1
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
INHOUDSOPGAVE 1. Inleiding .................................................................................................................................................3 2. Voorwaarden voor het bekomen van VLIF-steun als paardenhouder.......................................5 2.1. UBENTOFFICIEELLANDBOUWER.................................................................................................................................................................................5 2.2. UKANBEWIJZENDATUVAKBEKWAAMBENTOMUWBEROEPUITTEOEFENEN.......................................................................................................6 2.3. UWBEDRIJFSOMVANGISVOLDOENDEGROOT...........................................................................................................................................................9 2.4. UBENTVERGUNDENRESPECTEERTDEMINIMUMLONEN..........................................................................................................................................9 2.5. UWBOEKHOUDINGISINORDE....................................................................................................................................................................................9 2.6. UINVESTEERTMINIMAAL15.000EURO ................................................................................................................................................................. 10 2.7. UBENTGELEGENENGEDOMICILIEERDHETVLAAMSEGEWEST.............................................................................................................................. 10
3. Uitgaven die in aanmerking komen voor VLIF-steun.................................................................. 11 3.1. VESTIGINGSSTEUNVOORSTARTENDEBEDRIJVEN..................................................................................................................................................... 11 3.2. INVESTERINGSSTEUNVOORUITGAVENTERVERBETERINGVANHETLANDBOUWBEDRIJF....................................................................................... 14
4. Vormen van VLIF-steun ................................................................................................................... 24 4.1. RENTESUBSIDIESENKAPITAALPREMIES.................................................................................................................................................................... 24 4.2. OVERHEIDSWAARBORG........................................................................................................................................................................................... 25
5. VLIF-steun voor niet-landbouwondernemingen en onrendabele agrarische bedrijven...... 26
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
6. VLIF-Steun Aanvragen...................................................................................................................... 27
2
1. INLEIDING Landbouwers moeten voldoen aan een aantal zeer strenge eisen rond productkwaliteit, leefmilieu, dierenwelzijn, hygiëne enzovoort. Deze regels dwingen hen om hun bedrijf en methodes aan te passen. Om hen hierbij te helpen levert de Vlaamse Overheid steun aan startende landbouwers of aan bedrijven die nieuwe investeringen doen. Dit alles gebeurt via het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds (VLIF).1 Het gaat hier uitsluitend om landbouwsubsidies. Voor de paardenhouderij betekent dit dat enkel officiële ondernemingen met alleen landbouwactiviteiten in aanmerking komen, waarvan de bedrijfsleiders een minimum inkomen uit strikt agrarische activiteiten verwerven en een beperkt inkomen verwerven uit andere activiteiten. Het VLIF beschouwt daarbij enkel onderstaande paardenactiviteiten als zuivere landbouw: -
paardenfokkerij hengstenhouderij productie van paardenmelk africhten van zelfgefokte veulens slachtdieren.
Deze activiteiten kunnen aangevuld worden met diversificatie (niet-zuivere landbouw) zoals: -
exploitatie van een paardenpension kunstmatige inseminatie hoevetoerisme thuisverkoop van zelfgemaakte landbouwproducten.2
Let wel, de stikt agrarische activiteiten moeten de hoofdzaak van het bedrijf blijven. Diversificatie mag nooit de bovenhand nemen op het bedrijf. Zaken die noch als zuivere landbouw, noch als diversificatie aanzien worden, kunnen nooit op VLIF-steun rekenen. Het gaat hier bijvoorbeeld om maneges, trainingscentra, therapiefaciliteiten, en dergelijke meer.
1 Het VLIF is een onderdeel van het Programma voor Plattelandsontwikkeling in uitvoering van de Europese verordening inzake steun voor plattelandsontwikkeling. Deze is van toepassing voor de periode van 1 januari 2007 tot 13 december 2013. De regelgeving kan u terugvinden op www.vlaanderen.be/VLIF. 2 Er is geen kant-en-klare lijst van activiteiten die door VLIF aanvaard worden als diversificatie. In deze tekst worden de zaken die het dichtst aanleunen bij de paardenhouderij opgesomd. Algemeen kan u stellen dat het geen diversificatie betreft indien de activiteit niet vermeld wordt in de schema’s op pagina 12 en 17 van dit document of in het Besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw (te raadplegen op www.vlaanderen.be/VLIF).
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Wil u één van de subsidiabele activiteiten uitoefenen of combineert u andere zuivere landbouw met paardenhouderij (bv. traditionele landbouw – melkvee, akkerbouw, slachtvee …)? Lees dan verder aan welke voorwaarden u moet voldoen om steun te bekomen. Daarnaast bespreken we voor welke concrete uitgaven subsidies aangevraagd kunnen worden en onder welke vorm u deze kan verkrijgen.
3
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Hieronder volgt een vereenvoudigd basisoverzicht van de materie. Indien u na het doornemen van het document besluit om VLIF-steun aan te vragen, raden wij u aan om de gedetailleerde informatie en wetteksten door te nemen op www.vlaanderen.be/VLIF. De goedkeuring en hoeveelheid van de steun is immers afhankelijk van een aantal specifieke bijkomende tijdelijke bepalingen.
4
2. VOORWAARDEN VOOR HET BEKOMEN VAN VLIF-STEUN ALS PAARDENHOUDER Om aanspraak te kunnen maken op VLIF-steun moeten de aanvrager en het bedrijf in de eerste plaats aan onderstaande voorwaarden voldoen. Indien al deze punten in orde zijn betekent dit niet dat u automatisch steun krijgt. De uitgaven waarvoor u subsidies aanvraagt moeten immers in lijn liggen met welbepaalde VLIF-vereisten. Over dit laatste volgt meer in het vervolg van deze tekst.
1. U bent officieel landbouwer (eveneens gekend als landbouwer bij de afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij) 2. U kan bewijzen dat u vakbekwaam bent 3. Uw bedrijfsomvang is voldoende groot 4. U bent correct vergund en respecteert de minimumlonen 5. Uw boekhouding is in orde 6. U investeert minimaal 15.000 euro 7. U bent gelegen en gedomicilieerd in het Vlaamse Gewest
2.1. U BENT OFFICIEEL LANDBOUWER
-
De handelsvennootschap, vermeld in artikel 2, §2, van het Wetboek van Vennootschappen, met uitzondering van het economisch samenwerkingsverband, die aan volgende voorwaarden voldoet: de exploitatie van een land- of tuinbouwbedrijf en de verhandeling van de eigen voortgebrachte producten is een doelstelling van de vennootschap; alle zaakvoerders of bestuurders zijn natuurlijke personen; voor alle zaakvoerders of bestuurders is de beroepsactiviteit in de vennootschap de belangrijkste activiteit; de zaakvoerders of bestuurders worden onder de vennoten aangewezen en bezitten elk minstens 25% van de aandelen;
3 Vennootschappen moeten aan een aantal bijzondere voorwaarden voldoen. Ook sociale instellingen kunnen zich onder bepaalde voorwaarden
laten rangschikken als landbouwer. Lees hierover meer op de website van Landbouw en Visserij: www.vlaanderen.be/VLIF. Verder in de tekst zal u merken dat VLIF-steun zich onderverdeeld in 2 categorieën: Vestigingssteun: Subsidies voor jonge landbouwers die zich net vestigen Investeringssteun: Subsidies voor reeds bestaande ondernemingen die bepaalde nieuwe investeringen doen.
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
De landbouwer mag een natuurlijke persoon, een samenuitbating of een vennootschap3 zijn. Een landbouwer wordt gedefinieerd als een natuurlijke persoon of een rechtspersoon die een bedrijf exploiteert met alleen activiteiten inzake land- of tuinbouw en land- of tuinbouwverbreding. Volgende rechtspersonen (landbouwers) kunnen in aanmerking komen voor VLIF-steun:
5
-
alle aandelen zijn op naam en zijn ingeschreven in het aandelenregister; de vennootschap is opgericht voor onbepaalde duur of voor ten minste twintig jaar de landbouwvennootschap, vermeld in artikel 2, §3, van het Wetboek van Vennootschappen
Iedere bedrijfsleider, beherende vennoot, zaakvoerder of bestuurder moet aangesloten zijn bij een sociale kas voor zelfstandigen en betaalt bijdragen aan het sociale zekerheidsstelsel van de zelfstandigen op basis van zijn of haar beroepsinkomsten als zelfstandig landbouwer (dit kan zowel in hoofd- als in bijberoep). Het Bestuur der Directe Belastingen van de Federale Overheidsdienst is op de hoogte van de beroepsinkomsten uit zijn of haar landbouwactiviteiten. Er worden tenslotte strikte eisen gesteld aan arbeidstijd en inkomsten: -
-
-
Voor de bedrijfsleiders, zaakvoerders en bestuurders van het bedrijf dat VLIF-steun aanvraagt, is de landbouwactiviteit hun belangrijkste activiteit. Dit betekent bijvoorbeeld dat deze persoon niet meer dan halftime elders tewerk gesteld kan zijn. Via het aanslagbiljet van de belastingen van iedere bedrijfsleider, zaakvoerder, bestuurder of beherende vennoot moet aangetoond worden dat hij of zij minimum 12.000 euro belastbare beroepsinkomsten haalt uit de landbouwactiviteit. o Van het belastbaar beroepsinkomen uit de landbouwactiviteit moet minimum 50% komen uit de zuivere landbouw. Zoals hierboven aangehaald gelden slechts beperkte paardenactiviteiten als zuivere landbouw (paardenfokkerij, hengstenhouderij, productie van paardenmelk, africhten van zelfgefokte veulens en slachtdieren). Inkomen uit zuivere landbouw van andere sectoren geldt uiteraard ook. o Van het belastbaar beroepsinkomen uit de landbouwactiviteit mag maximaal 50% uit landbouwdiversificatie komen waaronder de exploitatie van een paardenpension of KI-centrum, hoevetoerisme, thuisverkoop van hoeveproducten, … Uit het aanslagbiljet van de belastingen van iedere bedrijfsleider blijkt dat hij of zij minder dan 12.000 euro belastbaar beroepsinkomen haalt uit andere activiteiten dan de landbouwactiviteit. De bedrijfsleiders, beherende vennoten, zaakvoerders of bestuurders mogen geen ouderdomspensioen genieten.
2.2. U KAN BEWIJZEN DAT U VAKBEKWAAM BENT OM UW BEROEP UIT TE OEFENEN Bij een eerste vestiging als landbouwer (als natuurlijke persoon door overname van bedrijfbekleding of door overname van aandelen van een rechtspersoon met enkel landbouwactiviteiten) wordt de vakbekwaamheid aangetoond door:
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Let goed op indien u maar net aan deze criteria voldoet. Onder normale economische omstandigheden moet aan deze permanente voorwaarden steeds voldaan worden. VLIF-steun bent u helemaal kwijt vanaf het moment dat deze condities – zelfs tijdelijk – niet meer voldaan zijn.
6
-
een diploma van een basisopleiding landbouw of aanverwant (hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs), of een installatieattest + een minimum van 2 jaar ervaring, of een diploma van een basisopleiding die door de minister van landbouw gelijkwaardig gesteld wordt met de hierboven vermeldde studies + ervaring4.
Deze voorwaarden zijn ook van toepassing bij de oprichting van een bedrijf of wanneer de bedrijfsleider op het tijdstip van de aanvraag om investeringssteun minder dan 2 jaar gevestigd is als landbouwer. Als een landbouwer, die reeds meer dan 2 jaar gevestigd is, steun aanvraagt voor een bedrijfsinvestering zijn onderstaande zaken voldoende om subsidies te verkrijgen. -
een diploma van een niet-landbouwgerichte basisopleiding (hoger secundair, hoger niet-universitair of universitair onderwijs) + een minimum van 2 jaar ervaring, of een diploma van een basisopleiding die door de minister van landbouw gelijkwaardig gesteld wordt met de hierboven vermeldde studies + ervaring, of 3 jaar ervaring en een naschoolse landbouwopleiding van minimum 100 uren, of 10 jaar ervaring
Ervaring geldt niet indien de landbouwer deze opdeed voordat hij of zij 16 werd. Werk verricht in hobbylandbouw of als gelegenheidswerkkracht wordt evenmin aanvaard.
Intermezzo: Het Installatieattest
a) Algemene starterscursus Type A + examen: Deze cursus handelt rond algemene landbouwwetgeving, bedrijfseconomie, vergunningen, … b) Bijzondere starterscursus Type B– Keuze Paardenhouderij + examen: Deze specialisatielessen bekijken verzorging van paarden, veiligheid, anatomie, exterieurbeoordeling, wetgeving, bedrijfsbeheer specifiek toegepast op de paardenonderneming enzovoort. c) Stage (2 keer 10 dagen) + stageverslag: De student selecteert een landbouwbedrijf met focus op paardenhouderij waar hij of zij 20 dagen op managementniveau kan bijleren. d) Installatieproef: Om af te studeren dient men te slagen voor een schriftelijk staatsexamen (kennis) en een mondelinge proef. Deze laatste bestaat uit een gedetailleerde analyse van het stagebedrijf of de onderneming die men zelf wil opstarten. Personen met een landbouwdiploma van minstens hoger secundair niveau hebben geen installatieattest nodig. Hun collega’s met land-of tuinbouwgerichte diploma’s van een lager niveau wel, maar zij mogen enkele onderdelen laten vallen. De starterscursussen zijn trouwens 4
Deze erkenning kan bekomen worden door een brief aan de bevoegde minister te richten.
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Veel paardenhouders kunnen geen traditionele landbouwstudies en jarenlange werkervaring voorleggen. Zij zijn dan ook verplicht het installatieattest (ook gekend als bedrijfsleidersvorming of B-cursus) te behalen. Hiertoe doorlopen zij onderstaande traject:
7
toegankelijk voor alle geïnteresseerden en een geschikte inleiding voor nieuwe paardenliefhebbers. Diploma of Getuigschrift
Algemene starterscursus (type A)
Bijzondere starterscursus (type Stage Installatieproef B)
a. Land- of tuinbouwgericht onderwijs Lager secundair
ja
ja
neen
ja
2de graad secundair onderwijs
ja
ja
neen
ja
5 jaar secundair onderwijs
ja
neen
neen
ja
Universitair onderwijs
ja
ja
ja
ja
Hoger onderwijs
ja
ja
ja
ja
Hoger secundair onderwijs
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
ja
b. Niet land- of tuinbouwgericht onderwijs c.
d.
Algemeen vormend onderwijs
Ander onderwijs
e. Geen
Nationaal Centrum voor Beroepsvorming in de Landbouw vzw5 Diestsevest 40 3000 Leuven Tel. 016 28 61 10 Fax 016 28 61 19 Geert Mertens, secretaris
Nationaal Agrarisch Centrum vzw H. Consciencestraat 53 A 8800 Roeselare Tel. 051 26 08 30 Fax 051 24 25 39 Geert Clarebout, directeur
Landwijzer vzw Quellinstraat 42 2018 Tel. 03 281 56 00 Fax. 03 281 56 01 Koen Dhoore, algemeen coördinator
Praktijkcentrum voor Land- en Tuinbouw vzw Zuidstraat 25 8800 Roeselare Tel. 051 24 58 84 Fax 051 24 23 68 Bart Dochy, waarnemend voorzitter
Meer info over het installatieattest Afdeling Duurzame Landbouwontwikkeling | Landbouwvorming
5 Hieronder vallen ook de cursussen gedoceerd door Groene Kring in samenwerking met de LRV.
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Centra voor starterscursussen en begeleiding
8
Ellips (6de verdieping) | Koning Albert II-Laan 35, bus 40, 1030 Brussel Jean Steenberghen | Tel. 02 552 78 92 | Fax 02 552 78 71 |
[email protected]
2.3. UW BEDRIJFSOMVANG IS VOLDOENDE GROOT6 Het VLIF wenst bewijzen van de omvang van uw bedrijf. Enkel indien men hier positief over oordeelt kan u steun bekomen. Om rendabel te zijn moet het bedrijf een voldoende grote bedrijfsomvang hebben. Deze minimale bedrijfsomvang is vastgesteld op een bruto bedrijfsresultaat van minimum 50.000 euro per bedrijfsleider. Het bruto bedrijfsresultaat van het landbouwbedrijf kan ofwel vereenvoudigd berekend worden door de oppervlakte van de teelten en de aantallen dieren te vermenigvuldigen met een gemiddeld brutobedrijfsresultaat per eenheid en het resultaat te verhogen met inkomensvervangende steun, ofwel met controleerbare boekhoudkundige gegevens van het laatste boekjaar. Onder brutobedrijfsresultaat wordt het verschil verstaan tussen de bedrijfsopbrengsten en operationele kosten op de wijze zoals beschreven in de bijlage bij het ministerieel besluit van 1 oktober 2007 betreffende bepalingen en minimumstandaard voor de bedrijfseconomische boekhouding in de landbouw, dienstig als basis voor de door de Vlaamse overheid gesteunde adviseringssystemen.
2.4. U BENT VERGUND EN RESPECTEERT DE MINIMUMLONEN Uiteraard vereist VLIF-steun de aanwezigheid van alle nodige documenten en de naleving van de wetgeving. U beschikt over een stedenbouwkundige- en milieuvergunning. U respecteert de wetten rond dierenwelzijn en hygiëne. U beschikt over de nodige productierechten (nutriëntenemissierechten (NER-D’s)). Indien van toepassing moet u een vergunning voorleggen voor waterwinning of logiesverstrekking …
Tijdens de volledige steunperiode (5 jaar voor roerende investeringen en 10 jaar voor onroerende investeringen of bij een vestiging als jonge landbouwer) dient u een bedrijfseconomische boekhouding bij te houden. De bedrijfseconomische boekhouding kan vervangen worden door: -
een boekhouding die gevoerd wordt door handelsvennootschappen of vennootschappen die de rechtsvorm van een handelsvennootschap hebben aangenomen, door middel van een stelsel van boeken en rekeningen met inachtneming van de regels van dubbelboekhouden
Het VLIF hanteert voor het begrip bedrijfsomvang totaal andere criteria dan de eisen die gesteld worden door ruimtelijke ordening (bouwvergunningen). Vermijd dus verwarring. 6
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
2.5. UW BOEKHOUDING IS IN ORDE
9
-
een bewijskrachtige fiscale boekhouding waarbij in de loop van het boekjaar de verschillende goederen- en geldstromen systematisch en regelmatig worden geregistreerd en jaarlijks een begin- en eindinventaris, een balans en een gedetailleerde resultatenrekening opgesteld worden.
2.6. U INVESTEERT MINIMAAL 15.000 EURO Als u overheidssteun aanvraagt voor een bepaalde uitgaven moeten deze uitgaven minstens 15.000 euro (excl. BTW) bedragen. Investeringsdossiers van kleinere budgetten worden niet ontvankelijk verklaard. Daarenboven moeten de kosten in overeenstemming zijn met de baten. Men subsidieert met andere woorden enkel economisch verantwoordde investeringen.
2.7. U BENT GELEGEN EN GEDOMICILIEERD HET VLAAMSE GEWEST Men kan een VLIF-aanvraag indienen als -
de landbouwer, beherende vennoten, zaakvoerders, bestuurders of afgevaardigde bestuurders in België gedomicilieerd zijn de hoofdzetel en maatschappelijke zetel in België liggen
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Voor de uitvoering van werken op onroerende goederen gelegen in het Vlaamse Gewest kan het VLIF aangesproken worden, ook al ligt de hoofdzetel van het bedrijf niet in Vlaanderen. Voor investeringen in machines en dergelijke moet de hoofdzetel wel in Vlaanderen gevestigd zijn. De aankoop van gronden komt nooit in aanmerking voor subsidies.
10
3. UITGAVEN DIE IN AANMERKING KOMEN VOOR VLIF-STEUN Indien u aan bovenstaande vereisten voldoet, kan u niet meteen rekenen op een welbepaald steunbedrag. VLIFsubsidiëring geldt immers enkel voor specifieke uitgaven om het bedrijf rendabel en concurrentieel te houden. Er bestaat enerzijds steun voor overnames door jonge landbouwers en anderzijds steun voor reeds bestaande bedrijven die nieuwe investeringen aangaan. De aanvrager van VLIF-steun mag voor dezelfde investering geen subsidieaanvraag indienen bij een andere overheidsinstantie (bijvoorbeeld de provincies en gemeenten). De steun kan alleen verkregen worden voor investeringen en verrichtingen die van start zijn gegaan nadat de aanvraag is ingediend. Een investering of verrichting is van start gegaan op het tijdstip dat de landbouwer zich contractueel verbonden heeft tot de realisatie ervan. Die verbintenis blijkt uit een ondertekende overeenkomst, het instemmen met een offerte, een verkoopovereenkomst, een overnamecontract of gelijksoortige documenten. Facturen van de investeringen moeten bijgevolg dus ook steeds dateren van na de datum van steunaanvraag.
3.1. VESTIGINGSSTEUN VOOR STARTENDE BEDRIJVEN
-
-
-
-
de overname van de bedrijfsbekleding, beperkt tot vee, materieel, aanplantingen, voorraden, vruchten ten velde en navetten van een of meer bestaande bedrijven gelegen in het Vlaamse Gewest, op basis van geregistreerde overnamecontracten en gedetailleerde inventarissen van de overgenomen goederen. Van het materieel en de aanplantingen wordt de ouderdom vermeld; de aankoop van vee, nieuw materieel en voorraden, gericht op het vervolledigen van de bekleding van een of meer bestaande bedrijven gelegen in het Vlaamse Gewest die niet of gedeeltelijk in productie zijn, of de vervanging van vee en materieel dat niet overgenomen wordt, voor zover de verrichtingen bedrijfseconomisch verantwoord zijn; de aankoop van vee en voorraden ter gelegenheid van de ingebruikname van een nieuw bedrijf in het Vlaamse Gewest ter vervanging van een of meer veebedrijven die hun activiteiten stopzetten en waarvan nutriëntenemissierechten overgenomen zijn; de met een notariële akte bewezen aankoop van bedrijfsgebouwen in het Vlaamse Gewest, inclusief de vaste uitrusting en constructies in onroerende staat die minder dan vijftien jaar oud zijn. Het subsidiabel bedrag wordt dan bepaald op basis van de normbedragen per m² of per dierplaats bij nieuwbouw (zie bijlage p 18-20) en de gangbare afschrijvingsduur voor dergelijke bedrijfsgebouwen of constructies zonder dat het reële betaalde bedrag overschreden wordt;
7 VLIF-vestigingssteun kan men enkel verkrijgen op naam van een natuurlijk persoon.
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Natuurlijke personen7 jonger dan 40 jaar die zich voor het eerst vestigen in de landbouwsector kunnen vestigingssteun verkrijgen. De in aanmerking te nemen vestigingskosten kunnen betrekking hebben op de volgende uitgaven die plaatsvinden binnen een periode van één jaar nadat de jonge landbouwer verantwoordelijk of medeverantwoordelijk geworden is voor het beheer van het landbouwbedrijf en als zodanig geïdentificeerd werd door de afdeling Markt- en Inkomensbeheer van het Agentschap voor Landbouw en Visserij:
11
-
de overname van aandelen van een rechtspersoon landbouwer (meer info op www.vlaandere.be/vlif en in het ministerieel besluit van 18 juli 2011 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw).
De subsidiëring is afhankelijk van een aantal specifieke bijkomende voorwaarden. Zo zijn er geldende normbedragen voor de bepaling van het maximumbedrag dat in aanmerking komt voor vestigingssteun, omschreven in lid 2 van de bijlage van het ministerieel besluit van 18 juli 2011 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw (zie hieronder). Daarnaast zal het VLIF bijvoorbeeld de levensvatbaarheid en planmatigheid van het bedrijf zeer sterk onder de loep nemen alvorens de steun goed te keuren.
Diersoort of aard van het goed
Bedrag per dier of eenheid
a) melkkoe:
1050 euro
b) kalfvaars (melkvee):
1125 euro
c) jongvee tussen één en twee jaar (melkvee):
690 euro
d) jongvee jonger dan één jaar (melkvee):
440 euro
e) fokstier:
1250 euro
f) zoogkoe:
1500 euro
g) kalfvaars (vleesvee):
1500 euro
h) jongvee tussen één en twee jaar (vleesvee):
1000 euro
i) jongvee jonger dan één jaar (vleesvee):
625 euro
j) vleeskalf:
440 euro
k) zeug (zonder biggen):
340 euro
l) zeug (met biggen):
250 euro
m) jonge zeug:
200 euro
n) beer:
625 euro
o) big:
30 euro
p) vleesvarken:
85 euro
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Ook nu moeten de bedrijfsbekleding, -gebouwen en -aandelen waarvoor steun aangevraagd wordt in hoofdzaak gericht zijn op zuivere agrarische activiteiten (hengstenhouderij, paardenfokkerij, productie van paardenmelk, slachtdieren) of op diversificatie (paardenpension, KI-centrum, hoevetoerisme, …) indien minstens één van voorgaande activiteiten aanwezig is.
12
q) legkip:
2 euro
r) vleeskuiken:
1 euro
s) schaap:
75 euro
t) geit:
200 euro
u) voedster:
7,5 euro
v) vleeskonijn:
2,5 euro
w) machines en materieel:
waarde verkregen met toepassing van de conventionele afschrijvingsduur met een restwaarde van 20%
x) laagstamaanplanting van appel:
12.000 euro per ha
y) laagstamaanplanting van peer:
14.000 euro per ha
z) aspergeveld in productie
5000 euro per ha
aa) boomkwekerij- en sierteeltproducten (exclusief verkoopbare reële teeltkosten per ha voorraad): ab) klein gereedschap (inbegrepen boormachines, kettingzagen e.d.):
2500 euro per bedrijf
ac) navetten:
200 euro/ha
ad) vruchten te velde voor gangbare landbouwteelten exclusief 750 euro/ha nateelten en groenbemesters: ae) groenten te velde geteeld voor eigen risico:
reële teeltkosten per ha
af) voorraad voeders, meststoffen, sproeistoffen en verkoopsklare 20.000 euro/bedrijf of 30.000 euro/bedrijf bij producten: een inventaris zonder vruchten te velde
Bijlage bij het ministerieel besluit van 18 juli 2011 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieelbe sluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en de installatie in de landbouw Bijlage: Normbedragen voor de bepaling van het maximumbedrag dat in aanmerking komt voor vestigingssteun 2° Aanvaardbare vestigingskosten
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
TABEL
13
3.2. INVESTERINGSSTEUN VOOR UITGAVEN TER VERBETERING VAN HET LANDBOUWBEDRIJF Investeringen van bestaande agrarische bedrijven kunnen voor 10 tot 40 % gesubsidieerd worden. -
Tot 38% steun voor investeringen specifiek voor de biologische landbouw (bijvoorbeeld de productie van bio-paardenmelk volgens een lastenboek). Tot 28% steun voor investeringen gericht op een landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw of reconversie van het bedrijf. Tot 18% steun voor investeringen in onroerend goed, gericht op een structuurverbetering. Tot 8% steun voor overige investeringen, gericht op een structuurverbetering.
Hieronder vindt u de volledige lijst met subsidiabele investeringen terug. De paardenhouderij zal voornamelijk beroep kunnen doen op tot 18% steun voor: -
het bouwen, verbouwen en uitrusten van stallen en trainingsgebouwen voor paarden; de aanleg van een buitenpiste; het bouwen, verbouwen en uitrusten van paardenpensions en KI-centra, … (indien dit een nevenactiviteit is).
-
-
systemen voor waterzuivering zoals de opvang en het hergebruik van hemel- en beregeningswater stalverluchtingssystemen nieuwe duurzame verwarmingsinstallaties bedrijfsgebouwen voor het artisanaal verwerken en verkoopsklaar maken van land- en tuinbouwproducten (streekproducten) bedrijfsgebouwen voor het rechtstreeks verkopen van eigen producten aan consumenten of de detailhandel (met inbegrip van de opslagplaats, de koelingruimte en het materiaal noodzakelijk voor het uitoefenen van deze activiteit) het educatief toegankelijk maken van landbouwbedrijvigheid, hoevetoerisme en dagrecreatie de inrichting van bedrijfsruimten voor zorgvragers bouwen van bijkomende mestopslagcapaciteit op het veebedrijf erfverharding aankoop van bestaande bedrijfsgebouwen van minder dan 15 jaar oud systemen voor beperking, recyclage of rationeel beheer van afvalwater machines en materieel (met uitzondering van tweedehandstoestellen) zonneboilers …
De aankoop van fokdieren wordt niet gesubsidieerd.
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Daarnaast zal u in de onderstaande lijst (zie ook de bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw) een aantal andere mogelijk toepasselijke investeringen terugvinden, bv.:
14
Afhankelijk van de investering waarvoor u steun aanvraagt zal u mogelijk aan een aantal extra voorwaarden moeten voldoen. Ook hier herinneren we eraan dat bovenstaande investeringen in hoofdzaak gericht moeten zijn op zuivere landbouw (paardenfokkerij, hengstenhouderij, productie van paardenmelk, slachtdieren, opleiden van zelf gefokte veulens) of in nevenactiviteit op diversificatie zoals de uitbating van paardenpensions en KI-centra, hoevetoerisme, thuisverkoop van zelfgemaakte landbouwproducten, …
TABEL Bijlage bij het besluit van de Vlaamse Regering van 20 juli 2012 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw
groep 1:
investeringen die specifiek zijn voor de biologische landbouw
bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen en de omheining van uitlopen die voldoen aan de normen voor biologische veehouderij, vermeld in de lastenboeken voor de dierlijke biologische productie, op voorwaarde dat de aanvrager de biologische productiemethode toepast (bewijs voorleggen); aanleg van hoogstamboomgaarden in de bioteelt; andere gelijksoortige investeringen die specifiek zijn voor de biologische landbouw.
Steun
38%
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Aard van de investeringen Beschrijving van de investering met vermelding van de bijzondere voorwaarden
15
investeringen die gericht zijn op een landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw of de reconversie van het landbouwbedrijf
installatie voor waterzuivering op bedrijfsniveau, met inbegrip van de installaties voor waterzuivering in het kader van hergebruik van overtollig regen- en beregeningswater; uitrusting voor het reinigen van de rookgassen van stookinstallaties met cyclonen, doekenfilters of rookgaswassing; installatie van een eerste energiescherm in een bestaande serre en in een nieuwbouwserre; stalverluchtingssysteem met een filter ter bestrijding van de geur- en stofhinder (biofilter, biobed, stoffilters, luchtwassers); installatie van een warmtebuffer en een rookgascondensor; installatie van een warmtepomp in combinatie met koude-warmteopslag als onderdeel van de inrichting van een gesloten kas; installatie van een energiebesparende kasomhulling (dubbel glas, gecoat glas, kunststof kanaalplaten); nieuwe verwarmingsinstallaties of omschakeling van bestaande verwarmingsinstallaties naar gas of hernieuwbare brandstoffen, inclusief installaties voor warmtekrachtkoppeling; bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor de aanmaak van zuivelproducten (met melk van het eigen bedrijf) en het bewaren van die producten, alsook de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor die activiteit; bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor het versnijden, bereiden en verkoopsklaar maken van vlees (geproduceerd op het eigen bedrijf) en het bewaren van die producten, alsook de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor die activiteit; bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die gebruikt worden voor het artisanaal verwerken en verkoopsklaar maken van land- en tuinbouwproducten (andere producten dan melk en vlees, die geproduceerd zijn op het eigen bedrijf) en het bewaren van die producten, alsook de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is voor die activiteit; bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen die bestemd zijn voor de rechtstreekse verkoop van de eigen productie (al dan niet in verwerkte vorm) aan de consument of in een buurtwinkel, met inbegrip van een opslag- of koelruimte die bestemd is voor de verkoopsklare voorraad van die producten, alsook de aankoop van materieel dat specifiek noodzakelijk is om die activiteit uit te oefenen; investeringen in vaste en verplaatsbare installaties, zoals vogelnetten, imitatieroofvogels, care-eyeballonnen en afschrikwindmolentjes, gericht op het beperken van schade door vogels of ander wild, met uitzondering van knalapparatuur; mechanische of thermische onkruidbestrijding of loofdoding (schoffelmachine, zwenkmaaier, rijenfrees, vingeregge, loofklapper, onkruid- of loofbrander, grondstoommachine); machines en uitrusting die specifiek noodzakelijk zijn voor het beheer van kleine landschapselementen, perceelsranden en landschap (eventueel contracten voorleggen); investeringen die gericht zijn op de omschakeling van batterijhuisvesting in de konijnenhouderij naar parkhuisvesting; installaties voor compostering (omzetten van de composthoop); investeringen die gericht zijn op het educatief toegankelijk maken van de
28%
28%
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
groep 2:
16
landbouwbedrijvigheid inzake de productie van producten voor een breder publiek; inrichting van verblijfsruimten voor zorgvragers in het kader van de zorgboerderijen; installaties en materieel die op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk zijn voor de bereiding van andere samengestelde voeders dan ruwvoeders, hoofdzakelijk op basis van zelfgeteelde basisproducten en ter vervanging van krachtvoeders, of voor de bereiding van samengestelde voeders voor varkens op basis van CCM (Corn Cob Mix), hoofdzakelijk op basis van zelfgeteelde producten. De samengestelde voeders moeten een drogestofgehalte hebben van minstens 60%. Daarbij zijn ook graandrooginstallaties voor eigen granen inbegrepen, op voorwaarde dat die werken volgens een proces waarbij de verbrandingsgassen niet door de granen gestuurd worden en waarbij er zodoende geen residu’s voorkomen in het eindproduct; geautomatiseerde champignonplukmachines in geval van reconversie van de productiemethode om het hoofd te bieden aan de delokalisatie van de champignonproductie; aanplanten of heraanplanten van fruitplantages met nieuwe commercieel beloftevolle fruitvariëteiten, op voorwaarde dat de geïntegreerde productiemethode toegepast wordt. Uitbreiding van het areaal is toegestaan; installaties en materieel die op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk zijn voor de productie van medicinale en aromatische planten; investeringen die gericht zijn op de productie en het gebruik van hernieuwbare energiebronnen als vorm van diversificatie (land- en tuinbouwproductie blijft hoofdzaak), namelijk: oliepers, bestemd voor de productie van PPO (pure plantaardige olie) en installaties voor het zuiveren van op het bedrijf geproduceerde PPO. De aankoop van een mobiele oliepers door een coöperatie van landbouwers is subsidiabel als het een coöperatie betreft voor dienstverlening; aanpassing van een tractor of een andere landbouwmachine voor het gebruik van PPO; zonneboiler; windmolens; materieel dat op bedrijfsniveau specifiek noodzakelijk is voor de productie van houtachtige energieteelten. andere gelijksoortige investeringen die gericht zijn op de realisatie van een landbouw met verbrede doelstellingen, duurzame landbouw of de reconversie van het landbouwbedrijf.
28%
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
17
bouwen, verbouwen en uitrusten van melkveestallen, inclusief melkinstallatie, en van jongveestallen voor jongvee van dat melkvee; bouwen, verbouwen en uitrusten van vleesveestallen en van jongveestallen voor jongvee van dat vleesvee; bouwen van een nieuwe ammoniakemissiearme stal, die voorkomt op de lijst van ammoniakemissiearme stallen van het Vlarem, op voorwaarde dat in zeugenstallen groepshuisvesting wordt toegepast en dat in legkippenstallen volièrehuisvesting of grondhuisvesting wordt toegepast; bouwen, verbouwen en uitrusten van vleeskalverstallen; bouwen van bijkomende mestopslagcapaciteit voor het realiseren van een bovenwettelijke mestopslag op het veebedrijf van mest van de veestapel van het bedrijf en tot een opslagcapaciteit voor maximaal één jaar; mestscheider voor mest van de veestapel van het bedrijf en op voorwaarde dat de installatie de ammoniakemissie significant reduceert, of in combinatie met een compoststal; verbouwen en uitrusten van bestaande varkens- en pluimveestallen met het oog op de verbetering van het leefmilieu, de hygiëne en het welzijn van de dieren, uitgezonderd kooisystemen; herstellen van daken van hoeven met een cultuurhistorisch karakter, type vierkantshoeven of daarmee gelijkgestelde hoeven, ongeacht de bestemming van de bedrijfsruimten; bouwen, verbouwen en uitrusten van stallen voor herten, schapen, geiten, konijnen en eventueel het bijbehorende jongvee; bouwen, verbouwen en uitrusten van stallen voor paarden, met inbegrip van gebouwen voor het trainen van paarden en de aanleg van een buitenpiste (geen maneges). Een paardenpension wordt aanvaard als vorm van diversificatie; bouwen, verbouwen en uitrusten van gebouwen voor een zeer specifieke dierlijke productie, zoals de kweek van slakken, insecten en larven (geen honden- en nertsenkwekerijen); sleufsilo met recuperatiesysteem voor silosappen; bouwen, verbouwen en uitrusten (bijvoorbeeld verwarming, energieschermen, beregening, substraatinstallaties, tabletten) van serres in glas of plastic op vaste voet; systemen voor het hergebruik van beregeningswater, opvang en het hergebruik van hemelwater als beregeningswater; afbraak van serres in combinatie met een project voor het oprichten van nieuwe serres (op dezelfde locatie of elders), met uitsluiting van kosten voor bodemsanering; bouwen, verbouwen en uitrusten van kwekerijen van paddestoelen; bouwen, verbouwen en uitrusten van bedrijfsgebouwen voor de productie van witloof, met inbegrip van de hydrocultuurinstallatie; bouwen, verbouwen en uitrusten van gebouwen voor een zeer specifieke plantaardige productie (in-vitroculturen); installaties voor de robotisering van de productie; koelcellen; beregeningsinstallaties en installaties voor fertigatie (andere dan serre-uitrusting), maar niet op basis van grondwater; aanleg van terreinen voor container- en stellingenteelt, alsook de specifieke terreinuitrusting in de boom- en sierteelt (algemeen); loodsen voor de opslag en de bewaring van de productie, het marktklaar maken van
18%
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
groep 3: investeringen in onroerend goed, gericht op een structuurverbetering
18
18%
18%
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
de productie of voor het stallen van machines en materieel (geen huisvesting van dieren); erfverharding en andere infrastructuurwerken in onroerende staat (erfafsluiting, opvangbassins voor hemelwater, kavelwegen, reinigingsplaats met bezinkput voor voertuigen, andere bezinkputten, opslagplaats voor vaste mest op kopakker, verhardingen voor de beperking van grondtarra); nieuwe aanplantingen van kersen, krieken, pruimen, noten en druiven; installaties en materieel, gericht op de oogstprotectie in bestaande fruitplantages (hagelkanon, hagelnetten, beregening tegen lentenachtvorst); aankoop van bestaande bedrijfsgebouwen die minder dan vijftien jaar oud zijn hierbij bepalend dat het subsidiabel bedrag in relatie staat met het VLIF-normbedrag bij nieuwbouw en de gangbare afschrijvingsduur voor dergelijke bedrijfsgebouwen; sanitaire opslagruimte voor kadavers met een koelinstallatie; systemen voor beperking, recyclage of rationeel beheer van afvalwater (ontsmettings- en ontziltingsinstallaties, opslagplaats voor verontreinigd water); systemen voor de beperking van het gebruik of van verliezen van pesticiden. Het betreft voornamelijk geavanceerde spuitmachines waarbij er een duidelijk aantoonbare vermindering is van de drift ten opzichte van de gangbare spuittoestellen; investeringen die gericht zijn op de beperking van de verspreiding van ziektekiemen (installaties voor het steriliseren van substraten of afvalgrond, reinigingsplaats met bezinkput voor voertuigen voor het vervoer van dieren, sanitaire laad- of losplaatsen voor dieren, inclusief eventuele afsluiting, sanitair sas in stallen); machines voor directe inzaai ter voorkoming van erosie; de eerste aanplant van biologisch geteelde duurzame planten en de eerste aankoop van biologisch gekweekte ouderdieren op voorwaarde dat de biologische productiemethode toegepast wordt (bewijs voorleggen); andere gelijksoortige investeringen, in onroerend goed, die gericht zijn op de realisatie van een structuurverbetering.
19
groep 4:
overige investeringen, gericht op een structuurverbetering
machines en materieel (goederen die roerend zijn van nature) die niet opgenomen zijn in de andere lijsten met uitzondering van tweedehandsmaterieel en bedrijfswagens die geen vracht- en bestelwagens zijn; bouwen en uitrusten van nieuwe ammoniakemissiearme legkippenstallen met verrijkte kooien; verbouwen en uitrusten van een bestaande legkippenstal tot een stal met huisvesting in verrijkte kooien; heraanplanten van fruitplantages met gangbare fruitvariëteiten, beperkt tot de gerooide oppervlakte van appel, peer en perzik; de eerste aanplant (geen vervangingen) van duurzame planten zoals rozen- en moederplanten, hop- en aspergeplanten, houtachtig kleinfruit; andere plastic serres en tunnels dan die welke vermeld worden in groep 3. andere gelijksoortige investeringen in onroerend goed die gericht zijn op een structuurverbetering.
8%
Het bedrag van de subsidie wordt vastgelegd per bedrijfsleider en beperkt tot maximaal 1.000.000 euro subsidiabele investeringen in de periode 2007 tot 2013, waarbij per bedrijf maximaal 4.000.000 euro subsidiabele investeringen aanvaard kunnen worden. Daarnaast bestaat er een maximumbedrag per veestandplaats of m2 bedrijfsgebouw. De maximumbedragen vindt u in de onderstaande lijst (bijlage van het ministerieel besluit van 18 juli 2011 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en de installatie in de landbouw). Voor de zuiver agrarische paardenhouderij onthouden we dat maximaal 285 euro per m2 wordt aanvaard als subsidiabele investering voor het bouwen, verbouwen en inrichten van stallen met boxen (categorie 18%). Daarnaast kan tot 180 euro per m2 gesubsidieerd worden voor een rijhal (eveneens 18%). Ook hier kan u mogelijk extra zaken ontdekken van toepassing op uw eigen bedrijf (bv. het educatief toegankelijk maken van het landbouwbedrijf voor een breder publiek – bv. hoevetoerisme).
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Het steunbedrag voor investeringen is naast deze zaken ook afhankelijk van specifieke bijkomende voorwaarden.
20
TABEL Bijlage bij het ministerieel besluit van 18 juli 2011 tot wijziging van diverse bepalingen van het ministerieel besluit van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en de installatie in de landbouw Bijlage: Normbedragen voor de bepaling van het maximumbedrag dat in aanmerking komt voor steun 1° Aanvaardbare investeringskosten
Aard van het goed
Normbedrag zonder btw
b) melkveestal (alleen huisvesting melkkoeien) (1):
2750 euro/koeplaats
c) melkveestal (deel melkstand, wachtruimte, melkhuis, technische ruimte) (1):
900 euro/koeplaats
d) melkinstallatie met melkkoeltank (1):
1350 euro/koeplaats
e) melkkoeltank (1):
225 euro/koeplaats
f) zoogkoeienstal (zonder stro-opslag):
2500 euro/koeplaats
g) vleesveestal:
2150 euro/dierplaats
h) jongveestal (melk- en vleesvee) voor dieren tot één jaar:
1350 euro/dierplaats
i) jongveestal (melk- en vleesvee) voor dieren ouder dan één jaar:
2150 euro/dierplaats
j) vleeskalverstal:
750 euro/dierplaats
k) zeugenstal (één stal voor guste, drachtige en kraamzeugen en biggen):
2750 euro/zeugenplaats
l) stal voor guste en drachtige zeugen zonder ruimte voor voeropslag en voerkeuken:
1120 euro/zeugenplaats
m) kraamstal:
3920 euro/kraamhok
n) biggenstal (biggen van 7 tot 30 kg):
280 euro/biggenplaats
o) vleesvarkensstal:
400 euro/vleesvarkenplaats
p) schapenstal (alleen huisvesting van dieren):
325 euro/dierplaats
q) geitenstal (alleen huisvesting van dieren):
600 euro/dierplaats
r) legkippenstal of stal voor (groot)ouderdieren van legrassen met huisvesting in aangepaste 25 euro/dierplaats kooien: s) legkippenstal of stal voor (groot)ouderdieren van legrassen met grond- of 28 euro/dierplaats volièrehuisvesting:
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
a) melkveestal met voorzieningen voor het melken, melkinstallatie en melkkoeltank (zonder 5000 euro/koeplaats ruimte voor jongvee en stro-opslag) (1):
21
t) stal voor opfokpoeljen van legkippen:
20 euro/dierplaats
u) vleeskuikenstal:
11 euro/dierplaats
v) slachtkuikenouderdierenstal:
45 euro/dierplaats
w) stal voor opfokpoeljen van slachtkuikenouderdieren:
25 euro/dierplaats
x) paardenstal met boxen en inrichting:
285 euro/m²
y) rijhal voor trainen van paarden:
180 euro/m²
z) open loods:
150 euro/m²
aa) gesloten loods (gepolierde vloer, geïsoleerd, poorten) zonder specifieke vaste uitrusting 200 euro/m² zoals witloofloods, fruitloods: ab) gesloten loods met specifieke uitrusting voor bewaren geoogste producten (ventilatie, 250 euro/m² koeling, verneveling…): ac) sleufsilo:
75 euro/m²
ad) ULO-koelcel:
1100 euro/m²
ae) gewone koelcel:
250 euro/m²
af) licht verwarmde serres voor groenteteelt:
55 euro/m²
ag) zwaar verwarmde serres voor groenteteelt met energiebesparende voorzieningen:
100 euro/m²
ah) licht verwarmde serres voor sierteelt:
75 euro/m²
aj) warmtekrachtinstallatie:
500.000 euro per MW
ak)buffertank:
150 euro/m³
al) inrichting witloofloods voor hydrocultuur:
30.000 euro/ha forcerie
am) inrichting champignonbedrijf:
375 euro/m²
an) erfverharding:
25 euro/m²
ao) wateropslag:
100 euro per m³
ap) afbraak serres:
2,5 euro per m²
aq) opslag van mengmest om te voldoen aan nieuwe normen:
100 euro per m³
ar) opslag van vaste mest om te voldoen aan nieuwe normen:
25
euro
per
m²
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
ai) zwaar verwarmde serres voor sierteelt met energiebesparende voorzieningen en 150 euro/m² tabletten:
22
grondoppervlakte as) mestscheider op bedrijfsniveau:
60.000 euro
au) investeringen in productie en verkoop van hoeveproducten:
300.000 euro per bedrijf
av) investeringen in productie van hernieuwbare energie via vergisting of verbranding (2):
700.000 euro per bedrijf
aw) photovoltaïsche zonnecellen:
2,7 euro/Wp
ax) huisvesting van seizoenarbeiders:
250 euro/m² leefoppervlak
ay) aankoop bestaande bedrijfsgebouwen (3):
normbedrag bij nieuwbouw te verminderen met 1/15de per jaar ouderdom van het gebouw
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
at) investeringen in diversificatie naar niet landbouwactiviteiten type hoevetoerisme en 150.000 euro per bedrijf dagrecreatie:
23
4. VORMEN VAN VLIF-STEUN
4.1. RENTESUBSIDIES EN KAPITAALPREMIES Indien nieuwe vestigingen of investeringen aan bestaande bedrijven gefinancierd worden met een lening kan het VLIF jaarlijks, en voor een vastgestelde periode, een gedeelte van de rentelast betalen. Deze rentesubsidie bedraagt maximaal 3 of 4%, al naargelang de aard van de investering, voor een periode tussen 5 en 10 jaar. Wanneer investeringen in bestaande bedrijven gefinancierd worden met krediet, toegestaan bij een door het VLIF erkende kredietinstelling, kent het VLIF aanvullend op de rentesubsidie, die geactualiseerd wordt, steeds een kapitaalpremie toe omdat een bepaald steunvolume (gaande van 18 tot 38 %) nooit exact met rentesubsidie uitgeput kan worden. Wanneer de investeringen volledig gefinancierd worden met eigen middelen wordt de steun integraal onder vorm van een kapitaalpremie toegekend. Ook wanneer het investeringen betreft die in aanmerking komen voor 8% steun, zal steeds de steun volledig onder de vorm van een kapitaalpremie uitbetaald worden, ongeacht of de investeringen gefinancierd worden met een krediet. De kapitaalpremies worden in twee gelijke delen uitbetaald. De betaling van de eerste helft volgt na de controle van de investeringsbewijzen en de gestelde voorwaarden. De betaling van de tweede helft gebeurt één jaar na de eerste betaling. Een premie kleiner dan 1.000 € wordt in één keer uitbetaald. Vanaf 1 januari 2010 bedraagt de totale gekapitaliseerde vestigingssteun maximaal 70.000 euro (cfr. besluit van de Vlaamse Regering van 23 december 2010 tot wijziging van diverse bepalingen van het besluit van de Vlaamse Regering van 24 november 2000 betreffende steun aan de investeringen en aan de installatie in de landbouw). Het maximumbedrag is hetzelfde ongeacht de aard van het bedrijf of de concrete vestigingskosten. De vorm van de steun verschilt naargelang het een vestiging betreft als landbouwer-natuurlijke persoon (in een eenmanszaak of in een maatschap) of een vestiging als mandataris van een landbouwer-rechtspersoon.
-
een vestigingspremie van maximaal 50 % op de eerste 60.000 euro aanvaardbare vestigingskosten; een rentesubsidie op de aanvaardbare vestigingskosten die het bedrag van 60.000 euro overtreffen. De rentesubsidie bedraagt maximaal 4 % gedurende 10 jaar met 1 jaar vrijstelling van kapitaalaflossing. Deze vrijstelling is van toepassing op een bedrag dat afhankelijk is van o het maximumbedrag aan vestigingssteun onder vorm van rente-subsidie o de periodiciteit o de vrijstelling o de actualisatievoet.
De gekapitaliseerde waarde van de rentesubsidie bedraagt ten hoogste 40.000 euro en alleen vestigingskosten die gefinancierd worden met krediet bij een erkende bank komen in aanmerking voor steun. Bij een vestiging als beherende vennoot, zaakvoerder of bestuurder met de kwalificatie landbouwer van een landbouwer-rechtspersoon heeft de steun de vorm van: -
een vestigingspremie van maximaal 50 % op de eerste 80.000 euro aanvaardbare vestigingskosten;
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Bij een vestiging als landbouwer-natuurlijke persoon heeft de steun de vorm van:
24
-
een rentesubsidie op de aanvaardbare vestigingskosten die het bedrag van 80.000 euro overtreffen. De rentesubsidie bedraagt maximaal 4 % gedurende 10 jaar met 1 jaar vrijstelling van kapitaalaflossing op een bedrag dat afhankelijk is van het maximumbedrag aan vestigingssteun onder vorm van rentesubsidie, de periodiciteit, de vrijstelling en de actualisatievoet. De gekapitaliseerde waarde van de rentesubsidie bedraagt ten hoogste 30.000 euro en alleen vestigingskosten die gefinancierd worden met krediet bij een erkende bank komen in aanmerking voor steun.
4.2. OVERHEIDSWAARBORG Als u een lening aangaat wil de bank er zeker van zijn dat u deze terugbetaalt. Daarom zal de bank waarborgen vragen zoals een hypotheek op uw woning of de persoonlijke borgstelling van de aanvrager of een derde. Toch beschouwt de bank ook deze niet steeds als voldoende. Vaak kunnen ondernemers geen toereikende zekerheden bieden voor de grote bedragen die ze willen lenen, waardoor de bank de aanvraag afkeurt. In dat geval kan de overheid borg staan voor een deel van de leensom. De overheid zorgt er dan voor dat de bank geen schade ondervindt als u de rente en aflossing niet kan betalen. U blijft natuurlijk aansprakelijk voor het geleende bedrag.
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Landbouwers met een VLIF-rentesubsudie kunnen voor de kredieten een aanvullende bankborgstelling vragen. De overheid verwacht dan wel dat alle andere mogelijkheden zijn uitgeput. Voor de borgstelling moet een bijdrage betaald worden.
25
5. VLIF-STEUN VOOR NIET-LANDBOUWONDERNEMINGEN EN ONRENDABELE AGRARISCHE BEDRIJVEN VLIF-subsidies kunnen in de regel enkel toegekend worden aan zuivere agrarische bedrijven. Toch bestaan er twee uitzonderingen. -
-
Sociale instellingen en consumentencoöperaties kunnen ondersteuning verkrijgen voor investeringen. Nieuwe groeperingen (bv. voor de gemeenschappelijke afzet van producten edm) maken kans op een startpremie. De agrovoedingssector (primaire verwerking van land- en tuinbouwproducten) wordt één keer per jaar opgeroepen om een subsidieaanvraag in te dienen voor recente investeringen in innovatieve projecten, alternatieve energie, energiebesparingen en leefmilieu. In 2009 werden 66 ingezonden dossiers goedgekeurd. Deze steun komt zowel uit de hoek van ELFPO als uit het VLIF. De omkaderingssector van land- en tuinbouw (praktijkcentra8 en vergelijkbare instellingen) die bijdragen aan de ontwikkeling aan de land- en tuinbouw of de activiteiten op agrarische bedrijven worden eveneens regelmatig opgeroepen om een steunaanvraag in te dienen. Indien de subsidies voor hun investeringen worden goedgekeurd komen deze volledig uit de VLIF-fondsen.
8 In praktijkcentra worden nieuwe variëteiten, rassen en technieken op hun waarde getest. Daarmee zijn deze instellingen de laatste stap van het
onderzoeksproces en van onschatbaar belang om de koplopersrol van de Vlaamse landbouw op vele vlakken te behouden. De Vlaamse overheid begeleidt daarom de uitvoering van het onderzoeksprogramma van deze instellingen en komt tussen in hun financiering.(Bron: Vlaamse Overheid – Beleidsdomein Landbouw en Visserij http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=300)
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Voor meer details over deze specifieke ondersteuningen kan u terecht op www.vlaanderen.be/VLIF.
26
6. VLIF-STEUN AANVRAGEN Alle nodige documenten en contactgegevens voor VLIF-steunaanvragen kan u vinden bij het beleidsdomein Landbouw en Visserij op http://lv.vlaanderen.be/nlapps/docs/default.asp?id=1838#Hoe. Indien u na het doornemen van het document besluit om VLIF-steun aan te vragen, raden wij u aan om de gedetailleerde informatie en wetteksten door te nemen op www.vlaanderen.be/VLIF. U kan eventueel contact opnemen met één van de buitendiensten ivm bijkomende vragen. De contactgegevens van de vindt u eveneens op de website. De goedkeuring en hoeveelheid van de steun is immers afhankelijk van een aantal specifieke bijkomende bepalingen.
VLIF-steun in de Vlaamse paardenhouderij
Indien u een bedrijf wenst over te nemen neemt u best de “Handleiding voor bedrijfsovername en land- en tuinbouw (vestiging)” van de Vlaamse Overheid door.
27