? Zo nee, hoe komt dit?
9 10 11
Conceptnotitie Platform Kocon: “Alle inwoners tellen mee”, 2006 Notitie Platform Kocon: “Alle inwoners tellen mee”, februari 2007 Projectvoorstel Platform Kocon: “Broodnodig”, maart 2007
11
3. Schuldhulpverlening Hoe zit het met de schuldhulpverlening in Katwijk? Welke mogelijkheden zijn er voor inwoners van Katwijk? 4. Leefgebieden Op welke leefgebieden hebben de klanten van de Voedselbank problemen? In het afgelopen jaar zijn in Nederland de Voedselbanken duidelijk zichtbaar geworden. Ondanks het goede welvaartsniveau van Nederland moeten een aantal huishoudens rond zien te komen van een laag (bijstands-)inkomen, ook in de gemeente Katwijk. Met de toenemende druk op het individu en wegvallende familie- en buurtstructuren met de bijbehorende saamhorigheid is een vanzelfsprekende hulp en opvang van mensen niet meer gegarandeerd. Uitkeringsgerechtigden, gehandicapten, chronisch zieken en ouderen hebben een vangnet nodig om te voorkomen dat mensen uitvallen in termen van inkomen, werk en/ of zelfstandigheid. Maar ook (ex)verslaafden, psychiatrische patiënten, ex-gedetineerden en dak- en thuislozen behoren tot deze kwetsbare groep. 12 Het inkomen gaat nauwelijks omhoog, maar de vaste lasten stijgen. Het leven is duurder. Niet alleen het aantal Voedselbanken is flink toegenomen, dat geldt ook voor het aantal klanten. Zo is Voedselbank Katwijk in juni 2006 begonnen met zeven pakketten en dit is nu bijna een jaar laten opgelopen tot een aantal aanmeldingen en toekenningen van 50 pakketten. Op dit moment geeft de Voedselbank Katwijk een aantal van 31 pakketten uit13. De doelstelling van de Voedselbank is het om “…noodhulp te bieden voor mensen die voor kortere of langere tijd financieel niet rond kunnen komen.” De aandacht die uitgaat naar deze Voedselbanken komt van vele kanten: media, kerken, politiek etcetera. Deze ontwikkeling heeft volop de aandacht getrokken, niet in de laatste plaats omdat het bestaan van Voedselbanken vragen oproept over de kwaliteit van de Nederlandse verzorgingstaat14. Niet alleen in Katwijk, maar in heel Nederland is de interesse naar de Voedselbanken groot. Van overheidswege heeft dit geresulteerd in een onderzoeksrapport klantenanalyse Voedselbanken. De resultaten van dat onderzoek worden later in dit rapport besproken. Voor de opdrachtgever en ons als onderzoekers was de wens om verder te gaan dan het onderzoeksrapport klantenanalyse Voedselbanken: niet alleen in kader brengen wie de klanten van de Voedselbank zijn, maar onderzoek te doen naar hun ervaringen, wensen en behoeften. 1.3
Probleemstelling
Naar aanleiding van het literatuuronderzoek en overleg met de opdrachtgever hebben we de volgende probleemstelling gedefinieerd: Wat zijn de mogelijke knelpunten in de gemeente Katwijk met betrekking tot de armoedeproblematiek? Dit onderzoek beperkt zich op het gebied van armoedeproblematiek tot de Voedselbank en de klanten van deze. De klanten van de Voedselbank hebben geld tekort voor voedsel. Veronderstelt mag worden dat er voldoende voorzieningen en hulpinstanties zijn die cliënten 12 13 14
12
Bron: Notitie Platform Kocon: “Alle inwoners tellen mee” Bron: Onderzoekgegevens Voedselbank Katwijk Bron: Klantenanalyse Voedselbanken
kunnen helpen, maar het feit dat ze een voedselpakket nodig hebben duidt op hiaten. Dit onderzoek met deze probleemstelling richt zich op de knelpunten waar de klanten van de Voedselbank tegenaan lopen en tegenaan gelopen zijn en waardoor zij in de problemen zijn gekomen. Zijn er knelpunten in het hulpverleningstraject, welke en waarom? Hoe kunnen de cliënten, naar eigen mening, het beste geholpen worden. Het doel van het onderzoek is om hierin inzicht te krijgen, door middel van een open interview. Op basis van de uitkomsten volgen dan onze conclusies en aanbevelingen. Met het formuleren van deze probleemstelling is rekening gehouden met de wensen van de opdrachtgever. Deze heeft een goede relatie met de gemeente en derhalve is met het vormen van de probleemstelling ook rekening gehouden met de gemeente. Met deze probleemstelling kan worden voldaan aan de wens van de opdrachtgever: om informatie en inzicht te verkrijgen over de samenstelling van de doelgroep en de hiaten/knelpunten. Hiermee kan het Platform de eerdere aanbevelingen al dan niet onderbouwen en/of (nieuwe) oplossingen aandragen bij de betrokken organisaties, waaronder de gemeente Katwijk. 1.4
Deelvragen
Aan de hand van de probleemstelling zijn de volgende deelvragen geformuleerd: 1. Wie zijn de klanten van de Voedselbank Katwijk? Deze deelvraag richt zich op de specifieke kenmerken van de klanten van de Voedselbank Katwijk. We kijken naar geslacht, leeftijd, burgerlijke stand en gezinssamenstelling. Ook de huidige financiële situatie en hebben we hierbij gevoegd. Er is voor gekozen om deze gegevens niet in de vragenlijst te verwerken, maar te achterhalen door middel van onderzoek naar de gegevens van de Voedselbank Katwijk. Hiervoor is toestemming gevraagd aan de respondenten. 2.
Welke hulpverleningsinstanties en belangenorganisaties zijn er in Katwijk en omgeving? Deze deelvraag is bedoeld om een helder beeld te krijgen bij welke hulpverleningsinstanties de klanten van de Voedselbank terecht kunnen. Het onderzoek naar deze deelvraag is gedaan voor het afnemen van de vragenlijsten. Zo waren de onderzoekers op de hoogte van de “sociale kaart” van Katwijk en omgeving om niet alle informatie aan de respondenten te hoeven vragen over wat de hulpverleningsinstellingen doen. 3.
Wat doen de hulpverleningsinstellingen concreet op het gebied van financiële hulpverlening? Deze vraag zal op twee manieren beantwoord worden: enerzijds door onderzoek naar de informatie die de instanties zelf verstrekken. Dit kan op vele manieren: geschreven, telefonisch of via de website van de organisatie of met behulp van e-mailbeantwoording. En anderzijds door middel van informatie van de respondenten, op welke manieren worden zij nog meer geholpen? 4. Welke hulp is steunend en welke niet? Met deze vraag willen wij onderzoeken wat de steunende factoren zijn van de respondenten. Deze vraag moet gelijk beantwoorden welke hulp wordt ontvangen en welke hulp ook niet als steunend wordt ervaren.
13
5.
Wat zijn de oorzaken, op verschillende leefgebieden, waardoor mensen een voedselpakket aanvragen? Deze deelvraag richt zich op de omstandigheden waardoor mensen bij de Voedselbank terecht komen. Aangenomen mag worden dat de klanten van de Voedselbank in slechte financiële omstandigheden verkeren, gezien de eisen om een voedselpakket aan te vragen. Maar hoe zijn ze in die slechte financiële omstandigheden gekomen? Deze vraag zullen wij voorleggen aan de respondenten. 6. Hoe komen mensen in aanraking met de Voedselbank? Met deze deelvraag willen wij onderzoeken door wie zij zijn aangemeld voor een voedselpakket. Deze vraag zal terugkomen in de vragenlijsten. 7.
Wat zijn de wensen en behoeften op verschillende levensgebieden van de klanten van de Voedselbank? Deze deelvraag richt zich op de wensen en behoeften van de klanten van de Voedselbank. Wat hebben zij nodig om zich beter te voelen, hun situatie te veranderen. Deze vraag zal voorgelegd worden aan de respondenten. Deze zullen worden uitgewerkt op de verschillende levensgebieden. De gemeente heeft het voorstel gedaan om een budgetcursus aan te bieden aan de klanten van de Voedselbank. De vraag of zij hier behoefte aan hebben wordt ook meegenomen in de vragenlijst. 8. Wat ontbreekt er in de hulpverlening? Welke zaken ontbreken er in de hulpverlening die de respondenten nu krijgen? Wat willen ze beter zien? 1.5
Cliëntperspectief
Dit onderzoek is uitgevoerd door studenten Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. De mens, en niet de problemen en oplossingen, staat centraal. Gedurende dit onderzoek is het verhaal en perspectief van de klanten van de Voedselbank als uitgangspunt van het referentiekader gebruikt. De ervaringen, wensen en behoeften zijn zo uitgebreid mogelijk beschreven en basis van de verhalen zijn de conclusies en aanbevelingen geformuleerd. 1.6
Probleemstelling in breder kader: armoedeproblematiek
De Voedselbanken hebben de laatste tijd veel aandacht in de media gekregen. Zowel de politiek als de Nederlandse burgers maken zich zorgen over de groei en het bestaan van de Voedselbanken. De verontwaardiging bestaat hoe het toch mogelijk is dat in zo’n rijk land als Nederland mogelijk is dat er mensen moeten aankloppen bij een Voedselbank voor een voedselpakket, omdat ze geen geld hebben voor eten15. Deze verontwaardiging en de recente Kamerverkiezingen laaiden de discussies over de Voedselbanken op16. Wat deze met elkaar gemeen hebben is dat in alle discussies de Voedselbanken worden gekoppeld aan armoede en de schijnbaar toenemende mate van armoede. Daarom eerst een oriëntatie op armoedeproblematiek.
15 16
14
Bron: klantenanalyse Voedselbanken Bronnen: verschillende verkiezingscampagnes
Armoede Armoede is een complex verschijnsel. Armoede in de smalle zin is het hebben van te weinig bestaansmiddelen om aan de wezenlijke menselijke levensbehoeften te voldoen. De meest wezenlijke levensbehoeften zijn onder ander voedsel, kleding en onderdak17. Abraham H. Maslow legde de wezenlijke levensbehoeften uit in de behoeftepyramide. Om als mens een gezonde persoonlijkheid te kunnen ontwikkelen moeten een aantal fundamentele behoeften minimaal bevredigd zijn. Deze behoeften klasseert hij volgens een hiërarchie. De meeste fundamentele behoeften zijn: “Organische of lichamelijke behoeften, deze fysiologische behoeften houden verband met de homeostase van het organisme en het lichamelijk evenwicht. Hieronder vallen onder meer behoefte naar voedsel, drank en ontlasting. Opvallend is dat Maslow hieronder ook seks klasseert, evenals andere lichamelijke zaken zoals sport en comfort. In de Westerse welvaartsmaatschappij wordt aan deze behoefte ruim (te ruim) voldaan. In tegenstelling tot ontwikkelingslanden18”. In de publicatie Gemeentelijke Armoedebeleid (2005) van Stimulans/SGBO staat een definitie van armoede in de brede zin: “Armoede heeft veel samenhangende dimensies als inkomen, maatschappelijke participatie, opleidingsniveau, gezondheid, zelfredzaamheid, woon- en leefomgeving, waarin het toekomstperspectief een belangrijk onderscheiden kenmerk is. Dit vooral in situaties waar nauwelijks uitzicht is op werk of verandering van leefsituatie. Armoede in deze brede betekenis is sociale uitsluiting.” Met andere woorden: je bent niet alleen arm als je te weinig geld hebt, maar vooral ook als dat maar vooral ook als dat betekent dat je niet mee kunt doen in de maatschappij. Dat je in een sociaal isolement komt, dat je je kinderen niet aan allerlei dingen mee kunt laten doen, dat je je schaamt voor het feit dat je bijna niets hebt en dus maar liever thuis blijft en dat je ook niet meer ziet hoe je eruit kunt komen. Armoedeval Armoedeval is het verschijnsel dat mensen die armoede lijden nauwelijks mogelijkheden hebben hun maatschappelijke situatie te verbeteren Als iemand met een uitkering een betaalde baan krijgt, treedt vaak een effect op dat 'armoedeval' wordt genoemd. Het effect ontstaat doordat mensen met een zeer laag inkomen of een uitkering vaak recht hebben op subsidies en andere inkomensafhankelijke regelingen. Als ze een baan aanvaarden kan de inkomensverbetering zodanig zijn dat het recht op de subsidies en regelingen vervalt, waardoor het inkomenseffect grotendeels of geheel wegvalt19. Het minimuminkomen is in 2006: €1.086 netto in de maand bij een volledige baan van 40 uur per week. Veel mensen verdienen minder dan het minimum nettosalaris20. Ter illustratie: een taxichauffeur (groepsvervoer) met partner en 3 kinderen verdient bij een vervoersmaatschappij € 970 netto per maand bij een 40-urige werkweek. 17 18 19 20
Bron: Van Dale, 2005 Bron: home.wanadoo.nl/a.heer/Maslow.htm Bron: www.regering.nl De netto bedragen zijn niet wettelijk bepaald en kunnen lager uitvallen. Dit komt door verschillen in inhoudingen op het loon, onder meer in verband met de premieheffing voor de sociale zekerheid. Dit verschilt per bedrijfstak of bedrijf. Bron: www. home.szw.nl
15
Sociaal isolement Mensen kunnen door langdurige werkloosheid of ziekte vrij onverwacht vanuit welstand tot armoede vervallen. Een gevolg is dat ze daardoor in een maatschappelijk en/of sociaal isolement terecht kunnen komen. Deelname aan allerlei activiteiten wordt uit financieel oogpunt onmogelijk; het betalen van communicatie- en transportmiddelen wordt een probleem; kleding en middelen voor lichaamsverzorging eveneens, waardoor men zich niet meer representabel voelt. De woonsituatie verslechtert en daarmee krijgt men een ander (minder) sociaal aanzien. Psychische gevolgen van een vervallen tot armoede kunnen schuld en schaamte zijn; soms versterken mensen daardoor zelf hun sociale isolement. Uit recent onderzoek van het EénVandaag Opiniepanel21 blijkt dat mensen zich sneller arm voelen als ze geen geld hebben voor sociale activiteiten. Niet lid kunnen zijn van een sportclub, niet kunnen uitgaan of niet op vakantie kunnen, zorgt ervoor dat mensen zich arm voelen. Vaak wordt als armoedegrens 105% van het sociaal minimum gehanteerd, voor alleenstaanden is dit ongeveer negenhonderd euro. Van de deelnemers aan de enquête die volgens deze grens arm zouden zijn, voelt 60% zich ook arm. De overige 40% voelt zich ondanks het lage inkomen niet arm. Uit de analyse blijkt dat deze mensen vaker aangeven sociaal actief te zijn. Armoedemonitor Volgens de armoedemonitor 2006 is in 2004 het percentage lage inkomens in Nederland verder toegenomen. Ook zagen meer huishoudens zich geconfronteerd met schulden en betalingsachterstanden. Ramingen en de eerste voorlopige cijfers duiden erop dat deze trend vanaf 2006 omslaat. Dit blijkt uit deze tweede uitgave van het Armoedebericht, waarin beknopt verslag wordt gedaan van recente ontwikkelingen van armoede. Het Armoedebericht is onderdeel van een gezamenlijke informatiereeks van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) en het Sociaal en Cultureel Planbureau (SCP). Het verschijnt in alle even jaren. De oneven jaren zijn gereserveerd voor de Armoedemonitor waarin thematisch en analytisch dieper op aspecten van armoede wordt ingegaan. Conclusies uit de armoedemonitor Het aantal huishoudens met een laag inkomen is gedaald van 11.1% in 2005 naar 9.7% in 2006 en de verwachting is dat dit in 2007 verder zal dalen naar 8.8%. In 2006 verbetert de koopkracht door onder meer een stijging van de lonen, de afschaffing van het gebruikersdeel van de onroerend-zaakbelasting en de verhoging van de algemene heffingskorting. Voor 2007 wordt eveneens een koopkrachtverbetering verwacht. De lonen stijgen sterker dan de inflatie en verder zorgen ook diverse fiscale maatregelen voor lastenverlichting. Een deel van deze maatregelen is specifiek gericht op huishoudens met kinderen (o.a. verhoging van de kinderbijslag en de kinderopvangtoeslag), zodat deze er extra in koopkracht op vooruit gaan. In 2004 hadden ruim 670 duizend huishoudens een laag inkomen (zie tabel). Het aandeel huishoudens met een laag inkomen is in 2001 en 2002 gedaald, maar in 2003 en 2004 weer gestegen. Ook zagen meer huishoudens zich geconfronteerd met schulden en betalingsachterstanden.
21
Bron: enquete EénVandaag opiniepanel, d.d. 2 mei 2007, uitzending EénVandaag
16
Drie op de tien huishoudens met een laag inkomen hadden aan het eind van 2004 meer schulden dan bezittingen. Een weinig rooskleurige financiële positie wordt vaak nog verder verslechterd door het aangaan van leningen. In 2004 had ruim de helft van de huishoudens met een laag inkomen een openstaande niet-hypothecaire schuld. Dit aandeel lag fors hoger dan in de periode 2000– 2002. Zowel bij huishoudens onder als boven de lage-inkomensgrens kwamen de persoonlijke lening en/of het doorlopende krediet het meest voor. Huishoudens met een laag inkomen stonden wel vaker in het rood. In 2004 was dit bij bijna de helft van hen het geval. Ook postorderkredieten (een op de drie) en geld lenen van familie (een op de vijf) kwamen bij deze huishoudens relatief vaak voor. In 2006 nam het aandeel huishoudens dat aangaf schulden te moeten maken om rond te komen, voor het eerst sinds 2002 niet verder toe. Vooral huishoudens met een laag inkomen voelen zich genoodzaakt schulden te maken. Van deze huishoudens moeten eenoudergezinnen en alleenstaanden onder de 65 jaar het vaakst schulden maken. Vooral in de periode 2003–2005 groeide het aandeel huishoudens dat zich genoodzaakt voelde schulden te maken. Deze toename vond voornamelijk plaats bij huishoudens met een laag inkomen. Ook het afbetalen van schulden valt huishoudens met een laag inkomen zwaarder. In 2005 ervaarde 43 procent van de huishoudens met een laag inkomen en een openstaande lening de terugbetaling als een zware last. De armoedemonitor voorspelt een daling van huishoudens met een laag inkomen, dat is op zich positief nieuws. Ook verbetert in de toekomst naar verwachting de koopkracht van ouderen. Helaas betekent dit dat er in 2007, als de schattingen juist zijn, nog altijd meer dan half miljoen huishoudens met een laag inkomen moeten leven. De toekomst voor deze huishoudens op financieel gebied wordt nog meer bemoeilijkt door de gemaakte schulden en leningen die zijn afgesloten.
17
Vormen van Armoede De Denktank Armoede (2004)22 spreekt over zes vormen van armoede 1. De harde kern Enkele duizenden gezinnen leven al gedurende meerdere generaties in armoede. Deze groep omvat op de eerste plaats de zogenaamde “autochtone generatiearmen”, maar in toenemende mate gaan ook allochtone gezinnen tot deze groep behoren. Vaak doet zich hier een combinatie van factoren voor: lage opleiding, slechte gezondheid (zowel lichamelijk als geestelijk) en continue schuldenproblematiek. 2. Langdurige uitkeringsafhankelijkheid Deze groep omvat vooral eenoudergezinnen en/of tienermoeders met een WWB-uitkering. Als deze situatie langer dan drie jaar duurt, wordt de binding met de maatschappij in tal van opzichten problematisch. Er is sprake van een aantal factoren dat elkaar versterkt, er ontstaat een negatieve spiraal: geen arbeidsparticipatie, weinig geld om mee te doen in termen van sociale contacten, opleiding, vrijetijdsbesteding etc. 3. Werkende armen, hard werken voor weinig geld Meer dan de helft van de alleenstaande ouders heeft wel betaald werk, maar dit is vaak niet van voldoende omvang om mee rond te komen. Tot de groep stille armen behoren ook grote agrarische gezinnen en kleine middenstanders; zelfs als hun inkomens feitelijk onder de armoedegrens liggen, doen zij toch vaak geen beroep op inkomensondersteunende maatregelen vanwege het taboe op armoede. 4. De nieuwe armen Een groeiende groep gezinnen krijgt te maken met een plotseling sterk veranderende financiële situatie, bijvoorbeeld door werkloosheid, faillissement of echtscheiding. Deze gezinnen hebben vaak problemen met budgettering en slagen er niet in hun uitgavenpatroon aan te passen aan de gewijzigde omstandigheden. Daardoor ontstaan schulden en wordt armoede structureel. 5. Frictiearmen: tijdelijke armoede Frictiearmoede doet zich voor als er sprake is van tijdelijke armoede. Veelal kunnen gezinnen hier wel mee omgaan, als het tenminste niet te lang duurt en ze voldoende reserves hebben. 6. Psychologische armoede: het gevoel niet mee te kunnen doen Tenslotte kan er nog een groep gezinnen worden genoemd die in feite – volgens de normen van het Centraal Planbureau – niet arm is, maar zich wel arm voelt. Deze gezinnen vergelijken hun eigen consumptiepatroon met dat wat in de media als normale of zelfs onmisbare consumptie wordt gezien: merkkleding, hebbedingetjes, vakanties etc.. Het gevoel van ouders dat zij hunkinderen niet genoeg kunnen geven, kan aanzetten tot riskant financieel gedrag, zoals teveel lenen, wat weer leidt tot feitelijke armoede.
22
18
Bron: Rapport: De cirkel doorbreken; bevindingen van de Taskforce armoede, september 2006
Tilburg In Tilburg is in september intensief onderzoek gedaan naar armoede. Doel van het onderzoek: erachter komen hoe de cirkel van armoede kan worden doorbroken. Iedereen in de stad kon meedenken en meedoen, voor het onderzoek zijn ook 100 huiskamergesprekken gevoerd met armen. Dit onderzoek heeft geresulteerd in 34 aanbevelingen. Aanbevelingen die landelijk toepasbaar zijn23. 1.7
De stand van zaken: onderzoek naar de Voedselbanken
Van belang voor dit onderzoek zijn de stukken die al gepubliceerd zijn ten aanzien van de Voedselbanken, aangezien er al veel geschreven is over de Voedselbanken. Een hoop daarvan is veel discussie en heeft niet geleid tot concrete resultaten. Voor dit onderzoek zijn twee Nederlandse onderzoeken vanuit de politiek uitgelicht, die tot resultaten hebben geleid: de klantenanalyse Voedselbanken en gemeente Alphen aan den Rijn. De klantenanalyse Voedselbanken In maart 2006 is het eindrapport klantenanalyse Voedselbanken in opdracht van het ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid verschenen. Dit rapport is een landelijk onderzoek naar klanten van de Voedselbanken. Staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid wil dat instanties beter samenwerken om deze mensen de hulp te geven die zij nodig hebben. De conclusies zijn geschreven naar aanleiding van een klantenenquête afgenomen onder 430 respondenten. De resultaten van het onderzoek: Uit het onderzoek blijkt dat bijna driekwart van de klanten een uitkering heeft. Het gaat vooral om bijstands- en WW-uitkeringen. Acht procent van de bezoekers van de Voedselbank heeft een baan. 83% van de klanten van de Voedselbank heeft schulden. Slechts ruim eenderde maakt gebruik van hulp bij het aflossen daarvan. Ook andere gemeentelijke voorzieningen zoals bijzondere bijstand en kwijtschelding van lokale lasten, worden weinig gebruikt. Behalve financiële problemen hebben de klanten vaak ook andere problemen. 84% maakt gebruik van hulpverlening, zoals maatschappelijk werk of Riagg. Van Hoof wil dat de betrokken instanties beter samenwerken zodat mensen de hulp krijgen die zij nodig hebben. Daarvoor worden uitwisselingsbijeenkomsten georganiseerd voor hulpverleners. Verder wijst de staatssecretaris gemeenten 'indringend' op hun verantwoordelijkheden en mogelijkheden om mensen in problematische situaties te helpen. Zonodig zal hij de gemeenten daarbij ondersteunen24. Gemeente Alphen aan den Rijn In een artikel in het AD op 20 september 2006, sprak een wethouder van de gemeente Alphen aan de Rijn zich uit over de schaamte die hij voelde over de aanwezigheid van de Voedselbank in zijn stad. Hij stelde de Voedselbank als symptoom van armoede en wilde de Voedselbank zo snel mogelijk overbodig maken. Het college trok daarom 25000 euro uit om te onderzoeken waarom er een Voedselbank zich in de gemeente bevindt.
23
24
Bron: Rapport: De cirkel doorbreken; bevindingen van de Taskforce armoede, september 2006 Bron: Klantenanalyse Voedselbank, 2006
19
De wethouder concludeert inmiddels dat de armen niet of te weinig op de hoogte zijn van het armoedebeleid van de gemeente. De plannen: 900 gezinnen worden aangeschreven en ingelicht over het armoedebeleid in de gemeente25. Voedselbanken in het buitenland In het buitenland zijn er ook Voedselbanken die dezelfde doelstellingen voor ogen hebben: tegen de verspilling van voedsel en hulp bieden aan de allerarmsten. In Australië besteden de Voedselbanken zelfs nog aandacht aan een andere doelstelling: het bevorderen van een gezond eetpatroon. “One of the most important initiatives of the Foodbank was the implementation of the school breakfast program. In 2001 schools began approaching the Foodbank for the provision of food for students who they perceived were attending school without eating breakfast or having eaten an inadequate breakfast. Since then the number of school breakfast programs that the Foodbank supports has grown from 17 primarily in the Perth metropolitan area, to more than 152 school and community breakfast programs throughout the whole state of Western Australia. Thirteen of the original school breakfast programs from 2001 are still in operation.”26
Vergelijkingen met buitenlands armoedebeleid en Voedselbanken in Nederland gaan voor dit rapport te ver. Daarom is er is voor gekozen om niet teveel aandacht te besteden aan buitenlandse literatuur voor dit onderzoek, aangezien dit een klein onderzoek is en we te maken hebben met het Nederlandse sociale stelsel. Het zou interessant voor vervolgonderzoek interessant zijn om Voedselbanken internationaal te vergelijken 1.8
Schulden
Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid concludeert in het rapport “Klantenanalyse Voedselbanken” dat 83 % van de klanten van de Voedselbanken schulden hebben. Feit is dat de Voedselbank en schulden onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. De vraag naar de oorzaak van de schulden zal worden meegenomen worden in het onderzoek. Schulden in Nederland: stand van zaken Tussen de 101.000 en 158.000 huishoudens hebben betalingsachterstanden. Zij lopen achter met het aflossen van leningen of hypotheek en kunnen rekeningen voor gas, water, elektriciteit of woninghuur niet betalen. Dat blijkt uit een onderzoek dat staatssecretaris Aboutaleb (SZW) naar de Tweede Kamer heeft gestuurd. De onderzoekers hebben niet kunnen vaststellen hoeveel huishoudens problematische schulden hebben of het risico lopen die te krijgen. Aboutaleb laat dit in overleg met partijen in het veld verder onderzoeken. Het rapport biedt wel inzicht in de kenmerken van deze groep. Zo hebben huishoudens met risicovolle schulden vaker meerdere kinderen en een vrouw als hoofdkostwinner. Ook zijn het vaker éénoudergezinnen. Bijna een op de drie huishoudens met een betalingsachterstand heeft al eerder risicovolle schulden gehad. Een kwart heeft deze met professionele hulp opgelost. Verder heeft driekwart van de huishoudens een schuld van minder dan 5000 euro en heeft tweederde enige vorm van vermogen, vaak een auto. Een op de tien huishoudens heeft vermogen, bijvoorbeeld geld op een spaar- of beleggingsrekening, en 15% heeft een woning met overwaarde. 25 26
Bron: Radio West, maart 2007 Bron en quote uit: “Foodbank as a catalyst for positive change in the community”
20
Aboutaleb schrijft dat bijna alle gemeenten de schulphulpverlening actief hebben opgepakt met de tijdelijke stimuleringsregeling schuldhulpverlening 2006. Ook hebben gemeenten, corporaties en energiebedrijven afspraken gemaakt om huisuitzettingen te voorkomen. De staatssecretaris bekijkt de komende periode welke acties nog meer nodig zijn. In het coalitieakkoord is aangekondigd dat gemeenten meer mogelijkheden krijgen voor een gericht armoedebeleid. Aboutaleb overlegt hierover met de gemeenten. In ieder geval krijgen gemeenten in 2007 31 miljoen euro. Aboutaleb wil met de gemeenten bespreken hoe zij dit geld kunnen inzetten om mensen die nu van Voedselbanken gebruikmaken, naar reguliere instanties te laten gaan. Schulden en eigen verantwoordelijkheid “Eigen verantwoordelijkheid betekent dat ieder zelf baas is over zijn succes of falen. De nadruk op eigen verantwoordelijkheid die men in politiek Den Haag legt illustreert de tanende belangstelling van de overheid voor armoede.” Econoom Paul de Beer, Amsterdams Instituut voor Arbeidsstudies.
Onze maatschappij is harder geworden. De overheid benadrukt meer en meer de eigen verantwoordelijkheid van de burger en de sociale zekerheid is de laatste jaren tot een minimum teruggebracht en vooral gericht op diegenen die om een of andere reden echt niet kunnen werken. Armoede en schulden worden steeds meer gezien als iets dat voortkomt uit ‘eigen schuld’. Veel mensen die in armoede leven voelen zich schuldig. Ze voelen zich schuldig omdat ze blijkbaar verkeerde keuzes gemaakt hebben en daardoor in de financiële problemen geraakt zijn, ze voelen zich schuldig omdat ze vinden dat hun kinderen tekort komen, ze voelen zich schuldig omdat ze geen werk hebben en hun hand op moeten houden, ze voelen zich schuldig omdat ze blijkbaar op de een of andere manier tekort schieten en daardoor in armoede zijn vervallen. Het overheidsbeleid is de laatste jaren steeds meer gericht op de eigen verantwoordelijkheid van de burgers. Burgers moeten zelf keuzes maken en dragen daar zelf de gevolgen van. De keuze voor energieleverancier, voor ziekteverzekering, het spaarloon of de loopbaanregeling zijn enkele recente voorbeelden. Veel mensen maken de verkeerde keuzes en voldoen niet aan het beeld van de zelfredzame burger dat door veel politici wordt gepropageerd. De laatste jaren is er ook stevig bezuinigd op de sociale zekerheid, de burger wordt immers geacht meer voor zichzelf te zorgen terwijl sociale netwerken zoals familieverbanden steeds losser worden27.
Schuldhulpverlening in Katwijk Het is lastig om concrete cijfers over armoede en schulden te vinden over Katwijk. Als er gevraagd wordt naar armoede in Katwijk zijn de antwoorden bijna altijd hetzelfde: men heeft het vaak over verborgen armoede, men schaamt zich hiervoor, omdat Katwijk een klein dorp is en er de mentaliteit heerst dat “je de 27
Bron: Zuidenwind Film Producties (2006), documentaire: De cirkel van armoede.
21
vuile was niet buiten moet hangen”28. Concrete cijfers op het gebied van schuldhulpverlening zijn er van het Budget Informatie Punt. Budget Informatie Punt Het Budget Informatie Punt (BIP) is bestemd voor alle inwoners uit Katwijk, die niet als zelfstandige werkzaam zijn. Het BIP is van start gegaan in 2001 als een laagdrempelige inloopvoorziening voor mensen met financiële vragen en problemen. Het BIP is gevestigd in het gemeentehuis van Katwijk en elke donderdag is er inloopspreekuur van 11.00 tot 12.00 uur. Elke vrijdag van 9.00 uur tot 10.00 is er spreekuur op het servicepunt in Rijnsburg. Elke donderdag is er telefonisch spreekuur van 13.30 tot 15.00 uur. In de loop der jaren zijn de activiteiten van het BIP uitgebreid tot het gehele traject van schuldhulpverlening: advies, intake en inventarisatie, schuldregeling en aanvraag wettelijke schuldsanering natuurlijke personen. Budgetbegeleiding is hiervan uitgezonderd, deze wordt na indicatie en verwijzing door het BIP, uitgevoerd door Maatschappelijk werk voor inkomens boven bijstandsniveau, en door afdeling Sociale Zaken voor inkomens op bijstandsniveau29. Indien inkomensbeheer is geïndiceerd wordt door het BIP verwezen naar de Stichting Financiële Dienstverlening. De bemensing van het BIP wordt uitgevoerd door PLANgroep, een detacheringsbedrijf op het gebied van schuldhulpverlening. De werkwijze van PLANgroep is gebaseerd op de eigen verantwoordelijkheid en betrokkenheid van het individu. Niet vrijblijvend, maar vanuit de gedachte dat een volwassen mens zelfstandig kan handelen. Eigen inzicht en verantwoordelijkheid vormen de leidraad. PLANgroep draagt hierdoor bij aan een goed management van het huishouden, dat wij zien als microbedrijf. PLANgroep wil op zakelijke en betrokken wijze een gedegen en betrouwbare partner zijn voor haar opdrachtgevers. In de aanpak van PLANgroep staan alle werkzaamheden in het teken van het belangrijkste doel van de schuldhulpverlening; de cliënt na maximaal drie jaar met een ‘schone lei’ een financieel gezonde toekomst te bieden30. Het BIP heeft in 2005 71 nieuwe aanmeldingen gehad. Voor 2005 hadden ze 68 cliënten. In 2005 zijn er 45 cliënten uitgestroomd. Dit brengt het totaal aantal cliënten per 31 december 2005: 139. In 2005 zijn er 71 schuldregelingen getroffen en 15 schuldregelingen WSNP31. Problematische schulden In de gedragscode van de Nederlandse Vereniging voor Volkskrediet (NVVK) wordt een problematische schuldsituatie gedefinieerd als de situatie waarin van een natuurlijke persoon redelijkerwijs is te voorzien dat hij niet zal kunnen voortgaan met het betalen van zijn schulden of waarin hij heeft opgehouden te betalen. 28 29 30 31
22
Bron: informele gesprekken met inwoners van Katwijk Bron: Jaarverslag 2005, Budget Informatiepunt Bron: www.plangroep.nl Bron: Jaarverslag 2005, Budget Informatiepunt
Binnen het proces waarin een huishouden wordt geconfronteerd met problematische schulden kan een schuldenaar met meerdere instellingen te maken krijgen: De schuldeiser, een incasso- of deurwaarderskantoor, een maatschappelijk werker, een volkskredietbank, de gemeente een schuldbemiddelingsbureau of een rechter. De rijksoverheid speelt een rol bij de voorlichting over schulden, het stimuleren van de integratie van de hulpverlening en het formuleren van het juridische kader voor de WSNP. In een problematische schuldsituatie is een centrale rol weggelegd voor de gemeente, al dan niet via een volkskredietbank. Het gaat dan voornamelijk om de situatie dat al sprake is van een problematische schuldsituatie32. Soorten schulden en oorzaken Er worden vier verschillende soorten problematische schulden onderscheiden33. De oorzaak van de schulden is verschillend. Elk type schuldsituatie vereist daarom ook een andere aanpak voor de oplossing. Overlevingsschulden De schuldenaar heeft te weinig inkomsten in verhouding tot zijn vaste lasten. Dit type schulden komt vooral voor bij de mensen die rond het sociaal minimum leven. Schulden die onderdeel uitmaken van een overlevingsstrategie zijn een cumulatie van schulden als gevolg van het niet kunnen voldoen van de maandelijkse woonlasten, waardoor de neiging ontstaat, het ene gat met het andere te stoppen. Doordat niet tijdig een oplossinguitweg wordt gevonden zakken huishoudens weg in hun schuldensituatie. Deze schuldenaars zullen moeten leren om binnen hun klein budget te blijven om hun inkomsten te verhogen door bijvoorbeeld werkaanvaarding of verhuizen naar een goedkopere woning. Overbestedingschulden De schuldenaar heeft in beginsel genoeg geld, maar heeft teveel kredieten afgesloten en is hierdoor in de financiële problemen gekomen. Schulden als gevolg van overbesteding zijn de schulden die veelal een gevolg van een gebrekkig financieel beheer, geringe planmatigheid en onvoldoende kennis en interesse in de aangeboden kredietvormen en voorwaarden. Aanpassingsschulden De schulden zijn het gevolg van een aanzienlijke verandering aan de uitgaveen of inkomstenkant. Denk aan situaties als echtscheiding, werkeloosheid, arbeidsongeschiktheid en dergelijke. Deze personen zullen moeten leren om zich aan hun nieuwe situatie aan te passen. Compensatieschulden Deze schulden ontstaan door psychologische problemen zoals drugs/of koopverslaving. Compensatieschulden zijn schulden die kunnen ontstaan uit een gevoel van deprivatie en sociale uitsluiting en het gevolg zijn van overbesteding op basis van compensatiegedrag. Met name onder jongeren is dit het geval. Hierbij zullen de problemen die de basisvormen van de problematische schuldsituatie moeten worden opgelost34. 32 33
Bron: www.NVVK.nl Bron: Martens en schruer: Schuld of geen schuld, 2002
23
1.9
Tot slot: maakt geld gelukkig?
De ultieme geluksfactor wordt zelden gevonden door louter geld, maar het cliché ‘geld maakt niet gelukkig’ is ook onzinnig. Het is immers een stuk moeilijker om arm en gelukkig te zijn dan rijk en gelukkig. Een bekend Nederlandse gezegd luidt: “Je hoeft er niet in te zwemmen, maar pootje baden kan geen kwaad.” Er blijkt uit tal van internationale onderzoeken dat we een van de gelukkigste naties ter wereld zijn. Alle ‘natuurlijke’ ingrediënten zijn immers aanwezig in Nederland. Niemand komt van de honger om. We kunnen onze mening vrij verkondigen. We worden zelden door natuurrampen getroffen. Als volk worden we niet extreem bedreigd, er is een grote mate van sociale rust en ons stelsel van zorg en onderwijs is goed te noemen. Ons land is de afgelopen dertig jaar ook veel rijker geworden en vrijwel iedereen heeft daar in meer of mindere mate van geprofiteerd. Toch leren studies, zoals van Richard Layard van de London School of Economics35, dat een hogere welvaart niet per se leidt tot meer levensgeluk. Maar als een individu meer geld krijgt, schijnt hij wel gelukkiger te worden. Dit geluk is echter wel van korte duur. Met het extra geld koop je de artikelen die voor die tijd buiten je bereik lagen maar na een tijdje bemerk je evenwel dat ook deze luxe geen blijvende euforie kent. Geld en geluk zijn relatieve begrippen, maar als je toevallig geld bezit, moet je daar zo snel mogelijk van genieten, want voordat je het weet, is het te laat. Er zijn vele honderdduizenden mensen die hun hele leven ongemerkt sparen. Als ze oud zijn, hebben ze hun huis vrij en daarmee soms vele tonnen als vermogen opgebouwd. Ze vergeten het echter uit te geven en bemerken pas op hun sterfbed dat hun tijd op is, maar hun geld nog niet. Als je mensen vraagt of ze gelukkig zijn, zullen velen bevestigend antwoorden maar ook dat ze vooral op momenten gelukkig zijn. Het meest leuke van geluk is, dat het bijna niets hoeft te kosten. Dure aankopen zoals een nieuwe auto, of een huis worden zelden in verband gebracht met geluk. Het geluk in bijvoorbeeld een nieuw huis ontstaat pas als je er alleen, of met je dierbaren blijdschap kunt vinden36.
35
36
24
Layard is arbeidseconoom aan de London School of Economics en directeur van het door hemzelf daar opgerichte Centre for Economic Performance. Hij is in deeltijd verbonden aan het departement van onderwijs en treedt op als adviseur van de Labourpartij en van Blairs `Forward Strategy Unit.Uit: Happiness. Lessons from a New Science (uitg. Allen Lane/Penguin) Bron: de Telegraaf: 19 mei 2007
Hoofdstuk 2 Methoden In dit hoofdstuk zal beschreven worden welke keuzes bij het onderzoek zijn gemaakt met de motivatie daarbij. In het volgende hoofdstuk zullen wij deze keuzes bediscussiëren. Het doel van het onderzoek is: meer inzicht te krijgen en inzicht te geven aan platform Kocon in de ervaringen, wensen en behoeften van de klanten van de Voedselbank. Dit houdt in dat wij bij het maken van onze keuzes ook rekening hebben gehouden met wat Platform Kocon belangrijk vindt. 2.1
Soort onderzoek
Dit onderzoek is een kwalitatief onderzoek37. Een kwalitatief onderzoek heeft betrekking op aard, waarde en eigenschappen. Het is een onderzoek waarbij we overwegend gebruik maakten van gegevens van kwalitatieve aard en dat als doel heeft onderzoeksproblemen in of van situaties, gebeurtenissen en personen te beschrijven en te interpreteren. De uitkomst wordt de definitie van de situatie genoemd en is de manier waarop de betrokkenen persoonlijk aankijken tegen de zaken en hoe deze ervaren worden. Er is gekozen voor kwalitatief onderzoek omdat het bij dit onderzoek gaat om de ervaringen van mensen. Er is geprobeerd de gedeelde beleving, intersubjectiviteit, van de geïnterviewden te achterhalen. Dit onderzoek is voornamelijk een beschrijvend onderzoek. Door de respondenten te laten vertellen over hun ervaringen wordt er verkend door welke omstandigheden ze zich aanmeldden bij de Voedselbank, welke ervaringen ze hebben met de hulpverlening en wat hun wensen en behoeften zijn. Door voor kwalitatief onderzoek te kiezen wordt er een duidelijk beeld van de ervaringen van enkele personen beschreven. 2.2
Opbouw onderzoek
Dit onderzoek is begonnen met inventariseren wat er op het gebied van de Voedselbanken is geschreven. Aangezien het onderwerp Voedselbank bij de laatste Kamerverkiezingen erg populair was, is er erg veel over geschreven. Ook is geïnventariseerd welke hulpverleningsinstanties op het gebied van financiële hulpverlening er zijn in Katwijk en omgeving. Met deze informatie is getracht de vragenlijst voor de respondenten zo volledig mogelijk te maken en de kennis van de onderzoekers te verhogen. Tot slot is er geïnventariseerd welke vragen de opdrachtgever en de onderzoekers zelf belangrijk vinden. Op basis van de literatuurstudie, die o.a. is terug te vinden in hoofdstuk 1, zijn de gegevens geïnventariseerd en is een vragenlijst opgesteld. De vragenlijst is afgenomen bij tien respondenten. 2.3
Vragenlijst/themalijst38
De vragenlijst is een lijst met open vragen. Er is naar gestreefd om zo weinig mogelijk vragen van te voren op papier te zetten, om de respondenten de vrijheid en de ruimte te bieden hun eigen verhaal en ervaringen te vertellen. De vragenlijst is opgedeeld in vier thema’s: aanleiding, beleving, hulpbronnen en wensen en behoeften. Met deze vragenlijst is gestreefd naar een zo volledige mogelijke beantwoording van alle deelvragen. 37 38
Baarda, de Goede en Teunissen; Basisboek Kwalitatief Onderzoek Zie bijlage 1: Vragenlijst
25
Naar aanleiding van één van de vragen van de opdrachtgever: “op welke leefgebieden hebben de klanten van de Voedselbank problemen” is gekozen om als topics acht leefgebieden te gebruiken. Deze leefgebieden zijn gekozen naar aanleiding van de leefgebiedenwijzer van het NIZW39, het Nederlands Instituut voor Zorg en Welzijn, en zijn: dagbesteding, inkomen, sociaal functioneren, praktisch functioneren, gezondheid, huisvesting, zingeving en financiën. Ook is hiervoor gekozen om een zo goed mogelijk beeld van de respondent te krijgen en ervoor te zorgen dat er geen informatie vergeten wordt. Met uitzondering van één respondent zijn alle interviews bij de respondenten afgenomen. Er is van uitgegaan dat de respondenten zich in een vertrouwde omgeving meer op hun gemak zouden voelen en daardoor meer en meer betrouwbare informatie zouden geven. De respondent die niet thuis geïnterviewd wilde worden is geïnterviewd in Huize Callao in Katwijk, een locatie waar meerdere vrijwilligersorganisaties van Katwijk kantoor hebben. De onderzoeker die bij de Voedselbank werkt als vrijwilliger, is bij alle interviews aanwezig geweest. Dit om het vertrouwen bij de respondenten te verhogen en zo meer betrouwbare informatie te verkrijgen. 2.4
Verwerking van de gegevens
Het dossieronderzoek van de Voedselbank is opgenomen in de beantwoording van de deelvragen. Alle interviews zijn opgenomen door middel van cassetterecorder. Vervolgens zijn de interviews volledig uitgetypt. De informatie is verwerkt door middel van labelen. De labels zijn gevormd aan de hand van de leefgebiedenwijzer van het NIWZ. De kernlabels zijn de leefgebieden, de sublabels zijn een combinatie van steekwoorden die onder de leefgebieden staan en zelfontworpen labels. Dit omdat er onderwerpen zijn besproken die als sublabel speciaal zijn voor ons onderzoek, bijvoorbeeld “ Voedselbank” en “gemeente”. De stukken tekst met de dezelfde labels zijn achter elkaar gezet en vervolgens is er antwoord gegeven op de deelvragen. Om de anonimiteit zoveel mogelijk te waarborgen, rekening houdend dat Katwijk een kleine gemeente is en gehele interviews misschien zouden kunnen worden herkend, zijn de interviews niet opgenomen in de bijlagen. Door het analyseren van de gegevens zijn er verschillende resultaten naar voren gekomen.
39
Zie bijlage 2: leefgebiedenwijzer NIZW
26
Hoofdstuk 3 Resultaten onderzoek 3.1
Respons
De klanten van de Voedselbank zijn in het begin van het onderzoek benaderd door één van de onderzoekers die bij de Voedselbank werkzaam is. Er is aan hen uitgelegd wat het onderzoek inhoudt of er is aan hen gevraagd of zij bereid zijn om mee te werken. Ook zijn de andere twee onderzoekers op bezoek geweest bij het uitgeven van de voedselpakketten om de mensen alvast te leren kennen, met het doel de klanten vertrouwd met het onderzoek te maken. Hiervoor is ook vooraf toestemming gevraagd. Daar kwamen zeer positieve reacties uit, maar aangezien dit onderzoek veel gevoelige informatie van de klanten eiste, waren er ook mensen die niet mee wilden doen met het interview. De Voedselbank Katwijk telt op dit moment 31 klanten die een voedselpakket ontvangen, maar sinds de uitleg van september vorig jaar en het afnemen van de interviews, zaten een aantal maanden. Sinds die tijd zijn er dus klanten ingestroomd en uitgestroomd. Dit heeft ook invloed op de selectie van respondenten gehad. Recente nieuwkomers zijn niet geïnterviewd, omdat zij niet voldoende op de hoogte waren van het onderzoek. Bij de selectie van respondenten speelden ook nog andere factoren een rol: klanten met teveel geestelijke beperkingen en klanten met een gebrekkige kennis van de Nederlandse taal. Er waren ook mensen die wel wilden meedoen, maar wegens andere redenen op het moment niet konden meedoen: één klant verkeerde in een crisissituatie en één klant kon niet meedoen wegens ziekte. Dit heeft geleid tot tien respondenten die hebben meegewerkt, toch eenderde van het totaal aantal klanten van de Voedselbank Katwijk. 3.2
Resultaten per deelvraag
1. Wie zijn de klanten van de Voedselbank Katwijk? Op dit moment heeft Voedselbank Katwijk 31 klanten die een voedselpakket ontvangen. Dit zijn: • 7 gezinnen met kinderen • 8 alleenstaande ouders met kinderen • 11 alleenstaanden • 5 gezinnen zonder kinderen In totaal gaat het om 42 volwassenen en 33 kinderen. Van de 31 klanten hebben we bij tien klanten dossieronderzoek gedaan, hiervoor hebben wij gebruik gemaakt van de dossiergegevens van de Voedselbank.
27
Respondent
gezinssamenstelling
1
vrouw
Gezin, 3 kinderen
53
2
man
Alleenstaande
46
3
vrouw
Alleenstaande ouder, 1 kind
39
4
vrouw
Alleenstaande ouder, 1 kind
30
5
vrouw
Alleenstaande ouder, 2 kinderen
26
6
vrouw
Alleenstaande ouder, 2 kinderen
46
7
vrouw
Alleenstaande
58
8
vrouw
Alleenstaande
52
9
vrouw
Gezin, 3 kinderen
44
Alleenstaande
38
10 vrouw
leeftijd
Geslacht en leeftijd De respondenten zijn negen vrouwen en een man, waarvan twee respondenten in de leeftijdscategorie van 30 jaar of jonger. Vijf respondenten zijn in de leeftijdscategorie van 31 tot en met 40 jaar. Drie respondenten zijn in de leeftijdscategorie van 51 tot en met 60. Gezinssamenstelling Eén respondent is een alleenstaande man, twee respondenten zijn getrouwd en hebben drie kinderen, vier respondenten zijn alleenstaande vrouwen met kinderen en drie respondenten zijn alleenstaande vrouwen. Financiële situatie In het schema hieronder staat welk inkomen de respondenten hebben en de hoogte van de uitkering. De toeslagen die de respondenten van de belasting krijgen zijn apart vermeld. De totale uitgave is inclusief afbetaling van de schulden. RESP.
SOORT INKOMEN
INKOMEN Excl.toeslag
Uitgave*
Belasting toeslagen
Afbetaling schulden
Schulden
Leefgeld p.week
1
WW
1.087
800
In aanvraag
163 beslag
70.000
50
2
WAO
1.184
1.024
13
Ca 500
6.000
40
3
ZW
955
755
330
350
20.000
50
4
WWB
845
800
34 in aanvraag
340
25.000
5
WWB
900
858
168 inaanvraag
150
2.000
6
WWB
906
1.135
400
390
8.000
7
WWB WAO 45/55 + aanvulling
845
914
223
243 beslag
25.000
755
977
286
0
500
Baan WAO/ alimentatie
1.600
1.662
273
613
60.000
850
760
110
300
6.800
8 9 10
* Uitgave berekend volgens berekening Voedselbank. Met uitzondering van de laatste twee kolommen gaat het om maandelijkse bedragen
28
50
Schulden Vijf respondenten hebben een schuld tot de tienduizend euro, drie respondenten hebben schulden tussen de 20.000 en 30.000 euro, twee respondenten hebben schulden boven de 50.000 euro. Soort uitkering Vier respondenten hebben een WWB uitkering, één respondent heeft een betaalde baan, drie respondenten hebben een WAO uitkering waarvan één respondent een aanvulling alimentatie krijgt. Eén respondent heeft een ziektewetuitkering en één heeft een WW uitkering. 2.
Welke hulpverleningsinstanties en belangenorganisaties zijn er in Katwijk en omgeving? In Katwijk zijn de volgende hulpverleningsinstanties en belangenorganisaties bezig met o.a. financiële hulp- en dienstverlening: 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14.
Gemeente, d.w.z Sociale Zaken Maatschappelijk werk Voedselbank Katwijk Stichting Financiële Dienstverlening Budget Informatie Punt Woningbouwverenigingen Kerken Steunpunt Medelanders MEE Ouderenwerk Stichting de Brug Stichting Philadelphia Parnassia Vereniging van relaties van (ex) gedetineerden
3.
Wat doen de hulpverleningsinstellingen concreet op het gebied van financiële hulpverlening? Voor onderstaande informatie is gebruik gemaakt van diverse bronnen. Deze zijn verzameld in bijlage 340. 1. Gemeente, d.w.z. Sociale Zaken Uitvoering WWB Uitvoering bijzondere bijstand In individuele gevallen aftrek vaste lasten van de uitkering In individuele gevallen hulp invullen formulieren 2. Maatschappelijk Werk Simpele vragen op het gebied van financiële hulp. Complexe problemen doorverwijzen BIP Budgetbegeleiding bij cliënten boven het bijstandsniveau 3. Voedselbank Uitreiken voedselpakketten Gratis diensten: kapper, kleding, koffie-uurtje Intakegesprekken Uitgebreide financiële hulp
40
Bronnen zijn: e-mailcontact medewerkers, websites instellingen, folders instellingen
29
4. Stichting Financiële Dienstverlening (SFD) Inkomensbeheer voor mensen met een verstandelijke (ex)psychiatrische patiënten in Noordwijkerhout Financiële hulp
beperking
en
5. Budget Informatie Punt (BIP) Advies, intake en inventarisatie en aanvraag wettelijke schuldsanering natuurlijke personen Schuldregelingen Budgetbegeleiding inkomens bijstandsniveau Indicatie afgifte inkomensbeheer 6. Woningbouwverenigingen Spirit Wonen Doorverwijzen naar Maatschappelijk Werk, BIP en SFD Actieve benadering voor “inloopregeling” Wijzen op huurtoeslag 7. Kerken Charitatieve zaken zoals: kerstpakket, fruitmandje of Zonnebloemvakantie 8. Steunpunt Medelanders Verschaffen van informatie, voorlichting en advies over de materiele rechtspositie van Vluchtelingen, zoals: huurtoeslag, inkomen/ uitkering, studiefinanciering, belasting en kwijtscheldingen, schuldhulpverlening, kinderbijslag, ziektekostenverzekering 9. MEE Consulenten van de MEE geven in uitzonderingen en wanneer zij de kennis bezitten financiële hulpverlening aan mensen met een lichamelijke beperking en verstandelijke beperking. Dit kan bestaan uit: Betalingsregelingen met schuldeisers Op een rijtje zetten van in en uitgave Automatische incasso regelen voor de vaste lasten Invullen van formulieren voor bijzondere bijstand Begeleiden naar instanties 10. Ouderenwerk ANBO Invullen jaarlijkse belastingpapieren tegen betaling Kortingen voor activiteiten voor mensen met minder inkomen 11. Stichting de Brug Hulp bij financiën voor (ex)verslaafden. Aanvragen van huurtoeslag, zorgtoeslag en kinderkorting. Het helpen met bijzondere bijstand met het invullen van formulieren Financiën op een rij zetten voor de cliënt, schulden op een rij zetten. 12. Stichting Philadelphia Bewindvoering Doorverwijzen CAV: inkomensbeheer tegen betaling
30
13. Parnassia Materieel Juridische Dienstverlening (MJD) voor (ex)verslaafden41. Hulp bij problemen op materieel gebied zoals: geld, wonen werk etc. Advies bij juridische vragen zoals: bijstandrecht, ontslagrecht, huurrecht etc. die problemen hebben op materieel gebied. 14. Vereniging van relaties van (ex)gedetineerden Het bieden van hulp (in de breedste zin des woords) aan relaties van (ex)gedetineerden Financiële hulpverlening 4.
Welke hulp is ondersteunend en welke niet?
Voedselbank Alle respondenten ontvangen hulp van de Voedselbank en dit wordt door elke respondent als zeer steunend ervaren. Vooral de medewerkers en de extra gratis diensten, zoals de kapper en kleding worden gewaardeerd: “je wordt zo goed ontvangen, ze zijn zo lief daar en dan kan ik ook even zitten. Je zit ook met mensen die ook in zo’n situatie zitten. En hartstikke aardig ook. En ook de kapster is leuk’” De Voedselbank biedt begeleiding op financieel gebied. Deze wordt ook door iedereen gewaardeerd: “Maar de begeleiding, wat ze me allemaal vertelt heeft, dat wist ik dus ook niet…en daar ben ik dus hartstikke blij om, dat ze dus bereid is me te helpen” De begeleiding van de Voedselbank lijkt net dat beetje extra te bieden op het gebied van persoonlijk contact: “dat er toch iemand meekijkt van je moet het zo doen en daar ben ik echt blij mee, die menselijke kant vind ik erg belangrijk”. “Ja, het is niet zo kil, het is gezellig en warm. Menselijk contact. En de kapper voor die kinderen, dat vinden ze hartstikke leuk. Net als mijn jongste, die was toen voor het eerst geweest, daar heb ik toen een foto van gemaakt met mijn telefoon toen zat ze daar en helemaal keurig stil. Want ja, ‘ik kapper, ik kapper’. Het is zo leuk en die kinderen hebben het gewoon niet door, voor hen is het gewoon normaal.” Ook over de inhoud van het voedselpakket zijn de respondenten erg enthousiast: “ iedere keer zit er wat lekkers bij. Ik heb nou een cake, nou ik bewaar hem gewoon voor , gezellig, als m’n familie komt of als m’n zus komt ofzo. Zit ik me nou al te verheugen, heb ik lekker cake, zet ik hem even in de oven en hupsakee” MEE De twee respondenten die hulp van MEE ontvangen ervaren de hulp als zeer steunend. De contactpersonen van MEE regelen veel op het gebied van financiën: invullen van formulieren, doorverwijzen naar de Voedselbank en BIP, organiseren van gesprekken met andere hulpverleners, regelen van schulden, contact opnemen met schuldeisers etc. 41
Vestiging en dienstverlening vanuit locatie in Den Haag
31
BIP Zeven respondenten hebben contact met het BIP of hebben deze gehad. De ervaringen zijn over het algemeen niet als steunend te beschouwend. Er wordt volgens de respondenten weinig gedaan: “Ze zou allemaal dingen voor me regelen en doen en schulden voor me afbellen maar puntje bij paaltje moet je het toch zelf allemaal doen. Het is heel slecht geregeld en georganiseerd daar. Ze zou brieven schrijven naar mijn schuldeisers en puntje bij paaltje heb ik ze zelf lopen schrijven en de dingen die ik binnen had gekregen van de rechter heb ik kopieën van gemaakt en bij die brieven gedaan. Ze zegt dat ze die mensen afgebeld heb maar als ik ze aan de telefoon heb dan kan ik niet merken dat iemand voor mij heeft gebeld” Ook lijkt het allemaal lang te duren voor de respondenten voor er iets gebeurd: “We zijn er vanaf januari mee bezig en dit is pas het derde gesprek, we zijn er vanaf januari mee bezig, maar het gaat niet zo snel. Hij zegt het is best ingewikkeld…” “Vorig jaar hebben we ons aangemeld al, en in januari is ons eerste gesprek geweest en nu krijgen we woensdag het derde gesprek dus…42” Eén respondent heeft zich aangemeld en geen contact meer met het BIP, omdat de wachttijd van een ander schuldhulptraject sneller ging: “daar ben ik toen geweest en kwam daar op een wachtlijst had ik een formulier moeten invullen en dat had ik ook gedaan nou moest ik weer opnieuw beginnen en dat heb ik ook wel gedaan maar dat duurde dan nog langer en toen kwam ik bij de MJD43 terecht” Ook zijn er negatieve ervaringen met het contact opnemen met het BIP: “Ze doen niet zo heel veel hoor, nee, zelfs de hulpverlener van de Voedselbank krijgt maar moeilijk contact met ze, laat staan wij .Weinig beltegoed, dus dan is het moeilijk hen te bereiken, je blijft zo lang wachten bij die instanties. Dan kun je wel naar het inloopspreekuur gaan, maar dan zitten er twintig mensen voor je”. Maatschappelijk werk Zeven respondenten hebben aangegeven contact te hebben (gehad) met het maatschappelijk werk. Eén respondent heeft niet echt kunnen ervaren of het maatschappelijk werk steunend is, ze is snel doorverwezen. Drie respondenten hebben geen steun gehad aan het maatschappelijk werk, één door een schending van vertrouwen: “ik vertrouwde haar niet meer, ze vertelde alles door aan m’n moeder zonder mijn toestemming”. Twee respondenten zijn weggegaan bij het maatschappelijk werk omdat het voor hen niet hielp.
42 43
32
Interview was op 21 april 2007 MJD= Materieel Juridische Dienstverlening Parnassia
Drie respondenten hebben wel veel steun aan het maatschappelijk werk: “Een keer in de twee weken ga ik dan naar haar toe en ik kan echt eerlijk alles met haar bespreken. Ze vraagt hoe ik me voel, wat ik gedaan heb en ze helpt me ook echt met dingetjes en ook als ik echt een mindere dag heb, nou ja, dan zit ik er ook echt en dan komt er alleen maar negativiteit uit”. “als ik haar niet had gehad, dan hadden we hier niet nu gestaan”. Sociaal netwerk De respondenten hebben allemaal een klein sociaal netwerk. Iedereen geeft aan eigenlijk niet zoveel vrienden te hebben: “Ik heb wel een vriendin daar heb ik steun aan, voor een praatje, daar kan ik mijn ei kwijt, maar eigenlijk heb ik verder niet zoveel vrienden, nee.” De respondenten geven ook aan dat deze minder zijn geworden door ziekte en armoede: “Door het geen geld hebben heb ik niet veel vrienden, mensen willen nou eenmaal geen gezeur horen.” Ook de kinderen van één respondent worden genoemd als oorzaak van sociaal isolement: “Met de kinderen en met m’n man, maar zo alleen ga ik niet echt, en je hebt ook niet echt vrienden enzo, want je wereld is door je kinderen zo klein geworden, dat je niemand ziet. Dat je kinderen ook heel druk zijn, en dan leef je in een heel klein wereldje.” De respondenten ervaren wel veel steun aan naaste familie: “Mijn moeder, daar heb ik heel veel aan gehad, daar kon ik komen eten, die waste mijn kleren.” Maar geven tegelijkertijd aan dat de hulp die ze krijgen van hen uitgeput raakt: “Ja, en daarom wil ik ze er liever niet mee belasten, anders word ik eerstdaags opgebeld dat ze dood is of zo. Ze heeft al hartkloppingen en anders voel ik me schuldig.” “Mijn zoons hebben zoveel mogelijk geprobeerd om te helpen maar ik kan de kinderen ook niet leegtrekken” Drie respondenten hebben veel steun aan de buren: “Mijn buurvrouw komt iedere dag om me na te lopen: is m’n wekker kapot, belt ze me op m’n mobiel, wasgoed ophalen” En één respondent heeft een bijzondere vriendin die alles voor haar doet: “Ik zeg altijd maar zo ‘ik heb een vriendin waar ik alles tegen kan zeggen’, dat ik weet ‘ik kan je midden in de nacht bellen’ en gelukkig is dat nog niet voorgekomen maar kijk, dat scheelt enorm.” Sociale Zaken Vijf respondenten hebben verteld over hun ervaringen met Sociale Zaken. Drie respondenten vertelden over het lange wachten op de uitkering en hoe ze daarmee in de problemen zijn gekomen:
33
” Dat heeft drie maanden geduurd voor ik mijn uitkering had, dus die schulden, die bleven maar opstapelen. Dat bleef hoger worden’ “Het duurde zo lang en ik kreeg ook maar geen voorschot en ja mijn moeder kon me ook financieel niet meer blijven steunen en ze zit zelf met de huur en mijn broertje die daar zit en met mij. Dus op een gegeven moment heb ik die twee kinderen meegenomen en naar het Gemeentehuis gegaan en naar de consulent gegaan en gezegd ‘alsjeblieft, hier heb je mijn kinderen. Ik hoop dat je ervoor ken zorgen want ik kan het niet’. Nou, toen zei ie ‘maar zo werkt het niet’. Maar ja, ik zei ‘als ik geen geld krijg, hoe moet ik dan mijn kinderen te eten geven’. Ik zeg ‘ik heb niks, ze gaan toch op een gegeven moment een keertje dood van de honger zo’. Ik zeg ‘dus dan laat ik ze hier en dan bel je maar Jeugdzorg en dan laat je ze maar in een pleeggezin doen want ik heb m’n best gedaan, ik kan niet meer’. Nou, toen had ik binnen vier dagen geld, toen zag ie wel dat het zo ernstig was dat ie met vier dagen voorschot kon geven van € 400,-. Dat je het eerst zo moet gaan doen voordat ze je serieus gaan nemen.” Vier respondenten vertellen over hoe verbaasd zij zijn dat er regelingen zoals bijzondere bijstand bestaat waar zij nog nooit van gehoord hebben: “Ik ben bij de Gemeente geweest maar ze zeggen ook niet tegen je ‘je kan nog een toeslag aanvragen zodat je wat meer geld krijgt, daar moet je ook maar achter komen via via. Dat wist ik ook niet, toeslagen en kinderkortingen en zo.” “je moet eens zelf wat informatie achterhouden zoals de gemeente doet, nou dan zit je in de problemen hoor” Eén respondent is geholpen door een consulent met het invullen met huur en zorgtoeslag. Maar ervaart de hulp van Sociale Zaken vooral als niet steunend: “ze zitten continu achter m’n billen aan, ze begrijpen bij de gemeente niet dat als je ziek bent dat veel stress kan veroorzaken en dat je daar nog veel zieker van wordt.” Overige hulpverlening Nog een aantal organisaties zijn steunend voor de respondenten, maar zijn twee keer of minder genoemd: Parnassia, Stichting de Brug, gespecialiseerde thuiszorg, Willem van de Bergh en Jeugdzorg, Vereniging van relaties van (ex) gedetineerden en psychologen. De kerk en geloof tot slot is meerdere keren genoemd als steunend, echter niet op het gebied van financiële dienstverlening, meer op het gebied van zingeving: “En dan stap je naar binnen en dan denk je: je hoeft niet eens naar de kerk te gaan dat Hij er ook voor jou is, zeg maar’. Dan ga je dat steeds meer waarderen. Als je zo in het nauw zit, ga je hele andere dingen zien in het leven.” 5.
Wat zijn de oorzaken, op verschillende leefgebieden, waardoor mensen een voedselpakket aanvragen? Schulden Alle respondenten hebben schulden die ze moeten afbetalen, waardoor ze te weinig geld hebben om voedsel te kopen. De afbetalingen zijn zo hoog, waardoor de respondenten onder de grenzen van besteedbaar inkomen zitten die de Voedselbank aanhoudt.
34
Eén respondent heeft weinig schulden, maar de vaste lasten zijn zo hoog, dat ook deze respondent onder de grenzen zit. De verhalen over hoe de respondenten in de schulden zijn gekomen staan op zichzelf. Er is voor gekozen geen schema te maken met overeenkomsten, ieder verhaal is uniek. Daarom worden de verhalen door kernwoorden kort toegelicht: *Overbestedingschulden - weinig inkomen – schaamte - huisuitzetting – GGZ – Vereniging van relaties van (ex)gedetineerden – Voedselbank ** De respondent is door huurschulden uit huis gezet, veel wil deze respondent over de oorzaken van de schulden kwijt, behalve dat schaamte over de schulden een rol heeft gespeeld: “Er is een tijd geweest dat het financiële plaatje wel op orde was en dat we dat gewoon allemaal zelf regelden. Het is alleen onze fout geweest dat we niet eerder aan de bel hebben getrokken. We zijn heel lang, natuurlijk omdat je je ook schaamt, dat je zoveel schulden hebt. We zijn gewoon te lang in het kringetje rond blijven draaien. Totdat je natuurlijk ‘boem’ uit huis wordt gezet”. Er is weinig inkomen, de partner van de respondent heeft een WW-uitkering. Door de maatschappelijk werker is contact gezocht met de Vereniging relaties van (ex) gedetineerden. Deze heeft ervoor gezorgd dat het gezin weer een huis kreeg. Deze heeft hen ook aangemeld bij de Voedselbank. *Traumatisch verleden – scheiding – leningen aangegaan tijdens huwelijk – Voedselbank De respondent heeft veel meegemaakt in het verleden, in het gezin waarin deze opgroeide, met de verslaafde ex-partner die mishandelde, hun kindje dat gehandicapt geboren is en kort na de geboorte is overleden. De respondent is gescheiden en heeft de helft van de schulden uit het huwelijk meegenomen, waarvoor ook de respondent getekend had. De psychische gesteldheid zorgde ervoor dat de respondent de financiën niet meer op een rijtje krijgt: “Ik probeer dingen te regelen maar ik maak ze niet af, dat heeft waarschijnlijk te maken met mijn ADHD, ik ben chaotisch, snap je. Ik wil het wel maar als het dan niet lukt of ik heb minder geld dan zak ik weer helemaal in mijn depressie terug en dat wou ik dat ik er niet meer was. Ik heb echt een bruggetje nodig al was het maar dat ik een half jaar mijn loon afgeef dan heb ik rust”. Het maatschappelijk werk en een psycholoog helpen hierbij en maatschappelijk werk heeft de respondent aangemeld bij de Voedselbank. *Scheiding - overbestedingschulden – uitkering - Voedselbank De respondent is gescheiden toen deze net zwanger was en de ex-partner de gevangenis inging. Tijdens het huwelijk zijn ze een grote lening aangegaan, die de respondent nu voor de helft moet betalen. De respondent is werk gaan zoeken, maar had de zwangerschap verzwegen en is ontslagen: “Emotioneel, mijn huis kwijt, mijn spullen kwijt, ja… Gestopt met werken omdat ik zwanger was. Het ging alleen maar bergafwaarts omdat ik niks meer kon betalen”. Zonder dak boven het hoofd, was het lastig om een uitkering aan te vragen. Nu heeft de respondent een woning en loopt de uitkering. Iemand die al bij de Voedselbank een voedselpakket had, heeft de respondent aangemeld.
35
*Burnout – WAO – ziekte – vaste lasten hoog – Voedselbank De respondent is wegens burnout in de ziektewet gekomen, wilde geen WAO aanvragen, een baan gezocht als verkoper, maar daar werd het loon niet doorbetaald. Op advies huisarts heeft de respondent zich toch ziek gemeld en is in de WAO gekomen. De respondent heeft astma, fibromyalgie en ME, veel lichamelijke klachten, pijn en vermoeidheid. Door de keuringsarts is deze steeds meer goed gekeurd en heeft nu een WAO van 45/55 %. De respondent heeft teveel ziektegeld gekregen in 2005 en moet dat binnenkort gaan afbetalen. De vaste lasten zijn erg hoog en de toeslag die de respondent krijgt van het UWV tot bijstandsniveau moet nog verwerkt worden, waardoor het besteedbare inkomen na aftrek van de vaste lasten niet hoog is. De respondent is aangemeld bij de Voedselbank door iemand die deze kende. *Traumatisch verleden – huiselijk geweld – scheiding – te weinig inkomen – overbestedingschulden – Voedselbank De respondent heeft veel meegemaakt in het verleden, heeft bovendien PTSS opgelopen door het huiselijk geweld door de ex-partner. De respondent is gaan scheiden en gestopt met werken: “Nee met werken, daar ben ik mee gestopt in februari omdat ik het gewoon psychisch niet meer aankon. Er kwam zoveel achter elkaar, het was ook de tijd dat we gingen scheiden. Er is natuurlijk ook veel huiselijk geweld geweest. Ja, en dat bij elkaar alles en de zorg voor je twee kinderen en dan financieel wat helemaal een puinhoop was en je ex die moeilijk gaat doen, ja ik ging fouten maken. Ik kon gewoon mijn hoofd er niet meer bijhouden. Toen heb ik gezegd, ook op advies van de dokter, ‘ik stop ermee”. Bij de gemeente was de aanvraag van de uitkering moeilijk, omdat de respondent zelf was gestopt met werken, maar ook omdat de ex-partner zich niet liet uitschrijven: “Nou, bij mij heeft het sowieso langer geduurd omdat mijn ex zich niet uit liet schrijven, natuurlijk maar het duurt toch zo twee maanden”. Hierdoor heeft de respondent veel schulden gemaakt, waar de schulden van de ex-partner bovenop komen. Iemand die bij de Voedselbank een voedselpakket heeft, heeft de respondent aangemeld. *Scheiding – fout gemeente – overbesteding – ziekte – Voedselbank De respondent is gescheiden en verhuisd vanuit het buitenland naar Nederland. Hierdoor is de respondent een tijdje dakloos geweest, omdat deze geen huis kon vinden. De respondent is gaan werken, maar kon dit niet meer vanwege ziekte (diabetes, die slecht in te stellen is door stress die ervaren wordt) en heeft een aantal keren in het ziekenhuis gelegen: “Daar ben ik te moe voor… echt dat overal achteraan rennen, ik heb natuurlijk ook nog vaak in het ziekenhuis gelegen, dus daar heb ik geen zin in”. Bij de gemeente is een fout gemaakt bij het invullen van huurtoeslag. De huurtoeslag is gestopt, de uitkering liep nog niet, waardoor een achterstand met betalen bij de woningbouw is ontstaan. Ook zijn er andere schulden gemaakt: o.a. advocaatkosten vanwege de scheiding. De respondent heeft vanwege ziekte een tijd in het ziekenhuis gelegen, waardoor de aanvraag van de
36
uitkering moeizaam ging, omdat deze er zelf niet achteraan kon zitten. De respondent heeft zelf al de afbetalingen geregeld en zich aangemeld bij de Voedselbank. *Ernstige aandoening - scheiding – overbestedingschulden – Voedselbank De respondent heeft een ernstige aandoening, is daarna gescheiden van de partner. De respondent heeft deze beslissing genomen. De respondent is gaan verhuizen, had weinig geld voor de inrichting en heeft een lening bij de bank hiervoor afgesloten. De respondent moest ook advocaatkosten betalen, de partner heeft alle rechtzaken gewonnen. Uit gemakzucht heeft de respondent alle rekeningen opzij gelegd en niet betaald. Ook zijn bij Casema schulden ontstaan: door het nemen van een ander rekeningnummer (dus niet bij de bank waar ze de lening moet afbetalen), is er iets fout gegaan met de afschrijvingen. Daarom is de respondent afgesloten van telefoon, internet en tv. De respondent is aangemeld door de MEE bij de Voedselbank. *Ziekte – schulden door oplichting – Voedselbank De respondent lag door kanker en reuma veel in het ziekenhuis, de ex-partner heeft toen de financiën overgenomen. De ex-partner had een gokprobleem en heeft geld van de rekening gehaald en de rekeningen niet betaald: “Die heeft al mijn geld dus, die heeft schulden gemaakt en geld van m`n rekening afgehaald. Zodoende dat ik dus in de ellende gekomen ben…en dat ik dus zwaar ziek ben, ik heb reuma, ik heb kanker en door omstandigheden heb ik niet op kunnen letten. Ik lag dus veel in het ziekenhuis”. Zo zijn er huurschulden, gas- water en lichtschulden ontstaan. Ook heeft de expartner telefoons op de naam van de respondent aangevraagd en met de auto van de respondent zijn verkeersboetes gemaakt. De respondent is door de omstandigheden met de ex-partner in aanraking gekomen met de vereniging van relaties voor (ex)gedetineerden en die heeft deze aangemeld bij de Voedselbank. *Ziekte – verslaving alcohol – compensatieschulden – Voedselbank De respondent heeft borderline, huiselijk geweld meegemaakt en is verslaafd aan alcohol geweest. Hierdoor is de respondent in de WAO terecht gekomen. De schulden zijn opgestapeld door het niet durven aangaan van situaties: “mijn eerste schuld was eigenlijk een schuld die ik niet af hoefde te betalen. Dan moest ik een advocaat in schakelen en dat doe ik dan ook weer niet, net toen was ik opgenomen, er was een rechtzaak tegen mij waar ik niets van wist en toen kwam ik daar uit en ze hadden ze in één keer 6000 euro en het was een renteloos voorschot ook nog die studiefinanciering en er was alleen maar rente over twintig jaar bij gerekend. Vanaf toen is het helemaal misgegaan, dat is iets in mij. Ik ben altijd een beetje angstig, rechtbank, politie, gewoon een tijd lang niet gedurfd” *Overbestedingschulden – ziekte kinderen – Voedselbank De respondent heeft samen met de partner een lening afgesloten voor een auto. De kinderen kregen problemen (ADHD en autisme) en er moest verhuisd worden, omdat er aanpassingen en veiligheidsmaatregelen in het huis nodig waren voor de kinderen.
37
Hiervoor had het gezin verhuisadvies. Voor nieuwe dingen in het huis, omdat de kinderen veel kapot maken door hun ziekte, zijn ook leningen afgesloten: “En toen de kinderen kwamen met problemen, moesten we vaker verhuizen en iedere keer ja, je hebt het geld niet, en dan leen je wat en het werd steeds hoger en hoger. Ja, op een gegeven moment kom je daar niet meer uit. Het was toen met die gulden, ja het klinkt heel raar, maar we kwamen veel beter uit met guldens. Maar toen redden we het gewoon wel, het was ook al krap aan, maar… het klinkt misschien heel raar…met die euro’s is het gewoon helemaal fout gegaan”. De partner van de respondent werkt, maar de respondent zelf werkt niet meer omdat deze overspannen is geraakt. De respondent is lichamelijk beperkt door overgewicht (boulimia) en is zwakbegaafd getest: “Ik deed de tests en daar kwam ook uit dat ik zwakbegaafd, maar ik ben getest op het moment dat ik helemaal zwaar overspannen was. Dus ja dan krijg je dat stempel. Ik ben het er niet mee eens en niemand niet hoor, ik heb m’n school gewoon afgemaakt, wij lachen erom en wij zeggen gewoon nu ja dan kunnen mijn kinderen ook ver komen zo, dus dat zijn de vragen die je krijgt voor de intelligentietest, dat zet ik gewoon naast me neer”. Verder zegt de respondent in het verleden teveel geld te hebben uitgegeven, omdat deze zich dan lekkerder voelde: “Het is best wel moeilijk, want ik heb af en toe als ik rot in m’n vel zit, dan heb ik best wel de neiging, om lekker iets te kopen. Ja, dan laat je er eigenlijk niet zo op, want dan denk je als ik wat koop dan voel je je lekkerder”. MEE helpt het gezin met gezinshulp en heeft het gezin aangemeld bij de Voedselbank. 6. Hoe komen mensen in aanraking met de Voedselbank? Zes van de tien respondenten zijn aangemeld door de hulpverlening, waarvan één door het BIP, twee door de Vereniging relaties van (ex)gedetineerden, één door Parnassia en twee door MEE. Drie respondenten zijn aangemeld door iemand uit hun sociale netwerk, waarvan twee door iemand die al bij de Voedselbank een voedselpakket kreeg en één respondent via haar moeder. Eén respondent heeft zelf vernomen via de media van de Voedselbank en heeft zichzelf aangemeld. Het is opvallend wat de respondenten vaak zelf over hun beleving van de eerste keer het voedselpakket vertellen. Negen van de tien respondenten vonden het eng om de eerste keer het voedselpakket op te halen: “Om je eerlijk te zeggen, ik heb eerst twee nachten wakker gelegen“. De schaamte in het begin wordt ook uitgebreid omschreven: “In het begin schaamde ik me, het is toch Katwijk, ik ben de eerste keer voorbij gereden, zonder het pakket op te halen”. Eén respondent heeft geen last gehad angst of schaamte: “Ik schaam me er niet voor, ik ben gewoon in de situatie gekomen, maar niet door mezelf”.
38
De schaamte en angst is bij bijna alle respondenten gauw over gegaan: “Toen ik in het begin bij de Voedselbank kwam vond ik eng maar dat ging al gauw over”. Sterker nog: de schaamte heeft plaats gemaakt voor iets waar de respondenten zich op verheugen: “Ze zijn altijd even vriendelijk daar, ook de mensen die er zitten. Dit is nou iets waar ik heel erg blij van kan worden, dan kom ik thuis met die tas en dan ga ik net als een kind een kerstpakketje uitpakken. Dat vind ik heerlijk, elke vrijdag maar weer”. Eén respondent heeft zich nog niet helemaal over de schaamte kunnen heen zetten: “Zoiets doe je niet, dat is misschien onze cultuur, wij zijn van Indische afkomst en wij hebben altijd geleerd: alles hou je binnenshuis”. Wel interessant is het om te weten dat deze respondent zich een keer eerder heeft aangemeld bij de Voedselbank en het voedselpakket wegens schaamte helemaal niet kwam ophalen, terwijl de respondent dat nu wel doet. Eén respondent die zich ook verheugd op de uitreiking van het voedselpakket heeft een minpuntje, de locatie: “Ja, de locatie op zich is een hele goede locatie. Het is centraal dat is fijn, maar omdat het best wel dicht bij de bewoonde wereld zit, dat je toch iets heb van die zitten apies te kijken op het balkon om te kijken naar de mensen die een voedselpakket komen halen. Dat hoeft niet zo te zijn maar dat is voor je gevoel”. 7.
Wat zijn de wensen en behoeften op de verschillende leefgebieden van de klanten van de Voedselbank?
De resultaten staan in de tabel op de volgende pagina.
39
Financiën 1
Huisvesting
Dagbesteding
Lichamelijk functioneren
Psychisch functioneren
Schuldsanering
Zingeving
Sociaal functioneren
Praktisch functioneren
Wil dat haar kinderen er “goed bijlopen”
Minder hulpverlening
Cursus formulieren invullen
Een instantie die alle zaken regelt
Na drie jaar kunnen laten zien dat we het kunnen.
Menselijke kant van hulpverlening belangrijk
Persoonlijk contact, iedere week iemand die de post doorneemt
In de toekomst stoppen met hulpverlening van Parnassia
Post met iemand nakijken
Thuis contact met hulpverlener Menselijk contact
Hulp formulieren invullen
Vakantie met kinderen
2
Schuld/vrij zijn
Benedenhuisje
3
Inkomensbeheer
Andere woning
4
Schuldsanering
Wil graag een huisdier
Werk
Informatie bijzondere bijstand Informatie over en werking van aanvragen
Opleiding 5
6
Zwemles voor haar kinderen
Geen uitkering meer. Eerst geld ontvangen van de bijzondere bijstand, daarna bewijzen indienen
7
Schuldenvrij zijn
Inkomens beheer
Hulp met bellen naar instanties en het invullen van formulieren
Werk, zelf werk zoeken
Met rust gelaten worden door de gemeente
Geen formulieren meer te hoeven invullen, omdat alles bekend is bij de gemeente, desnoods 1 keer check per jaar
Hulp van de gemeente met rekeningen thuiszorg
Procedure starten tegen ex/man i.v.m. gemaakte schulden door hem
Vrijwilliger bij de Voedselbank wanneer over twee jaar Operatie kanker zodra financiën geregeld zijn
Begrip sociale omgeving
Hulp met invullen van formulieren. Hulp bij het schrijven van brieven En telefoneren naar instanties
Baan
Inkomensbeheer 10
Voedselbank ingang in het Kwadrant, Psych. hulp voor de kinderen
Inkomensbeheer
9
Af van paniek en angststoornissen
Werk, opleiding
Schuldenvrij zijn
8
Hulp formulieren invullen
Dat man niet zoveel overuren hoeft te maken
Begrip van sociale omgeving
Aangesloten worden op telefoon
Tabel wensen en behoeften op de verschillende leefgebieden van de klanten van de Voedselbank
Aangesloten worden op internet
Hulp met post
Aan de respondenten zijn de vragen gesteld: Wat zijn de wensen om uw situatie te veranderen? Welke wensen heeft u op het gebied van budgetbegeleiding? De gemeente biedt een budgetcursus, wat vindt u daarvan? De wensen en behoeften die uit de eerst twee vragen kwamen hebben we in een schema gezet en onderverdeeld in de acht leefgebieden. De budgetcursus behandelen we apart. Op de leefgebieden financiën, dagbesteding, sociaal functioneren en praktisch functioneren, geven de respondenten de meeste wensen en behoeften aan. Leefgebied financiën Drie respondenten geven aan dat zij schuldenvrij willen zijn: “Ik hou af en toe mijn eigen gedachtes op na dan voel ik me beter volgens mij hoor ik dat had ik eigenlijk al verwacht dat er opeens een heel groot fonds vrij is en dat er dat ik volgende maand helemaal klaar ben en dat ik die twee seconde dat ik dat zelf lekker geloof. Het duurt zo lang, toen ik er middenin zat dat hoefde ik er niet aan te denken weet je wel en dat duurt iedere dag langer en ik ben er al zo lang mee bezig. Dat blijft toch de hele tijd aan je vreten, maar ik wil daar niet aan ten onder gaan, of zo ik sta het gewoon niet toe en dan denk ik ach er bestaan ergere dingen dan zonder water te zitten maar zo moeilijk”. Vier respondenten geven aan dat zij inkomensbeheer willen en één respondent geeft aan niet afhankelijk te willen zijn van een uitkering. Op het gebied van bijzondere bijstand geeft één respondent aan eerst geld te willen ontvangen en daarna de bewijzen indienen: “Ze hebben alle gegevens in de computer dan vind ik het beter denk ik dat ze eerst dat geld naar mij toe storten en dat ik dan die schoolreis betaal en dan die troep opstuur dan heb je het gelijk terug, ze beseffen niet hoeveel 75 euro is, dat heb ik gewoon niet”. Verder geven sommige respondenten aan dat zij een wettelijke schuldsanering willen, zodat zij in drie jaar hun schulden afbetalen en dan met een schone lei kunnen beginnen. Leefgebied dagbesteding Vier respondenten geven aan dat zij een baan willen. één daarvan kan niet werken wegens medische klachten en twee geven aan dat zij ook graag een opleiding willen volgen. “Geef mij maar een baan voor 20 uur, dat ik mijn eigen broek omhoog kan houden, dat ik meer inkomsten heb, dat ik ook leuke dingen kan gaan doen eens een keertje naar de kroeg gaan of uit eten met mijn kinderen. Leuk kan gaan winkelen. En dat kan niet, want je staat echt elke dag weer op met pijn”. Eén respondent wenst dat haar man niet zoveel overuren hoeft maken, zij is bezorgd over zijn gezondheid: “.. je kan niet altijd overuren maken en ik ben bang dat zijn lichaam ook een keer ho zegt”.
Leefgebied sociaal functioneren Twee respondenten aan dat zij menselijk contact met de hulpverlener belangrijk vinden: “Liefst een financiële instelling met persoonlijke contacten, menselijk contact”. Een respondent geeft aan dat er soms te veel hulpverlening is graag een instantie die alles regelt: “Alle hulpverlening is een beetje teveel: graag één instantie die de zaken regelt”. Twee respondenten geven aan begrip te willen voor hun situatie door hun sociale omgeving: “Maar mijn schoonfamilie weet sowieso niet van mijn financiële problemen, dat je ook geaccepteerd wordt, gewoon met je kinderen”. Eén respondent geeft aan met rust te gelaten willen worden door de gemeente en één respondent geeft aan te willen aangesloten op internet in verband met sociale contacten. Leefgebied praktisch functioneren Drie respondenten geven aan iemand te willen die de post met hun nakijkt en één respondent geeft aan hulp te willen hebben met schrijven van brieven en telefoneren naar instanties. Eén respondent geeft aan informatie te willen over inkomstenondersteuning, en hoe dat aangevraagd kan worden. Eén respondent heeft de wens om geen formulieren te hoeven invullen, omdat de gegevens bekend zijn bij de gemeente. Budgetcursus gemeente Vijf respondenten zouden wel een budgetcursus willen volgen, zoals dit onlangs is aangeboden door de gemeente Katwijk. Vier van de vijf respondenten voegen hier wel bezwaren aan toe zoals: tijdstip, locatie, angst voor grote groep en na schuldhulpverleningstraject. “Zodra het schuldhulpverleningstraject is afgerond zou ik het wel willen doen”. “Ik heb me ingeschreven maar het is op woensdagmiddag en dan kan ik niet, ik heb kinderen”. “In een groep vind ik het erg eng, ik kan niet goed uit mijn woorden komen straks staren ze me aan”. “Ja, ik heb een uitnodiging gekregen en heb me ingeschreven, maar ik weet niet hoe ik er moet komen, het is helemaal in Rijnsburg en ik heb een scootmobiel…” Vier respondenten willen geen budgetcursus volgen, drie willen geen budgetcursus omdat zij van mening zijn al te kunnen budgetteren en één respondent wil liever inkomensbeheer. Eén respondent weet het nog niet, die twijfelt nog over het nut van de cursus.
42
8. Wat ontbreekt er met betrekking tot genoemde armoedeproblematiek? Voor het beantwoorden van deze vraag hebben we gekeken naar de wensen en behoeften van de respondenten en wat zij missen in de hulpverlening. Dit is in de onderstaande vier punten verwerkt. 1. Hulp met invullen van formulieren Zes respondenten geven aan moeite te hebben met het invullen van formulieren en hierbij hulp nodig te hebben. “Ik snap er de ballen van. Het is voor mij adacadabra”. Het is niet om te zeggen dat ik simpel ben, maar in gewoon, heel makkelijk uit te leggen Nederlands. Ik denk dat heel veel mensen daar moeite mee hebben. Ik vind ze moeilijk.” “Ik snap de vragen wel maar dan weet ik toch echt niet wat ik in moet vullen”. “En ik zit nog steeds met die papieren. Weet je, je gaat toch niet lekker slapen als je weet die papieren liggen daar. Dus ja als het allemaal een beetje geregeld is dan zou het allemaal veel beter zijn”. 2. Informatie met betrekking tot inkomstenondersteuning Acht respondenten geven aan dat niet op de hoogte zijn van bijzondere bijstand. “Informatie hoe ik dingen kan aanvragen en hoe de aanvraag werkt. Ik kan het zelf wel aanvragen maar ik weet de weg er naar toe niet.” “Dat gaan we proberen zelf te doen, en als het niet lukt dan vraag ik het de hulpverlener van de Voedselbank wel aan als het niet lukt. Nou, zij wijst je zo op dingen. Er zijn heel veel dingen mogelijk waarvan ik nog nooit heb geweten”. “En de vergoeding voor schoolgaande kinderen die je van de gemeente kan krijgen bijvoorbeeld? Nou dat doe ik via een soort studiefinanciering ik ben even de naam kwijt en die heeft vorig jaar gestort. Maar ik wist niet dat er ook regelingen waren bij de gemeente, nee”. 3. Persoonlijke financiële begeleiding Alle respondenten geven aan de persoonlijke financiële hulpverlening vanuit de Voedselbank te waarderen en geven vaak aan het persoonlijk contact te missen in de reguliere hulpverlening. “Ik heb liever thuiscontact zoals met hulpverlener Voedselbank, gewoon met een bakje en een peukje”. “Maar ik zeg van de begeleiding, wat de hulpverlener van de Voedselbank me allemaal vertelt heeft dat wist ik dus ook niet…en daar ben ik dus hartstikke blij om, dat ze dus bereid is me te helpen en dat had ik vroeger ook nooit”. “Maar die vind ik ook tien keer niks. Ik had er eentje die was heel erg lief, maar je krijgt zoveel verschillende. Dat is ook zoiets wat ik helemaal niet goed vindt. Dan heb je die voor een tijdje en dan verdwijnt ie weer. En dan heb je weer iemand anders. En dan heb je weer die, waar je geen contacten mee opbouwt”.
43
“Ja, die is niet zo vriendelijk tegen me…ja die heb natuurlijk ook al die ellende, ziet ze aankomen en ehmm…ja ze vertelt helemaal niks tegen mij, ze komt ook niet op een huisbezoek ofzo, wat ze anders deed daarvoor enzo, maar nou helemaal niet meer. Ik zie ze niet, af en toe krijg ik dan een briefje en dan moet ik een briefje brengen en verder zie ik ze helemaal niet. Dus van de gemeente hoef ik ook weinig te verwachten. Weinig hulp, daar kan ik niet echt over loven, sorry dat ik het zeggen moet hoor, er zijn wel vriendelijke mensen hoor, dat moet ik wel zeggen”. 4. BIP Respondenten geven aan dat zij een lange wachttijd ervaren voordat zij werkelijk geholpen worden en geven aan dat zij het zelf moeten doen en dat moeilijk vinden. “Ik heb gevraagd aan haar of zij niet bepaalde instanties wilde bellen en dat doet ze met de Nuon en de bouwvereniging maar ik vind dat ze mij een beetje teveel laat tobben”. ”Ze zou allemaal dingen voor me regelen en doen en schulden voor me afbellen maar puntje bij paaltje moet je het toch zelf allemaal doen”.
44
Hoofdstuk 4 Discussie 4.1
Betrouwbaarheid en geldigheid
Betrouwbaarheid In dit onderzoek is een hoge mate van betrouwbaarheid en geldigheid nagestreefd. De mate van betrouwbaarheid is verhoogd door de interviews bij de respondenten thuis af te nemen. Dit is bij alle respondenten gebeurd, met uitzondering van één. Er is van uitgegaan dat in een vertrouwde omgeving de respondenten zich meer op hun gemak voelden en daardoor meer betrouwbare informatie zouden geven. De interviews zijn afgenomen door twee verschillende onderzoekers. Elke onderzoeker heeft vijf interviews afgenomen. Om de mate van betrouwbaarheid te verhogen is de derde onderzoeker bij alle interviews aanwezig geweest. Dit om de wijze van interviewen te controleren en eventueel te corrigeren. Deze derde onderzoeker is tevens de vrijwilliger die bij de Voedselbank werkt. Door haar aanwezigheid is gestreefd het veiligheidsgevoel bij de respondenten te verhogen, zodat dit ook de betrouwbaarheid van de informatie ten goede zou komen. De interviews zijn face-to-face afgenomen. Zo kon worden ingegaan op de nonverbale communicatie van de respondenten en gevraagd worden naar meer uitleg en duidelijkheid bij onduidelijkheden. Ook kon er dieper worden ingegaan op bepaalde onderwerpen door te vragen of de respondent er iets meer over kon vertellen. Geldigheid De verhalen van de respondenten zijn als uitgangspunt genomen voor dit onderzoek. Bij dit onderzoek gaat het om ervaringen en meningen van de respondenten. Om deze reden is een open interview gehouden met de respondenten, hierdoor kon er aangesloten worden bij de belevingswereld van de respondent. Bij het verwerken van de gegevens is ook vanuit de belevingswereld van de respondent geschreven. Dit onderzoek is uitgevoerd door drie personen, gedurende het onderzoek is er over alle onderdelen onderlinge overeenstemming bereikt door kritische reflectie. Dit heeft bijgedragen tot een betere geldigheid. 4.2
Beperkingen onderzoek
Beperking aantal respondenten Tien respondenten zijn geïnterviewd. Dit is eenderde van de klanten van de Voedselbank. Dit heeft beperkingen opgeleverd voor het onderzoek, met betrekking tot de kwantiteit. Een deel is ondervangen door kwaliteit: doordat er goed is doorgevraagd, consequent is gelabeld en alle interviews nauwkeurig zijn uitgewerkt en besproken. Storingen gedurende de interviews De interviews zijn afgenomen in de eigen omgeving van de respondenten. Dit resulteerde in een veilige omgeving wat het interview ten goede kwam. De respondenten is wel gevraagd om een zo rustige mogelijk tijdstip te kiezen. Dit is niet in alle gevallen gelukt. Storingen door telefoons en kinderen waren het gevolg. Dit zorgde af en toe voor afleiding en concentratieverlies.
45
Sommige respondenten hadden af en toe een pauze nodig, het ging toch soms om emotionele onderwerpen. Dit zorgde af en toe voor een onderbreking van het verhaal. Beperking selectie De respondenten zijn niet steekproef gewijs geselecteerd, maar op basis van criteria die in hoofdstuk 2 zijn beschreven. Beperking van de interviews De vragenlijst is een open interview en erop gericht om zoveel mogelijk informatie over het verhaal van de respondent te verzamelen. Het was moeilijk om een verhaal over een emotioneel beladen onderwerp in de voorbereide kaders te krijgen. Tijdens de interviews zijn er vaak vragen gesteld ter verduidelijking en ook gesloten vragen. Soms vonden de respondenten het moeilijk om in eerste instantie alles prijs te geven van hun verhaal, waardoor er later nog op onderwerpen is teruggekomen. Dit kon omdat gedurende het interview het vertrouwen groter werd en de onzekerheid minder. Beperkingen gegevensverwerking De gegevensverwerking is gedaan door middel van labelen, zoals is beschreven in hoofdstuk 2. Dit was lastig door de open vragen en het verloop van het interview, voordeel was dat het verhaal van de mensen niet beperkt door dit vooraf te reguleren in duidelijke en strakke kaders. Nadeel was dat dit ook gevolgen had voor het bepalen van de labels. 4.3
Opvallende resultaten
Oorzaken Drie respondenten hebben in het verleden te maken gehad met huiselijk geweld. Drie respondenten die nu gescheiden zijn van hun partner, zijn onder andere in de schulden gekomen door de leningen die zijn afgesloten in hun huwelijk en waarvoor ze nu de helft betalen. Eén respondent is door oplichting van haar expartner in de schulden gekomen. Alle respondenten hebben (zeer) ernstige psychische klachten. Drie respondenten hebben een ernstige lichamelijke ziekte met chronische gevolgen. Opvallend is ook dat mensen wel verteld hebben dat ze contact hebben met de GGZ, maar dat dit niet in de resultaten naar voren komt, omdat ze vaak niet verteld hebben of ze deze hulp ervaren als steunend of niet. Voedselbank: “Van schaamte naar een uitstapje?” Het meest opvallende resultaat is wat de respondenten, vaak uit zichzelf, over de beleving van het aanvragen van een voedselpakket vertelden. De schaamte en angst waren in het begin groot, maar bijna allemaal ervaren deze schaamte niet meer. Elke vrijdag naar de Voedselbank gaan om het voedselpakket op te halen is iets geworden waar ze zich op verheugen. Eén respondent had het over een uitstapje. Vandaar dat dit rapport de ondertitel: “Van schaamte naar een uitstapje?” heeft gekregen. Ouderen Een veel gehoorde uitspraak is dat Katwijk een kleine gemeente is, waar iedereen elkaar kent44. Katwijk is inmiddels geen kleine gemeente meer, met 61.000 inwoners mag het zich een middelgrote gemeente noemen. De 44
Bron: Diverse inwoners van Katwijk, o.a. een vertegenwoordiger van de ANBO Katwijk
46
Voedselbank Katwijk heeft op dit moment 31 klanten en verzorgt hiermee in totaal 75 inwoners. Eén van de klanten van de Voedselbank is een 65-plusser (om precies te zijn 65 jaar). Deze klant was geen klant die bij de start van dit onderzoek bij de Voedselbank, maar is pas later ingestroomd. Deze klant is om die reden niet geïnterviewd. Ouderen zijn dus niet in beeld in dit onderzoek. Uit onderzoek van het Nibud in september 200445 komt naar voren dat een alleenstaande ouder met een AOW uitkering en een zorgvraag per maand ruim 70 euro tekort komt. Men gaat hierbij uit van de meest noodzakelijke levensbehoeften (eten, kleding en onderdak). Als deze persoon ook nog een huisdier heeft of een krantje wil lezen, dan kan het tekort oplopen tot 180 euro per maand. Om aanvulling te kunnen krijgen op het inkomen, moet men een beroep doen op de gemeente waarin men woont, voor bijvoorbeeld bijzondere bijstand. Veel ouderen zijn niet op de hoogte van inkomen compenserende maatregelen vanuit de overheid: de mogelijkheid van tegemoetkomingen, van ontheffing en van bepaalde gemeentelijke lasten, van de mogelijkheid tot teruggave van bepaalde kosten via de belastingdienst etc46. Als ze al hiervan op de hoogte zijn, hebben deze oudere mensen vaak moeite om de benodigde – vaak ingewikkelde – formulieren voor teruggave of ontheffing van betaling in te vullen. Er is ook een groep ouderen die zich schaamt voor hun benarde financiële positie en het moeilijk vindt om compensatie aan te vragen. Ze schamen zich om geld terug te vragen en “hun hand op te moeten houden”. Veel 65-plussers lijken liever jaren op een houtje te moeten bijten, dan in de schulden te komen. Die mensen leven dus in stille armoede47. De vraag is of ouderen door stille armoede ondervertegenwoordigd zijn bij de Voedselbank Hoge aflossing schulden Het valt op dat respondenten een hoge aflossing van hun schulden hebben. Hogere schulden kunnen het gevolg zijn, ze stoppen hiermee het ene gat in het andere en vaste lasten betalen wordt steeds moeilijker. De beslagvrije voet is gelijk aan 90% van het voor de schuldenaar toepasselijk bijstandbedrag. Daarnaast kan er rekening gehouden met hogere woonlasten en ziektekostenpremies48. Schuldeisers vragen vaak een hoge aflossing en dreigen met huisuitzetting, afsluiting gas, water en licht. De vraag die gesteld kan worden: Hoe kan ervoor gezorgd worden dat schuldeisers deze machtsmiddelen niet kunnen gebruiken om (te) hoge aflossingen te eisen?
45
46
47
48
Bron: Nibud: Gulden regels, onderzoek naar gemeentelijke inkomensondersteuning aan 65 plussers, sept. 2004 Bron: Nibud en KBO: Rapport Inkomsten en uitgaven van zorgbehoevende ouderen, juli 2003 Bron: Algemeen Dagblad, artikel “Help mensen over gene heen voor extra uitkering”, 20 juli 2005 Bron: Instituut sociaal raadslieden
47
Hoofdstuk 5 5.1
Conclusies en Aanbevelingen
Conclusies
Dit onderzoek is een inventarisatie geweest naar de hulp die de klanten van de Voedselbank Katwijk krijgen, hun ervaringen hiermee en hun wensen. Het doel van het onderzoek is: meer inzicht te krijgen en inzicht te geven aan platform Kocon in de ervaringen, wensen en behoeften van de klanten van de Voedselbank, zodat de opdrachtgever de conclusies en aanbevelingen kan gebruiken om de voorstellen uit de notitie “Alle inwoners tellen mee” aan te vullen en te verantwoorden naar het gemeentebestuur in Katwijk. De conclusies zijn tevens het antwoord op de probleemstelling: Wat zijn de mogelijke knelpunten in de gemeente Katwijk met betrekking tot de armoedeproblematiek? De oorzaken: een veelheid aan problemen Uit het onderzoek is gebleken dat kenmerkend voor de klanten van de Voedselbank is dat zij vaak kampen met een veelheid aan problemen: chronische ziekten, psychiatrische problemen, relatieproblemen, geïsoleerd leven en schulden. De financiële problemen lijken vaak eerder gevolg dan oorzaak dat deze mensen bij de Voedselbank terechtkomen. Geconcludeerd mag worden dat financiële problemen zelden op zichzelf staan, daarom is financiële steun alleen voor lang niet iedereen een oplossing. Praktisch óf psychosociaal Uit dit onderzoek is gebleken dat er per respondent veel verschillende hulpverleningsinstanties actief zijn. Ondanks de hulpverlening die ze krijgen, blijkt dat de oplossingen voor de problemen complex is. De meeste hulpverleningsinstanties die er zijn benadrukken óf de financiële (schuldhulpverlening) kant óf de psychosociale kant. Uit dit onderzoek is gebleken dat mensen behoefte hebben aan praktische hulpverlening met een persoonlijke benadering. Praktisch op het vlak van hulp bij papieren invullen, administratie op orde brengen en het benaderen van schuldeisers, persoonlijk op het vlak van dit samen met de cliënt, in zijn eigen vertrouwde omgeving, met een eerlijke, betrokken en betrouwbare houding. Het vertrouwen in de hulpverlening is hierbij essentieel om de hulpverlening als steun te ervaren. Uit de resultaten blijkt dat het meest steunend voor de respondenten zijn de Voedselbank en MEE, omdat deze blijken te voldoen aan deze praktische hulpverlening met persoonlijke benadering. Gemeente: inkomensondersteuning Uit het onderzoek blijkt dat mensen niet of onvoldoende op de hoogte zijn van inkomensondersteuning van de gemeente. De hulpverlening moet de mensen hierop wijzen. De respondenten verwachten deze informatie echter van de gemeente zelf. UWV en gemeente: wachttijd uitkering Respondenten vertelden dat ze lang moesten wachten op de uitkering en dat daardoor de schulden hoger werden. Eigen verantwoordelijkheid. De respondenten in dit onderzoek geven aan hulp nodig te hebben in de weg naar eigen verantwoording en zelfredzaamheid.
48
Respondenten geven aan hulp te willen met het doornemen van de post. Sommige klanten hebben niet het geestelijke vermogen om de brieven die ze krijgen te begrijpen, de angst die er bestaat om contact op te nemen met de betreffende instanties en de angst voor het maken van nieuwe schulden. Zij geven aan dat zij hierin persoonlijk contact fijn te vinden. De vraag naar inkomensbeheer is groot onder de respondenten. Bijna de helft van de respondenten wil inkomensbeheer. Door de hoge aflossingen aan schuldeisers en het niet of moeilijk kunnen betalen van de vaste lasten, zien zij inkomensbeheer als uitkomst. Bij inkomensbeheer zullen de vaste lasten worden betaald, geen nieuwe schulden gemaakt worden, schuldregelingen worden nageleefd en de WSNP zal minder snel worden afgewezen. Formulieren te moeilijk Voor de klanten van de Voedselbank zijn de formulieren te moeilijk. Niet alleen qua inhoud, maar ook door onzekerheid bij de mensen zelf. Ze zijn bang om iets fout in te vullen dat grote gevolgen kan hebben. Iemand met schulden heeft sowieso een complexere taak aan het invullen, vaak worden gegevens gevraagd over de schulden, de klanten van de Voedselbank hebben vaak zelf het overzicht niet. BIP: andere verwachtingspatronen Het BIP wordt niet als steunend ervaren. De respondenten geven aan dat ze niet weten wat het BIP met alle informatie doet en dit geeft bij hen het gevoel dat er niets voor hen gedaan wordt en dat het voor hun gevoel allemaal lang duurt. Een mogelijke verklaring hiervoor kan zijn dat het BIP een andere werkwijze heeft dan de respondenten verwachten. De verklaring hiervoor ligt mogelijk in de afwijking van verwachtingen en praktijk; de medewerkers van het BIP hanteren een werkwijze die niet aansluit bij de verwachtingen van de respondenten. De respondenten geven ook aan dat zij andere behoeften hebben aan ondersteuning. De stap om naar het BIP te gaan is groot en gebeurt vaak (te) laat; op het moment dat de nood erg hoog is. De klanten verwachten dan snelle en concrete hulp in de veronderstelling dat zij op financieel gebied alles moeten inleveren aan afbetalingen. Het BIP wijst in dit verband op de eigen verantwoordelijkheid van de cliënten en de activerende rol van de medewerkers. Budgetcursus niet toereikend Uit de resultaten van het onderzoek is naar voren gekomen dat de klanten begeleiding prefereren boven een budgetcursus. Klanten geven aan dat wanneer de financiële problemen voorbij zijn, zij wel bereid zijn een budgetcursus te volgen. De vraag naar deze begeleiding is een vorm van gedragverandering. De klanten geven hierbij aan dat ze niet tevreden zijn over hun huidige situatie. Deze vorm van hulp willen zij zien in begeleiding bij het oplossen van problematische financiële situatie. Gedragsverandering is een proces dat zich ontwikkeld in de tijd en in fasen verloopt49. Bij de aanvraag van deze hulp zit de klant al in de preparatiefase `hij maakt zich klaar om tot verandering over te gaan. Het vertrouwen hebben in de hulpverlening en hulpverlener speelt een belangrijke rol.
49
Bron: transtheoretisch model van Prochaska en Di Clemente, bijlage
49
5.2
Aanbevelingen gemeente Katwijk Ö “Ontschotting” en op de hoogte zijn van de persoonlijke situatie
De klanten van de Voedselbank zijn onvoldoende op de hoogte van inkomstenondersteuning. De hulpverlening moet de klanten nog teveel wijzen op inkomstenondersteuning. Voor de klantmanagers WWB zijn er twee aanbevelingen: - De klantmanager dient op de hoogte te zijn of een klant alle inkomstenondersteuning heeft aangevraagd waar hij of zij recht op heeft. Als dit niet kan, omdat inkomstenondersteuning bij een andere afdeling zit, moet hier wat aangedaan worden door zogenaamde “ontschotting”. Afdelingen moeten met elkaar gaan samenwerken en ernaar streven zoveel mogelijk gegevens van de klant samen te brengen. Ook de kwijtschelding gemeentelijke belastingen kan op deze manier geregeld worden: als alle gegevens van een klant aanwezig zijn in één dossier, kan er automatisch tot kwijtschelding worden overgegaan, zodat de klant niet opnieuw formulieren hoeft in te vullen. Voor een update van de gegevens kan de klant met de klantmanager eventueel één keer per jaar een persoonlijk gesprek voeren. - De klantmanager dient maximaal op de hoogte te zijn van de persoonlijke situatie van de klant. Zo kan de klantmanager de juiste informatie over bijvoorbeeld bijzondere bijstand aan de klant geven (bijvoorbeeld: heeft de klant diabetes; dan kan het formulier chronisch zieken worden ingevuld). Ö Versimpeling van informatie Ook mensen die geen WWB-uitkering ontvangen hebben recht op de inkomstenondersteuning. Ouderen, werkende met een minimum inkomen of mensen die een andere uitkering ontvangen moeten ook geïnformeerd worden over de mogelijkheden met betrekking tot inkomensondersteuning. Een aanbeveling zou hier zijn een versimpeling van de informatie over bijzondere bijstand en een betere informatie verspreiding zoals bij de bibliotheek, huisartsen, sociale werkplaats, hulpverleningsinstanties en andere openbare gelegenheden. Hierin kan een voorbeeld genomen worden aan de gemeente Leiden50. Ö Hulp bij invullen van formulieren of goed doorverwijzen De klant op de hoogte brengen van alle formulieren die moeten of kunnen worden ingevuld is één ding. De klantmanagers van de gemeenten moeten beseffen dat het daadwerkelijk overgaan tot invullen van formulieren wat anders is. Als de klantmanager de klant een formulier geeft, is het noodzakelijk te informeren of iemand daar hulp bij nodig heeft. Zodra er twijfel is kan de klantmanager tot actie overgaan: of helpen bij invullen of met een organisatie een afspraak maken waar de klant wel terecht kan. Verder kan de klantmanager een vervolgafspraak maken met de klant om ervoor te zorgen dat de formulieren ook worden ingeleverd. Ö Opleidingskansen Respondenten hebben aangegeven een baan te willen hebben, maar ook hebben ze aangegeven graag een opleiding te volgen om een betere positie te kunnen krijgen op de arbeidsmarkt. Hierin ligt een taak van de gemeente. 50
50
Bron: bijzondere bijstand formulieren Leiden
In de Wet Werk en Bijstand (WWB) is het uitgangspunt "werk boven inkomen" sterk verankerd. De gemeenten zijn verantwoordelijk voor de re-integratie van hun inwoners die een uitkering van de gemeente ontvangen. De gemeente Katwijk wil dat haar klanten en mogelijke klanten zo snel mogelijk in hun eigen bestaan kunnen voorzien. De doelstelling is om zowel de nieuwe instroom als ook het huidige bestand van klanten d.m.v. een work first re-integratietraject toe te leiden naar reguliere arbeid. Wanneer reguliere arbeid (nog) niet meteen aan de orde is, wordt er een vervolgtraject aangeboden. De gemeente is verantwoordelijk voor het aanbieden van voorzieningen voor klanten die niet op eigen kracht aan de slag komen. Wanneer betaalde arbeid nog niet aan de orde is, dient de betrokkene gebruik te maken van door de gemeente aangeboden voorzieningen gericht op arbeidsinschakeling. Hierbij is optimaal maatwerk mogelijk. Het is aan de gemeente om te beoordelen op welke wijze de ondersteuning wordt ingezet. Voor personen tussen 18 en 65 jaar vindt de gemeente Katwijk het niet wenselijk om groepen uit te sluiten van re-integratie; immers iedereen heeft mogelijkheden en talenten51. Om mensen in hun eigen bestaan te kunnen voorzien, zijn er soms meer middelen nodig. Het aanbieden van langdurige opleidingen moet tot de mogelijkheden van re-integratie behoren. Met een opleiding is de kans groter dat iemand in de toekomst in zijn eigen bestaan gaat voorzien en meer kan verdienen dan het minimuminkomen. Zodoende hoeft men ook geen beroep meer te doen op sociale voorzieningen. Ö Drempelverlaging Maatregelen ten behoeve van de “stille armoede” zijn nodig. “Stille armoede” is niet meetbaar en kan als zodanig niet onderzocht worden. Dit is geen onderwerp van dit onderzoek geweest. Wat aangenomen kan worden is dat er mensen zijn in stilte armoede lijden, vanwege schuld, schaamte, angst etc. Om deze mensen te kunnen helpen is er op een aantal vlakken drempelverlaging nodig. Twee aanbevelingen voor deze drempelverlaging zijn: Het BIP houdt spreekuur op het gemeentehuis. Het kan zijn dat dit voor de inwoners van Katwijk en met name voor ouderen een te hoge drempel is. De kans dat je er iemand tegenkomt die je kent is groot. Spreekuren houden in de wijken zelf zijn vaak veel laagdrempeliger: de ouderenbonden bijvoorbeeld houden spreekuren in de wijken, het BIP zou er regelmatig bij kunnen aansluiten. Aanwezigheid van een vertrouwde hulpverlener bevordert bovendien het gevoel van veiligheid. Een andere mogelijkheid zou het opzetten van Raad & Daadwinkels zijn, naar het voorbeeld van Leiden. Deze winkels zijn ook gevestigd in de verschillende wijken en houden op bepaalde tijden spreekuren. Mensen kunnen hier terecht voor vragen op uiteenlopende terreinen. Ook voor vragen over gemeentelijke zaken52. Het voordeel van deze winkels is dat de winkeliers zich onafhankelijk opstellen en de belangen van de cliënten behartigen, maar wel met veel kennis van zaken over het gemeentelijk beleid en met korte lijnen naar de gemeente toe. De winkeliers in Leiden helpen bovendien met het invullen van formulieren. De klantmanagers WWB kunnen uitstekend door verwijzen naar de Raad & Daadwinkels om bijvoorbeeld formulieren voor bijzondere bijstand in te vullen.
51 52
Bron: Re-integratieproject 2007/2009 Bron: Folder Raad & Daadwinkel Leiden
51
Ö Schuldhulpverlening uitbreiden en aanpassen aan de klant De conclusie is dat de verwachtingen en wensen van de klanten van de Voedselbank over de werkwijze bij de schuldhulpverlening niet aansluit bij de praktijk. Wanneer de dienstverlening de klant als vertrekpunt neemt, dan volgen hieruit de volgende aanbevelingen: Het BIP past de werkwijze aan en komt meer tegemoet aan de vraag en behoefte van de klant. Dit kan als gevolg hebben dat een BIPmedewerker snel inzet op het beheersbaar maken van de eerste financiële nood, ook wanneer dit betekent dat de eigen verantwoordelijkheid tijdelijk wordt ‘overgenomen’. Bijvoorbeeld door eerder contact op te nemen met schuldeisers zodat de schulden niet hoger worden. Creëer in Katwijk de mogelijkheid voor inkomensbeheer zodat vaste lasten betaald worden en het schuldhulpverleningstraject niet in gevaar komt. Zolang deze voorziening er niet is kan doorverwezen worden naar organisaties zoals de Stadbank in Leiden en de Stichting Financiële Dienstverlening in Noordwijkerhout. Verwijs mensen met een verstandelijke of lichamelijke handicap (meer) door naar MEE; de consulenten van deze organisatie kent de wegen naar diverse vormen van ondersteuning voor deze doelgroep. Informeer (toekomstige) klanten met een folder in eenvoudig taalgebruik over de werkwijze van het BIP. Biedt actief hulp aan bij het invullen van (aanmelding)formulieren. 5.3
Aanbevelingen voor alle hulpverleningsinstanties Ö Aanpassing van eigen verantwoordelijkheid
Vaak wordt er gesproken van eigen verantwoordelijkheid. Door echter in het verhaal van de mens te kruipen, kun je soms niet meer praten van eigen verantwoordelijkheid. Door problemen die zich opstapelen, kan iemand soms niet meer zijn eigen handelen bepalen. Door alle verhalen van de klanten van de Voedselbank te beschrijven, is geprobeerd dit aan te tonen. Als iemand bij de hulpverlening komt en er sprake is dat iemand (tijdelijk) zijn eigen verantwoordelijkheid niet meer kan nemen, is het zaak deze persoon bij de hand te nemen. Sommige mensen hebben net een beetje extra steun nodig door middel van huisbezoek, hulp bij invullen formulieren etc. Extra steun is echter geen eenmalig gebeuren. Hierbij is ook de procesbewaking van belang: het terugkomen op de vorige afspraak met de cliënt, hoe is het gegaan, wat ging er mis en waarom? Daarna kan de hulpverlening opnieuw worden afgestemd en soms ook niet: misschien blijft die extra steun wel essentieel. Ö Samenwerking van alle betrokken instanties De oorzaken van een slechte financiële situatie en oplossingen zijn complex. Voor een optimale hulpverlening is de samenwerking van alle betrokken instanties van belang. Rondom de tafel zitten met de hulpverlening en cliënt biedt soms veel mogelijkheden. Het kan ook helderheid geven over de vraag: wie doet wat? Op welke manier dan ook: elkaar blijven informeren en contact met elkaar houden is essentieel in het oplossen van problemen. Ö Huisbezoeken De problematiek is complex. Zoals onze resultaten ook weergeven hebben mensen problemen op verschillende leefgebieden. Er zijn niet alleen problemen
52
op het gebied van financiën. Er treedt een verschuiving op in de hulpvraag. De cliënt raakt het overzicht kwijt en sommigen weten ook letterlijk niet meer waar te beginnen. De opeenstapeling van problemen veroorzaakt een kwetsbare maatschappelijke positie (wonen, werk en inkomen, sociale inbedding). Het huisbezoek kan hier een voordeel in zijn. De Stichting Kwadraad in Gouda heeft een nieuwe methode ontwikkeld waar maatschappelijk werkers werken in een Ambulant Zorg Team opereren voor mensen die dreigen tussen wal en schip te vallen. De hulpverlening richt zich op psychosociale en materiële problematiek, waarbij de vraag en (basis)behoefte van de cliënt het uitgangspunt vormt. Deze hulpverlening wordt thuis gegeven. Hierbij wordt samengewerkt met verschillende disciplines zoals het Algemeen maatschappelijk werk, sociaal raadsleden, werkgevers en de schuldhulpverlening53. Ö Praktische hulpverlening met een persoonlijke benadering Platform Kocon bood de gemeente Katwijk in maart 2007 het projectvoorstel “Broodnodig” aan. Het voorstel is inmiddels een feit: de klanten van de Voedselbank krijgen persoonlijke, financiële begeleiding vanuit de Voedselbank. Deze begeleiding voldoet aan de wensen en behoeften van de klanten en is praktische hulpverlening met een persoonlijke benadering. De praktische kant omvat o.a. • • • • • •
Hulp bij het invullen van formulieren Hulp bij het op orde brengen van de administratie Benaderen van schuldeisers Huisbezoeken Begeleiding op basis van gedragsverandering Samenwerking met betrokken instanties
De begeleider voert de taken uit met de visie van een maatschappelijk werker. De houding is eerlijk, open en betrokken. De cliënt blijft centraal staan met het eigen verhaal. De eigen verantwoordelijkheid van de klant wordt soms tijdelijk overgenomen. Deze vorm van begeleiding slaat goed aan: de klanten zien de hulp als steunend. De laatste aanbeveling is voor alle hulpverleningsinstanties op financieel gebied: meer elementen uit deze vorm van begeleiding over te nemen. Artikel en presentatie Naar aanleiding van dit onderzoeksrapport zal een artikel worden geschreven. Dit artikel sluit aan bij de conclusies en aanbevelingen uit dit rapport. Dit artikel zal aandacht geven aan de persoonlijke benadering in de financiële dienstverlening. Daarnaast zullen er twee bijeenkomsten worden gehouden waarin dit rapport wordt gepresenteerd. Bijeenkomst één is voor de beoordeling van dit rapport door de Hogeschool Leiden. Hierin zullen de aspecten met betrekking tot het Maatschappelijk Werk en Dienstverlening meer naar voren komen. Bijeenkomst twee is een presentatie die georganiseerd wordt door de opdrachtgever, waarbij een vertegenwoordiging van het gemeentebestuur van Katwijk aanwezig zal zijn. In deze bijeenkomst zal de nadruk liggen op de aanbevelingen naar de gemeente toe.
53
Bron: “De rode draad”. Intern blad van Stichting Kwadraad in Gouda
53
54
Bijlagen
1.
Vragenlijst/themalijst
2.
Leefgebiedenwijzer NIZW
3.
Transtheoretisch model van gedragsverandering
4.
Verklarende woordenlijst
5.
Geraadpleegde literatuur
55
Bijlage 1
Vragenlijst
Inleiding Wij zijn studenten van de Hogeschool Leiden, wij doen de opleiding Maatschappelijk Werk en Dienstverlening. De reden voor dit interview is, dat wij een opdracht hebben gekregen voor ons afstuderen van Platform Kocon. Het Platform ondersteunt de Voedselbank Katwijk en wil de mensen die klant zijn bij de Voedselbank graag verder helpen. Wij hebben ervoor gekozen om dat aan de mensen zelf te vragen. Met deze informatie willen wij dan verder onderzoeken wat er verbeterd kan worden in de hulpverlening. Wij maken een verslag van ons onderzoek en geven hierin ook adviezen voor verbeteringen. Het interview wordt vertrouwelijk behandeld en u blijft anoniem. We gebruiken een bandje om het interview op te nemen en dit wordt gebruikt om het interview uit te werken. Nadat het is afgeluisterd wordt het gewist. Het interview zal ongeveer een uur duren. Wanneer u het op prijs stelt kunnen we u natuurlijk een onderzoeksverslag geven of toezenden. Wanneer u tijdens het interview vragen heeft of u begrijpt een vraag niet meldt dit dan gerust. En wanneer u een vraag niet wilt beantwoorden, om wat voor reden dan ook, dan kan dat. Heeft u tot zover vragen?
Thema 1
Aanleiding
Kunt u iets vertellen over de omstandigheden waardoor u in aanraking kwam met de Voedselbank? Ö -
Leefgebieden Financieel Werk en dagbesteding Huisvesting Sociaal functioneren Praktisch functioneren Lichamelijk functioneren Psychisch functioneren Zingeving
Hoe bent u in aanraking gekomen met de voedselbank?
Thema 2
Hulpbronnen
Als u denkt aan de mensen om u heen die u steunen en begeleiden, waar denkt u dan aan? In hoeverre heeft u overwogen verschillende instanties op het gebied van hulpverlening te benaderen in Katwijk? Kunt u beschrijven hoe dat ging? (een voorbeeld geven, of het laatste gesprek) In hoeverre heeft u overwogen om hulp te vragen bij de gemeente? In hoeverre heeft u overwogen om inkomensondersteuning aan te vragen?
56
Thema 3
Beleving
Wat betekent het voor uw leven dat u een voedselpakket moet aanvragen? Ö -
Leefgebieden Financieel Werk en dagbesteding Huisvesting Sociaal functioneren Praktisch functioneren Lichamelijk functioneren Psychisch functioneren Zingeving
Thema 4
Wensen en behoeften
Welke wensen heeft u om uw situatie te veranderen? Wat wenst u op het gebied van budgetbegeleiding? De gemeente biedt een budgetcursus aan, wat vindt u daarvan?
Afronding en einde Dit is het einde van het einde van het interview. Wat vond u van het gesprek? Zijn we iets vergeten, wat wilt u verder nog kwijt? Nogmaals heel veel dank voor uw medewerking!
57
Bijlage 2
Leefgebiedenwijzer NIWZ
Huisvesting
Financiën
Sociaal functioneren
• Soort huisvesting • Beleving huisvesting • Verwachtingen
• Soort en hoogte inkomen • Vaste lasten • Schulden: hoogte en schuldeisers • Aflossingsregeling / saneringsplan • Inkomensbeheer • Inzicht in financiën • Bestedingspatroon • Spaarsaldi
• Contacten met familie, kennissen, hulpverleners, medecliënten • Opvoeding kinderen • Sociale vaardigheden • Houding en gedrag in de maatschappij (waarden en normen, wetgeving) • Intieme relaties • Seksualiteit • Conflicthantering
Psychisch functioneren
Zingeving
• Emotionele staat van zijn • Zelfbeeld, zelfwaardering en zelfvertrouwen • Psychische klachten • Trauma´s • Psychiatrische problemen • Psychiatrische diagnose • Verslaving • Mate van ziektebesef • Behandeling
• Belangrijke waarden en normen • Persoonlijke drijfveren • Levensovertuiging • Geloofsovertuiging • Zingevende activiteiten • Rituelen
Acht leefgebieden in thema´s
Lichamelijk functioneren
Praktisch functioneren
Dagbesteding
• • • • • • • • • • • •
• Nederlandse taal (spreken en schrijven) • Huishoudelijke zorg • Computervaardigheden • Administratieve vaardigheden • Plannen en organiseren
• • • •
58
Gezondheid Gezondheidsklachten (Chronische) ziekte Handicap Allergieën Zelfzorg Medische behandeling Hygiëne en zelfzorg Beleving eigen gezondheid Sport Voeding Dag-/nachtritme
Vrijwilligerswerk Betaald werk Hobby´s Opleiding of cursus
1.
Financiën. Hierbij vormen schulden vaak een groot probleem. Veel cliënten hebben een uitkering, terwijl de kosten voor het verblijf relatief hoog zijn.
2.
Huisvesting. Zelfstandige woonruimte is vaak moeilijk te bereiken, onder meer vanwege (huur)schulden. Bij dit levensgebied is doorstroming naar meer zelfstandigheid het doel.
3.
Sociaal functioneren. Hier staat het functioneren in relatie tot de directe omgeving centraal. Bij een zwak sociaal netwerk zal die directe omgeving bestaan uit instanties, instellingen en overheidsdiensten.
4.
Psychisch functioneren. Dit betreft het geestelijk welbevinden van de cliënt. Eventuele medicatie valt onder dit gebied.
5.
Zingeving. De zin en het doel dat een cliënt aan zijn leven geeft is onderdeel van de begeleiding.
6.
Lichamelijk functioneren. Hieronder wordt fysieke gezondheid verstaan, die bij (ex-) daklozen vaak ernstig is aangetast. Daarnaast gaat het om zelfverzorging en Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen (ADL).
7.
Praktisch functioneren. Dit zijn de Huishoudelijke Dagelijkse Levensverrichtingen (HDL) en tevens taalbeheersing, omdat dit een voorwaarde is voor maatschappelijke participatie.
8. Dagbesteding. Hier gaat het activiteiten waar de cliënt zijn dag aan besteedt en zijn week mee invult. Het doel is het verkrijgen van een ritme en het opbouwen van sociale contacten. Dit moet een positiever zelfbeeld opleveren.
59
Bijlage 3
54
Transtheoretisch model van gedragsverandering
In het transtheoretisch model, ook wel stages of change model genoemd, is de insteek de mate waarin mensen gemotiveerd zijn om hun gedrag binnen een bepaalde termijn te veranderen. Er worden verschillende stadia van (gedrags)verandering onderscheiden: • een voorbeschouwingfase (waarin men zich nog niet bewust is van een probleem en niet overweegt om zijn gedrag te veranderen) (precontemplation); • een overpeinzingfase (waarin men de voor- en nadelen afweegt en overweegt om (binnen zesmaanden) het gedrag te veranderen (contemplation); • een voorbereidingsfase (waarin men zich voorneemt om (binnen een maand) wat aan het gedragte doen) (preparation); • een actiefase (waarin men het nieuwe gedrag vertoont) (action); • een fase van gedragsbehoud waarin men het nieuwe gedrag (al zes maanden) heeft volgehouden(maintenance). • Als het nieuwe gedrag niet wordt volgehouden, treedt er terugval op naar een eerdere fase (relapse). Sommige mensen gaan sneller dan anderen en sommige blijven in een bepaalde fase steken. Mensen kunnen op elk punt het model binnenkomen of uitgaan. Het model speelt zich af op twee niveaus: de verschillende fasen en de processen die per fase optreden. Deze processen (niet opgenomen in het onderstaande model) zijn min of meer specifiek voor elke fase van verandering. Door hier naar te kijken ontstaat inzicht in de manier waarop interventies kunnen worden georganiseerd voor verschillende populaties met verschillende behoeften en omstandigheden. Het model maakt duidelijk dat er goed gekeken moet worden naar de motivatiekenmerken van de doelgroep, dat mensen zich in verschillende stadia bevinden en dat interventies zo moeten worden georganiseerd dat mensen van de ene in de volgende fase komen. Omdat mensen in verschillende fasen zitten, moet je verschillende typen interventies uitvoeren, passend bij ieder fase.
54
60
Bron: Prochaska, J.O., Redding, C.A., Evers, K.E. The transtheoretical model and stages of change, 2002
Bijlage 4
55
Verklarende woordenlijst
ADHD Aandachtstekortstoornis met hyperactiviteit: onvermogen de aandacht voor een bepaalde tijd te richten; vaak gecombineerd met impulsiviteit en hyperactiviteit. Autisme Ontwikkelingsstoornis met vooral een onvermogen adequaat te reageren op andere mensen en situaties. Beslagvrije voet Dit 90 procent van een bijstanduitkering. Het bedrag hierboven wordt benut om schulden af te lossen. In de praktijk is de beslagvrije voet hoger (95-100%). Bewindvoerder Een door de rechtbank aangestelde persoon bij een WSNP-regeling. Hij zorgt voor uitvoering van de WSNP. Hij stelt vast welke schulden er zijn, maakt het saneringsplan en overlegt met schuldeisers. Boulimia Eetstoornis met ongeveer normaal gewicht als gevolg van de combinatie van boulimie (onbeheerste eetbuien of “vraatzucht” en tijdelijk dieet houden, zelfopgewekt braken en/of gebruik van laxeermiddelen. Borderline Persoonlijksheidsstoornis met een sterke wisselvalligheid in relaties, stemming en identiteit. Burn-out Aanpassingsstoornis waarbij men psychisch en fysiek is “opgebrand” ten gevolge van aanhoudende stress. Budgetbegeleiding Intensieve begeleiding van particulieren binnen de schuldhulpverlening. Het is bedoeld om inzicht te krijgen in inkomsten en uitgaven, om te komen tot een overzichtelijke administratie en ervoor zorgen dat de klant de uitgaven op een verantwoorde wijze afstemt op het beschikbare budget, zodanig dat de schulden kunnen worden afgelost en in de toekomst geen nieuwe schulden ontstaan. Budgetbeheer Beheren van het inkomen van de klant door het openen van een rekening bij de kredietbank of een andere instantie, waarop de inkomsten worden gestort en waarvan de uitgaven worden gedaan. Budgetcursus Cursussen waarin burgers de vaardigheid leren inkomsten en uitgaven te plannen. CVA Cerebrovasculair accident: de medische term voor een beroerte. 55
Bronnen: Vandereyken: Pychiatrie, van diagnose tot behandeling, 2004 en Witte: Methodisch werken in de sociaal-juridische hulp- en dienstverlening, 2004
61
Fibromyalgie Een reumatische aandoening. Inkomensbeheer Beheer van geld en boedel van cliënten door bureaus inkomensbeheer. ME Myalgische Encefalomyelitis: met spierpijn (myalgie) gepaard gaande ontsteking van ruggenmerg en/of hersenen (encefalomyelitis). Ook wel vermoeidheidssyndroom genoemd. Problematische schulden Schulden die ontstaan op het moment dat mensen niet meer voldoen aan hun financiele verplichtingen kunnen voldoen. PTTS Posttraumatische stres-stoornis: angststoornis met symptomen ook lang na de traumatische gebeurtenis.
angst
en
andere
Schuldhulpverlening Alle financiële, sociaal-juridische en immmateriele vormen van hulp bij het voorkomen en/of oplossen van problematische schulden.
62
Bijlage 5
Geraadpleegde literatuur/Bronvermelding
Literatuur •
• • • • •
Baarda, D.B & de Goede, M.P.M. & Teunissen, J. (2005) Basisboek kwalitatief onderzoek: Praktische handleiding voor het opzetten en uitvoeren van kwalitatief onderzoek. Tweede, geheel herziene druk. Stenfert Kroese, Utrecht. Boon, den T. & Geeraerts, D. (2005) Van Dale, Groot woordenboek van de Nederlandse taal. Veertiende, herziene uitgave. Utrecht: Van Dale Lexicografie. Prochaska, J.O., Redding, C.A., Evers, K.E. (2002), The transtheoretical model and stages of change. San Francisco: Jossey-Bass Martens, F.L. en Schruer, H.D.M. (2002), Schuld of geen schuld. Derde herziene Druk, Elsevier 's-Gravenhage Vandereyken, W. & Deth, van R. (2004) Psychiatrie Van diagnose tot behandeling.Tweede, herziene druk. Bon Stafleu Van Loghum. Witte, L. (2004) Methodisch werken in de sociaal-juridische hulp- en dienstverlening. Derde, herziene druk. Bohn Stafleu van Loghum.
Publicaties en artikelen • • • • • • • • • •
Algemeen Dagblad (2005), Help mensen over gene heen voor extra uitkering Budget Informatiepunt, jaarverslag 2005 Gemeente Tilburg (2006) de cirkel doorbreken; bevindingen van de Taskforce armoede Ministerie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (2006), Klantenanalyse Voedselbanken Nibud en KBO (2003): Rapport Inkomsten en uitgaven van zorgbehoevende ouderen Nibud (2004) Gulden regels, ondezoek naar gemeentelijke inkomensondersteuning aan 65 plussers Paling, D (2006), Foodbank as a catalyst for positive change in the community Platform Kocon (2007), Alle inwoners tellen mee, notitie ten behoeve van armoedebestrijding Platform Kocon (2007), Broodnodig, projectvoorstel ten behoeve van armoedebestrijding Telegraaf (2007), Maakt geld gelukkig?
Websites www.kocon.nl www.nvvk.nl www.plangroep.nl www.voedselbank.nl www.regering.nl www. home.szw.nl www. home.wanadoo.nl/a.heer/Maslow.htm Overige Media Radio West (2007), interview wethouder Alphen aan den Rijn RTV Katwijk (2007), informatie Katwijk Zuidenwind Filmproducties (2006), documentaire: de cirkel van armoede doorbreken
63