VOC | CB3
Voertuiginrichting en voertuiginstallaties
4409DZB7803
COLOFON ©2013 Kenteq, Hilversum Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand dan wel openbaar gemaakt in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opname, of enige andere wijze, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. Ondanks alle zorg die aan dit lesmateriaal is besteed kunnen auteurs, redacteuren en uitgever geen aansprakelijkheid aanvaarden voor eventuele schade, die zou kunnen voortvloeien uit enige fout, die in dit leermiddel zou kunnen voorkomen. Overal waar u in dit leermiddel de mannelijke vorm hij aantreft, wordt ook de vrouwelijke vorm zij bedoeld. Kenteq Olympia 6-8 1213 NP Hilversum Postbus 81 1200 AB Hilversum T (035) 750 4208 www.kenteq.nl
[email protected]
VOC | CB3 | 2013-09-03
Inhoudsopgave 1 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6 1.7 1.8
Lesstof Bedrijfswageninrichting Bedrijfswageninrichting Separatiewand Inrichting laadruimte Materiaal mogelijkheden Bescherming laadruimte Bagagerek/imperiaal bestelwagen Bagagerek/imperiaal vrachtwagen Autoladder
5 5 7 7 8 8 9 10 11
2
Vragen Bedrijfswageninrichting
13
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Luchtgeleiders Luchtkrachten Luchtgeleiders Luchtweerstandscoëfficiënt Afstellen volgens voorschriften Aerodynamische ontwerpen
15 15 15 15 19 20
4
Opgaven Aerodynamica
25
5 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 5.6 5.7 5.8 5.9
Autolaad- en loskranen Wanneer is er sprake van hijsen met een autolaadkraan? Ontwerp van een autolaadkraan Specificaties autolaadkraan Plaats van de kraan Hulpraam Laadkraan achter cabine Laadkraan aan achterzijde. Bevestigen van een laadkraan. Stabiliteit
27 27 27 28 28 29 30 31 32 35
6
Opgaven
37
7 7.1 7.2 7.3 7.4 7.5 7.6 7.7 7.8 7.9
Remmen en koppelingen Remmen Trekdriehoeken en trekbomen Aanhangwagenkoppelingen Afsleepkoppeling Trekhaak met kogelkoppeling De hulpkoppeling De trekhaak Trekoog en vangmuilkoppeling Opleggerkoppeling en koppelpen
39 39 40 41 44 44 45 45 46 48
8
Opgaven Remmen en koppelingen
53
9
Bewegende vloerdelen
55
10 10.1 10.2 10.3 10.4
Laadkleppen Laadklepsoorten Onderdelen van een laadklep Het principe van de laadklep Onderschuiflaadklep
57 57 60 60 61
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
3
VOC | CB3 | 2013-09-03
10.5 10.6 10.7 10.8 10.9 10.1 0 10.1 1 10.1 2 10.1 3 10.1 4 10.1 5 11
4
Bediening laadklep Openen sluiten Zakken Heffen Bevestiging laadklep
61 62 62 62 63 63
Stabiliteit.
63
Energievoorziening.
64
Veiligheid.
64
LAADKLEPVOORBEREIDING
65
Toepassing
65
Meeneemheftruck
67
Inhoudsopgave
VOC | CB3 | 2013-09-03
1 Lesstof Bedrijfswageninrichting Concept 01 15 februari 2013
1.1
Bedrijfswageninrichting De inrichting van een bedrijfswagen kan gebeuren met verschillende materialen, elk materiaal heeft zijn specifieke voordeel, de meest toegepaste materialen zijn hout, staal, aluminium of kunststof. Hout Dat hout werkt, is algemeen bekend. Maar in dit geval werkt hout ten gunste van flexibiliteit. Het voordeel van hout als basismateriaal voor de inrichting van een bedrijfswagen zit ‘m namelijk niet alleen in de prijs. Hout is ook nog eens tot op de millimeter te bewerken. Dat is handig omdat de zijwanden van een bedrijfswagen nooit helemaal recht zijn. Door met hout te werken kan de achterzijde van een opbergsysteem naar de vorm van de zijwand worden gemodelleerd. Ook kasten en laden kunnen op basis van de technische tekeningen van de autofabrikant op maat worden gemaakt, zodat alle hoeken en gaten in de laadruimte van de bedrijfswagen worden benut. Bij een houten inrichting wordt de grootte van de schappen en vakken nauwkeurig aangepast aan de benodigde toepassing. Daardoor kan de gebruiker niet alleen meer meenemen, maar kunnen de gereedschappen en materialen ook nog eens doelmatig worden opgeruimd.
Staal Een bedrijfswagen, en zeker de inrichting ervan, is het visitekaartje van een bedrijf. Een stalen bedrijfswageninrichting geeft een robuuste uitstraling. Staal is stevig, staal is stoer. De veiligheid van stalen opbergsystemen staat buiten kijf en die heeft zijn weerslag op de veiligheid van de gebruiker. Daarnaast zijn stalen modules eenvoudig aan elkaar te koppelen. De losse componenten kunnen op alle mogelijke manieren worden samengevoegd tot één complete inrichting. Daarbij is het uitgangspunt van de leveranciers van inbouwsystemen dat de onderdelen met één hand te bedienen moeten zijn, omdat in de andere hand vaak al gereedschap of andere klein materialen wordt vastgehouden. Een ander voordeel is dat modulaire © Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
5
VOC | CB3 | 2013-09-03
bedrijfswageninrichting systeem eenvoudig in te bouwen moeten zijn en net zo makkelijk kan worden omgebouwd naar een andere bedrijfswagen. Voordeel van seriematig modules is dat de kosten binnen de perken blijven.
Aluminium Kiezen voor een lichtgewicht aluminium inbouwsysteem is kiezen voor het milieu. Zonder doorslaggevende argumenten als laadvermogen, ruimteverdeling en gebruiksgemak tekort te doen, leidt het gebruik van aluminium materialen tot duurzame kostenbesparing. Ten eerste is het gewicht van de bedrijfswagen lager waardoor minder brandstof wordt verbruikt. Goed voor de portemonnee, goed voor de leefomgeving. Maar het zorgt ook voor minder slijtage aan het voertuig en een kortere remweg dankzij het lage gewicht. De positieve rijeigenschappen verhogen de veiligheid van de inzittenden aanzienlijk. Daarnaast maakt de levensduur van aluminium inbouwsystemen (als gevolg van de roestbestendige aluminiumlegering) het mogelijk om de volledige inrichting te ‘recyclen’ in een volgende bedrijfswagen en sluit de garantietermijn van vijf jaar vaak goed aan bij de leasetermijn van een bedrijfswagen. Wordt de ‘oude’ inrichting niet opnieuw gebruikt? Geen probleem. Aluminium wordt tegenwoordig grotendeels milieuvriendelijk gewonnen, het materiaal zelf is ook recyclebaar.
6
Lesstof Bedrijfswageninrichting
VOC | CB3 | 2013-09-03
1.2
Separatiewand Een separatiewand tussen cabine en laadruimte is op vele fronten comfort verhogend voor de bestuurder. Minder geluidsoverlast, het is sneller warm (kleinere ruimte) en het biedt meer veiligheid. Wanden zijn te leveren in kunststof of betonmultiplex en leverbaar met of zonder raam. Ook is het mogelijk om de wand verder terug te plaatsen waardoor er voor de bestuurder meer beenruimte ontstaat. Materiaal mogelijkheden Kunststof separatiewanden: polyester, aan de binnenzijde bekleedt, bijvoorbeeld Betonmultiplex (Fins berken) 15mm met een toplaag dubbelzijdig fenolfilm 120 gr/ m2 (lichtbruin, glad). Afhankelijk van de uitvoering, eventueel met een aluminium/ kunststof passtuk is het mogelijk de wand verder naar achteren te plaatsen.
1.3
Inrichting laadruimte Om de laadruimte efficiënt in te richten zijn vaak standaard modules ontwikkeld om daarmee aan de persoonlijke wens van de klant te kunnen voldoen. De
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
7
VOC | CB3 | 2013-09-03
modules zijn er in diverse afmetingen en al dan niet voorzien van afsluitbare koffers en of opbergbakjes. http://www.Youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=xHPRayfzyYs
1.4
Materiaal mogelijkheden Betonmultiplex (Fins berken) 12mm met een toplaag dubbelzijdig fenolfilm 120 gr/ m2 (lichtbruin, glad). Naast standaard modules is "maatwerk" ook mogelijk ten aanzien van inrichting, beveiliging en/of elementaire accessoires om de wagen helemaal "bedrijfsklaar" te maken.
De bevestiging van de inrichting van de bedrijfswagen is belangrijk, het uitvoeren van botsproeven wordt dan ook steeds meer gedaan, via onderstaande link is een botsproef te zien. http://www.Youtube.com/watch?feature=player_embedded&v=Aqb-Xly4Am0
1.5
Bescherming laadruimte Om beschadigingen in de laadruimte van een voertuig te voorkomen is bescherming van zijwanden en de deuren noodzakelijk. Toegepaste beschermingen zijn onder andere lat om lat betimmering, volledige zijbeplating of zijbeplating met sleuven (lat om lat functie). Materiaal mogelijkheden: Betonmultiplex (Fins berken) 4 of 6,5 mm met een toplaag dubbelzijdig fenolfilm 120 gr/m2 (lichtbruin, glad) Kunststofplaat grijs met structuur 5 mm (Decoplan W) Alu. perfoplaat 1,5 mm met 1-zijdefolie en een vierkante perforatie van 9x9 mm en een steek van 38 mm. Vuren lat (geschaafd / afgerond) 22x100 (lat om lat).Wanden kunnen gemaakt worden aan de hand van een mal en telkens met een decoupeerzaag gezaagd worden een andere mogelijkheid is uitbesteden door CNC-technieken, de gefreesde panelen hebben een constante kwaliteit en een perfecte pasvorm en zeker geschikt voor grote aantallen.
8
Lesstof Bedrijfswageninrichting
VOC | CB3 | 2013-09-03
Lat om lat De linker- en rechterzijwand van de bestelwagen wordt om en om bekleed met houten latten van boven tot beneden om veilig te kunnen binden en om de carrosserie te beschermen. Het aanbrengen van bindrailen of andere lading vastzet systemen zijn ook mogelijk. De bevestiging gebeurt met zelf borende schroeven aan de verstevigingen van de zijkanten in de bestelwagen, let bij de keuze van de schroeven op de lengte, is de lengte te lang dan kunnen deze schroeven door de wand van de carrosserie heenkomen.
1.6
Bagagerek/imperiaal bestelwagen Indien op het dak van een gesloten bestelwagen of een combinatiewagen een bagagerek/imperiaal moet worden geplaatst, moet de grootte qua afmetingen en de toegelaten gelijkmatig verdeelde belasting van het bagagerek/imperiaal zijn aangepast aan de grootte van het voertuig.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
9
VOC | CB3 | 2013-09-03
Bijzondere eisen gesteld aan het plaatsen van een bagagerek/imperiaal zijn: •
de maximaal toelaatbare gelijkmatig verdeelde belasting op het bagagerek/imperiaal is bepaald door de fabrikant van het voertuig en is veelal mede afhankelijk van de hoogte van het bagagerek/ imperiaal tot de laadvloer of het wegdek.
A = inwendige hoogte A ≤ 1550 mm belast max.300 kg A> 1500 mm belast max. 150 kg
•
naarmate de belasting van het bagagerek/imperiaal toeneemt, neemt de stabiliteit van het voertuig af. Daarom kan de fabrikant van het voertuig voorschrijven dat de achteras wordt voorzien van een stabilisator.
•
het aantal steunvoeten aan iedere kant van het dak kan zijn voorgeschreven door de fabrikant van het voertuig (minimaal 2 aan iedere kant). Ook kunnen op het dak al standaard door de fabrikant montagepunten voor het bagagerek/imperiaal aangebracht zijn.
Constructie steunvoet 1 = bagagerek 2 = imperiaal 3 = klem
1.7
Steunvoet
Standaard montagepunt
Bagagerek/imperiaal vrachtwagen Indien op het dak van de cabine van een vrachtwagen een bagagerek/ imperiaal moet worden geplaatst, raadpleeg. Dan de opbouwrichtlijnen van de betreffende chassisfabrikant, daar in sommige gevallen deze in het dak alreeds de bevestigingsplaatsen van het bagagerek/imperiaal heeft aangeven en of aangebracht.
Bevestiging bagagerek/ imperiaal
10
Lesstof Bedrijfswageninrichting
VOC | CB3 | 2013-09-03
1.8
Autoladder De autoladder is op maat ontworpen voor elk type bedrijfswagen. Hierdoor past de deurladder precies bij de maatvoeringen, rondingen en uitstekende delen van de achterzijde van de bedrijfsauto. Bij het ontwerp moet rekening worden gehouden met de zichtbaarheid van de verlichting en het kenteken. Ook van belang is de positie van de scharnieren en de maximale openingshoek van de achterdeur. Om veilig te kunnen laden en lossen is het aan te raden de traptreden slip vast te maken, door middel van perforatie, profielering of ruwing.
Deurladder
Dakrol
Om lange materialen zonder teveel inspanning op een imperiaal te schuiven is een dakrol aangebracht, de dakrol moet buiten de verticale lijn van de achterklep vallen om beschadiging van de achterklep te voorkomen.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
11
VOC | CB3 | 2013-09-03
12
Lesstof Bedrijfswageninrichting
VOC | CB3 | 2013-09-03
2 Vragen Bedrijfswageninrichting 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15.
Welke materialen worden er gebruikt voor bedrijfswageninrichting? Welke verbindingstechnieken worden toegepast om een bedrijfswageninrichting te bevestiggen? Waar moet rekening worden gehouden bij het ontwerp van een bedrijfwageninrichting? Op welke wijze kan het schuiven van lading worden voorkomen? Wat is de functie van een separatiewand? Wat wordt verstaan onder een dubbele cabine? Zoek via internet de wettelijke-eisen van een dubbele cabine en verwerk deze in een verslag. Op welke wijze kan de laadruimte beschermd worden? Welke delen van de carrosserie van een bedrijfswagen kunnen beschermd worden tegen beschadiging van lading? Welke eisen zijn bepalend voor een bagagerek/imperiaal. Op welke manieren kan een bagagerek/imperiaal gemonteerd worden op een dak van een bedrijfsvoertuig. Hoe kan lekkage bij de bevestigingspunten van de steunen van een bagagerek/imperiaal worden voorkomen? Waar moet rekening worden gehouden bij de plaatsing van een autoladder? Waarvoor dient een dakrol? Waar moet opgelet worden bij het uiteinde van een imperiaal of dakrol?
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
13
VOC | CB3 | 2013-09-03
14
Vragen Bedrijfswageninrichting
VOC | CB3 | 2013-09-03
3 Luchtgeleiders Aerodynamica (Aèr = lucht, dunamis = kracht) of STROMINGSLEER is de wetenschap die zich bezighoudt met de bestudering van stromingen van lucht en andere gassen om lichamen. Men onderscheidt de theoretische en de experimentele aerodynamica. Niet alle verschijnselen kunnen theoretisch worden verklaard, vandaar de aanvulling door proeven. Kennis van aerodynamica helpt om te begrijpen waarom luchtweerstand energie kost of de oorzaak van het aantrekken van vervuiling op een voertuig.
3.1
Luchtkrachten Ieder voorwerp dat zich in een luchtstroming bevindt, ondervindt een kracht die veroorzaakt wordt door het feit dat de luchtdeeltjes gehinderd worden hun oorspronkelijke weg te volgen. (Met ‘luchtdeeltje’ wordt niet een luchtmolecuul bedoeld, maar ‘een beetje lucht’). De luchtdeeltjes zullen om het voorwerp heen moeten, en daarbij iets afgeremd en iets afgebogen worden. Dit afremmen resulteert in een kracht op het voorwerp in dezelfde richting als de stroming en wordt weerstand genoemd.
3.2
Luchtgeleiders Frontaal oppervlak Een vrachtwagen of een vrachtwagencombinatie heeft per definitie een grote luchtweerstand, immers, om rendabel vracht te kunnen transporteren, moet de laadruimte veelal hoekig van vorm zijn. Dit houdt in, dat het frontaal oppervlak A in m2 groot is. Het frontaal oppervlak A is het oppervlak van de uitsnijding die overblijft als het voertuig of de voertuigcombinatie heel langzaam door een groot vel papier zou rijden.
Frontaal oppervlak
3.3
Luchtweerstandscoëfficiënt Bepalend voor de luchtweerstand bij een bepaalde rijsnelheid is het product van het frontaal oppervlak A en de luchtweerstandcoëfficiënt Cw. De luchtweerstandscoëfficiënt (de Cw-waarde) geeft aan hoe stromingsgunstig de vorm van het voertuig of de voertuigcombinatie is. In onderstaande afbeelding wordt een overzicht gegeven van de Cw-waarde van verschillende vormen.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
15
VOC | CB3 | 2013-09-03
Cw waarde
Om nu het voertuig of de voertuigcombinatie voort te kunnen bewegen moet de luchtweerstand worden overwonnen. Het benodigd vermogen daartoe is: P = ½ x r x v3 x A x Cw Hierin is: P = vermogen in W om de luchtweerstand te kunnen overwinnen. R = soortelijke massa van lucht in kg/m3 (= 1,2 kg/m3). V = snelheid in m/sec. A = frontaal oppervlak in m2. Cw = luchtweerstandscoëfficiënt (de Cw-waarde). De formule kent vaste gegevens (waarden), deze veranderen niet of nauwelijks. De enige variabele is de luchtweerstandscoëfficiënt de maximumsnelheid van het voertuig is 80 km/h. Om bij gelijkblijvende maximumsnelheid de luchtweerstand te kunnen overwinnen en te verminderen is het noodzakelijk om de variabele in de formule (luchtweerstandscoëfficiënt) van het voertuig of de voertuigcombinatie te verlagen, met andere woorden: het geheel moet stromingsgunstiger worden.
Hoekvorming ontwerp
Afgeronde cabinehoeken en dakwindgeleider
Combinatie b is stromingsgunstiger dan combinatie a. Het geheel kan stromingsgunstiger worden door: • het afronden van de voorzijde van de laadruimte; • het afronden van de hoeken; 16
Luchtgeleiders
VOC | CB3 | 2013-09-03
• • •
het plaatsen van luchtgeleiders; het verkleinen van de afstand tussen trekker en oplegger of aanhangwagen; de opbouw boven het dak van de cabine zo laag mogelijk te houden.
Afgeronde carrosserievormen
Aerodynamische verbeteringen bij vrachtwagens leveren meer voordelen dan enkel een lagere weerstand en een lager brandstofverbruik. Samenhangend met het brandstofverbruik is er natuurlijk het effect van minder uitstoot, wat weer voordelen oplevert voor het milieu. Verder hebben sommige externe delen die op de trekker of oplegger gemonteerd kunnen worden andere voordelen, zoals: • het reduceren van opspattend water (d.w.z. het verbeteren van het zicht van medeweggebruikers) • het verminderen van vuilafzetting op de trekker en oplegger • een verminderde gevoeligheid voor zijwind, met als gevolg een betere bestuurbaarheid, stabiliteit en verminderde bandenslijtage en verbeterd rijcomfort • het verhogen van de veiligheid (extra kreukelzones, betere bescherming bij dode hoekongelukken) • verlagen van het geluidsniveau Voorbeeld Het frontaal oppervlak A van een voertuig is 8 m2• De Cw-waarde bedraagt 0,8. Het voertuig rijdt met een snelheid van 72 km/h. Na het plaatsen van een luchtgeleider bedraagt de Cw-waarde 0,72. Bereken het benodigde vermogen in kW om de luchtweerstand te kunnen overwinnen vóór en na plaatsing van een luchtgeleider;
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
17
VOC | CB3 | 2013-09-03
Oplossing v = 72 km/h V = 72000 : 3600 v = 20 m/sec. P zonder luchtgeleider = ½ x r x v3 x A x Cw = ½ x 1,2 x 203 x 8 x 0,8 = 30720 W = 30,72 kW P met luchtgeleider = ½ x r x v3 x A x Cw = ½ x 1,2 x 203 x 8 x 0,72 = 27648 W = 27,65 kW Besparing = 27648 × 100% = 10% 30720 De Cw-waarde wordt vastgesteld in een windtunnel. Het voertuig of de voertuigcombinatie wordt op een soort weegplateau geplaatst die in zes verschillende richtingen kan meten. Dan wordt er recht voren een luchtstroom met een bekende snelheid over het voertuig of de voertuigcombinatie geblazen. Uit de gegevens die de metingen opleveren wordt de Cw-waarde berekend. Bij deze meetmethode mankeren twee belangrijke zaken; te weten: • de wielen draaien niet, hierdoor zal de werkelijke Cw-waarde hoger uitvallen; •
de grond beweegt niet.
De op bovenstaande wijze verkregen Cw-waarde wordt tevens sterk negatief beïnvloed als de resulterende windrichting anders dan recht van voren komt. Aangezien zijwind zeker zo vaak voorkomt als wind recht van voren moet, om een realistisch inzicht te krijgen in de te bereiken besparingen worden gerekend met een Cw-waarde die rekening houdt met de verschillende windrichtingen. Deze Cwwaarde wordt de gemiddeld Cw-waarde genoemd en wordt als volg aangegeven: Cw (en ligt dus hoger dan de Cw-waarde uit de windtunnel) . De vorm van de luchtgeleider en de hoek waaronder de luchtgeleider moet staan, moeten nauwkeurig bij ieder voertuig of voertuigcombinatie worden vastgesteld. De hoek waaronder de dakspoiler moet staan kan op de volgende wijzen worden vastgesteld:
18
Luchtgeleiders
VOC | CB3 | 2013-09-03
Proefondervindelijk Plak met plakband een voldoende lange wollen draad aan één kant vast op de spoiler. Staat de spoiler onder de juiste hoek, dan blijft tijdens het rijden de wollen draad net vrij van de rand van de laadruimte (zie onderstaande afbeelding).
In perioden met veel vliegen kan eenvoudig worden gecontroleerd of de spoiler niet te laag staat. Is de hoek te laag dan zitten er op de rand en eventueel op het kopschot van de laadbak vliegen.
3.4
Afstellen volgens voorschriften Dakspoiler afstellen Om het optimale effect van de dakspoiler te verkrijgen moet in onderstaande afbeelding hoogte H afgesteld worden. 1. Afstand van de portierstijl tot de voorste rand van de carrosserie of volgwagen. 2. Hoogte van carrosserie of volgwagen boven punt C. 3. Naad tussen de achterwand van de cabine en het dak. Meet vanaf de onderste naad van de cabine of raadpleeg de opbouwvoorschriften. 4. Het hoogste punt in het midden van de dakspoiler. 5. Afstand tussen C en D. Zie de betreffende cabine en tabel voor de maten. Voorbereidingen • •
De vrachtwagen moet op een vlakke ondergrond staan. Gebruik een waterpas bij het meten om maat H en B vast te stellen.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
19
VOC | CB3 | 2013-09-03
Afstelling spoiler vrachtwagen
Afstelling spoiler trekkend voertuig
3.5
Aerodynamische ontwerpen Naast de onderkant heeft ook de achterkant van de oplegger een groot aandeel in de totale luchtweerstand van de trekker-opleggercombinatie. Om de luchtweerstand te verlagen, en dus ook het brandstofverbruik, zijn er verschillende aerodynamische oplossingen voor de achterkant van een oplegger ontworpen. SideWings Standaard side skirts leveren een luchtweerstandvermindering van 8,5% op, de SideWing configuratie, rechte skirts met een geoptimaliseerd profiel, leveren de grootste luchtweerstandvermindering op, namelijk: 14% tot 17%. De uitstekende aerodynamische eigenschappen van de SideWings zijn toe te schrijven aan het voorste deel: de flow conductor, zie onderstaande afbeelding. Het vleugelvormige onderdeel vangt de luchtstroom achter de trekker op, hierdoor wordt de gehele combinatie naar voren geduwd en wordt bovendien loslating voorkomen. Deze unieke gepatenteerde vleugelvorm verdubbelt bijna de prestaties van bestaande skirts.
20
Luchtgeleiders
VOC | CB3 | 2013-09-03
Sidewing
Boat tail Een voorbeeld van een aerodynamische oplossing aan de achterkant van een oplegger is de boat tail. Een boat tail is een taps aflopende ’verlenging’ van de oplegger.
Boat tail
Vanes Een andere en eenvoudige manier om luchtweerstand te verminderen is door het gebruik van kleine vleugeltjes (vanes) op de achterkant van de oplegger.
Vanes
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
21
VOC | CB3 | 2013-09-03
Stootbalk Aan de achterkant van de oplegger of motorwagen is vanwege veiligheidsredenen een stootbalk vereist. Vaak wordt de opening tussen de onderkant van de oplegger en de stootbalk dichtgemaakt voor het plaatsen van de benodigde verlichting en het kenteken en/of om het uiterlijk te verbeteren, zie onderstaande afbeelding b. Vanuit aerodynamisch oogpunt is het beter om de ruimte tussen de onderkant van de oplegger en de stootbalk open te laten, zie onderstaande afbeelding a, zodat er minder weerstand wordt gecreëerd. De benodigde verlichting en het kenteken kunnen worden geïntegreerd in de stootbalk.
a. Open stootbalk
b. Gesloten stootbalk
Duurzaam wegvervoer door aerodynamica Vrachtwagens leggen jaarlijks miljoenen kilometers af. Per kilometer verbruikt een vrachtwagencombinatie een kwart liter brandstof. Het HTAS-project Lightweight Aerodynamic Solutions (LAS) wil het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot verminderen door een verbetering van het aerodynamisch ontwerp. Het krijgt daarvoor steun van Eureka. "Vooral bij trailers is veel winst te behalen, dit zijn nu eigenlijk een soort bakstenen met wielen eronder."
22
Luchtgeleiders
VOC | CB3 | 2013-09-03
Ook al zit een trailer achter de vrachtwagen, toch zorgt deze voor een groot deel van de luchtweerstand van de gehele combinatie", dit komt omdat de wervelingen onder en achter de trailer voor een onderdruk zorgen, waardoor een zuigende kracht ontstaat. Om deze kracht te overwinnen is tot vijftig procent van het brandstofverbruik nodig." Windtunnel en praktijkoplossingen Ephicas is een techno starter van TU Delft. Bij LAS zijn verder nog, TNT, Tel Aviv University, FOCWA/Cintec, Van Eck Carrosserie en meetexpert Squarell Technology aangehaakt. "In de eerste projectfase begin 2010 is er met computermodellen gewerkt waar de luchtweerstand het grootst is. Vervolgens hebben zijn een aantal oplossingen ontwikkeld, getest en doorontwikkeld in windtunnels. Uiteindelijk hebben zijn full scale-prototypes op circuits in Lommel en Lelystad getest met vrachtwagens en chauffeurs van TNT. Daar bleek dat sommige oplossingen in de windtunnel wel, maar in de praktijk niet werkten." http://www.Youtube.com/watch?Feature=player_embedded&v=tOJZWUWjZKw Achterste spatlap Dikwijls wordt er achter de achterste as van de motorwagen, oplegger of aanhangwagen een spatlap over de gehele breedte gemonteerd. Deze biedt extra ruimte voor reclame en reduceert het opspattende water naar achter. Maar deze brede spat lab induceert extra drukweerstand en vermeerderd het opspattende water zijdelings. Hierdoor verbruiken een motorvoertuig, trekker-oplegger combinatie en een samenstel respectievelijk 0,7%, 0,6% en 0,4% meer brandstof. Windtunneltesten uitgevoerd aan de TU Delft hebben aangetoond dat het blokkeren van de stroming achteraan aan de onderkant nadelig is voor de totale weerstand. Deze configuratie genereert bij een stroming zonder zijwind meer dan 20% extra weerstand. Dit geeft aan dat de stroming langs de onderzijde van de oplegger een cruciale invloed heeft op de totale weerstand van het voertuig.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
23
VOC | CB3 | 2013-09-03
Windtunneltest
24
Luchtgeleiders
VOC | CB3 | 2013-09-03
4 Opgaven Aerodynamica 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Geef aan wat onder aerodynamica wordt verstaan? Welke krachten werken er tijdens het rijden op een voertuig? Wat wordt verstaan onder het frontaal oppervlak van een voertuig? Kan door het toepassen afrondingen van de carrosserie het frontaal oppervlak worden verkleind (antwoord motiveren)? Wat wordt verstaan onder de luchtweerstandcoëfficiënt? Hoe kan de luchtweerstandcoëfficiënt verkleind worden? Met welke formule kan het vermogen om de luchtweerstand te overwinnen berekend worden. Geef vier mogelijkheden om een voertuig stromingsgunstiger te maken. Geef vier voordelen als de Aerodynamica van een voertuig wordt verbeterd. Geef twee nadelen van verkeerd geplaatste spoilers. Bepaal aan de hand van onderstaande gegevens: a. b. c.
12. 13. 14.
het benodigde vermogen in kW om de luchtweerstand te kunnen overwinnen vóór en na plaatsing van een luchtgeleider de besparing in procenten van het benodigde vermogen bij gelijkblijvende snelheid. Het frontaal oppervlak A van een voertuig is 9 m2 De Cw-waarde bedraagt 0,78. Het voertuig rijdt met een snelheid van 72 km/h. Na het plaatsen van een luchtgeleider bedraagt de Cw-waarde 0,7.
Welke waarden worden bij het meten van de cw-waarde in een windtunnel niet meegenomen, die wel in effect hebben in de praktijk. Op welke manier kan een dakspoiler worden afgesteld? Bepaal aan de hand van onderstaande gegevens de hoogte van de rand van de dakspoiler. a. b. c.
Hoogte regengoot 2.9 m. Maat A= 1 m Hoogte voertuig 4,00.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
25
VOC | CB3 | 2013-09-03
15. 16. 17. 18.
26
Geef 3 innovaties in de carrosseriebouw om luchtweerstand te verlagen? Geef twee mogelijke nadelen als de wielen van een oplegger met sidewings worden uitgevoerd? Waarom is het niet raadzaam om een spatlap over de volle breedte van een voertuig te plaatsen? Opleggers voor steen worden vaak uitgevoerd met kleppen voorzien van gaas, wat is de functie van het gaas?
Opgaven Aerodynamica
VOC | CB3 | 2013-09-03
5 Autolaad- en loskranen De Autolaadkraan wordt gezien als het belangrijkste hulpmiddel om de vrachtauto te laden en te lossen, dit om het laden en lossen zo efficiënt mogelijk te laten gebeuren. Er worden steeds hogere eisen gesteld aan de kennis van de chauffeur wat betreft het laden en lossen met de autolaadkranen. In de Arbo-wet is bepaald dat de werkgever verantwoordelijk is voor het instrueren van de medewerkers op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn, voor zover dit verband
5.1
Wanneer is er sprake van hijsen met een autolaadkraan? Voor het werken met een autolaadkraan is het noodzakelijk dat de persoon die de kraan bedient over een certificaat beschikt. Afhankelijk van de werkzaamheden is een certificaat nodig, vanaf 10 t/m geldt een certificaat alleen voor het laden en lossen van de vrachtwagen. Laden en lossen houdt in dat de last van de wagen gepakt mag worden en direct naast de wagen mag worden neergezet. Wordt de lading verder weggezet dan spreekt men van hijsen en dan is boven de 10 t/m een machinistendiploma verplicht. De kraangeometrie bepaalt een optimale hijscapaciteit en hydraulisch bereik. De kraan kan voorzien zijn van een beveiligingssysteem, een dergelijk systeem geeft de kraanbediener alle informatie en controle over de kraan, en grijpt in bij eventuele overbelasting door het limiteren van de hijsmogelijkheden. Autolaadkranen worden tegenwoordig in steeds bredere toepassingen veelzijdiger en intensiever gebruikt
5.2
Ontwerp van een autolaadkraan De knikgiek kan bijvoorbeeld 15° "overstretchen" t.o.v. de hoofdgiek. Dit geeft extra mogelijkheden bij hijs werkzaamheden in kleine ruimten en hijsen door lage deuropeningen of ramen. Het kniehevel systeem op hef- en knikcilinder zorgt voor een perfecte controle en optimale hijscapaciteit in alle situaties, zowel bij hijsen in verticale als horizontale positie. Een kraan is leverbaar met diverse steunpootuitvoeringen; standaard vaste steunpoten, handbediende wegklapbare steunpoten tot 20° en hydraulisch opklapbare steunpoten tot 180°. Door de steunpootkeuze van kunnen kranen op nagenoeg elk type truck zonder aanpassingen worden gemonteerd. Een kraan kan geleverd worden met opties zoals: • Hydraulische lier onder de knikgiek, extra functies t.b.v. grijper en rotator • slanggeleiding extra functies d.m.v. slanggoten naast de knikgiek slanggeleiding extra functies d.m.v. slanghaspels met slangen door de knikgiek
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
27
VOC | CB3 | 2013-09-03
• • •
5.3
hoogstabediening hoogzitbediening radiografische besturing
Specificaties autolaadkraan
Op voertuigen te monteren autolaad-/loskranen, dienen te voldoen aan de hiervoor geldende veiligheidsvoorschriften. Het type en de grootte van de kraan, dient in overeenstemming te zijn met het gekozen chassis. Deze keuze zal veelal in overleg met de cliënt en de chassisfabrikant geschieden. De grootte van de kraan kan worden bepaald door rekening te houden met het gewicht, de afmeting en de te overbruggen afstand van het te verplaatsen object.
5.4
Plaats van de kraan Rekening houdend met bovenstaande gegevens, kan ook de plaats waar de kraan moet worden geplaatst, worden bepaald. Dat kan zijn: • direct achter de cabine
•
28
in het midden van de laadlengte
Autolaad- en loskranen
VOC | CB3 | 2013-09-03
• •
achter op chassis (vast). achter op chassis (afneembaar)
• •
5.5
verrijdbaar (voor bijvoorbeeld stenenvervoer).
Hulpraam Bij de bepaling van de afmetingen van het hulpraam, dienen de richtlijnen zoals behandeld in het hoofdstuk opbouw alsmede de voorschriften te worden opgevolgd. Hierbij dient aandacht besteed te worden aan: • de lengte waarover het hulpraam moet doorlopen, aan de voorzijde. • In het algemeen zullen de liggers zover mogelijk onder de cabine moeten doorlopen, om de spanningen in het chassisraam op te vangen, en om ongewenste trillingen in het chassis te voorkomen. • het weerstandmoment tegen buigen van de langsliggers. • de manier van bevestigen (schuifvast of niet schuifvast) (zie afbeelding onderstaande afbeelding), aan de voorzijde van het hulpraam een niet schuifvaste verbinding en aan de achterzijde van het hulpraam een schuifvaste verbinding. • de vorm van de voorzijde van het hulpraam (zie afbeelding).
Bevestiging hulpraam met kraanopbouw
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
29
VOC | CB3 | 2013-09-03
Vorm van de voorzijde hulpraam.
5.6
Laadkraan achter cabine Bij montage direct achter de cabine, dient het volgende in acht te worden genomen: • om de rijeigenschappen van het voertuig niet nadelig te beïnvloeden is het noodzaak de kraan zo laag mogelijk op het chassis te monteren. Nadat de hoogte van het hulpraam, in verband met de sterkte is bepaald, kan het nodig zijn het raam voor de kraan hoger of lager uit te voeren (zie afbeelding).
Kraanbevestiging.
30
Autolaad- en loskranen
VOC | CB3 | 2013-09-03
•
• • • •
•
•
de kraan dient op een zodanige hoogte gemonteerd te worden dat het bedieningsmechanisme en de kraanopbouw, geen hinder veroorzaken voor de aandrijving van het voertuig. de kraan mag, ook in opgevouwen toestand, de mogelijkheid tot onderhoud en reparatie, aan het voertuig niet belemmeren. de maximaal toegestane belasting van de vooras mag door het monteren van de kraan niet worden overschreden. bij montage achter een kantelcabine, mag het kantelen en vergrendelen van de cabine niet bemoeilijkt worden. om voldoende vrije ruimte voor de uitschuifbare hydraulische steunpoten te verkrijgen, is het veelal noodzakelijk een aantal componenten, zoals accu's, brandstoftank, luchtketels, e.d. te verplaatsen. een achter de cabine te monteren laadkraan, zal in de meeste gevallen gemonteerd worden met een beweeglijk opgehangen montagetraverse (zie afbeelding). een starre montage van een kraan begrenst de torsiesoepelheid van een chassis, waardoor er schade aan het chassis en aan de laadkraanbevestigingen kan ontstaan.
Kraan gemonteerd achter cabine
5.7
Laadkraan aan achterzijde. Een laadkraan aan de achterzijde van een voertuig, kan uitgevoerd worden als vast gemonteerd of als afneembaar met consoles (zie afbeelding).
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
31
VOC | CB3 | 2013-09-03
Laadkraan aan de achterzijde van een voertuig
Bij deze vormen van montage dienen de volgende punten voldoende aandacht te krijgen: • bij laden en lossen van een voertuig met de laadkraan aan de achterzijde, wordt het chassis aan grote spanningen onderworpen. Het is daarom belangrijk dat de achteroverbouw voldoende wordt versterkt. Hiervoor wordt veelal een diagonaal versterking toegepast. • er dient op te worden gelet dat de minimale druk op de vooras wordt gehandhaafd. • comfortverlagende trillingen tijdens het rijden, vooral met een niet beladen voertuig, zijn bij montage achterop niet geheel te vermijden. In onderstaande afbeelding is te zien dat deze trillingen, door de lange hefboomwerking, doorgegeven worden naar de voorzijde.
Trillingen in chassis en cabine.
5.8
Bevestigen van een laadkraan. De manier van bevestigen van een laadkraan, blijft ook als de voorschriften van de truck- en de kraanleverancier zijn opgevolgd, voor rekening van de opbouwfabrikant, bevestigen van een kraan met draadeinden, wordt aangeraden. Indien deze methode wordt toegepast, dienen de flenzen van het chassisraam en van het hulpraam, te worden beschermd tegen vervorming. E.e.a. kan worden bereikt door het plaatsen van afstandsstukken tussen de flenzen (zie afbeelding).
32
Autolaad- en loskranen
VOC | CB3 | 2013-09-03
Montage met trekstangen.
Waar de kraan wordt gemonteerd kan de bevestiging geschieden door platen. Bovendien wordt dan veelal aangegeven, over welke afstand het hulpraam met montageplaten dient te worden bevestigd. De opbouw dient voor de rest schuifvast te worden gemonteerd.
Montageplaten
Onderstaande afbeelding geeft een voorbeeld van een kraan achter de cabine, welke voor schuifvast is gemonteerd, terwijl het achterste deel van het hulpraam, flexibel is bevestigd.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
33
VOC | CB3 | 2013-09-03
Schuifvaste bevestiging bij kraanopbouw
•
als de situatie zich voordoet, dat een halteplaat achter aan het chassis moet worden gemonteerd en de kraan achter de cabine, dan mag de kraan niet op de langsliggers worden geplaatst. In dit geval wordt de kraan gemonteerd op kraansteunen, welke vervolgens aan het chassis worden bevestigd. De bovensteunen steken 2 tot 5 mm boven de langsliggers uit.
Door het hulpraam niet aan de steunen maar apart te bevestigen, wordt bereikt dat het chassis ten opzichte van het hulpframe enige torsiesoepelheid behoudt (zie onderstaande afbeelding). De bevestiging van deze kraansteunen, dient te geschieden als een op afschuiving belaste boutverbinding. • de grootte van de kraansteunen, alsmede het aantal en de diameter van de bevestigingsbouten, dienen in overeenstemming te zijn met de grootte van de kraan.
34
Autolaad- en loskranen
VOC | CB3 | 2013-09-03
5.9
Stabiliteit De stabiliteit tijdens het gebruik van een laadkraan, wordt bepaald door een aantal factoren, zoals: • het gewicht van het voertuig. • de lading. • de afstand van de steunpoten. • de ondergrond. • de werkrichting van de kraan, ten opzichte van het voertuig. In onderstaande afbeelding worden drie verschillende situaties getoond, van belasting van een kraan gemonteerd direct achter de cabine.
Kraanbelasting
Q1 = massa van het voertuig. Q2 = massa van de hijslast. L1 = afstand van het zwaartepunt van het voertuig en het steunpunt S. L2 = afstand tussen het zwaartepunt van de hijslast en het steunpunt S. de beide massa's Q1 en Q2 balanceren met de hefbomen L1 en L2 om het steunpunt S. Q1 doet dienst als contragewicht voor de hijslast. De stabiliteit is het slechtst als het voertuig onbeladen is. De steunpoten dienen daarom zover mogelijk te © Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
35
VOC | CB3 | 2013-09-03
worden uitgeschoven. Zoals uit de afbeelding blijkt is de stabiliteit ook niet optimaal als schuin naar voren wordt gehesen, omdat de afstand L1 daar het kleinst is. In onderstaande afbeelding is de belasting weergegeven van een kraan, geplaatst op het achterste deel van het chassis. Bij het achterover hijen is in deze situatie de stabiliteit het grootst, omdat de afstand L1 hier het grootst is.
Belasting van een kraan op het achterste deel van het chassis
met de volgende formule is het mogelijk om te berekenen of een last in een bepaalde situatie gehesen kan worden. Als Q2
36
Autolaad- en loskranen
VOC | CB3 | 2013-09-03
6 Opgaven 1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11.
Geef aan de plaatsingsmogelijkheden van een autolaadkraan. Geef vier aandachtspunten voor het plaatsen van een autolaadkraan achter de cabine. Geef aan wat de grootte van de autolaadkraan bepaald. Noem twee manieren om de hydraulische stempels te markeren. Geef aan waarom een laadkraan-arm een ondersteuning moet hebben indien deze niet opvouwbaar is. Geef vier aandachtspunten voor het plaatsen van een autolaadkraan aan de achterzijde van het voertuig. Geef aan hoe resonantie in een vrachtwagen kan ontstaan. Laat door middel van twee schetsen zien hoe een kraan op een chassis kan worden bevestigd. Geef aan wanneer er voor de montage van een kraan kraansteunen moeten worden toegepast. Geef aan de factoren die de stabiliteit van een kraan tijdens gebruik bepalen. Bepaal de minimale lading en eigengewicht van het voertuig indien in de laadkraan een gewicht hangt van 35 kN.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
37
VOC | CB3 | 2013-09-03
38
Opgaven
VOC | CB3 | 2013-09-03
7 Remmen en koppelingen
7.1
Remmen Motorvoertuigen op meer dan 3 wielen die na 30 juni 1967 in Nederland in gebruik zijn genomen moeten zijn voorzien van 3 remmen, te weten: Soort reminrichting a. De bedrijf reminrichting
Opmerkingen Met de bedrijfsreminrichting moeten alle wielen worden geremd.
b. de losbreek reminrichting
De losbreekreminrichting moet bestaan uit de bedrijf reminrichting. Indien het bedrijf reminrichting wordt gevormd door een oplooprem, mag de losbreek reminrichting bestaan uit de vastzet inrichting of uit een reminrichting die in werking wordt gesteld door het neervallen van de trek driehoek of trek boom.
c. de mechanische vastzetinrichting
De vastzetinrichting moet van buitenaf op eenvoudige wijze met de hand in werking kunnen worden gesteld en aangezet kunnen blijven van een uitsluitend mechanisch werkende inrichting. Het bovenstaande geldt niet, indien deze inrichting automatisch in werking treedt bij het uitvallen van de bedrijf reminrichting.
Aanhangwagens en opleggers die na 30 september 1971 in Nederland in gebruik zijn genomen, moeten zijn voorzien van 3 reminrichtingen, te weten: Soort rem
Opmerkingen
a. de bedrijfsrem
Met de bedrijfsreminrichting moeten alle wielen worden geremd.
b. de noodrem
De noodrem moet zodanig zijn ingericht, dat daarmede, in het bijzonder wanneer de bedrijfsrem weigert, het voertuig binnen een redelijke afstand tot stilstand kan worden gebracht. De noodrem mag bestaan uit:
c. de parkeerrem
•
de parkeerrem (minimale vertraging
•
50% van de waarde van de bedrijfsrem).
De parkeerrem moet in staat zijn het voertuig op een helling in stilstand te houden, ook bij afwezigheid van de bestuurder.
De hiervoor genoemde eisen zijn niet van toepassing bij éénassige aanhang\wagens waarvan de ledige massa plus belading niet meer bedraagt dan 750 kg of niet meer dan de helft van de ledige massa van het trekkende motorvoertuig bedraagt. Een oplooprem is slechts toegestaan voor aanhangwagens, waarvan de ledige massa plus belading niet meer dan 3500 kg bedraagt. De constructie van de oplooprem moet zodanig zijn, dat de rem bij achteruitrijden kan worden uitgeschakeld en bij omkeren van de rijrichting vanzelf in de bedrijfsvaardige toestand terugkeert. In onderstaande afbeelding is een remschema weergegeven.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
39
VOC | CB3 | 2013-09-03
Remschema
Zo'n remschema moet bij de keuring van de betreffende aanhangwagen of oplegger door de aanvrager bij de RDW worden overlegd. Een reminrichting waarbij geheel of gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt van luchtdruk, moet zijn voorzien van drukmeetpunten die als volgt moeten zijn aangebracht: • één meetpunt in elke onafhankelijke leiding van de reminrichting, zo dicht mogelijk bij de remcilinder die wat betreft de reactietijd in de meest ongunsti \-ge positie verkeert; • één meetpunt in de remleiding dicht bij het in de meest ongunstige positie geplaatste luchtreservoir; • Voor zover de reminrichting is voorzien van een lastafhankelijke regelinrichting in de luchtleidingen, één meetpunt voor en één meetpunt achter die regel inrichting.
7.2
Trekdriehoeken en trekbomen Alleen trekdriehoeken en trekbomen mogen worden toegepast die goedgekeurd zijn door RDW, tenzij de gehele aanhangwagen als type door RDW is goedgekeurd. Trekdriehoeken dienen sinds 1-1-2005 te voldoen aan EG richtlijn 94/20. Ze dienen te zijn voorzien van een EG of individuele goedkeuring. Dit dient doormiddel van een berekening en een tekening te worden aangetoond. Indien hieraan niet wordt voldaan, wordt de maximaal te trekken massa begrensd op 750 kg.
40
Remmen en koppelingen
VOC | CB3 | 2013-09-03
Trekdriehoek
Eisen gesteld aan een trekdriehoek zijn: • mag niet zijn vervaardigd van buis of ander gesloten profiel; • afstand hart trekoog tot hartlijn scharnierbouten > 750 mm; • middellijn scharnierbouten ≥ 24 mm; • moet worden toegepast bij molenbesturing. Trekboom
Trekboom
Eisen gesteld aan trekboom zijn: • is vervaardigd van buis of ander gesloten profiel; • mag niet worden toegepast bij molenbesturing. Het trekoog respectievelijk de koppeling mag in ontkoppelde toestand nooit de grond raken, dit geldt ook voor de onderdelen van de reminrichting.
7.3
Aanhangwagenkoppelingen Algemeen Als een bedrijfswagen wordt gebruikt voor het trekken van lasten, moet deze zijn uitgerust met een goedgekeurde koppelinrichting. Het feit dat de vrachtwagen over het wettelijk voorgeschreven minimale motorvermogen beschikt en/of met de
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
41
VOC | CB3 | 2013-09-03
juiste aanhangwagenkoppeling is uitgerust, betekent niet dat de bedrijfswagen geschikt is voor het trekken van lasten. Als het standaard of door de fabriek voorgeschreven maximaal toelaatbare treingewicht moet worden veranderd, moet contact opgenomen worden met de importeur of fabrikant van het voertuig. Eisen met betrekking tot aanhangwagenkoppelingen zijn: • Alleen die aanhangwagenkoppelingen mogen worden toegepast die typegoedgekeurd zijn door de RDW. Indien hieraan niet wordt voldaan, wordt de maximaal te trekken massa begrensd op 750 kg. • De sterkte van de aanhangwagenkoppeling moet in overeenstemming zijn met de massa van het vol beladen trekvoertuig en de massa van de vol beladen aanhangwagen. Dit wordt aangegeven met de D-waarde (disselwaarde) en wordt als volgt berekend: C =
QTA × QA QTA + QA
hierin is: QTa = de massa van het vol beladen trekvoertuig in kg. QA = de massa van de vol beladen aanhangwagen in kg. De D-waarde van de trekhaakbalk moet overeenkomen met de D-waarde van de betreffen\-de aanhangwagenkoppelingen. In onderstaande afbeelding wordt weergegeven de wettelijk vereiste beweeglijkheid bij aanhangwagenkoppelingen en minimale maten.
Aanhangwagenkoppeling
42
Remmen en koppelingen
VOC | CB3 | 2013-09-03
Voordat met een gekoppelde aanhangwagen gereden gaat worden is het zaak om de controleren of de koppeling goed is gesloten, koppelingen zijn voorzien van verschillende indicatoren om te kunnen zien of de koppeling goed is gesloten.
Controle op juiste koppeling
•
•
Elektrische kabels, remslangen en/ of breekkabel van de losbreekreminrichting moeten zo zijn opgehangen, dat gevaar voor doorslijten is uitgesloten. Ook de lengte ervan moet zodanig zijn, dat ze geen belemmering vormen, ook al maken de voertuigen een hoek van 90 graden met elkaar. De trekhaak of vangmuilkoppeling mag maximaal 15 cm buiten de omtrek van het trekkende voertuig uitsteken. In onderstaande afbeelding wordt weergegeven de minimale vrije ruimte welke aanwezig moet zijn rondom de trekkogel van de trekhaak. Trekkogel
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
43
VOC | CB3 | 2013-09-03
7.4
Afsleepkoppeling Voertuigen met een totale massa van meer dan 4.000 kg mogen alleen met behulp van een sleepstang worden gesleept.
Afsleepkoppeling
7.5
Trekhaak met kogelkoppeling • • • •
44
Met dit soort koppeling mogen aanhangwagens met een ledige massa plus belading < 3.500 kg worden getrokken, tenzij de voorschriften dit verbieden; De koppeling moet kunnen worden geborgd tegen ontkoppelen, bijvoorbeeld door middel van een haarspeldveer of een slot; De middellijn van de trekkogel is maximaal 50 mm en minimaal 49,0 mm; Éénassige aanhangwagens waarvan de ledige massa plus belading niet meer dan 1500 kg bedraagt en die niet zijn voorzien van een losbreekreminrichting, moeten zijn voorzien van een hulpkoppeling.
Remmen en koppelingen
VOC | CB3 | 2013-09-03
7.6
De hulpkoppeling De hulpkoppeling: • Mag niet de bewegingsvrijheid van de koppeling ten opzichte van de trekkogel beïnvloeden; • Moet bij losraken van de koeling ervoor zorgen dat de dissel niet met het wegdek in aanraking kan komen; • Mag niet zijn aangebracht op aanhangwagens welke zijn voorzien van een losbreekreminrichting.
7.7
De trekhaak Een type goedgekeurde uitvoering een goedgekeurde trekhaak is te herkennen aan het aangebrachte type plaatje.
Goedgekeurde trekhaak
Eisen met betrekking tot trekhaken zijn: • De maximum toegestane massa van de aanhangwagen en de maximaal toegestane verticale kogeldruk wordt door de automobielfabrikant bepaald en door RDW worden deze waarden gehanteerd bij de typegoedkeuring van de trekhaak. • Beide uitvoeringen trekhaken moeten worden gemonteerd volgens het montage voor\-schrift van de trekhaakfabrikant (zie afbeelding).
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
45
VOC | CB3 | 2013-09-03
•
Met de ongekeurde trekhaak mogen aanhangwagens met een ledige, massa plus belading ≤ 750 kg worden getrokken. Met de type goedgekeurde trekhaak mogen aanhangwagens met een ledige massa plus belading > 750 kg en ≤ 3.500 kg worden getrokken indien: – de trekhaak na montage door RDW is gekeurd op de juiste montage en bevestiging (dit aan de hand van het montagevoorschrift); – Op het kentekenbewijs staan het maximum te trekken massa van het voertuig mag zijn.
Montagehandleiding trekhaak
Kentekenbewijs
7.8
Trekoog en vangmuilkoppeling In onderstaande afbeelding zijn een trekoog en een vangmuilkoppeling weergegeven.
46
Remmen en koppelingen
VOC | CB3 | 2013-09-03
Trekoog
Vangmuilkoppeling
Eisen met betrekking tot trekogen en vangmuilkoppelingen zijn: • alleen die vangmuilkoppelingen mogen worden toegepast die typ goedgekeurd zijn door RDW. • het koppelpen wordt geborgd tegen ontkoppelen door twee onafhankelijk van elkaar werkende beveiligingen (zie onderstaande afbeelding), te weten: – een veiligheidspal, – een veer belaste tuimelaar.
Vangmuilkoppeling
•
in onderstaande afbeelding zijn de minimale en maximale binnen middellijnen van het trekoog en de minimale en maximale buitenmiddellijnen van de koppelpen weergegeven. trekoog binnenmiddellijn trekoog = A (maximaal)
binnenmiddellijn trekoog = A (nominaal)
maximale speling
Oog dikte = B (minimaal)
41,5 mm
40 mm
1,5 mm
28
52,5 mm
50 mm
2,5 mm
41,5
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
47
VOC | CB3 | 2013-09-03
59,5 mm
57,5 mm
2 mm
19
koppelpen Binnenmiddellijn trekoog = A (nominaal)
buitenmiddellijn koppelpen = C (minimaal)
Maximale speling trekoog en koppelpen
40 mm
36,5 mm
3,5 mm
50 mm
46 mm
4 mm
57,5 mm
55 mm
2,5 mm
Maten en trekoog en koppelpen
•
7.9
bij bevestiging van een aanhangwagenkoppeling aan de achterste dwarsbalk van een motorvoertuig moeten de moeren van de boutverbindingen aan de achterzijde van het motorvoertuig zichtbaar zijn (de toe te passen bouten en moeren klasse worden voorgeschreven in de voorschriften of montagehandleiding).
Opleggerkoppeling en koppelpen n onderstaande afbeelding zijn een opleggerkoppeling en een koppelpen weergegeven.
Opleggerkoppeling
48
Koppelpen
Remmen en koppelingen
VOC | CB3 | 2013-09-03
Opleggerkoppeling Eisen met betrekking tot opleggerkoppelingen en koppelpennen zijn: • alleen die opleggerkoppelingen mogen worden toegepast die type goedgekeurd zijn door RDW. • De sterkte van de opleggerkoppeling moet in overeenstemming zijn met de massa van het onbeladen trekvoertuig, de massa van de vol beladen oplegger en de maximum toegestane verticale koppelingsdruk. Dit wordt aangegeven met de D-waarde (disselwaarde) en wordt als volgt berekend:
hierin is: QTO = de massa van het onbeladen trekvoertuig in kg QO = de massa van de vol beladen oplegger in kg. K = de maximum toegestane verticale koppelingsdruk in kg. •
In onderstaande afbeelding wordt weergegeven de wettelijk vereiste beweeglijkheid van opleggerkoppelingen. De vereiste hellingshoek bedraagt volgens DIN-ISO 1726 voor 6°, achter 7° en aan de zijkant 3°. Verschillende bandenmaten, veerkarakteristieken of koppelschotelhoogten tussen trekker en oplegger maken deze hoek kleiner, zodat deze dan niet meer aan de norm voldoet. Behalve de helling van de oplegger moet ook rekening worden gehouden met de rolbeweging bij het rijden in de bocht, de invering (asgeleiding, remcilinders, wieldeksels), sneeuwkettingen, de pendelbeweging van de aslichamen bij voertuigen met tandemstel en de zwenkradiussen. Het koppelschotelvlak op de oplegger moet bij de toegestane schoteldruk evenwijdig aan het wegdek lopen. De hoogte van de opleggerkoppeling en/ of montageplaat moet dienovereenkomstig worden bepaald.
Vereiste bewegelijkheid.
•
•
Elektrische kabels en remslangen moeten zo zijn opgehangen dat gevaar voor doorslijten is uitgesloten. Ook de lengte ervan moet zodanig zijn, dat ze geen belemmering vormen, ook al maken de voertuigen een hoek van 90° met elkaar. De koppelpen wordt geborgd tegen ontkoppelen, door twee onafhankelijk van elkaar werkende beveiligingen (zie afbeelding a), te weten: – een inkeping in de trekstang waarmee de grendel wordt geborgd, – de trekstang wordt geborgd door een slot of karabijnhaak.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
49
VOC | CB3 | 2013-09-03
Borging
Stuur wig Schotel
•
a. In de inrijstand
Voor het eventueel kunnen sturen van de achteras(sen) van de oplegger, kan gebruik gemaakt worvan een stuur wig (zie afbeelding b). De tophoek van de stuur wig komt overeen met de hoek van de wigvormige opening in de opleggerkoppeling. Bij het koppelen van de oplegger aan de trekker fungeert deze wigvormige opening als vang muil.
b. In de stand gesloten en vergrendeld koppelingsmechanisme
In onderstaande afbeelding wordt het koppelingsmechanisme weergegeven in de inrijstand en in de stand gesloten en vergrendeld.
Montageplaat opleggerkoppeling
De aan te brengen montageplaat van de opleggerkoppeling (zie afbeelding) dient voldoende buigstijfheid in dwarsrichting te hebben, waarbij een verwringing van 3 graden, gemeten tussen vooras en achteras, van het chassis moet kunnen worden gevolgd.
50
Remmen en koppelingen
VOC | CB3 | 2013-09-03
•
Bij bevestiging van een opleggerkoppeling moeten de boutverbindingen zodanig zijn aangebracht, dat de moeren vanaf de buitenzijde zichtbaar zijn (bouten en moeren volgens voorschriften toepassen en aanbrengen).
•
Het hart van de opleggerkoppeling mag niet achter het hart bij de achterste as of het geometrisch hart van het assenstel vallen. Deze maat zal in de praktijk ~10% van de maat A bedragen. Hierdoor wordt voorkomen dat bij het wegrijden de kop van de trekker omhoog komt, ten gunste van de rolweerstand van de oplegger en het vooruit rollen van het aangedreachteras, doordat de vooras nu voldoende zwaar wordt belast.
•
•
Plaatsing opleggerkoppeling
Indien de verticale koppelingsdruk ≤ 20.000 kg bedraagt, dient een 2" koppelpen te worden toegepast. Indien de verticale koppelingsdruk > 20.000 kg bedraagt, dient een 3,5" koppelpen te worden toegepast In onderstaande afbeelding worden die maten van de trekker weergegeven die bepalend zijn voor de ruimte die de trekker nodig heeft onder de oplegger en die de oplegger nodig heeft op de trekker.
Vrije ruimte trekker en oplegger
Vrij ruimte onder oplegger R1 = Afrondingsstraal 450 mm R2 = Straal die de op legeerkoppeling beschrijft (Max. 2,04 m) gerekend vanuit het hart van de koppelpen
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
G. =
Straal van hart koppelpen tot enig deel van de opleggeronderbouw waardoor de oplegger vrij achter het trekkerschassis kan draaien (bij ISO opleggers:2300 mm)
S. =
Rechte deel van het ISO profiel: 750 mm
51
VOC | CB3 | 2013-09-03
In de afbeelding zijn de minimale maten van een 2" en 3,5" koppelpen weergegeven. Opleggerkoppeling koppelpen nominaal
Binnenmiddellijn koppelpen minimaal = D
Binnenmiddellijn koppelingspen minimaal = E
2 inch
49,0
70,0
3,5 inch
86,0
110,0
Minimale maten koppelpen
52
Remmen en koppelingen
VOC | CB3 | 2013-09-03
8 Opgaven Remmen en koppelingen 1. 2. 3. 4. 5.
6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16. 17. 18. 19. 20. 21. 22. 23. 24. 25. 26. 27. 28. 29.
Geef de drie soorten remmen en geef per rem de functie. Geef de drie soorten reminrichtingen en geef per reminrichting de functie. Wanneer is er bij een aanhangwagen een oplooprem verplicht? Aan welke belangrijke eis moet de combinatie van een oplooprem voldoen? Geef aan op welke plaatsen in een reminrichting, waarbij geheel of gedeeltelijk gebruik wordt gemaakt van luchtdruk, een drukmeetpunt wordt aangebracht. Welke trekdriehoeken en trekbomen worden toegepast bij een aanhangwagen? Geef de eisen die aan een trekdriehoek worden gesteld. Geef de eisen die aan een trek boom worden gesteld. Waarom mag een trekoog respectievelijk een koppeling in ontkoppelde toestand nooit de grond raken? Door welke instantie worden de aanhangwagenkoppelingen gekeurd? Als de koppeling niet is gekeurd, hoeveel bedraagt dan de maximaal te trekken massa? Waarmee moet de sterkte van een aanhangwagenkoppeling in overeenstem \-ming zijn? Geef de formule waarmee de D-waarde van een aanhangwagenkoppeling wordt berekend. Geef in schetsen weer het wettelijk vereiste beweeglijkheid bij aanhang wagen koppelingen. Hoe moeten de elektrische kabels, remslangen en/of breekkabel van de losbreek rem\-inrichting zijn opgehangen? Hoeveel mm mag de trekhaak of vangmuilkoppeling maximaal buiten de omtrek van het trekkende voertuig uitsteken? Geef in een schets weer de minimale vrije ruimte die aanwezig moet zijn rondom de trekkogel van de trekhaak. Voor welke motorvoertuigen is een bumpertrekhaak verplicht? Welke éénassige aanhangwagens mogen worden getrokken met behulp van een trekhaak met kogelkoppeling? Geef aan op welke wijzen de koppeling tegen ontkoppelen kan worden geborgd. Geef de maximale en de minimale middellijn van een trekkogel. Welke éénassige aanhangwagens moeten zijn voorzien van een hulp koppeling? Geef de drie eisen die aan een hulpkoppeling worden gesteld. Welke twee uitvoeringen van trekhaken zijn er? Door wie worden de maximaal toegestane massa van de aanhangwagen en de maximaal toegestane verticale kogeldruk bepaald? Welke aanhangwagens mogen met een omgekeerde trekhaak worden getrokken? Welke aanhangwagens mogen met een type goedgekeurde trekhaak worden getrok\-ken? Geef de eisen waaraan de trekhaak moet voldoen. Door welke twee, onafhankelijk van elkaar werkende beveiligingen, wordt de koppelpen van een vangmuilkoppeling tegen ontkoppelen geborgd? Als een aanhangwagenkoppeling aan de achterzijde van de balk wordt gemonteerd, hoe moeten de boutverbindingen dan zijn aangebracht?
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
53
VOC | CB3 | 2013-09-03
30. 31. 32. 33. 34. 35. 36. 37. 38.
39. 40.
41.
54
Mag een niet-type goedgekeurde opleggerkoppeling worden gemonteerd of moet die eerst type goedgekeurd zijn? Waarmee moet de sterkte van de opleggerkoppeling in overeenstemming zijn? Geef de formule waarmee de D-waarde van een opleggerkoppeling wordt berekend. Geef in schetsen weer de wettelijk vereiste beweeglijkheid bij oplegger koppelingen. Door welke twee, onafhankelijk van elkaar werkende beveiligingen, wordt de koppel\-pen van een oplegger tegen ontkoppelen geborgd? Hoe kunnen de achterassen van een oplegger eventueel worden bestuurd? Waarmee komt de tophoek van een stuur wig overeen? Waaraan moet de montageplaat van een opleggerkoppeling voldoen? Hoe moeten de boutverbindingen zijn aangebracht bij de montage van een opleggerkoppeling? Geef de klassen van de gebruikte bouten en moeren. Geef in een schets weer de plaats van de opleggerkoppeling op een chassis met een enkele achteras en op een chassis met een dubbele achteras. Geef in een schets weer de maten die bepalend zijn voor de ruimte die de trekker nodig heeft onder de oplegger en die de oplegger nodig heeft op de trekker. Hoeveel mm bedraagt de straal van hart koppelpen tot enig deel van de oplegger onderbouw?
Opgaven Remmen en koppelingen
VOC | CB3 | 2013-09-03
9 Bewegende vloerdelen Een andere manier om laden en lossen sneller en met minder inspanning te laten verlopen, is met behulp van bewegende vloerdelen (bijvoorbeeld het Walking-, CARGOFloor systeem). Het systeem komt dan in de plaats van vaste vloer en wordt meestal toegepast bij opleggers. Het systeem is in staat een complete wagenlading naar achter of naar voor de laten 'wandelen', dus te laden of te lossen. In 7 minuten tijd kan de complete lading in een 12 meter lange oplegger naar de achterkant van de oplegger 'wandelen'. Het systeem is gebaseerd op het principe van wrijving tussen vloer en lading. De laadvloer in de oplegger zelf wordt gebruikt om de op de vloer liggende producten te laden of te lossen. Er bevindt zich geen andere vloer onder het systeem. Het principe is gebaseerd op een uniek omgangsprincipe waarbij 1/3 gedeelte van de vloer beweegt of de gehele vloer. De vloer (standaard 2,5 mtr. breed) bestaat uit 21 horizontale - en in de lengte geplaatste - vloerprofielen. Deze 21 vloerprofielen zijn onderverdeeld in drie groepen van zeven profielen. De vloer kan als één geheel in één richting bewegen, of iedere groep beweegt zich afzonderlijk. Als de vloer als één geheel beweegt wordt het materiaal meegenomen. Het systeem wordt het meest toegepast voor vervoer van bulkgoederen zoals brandhout, potgrond, graan, vuilnis en dergelijke. Een laadvloer met bewegende vloerdelen heeft bij het vervoer van grote partijen palletladingen ook voordelen. De pallets kunnen tot aan de achterzijde laten wandelen zodat met een (meeneem)heftruck de lading zonder problemen gelost kan worden. De pallets moeten wel goed vlak zijn, anders worden ze niet meegenomen door de vloerdelen.
Bewegende vloer
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
55
VOC | CB3 | 2013-09-03
56
Bewegende vloerdelen
VOC | CB3 | 2013-09-03
10 Laadkleppen Als er rolcontainers of pallets met een pallettruck gelost en geladen moeten worden, is een laadklep een belangrijk hulpmiddel. Vooral in het distributiewerk wordt de laadklep veel gebruikt. Een laadklep zit meestal aan de achterkant van de vrachtauto. Als hij rechtop staat, sluit hij de achterkant van de vrachtauto af. Er zit bovenaan nog een extra klep om de hele achterkant af te sluiten. Laadruimtes die verzegeld moeten kunnen worden, hebben vaak gewone deuren. De laadklep zit dan buiten tegen de gewone deuren tijdens de rit. De hefvermogens van laadkleppen variëren van 1 tot 5 ton.
Laadklep
10.1
Laadklepsoorten Laadkleppen zijn er in verschillende soorten en gewichtsklassen. In het ontwerp van een opbouw moet rekening worden gehouden met de wens van de klant. De keuze kan afhankelijk zijn van: • Te heffen gewicht. • Afmetingen van het platform. • Bediening van het platform • Laadklepsoort • Bereikbaarheid van de achterdeuren • Hoe wordt het voertuig beladen.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
57
VOC | CB3 | 2013-09-03
Traditionele achter-sluitende laadklep
Onderschuiflaadklep
Ondervouwlaadklep
Kolommen - of verhuislift
Laadlift binnen de deuren
Oprij ramp
Voordat je een vrachtwagen met een laadklep kunt lossen of laden, moet de laadklep eerst neergeklapt worden. Dan wordt het wel moeilijk om goed aan te rijden aan een laadbordes. De uitgestoken laadklep zit in de weg. Door het laadbordes aan te passen is de laadbak tegen het bordes aan te rijden zonder gevaar voor schade.
58
Laadkleppen
VOC | CB3 | 2013-09-03
Aangepast laadperron
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
59
VOC | CB3 | 2013-09-03
10.2
Onderdelen van een laadklep
10.3
Het principe van de laadklep
Mechanische schuinstelling = verlengen van de hefarm Hydraulische schuinstelling = verkorten van de sluitcilinder 60
Laadkleppen
VOC | CB3 | 2013-09-03
10.4
Onderschuiflaadklep Een probleem is dat niet alle laadbordessen zo zijn uitgevoerd. De oplossing is dan een onderschuiflaadklep. De onderschuiflaadklep wordt in- en uitgeschoven langs een speciaal frame onder de vrachtwagen. Is de klep uitgeschoven, dan moet het laadplateau uitgeklapt worden. De klep is dan klaar voor gebruik. Met dit systeem kan de vrachtwagen zo tegen elk laadbordes aanrijden.
Onderschuiflaadklep
10.5
Bediening laadklep De bediening van een laadklep zit meestal rechtsachter onder de laadbak (trottoirzijde). Het geheel zit in een waterdichte, afsluitbare kast. De chauffeur heeft ook nog een draagbaar bedieningspaneel. Deze is met een snoer verbonden met het bedieningskastje. Hij kan daarmee de klep op afstand bedienen, bijvoorbeeld vanuit de vrachtauto. Zo kan hij de goederen beter in de gaten houden. In het bedieningskastje zit een aantal knoppen. Deze dienen voor het openen, laten zakken, heffen en sluiten van de klep.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
61
VOC | CB3 | 2013-09-03
Bediening laadklep
10.6
Openen De klep gaat van verticale positie naar horizontale positie en stopt automatisch. De klep zit dan op gelijke hoogte met de laadvloer.
Openen laadklep
10.7
sluiten Alleen vanuit de horizontale positie kan de klep gesloten worden.
10.8
Zakken Hierbij zakt de laadklep van laadbakhoogte naar de grond. Tijdens het dalen blijft de klep horizontaal Raakt de klep de grond of het laadbordes en de knop 'zakken' vasthouden, dan zal de laadklep zich automatisch scheef drukken. De spitse rand van de klep raakt dan het wegdek of het laadbordes.
Zakken van de laadklep
62
Laadkleppen
VOC | CB3 | 2013-09-03
10.9
Heffen Hierbij wordt de klep eerst automatisch horizontaal gesteld. Daarna gaat de klep in horizontale richting omhoog tot aan de hoogte van de laadvloer. Om te voorkomen dat rolcontainers van de laadklep rijden tijdens het heffen of dalen, kan in de klep een zogenaamde afrolbeveiliging worden ingebouwd.
Afrolbeveiliging
10.10
Bevestiging laadklep Als het hulpraam aan de achterzijde met halteplaten is gemonteerd, mogen de bevestigings\-platen van de laadklep op het hulpraam doorlopen (zie onderstaande afbeelding). Je bevestigt de laadklep met voldoende bouten. De bouten moeten de juiste diameter hebben. Dit hangt af van de zwaarte van de laadklep. Om een voldoende hechte verbinding te verkrijgen, wordt hierbij veelal gebruik gemaakt van een bout en lasverbinding.
Doorlopen hulpraam
10.11
Stabiliteit. Bij montage van een naar verhouding zware laadklep aan een licht chassis, of bij een lange achteroverbouw, kan het, om de benodigde stabiliteit te verkrijgen, noodzakelijk zijn om gebruik te maken van extra stempels (zie onderstaande afbeelding). Deze stempels kunnen ook worden voorgeschreven, als bij gebruik
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
63
VOC | CB3 | 2013-09-03
van de laadklep, de laadvloer door het inveren van de achteroverbouw en het uitveren van de voorveren, teveel gaat hellen.
Laadklep uitgevoerd met stempels
10.12
Energievoorziening. Voor het gebruik van een laadklep zal deze veelal worden aangesloten op het elektrische systeem van het voertuig. Hierbij dient te worden nagegaan, of de capaciteit van de batterij en de dynamo voldoende is.
10.13
Veiligheid. Een op een voertuig gemonteerde laadklep, dient te voldoen aan de daarvoor geldende veiligheidseisen. Daaronder behoren onder andere een goede borging in gesloten toestand tijdens het rijden. Om de zichtbaarheid van een open laadklep te vergroten worden vlaggen of knipperlichten als duidelijke markering op de hoeken van de laadklep aangebracht.
Laadklepmarkering
64
Laadkleppen
VOC | CB3 | 2013-09-03
10.14
LAADKLEPVOORBEREIDING Een bedrijfsvoertuig kan vanaf de fabriek met als optie een voorbereiding voor het aansluiten van een laadklep besteld worden. Bij DAF wordt dit ook wel "Applicatieconnector laadklep" genoemd, het voertuig wordt voorzien van chassisbedrading en elektrische installaties voor de cabine, inclusief startonderbreking voor het geval dat de laadklep open is, uit/stand-byschakelaar en twee indicatielampjes op een schakelaarpositie.
10.15
Toepassing De applicatieconnector is gedefinieerd door de VDHH. De VDHH is een groep Duitse laadklepfabrikanten die uit de volgende deelnemers bestaat: AMF, Bär, Behrens, Dautel, MBB, Meiller en Sörensen. De 7-polige connector bevindt zich achter op het chassis, zie onderstaande tabel voor de pinpositie: Pin
Draad
1
6167
Laadklepsignaal "Stand-
2
6165
Relais G466, "laadklep open", pin 87
3
6166
Relais G466, "laadklep open", pin 87a
4
1258
Voeding na contact, KL15, vanuit voertuig
5
6168
Relais G466, "laadklep open", pin 85
6
6169
Relais G466, "laadklep open", pin 86
7
6164
Voeding van laadklep
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
Omschrijving
65
VOC | CB3 | 2013-09-03
66
Laadkleppen
VOC | CB3 | 2013-09-03
11 Meeneemheftruck Het derde hulpmiddel dat los op de vrachtwagen meegenomen kan worden voor het laden en lossen is de zogenaamde meeneemheftruck. Inde praktijk spreekt men veelal van een 'Kooi aap', genoemd naar een fabrikant: de Firma Kooi BV te Oude Seije. De meeneemheftruck is achter tegen de wagen bevestigd met behulp van een speciaal frame met sleufgaten. De meeneemheftruck wordt beschouwd als lading wat tot gevolg heeft, dat het geen verlies aan laadruimte geeft, maar wel verlies aan laadvermogen.
Meeneemheftruck
De meeneemheftruck wordt het meest toegepast om goederenpakketten te lossen bij een klant die zelf niet over geschikte losapparatuur beschikt. Het hefvermogen van een meeneemheftruck varieert van 1 tot 4 ton. Het verplaatsen van de goederen over grotere afstanden op het afleveradres met de meeneemheftruck is dus geen probleem. Bij het afleveren van goederen wordt als eerste de meeneemheftruck van de wagen gehaald door de motor te starten en de vorken te heffen, waardoor het frame zakt. Vervolgens wordt de pallet via de zijkant van de wagen opgenomen. Daarna rijd je met de meeneemheftruck en de last naar de plaats waar de goederen geplaatst moeten worden. De hefhoogte is maximaal 4 meter, zodat 3 hoog stapelen van pallets ook mogelijk is.
© Kenteq | Geldig tot: 31-07-2014
67
VOC | CB3 | 2013-09-03
68
Meeneemheftruck