Figure 1 logo vrouwenraad
Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen Een dossier over sociale bescherming, financiële bijdragen van en tegemoetkomingen aan individuen en gezinnen vanuit een genderperspectief
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 INHOUDSTAFEL
Inleiding ........................................................................................4 Begrippen......................................................................................6 Solidariteit ................................................................................................ 6 Verzekering .............................................................................................. 8
De federale sociale bescherming ................................................. 12 Categorieën rechten in de sociale zekerheid ............................................13 Categorieën rechten in de sociale bijstand ...............................................15
De Vlaamse sociale bescherming ................................................. 25 Decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming ................................25 Kinderbijslagen/gezinsbijslagen ...............................................................34 Gezin, welzijn en gezondheid ...................................................................34 Milieu en energie .....................................................................................39 Onderwijs ................................................................................................40 Vervoer....................................................................................................49 Vlaamse Gewestbelastingen ....................................................................51 Werk ........................................................................................................62 Wonen en ruimtelijke ordening ...............................................................77
Solidariteits- en gelijkheidsgehalte federale en Vlaamse sociale bescherming................................................................................ 98
Pagina 2
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
Automatische rechtentoekenning en proactieve dienstverlening .................................................................................................. 115 Het inkomensbegrip .............................................................................. 120
Besluit ....................................................................................... 121
Pagina 3
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
Inleiding De Vrouwenraad heeft een aantal bedenkingen over hoe de federale sociale bescherming (het sociale zekerheidssysteem en de sociale bijstand) en de inkomstenbelasting in de vorige decennia vorm hebben gekregen; vooral over de ongelijke behandelingen tussen vrouwen en mannen, samenwoners en gehuwden, een- en tweeverdienersgezinnen,… die er zijn ingeslopen door de opeenvolging van diverse ad hoc maatregelen, door de diverse invullingen van het inkomensbegrip, het begrip gezin, het begrip handicap, de referentieperiodes doorheen de sectoren, …, door verschillende manieren van bijdrageheffingen en uitkeringen. De sociale bescherming is zeer complex geworden en de regelgevingen, ook op de diverse beleidsniveaus, zijn niet op elkaar afgestemd. Er is een toename van de selectieve maatregelen voor specifieke doelgroepen (‘voor elk wat wils’) en toch bereiken de sociale maatregelen hun doel niet door hun ineffectiviteit. We hebben bovendien te maken met een armoederatio die niet daalt. In onze dossiers met aanbevelingen over Individuele rechten in de sociale zekerheid , Gelijkgestelde periodes en De inkomstenbelasting vanuit genderperspectief besteden we daar uitgebreid aandacht aan en reiken we pistes aan om onrechtvaardigheden te bannen, met als uitgangspunt onze Kadertekst 'Combinatie beroeps- en gezinsleven'. In deze kadertekst hechten we belang aan een normatief kader om te komen tot een sterke democratie, die volgende basiswaarden zou moeten omvatten: gelijkheid, vrijheid, solidariteit en doelmatigheid (of efficiëntie). Deze basiswaarden moeten bovendien in evenwicht zijn. Ze moeten elkaar stimuleren en elkaar tevens begrenzen. Uit die basiswaarden vloeien ook afgeleide waarden (of waarden die instrumenteel zijn voor de basiswaarden) voort zoals verantwoordelijkheid, onafhankelijkheid, duurzaamheid. Ook de administratieve ondersteuning van de sociale bescherming en de uitwisseling van gegevens is ingewikkeld. In België zijn 2.000 instanties betrokken bij de inning van bijdragen, het beheer, de uitvoering of de toekenning van de uitkeringen van de sociale verzekeringen (ziekte, werkloosheid, pensioenen, gezinsbijslagen), in de stelsels van werknemers, zelfstandigen en ambtenaren, in de sociale bijstand (leefloon, tegemoetkomingen aan gehandicapten), de aanvullende voordelen voorzien in CAO’s. 1.000 instanties zijn actief bij het beheer, de uitvoering of de toekenning van de sociale voordelen voorzien door andere overheidsniveaus (gemeenten, steden, provincies, gewesten, gemeenschappen), de afgeleide rechten toegekend op basis van het sociaal statuut van de begunstigde (belastingdiensten, vervoersmaatschappijen, openbare nutsbedrijven, sociale huisvestingsmaatschappijen, e.d.).1 De Vlaamse sociale bescherming is in volle uitbouw. De Vlaamse zorgverzekering (2001) is recent ingebed in een basisdecreet van 13 juli 2012 over de Vlaamse sociale bescherming, waarin ook de premie voor het jonge kind en de maximumfactuur in de thuiszorg zijn opgenomen. Het is nog wachten op de middelen om dit te realiseren, alvast tot de budgetcontrole in het voorjaar van 2013.
1
Frank Robben, Automatische toekenning van rechten in de sociale sector, powerpointpresentatie Studiedag automatische rechtentoekenning en proactieve dienstverlening, 27 november 2012, Vlaams parlement (initiatief van Vlaams minister van armoede Ingrid Lieten)
Pagina 4
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De Vrouwenraad vult het begrip Vlaamse sociale bescherming ruimer in dan wat er in het decreet staat. De overdracht van bepaalde federale bevoegdheden (bijvoorbeeld de gezinsbijslagen, belastingverminderingen die betrekking hebben op wonen), conform het federaal regeerakkoord van 1 december 2011, zal volgens ons ook een belangrijke rol gaan spelen op het vlak van de Vlaamse sociale bescherming. Bovendien heeft de Vlaamse overheid al heel wat maatregelen - diverse tegemoetkomingen genomen in verschillende bevoegdheidsdomeinen, die we ook als vormen van sociale bescherming beschouwen. Dit dossier bevat een overzicht van de diverse sociale beschermingsmaatregelen. We proberen verder ook duidelijkheid te scheppen in de begrippen/principes verzekering en solidariteit, die de pijlers zijn van de sociale bescherming. We willen nagaan hoe verzekering en solidariteit op elkaar inwerken in de sociale bescherming die volgens ons bestaat uit de federale sociale zekerheid (werknemersverzekering), de federale bijstand en de Vlaamse volksverzekering (die stilaan vorm krijgt). Welke zijn de repercussies voor individuen en gezinnen binnen deze drie stelsels? In welke mate is er sprake van onrechtvaardigheden? Worden onrechtvaardigheden versterkt dan wel geremd door de combinatie van een federale en een Vlaamse sociale bescherming in opbouw?
Pagina 5
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
Begrippen Solidariteit Solidariteit wordt beschouwd als een vorm van sociale verbondenheid2 onder diverse maatschappelijke actoren. Solidariteit houdt in dat de maatschappij in zekere mate investeert in bepaalde (groepen van) mensen die geconfronteerd worden met een mate van achterstelling of afhankelijkheid.3 Dit kan onder andere gebeuren via diverse vormen van (financiële) ondersteuning. Een effectieve en efficiënte solidariteit op maatschappelijk niveau kan bereikt worden via een aangepast collectief systeem met voldoende financiële middelen voor investeringen in de afhankelijke groepen. Daartegenover staat de verantwoordelijkheid van vrouwen en mannen die (via betaalde arbeid) hun financiële zelfstandigheid kunnen realiseren en een bijdrage kunnen leveren aan de collectieve systemen.4 Solidariteit gaat dus om de herverdeling binnen volgende verzekeringssystemen: de werknemersverzekeringen, de volksverzekeringen, de sociale voorzieningen/bijstandsverzekeringen. Deze drie verzekeringssystemen kunnen we omschrijven als de sociale bescherming. Op federaal niveau bestaat die sociale bescherming uit de sociale zekerheid (werknemersverzekering) en uit de bijstand (leefloon, inkomensgarantie voor ouderen,…). Op Vlaams niveau maakt men werk van een volksverzekering en bestaat er een pakket van diverse sociale voorzieningen/tegemoetkomingen. De regelgeving in de sociale bescherming doet zogenaamde abstracte5 solidariteitsrelaties ontstaan, een herverdeling tussen mensen met meer en met minder of weinig financiële middelen, tussen werkenden en werklozen, gezonden en zieken, jongeren en ouderen, kleine en grote huishoudens/gezinnen,…. Dit wordt ook horizontale, verticale en intergenerationele solidariteit genoemd (zie verder, p. 9-10).
2
Sociale verbondenheid wijst op een positieve uitwisseling tussen mensen in het maatschappelijk leven. Er zijn verschillende kenmerken van sociale verbondenheid, zoals respect, genegenheid, vriendschap, openheid, solidariteit,…
3
De afhankelijkheid heeft bijvoorbeeld te maken met de onmogelijkheid om een betaalde baan uit te oefenen omwille van de leeftijd (te jong of te oud), fysieke en/of mentale invaliditeit, (langdurige) ziekte, onvrijwillige werkloosheid,…
4
Walter Van Dongen, Naar een democratische arbeidsverdeling in Vlaanderen en Europa? Het Combinatiemodel als basis voor een geïntegreerd beleid, SVR-Studie, 2008/1, p. 82.
5
Abstract duidt hier op onpersoonlijke ruilrelaties tussen anonieme groepen en met een onderlinge maatschappelijke afstand (uitstrekking in de tijd) en geld wordt daarbij als ruilmiddel gebruikt.
Pagina 6
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De solidariteit in de sociale bescherming kan onder druk komen te staan door bepaalde evoluties in de maatschappij, bijvoorbeeld de vergrijzing, periodes van hoge werkloosheid,… en dan is het van belang hoe de overheid het solidariteitsbegrip invult: welke verhouding is er tussen bijdragen en uitkeringen, heffing naar draagkracht, verplichte collectieve deelname, gelijke behandeling (van ongelijke gevallen?),… Solidariteitsbegrippen en -vormen6 Het principe is dat deelnemers betalen aan de schade van andere deelnemers. Soms betalen ze meer bijdragen/premies dan dat ze uitkeringen/prestaties ontvangen. Het omgekeerde gebeurt ook. Er doet zich dan een de factosolidariteit voor en dat betekent dat deze solidariteit niet noodzakelijkerwijs zijn oorsprong vindt in de verbondenheidsgevoelens (er is een onevenredige verdeling van bijdragen/premies en uitkeringen/prestaties). Een andere benaming voor deze solidariteit is kanssolidariteit waarbij clustering/pooling van individuele risico’s of de zogenaamde risicodeling kenmerkend is. De kanssolidariteit is het resultaat van een kans-theoretisch proces waarbij de balans achteraf, na afloop van een verzekeringsperiode kan opgemaakt worden, vandaar het zogenaamde ex post karakter van de kanssolidariteit. Het gaat om de herverdeling die na een zekere periode is opgetreden tussen degenen voor wie het verzekerde risico zich heeft voorgedaan en degenen voor wie dit niet gebeurd is. De kanssolidariteit is in elk verzekeringssysteem aanwezig. Risicodifferentiatie: Het onderscheiden van subgroepen binnen de totale deelnemers of de verzekerdengroep op grond van verschillen in hun groepsgemiddelde risico’s om de premie te kunnen afstemmen op de hoogte van het risico. Risicosolidariteit: Wanneer risicodifferentiatie praktisch mogelijk is maar niet of niet volledig wordt toegepast ontstaat een de facto solidariteit van de goede7 met de slechte risico’s8. Dit (eerste solidariteits)moment wordt risicosolidariteit genoemd. Men schrijft aan de verzekerde een bepaald risico toe dat ongelijk is aan het feitelijk risico. De risicofactoren spelen dus geen recht evenredige rol bij het vaststellen van de premie. Bij volledige risicosolidariteit zal het toeschrijven van de premie gelijk zijn aan het over de groep van verzekerden gemiddelde risico. Het gaat om de herverdeling die tussen verzekerden met verschillende risico’s ontstaat indien er onder hen geen risicodifferentiatie wordt toegepast.
6
Drs. W.J.H. Van Oorschot, Solidariteit in verzekering en sociale zekerheid: analyse van een begrip, artikel, p. 461-471.
7
Goede risico’s: een lagere premie voor risicogroepen met een lager gemiddeld risico.
8
Slechte risico’s: een hogere premie voor risicogroepen met een hoger gemiddeld risico.
Pagina 7
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Equivalentiesolidariteit: De premie wordt vastgesteld evenredig aan de omvang van het risico. Een gelijk risico impliceert een gelijke premie, een lager of hoger risico impliceert een lagere of hogere premie. (tweede solidariteitsmoment). Deze solidariteit heeft een ex ante karakter omdat die vooraf in het verzekeringssysteem kan ingebracht worden. Inequivalentiesolidariteit: De premie wordt niet evenredig aan de risico’s vastgesteld. Ze wordt vastgesteld op basis van andere factoren dan risicofactoren, namelijk op basis van kenmerken van individuen die niet van invloed zijn op de risico-omvang, bijvoorbeeld het inkomensniveau. De premie kan meer of minder dan evenredig aan de risico’s worden vastgesteld. (derde solidariteitsmoment). Ex ante karakter. De herverdeling is het gevolg van het doorbreken van de equivalentie tussen premie en risico. Omgekeerde solidariteit: Er kan bijvoorbeeld een premie geheven worden naar inkomen, terwijl het inkomen geen risicofactor is en waarbij lagere inkomensgroepen een hogere premie betalen dan hogere inkomensgroepen; verdeling van arm naar rijk.
Verzekering Binnen de verzekeringslogica kunnen enkel personen die een premie/bijdrage betalen verzekerd zijn. De hoogte van de premie is afhankelijk van het risico dat een persoon loopt op het risico waarvoor hij/zij zich verzekert. Hoe meer kans op een risico, hoe hoger de premie. Een hogere premie geeft recht op een hogere schadeloosstelling. Sociale beschermingsregelingen (werknemersverzekeringen, volksverzekeringen, sociale voorzieningen/bijstandsverzekeringen) zijn vormen van verzekeren. De betrokken personen krijgen immers een toezegging van schadeloosstelling voor wanneer er zich in de toekomst een bepaald risico voordoet en ook omdat ze daarvoor een premie betalen. In het verzekeren zit een onderlinge risicodeling vervat. Een aantal deelnemers aan het verzekeren betalen mee aan de schade van andere deelnemers, ze betalen meer dan dat ze zelf aan uitkeringen ontvangen en voor andere deelnemers is dat net het omgekeerde. Het gaat om onevenredige verdelingen van premies en prestaties tussen deelnemers. Naast deze risicodeling is er ook sprake van risicodifferentiatie. Er worden subgroepen afgebakend binnen de totale verzekerdengroep op basis van verschillen in hun groepsgemiddelde risico. Op die manier wordt de premie afgestemd op de hoogte van het risico: een hogere premie voor risicogroepen met een hoger gemiddeld risico. Er zijn dus drie solidariteitsmechanismen te onderscheiden: -
Zoals hierboven vermeld: de premie en de prestatie staan in een gelijke vaste verhouding tot het inkomen en daardoor wordt het draagkrachtbeginsel toegepast.
En de twee afwijkingen op deze verzekeringssolidariteit:
Pagina 8
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
-
De equivalentie (evenredigheid): de premie wordt vastgesteld evenredig aan de omvang van het risico. Een gelijk risico impliceert dan een gelijke premie en een lager of hoger risico impliceert een evenredig lagere of hogere premie; De inequivalentie (onevenredigheid): wanneer premies niet evenredig aan de risico’s worden gekoppeld: premies kunnen dus meer dan evenredig of minder aan risico’s worden gelinkt (premie is een percentage van het loon). De premies worden hier vastgesteld op basis van andere factoren dan op risico-factoren, namelijk op basis van kenmerken van individuen en die zijn niet van invloed op de risico-omvang. Vaak wordt het inkomensniveau gehanteerd (solidariteit van hogere inkomensgroepen met lagere inkomensgroepen). Maar bij loongerelateerde uitkeringsregelingen, is het inkomensniveau wel een risicofactor omdat het risico afhangt van het vorige loon.
Het komt erop neer dat elk verzekeringssysteem solidariteit bevat die bestaat uit (ex post) kanssolidariteit en daar bovenop kan men door af te wijken van de verzekeringslogica de twee ex ante solidariteitsmomenten inbrengen: de risico-solidariteit en de inequivalentiesolidariteit. De ex ante solidariteit wordt ook subsidiërende solidariteit genoemd. In een verzekeringssysteem is er een verdeling van middelen. Er is een minimale herverdeling wanneer er in een systeem enkel kanssolidariteit bestaat. Meer elementen van subsidiërende solidariteit maken de herverdeling omvangrijker. De mate van verdeling kan in theorie op volgende wijzen berekend worden: - Het gemiddelde van alle individuele positieve premies (lasten) gedeeld door de prestaties (baten-saldi) - Het gemiddelde van alle individuele negatieve premies (lasten) gedeeld door de prestaties (baten-saldi) Het zou zelfs mogelijk zijn om de herverdeling op te splitsen in het ex post en het ex antegedeelte, wanneer de risicopremie van alle individuele verzekerden bekend is. De risicopremie is het bedrag dat per individuele verzekering bestemd is voor het betalen van ‘schade’. Dit is met andere woorden de premie die men zou moeten betalen wanneer er geen subsidiërende solidariteit is. In de praktijk echter zijn er onvoldoende gegevens beschikbaar. Het is wel theoretisch mogelijk om het absolute solidariteitsgehalte van de verschillende verzekeringssystemen te kwantificeren op basis van de componenten kanssolidariteit, risicosolidariteit en inequivalentiesolidariteit. In de praktijk ontbreekt het aan de nodige exacte gegevens. Het solidariteitsgehalte is afhankelijk van de aan- of afwezigheid van risico- en inequivalentiesolidariteit. Over het algemeen kan ook gesteld worden dat een systeem zonder elementen van subsidiërende solidariteit een lager solidariteitsgehalte heeft dan een systeem met dergelijke elementen. De mate van kanssolidariteit: Hier speelt de heterogeniteit van de groep verzekerden ten aanzien van de kans op schade en de schadeomvang een rol. Naarmate de heterogeniteit groter is (een grotere spreiding in de verdeling van kansen op schade en in de omvang ervan), zal de gemiddelde kanssolidariteit (ex post herverdelingscomponent) groter zijn. Bijvoorbeeld in de ziekteverzekering: een grote heterogeniteit in risicofactoren, bv. het aantal, de leeftijd van de meeverzekerde gezinsleden.
Pagina 9
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De mate van risicosolidariteit: Deze solidariteit is groter in een systeem waarin alle verzekerden tot eenzelfde risicogroep behoren, waarbij iedereen hetzelfde gemiddelde risico krijgt toegekend. De solidariteit is lager in een systeem waarin er sprake is van enige risicodifferentiatie (ziekteverzekering). Wanneer je bijvoorbeeld twee systemen met risicodifferentiatie vergelijkt dan is het solidariteitsgehalte het hoogst in het systeem met de meest heterogene groep. De mate van inequivalentiesolidariteit: Voorbeeld: het systeem waarbij de premie binnen risicogroepen wordt vastgesteld als een percentage van het inkomen van de verzekerde en waarbij het inkomen en het risico los staan van elkaar. Volgende elementen zijn hier van belang: de wijze waarop de premie wordt vastgesteld, het bestaan van plafonds (premie-inkomensgrenzen) en premievrije voeten.
Een systeem met een degressieve premie heeft een lager solidariteitsgehalte dan een systeem met een proportionele premie en dit laatste heeft dan weer een lager solidariteitsgehalte dan een systeem met een progressieve premie.
Het solidariteitsgehalte in de types verzekeringen Privé-verzekeringen
De verzekerde maakt een vrijwillige keuze om zich tegen een bepaald risico te verzekeren (uitgezonderd de autoverzekering, die verplicht is). De feitelijk te betalen premie is doorgaans gelijk aan de risicopremie. Dit heeft te maken met een ver doorgevoerde risicodifferentiatie (homogenisering van risicogroepen) van en de toepassing van het equivalentiebeginsel. Het gevolg is dat er een gering solidariteitsgehalte is en een geringe kanssolidariteit. Enkel personen die een premie betalen, kunnen verzekerd zijn. De hoogte van de premie hangt af van het risico dat een persoon loopt op het risico waarvoor zij/hij zich verzekert en van de kostprijs die aan het eventuele risico verbonden is (de schadeloosstelling). Hoe meer kans op een risico en hoe hoger de kost, hoe hoger de premie wordt en hoe hoger ook de schadeloosstelling.
Sociale verzekeringen
Er wordt een onderscheid gemaakt tussen risico (de kans op het optreden van het verzekerd risico) en prestatie (de uitkering, gehanteerd als concrete maat voor de schade-omvang). In de sociale verzekeringen (uitgezonderd de ziekteverzekering) wordt niet gedifferentieerd naar de kans op het verzekerd risico. Elke verzekerde krijgt een gelijke kans (gemiddelde over alle verzekerden) toegeschreven. Daardoor wordt de kans op een risico een constante. Dat heeft als gevolg dat er een grote mate van kans-, risico- en inequivalentiesolidariteit en een hoog solidariteitsgehalte is. Mogelijkheden: -
Voor verschillende groepen verzekerden (werknemers) gelden verschillende bijdragenpercentages naar rato van de gemiddelde kans op het optreden van het verzekerd risico binnen de groepen (ziekteverzekering).
Pagina 10
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
Iedere verzekerde krijgt dezelfde kans toegeschreven en dan is de spreiding van feitelijke kansen op schade maximaal evenals de schadeomvang, waardoor ook de kanssolidariteit maximaal is (de andere verzekeringen).
De mate van inequivalentiesolidariteit is groot omdat de absolute bijdragen in alle sociale verzekeringen inkomensgerelateerd zijn en omdat de absolute schade-uitkering niet voor alle inkomensgroepen in een vaste verhouding staat tot de absolute bijdrage. De mate van inequivalentiesolidariteit wordt afgeremd door maximum bijdragen-inkomensgrenzen.
Horizontale, verticale en intergenerationale solidariteit in de sociale zekerheid Het verzekeringsprincipe zit dus in de sociale zekerheid vervat maar het wordt gemilderd door het solidariteitsprincipe, om tegemoet te komen aan de doelstellingen (een minimum inkomen waarborgen en de levensstandaard zoveel mogelijk handhaven).9 Het proportionaliteitsverband tussen bijdrage en uitkering wordt daardoor niet strikt toegepast zoals in de verzekeringslogica. Er is geen band tussen het risico en de bijdrage (bijvoorbeeld: een 60-jarige persoon met ernstige hartproblemen betaalt dezelfde bijdrage als een 25-jarige gezonde persoon; een laaggeschoolde betaalt eenzelfde bijdrage voor de werkloosheidsverzekering als een hooggeschoolde). Wat de te verwachten schadeloosstelling (uitkering) betreft is die niet allesbepalend voor de hoogte van de premie die de verzekerde moet betalen. Er zijn bijkomende parameters, namelijk het inkomen of de samenstelling van het gezin. Daarom brengen sommige mensen meer in dan ze er ooit van terugkrijgen en omgekeerd. Het solidariteitsprincipe werkt op drie vlakken: -
-
De horizontale solidariteit: van lagere risico- naar hogere risicogroepen. De te betalen premie is niet afhankelijk van het risico dat een werknemer loopt op een bepaalde gebeurtenis. De premie wordt berekend als een voor iedereen gelijklopend percentage van de eigen inkomsten. De verticale solidariteit: doet een correctie tussen de betaalde premie en de ontvangen schadeloosstelling. Bij de werkloosheidsuitkering bijvoorbeeld, worden de uitkeringen mee bepaald door het tot aan de werkloosheid ontvangen loon (behoud verworven levensstandaard). Maar er wordt rekening gehouden met minimum- en maximumgrenzen, die bij de werkloosheid niet ver uit elkaar liggen. De hoge loontrekkers betalen meer bijdragen in vergelijking met de uitkeringen waarop ze recht hebben en de lage loontrekkers betalen relatief minder bijdragen. De gezinsmodulering valt ook onder de verticale solidariteit. Daarbij is de hoogte van de uitkering afhankelijk van de samenstelling van het gezin (gehuwde of samenwonend, met of zonder kinderen). Eenverdienersgezinnen en gezinnen met kinderlast ontvangen hogere uitkeringen dan alleenstaanden en tweeverdienersgezinnen omdat hun veronderstelde behoefte groter is.
9
Bea Cantillon, Joris Ghysels en Marjolijn De Wilde, De Individualiserling van de sociale zekerheid, tussen utopie en dwaling, in Belgisch Tijdschrift voor Sociale Zekerheid, 2de trimester 2009, 51ste jaargang, p. 241-256.
Pagina 11
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
De intergenerationele solidariteit gebeurt van de actieve beroepsbevolking naar de nietactieve bevolking (gepensioneerden).
De systemen van gezinsmodulering en afgeleide rechten hebben doorheen de jaren vorm gekregen om te beantwoorden aan de doelstellingen van de sociale zekerheid. Mensen die geen betaalde arbeid verrichten tijdens de beroepsactieve leeftijd, hebben binnen de verzekeringslogica geen recht op uitkeringen, ze betalen ook geen bijdragen; dus in principe hebben ze dan ook geen recht op gezondheidszorg, pensioenen, … Het ging/gaat vooral om vrouwen die onbetaalde zorgarbeid verrichten. Via hun werkende echtgenoot/afgeleide rechten ontvingen/ontvangen ze toch de sociale voorzieningen. Gezinsmodulering houdt in dat men bij werknemers die op een werkloosheids- of een invaliditeitsuitkering terugvallen, rekening houdt met het verschil in noden bij degenen die alleen zijn, die samenwonen of die een gezin ten laste hebben. Deze maatregelen op zich versterken de solidariteit binnen de sociale zekerheid. De afgeleide rechten en de gezinsmodulering worden door een groot deel van de vrouwenbeweging tegenover de individuele rechten geplaatst. De vrouwenbeweging pleit voor individualisering mits voldoende omkaderende maatregelen (een geïntegreerd beleid) omdat het systeem van afgeleide rechten en gezinsmodulering een onrechtvaardige behandeling doet ontstaan tussen bepaalde groepen (beroepsactieve versus niet-beroepsactieve vrouwen, eenverdieners versus tweeverdienersgezinnen, gehuwden versus samenwoners,…). Van belang bij die omkaderende maatregelen zijn de gelijkgestelde dagen/periodes die genderneutraal moeten gemaakt worden, een andere invulling van de werktijdenregelingen, het dichten van de loonkloof,…dit alles op basis van een combinatiemodel (beroeps- en gezinsleven) in plaats van te blijven sleutelen aan het kostwinnersmodel. De afgeleide rechten en de gezinsmodulering zijn sinds de ‘activering van de welvaartstaat’ bovendien in een spanningsveld terecht gekomen tussen activering en bescherming. Door de activering is er in de sociale zekerheid een derde doelstelling tot stand gekomen: de actieve participatie. De sociale zekerheid doet dus ook aan risicopreventie.
De federale sociale bescherming De federale sociale bescherming zit vervat in de sociale zekerheid en sociale bijstand. Deze stelsels kregen en krijgen vorm via verschillende wetten, K.B’s en CAO’s. Grosso modo kunnen we stellen dat de sociale zekerheid gerelateerd is aan beroepsarbeid, op basis van bijdragen van werknemers met of zonder gezinslast. Ambtenaren en zelfstandigen hebben hun eigen sociale zekerheidsstelsel, eveneens met een bijdragesysteem. De sociale bijstand is eerder verbonden met burgerschap en is voorzien voor: - degenen die ooit door hun beroepsarbeid aan de sociale zekerheid hebben bijgedragen maar op een zeker moment uit de sociale zekerheid zijn uitgesloten - bijvoorbeeld wegens schorsing uit de werkloosheid; - degenen die nooit een eerste baan hebben gehad en bijgevolg niet hebben bijgedragen; - degenen die nauwelijks gewerkt hebben en omzeggens niets hebben bijgedragen, noch opgebouwd
Pagina 12
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 en die niet (meer) van afgeleide rechten van hun partner kunnen genieten.
Categorieën rechten in de sociale zekerheid In de sociale zekerheid zijn er vier categorieën rechten die elkaar uitsluiten en waarin alle sociale uitkeringen kunnen ondergebracht worden10: - de eigen contributieve rechten - de eigen niet-contributieve rechten - de afgeleide rechten - de eigen niet-ontvangen rechten
Eigen contributief recht: recht op een sociale uitkering toegekend aan een individu omdat hij/zij bijdragen betaalt of voor haar/hem worden betaald in de socialezekerheidsregeling waartoe hij/zij behoort. Dit geeft recht op een bedrag dat overeenstemt met het bedrag van de uitkering dat het individu zou ontvangen indien hij/zij een alleenstaande zou zijn en indien hij/zij slechts over een enig inkomen zou kunnen beschikken. Eigen niet-contributief recht: recht op een sociale uitkering toegekend aan een individu zonder dat door hem/haar of voor hem/haar een bijdrage werd of wordt betaald en zonder dat er een band als bloedverwant, als aanverwant of als samenwonende met een individu dat bijdragen heeft betaald of betaalt, wordt vereist. Dit zijn rechten erkend in de residuaire sociale beschermingsregelingen (bijstand) of voortkomend uit perioden gelijkgesteld met perioden van arbeid. Afgeleid recht: recht op een sociale uitkering toegekend aan een individu op basis van een band als
bloedverwant, als aanverwant of als samenwonende met een individu dat eigen al dan niet contributieve rechten heeft, ongeacht deze gerechtigde nog leeft of niet. Deze personen zijn of waren (weduwen en wezen) dus ten laste van iemand met eigen rechten. Een afgeleid recht is ook de eventuele verhoging van een eigen recht, aan de gerechtigde toegekend wegens zijn/haar toestand als niet-alleenstaande of wegens het hebben van personen ten laste. Afgeleide rechten kunnen uitgesplitst worden in: - contributieve afgeleide rechten - niet-contributieve afgeleide rechten naargelang het eigen recht waarvan zij afgeleid zijn, een al dan niet contributief recht is (was).
Eigen niet-ontvangen recht: vermindering van het eigen recht wegens een toestand als samenwonende, waaruit kan worden afgeleid dat het individu niet over enig inkomen beschikt. Hieronder vallen de verminderingen toegepast op de invaliditeitsuitkeringen en op de werkloosheidsuitkering van samenwonenden. Tabel: Overzicht eigen rechten per sociale zekerheidssector
10
Zie Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Individuele rechten in de sociale zekerheid (pdf - 700kb), p. 1011.
Pagina 13
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Eigen contributieve rechten Geneeskundige verzorging voor werknemers Uitkeringen (arbeidsongeschiktheid, invaliditeit, moederschap11) Rustpensioen Werkloosheid Brugpensioen (wordt werkloosheid met bedrijfstoeslag 2012) Gewone kinderbijslag Gewoon kraamgeld
Eigen niet-contributieve rechten Geneeskundige verzorging voor niet-werknemers Gelijkgestelde perioden in de pensioenen Verhoogde kinderbijslag voor werklozen, invaliden,... Loopbaanonderbreking Residuair stelsel: - Gewaarborgde inkomens - Tegemoetkomingen aan personen met een handicap
Verminderingen (niet-ontvangen eigen rechten): uitkeringen (arbeidsongeschiktheid, invaliditeit) samenwonenden werkloosheid samenwonenden
Tabel: Overzicht afgeleide rechten Contributieve afgeleide rechten Geneeskundige verzorging voor personen ten laste van werknemers Invaliditeit: verschil gezinsbedrag (65%)-bedrag alleenstaande (55%) Gezinspensioen: verschil gezinsbedrag (75%)-bedrag alleenstaande (60%) Rustpensioen voor de uit de echt gescheiden echtgeno(o)t(e) Overlevingspensioen Werkloosheid: verschil gezinsbedrag (65%)-bedrag alleenstaande (55%)
Niet-contributieve afgeleide rechten Geneeskundige verzorging voor personen ten laste van niet-werknemers Geneeskundige verzorging voor weduwen en wezen Gewaarborgde inkomens: verschil gezinsbedragbedrag alleenstaande
Soorten risico’s Globaal gezien zijn er twee soorten risico's die de sociale zekerheid dekt, met name het loonverlies en het ontoereikend loon12 (de zogenaamde inkomensvervangende en -aanvullende uitkeringen). De sociale zekerheid heeft bijgevolg een aantal functies13: - de bescherming en verbetering van (het bestaan en het creëren van) de werkgelegenheid; - een minimum inkomen waarborgen; - de verworven levensstandaard waarborgen; - de sociale integratie promoten.
11
De uitkering bedraagt 82% van het brutoloon in de eerste maand, 75% nadien, met een plafond. De moederschapsverzekering is een apart stelsel dat gefinancierd wordt door bijdragen van werkgevers.
12
Wat betreft het ontoereikend loon gaat het om de gezondheidsuitgaven en de uitgaven inzake de kosten van het kind.
13
Conform diverse wetenschappelijke artikels met betrekking tot de werking van de sociale zekerheid.
Pagina 14
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Maar er is volgens de Vrouwenraad ook een derde risico, met name het risico dat verbonden is aan de combinatie van beroeps- en gezinsleven. Dit heeft te maken met de ondersteuning van de
zorgfunctie.
Want de sociale zekerheid neemt de zorgfunctie ook voor een stuk ten laste: - Op een directe manier voor beroepsactieve personen via de zogenaamde individuele oplossingen waarbij een persoon zich tijdelijk of gedeeltelijk kan terugtrekken uit de beroepsarbeid (bijvoorbeeld loopbaanonderbreking, tijdskrediet, zorgverlof,...)14; deze onderbrekingen worden omgezet in gelijkgestelde periodes en gedeeltelijk vergoed door de sociale zekerheid. Het zijn vooral vrouwen die gebruik maken van deze individuele oplossingen. Er zitten echter een aantal anomalieën in het systeem van onderbrekingen en gelijkgestelde periodes. Dit aspect komt aan bod in ons dossier ‘Gelijkgestelde periodes’. - Op een indirecte manier15 voor niet-beroepsactieve personen via de afgeleide rechten in gezinsverband. Ook hier hebben we te maken met heel wat onrechtvaardigheden.
Categorieën rechten in de sociale bijstand De sociale bijstand garandeert een minimum inkomen en de mogelijkheid tot een menswaardig bestaan. In het kader van de sociale bijstand :
14
Zie Vrouwenraaddossier en aanbevelingen Gelijkgestelde periodes 2011 we maken hier de opdeling in: - Onderbrekingen voor en na de geboorte en adoptie (zwangerschap; moederschap, vaderschap en meemoederschap); - Ouderschap en/of combinatie beroeps- en gezinsleven: loopbaanonderbreking oud regime; tijdskrediet en loopbaanvermindering; thematische verloven (ouderschapsverlof, verlof voor de verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid, verlof voor palliatieve zorgen); deeltijds werk; arbeidsbeperking in het kader van arbeidsherverdeling; verlof om dwingende redenen; klein verlet; pleegzorgverlof. Zie ook Vrouwenraaddossier Tijdskrediet V/M werknemers 2012. 15
‘Indirect’ omdat we er kunnen vanuit gaan dat de zorgfunctie via de afgeleide rechten wordt ondersteund. De begrippen afgeleide en individuele rechten komen echter niet voor in de regelgeving omtrent de sociale zekerheid. Ze worden evenmin gehanteerd door de socialezekerheidsinstellingen. Ze worden wel gedefinieerd en toegepast door een aantal academici socialezekerheidsrecht en door de vrouwenbeweging. De regelgeving en de socialezekerheidsinstellingen hanteren wel het begrip ‘personen te laste’. Aan die personen ten laste worden ofwel eigen uitkeringen toegekend ofwel ontvangen de rechthebbenden, die deze personen te laste hebben, verhoogde uitkeringen en dit zonder dat er een bijdrage voor betaald wordt/werd. In die zin gaat het om afgeleide rechten voor de persoon ten laste (vaak een niet-beroepsactieve vrouwelijke partner die dus ook geen vervangingsinkomen geniet) die bijgevolg op een indirecte manier vergoed wordt en waarvan we veronderstellen dat deze persoon gezins- en huishoudelijk werk verricht, hoewel dat geen verplichting is voor een volwassen persoon ten laste want het algemene criterium om als dusdanig beschouwd te worden is enkel de afwezigheid van beroepsinkomsten of een vervangingsinkomen.
Pagina 15
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
worden de betaling van het leefloon en het verlenen van individuele bijstand geregeld door de gemeentelijke Openbare Centra voor Maatschappelijk Welzijn (OCMW) worden de tegemoetkomingen voor personen met een handicap georganiseerd door een speciale dienst op de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid. wordt de gewaarborgde gezinsbijslag uitgekeerd door de Rijksdienst voor Kinderbijslag voor Werknemers (RKW) wordt de inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) uitgekeerd door de Rijksdienst voor Pensioenen (RVP)
Op het vlak van rechten, zoals we die voor de sociale zekerheid hebben omschreven, vallen de bijstandsuitkeringen onder de categorie niet-contributieve eigen rechten en de niet-contributieve afgeleide rechten (zie schema p. 12-13).
Uitkeringen leefloon
Maanbedragen sinds 1 januari 2012: Het bedrag hangt af van de categorie waartoe je behoort: · Wanneer je met iemand samenwoont met wie je de uitgaven voor het huishouden (huur, energie, enz.) deelt, word je beschouwd als “samenwonende”, en hebt je recht op een bedrag van 523,74 euro per maand. · Wanneer je alleen woont, word je beschouwd als een “alleenstaande”, en heb je recht op een bedrag van 785,61 euro per maand. · Wanneer je minstens één minderjarig kind ten laste hebt, word je beschouwd als “met gezinslast”, en heb je recht op een bedrag van 1.047,48 euro per maand. (bedragen 1 februari 2012) Je moet ook voldoen aan voorwaarden inzake recht op maatschappelijke integratie.
Tegemoetkomingen voor personen met een handicap
Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt er rekening gehouden met de inkomsten van de persoon met een handicap, alsook van de persoon met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt en met diverse categorieën.16
Jaarbedragen sinds 1 februari 2012: De wet van 27 februari 1987 betreffende de tegemoetkomingen aan personen met een handicap trad in werking op 1 juli 1987. Deze wet verleent twee types tegemoetkomingen : de inkomensvervangende tegemoetkoming en de integratietegemoetkoming. Met ingang van 1 november 1989 werd een derde tegemoetkoming ingesteld, uitsluitend ten gunste van de personen met een handicap van minstens 65 jaar: de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden De inkomensvervangende tegemoetkoming:
16
Zie: http://www.handicap.fgov.be/nl/vos_droits/alloc_ph/arr.htm
Pagina 16
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De maximale bedragen: · Categorie A: 6.288,02 euro · Categorie B: 9.432,03 · Categorie C: 12.576,04 De gezinscategorieën: Je gezinssituatie Categorie A: je woont samen met familieleden (bloed- of aanverwanten tot de 1e, 2de of graad3 Categorie B: je woont al 3 maanden in een voorziening voor personen met een handicap of in een instelling maar je behoudt je domicilie bij je familieleden (bloed- of aanverwanten tot de 1e, de 2de of de 3de graad2 Categorie B: je woont alleen Categorie B: je woont in een voorziening voor personen met een handicap of in een instelling en je hebt daar je domicilie Categorie C: je hebt een partner (huwelijk of samenwonen) Categorie C: je hebt co-ouderschap Categorie C: Je hebt een kind van minder dan 25 jaar ten laste, dat wil zeggen een kind waarvoor je: kinderbijslag ontvangt, onderhoudsgeld ontvangt, onderhoudsgeld betaalt Categorie C: Je woont in een voorziening voor personen met een handicap of in een instelling maar je behoudt je domicilie bij je partner
Maximumbedrag van de tegemoetkoming Per jaar Per maand 6.288,02 524,00
9.432,03
786,00
9.432,03 12.576,04
786,00 1.048,00
12.576,04
1.048,00
12.576,04 12.576,04
1.048,00 1.048,00
12.576,04
1.048,00
Je ontvangt niet noodzakelijk het maximumbedrag dat met je categorie overeenkomt. Eerst worden de inkomsten van je huishouden, dat wil zeggen je inkomsten en de inkomsten van je partner (de persoon die met jou de woning deelt en die geen familielid17 is) onderzocht.
17
Onder familieleden wordt verstaan: uw bloed- of aanverwanten tot in de 1e graad (ouders,
Pagina 17
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Inkomensgrenzen die in aanmerking moeten genomen worden bij de berekening van het recht op tegemoetkoming: Voor de berekening van de inkomensvervangende tegemoetkoming wordt geen rekening gehouden met: · 1°het gedeelte van het inkomen van de personen met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt, dat niet meer bedraagt dan 3.144,01 euro per jaar; · 2° voor 50% voor de schijf van 0 tot 4.594,57 EUR en voor 25% voor de schijf van 4.594,57 tot 6.891,85 euro voor het inkomen uit werkelijk gepresteerde arbeid door de persoon met een handicap; · 3° het deel van andere inkomsten dan die vermeld in 1° of 2°, dat geen 646,80 euro per jaar overschrijdt. De integratietegemoetkoming: De integratietegemoetkoming wordt toegekend aan de persoon met een handicap die vanwege een vermindering van de zelfredzaamheid, bijkomende kosten te dragen heeft. Bij de berekening van de tegemoetkoming wordt er rekening gehouden met de inkomsten van de persoon met een handicap, alsook van de persoon met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt. Bepaalde vrijstellingen worden evenwel toegepast op die inkomsten. De persoon die de integratietegemoetkoming wenst te verkrijgen, moet tussen 21 en 65 jaar oud zijn, gedomicilieerd zijn in België en er werkelijk verblijven. Die persoon moet ook één van de nationaliteiten bezitten die door de wetgeving worden beoogd. De gezinscategorieën: De arts bepaalt de categorie na je handicap geëvalueerd te hebben. Hij/zij onderzoekt de graad van zelfredzaamheid (gebrek aan of vermindering van), dat wil zeggen de moeilijkheden die je ondervindt: - bij je verplaatsingen, - bij het bereiden en het nuttigen van eten, - bij het zichzelf verzorgen en aankleden, - bij het onderhouden van de woning en het vervullen van huishoudelijke taken, - bij het beoordelen en vermijden van gevaarlijke situaties, - bij het onderhouden van sociale contacten Voor elk van de 6 types van activiteiten krijg je, afhankelijk van je moeilijkheden, een aantal punten: - geen moeilijkheden: 0 punten, - kleine moeilijkheden: 1 punt, - grote moeilijkheden: 2 punten, - onmogelijk zonder hulp van iemand anders: 3 punten.
kinderen,…) tot in de 2de graad (grootouders, kleinkinderen, broers, zussen,…) of tot in de 3e graad (nonkels, tantes,…)
Pagina 18
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Het aantal punten (maximum 18) bepaalt je categorie ( 1, 2, 3, 4 of 5). Je moet minstens 7 punten hebben om tot categorie 1 te behoren. Dat is een van de voorwaarden om de integratietegemoetkoming te ontvangen. De categorie (categorie 1 tot categorie 5) waarin je je bevindt is dus afhankelijk van je graad van zelfredzaamheid. Met elke categorie komt een maximumbedrag overeen. Dat is het maximumbedrag dat een persoon, die zich in die categorie bevindt, kan ontvangen. Categorieën Categorie 1 (7 tot 8 punten) Categorie 2 (9 tot 11 punten) Categorie 3 (12 tot 14 punten) Categorie 4 (15 tot 16 punten) Categorie 5 (17 tot 18 punten)
Maximumbedrag van de tegemoetkoming Per jaar Per maand 1.126,21 93,85 3.837,68 319,81 6.132,14 511,01 8.933,76 744,48 10.134,79 844,56
Je ontvangt niet noodzakelijk het maximumbedrag dat met je categorie overeenkomt. Eerst worden de inkomsten van je huishouden, dat wil zeggen je inkomsten en de inkomsten van je partner (de persoon die met jou de woning deelt en die geen familielid is) onderzocht. De inkomsten waarmee rekening gehouden wordt zijn de gezamenlijke belastbare inkomsten (die van jou en van je partner) van het jaar (-2), soms het jaar (-1). Je kunt dat bedrag terugvinden op het “aanslagbiljet” van de Federale Overheidsdienst Financiën. Je kunt een tegemoetkoming ontvangen als je gezinsinkomen bepaalde grensbedragen niet overschrijdt: - als de grensbedragen niet overschreden worden krijg je het maximumbedrag van de tegemoetkoming, als ze wel worden overschreden: o is het mogelijk dat je toch het maximumbedrag van de tegemoetkoming krijgt. Dat is het geval als het om inkomsten gaat waarmee geen rekening gehouden wordt bij de berekening van je tegemoetkoming (“vrijgestelde” inkomsten), o zal het maximumbedrag van je tegemoetkoming verminderdworden als het om inkomsten gaat die in een invloed hebben op de berekening van je tegemoetkoming. Bepaalde inkomsten worden op verschillende wijze vrijgesteld naargelang: - de aard van de inkomsten, - de persoon die ze ontvangt (jij of je partner), - je gezinssituatie. Je krijgt meestal het maximumbedrag als: - je geen inkomsten uit arbeid hebt (beroepsinkomsten) of als je wel inkomsten uit arbeid hebt, mogen die maximum 21.155,70 euro (vanaf 1 februari 2012) bedragen, - je geen andere inkomsten hebt of je hebt andere “vrijgestelde” inkomsten, - je partner geen inkomsten heeft of inkomsten van maximum 21.155,70 euro op jaarbasis.
Pagina 19
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Je krijgt een tegemoetkoming die minder is dan het maximumbedrag in volgende situaties: Je hebt inkomsten uit arbeid Bedrag van je inkomsten Bedrag in mindering te brengen uit arbeid (jaarbasis) van de maximumtegemoetkoming tot 21. 155, 70 euro (inbegrepen) Niets meer dan 21.155,70 euro de helft van het inkomen dat 21.155,70 euro overschrijdt Je hebt een vervangingsinkomen (werkloosheid, ziekenfonds,…) en inkomsten uit arbeid (of niet) Bedrag van je inkomsten Bedrag van je vervangingsinkomen uit arbeid (jaarbasis) in mindering te brengen van de maximumtegemoetkoming van 0 tot 18.133,46 euro Je vervangingsinkomen min 3.021,81 euro tussen 18.133,46 en het bedrag van je 21.155,70 euro vervangingsinkomen min {3. 021, 81– ( je inkomen uit ar bei d - 18. 133, 46) } meer dan 21.155,70 euro heel je vervangingsinkomen Je hebt andere inkomsten (onderhoudsgeld) Je gezinssituatie Bedrag in mindering te brengen van de maximumtegemoetkoming Je leeft samen met familieleden Alles wat de maximumvrijstelling (categorie A) van 5.802,91 euro overschrijdt (in bepaalde gevallen kan dat bedrag verminderd worden) Je leeft alleen, in een instelling Alles wat de maximumvrijstelling of in een voorziening voor van 8.704,37 euro overschrijdt (in personen met een handicap bepaalde gevallen kan dat bedrag (categorie B) verminderd worden) Je leeft samen met je Alles wat de maximumvrijstelling partner, je hebt een kind ten van 11.605,82 euro overschrijdt (in laste,… (categorie C) bepaalde gevallen kan dat bedrag verminderd worden) Je partner heeft inkomsten Bedrag van de inkomsten van je partner (jaarbasis) tot 21.155,70 euro (inbegrepen) meer dan 21.155,70 euro
Bedrag in mindering te brengen van de maximumtegemoetkoming Niets De helft van het inkomen dat 21.155,70 euro overschrijdt
Pagina 20
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Afhankelijk van de situatie waarin je je bevindt, mogen de in mindering te brengen bedragen gecumuleerd worden.18 Inkomensgrenzen die in aanmerking moeten genomen worden bij de berekening van het recht op tegemoetkoming: 1°Categorievrijstelling: · Categorie A: 5.802,91 euro · Categorie B: 8.704,37 · Categorie C: 11.605,82 2° Van het inkomen van de persoon met wie de persoon met een handicap een huishouden vormt, wordt de eerste 21.155,70 euro vrijgesteld alsook de helft van het gedeelte dat meer bedraagt dan dit bedrag. 3° Van het arbeidsinkomen worden de eerste 21.155,70 euro vrijgesteld, alsook de helft van het arbeidsinkomen dat meer bedraagt dan dit bedrag. 4° Van het vervangingsinkomen wordt vrijgesteld: · indien de genoten arbeidsvrijstelling niet meer bedraagt dan 18.133,46 euro : de eerste 3.021,81 euro; · indien de genoten arbeidsvrijstelling meer bedraagt dan 18.133,46 euro : het gedeelte dat niet meer bedraagt dan het verschil tussen 3.021,81 euro en het gedeelte van de genoten arbeidsvrijstelling dat meer bedraagt dan 18.133,46 euro. De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden19: Bij de berekening van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden wordt rekening gehouden met 3 zaken: - de categorie afhankelijk van je graad van zelfredzaamheid - de inkomsten van je huishouden - de gezinssituatie Er zijn 5 categorieën. Met elk van de 5 categorieën komt een bedrag overeen. Het aantal punten (maximum 18) bepaalt de categorie (1, 2, 3, 4 of 5) waarin je je bevindt. Je moet minstens 7 punten behalen om tot categorie 1 te behoren, dat is één van de voorwaarden om een tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden te ontvangen. - Geen moeilijkheden: 0 punten - Kleine moeilijkheden: 1 punt - Grote moeilijkheden: 2 punten - Onmogelijk zonder hulp van iemand anders: 3 punten De maximale bedragen bij de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden: Categorie
Maximumbedrag tegemoetkoming in euro
18
Meer info: http://www.handicap.fgov.be/nl/vos_droits/alloc_ph/ai.htm
19
Meer info: http://www.handicap.fgov.be/nl/vos_droits/alloc_ph/apa.htm
Pagina 21
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 1 2 3 4 5
Per jaar 962,41 3.673,75 4.466,68 5.259,39 6.460,42
Per maand 80,20 306,15 372,22 438,28 538,37
Je ontvangt niet noodzakelijk het maximumbedrag dat met je categorie overeenkomt. Eerst worden de inkomsten van je huishouden, dat wil zeggen je inkomsten en de inkomsten van je partner (de persoon die met jou de woning deelt en die geen familielid is)onderzocht. Je krijgt het maximumbedrag van de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden als: Je - geen inkomsten hebt - of inkomsten van maximum 12.423,627 euro (jaarbasis) - of inkomsten waarmee geen rekening houden wordt gehouden jij en je partner (de persoon die met je de woning deelt en die geen familielid is) - geen inkomsten hebben - of inkomsten van maximum 15.524,367 euro (jaarbasis) - of inkomsten waarmee geen rekening houden wordt gehouden Je krijgt een tegemoetkoming die lager is dan het maximumbedrag: De grensbedragen verschillen naargelang je gezinssituatie: Je gezinssituatie Je leeft samen met familieleden→ categorie A je leeft alleen, in een instelling of in een voorziening voor personen met een handicap→ categorie B Je leeft samen met uw partner, je hebt een kind ten laste,…→ categorie C
Bedrag af te trekken van de maximum tegemoetkoming Alles wat de maximumvrijstelling van 12.423,62 euro overschrijdt Alles wat de maximumvrijstelling van 12.423,628 euro overschrijdt Alles wat de maximumvrijstellingvan 15.524,368 EUR overschrijdt
De wet van 27 juni 1969 blijft evenwel van toepassing voor de gehandicapten aan wie een tegemoetkoming was verleend die inging vóór 1 januari 1975 (tenzij de toepassing van de wet van 27 februari 1987 voordeliger is - principe van de verworven rechten). De maximale tegemoetkomingen bedragen:
Pagina 22
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De gewone tegemoetkoming: · 30 %: 1.348,20 euro · 35 %: 1.572,90 · 40 %: 1.797,60 · 45 %: 2.022,30 · 50 %: 2.247,00 · 55 %: 2.471,70 · 60 %: 2.948,40 · 65 %: 3.381,30 · 70 %: 4.262,30 · 75 %: 4.566,75 · 80 %: 5.465,60 · 85 %: 5.847,15 · 90 %: 6.191,10 · 95 %: 7.183,90 · 100 %: 8.546,00 Bedragen voor de gehuwde mannen met een ongeschiktheid van ten minste 80%. en die niet feitelijk noch van tafel en bed gescheiden zijn: · 80 %: 5.638,40 · 85 %: 5.990,80 · 90 %: 6.494,40 · 95 %: 7.629,45 · 100 %: 8.689,00 De bijzondere tegemoetkoming: · 100 %: 3.687,28 · 100 % (met verhoging): 6.930,21 De tegemoetkoming voor hulp van derde: · Categorie I: 1.585,38 · Categorie II: 2.378,32 · Categorie III: 3.171,03 Het abattement op de pensioenen, voorzien bij de berekening van de aanvullende tegemoetkoming (zoals beoogd in artikel 39, § 3 van het koninklijk besluit van 17 november 1969) bedraagt: 1.841,22 EUR. De perken van de bestaansmiddelen, beoogd in de artikelen 14 en 20 van het koninklijk besluit van 17 november 1969 bedragen: De werkende minder-validen: · meerderjarigen en gehuwde minderjarigen: 6.730,91 euro · van 18 tot 21 jaar: 5.300,63 · van 14 tot 18 jaar: 3.365,46
Pagina 23
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De niet-werkende minder-validen: 1° gehuwden (of gelijkgesteld), of personen met kinderen ten laste: · Gezinshoofd: 5.420,30 euro · Echtgenoot: 1.666,54 · Per kind: 1.189,28 2° zonder kinderen ten laste: ongehuwde meerderjarigen, weduwnaars, echtgescheidenen, feitelijk of van tafel en bed gescheidenen - ongehuwde minderjarigen die volle wezen zijn of door hun ouders verlaten zijn: · Belanghebbende: 4.692,18 euro 3° ongehuwde minderjarigen die met hun ouders samenwonen, in gezinsverband leven of gehospitaliseerd zijn: · Gezinshoofd : 5.420,30 euro · Echtgenoot: 1.666,54 · Per kind: 1.189,28
Gewaarborgde kinderbijslag Sinds 1 februari 2012:
Jonger dan 6 Eerste kind Tweede kind Vanaf het derde kind Vanaf het derde kind in een eenoudergezin
Van 6 tot 11 € 133,57 € 191,7 € 249,42 € 267,04
Van 12 tot 18 € 164,32 € 222,45 € 280,17 € 297,79
Ouder dan 18 € 180,55 € 238,68 € 296,4 € 314,02
€ 193,31 € 251,44 € 309,16 € 326,78
Inkomensgarantie voor ouderen
Voor de IGO zijn er twee basisbedragen: één voor wie met anderen samenwoont op dezelfde hoofdverblijfplaats, en één voor wie alleen woont. Per 1 juli 2008 (index 123,26) waren dat respectievelijk 6.888,26 euro en 10.332,39 euro netto per jaar. Daarbij wordt rekening gehouden met alle bestaansmiddelen (bv. onroerende goederen) en pensioenen waarop de betrokkene en/of de personen met wie hij zijn hoofdverblijfplaats deelt, recht hebben. Men houdt geen rekening met de volgende inkomsten: kinderbijslag, hulp van het OCMW, onderhoudsgelden tussen ascendanten en descendanten, oorlogs- en gevangenschapsrenten, tegemoetkomingen aan gehandicapten, verwarmingstoelagen. Er zijn vrijstellingen mogelijk . Wanneer je met één of meerdere personen samenwoont, bedraagt die vrijstelling 625 euro. Wanneer je alleen woont, bedraagt ze 1000 euro. Zowel de sociale zekerheid als de sociale bijstand hebben in de loop der jaren heel wat wijzigingen ondergaan. Door het feit dat het merendeel van degenen die een uitkering ontvangen in het kader van de wet op de sociale bijstand recent worden beschouwd als personen die voor de arbeidsmarkt beschikbaar zijn, schuiven deze stelsels naar elkaar toe, ook voor een deel wat de hoogte van de uitkeringen betreft.
Pagina 24
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
De Vlaamse sociale bescherming Vlaanderen voorziet een reeks premies, plafonds, verminderingen, vrijstellingen, gelijkschakelingen,… die kostendekkend zijn en zich situeren in de bevoegdheidsdomeinen: -
Gezin, welzijn en gezondheid Milieu en energie Onderwijs en wetenschap Vervoer Vlaamse gewestbelastingen Werk Wonen en ruimtelijke ordening
De Vrouwenraad beschouwt deze tegemoetkomingen als maatregelen in het kader van ‘dé Vlaamse Sociale bescherming’, hoewel er een decreet van 13 juli 2012 houdende de Vlaamse sociale bescherming20 is dat zich enkel situeert in het bevoegdheidsdomein Gezin, welzijn en gezondheid.
Decreet houdende de Vlaamse sociale bescherming Het uitgangspunt van dit decreet van 13 juli 2012 is een volksverzekering21 met bijdragen van inwoners. Het is een eerste stap naar een vernieuwd Vlaams sociaal beleid. Er wordt een begrenzing voorzien op de bijdragen. De hoogte van de bijdragen wordt bepaald op basis van parameters over de hoedanigheid van de aangeslotenen. Bepaalde personen kunnen van bijdragenplicht vrijgesteld worden. - Premie voor jonge kinderen: indirecte bijdrage: forfaitair bedrag door ouder/s aan een zorgkas (25 euro of 10 euro voor diegenen die in aanmerking komen voor een verhoogde tegemoetkoming in de federale ziekteverzekering). - Maximumfactuur thuiszorg: de persoonlijke gecumuleerde bijdragen per jaar zijn beperkt tot het grensbedrag en dat varieert volgens de gezinssamenstelling en het inkomen van de gebruiker (gezamenlijk netto belastbaar inkomen) en van de leden van het gezin; nog verder te bepalen door de Vlaamse regering: concreet gaat het om een begrenzing van de te betalen kosten voor thuiszorg (of een korting op de bijdrageheffing). - Zorgverzekeringstegemoetkoming: jaarlijks ledenbijdrage aan zorgkas van 25 euro of 10 euro voor diegenen die in aanmerking komen voor een verhoogde tegemoetkoming in de federale ziekteverzekering. Het decreet focust op een zorgzame samenleving door de uitwerking in de komende vijf jaar van: - De consolidatie van de bestaande zorgverzekering
20
Nr 1603 (2011-2012) 1 Tekst en Nr 1603 (2001-2012) Nr.6 Tekst (ingediend op 4 juli 2012/tekst aangenomen door de plenaire vergadering); Belgisch Staatsblad: http://staatsbladclip.zita.be/staatsblad/wetten/2012/08/23/wet-2012204579.html 21
Bij volksverzekeringen en sociale voorzieningen dragen sommigen meer bij dan zij ontvangen, terwijl anderen meer ontvangen dan bijdragen: eenzijdige of verticale solidariteit.
Pagina 25
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
Een systeem van maximumfactuur in de thuiszorg Een nieuwe regeling voor de financiële ondersteuning van kinderen Een Vlaamse hospitalisatieverzekering Een nieuw systeem van beperking van de kosten in de residentiële ouderenzorg
De Vlaamse sociale bescherming wordt in dit decreet uitgewerkt binnen het kader van de bevoegdheid voor persoonsgebonden aangelegenheden (art. 128 van de Grondwet: grondslag voor deze bevoegdheid van de gemeenschappen). Deze bevoegdheid komt verder ook aan bod in artikel 5 van de bijzondere wet van 8 augustus 1980 tot hervorming van de instellingen. §1, II, 1° van art. 5 stelt dat het gezinsbeleid inclusief alle vormen van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen een bevoegdheid van de gemeenschappen is.22 Het gezondheidsbeleid (art. §1, I, 1°) handelt over de zorgenverstrekking in en buiten de verplegingsinrichtingen, toevertrouwd aan de gemeenschappen. Vlaanderen is bevoegd om systemen zoals de zorgverzekering op te zetten. De onderdelen van de sociale zekerheid worden in art. 5 BHWHI uitgezonderd van de gemeenschapsbevoegdheden, behalve de gezinsbijslagen. De Vlaamse gemeenschap is bevoegd om bijzondere bijstand te verlenen aan dezelfde personen over wie de federale overheid zich in het kader van de sociale zekerheid bekommert. De maatregelen voorzien in het decreet zijn instrumenten voor de realisatie van de toegewezen bevoegdheden inzake bijstand aan personen en gezondheidsbeleid, ze dienen om het welzijns-, gezondheids- en gezinsbeleid te realiseren. De uitgangspunten voor een Vlaamse sociale bescherming zijn: -
22
Preventie boven remediëring: premie voor jonge kinderen wordt gekoppeld aan preventieve zorg van Kind en Gezin of gelijkgesteld aanbod; Prioriteit voor thuiszorg en ondersteuning mantelzorg via het beter vergoeden van kosten voor thuiszorg;
Onder bijstand aan personen wordt onder meer verstaan:
1° Het gezinsbeleid met inbegrip van alle normen van hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen. 2° Het beleid inzake maatschappelijk welzijn, met inbegrip van de organieke regels betreffende de openbare centra voor maatschappelijk welzijn, met uitzondering van (…) 4° Het beleid inzake minder validen, met inbegrip van minder validen, met uitzondering van: a) de regelen betreffende en de financiering van de toelagen aan de minder validen, met inbegrip van de individuele dossiers; b) de regelen betreffende de financiële tegemoetkoming voor de tewerkstelling van minder valide werknemers, die toegekend wordt aan de werkgevers die minder validen tewerkstellen. 5° Het bejaardenbeleid met uitzondering van de vaststelling van het minimumbedrag, van de toekenningsvoorwaarden en van de financiering van het wettelijk gewaarborgd inkomen voor bejaarden.
Pagina 26
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
Kwaliteit en betaalbaarheid van zorg voor iedereen via de maximumfactuur.
De Vlaamse sociale bescherming zal aan de gebruiker recht geven op tegemoetkomingen op het vlak van: -
-
Niet-medische hulp- en dienstverlening voor gebruikers die getroffen zijn door een langdurig ernstig verminderd zelfzorgvermogen door toepassing van de zorgverzekeringstegemoetkoming; Zorg voor jonge kinderen door toepassing van de premie voor jonge kinderen; Thuiszorg door een beperking van de eigen bijdragen door toepassing van de maximumfactuur.
De organisatie van de Vlaamse sociale bescherming zal gebeuren door het Agentschap voor Vlaamse sociale bescherming. Het Vlaams Zorgfonds zal omgevormd worden tot dit intern verzelfstandigd agentschap met rechtspersoonlijkheid. Er zullen zorgkassen worden opgericht. Dit kan door ziekenfondsen, landsbonden van ziekenfondsen, maatschappijen van onderlinge bijstand; de kas der geneeskundige Verzorging; verzekeringsondernemingen (wet van 9 juli 1975). De zorgkassen zullen hun leden wegwijs maken in het Vlaamse welzijns- en gezondheidslandschap en de toekenning van rechten zo vlot mogelijk laten verlopen. Elke inwoner van Vlaanderen zal zich verplicht moeten aansluiten bij een Vlaamse Zorgkas en dit vanaf achttien jaar. Een zorgkas heeft verschillende opdrachten, o.a. het onderzoeken van de aanvragen en de beslissingen over de tegemoetkomingen, de uitvoering van de tegemoetkomingen; de registratie van de aansluitingen, aanvragen en tegemoetkomingen; de inning van de bijdragen. Het decreet zal pas goede resultaten opleveren wanneer het ook gepaard gaat met een flankerend beleid dat een voldoende aanbod aan zorg en diensten realiseert zodat de gerechtigde zorg op maat kan ontvangen.
Rechten De Vlaamse sociale bescherming moet ertoe bij dragen dat mensen op verschillende momenten gedurende de levensloop een beroep kunnen doen op het Vlaamse aanbod van diensten en hulpverlening om hen in staat te stellen de controle over hun leven te behouden, volwaardig deel te nemen aan de samenleving en om hen maximale ontplooiingskansen te bieden.
Prioriteit voor de meest kwetsbaren Het decreet streeft naar een evenwicht tussen universele rechten en selectiviteit in functie van prioritaire noden. De basisfilosofie is er een van universele rechten en dienstverlening voor de hele
Vlaamse bevolking met aandacht voor specifieke noden van kwetsbare groepen. Dit sluit niet uit dat de ene gebruiker meer bijdraagt voor bepaalde diensten dan de andere. Een afstemming van de eigen bijdragen en een begrenzing ervan in functie van de draagkracht moet ervoor zorgen dat er een gelijke toegang is tot dezelfde kwaliteit.
Pagina 27
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Een zekere wederkerigheid tussen ‘bijdragen aan’ en ‘potentieel genieten van’ - soms vertaald als het verzekeringsprincipe – blijft het belangrijkste uitgangspunt. Vandaar de koppeling van rechten aan het betalen van een bijdrage.
Prioriteit voor zorg vanuit de vragen, noden en behoeften van de gebruiker De prioriteit ligt op zorg op maat eerder dan op thuiszorg. Het mattheuseffect moet bestreden worden. Het streven naar een automatische rechtentoekenning moet vermijden dat rechten niet
enkel worden opgenomen door de best geïnformeerden. Wanneer de automatische rechtentoekenning niet mogelijk is, moet gewaakt worden over de administratieve eenvoud van het systeem. De discussie over universaliteit en selectiviteit (risico’s voor complexiteit en het nietopnemen van rechten) moet ook in dit verband worden bekeken.
Woonplaatsbeginsel
Het woonplaatsbeginsel is een uitgangspunt voor de Vlaamse sociale bescherming: een verplicht stelsel wordt ingevoerd in het Nederlandse taalgebied en een facultatief stelsel in het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad.
Volksverzekering-bijdragen
De Vlaamse sociale bescherming wordt opgevat als een volksverzekering, gefinancierd met algemene middelen en met bijdragen van inwoners met de bedoeling om de solidariteit tussen de ingezetenen te realiseren; de rechten zijn dus afdwingbaar en worden toegekend op basis van inwonerschap en mits betaling van een bijdrage. De huidige bijdrage voor de zorgverzekering wordt omgevormd tot een bijdrage voor de Vlaamse sociale bescherming. Op de eigen bijdrage wordt een begrenzing gesteld en de tegemoetkomingen zijn forfaitair. De betaling van bijdragen wordt een voorwaarde voor alle tegemoetkomingen van de Vlaamse sociale bescherming (ook voor de maximumfactuur in de thuiszorg en voor de kindpremie). De vroegere zorgverzekeringsbijdrage wordt een Vlaamse sociale beschermingsbijdrage. De Vlaamse regering bepaalt de nadere regels voor de leeftijd (zie verder) en de termijn van betaling, de wijze van vaststelling en de hoogte van de bijdragen op basis van parameters over de hoedanigheid van de aangeslotenen. De Vlaamse regering kan categorieën van personen, op wie alleen bepaalde onderdelen van decreet houdende Vlaamse sociale bescherming van toepassing zijn, vrijstellen van de bijdrageplicht. De jaarlijkse bijdrage zal niet verschuldigd zijn: na het overlijden van de betrokkene; als de aangeslotene het voorwerp is van een collectieve schuldenregeling; als de aangeslotene in staat van faillissement is verklaard. In geval van niet-betaling van bijdragen (drie maal niet of slechts gedeeltelijk) wordt een administratieve geldboete van 250 euro opgelegd of 100 euro voor degenen die recht hebben op een verhoogde tegemoetkoming. Voor de leeftijd van 18 jaar gebeurt de aansluiting automatisch bij de zorgkas van één van de ouders. Vanaf 18 jaar kan men zelf een keuze maken voor een zorgkas. De leeftijd voor bijdragebetaling blijft op 26 jaar (zoals voor de zorgverzekering).
Pagina 28
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Vrouwenraadcommentaar Het begrip premie heeft een andere invulling in de federale sociale zekerheid dan in de Vlaamse sociale bescherming. In de federale sociale zekerheid heeft het meestal de betekenis van bijdrage (behalve de geboortepremie en de adoptiepremie) en in de Vlaamse sociale bescherming gaat het om een uitkering. Voor de mate van solidariteitsgehalte van deze Vlaamse volksverzekering verwijzen we naar het schema op p. 95-111.
Premie voor jonge kinderen De tegemoetkoming voor de zorg voor jonge kinderen neemt de vorm aan van een premie en dit kadert in de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap inzake bijstand aan personen, inclusief de hulp en bijstand aan gezinnen en kinderen en in de bevoegdheid inzake het preventief gezondheidsbeleid (conform art. 5, §1, I, 2° van de bijzondere wet van 8 augustus 1980). De premie is bedoeld als incentive om gebruik te maken van het aanbod aan preventieve gezinsondersteuning; het aanbod van Kind en Gezin of een hiermee gelijkgesteld aanbod bij huisartsen en kinderartsen. Het is de bedoeling om alle jonge kinderen op te volgen en vroegtijdig zorgsituaties te detecteren zodat tijdig een zorgtraject binnen of buiten Kind en Gezin kan worden uitgetekend.
De premie wordt toegekend naar aanleiding van de geboorte, het eerste en het tweede levensjaar. De premie is een recht van elk kind dat in Vlaanderen woont en in het tweetalige
gebied Brussel-Hoofdstad (of hiermee is gelijkgesteld op basis van de Europese verordening 883/04 of internationale verdragen).
Er zullen twee voorwaarden gelden: - De preventieve voorwaarde: de premie wordt enkel uitbetaald wanneer er contact is geweest met Kind en Gezin naar aanleiding van de geboorte (huisbezoek of consultatie) en dit binnen de eerste zes maanden, de tweede keer na consult tussen de eerste en tweede verjaardag en de derde keer na consult tussen de tweede en derde verjaardag; - Aansluiting bij een zorgkas en bijdragebetaling voor wie bijdrageplichtig is. De premie wordt gefinancierd uit algemene middelen en verschilt hiermee van de kinderbijslag die gefinancierd wordt met bijdragen op basis van arbeidsinkomens. Het bedrag is forfaitair en niet inkomensgerelateerd. Er wordt een hoger forfait toegekend aan kinderen met extra zorgnoden. De Vlaamse regering bepaalt dus de hoogte van het bedrag en kan een gedeelte van het bedrag differentiëren, rekening houdende met kindgebonden criteria waarbij het hogere forfait een extra meerwaarde kan betekenen in het licht van de preventieve gezinsondersteuning en gericht is op de aanpak van ontwikkelingsstoornissen. De Vlaamse regering kan ook een graduele invoering van de premie bepalen op basis van de leeftijd van het kind. De uitbetaling gebeurt door de zorgkas aan de persoon waarbij het kind als persoon ten laste is ingeschreven in de ziekteverzekering. De ouders kunnen de premie vrij besteden met het oog op de maximale ontplooiingskansen van hun kind.
Pagina 29
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Vrouwenraadcommentaar Het recht van het kind kan moeilijk als dusdanig (als een absoluut recht) beschouwd worden wanneer dit recht afhangt van de goodwill van de ouders om met hun kind op consultatie te gaan. Hoewel de premie uit algemene middelen wordt gefinancierd, is het blijkbaar toch nodig om een bijdrage te betalen (door de bijdrageplichtige) aan een zorgkas. Centrum voor Sociaal Beleid Universiteit Antwerpen CSB-bericht Vlaamse Sociale Bescherming: de premie voor jonge kinderen getoetst presenteerde een aantal simulaties die aangeven in welke vorm een financiële transfer naar gezinnen met jonge kinderen in de huidige context een effect kan hebben op de omvang alsook de diepte van armoede. Het CSB kwamen tot de volgende bevindingen: 1. Het armoedereducerend potentieel van een premie voor kinderen van 0 tot en met 3 jaar hangt sterk af van zowel het beschikbare budget dat een dergelijke premie besteed kan worden als het design van de maatregel. 2. Een volledig universele premie voor alle jonge kinderen is administratief waarschijnlijk het meest eenvoudig te organiseren, maar het effect op de omvang en diepte armoede blijft zeer beperkt, tenzij een voldoende hoog budget wordt vrijgemaakt. Bij een budget van 250 miljoen euro daalt het armoederisico bij kinderen van 0 tot en met 3 jaar van 14,9% naar 12,4%. Bij een budget van 25 miljoen euro daalt het armoederisico slechts van 14,9% tot 14,5%. 3. De armoede-reducerend effect verbetert als de universele premie wordt aangevuld met een supplement voor kinderen met bijzondere nood aan preventieve gezinsondersteuning. Deze studie hanteerde verschillende criteria om de groep van gezinnen met bijzondere zorgnoden af te bakenen: alternatieve inkomensgrenzen, de gezinssamenstelling, het opleidingsniveau van de moeder en de aanwezigheid van kansarmoede volgens de criteria van Kind en Gezin. Telkens werd uitgegaan van een ‘dubbele kindpremie’. Dit wil zeggen dat de kinderen die recht geven op een supplement een bedrag krijgen dat twee keer zo hoog ligt als de universele premie. Bij een budget van 25 miljoen euro is het bijkomend effect van de dubbele kindpremie nog beperkt. Bij een budget van 50 miljoen euro is het effect al meer zichtbaar. Van de twee gesimuleerde inkomensgrenzen realiseert die van de OMNIO-regeling de grootste armoedereductie, omdat deze inkomensgrens de laagste is en dus meer lage inkomensgezinnen bereikt dit de laagste is. Volgens de simulaties zou een dubbele kindpremie voor OMNIO-gerechtigden het armoederisico bij kinderen tussen 0 en 3 jaar kunnen reduceren van 14,9% naar 13,5% bij een budget van 50 miljoen euro, en van 14,9% naar 10,7% bij een budget van 250 miljoen euro. Een dubbele kindpremie voor OMNIO-gerechtigde gezinnen brengt van alle scenario’s waarbij een universele uitkering gecombineerd wordt met een selectief supplement ook de grootste reductie in de armoedekloof teweeg. 4. De simulaties leren dat de grootste directe effecten op financiële armoede verwacht kunnen worden van een volledig selectief systeem, waarbij alle middelen ingezet worden voor één specifieke kwetsbare groep.
Pagina 30
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 5. Het is tenslotte duidelijk dat kindpremie die enkel gericht is op gezinnen met zeer jonge kinderen maar in beperkte mate kan bijdragen tot een doelstelling zoals de halvering van de kinderarmoede, gegeven de beperkte omvang van deze kinderen in de totale populatie van kinderen. Om de kinderarmoede in zijn globaliteit te doen afnemen moet een bredere groep van kinderen worden bereikt dan de kinderen van 0 tot 3 jaar.
Maximumfactuur in de thuiszorg De maximumfactuur in de thuiszorg kadert in de bevoegdheid van de Vlaamse Gemeenschap om de eigen bijdrage voor de thuiszorgvoorzieningen te regelen. Het voorgestelde systeem van maximumfactuur bouwt verder op een bijzondere modaliteit van het eigen bijdragesysteem in de thuiszorg. Op basis van de EU-verordening 883/04 kan de maximumfactuur niet beschouwd worden als een prestatie bij ziekte en wel als een verstrekking23. Deze verstrekking kan bijgevolg verleend worden aan personen die voor ziekte verzekerd zijn in een lidstaat of een gezinslid van een verzekerde zijn en die in België wonen. Concreet gaat het over de beperking van de eigen bijdragen in de thuiszorg (diensten voor gezinszorg en aanvullende thuiszorg, diensten voor logistieke hulp en diensten voor oppashulp die erkend zijn met toepassing van het Woonzorgdecreet van 13 maart 2009) via het systeem van maximumfactuur. Het is de bedoeling dat de zorgkosten nooit overmatig beslag op het inkomen zullen leggen. De persoonlijke bijdragen die binnen een gezin voor die zorg worden betaald gedurende door de Vlaamse regering te bepalen periode, zijn beperkt tot een bepaald grensbedrag dat varieert
volgens de gezinssamenstelling en het inkomen van de gebruiker en van de leden van zijn gezin. Hoe hoger het inkomen, hoe meer eigen bijdrage men zal moeten betalen vooraleer de zorg
kosteloos wordt. In de mate dat de som van de persoonlijke bijdragen van het gezin hoger is dan het grensbedrag, gebeurt de betaling of terugbetaling ervan ten laste van de begroting van het agentschap. De Vlaamse regering bepaalt de grensbedragen voor de toepassing van de maximumfactuur en bepaalt eveneens wat wordt begrepen onder inkomen en onder gezin. De Vlaamse regering kan uitzonderingen bepalen op het principe waarbij de persoonlijke bijdragen worden samengeteld per gezin.
Aan iedere gebruiker die een beroep doet op prestaties die in aanmerking komen voor de maximumfactuur kan de maximumfactuur toegekend worden op voorwaarde dat het maximumfactuurplafond is overschreden en dat voldaan is aan de bijdrageplicht in het kader van de Vlaamse sociale bescherming. De maximumfactuurgerechtigde en zijn gezinsleden moeten aan de bijdrageplicht voldoen.
De eigen bijdragen betreffen de niet-medische kosten waarvan bewezen is dat ze een belangrijk onderdeel vormen van de kosten ten gevolge van een verlies aan zelfredzaamheid. Het moet
daarvoor wel administratief mogelijk zijn om de gegevens op een automatische manier te verwerken (via een tellersysteem).
23
Verstrekking is een niet-geldelijke prestatie toegekend op grond van de sociale wetgeving.
Pagina 31
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Concreet zullen maximumbedragen van gecumuleerde eigen bijdragen per kalenderjaar bepaald worden in functie van het gezamenlijk netto belastbaar inkomen. Boven deze maximumbedragen wordt de eigen bijdrage op nul gebracht. De maximumfactuur zal niet enkel rekening houden met de eigen bijdragen voor de gebruiker maar met alle bijdragen op het niveau van het gezin. Uitzonderingen zullen geregeld worden voor bepaalde vormen van groepswonen. De Vlaamse regering kan naargelang de aard van de zorg, de maximale hoeveelheid zorg vaststellen die per gebruiker in aanmerking kan genomen worden voor de toepassing van de maximumfactuur. De uitvoering gebeurt door de zorgkassen. Vrouwenraadcommentaar
Het principe van de maximumfactuur in de federale geneeskundige verzorging24 Eén aspect van de geneeskundige verzorging is de horizontale solidariteit die inhoudt dat de
verzekerde die ziek is naar behoren terugbetaald wordt en dezelfde levensstandaard behoudt als wanneer zij/hij niet ziek zou zijn. Een gedeelte van de uitgaven door de gezondheidszorg blijft op rekening van de zieke. Dit gedeelte kan absoluut gezien vrij hoog zijn omwille van de frequentie of de ernst; het kan ook relatief gezien vrij hoog zijn omwille van een laag inkomen van de zieke. De federale overheid neemt maatregelen om de persoonlijke uitgaven van zieken te beperken. De basis is de volledige of de gedeeltelijke terugbetaling van aanvaardbare uitgaven die de verzekerde doet. Wat van de terugbetaalbare uitgaven wordt terugbetaald is het remgeld of het persoonlijk aandeel van de patiënt. In de loop van de jaren is gebleken dat het remgeld voor veel mensen een rem zet op de toegankelijkheid tot de gezondheidszorg. Daarom heeft de overheid ook nog een reeks maatregelen genomen om het zogenaamde geprivatiseerde gedeelte van de uitgaven voor de gezondheidszorg te verkleinen en dit op een selectieve manier via twee soorten ingrepen: - Voordeligere terugbetalingen naargelang van de sociale categorie en het inkomensniveau van de verzekerden. Het gaat om de invoering van categorieën - doorheen de loop van de jaren - van (al dan niet) zieke verzekerden die over een verondersteld beperkt inkomen beschikken en hogere terugbetalingen ontvangen. Bij de bepaling van de categorieën gaat de overheid eigenlijk in tegen het verzekeringsprincipe van de sociale zekerheid. De aansluiting is op individuele basis maar voor de uitkeringen wordt naar het huishouden gerefereerd (samenstelling en/of inkomen van huishouden). Hierdoor wordt het verzekeringsprincipe ook ontregeld: bijvoorbeeld, een huishouden met twee bijdragebetalenden of gelijkgestelde gerechtigden krijgt minder hoge terugbetalingen dan een huishouden dat bestaat uit één bijdragebetalende of gelijkgestelde gerechtigde en een gerechtigde op afgeleide rechten, zelfs als ze minder ziek zijn. Concreet gaat het om de invoering van volgende categorieën: de WIGW-verzekerden in 1963 (weduwen/weduwnaars, invaliden, gepensioneerden, wezen); de uitbreiding naar RVV (rechthebbenden op de verhoogde
24
Vrouwenraaddossier en aanbevelingen, Individuele rechten in de sociale zekerheid (pdf - 700kb), p 30-33.
Pagina 32
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 verzekeringstegemoetkoming) in 1997 en het OMNIO-statuut voor gezinnen met een laag inkomen in 2007. -
Het vaststellen van een bovengrens voor het remgeld naargelang de omvang van de uitgaven voor de gezondheidszorg via de maximumfactuur(2002): er zijn personen die
recht hebben op de: MAF voor bescheiden inkomens: heeft betrekking op de medische en paramedische uitgaven, alle voorgeschreven geneesmiddelen en het remgeld voor hospitalisatie; voor alle huishoudens25 die niet van de Sociale MAF genieten. Het remgeldbedrag waarboven het persoonlijk aandeel volledig wordt terugbetaald, hangt af van het netto jaarinkomen van het huishouden. De grensbedragen liggen op 450, 650, 1.000, 1.400 en 1.800 euro, gekoppeld aan vijf inkomensschijven. - Sociale MAF: wordt toegekend aan huishoudens die recht hebben op de verhoogde tegemoetkoning (RVV en OMNIO-huishoudens). Ze moeten niet meer dan 450 euro/jaar aan remgeld betalen. We hebben te maken met scheeftrekkingen tussen een- en tweeverdienersgezinnen: volwassenen die recht hebben op afgeleide rechten (vooral vrouwen) zijn gratis onderworpen en genieten aan dezelfde voorwaarden van uitkeringen als de gerechtigden. Zij vormen samen met de gerechtigde een huishouden dat meer kans heeft om van voordeligere terugbetalingen te genieten dan een huishouden dat uit twee bijdragebetalende gerechtigden bestaat, ook wanneer in beide situaties in dezelfde mate van de zorgverlening wordt gebruik gemaakt.
Het principe van de maximumfactuur in de Vlaamse sociale bescherming – de thuiszorg Er is nog geen concrete uitwerking.
Zorgverzekeringstegemoetkoming Het Zorgverzekeringsdecreet regelt de tegemoetkoming voor de niet-medische hulp- en dienstverlening voor gebruikers die getroffen zijn door een langdurig ernstig verminderd zelfzorgvermogen. De zorgverzekering houdt rekening met de mantelzorg. Zij vergoedt niet rechtstreeks de mantelzorger maar komt wel ten goede aan zwaar zorgbehoevenden die vooral of uitsluitend van mantelzorg gebruik maken. De Vlaamse zorgverzekering en de maximumfactuur zijn complementair. Vrouwenraadcommentaar De Vlaamse overheid zoekt oplossingen om aan de toenemende zorgvraag te voldoen. De thuiszorg wordt hoe langer hoe meer naar voor geschoven, met de hulpvrager zelf, de mantelzorgers en
25
De samenstelling van een MAF-huishouden stoelt op de gegevens in het rijksregister. Een huishouden bestaat uit alle personen die samen onder eenzelfde dak wonen.
Pagina 33
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 vrijwilligers als belangrijke actoren. De informele zorg zal voor een stuk beloond worden en ondersteund met professionele hulpverleners.
Kinderbijslagen/gezinsbijslagen Het federaal regeerakkoord van 1 december 2011 kondigt de overdracht van de gezinsbijslag, geboortepremies en adoptiepremies naar de Gemeenschappen aan. Het federale Fonds voor Collectieve Uitrustingen en Diensten (FCUD) wordt opgeheven en de middelen worden over de Gemeenschappen verdeeld. Meer info: zie Vrouwenraadossier en aanbevelingen ‘Welke Vlaamse Kinderbijslagen?’ (2012-2013).
Gezin, welzijn en gezondheid Persoonlijk assistentiebudget Persoonlijke-assistentiebudget Je kan als persoon met een handicap (of je wettelijke vertegenwoordiger) een persoonlijke assistent in dienst nemen voor bijstand in je dagelijks leven. Met het toegekende budget kan je die assistentie thuis, op school of op het werk financieren. Op die manier word je zelf werkgever.26 Je assistent voert bijvoorbeeld volgende taken uit: - huishoudelijke taken (koken, opruimen, enz.) - lichamelijke taken (wassen en aankleden, eten, enz.) - verplaatsingen (boodschappen of andere verplaatsingen, enz.) - dagactiviteiten (uitstappen, enz.) - agogische, pedagogische of orthopedagogische begeleiding of ondersteuning van de persoon met een handicap en zijn of haar ouders (aanvaarding van en omgang met de handicap, zelfredzaamheid, assertiviteit, opbouw van een sociaal netwerk, toekomstplanning, enz.) De hulp kan zowel van praktische, inhoudelijke als organisatorische aard zijn. Wanneer de assistent op school of op het werk helpt, dan mag de hulp enkel praktisch of organisatorisch zijn. 26
Er zijn verschillende mogelijke overeenkomsten: · een arbeidsovereenkomst met de persoonlijke assistent; · een overeenkomst met een interim-kantoor; · een overeenkomst met een zelfstandig dienstverlener; · een overeenkomst met een organisatie of voorziening die persoonlijke assistenten in loonverband ter beschikking stelt van de budgethouder voor assistentie buiten de organisatie of voorziening; · een overeenkomst met een VAPH-voorziening die kortverblijf of logeerfunctie aanbiedt; · een overeenkomst tot het bekomen van PWA-cheques (plaatselijk werkgelegenheidsagentschap); · een gebruikersovereenkomst met een dienstenbedrijf (dienstencheques); · een overeenkomst met een familielid dat tot de tweede graad verwant is of met een persoon die deel uitmaakt van het gezin van de budgethouder; · een overeenkomst met een vrijwilliger via een organisatie die vrijwilligers ter beschikking stelt.
Pagina 34
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Met het PAB kan je ook andere dan personeelskosten betalen, bijvoorbeeld de kosten van het bioscoopticket van je persoonlijke assistent wanneer hij of zij meegaat naar de bioscoop. Die kosten mogen niet meer dan 5 % van het PAB uitmaken. Sinds 1 januari 2012 betaalt het VAPH (Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap) je om te starten een eenmalig werkkapitaal uit. Dat komt neer op 5/12 van je jaarbudget. Naargelang van je bestedingspatroon kan het werkkapitaal na verloop van tijd verminderd worden. Het werkkapitaal wordt aangezuiverd op het moment dat je onkosten indient bij het VAPH. Die moeten binnen de 2 maanden ingediend worden en moeten door het VAPH goedgekeurd worden. Het VAPH ziet erop toe dat de door jou gemaakte kosten je jaarbudget niet overschrijden. Je moet jonger zijn dan 65 jaar of je moet vóór je 65ste al ingeschreven zijn bij het VAPH. Het PAB schommelt tussen 9.344,93 en 43.609,69 euro op jaarbasis (bedragen2012). Deze bedragen worden 1 keer per jaar aan de index aangepast. Een commissie van deskundigen bepaalt de hoogte van het budget, rekening houdend met je
noden en behoeften. Die zijn onder meer afhankelijk van de aard en de ernst van je handicap, en van je leefsituatie. Een aantal categorieën van personen kunnen tot 2000 dienstencheques per jaar gebruiken (in plaats van 500 voor alleenstaanden en 1000 voor gezinnen). Dit geldt voor personen met een handicap zelf, maar ook voor ouders van een minderjarig kind met een handicap. Meer info: http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/10526-Persoonlijke-assistentiebudget+(PAB).html
Cijfers Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap Aantal personen dat effectief gebruik maakte van het PAB Toestand in december van 2004 694 2005 860 2006 1100 2007 2008 2009 2010 2011 Bron: http://www.vaph.be/vlafo/view/nl/592931-Persoonlijke-+assistentiebudget.html
Meerjarenanalyse VAPH 2003-2007 en vooruitblik 2010-2014: p. 59-61
Pagina 35
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Downloaden als PDF-bestand: "Meerjarenanalyse 2003-2007 en vooruitblik 2010-2014", [539KB]: de cijfers houden rekening met budgetcategorieën en leeftijdsgroepen van actieve budgethouders. Vereniging BOL-BUDIV Toestand op 01/01 van
Aantal wachtenden
Aantal actieve budgethouders
1999 50 2000 42 40 2001 1375 62 2002 2000 158 2003 2300 404 2004 2500 608 2005 2850 692 2006 3150 884 2007 4250 1146 2008 4556 1319 2009 5089 1544 2010 1704 2011 Bron: http://www.10jaarpab.be/rapport/standvanzaken
Aantal dat er bijkwam 22 96 246 204 84 192 262 173 225 160 (150)
Ø Geen cijfers v/m
Persoonsgebonden budget Het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) heeft een tweejarig experiment met het Persoonsgebonden Budget (PGB) laten lopen (1 september 2008-). Het VAPH schreef voor dat experiment mogelijke kandidaten aan uit de arrondissementen Halle-Vilvoorde en Antwerpen. Uiteindelijk hebben er een 170-tal een budget toegewezen gekregen. Het persoonsgebonden budget (PGB) was een budget dat het VAPH aan de persoon met een handicap persoonlijk toekende om gedeeltelijk of volledig uw haar/zijn ondersteuning te organiseren en te financieren. De betrokkene had daarbij een grote keuzevrijheid en kon zelf beslissen welke ondersteuning zij/hij waar en wanneer inkocht. Zo kon zij/hij een beroep doen op zowel persoonlijke assistenten als op al dan niet door het VAPH erkende diensten en voorzieningen. Volgende vormen van ondersteuning, al dan niet in combinatie, konden betaald worden: · · ·
Ondersteuning door een of meerdere persoonlijke assistenten Ondersteuning door reguliere (welzijns)diensten Zorg door al dan niet door het VAPH erkende zorgvoorzieningen
Ondertussen ijvert GRIP (Gelijke rechten voor iedere persoon met een handicap) voor de veralgemening van het experiment; zie Manifest Persoonsgebonden budget: iedere persoon met een
Pagina 36
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 handicap, ongeacht de aard of de zwaarte van de beperking en ongeacht de leeftijd, moet het recht hebben om via directe financiering zijn of haar ondersteuning zelf te organiseren.
Vlaamse zorgverzekering Vlaamse zorgverzekering De Vlaamse zorgverzekering is sinds 1 oktober 200127 een verplichte verzekering voor wie in Vlaanderen woont en ouder is dan 25 jaar. Ze biedt ernstig en langdurig zorgbehoevenden een tegemoetkoming in de kosten voor niet-medische zorg. Je betaalt jaarlijks een ledenbijdrage van 25 euro. Wanneer je in aanmerking komt voor een verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering betaal je slechts 10 euro. Om recht te hebben op een uitkering moet je als zorgbehoevend beschouwd worden. Hieraan zijn verschillende voorwaarden verbonden en er wordt ook een onderscheid gemaakt tussen residentiële zorg enerzijds en mantel- en thuiszorg anderzijds.28
De uitkering bedraagt sinds 1 maart 2009 130 euro per maand voor zowel mantel- en thuiszorg als residentiële zorg.
De Vlaamse zorgverzekering is opgevat als een zorgverzekering op basis van ingezetenschap en gefinancierd met een bijdrage en een overheidsdotatie.
Cijfers Bijdragenbetalenden
Er zijn leden en ambtshalve aangeslotenen. Een persoon wordt ambtshalve bij de Vlaamse zorgkas aangesloten als hij of zij niet tijdig bij een zorgkas naar keuze betaalt. Leden en ambtshalve aansluitingen 31 december 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007
Vlaanderen
4.328.812 4.367.180
27
Decreet van 30 maart 1999: organisatie van de zorgverzekering. Meer info: http://www.vlaanderen.be/nl/gezin-welzijn-en-gezondheid/gezondheidszorg/vlaamsezorgverzekering/vlaamse-zorgverzekering 28
http://www.zorg-en-gezondheid.be/Vlaamse-zorgverzekering/Recht-optegemoetkoming/#6.%20Wanneer%20wordt%20u%20als%20zorgbehoevend%20beschouwd?
Pagina 37
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 2008 2009 2010 2011
4.404.649 4.438.721 4.475.946
De administratieve cijfers over de leden en ambtshalve aansluitingen bevatten volgende variabelen: het aantal leden per toestand (< 26 of >=26), per regio (Vlaanderen, Brussels Hoofdstedelijk Gewest en grensarbeiders), per zorgkas, per leeftijdscategorie. Geen v/m cijfers. Bron: http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Vlaamse-zorgverzekering/Leden-en-ambtshalveaansluitingen
Ontvangers van een zorguitkering Lopende dossiers tenlasteneming29 Zie: Lopende dossiers per geslacht, residentiële of mantel- en thuiszorg, provincie, gemeente 2011: geselecteerd uit de draaitabel: Aantal van VT leeftijdscategorie 0-18 Totaal 0-18 19-25 Totaal 19-25 26-44 Totaal 26-44 45-64 Totaal 45-64 65-69 Totaal 65-69 70-74 Totaal 70-74 75-79 Totaal 75-79
geslacht man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw
zorgvorm Mantel- en thuiszorg Residentiële zorg Eindtotaal 2357 2357 1638 1638 3995 3995 1487 12 1499 1139 1139 2626 12 2638 4956 214 5170 4296 60 4356 9252 274 9526 10697 1768 12465 11698 1169 12867 22395 2937 25332 4098 1117 5215 4708 1006 5714 8806 2123 10929 5750 1533 7283 7311 2087 9398 13061 3620 16681 8422 2599 11021 12971 5300 18271 21393 7899 29292
29
Met “tenlasteneming” wordt de forfaitaire vergoeding van de niet-medische kosten door de zorgkas bedoeld.
Pagina 38
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 80-84 Totaal 80-84 85-89 Totaal 85-89 90-94 Totaal 90-94 95-99 Totaal 95-99 >= 100
man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw man vrouw
Totaal >= 100 Eindtotaal
9542 18779 28321 7172 16657 23829 2556 6891 9447 450 1514 1964 47 221 268 145357
3921 11671 15592 4618 17045 21663 2424 10470 12894 641 3674 4315 79 664 743 72072
13463 30450 43913 11790 33702 45492 4980 17361 22341 1091 5188 6279 126 885 1011 217429
Aanvragen tenlasteneming De informatie over aanvragen30 (cijfers vanaf 2004) is opgedeeld in vier grote categorieën: - aanvragen per zorgkas; - aanvragen per zorgkas uitgesplitst naar het type aanvraag; - aanvragen volgens de wijze van indicatiestelling; - aanvragen per provincie (enkel voor 2004 en 2005); - aanvragen per leeftijdscategorie (enkel voor 2004 en 2005) - geen uitsplitsing v/m Aanvragen beslist tussen 1 januari en 31 december : 2011 2010 2009 2008 2007 2006
Aantal aanvragen 115.129 112.542 94.903 89.325 92.979 73.874
Aantal goedgekeurd 99.181 96.570 81.877 77.698 81.475 64.678
% geweigerd 13,85 14,19 13,73 13,02 12,37 12,45
Milieu en energie Gratis hoeveelheid elektriciteit Gratis hoeveelheid elektriciteit
30
http://www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Vlaamse-zorgverzekering/Aanvragen-tenlastenemingen
Pagina 39
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 In Vlaanderen heeft elk gezin sinds 200331 jaarlijks recht op een gratis hoeveelheid elektriciteit. Elk gezin krijgt 100 kWh gratis met daarbovenop nog eens 100 kWh per gezinslid. De elektriciteitsleverancier verrekent de gratis hoeveelheid elektriciteit op de jaarlijkse eindafrekening. Een gezin met twee kinderen krijgt dan 500kWh gratis of 109,83 euro (in 2012). Een alleenwonende krijgt 200 kWh of 43,93 euro (in 2012). Samenwonenden zonder kinderen krijgen 300 kWh of 65,90 euro (in 2012). Bij de berekening van de hoeveelheid gratis elektriciteit wordt enkel rekening gehouden met het aantal gezinsleden dat op 1 januari van dat jaar in de betrokken woning hun hoofdverblijfplaats heeft. Als de gezinssamenstelling in de loop van het jaar wijzigt, telt dat pas mee vanaf het volgende jaar.
Onderwijs De dubbele maximumfactuur in het basisonderwijs De dubbele maximumfactuur legt vast hoeveel scholen aan ouders mogen doorrekenen voor zaken die niet onder de ontwikkelingsdoelen en eindtermen vallen en die scholen dus niet gratis moeten aanbieden. Er zijn twee maximumfacturen: - een scherpe maximumfactuur voor extra’s zoals daguitstappen, een tijdschrift, een museumbezoek, zwemmen (buiten het schooljaar gratis zwemmen), et cetera; - een minder scherpe maximumfactuur voor alle meerdaagse uitstappen.
De scherpe maximumfactuur Basisbedrag Voor de scherpe maximumfactuur worden verschillende basisbedragen gehanteerd, afhankelijk van de leeftijd en het onderwijsniveau (kleuter- of lager onderwijs) van het kind. Vanaf 1 januari 2012 zijn de volgende niet-geïndexeerde basisbedragen van toepassing: Leeftijd en niveau
Basisbedrag (niet-geïndexeerd)
2- en 3-jarige kleuters
20 euro
4-jarige kleuters
30 euro
5-jarige en leerplichtige kleuters 35 euro
31
Het besluit van de Vlaamse regering van 14 november 2003 tot vaststelling van de nadere regels voor de toekenning en de verrekening van gratis elektriciteit voor huishoudelijke afnemers.
Pagina 40
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Lager onderwijs (per leerjaar)
60 euro
Deze bedragen zijn indexeerbaar met terugwerkende kracht vanaf januari 2008. De vergelijkingsbasis is steeds de gezondheidsindex van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar waarin het schooljaar begint. De scherpe maximumfactuur voor het schooljaar 2011 – 2012 De geïndexeerde bedragen vanaf 1 januari 2012 (en dus van toepassing voor het schooljaar 2011 – 2012) zijn de volgende: Leeftijd en niveau
Geïndexeerd bedrag vanaf 1 januari 2012 (schooljaar 2011-2012)
2- en 3-jarige kleuters
25 euro
4-jarige kleuters
35 euro
5-jarige en leerplichtige kleuters 40 euro Lager onderwijs (per leerjaar)
65 euro
Scholen die de bedragen vanaf 1 januari 2012 willen wijzigen kunnen dit, maar deze scholen moeten wel hun schoolreglement wijzigen en ter goedkeuring voorleggen aan de ouders.
De maximumfactuur voor meerdaagse uitstappen Basisbedrag De minder scherpe maximumfactuur bedraagt voor een kleuter 0 euro (meerdaagse uitstappen komen heel weinig voor) en voor een kind uit de lagere school bedraagt het basisbedrag vanaf 1 januari 2012 360 euro voor de volledige duur van het lager onderwijs. Zo kan elk kind normaal gezien mee op uitstap. Dit bedrag is indexeerbaar met terugwerkende kracht vanaf januari 2008. De vergelijkingsbasis is steeds de gezondheidsindex van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar waarin het schooljaar begint. Indexering gebeurt op basis van volgende formule: Nx= basisbedrag (Cx/107,85) Waarbij: o o o
Nx = het geïndexeerde bedrag voor het schooljaar (x,y). Cx = de gezondheidsindex van de maand maart van hetzelfde kalenderjaar (x) waarin het schooljaar (x,y) begint. 107,85 is de gezondheidsindex van de maand januari 2008.
Pagina 41
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Nx wordt afgerond naar het hogere geheel getal dat een veelvoud is van vijf. De toepassing van bovenstaande formule geeft het geïndexeerde bedrag vanaf 1 januari 2012 voor de minder scherpe maximumfactuur voor het schooljaar 2011 -2012 en dit bedrag is: 390 euro. Scholen die het bedrag vanaf 1 januari 2012 willen wijzigen kunnen dit, maar dat betekent dat deze scholen wel hun schoolreglement moeten wijzigen en ter goedkeuring moeten voorleggen aan de ouders. De maximumfactuur voor meerdaagse uitstappen: schooljaar 2011-2012 De toepassing van bovenstaande formule geeft het geïndexeerde bedrag vanaf 1 januari 2012 voor de minder scherpe maximumfactuur voor het schooljaar 2011 -2012 en dit bedrag is: 390 euro. Scholen die het bedrag vanaf 1 januari 2012 willen wijzigen kunnen dit, maar dat betekent dat deze scholen wel hun schoolreglement moeten wijzigen en ter goedkeuring moeten voorleggen aan de ouders.
Premie voor diplomagerichte opleidingen in het secundair volwassenenonderwijs Premie voor diplomagerichte opleidingen in het secundair volwassenenonderwijs In het secundair volwassenenonderwijs, dat ook het vroegere tweedekansonderwijs omvat, kan je in volgende gevallen via een premie je inschrijvingsgeld geheel of gedeeltelijk terugkrijgen: -
-
Je behaalt het certificaat van een diplomagerichte opleiding Diplomagerichte opleidingen zijn TSO- en BSO-opleidingen in studiegebieden zoals auto, personenzorg, textiel, voeding … In combinatie met een TSO- of BSO-opleiding algemene vorming leiden zij tot een diploma secundair onderwijs. Als je enkel de beroepsspecifieke opleiding (vakopleiding) hebt gevolgd (zonder de algemene vorming), dan behaal je een certificaat en kan je de helft van het inschrijvingsgeld recupereren. Je behaalt een TSO- of BSO-diploma secundair onderwijs Je hebt zowel de beroepsspecifieke opleiding (vakopleiding) als het studiegebied algemene vorming gevolgd. In dat geval behaal je een TSO- of BSO-diploma secundair onderwijs en kan je het volledige inschrijvingsgeld terugvragen.
Voor een ASO-opleiding in het secundair volwassenenonderwijs betaal je geen inschrijvingsgeld. Je hebt dan ook geen recht op een premie als je je diploma secundair onderwijs behaalt. Zie ook: Wat kost studeren in het volwassenenonderwijs. Overzicht van de diplomagerichte opleidingen (word, 3 p.) Aantal unieke inschrijvingen in een opleiding naar studiegebied referteperiode 01/04/200931/03/2010 Studiegebied
Opleiding/combinatie van
Rangschikking
Aantal
Aantal
Pagina 42
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 opleidingen Auto
volgens onderwijsvorm en -graad BSO 3
vrouwen
mannen
Fietsenmaker + Mecanicien 78 1.285 bromfietsen en tuinmateriaal Koetswerkhersteller Mecanicien personen- en BSO 3 5 212 lichte bedrijfswagens TSO 3 20 501 Totaal Alle opleidingen auto 182 3.492 5,2 % vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied auto. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 4,9% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied auto maken 1,2% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 0,1% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 0,06% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Bijzondere Vrachtwagenchauffeur BSO 3 8 54 educatieve noden Ervaringsdeskundige in de TSO 3 26 8 armoede en sociale uitsluiting Totaal Alle opleidingen bijzondere 220 98 educatieve noden 69,2% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied bijzondere educatieve noden. Bij de premiegerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 36,73% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied bijzondere educatieve noden maken 0,10% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 0,12% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 0,066% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Boekbinden Manueel boekbinder TSO 3 26 17 Totaal Alle opleidingen boekbinden 56 32 63,6% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied boekbinden. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 60,4% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied boekbinden maken 0,028% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 0,031% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 0,018% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Bouw Dakdekker metalen dak + BSO 3 0 31 loodgieter Metselaar BSO 3 54 563 Polyvalent dakdekker BSO 3 3 30 Schilder-decorateur BSO 3 83 182 Totaal Alle opleidingen bouw 468 2.797 14,3 % vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied bouw. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 14,8 % vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied bouw maken 1,07% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 0,26% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 0,15% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Chemie Chemie TSO 3 5 11 Farmaceutisch Technisch TSO 3 69 33 assistent Totaal Alle opleidingen chemie 97 214 31,2% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied chemie. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 67 % vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied chemie maken 0,1% deel uit van het totaal aantal studenten in alle
Pagina 43
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 0,05% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 0,03% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Grafische Digitaal drukker TSO 3 68 69 technieken Fotografie TSO 3 TSO 3 1.430 1.357 Multimedia operator TSO 3 1.757 1.663 Offsetdrukker rotatie TSO 3 Webdesigner TSO 3 352 688 Webontwikkelaar TSO 3 105 299 Webserverbeheerder TSO 3 1 3 Totaal Alle opleidingen grafische 4.566 4.697 technieken 49,3% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied grafische technieken. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 47,5 % vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied grafische technieken maken 3% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 2,57% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 1,5% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Handel Boekhouden-informatica TSO 3 896 364 Kantooradministratie en BSO 3 904 872 gegevensbeheer Maritiem medewerker TSO 3 75 84 Secretariaat-talen TSO 3 342 346 Totaal Alle opleidingen handel 4.220 4.668 47,5% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied handel. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 57,1% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied handel maken 2,92% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 2,37% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 1,38% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Hout Binnenschrijnwerker BSO 3 25 164 Buitenschrijnwerker BSO 3 21 164 Daktimmerman BSO 3 1 10 Interieurbouwer BSO 3 18 107 Meubelmaker BSO 3 192 830 Totaal Alle opleidingen hout 695 2.294 23,25% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied hout. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 16,77% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied hout maken 0,98% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 0,39% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 0,23% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Koeling en warmte Airco-technieker TSO 3 12 45 Installateur centrale TSO 3 0 155 verwarming Koeltechnieker TSO 3 0 27 Totaal Alle opleidingen koeling en 36 632 warmte 5% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied koeling en warmte. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 10,5% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied koeling en warmte maken 0,21% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 0,02 % deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 0,01% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden.
Pagina 44
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Lichaamsverzorging
Schoonheidsverzorging TSO 3 2.947 98 Schoonheidsspecialist TSO 3 SchoonheidsspecialistTSO 3 salonbeheerder Zelfstandig gespecialiseerd TSO 3 voetverzorger Totaal Alle opleidingen 4.058 165 lichaamsverzorging* 96,0% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied lichaamsverzorging. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 96,7% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied lichaamsverzorging maken 1,38% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 2,23% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 1,33% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. MechanicaBMBE-lasser + MIG/MAGBSO 3 14 459 elektriciteit lasser BMBE-lasser +TIG-lasser BSO 3 Buisfitter staal + kunststof BSO 3 0 11 Computeroperator 127 190 Draaier-frezer TSO 3 1 41 Hersteller witgoed BSO 3 0 5 Industrieel elektrotechnisch BSO 3 6 124 installateur BSO 3 Lasser monteerder 4 94 Matrijzenmaker MIG/MAG-lasser + TIG-lasser BSO 3 5 252 Netwerktechnicus BSO 3 6 121 Onderhoudsmechanicien BSO 3 Plaatlasser 10 310 PLC technieker TSO 3 2 201 Podiumtechnicus TSO 3 5 29 Productieoperator verspaning BSO 3 11 54 Technieker aandrijfsystemen TSO 3 1 49 Vliegtuigtechnicus avionica en TSO 3 elektriciteit TSO 3 TSO 3 TSO 3 Alle opleidingen mechanica1.614 6.749 elektriciteit 19,29% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied mechanica-elektriciteit. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 9% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied mechanica-elektriciteit maken 2,75% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 0,91 % deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 0,53% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Personenzorg Jeugd- en gehandicaptenzorg TSO 3 494 279 Begeleid(st)er buitenschoolse BSO 3 28 4 kinderopvang Begeleider in de kinderopvang BSO 3 1.329 49 Polyvalent verzorgende/thuisBSO 3 1.645 119 Totaal
Pagina 45
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 en bejaardenzorg Tandartsassistent TSO 3 23 0 Totaal Alle opleidingen personenzorg 5.276 1.189 81,6% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied personenzorg. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 88,76% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied personenzorg maken 2,12% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 2,97 % deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 1,73% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Textiel* Regelaar tapijt/flueelmachines TSO 3 Regelaar weefmachines TSO 3 Tapijt/fluweelwever TSO 3 Totaal Alle opleidingen textiel 39 6 Toerisme Toerisme en onthaal TSO 3 192 60 76,1% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied toerisme. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 76,1% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied toerisme maken 0,1% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 0,06% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en % van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. Voeding Ambachtelijk brood- en BSO 3 348 204 banketbakker Brood en banket BSO 3 16 13 Grootkeukenverantwoordelijke BSO 3 3 3 Hotel TSO 3 107 116 Hotelbedrijf BSO 3 1.179 1.187 Hotel TSO 3 TSO 3 47 25 Keukenverantwoordelijke BSO 3 432 385 Kok BSO 3 1.900 1.376 Traiteur-banketaannemer BSO 3 61 54 Slagerij en vleeswaren TSO 3 Verantwoordelijke brasserie BSO 3 17 12 taverne bistro Zaalverantwoordelijke BSO 3 22 24 Totaal Alle opleidingen voeding 50,45% vrouwen volgen opleidingen in het studiegebied voeding. Bij de premie-gerelateerde opleidingen zijn vrouwen voor 47,82% vertegenwoordigd. De studenten in het studiegebied voeding maken 5,5% deel uit van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden; vrouwelijke studenten maken 4,75% deel uit van het totaal aantal vrouwelijke studenten in alle studiegebieden en 2,77% van het totaal aantal studenten in alle studiegebieden. *Opleidingen lichaamsverzorging 2009-2010: dameskappen, grime, kapper, kapper-salonverantwoordelijke, kappersmedewerker, schoonheidsverzorging. Opleidingen textiel 2009-2010: handweven BSO3, handweven-kleding BSO3, handweven-vervolmaking BSO3, handweven-woning BSO3, montage van textielmachines BSO3 Bronnen: Statistisch Jaarboek, Schooljaar 2009-2010, Secundair volwassenenonderwijs, p. 368-376; Overzicht van de diplomagerichte opleidingen (word, 3 p.)
Pagina 46
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De andere studiegebieden met opleidingen waarvoor geen premie voorzien is: algemene vorming ; decoratieve technieken; diamantbewerking; huishoudelijk onderwijs; informatie- en communicatietechnologie; juwelen; kant; land- en tuinbouw; lederbewerking; maritieme opleidingen; mode; muziekinstrumentenbouw; Nederlands tweede taal; smeden: talen richtgraad 1 en 2; talen richtgraad 3 en 4.
School- en studietoelagen Voorwaarden 32 Het gezinsinkomen
Afhankelijk van je gezinssituatie zijn er inkomensgrenzen bepaald. Onder inkomen vallen naast lonen onder meer ook allerlei uitkeringen en ontvangen alimentatiegelden. Ook het kadastraal inkomen speelt in bepaalde gevallen een rol bij de berekening. Het belangrijkste criterium op basis waarvan bepaald wordt of je recht hebt op een school- of studietoelage is de hoogte van het gezinsinkomen. Om dat te bepalen, wordt gekeken naar het soort gezin: een klassiek gezin , maar ook samenwoners of alleenstaande leerlingen of studenten vormen een gezin. Het gezinsinkomen wordt berekend aan de hand van het laatste aanslagbiljet. De personenlast in het gezin wordt uitgedrukt in punten. Hoe hoger het aantal punten, hoe hoger de inkomensgrens voor een school- of studietoelage. Om het aantal punten te bepalen, wordt gekeken naar de situatie op 31 december. Elke persoon die fiscaal ten laste is in het gezin, telt voor één punt. Voor de leerling of student waarvoor je een aanvraag doet, wordt een extra punt geteld. Personen met een handicap tellen dubbel, net als studenten hoger onderwijs (vanaf de tweede student krijg je telkens een punt bij). Ook het kadastraal inkomen telt: heb je gebouwen of gronden die je niet gebruikt als eigen woning of voor eigen beroepsdoeleinden, dan wordt dat kadastraal inkomen vergeleken met je inkomen. Als dat kadastraal inkomen uitzonderlijk hoog is in vergelijking met je inkomen, dan kom je niet in aanmerking voor een toelage. De inkomensgrenzen zijn gelijk voor aanvragen van een toelage voor het basis-, secundair en hoger onderwijs. Aantal punten in het gezin 0 1 2 3 4 5 6 7
32
Maximum -inkomensgrens 16.118,07 23.804,71 29.822,44 34.626,61 39.835,31 46.257,66 50.606,65 52.932,90
Bron: http://www.ond.vlaanderen.be/studietoelagen/
Pagina 47
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 8 9 10
55.259,11 57.635,85 60.164,35
De andere voorwaarden
Kleuter- en lager onderwijs: - Je moet op 31 december 2012 Belg zijn. Als je geen Belg bent, moet je of moeten je ouders al een tijd in België wonen, werken of gewerkt hebben. - Je volgt een erkende opleiding aan een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde instelling. - Kleuters moeten een minimum aantal dagen aanwezig zijn op school. Dat aantal dagen verplichte aanwezigheid stijgt met de leeftijd. Leerlingen uit het lager onderwijs mogen niet meer dan 29 halve dagen ongewettigd afwezig zijn. Secundair onderwijs: (=voltijds secundair onderwijs en deeltijds leerplichtonderwijs met inbegrip van leertijd bij Syntra) - Je moet op 31 december 2012 Belg zijn. Als je geen Belg bent, moet je of moeten je ouders al een tijd in België wonen, werken of gewerkt hebben. - Je hebt recht op een toelage tot en met het schooljaar waarin je 22 jaar wordt. Volg jeles in het buitengewoon onderwijs, in de vierde graad van het beroepssecundair onderwijs of hoger beroepsonderwijs opleiding verpleegkunde, dan is er geen leeftijdsgrens. - Je volgt een erkende opleiding aan een door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde instelling. - Leerlingen uit het secundair onderwijs mogen niet meer dan 29 halve dagen ongewettigd afwezig zijn. Hoger onderwijs: - Je moet op 31 december 2012 Belg zijn. Als je geen Belg bent, moet je of moeten je ouders al een tijd in België wonen, werken of gewerkt hebben. - Je volgt een erkende opleiding aaneen door de Vlaamse Gemeenschap erkende, gefinancierde of gesubsidieerde instelling. In de praktijk geldt dat voor de meeste Nederlandstalige hogescholen en universiteiten in Vlaanderen en in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Onder bepaalde voorwaarden kan je ook een toelage krijgen voor een opleiding in de Franse of Duitstalige Gemeenschap, of in het buitenland. - Je komt alleen in aanmerking voor een studietoelage als u een diplomacontract sluit. Met een creditcontract of een examencontract heb je dus geen recht op een toelage. Je moet voor minstens 27 studiepunten ingeschreven zijn behalve wanneer je een diplomajaar volgt. - Je kunt een studietoelage verkrijgen voor de volgende diploma’s: o twee bachelors; o één master; o één voorbereidingsprogramma; o één schakelprogramma; o één specifieke lerarenopleiding aan een hogeschool of universiteit. Je studietoelagekrediet is vergelijkbaar met een rugzakje waarvan de inhoud jaarlijks opgebruikt én opnieuw aangevuld wordt aan de hand van de studiepunten die je verwerft. Naast het studietoelagekrediet blijft het jokerkrediet bestaan als je een of meer
Pagina 48
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 opleidingsonderdelen herneemt. Je krijgt geen toelage als u een bachelor-na-bachelor of een master-na-master volgt.
Bedrag van de toelage Het bedrag is afhankelijk van het onderwijsniveau en het statuut van de student: -
-
Kleuters krijgen een vast bedrag van 87,33 euro Voor het voltijds secundair onderwijs varieert de toelage van 122,36 euro (minimumtoelage voor externe leerlingen) tot 1.080,25 euro (volledige toelage voor interne leerlingen). De volgende categorieën van leerlingen krijgen hogere toelagen: o leerlingen in de 4de graad en in het hoger o beroepsonderwijs opleiding verpleegkunde o gehuwde, zelfstandige of alleenstaande leerlingen o leerlingen in het 7de jaar van het voltijds technisch of beroepssecundair onderwijs. Voor het deeltijds leerplichtonderwijs en de leertijd bij Syntra varieert de toelage van 102,93 euro tot 308,77 euro. Voor het hoger onderwijs varieert de toelage van 240,16 euro (minimumtoelage) tot 3.716,60 euro als je kotstudent bent en tot 2.230,68 euro als je geen kotstudent bent. Het gaat altijd om toelagen voor een voltijds studietraject. Volg je minder dan een voltijds studietraject, dan krijg je een percentage van dat bedrag, minstens de minimumtoelage.
Cijfergegevens 2010-2011 Kleuteronderwijs lager onderwijs Secundair onderwijs (2)
Geweigerd Aanvragen Toegekend op financiële redenen 69.003 50.957 9.384 124.864 99.734 13.032
Geweigerd om andere redenen (1) 1.102 1.627
Toegekend
Gemiddelde
in euro
in euro
4.337.459,84 12.012.573,62
85,12 120,45
158.952
2.381
49.806.298,76
405,36
122.870
20.054
Hoger onderwijs (2) 62.061 44.028 11.484 1.679 72.696.960,83 Totaal 414.880 317.589 53.954 6.789 138.853.293,05 Bron: http://www.ond.vlaanderen.be/studietoelagen/beleidsinfo/#Cijfergegevens
1.651,15
Ø Geen cijfers v/m
Vervoer Abonnement De Lijn Types en tarieven vervoersbewijzen Kort samengevat hangen de tarieven af van: -
Biljet: forfaitaire bedragen met onderscheid naargelang: o 1 of 2 zones / voorverkoop / op tram of bus o 3 of meer zones / voorverkoop / op tram of bus
Pagina 49
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
-
-
Sms-ticket: forfaitaire bedragen (sms-ticket en communicatiekost) met onderscheid naargelang: 60 minuten en 120 minuten Lijnkaart: enkel in voorverkoop: forfaitair bedrag naargelang 1 of 2 zones en 3 of meer zones Lijnkaart %: enkel in voorverkoop: forfaitair bedrag naargelang 1 of 2 zones en 3 of meer zones; verminderd tarief in vergelijking met de Lijnkaart en geldig voor volgende groepen of personen: o groepen van minstens vijf personen die gedurende de volledige verplaatsing samen reizen; o kinderen van 6 tot en met 11 jaar; o houders van een geldige verminderingskaart ‘Groot Gezin’ (een verminderingskaart ‘Groot Gezin’ kunt u verkrijgen bij de Gezinsbond of de NMBS); o houders van een geldige WIGW-kaart (Weduwen, Invaliden, Gepensioneerden en Wezen) (een WIGW-kaart kunt u verkrijgen bij de NMBS); o militairen in uniform, op basis van de voorgeschreven verminderingskaart of verlofbrief; o oud-strijders en daarmee gelijkgestelden, en weduwen van oud-strijders en daarmee gelijkgestelden, op vertoon van hun nationale verminderingskaarten 50 % of 75 %; o journalisten die houder zijn van een geldige verminderingskaart ‘Reductiekaart journalist’; o houders van een geldige verminderingskaart ‘Verhoogde Tegemoetkoming’ Dagpas: forfaitaire bedragen o Dagpas: voorverkoop /op tram of bus o Driedagenpas : voorverkoop /op tram of bus o Vijfdagenpas: voorverkoop /op tram of bus o Zevendagenpas West-Vlaanderen: enkel voorverkoop, prijs naargelang 1 of 2 personen o Dagpas kind: 6 t.e.m. 11 jaar; voorverkoop /op tram of bus o Jump dagpas: voorverkoop /op tram of bus Abonnementen: forfaitaire bedragen naargelang: o Buzzy-pas: 6-24 jaar; een – drie – twaalf maanden o Omnipas: 24-64 jaar; een – drie – twaalf maanden o Omnipas 65+: gratis o Gratis reizen met de Lijn: gratis § Kinderen jonger dan 6 jaar § Kinderen van 6 tot en met 11 jaar in het gezelschap van een abonnee van 12 jaar of ouder § Kinderen van 6 tot en met 11 jaar op basis van verminderingskaart 'Groot Gezin' § Omnipas 65+ § Dina-abonnement § Derdebetalersysteem § Oorlogsinvaliden § Personen met een handicap § Kaart voor begeleider § Personen met een visuele handicap
Pagina 50
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
o
§ Agenten van de geïntegreerde politie § Houders van een statuut nationale erkenning § Journalisten § Werkzoekenden met beroepsopleidingscontract Goedkoper reizen met de Lijn: variabel naargelang: § Meerdere Buzzy Pazzen binnen een gezin § Derdebetalersysteem § WIGW+Omnio § Mensen met een leefloon of inkomensgarantie § Asielzoekers § Jongeren begeleid door een voorziening van de Bijzondere Jeugdzorg
Ø Geen cijfers v/m
Vlaamse Gewestbelastingen Bij de Vlaamse Gewestbelastingen is er een onderscheid tussen de belastingen die door de Vlaamse overheid zelf worden geïnd en diegene die door de federale overheid worden geïnd. Bij deze laatste is de wetgeving Vlaams, maar de uitvoering federaal.
Vlaamse Gewestbelastingen die door de Vlaamse overheid worden geïnd Tot dit pakket behoren de onroerende voorheffing, de verkeersbelastingen, de heffing op de verkrotting van woningen en gebouwen, de heffing op leegstand van bedrijfsgebouwen, de planbatenheffing. Relevant vanuit de invalshoek sociale bescherming is de vermindering van de onroerende voorheffing.
Vermindering van de onroerende voorheffing
Onroerende inkomsten zijn ontvangen huurgelden, erfpacht- of opstalvergoedingen. Het feit dat je eigenaar bent van een onroerend goed dat je zelf bewoont wordt ook als een vorm van onroerende inkomsten beschouwd.33 Alle onroerende goederen worden jaarlijks aan de onroerende voorheffing onderworpen. De onroerende voorheffing is een gewestelijke belasting op onroerende goederen, die je jaarlijks moet betalen. Deze belasting wordt op basis van het geïndexeerde kadastraal inkomen tegen een bepaald tarief berekend.
33
http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=Solution_C&cid=1257935749056&context=1141721623065&p= 1183730847285&pagename=Infolijn%2FView
Pagina 51
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Bedrag
De te betalen onroerende voorheffing is gebaseerd op het (geïndexeerde) kadastraal inkomen dat aan elk onroerend goed wordt toegekend. De onroerende voorheffing bestaat uit 3 delen: - de basisheffing, 2,5 % van het geïndexeerde KI (1,6 % voor sociale woningen), is bestemd voor het Vlaams Gewest en wordt ook de hoofdsom genoemd - op deze basisheffing mogen de provincies opcentiemen heffen - ook de gemeenten mogen op deze basisheffing opcentiemen heffen Elke gemeente en elke provincie bepaalt zelf de hoogte van haar opcentiemen. De opcentiemen van de provincies schommelen in 2010 tussen 290 en 400, die van de gemeenten tussen 700 en 2250. De heffing door de gemeenten vormt dus het grootste stuk van de onroerende voorheffing. Een heffing van bijv. 290 opcentiemen wil zeggen dat per euro basisheffing nog eens 2,9 euro aan opcentiemen betaald moet worden.
De vermindering ingevolge bepaalde kenmerken van je woning -
-
Bescheiden woning: wanneer je de woning volledig bewoont en het totaal van de nietgeïndexeerde K.I.’s van de onroerende goederen die je in België bezit, niet hoger is dan 745 euro, dan heb je recht op 25% vermindering. Die vermindering wordt naar 50% opgetrokken voor de eerste vijf jaar waarin je O.V. moet betalen voor een bescheiden woning. Om recht te hebben op deze vermindering in het Vlaams Gewest, mag het niet-geïndexeerde kadastraal inkomen van alle onroerende goederen die je in het Vlaams Gewest bezit, niet meer bedragen dan 745 euro. Improductiviteit van het onroerend goed: geeft recht op vermindering van het K.I. en van de O.V. : in de mate dat een woning gedurende ten minste 90 dagen van het jaar (niet noodzakelijk aan één stuk) niet is gebruikt en geen inkomsten heeft opgebracht. Vernieling van het onroerend goed: geeft recht op vermindering van het K.I. en van de O.V.: wanneer de administratie van het kadaster meent dat het K.I. met ten minste 25% is gedaald als gevolg van schade. E-peil van het pand: wanneer je het pand als woonhuis gebruikt, heb je recht op 20% vermindering van de O.V. wanneer het E-peil van het pand maximaal neerkomt op 60, en 40% bij een E-peil van 40 of minder. Passiefhuis: je hebt recht op O.V. gedurende vier jaar na dat waarin het certificaat van passiefhuis werd uitgereikt: het eerste jaar 80%, het tweede jaar 60%, het derde jaar 40% en het vierde jaar 20%.
De vermindering ingevolge de gezinssituatie
Ook de gezinssituatie van de bewoner kan het te betalen bedrag aan onroerende voorheffing beïnvloeden. Inwonende kinderen, gehandicapten of grootoorlogsverminkten kunnen aanleiding geven tot een vermindering van onroerende voorheffing.
Pagina 52
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Voor kinderbijslaggerechtigde kinderen34
Je komt in aanmerking voor de vermindering voor kinderbijslaggerechtigde kinderen indien je op 1 januari van het aanslagjaar minstens twee kinderen hebt die recht hebben op kinderbijslag. De kinderen moeten gedomicilieerd zijn op het adres van de woning waarvoor je vermindering wenst. - Deze vermindering kan enkel voor de woning worden toegekend waar de kinderen gedomicilieerd zijn en dus niet voor andere eigendommen. - De vermindering wordt automatisch toegekend op het aanslagbiljet van de belastingplichtige op basis van het rijksregister en de KSZ (Kruispuntbank Sociale Zekerheid). - Mensen die een aanslagbiljet krijgen waar geen vermindering op staat voor kinderbijslaggerechtigde kinderen moeten schriftelijk bezwaar indienen. Je komt in aanmerking voor de vermindering voor kinderbijslaggerechtigde kinderen indien: - op 1 januari van het aanslagjaar - minstens 2 kinderen - die recht hebben op kinderbijslag - gedomicilieerd zijn op het adres van de woning waarvoor men vermindering wenst (en er effectief wonen). De verminderingen worden automatisch op het aanslagbiljet verrekend. De toekenning hangt af van het automatisch aan elkaar koppelen van gegevens van een aantal externe instanties zoals: - de Administratie van het Kadaster - verscheidene kinderbijslagfondsen - de Federale Overheidsdienst Sociale Zekerheid - de mutualiteiten - het Rijksregister - de Kruispuntbank van Ondernemingen (KBO) - een huurderbestand dat het agentschap Vlaamse Belastingdienst beheert en dat jaarlijks wordt verfijnd op basis van meldingen en bezwaarschriften met betrekking tot huurders Je kunt het bedrag van de vermindering online simuleren op de website van het Agentschap Vlaamse Belastingsdienst. Het bedrag van de vermindering is afhankelijk van de opcentiemen van provincie en gemeente: Basisbedrag + basisbedrag vermenigvuldigd met de som van de opcentiemen gedeeld door honderd. Vanaf het elfde kind wordt een vermindering ten bedrage van het geïndexeerde basisbedrag voor 2 kinderen toegekend per bijkomend kind. Een persoon met een handicap wordt gelijkgesteld met 2 kinderen. Tabel
34
http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=Solution_C&cid=1247814759259&context=1141721623065&p= 1183730847285&pagename=Infolijn%2FView
Pagina 53
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Aantal kinderen 2 3 4 5 6 7 8 9 10 bijkomend
Basisvermindering van de O.V. voor 2012 in euro 7,30 11,56 16,19 21,22 26,62 32,42 38,63 45,21 52,21 + 7,30
Overeenstemmende verlaging van het geïndexeerde K.I. in euro 292 462,40 647,60 848,80 1.064,80 1.296,80 1.545,20 1.808,40 2.088,40 292
Cijfers Tabel: verminderingen per aard, in bedrag aanslagjaar
Kinderen / Bescheiden Bescheiden Grootoorlogsgehandicapten woning 25% woning 50% verminkten 1999 55.353.261 40.983.076 130.148 11.111 2000 58.531.280 43.392.976 302.451 12.431 2001 63.323.442 49.595.461 365.218 11.925 2002 70.005.026 53.914.130 367.382 17.734 2003 72.969.038 56.096.391 332.249 16.686 2004 77.396.802 56.754.227 275.488 19.202 2005 79.122.795 56.985.126 285.985 18.349 2006 72.853.249 53.241.365 14.831 10.105 Bron: Vlaamse Belastingdienst onroerende voorheffing jaarverslag 2006, p. 61
Tabel: bedragen in duizend euro aanslagjaar
Kinderen / Bescheiden Bescheiden gehandicapten woning 25% woning 50% 2005 79.160 57.010 287 2006 81.747 58.057 302 2007 83.712 59.491 315 2008 87.705 61.859 355 2009 78.867 57.455 116 Bron: Bron: Agentschap Vlaamse Belastingdienst jaarverslag 2009, p. 26
Tabel: verminderingen per aard, in aantal aanslagjaar 1999 2000 2001 2002
Kinderen / gehandicapten 534.023 563.921 544.051 555.269
Bescheiden woning 25% 677.894 706.700 718.371 717.389
Bescheiden woning 50% 768 1.791 1.910 1.755
totaal 96.447.596 102.239.138 113.296.046 124.304.272 129.414.364 134.445.719 136.412.255 126.119.550
Grootoorlogsverminkten 18 19 19 18 14
totaal
Grootoorlogsverminkten 121 130 115 154
totaal 1.212.806 1.272.542 1.264.447 1.274.567
Pagina 54
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 2003 560.810 717.869 1.527 142 2004 580.601 711.242 1.244 152 2005 581.406 697.351 1.268 141 2006 524.991 653.574 64 80 Bron: Bron: Vlaamse Belastingdienst onroerende voorheffing jaarverslag 2006, p. 61
1.280.348 1.293.239 1.280.166 1.178.709
aanslagjaar
totaal
Kinderen / Bescheiden Bescheiden gehandicapten woning 25% woning 50% 2005 536.825 697.582 1.274 2006 541.043 692.914 1.313 2007 543.647 691.626 1.342 2008 548.488 692.619 1.445 2009 516.237 629.016 458 Bron: Agentschap Vlaamse Belastingdienst jaarverslag 2009, p. 26
Grootoorlogsverminkten 141 137 131 125 96
Personen met een handicap35
De feiten die de handicap veroorzaakt hebben, moeten overkomen en vastgesteld zijn voor de betrokkene de leeftijd van 65 jaar heeft bereikt. Een gehandicapte persoon is iemand van wie is vastgesteld : - Ofwel dat door zijn lichamelijke of psychische toestand zijn verdienvermogen is verminderd tot 1/3 of minder van wat een niet gehandicapte persoon kan verdienen. - Ofwel dat hij een volledig gebrek heeft aan zelfredzaamheid of een vermindering ervan van tenminste 9 punten. - Ofwel dat hij een RIZIV-invalide is. Dit betekent dat hij als arbeidsongeschikt is erkend en na één jaar van primaire arbeidsongeschiktheid als invalide door het RIZIV is erkend. Ook hier dient het verdienvermogen 1/3 of minder te zijn. - Ofwel dat hij ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing voor tenminste 66 % blijvend fysiek of psychisch gehandicapt of arbeidsongeschikt verklaard is. Als gehandicapt ‘gezinshoofd’ heb je als eigenaar of als huurder recht op de forfaitaire vermindering voor gehandicapte personen. Om recht te hebben op de vermindering voor gehandicapte personen ten laste moet je op 1 januari van het aanslagjaar: - hetzij een gehandicapte persoon ten laste hebben - hetzij een gehandicapte echtgenoot hebben
35
http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=Solution_C&cid=1247814761233&context=1141721623065&p= 1183730847285&pagename=Infolijn%2FView; http://minfin.fgov.be/portail2/nl/themes/dwelling/propertytax/index.htm
Pagina 55
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 In de tabel hieronder vind je deze twee categorieën die vaste basisbedragen die jaarlijks worden geïndexeerd. Een gehandicapt persoon wordt gelijkgesteld met 2 kinderen.
Aantal kinderen
Basisbedrag in EUR
2012
2
5,40
7,30
3
8,55
11,56
4
11,97
16,19
5
15,69
21,22
6
19,68
26,62
7
23,97
32,42
8
28,56
38,63
9
33,42
45,21
10
38,60
52,21
Het uiteindelijke bedrag van de vermindering is ook afhankelijk van de opcentiemen van provincie en gemeente.
Groot oorlogsverminkten
Als groot-oorlogsverminkte heb je als eigenaar of als huurder recht op een vermindering van 20% van de onroerende voorheffing.
Vlaamse Gewestbelastingen die door de federale overheid worden geïnd Deze omvatten de registratierechten (schenkingsrechten, verdelingsrechten, hypotheekrechten, verkooprechten) en successierechten.
Successierechten36
Het successierecht is een belasting op erfenissen. Deze belasting is verschuldigd op de waarde van alle goederen die uit de nalatenschap van een rijksinwoner worden verkregen, na aftrek van de begrafeniskosten en eventuele schulden.
36
http://www.vlaanderen.be/servlet/Satellite?c=Solution_C&cid=1285173564615&context=1141721623065&p= 1183730847285&pagename=Infolijn%2FView
Pagina 56
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De successierechten worden geïnd door de FOD Financiën. De opbrengst van de belasting wordt integraal doorgestort aan de gewesten. De gewesten zijn bevoegd voor de regelgeving inzake successierechten. De erfgenamen zijn meestal familieleden van de overledene: de echtgenoot/echtgenote, kinderen, kleinkinderen, maar ook ouders of grootouders, broers en zussen, neven en nichten,... Niet-familieleden kunnen ook door een overledene (bij testament) begunstigd worden. Dat kunnen zowel privé-personen als openbare besturen, vzw's of instellingen zijn.
Berekening De successierechten worden berekend volgens verschillende tarieven, afhankelijk van de verwantschap met de overledene: ·
erfenis tussen echtgenoten of samenwonenden en in rechte lijn o op de schijf tot 50.000 euro: 3% o van 50.000 euro tot 250.000 euro: 9% o vanaf 250.000 euro: 27% De tarieven worden toegepast per netto aandeel en opgesplitst tussen roerende en onroerende goederen. Gelijkgesteld met rechte lijn is de relatie zorgouder - zorgkind en stiefouder stiefkind. Er is een vermindering (500 euro) mogelijk voor netto verkrijgingen die de 50.000 euro niet overstijgen. Daarbovenop komt een extra vermindering voor erfgenamen jonger dan 21 jaar (75 euro voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot het kind de leeftijd van 21 jaar bereikt) en voor de overlevende partner.
·
erfenis tussen broers en zussen o op de schijf tot 75.000 euro: 30% o van 75.000 euro tot 125.000 euro: 55% o vanaf 125.000 euro: 65% De tarieven worden toegepast per netto aandeel en niet opgesplitst tussen roerende en onroerende goederen. Er is een vermindering mogelijk voor netto verkrijgingen kleiner dan 75.000 euro.
·
erfenis tussen andere personen o op de schijf tot 75.000 euro: 45% o van 75.000 euro tot 125.000 euro: 55%
Pagina 57
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 o
vanaf 125.000 euro: 65% De tarieven worden toegepast op de som van de netto erfdelen en niet opgesplitst tussen roerende en onroerende goederen. Er is een vermindering mogelijk voor netto verkrijgingen kleiner dan 75.000 euro.
Er zijn specifieke vrijstellingen en verminderingen mogelijk:
Vrijstellingen ·
· ·
Vrijstelling van successierechten op de nettowaarde van de gezinswoning voor de langstlevende partner o Dit geldt voor de hoofdverblijfplaats, niet voor een tweede verblijf. o Dit geldt voor gehuwden, maar ook voor wettelijk en feitelijk samenwonenden (minstens 3 jaar samenwonend en geen verwantschap in op- en neergaande lijn). Vrijstelling van successierechten voor gronden gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en voor bossen Vrijstelling maatschappelijke rechten in vennootschappen, opgericht voor realisatie en/of financiering van investeringsprogramma's van serviceflats
Voetvrijstelling of abattement voor gehandicapte personen Wat een gehandicapte persoon erft, wordt aan de voet van het toepasselijk tarief van het successierecht bij overlijden vrijgesteld tot beloop van een bepaalde som. Deze som wordt bekomen door toepassing van de volgende formule: bij verkrijgingen in rechte lijn, tussen echtgenoten en samenwonenden: (3.000 euro) x (cijfer aangeduid volgens de leeftijd van de verkrijger) Bij een verkrijging in rechte lijn, tussen echtgenoten en tussen samenwonenden wordt het bedrag van de vrijstelling eerst toegerekend op het netto onroerend aandeel en bij uitputting van dat aandeel vervolgens op het netto roerend aandeel. Bij verkrijgingen tussen ander personen dan in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden: (1.000 euro) x (cijfer aangeduid volgens de leeftijd van de verkrijger) Bij een verkrijging tussen andere personen dan in rechte lijn, echtgenoten en samenwonenden wordt de belasting in hoofde van de gehandicapte persoon berekend alsof hij als enige voor zijn netto aandeel tot de nalatenschap komt. In hoofde van de andere verkrijgers wordt de belasting berekend alsof de gehandicapte persoon die hoedanigheid niet heeft. Het genoemde cijfer bedraagt: 18 bij een leeftijd van 20 jaar of minder 17 bij een leeftijd boven de 20 en tot en met 30 jaar 16 bij een leeftijd boven de 30 en tot en met 40 jaar 14 bij een leeftijd boven de 40 en tot en met 50 jaar 13 bij een leeftijd boven de 50 en tot en met 55 jaar 11 bij een leeftijd boven de 55 en tot en met 60 jaar
Pagina 58
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 9,5 bij een leeftijd boven de 60 en tot en met 65 jaar 8 bij een leeftijd boven de 65 en tot en met 70 jaar 6 bij een leeftijd boven de 70 en tot en met 75 jaar 4 bij een leeftijd boven de 75 en tot en met 80 jaar 2 bij een leeftijd boven de 80 jaar Volgende personen komen in aanmerking voor de vermindering (artikel 135 Wetboek van inkomstenbelastingen 1992): -
-
-
diegene van wie, ongeacht de leeftijd, is vastgesteld dat ingevolge feiten overkomen en vastgesteld vóór de leeftijd van 65 jaar; ofwel zijn lichamelijke of geestelijke toestand zijn verdienvermogen heeft verminderd tot één derde of minder van wat een valide persoon door een of ander beroep op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen; ofwel zijn gezondheidstoestand een volledig gebrek aan, of een vermindering van zelfredzaamheid van ten minste 9 punten tot gevolg heeft, gemeten volgens de handleiding en de medisch-sociale schaal van toepassing in het kader van de wetgeving met betrekking tot de tegemoetkomingen aan gehandicapten; ofwel ná de periode van primaire ongeschiktheid, bepaald in artikel 87 van de wet betreffende de verplichte verzekering voor geneeskundige verzorging en uitkeringen gecoördineerd op 14 juli 1994, zijn verdienvermogen is verminderd tot een derde of minder, zoals bepaald in artikel 100 van dezelfde gecoördineerde wet; ofwel hij, ingevolge een administratieve of gerechtelijke beslissing, tot ten minste 66 pct. blijvend lichamelijk of geestelijk gehandicapt of arbeidsongeschikt is verklaard; het kind dat tot ten minste 66 pct. is getroffen door ontoereikende of verminderde lichamelijke of geestelijke geschiktheid wegens één of meer aandoeningen.
Verminderingen Erfenissen rechte lijn, tussen echtgenoten, tussen samenwonenden Vermindering van 500 euro: Voor netto verkrijgingen die de 50 000 euro niet overstijgen, worden de te betalen successierechten tot 500 euro verminderd. De berekening van het uiteindelijke bedrag van de vermindering gebeurt aan de hand van de volgende formule: vermindering = 500 euro x (1 – netto verkrijging/50 000) Vermindering kinderen jonger dan 21 jaar: Voor kinderen die de leeftijd van 21 jaar nog niet bereikt hebben, is er bovenop de vermindering van 500 euro een extra belastingvermindering voorzien van 75 euro voor elk vol jaar dat nog moet verlopen tot de leeftijd van 21 jaar wordt bereikt. Ook de door de overlevende echtgenoot of samenwonende verschuldigde rechten worden verminderd, met de helft van de verminderingen die de gemeenschappelijke kinderen genieten. Erfenissen tussen broers en zussen Erf je een netto verkrijging van kleiner dan of gelijk aan 18.750 euro, dan heb je recht op een vermindering van de successierechten. Deze vermindering wordt berekend op basis van volgende formule: vermindering = 2.000 euro x (netto verkrijging/20.000)
Pagina 59
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Erf je een netto verkrijging tussen 18.750 en 75.000 euro, dan heb je recht op een vermindering van de successierechten. Deze vermindering wordt berekend op basis van volgende formule: vermindering = 2.500 euro x [1- (netto verkrijging/75.000)] Erfenissen tussen andere personen Erf je samen met eventuele andere erfgenamen in de categorie ‘tussen anderen’, een netto verkrijging van kleiner dan of gelijk aan 12 500 euro, dan heb je recht op een vermindering van de successierechten. Deze vermindering wordt berekend op basis van volgende formule: vermindering = 2.000 euro x (som van de netto verkrijgingen/12.500) Erf je samen met eventuele andere erfgenamen in de categorie ‘tussen anderen’, een netto verkrijging tussen 12 500 euro en 75 000 euro, dan heb je recht op een vermindering van de successierechten. Deze vermindering wordt berekend op basis van volgende formule: vermindering = 2.400 euro x [1 – (som van de netto verkrijgingen/75.000)] Verminderde successierechten voor overdrachten van familiale ondernemingen en vennootschappen
Gelijkschakelingen
Na een scheiding worden ex-huwelijkspartners of ex-samenwonenden voor de successierechten gelijkgesteld met gehuwden of samenwonenden wanneer er gemeenschappelijke kinderen zijn. De ex-samenwonende moet de wettelijke samenwoonst bewijzen of kunnen aantonen dat zij/hij met de overledene gedurende minstens één jaar ononderbroken een huishouding heeft gevoerd. Sinds 1 januari 2002 worden verkrijgingen tussen stiefouders en stiefkinderen gelijkgesteld met verkrijgingen in rechte lijn. Deze gelijkstelling kan zich voordoen in onderstaande gevallen: - een verkrijging tussen stiefouder en stiefkind (in geval van huwelijk tussen stiefouder en biologische ouder); - een verkrijging tussen een kind van een persoon die met de erflater samenwoont en de erflater; - een verkrijging tussen een persoon die met een ouder van de erflater samenwoont en de erflater. Hierbij dient men wettelijk samen te wonen op de dag van het overlijden of minstens 1 jaar ononderbroken een gemeenschappelijke huishouding hebben gevoerd. De vererving tussen stiefouders en stiefkinderen gebeurt niet automatisch. U moet nog steeds een beroep doen op een testament. Voor meer informatie hierover, kan u steeds een notaris raadplegen Sinds 1 januari 2003 worden ook verkrijgingen tussen zorgouders en zorgkinderen gelijkgesteld met verkrijgingen in rechte lijn. De voorwaarden voor die gelijkstelling zijn: - het kind moet voor de leeftijd van 21 jaar 3 achtereenvolgende jaren bij de andere persoon hebben ingewoond;
Pagina 60
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
het kind moet tijdens deze periode van die andere persoon (al dan niet samen met zijn levenspartner), de hulp en verzorging gekregen hebben die kinderen normaal van hun ouders krijgen.
De inschrijving van het zorgkind in het bevolkings- of vreemdelingenregister op het adres van de zorgouder geldt als weerlegbaar vermoeden van inwoning bij de zorgouder. De gelijkschakeling is beperkt tot het zorgkind en de zorgouder, en geldt enkel op het vlak van het tarief en de verminderingen. Bloedverwanten van het zorgkind of de zorgouder komen dus niet in aanmerking voor deze gelijkschakeling. Deze vorm van vererving gebeurt niet automatisch, maar moet u regelen bij testament. Voor meer informatie hierover, kan u steeds een notaris raadplegen.
Verdeeltaks
Decreet van 13 jui 2012 houdende wijziging van het tarief op het recht op verdelingen en gelijkstaande overdrachten (BS 23/07/2012). Het decreet van 13 juli 2012 trad in werking op 1 augustus 2012. De verdeeltaks is de taks die bij een scheiding of een erfenis moet betaald worden om een medeeigenaar van een onroerend goed (bv. woning) uit te kopen.De Vlaamse overheid verhoogt het basistarief van de ‘verdeeltaks’ van 1% tot 2,5%. Er is een vermindering voorzien voor gezinnen met kinderen. Ø Dergelijke regelgeving diende vooraf gescreend op de mogelijke effecten op de positie van vrouwen. Dit vanuit de wetenschap dat echtscheiding vooral vrouwen in een precaire positie brengt vanuit samenhangende genderongelijkheden op basis van loon, leeftijd, gezinslast,…. Bovendien wordt een onderscheid ingevoerd op basis van gezinslast. In welke mate is de invoering van deze gezinsmodulering aan te houden in het licht van een antidiscriminatiebeleid op basis van gezinsvorming?
Overdracht federale bevoegdheden naar Vlaanderen Over te hevelen fiscale uitgaven
Het federaal regeerakkoord van 1 december 2011 kondigt de overheveling aan van:
-
Belastingverminderingen of -kredieten voor de eigen woning Belastingverminderingen en -kredieten voor de uitgaven voor beveiliging tegen diefstal of brand van een woning Belastingverminderingen of -kredieten m.b.t. de uitgaven voor onderhoud en de restauratie van beschermde monumenten Fiscale uitgaven dienstencheques, fiscale uitgaven energiebesparing Belastingvermindering - grootstedenbeleid (renovatie van woningen) Belastingvermindering - renovatie sociale huurwoningen
Zie ook Vrouwenraadlijst Overdracht federale bevoegdheden naar Vlaanderen.
Pagina 61
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
Werk Aanmoedigingspremies voor tijdskrediet of loopbaanonderbreking Aanmoedigingspremie voor tijdskrediet of loopbaanonderbreking Wanneer je tijdskrediet of loopbaanonderbreking neemt, krijg je van de federale overheid (meer bepaald de RVA) een onderbrekingsuitkering voor de volledige duur van de loopbaanonderbreking (één van de thematische verloven: ouderschapsverlof, verlof voor medische bijstand en palliatief verlof). Die uitkering kan aangevuld worden met een extra aanmoedigingspremie van de Vlaamse overheid en dit sinds 1999 voor de openbare sector, sinds 2001 voor de social profitsector en sinds 2002 voor de privésector. Het federale stelsel van tijdskrediet, loopbaanvermindering en landingsbanen wordt in 2012 aangepast via CAO 103. Zie ook Vrouwenraaddossier Tijdskrediet werknemers 2012. Federaal Gemotiveerd tijdskrediet Kinderen - Zorg kind <8 jaar - Ouderschapsverlof
Zorgverlof - Zorg voor ziek familielid - Zorg voor ziek/gehandicapt kind - Zorg voor zieke familieleden - Palliatieve zorg Opleiding Tijdskrediet zonder motief Landingsbanen Tijdskrediet 55+ Tijdskrediet 50+
Vlaanderen: supplement voor werknemers in bedrijven gelegen in het Vlaams Gewest
Ouderschapsverlof: gedurende 2 jaar: - VT: 186,5 euro - 1/2de: 124,3 - 4/5de: 62,17 - VT: 186,5 euro - 1/2de: 124,3 - 4/5de: 62,17 Niet voor palliatieve zorg gedurende 2 jaar: - VT: 186,5 euro - 1/2de: 124,3
+ Vlaamse premie voor zorg of opleiding mogelijk
Afhankelijk van de sector en het type krediet gelden nog bijkomende voorwaarden. De regeling verschilt dus naargelang de sector waarin je tewerkgesteld ben. Er zijn drie stelsels: - privésector - openbare sector - social profitsector
Pagina 62
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Privésector
In de privésector zijn er drie mogelijkheden om te genieten van een aanmoedigingspremie: zorgkrediet, opleidingskrediet of krediet in het kader van een onderneming in moeilijkheden of herstructurering.
Zorgkrediet
Voorwaarden aanmoedingspremies zorgkrediet Hoeveel bedraagt de aanmoedigingspremie concreet? Vlaamse aanmoedigingspremie: bruto bedragen op 01/02/2012
Vlaamse aanmoedigingspremie: netto bedragen op 01/02/2012
Je werkte gedurende het Je stopt volledig met jaar voorafgaand werken aan de onderbreking (minimum 75% => 0%) en minimum 75% je van een voltijdse neemt een thematisch betrekking verlof op
€ 186,51
€ 165,99
Je stopt volledig met werken (minimum 75% => 0%) en je neemt een tijdskrediet op
€ 186,51
€ 165,99
Je gaat halftijds werken (minimum 75% => 50%) en je neemt een thematisch verlof op
€ 124,34
€ 110,66
Je gaat halftijds werken (minimum 75% => 50%) en je neemt een tijdskrediet verlof op
€ 124,34
€ 110,66
€ 62,17
€ 55,33
Toestand voor het tijdskrediet of het thematisch verlof
Je werkte gedurende het jaar voorafgaand aan de onderbreking voltijds
Toestand tijdens het tijdskrediet of thematisch verlof
Je vermindert je werktijd met 20% van een voltijdse betrekking en je neemt een thematisch verlof op
Pagina 63
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 (Opgelet: alleen als je thematisch verlof neemt, kun je een premie krijgen als je je werktijd met 20% vermindert) Je stopt volledig met werken (minimum 50% => 0%) en je neemt een thematisch verlof op
€ 124,34
€ 110,66
Je stopt volledig met werken (minimum 50% => 0%) en je neemt een tijdskrediet op
€ 124,34
€ 110,66
Je stopt volledig met Je werkt minder dan 50% werken van (minimum 20% => 0%) en je een voltijdse betrekking neemt een thematisch verlof op
€ 62,17
€ 55,33
Je stopt volledig met werken (minimum 20% => 0%) en je neemt een tijdskrediet op
€ 62,17
€ 55,33
Je werkt minimum 50% van een voltijdse betrekking
Je werkt minimum 50% van een voltijdse betrekking
Je werkt minder dan 50% van een voltijdse betrekking
Overzicht van de actuele premiebedragen na indexaanpassing (pdf / 10.23 KB) Als je alleen woont of uitsluitend samen met kinderen waarvan minstens 1 ten laste, krijg je 46,01 euro bruto, d.i. 40,95 euro netto boven op dat bedrag: je voegt dan een attest van gezinssamenstelling (aan te vragen bij je gemeente) bij het aanvraagformulier. Wanneer je van de RVA een verhoogde uitkering als alleenstaande krijgt, moet je dit attest niet bijvoegen. Tijdens je volledige beroepsloopbaan kun je voor de duur van maximum 1 jaar een aanmoedigingspremie zorgkrediet krijgen.
Pagina 64
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Opleidingskrediet Voorwaarden aanmoedigingspremies opleidingskrediet Hoeveel bedraagt de aanmoedigingspremie concreet? Toestand voor het tijdskrediet
Vlaamse aanmoedigingspremie: bruto bedragen op 01/02/2012
Vlaamse aanmoedigingspremie: netto bedragen op 01/02/2012
Je stopt volledig met werken (minimum 75% => 0%)
€ 186,51
€ 165,99
Je gaat halftijds werken (minimum 75% => 50%)
€124,34
€ 110,66
Je werkt minimum 50% van een voltijdse betrekking
Je stopt volledig met werken (minimum 50% => 0%)
€ 124,34
€ 110,66
Je werkt minder dan 50% van een voltijdse betrekking
Je stopt volledig met werken (minimum 20% => 0%)
€ 62,17
€ 55,33
Je werkte gedurende het jaar voorafgaand aan de onderbreking minimum 75% van een voltijdse betrekking
Toestand tijdens het tijdskrediet
Overzicht van de actuele premiebedragen na indexaanpassing (pdf / 10.23 KB) Als je alleen woont, eventueel samen met kinderen waarvan minstens één ten laste, krijg je 46,01 euro bruto, d.i. 40,95 euro netto boven op dat bedrag: je voegt dan een attest van gezinssamenstelling (aan te vragen bij je gemeente) bij het aanvraagformulier. Als je van de RVA een verhoogde uitkering als alleenstaande krijgt, dan hoef je dit attest niet bij te voegen. Tijdens je volledige beroepsloopbaan kun je de aanmoedigingspremie opleidingskrediet voor de duur van maximum 2 jaar krijgen. Werknemers met minstens 20 jaar anciënniteit krijgen daar een half jaar bij
Steun voor werknemers onderneming in moeilijkheden of herstructurering Voorwaarden aanmoedigingspremies steun voor werknemers Toestand vóór de Toestand tijdens de arbeidsduurvermindering arbeidsduurvermindering
Vlaamse aanmoedigingspremie:
Vlaamse aanmoedigingspremie:
Pagina 65
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 bruto bedragen op 01/02/2012
netto bedragen op 01/02/2012
Je gaat halftijds werken (minimum 75% => 50%)
€ 155,43
€ 138,33
Je werkt minimum 70% van een voltijdse betrekking
Je vermindert je werktijd met minstens 20% van een voltijdse betrekking (minimum 70% => 50%)
€ 93,26
€ 83
Je werkt minimum 60% van een voltijdse betrekking
Je vermindert je werktijd met minstens 10% en minder dan 20% van een voltijdse betrekking (minimum 60% => 50%)
€ 62,17
€ 55,33
Je werkte gedurende het jaar voorafgaand aan de onderbreking minimum 75% van een voltijdse betrekking
Je kunt de premie 24 maanden krijgen voor een arbeidsduurvermindering, mits aan bepaalde voorwaarden te voldoen.
Openbare sector
In de openbare sector is er één algemeen stelsel voor iedereen die loopbaanonderbreking neemt. Je krijgt meer als je tegelijkertijd een opleiding volgt. Voorwaarden premie bij loopbaanonderbreking Je kunt de aanmoedigingspremie maximum twee jaar ontvangen. Alle vormen van tijdskrediet of loopbaanonderbreking tellen mee. Je neemt volledige loopbaanonderbreking/tijdskrediet en: - Je werkt minimum 75%: 123, 95 euro bruto (110,31 euro netto) per maand - Je werkt minimum 50%: 74,37 euro bruto (66,19 euro netto) per maand Je neemt gedeeltelijke loopbaanonderbreking/tijdskrediet en: - Je vermindert je arbeidsprestaties met de helft of 1/3 van een voltijdse arbeidsregeling: 74,37 euro (66,19 euro netto) per maand - Je vermindert je arbeidsprestaties met 1/4 of 1/5 van een voltijdse arbeidsregeling: 49,58 euro bruto (44,13 euro netto) per maand Om in aanmerking te komen voor de premie, moeten de arbeidsprestaties ten minste met 1/5 van een voltijdse betrekking worden verminderd en moet je gedurende de 6 maanden die voorafgingen aan de loopbaanonderbreking in eenzelfde arbeidsregeling tewerkgesteld zijn geweest.
Pagina 66
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Zolang je in aanmerking komt voor een aanmoedigingspremie ( let op: de maximale toekenningsduur is 2 jaar ), kan een verdubbeling van deze premies voor opleiding worden toegekend voor de periode die door de onderwijsinrichting is geattesteerd. Volgende opleidingen komen in aanmerking: - De beroepsopleidingen georganiseerd door VDAB; - Elke andere vorm van onderwijs en opleiding georganiseerd, gefinancierd, gesubsidieerd of erkend door de Vlaamse overheid en waarvan het programma minstens 120 lesuren of 30 studiepunten op jaarbasis omvat.
Social profitsector In de social profitsector zijn er vijf mogelijkheden om te genieten van een aanmoedigingspremie: zorgkrediet, loopbaankrediet, landingsbaan, opleidingskrediet of krediet in het kader van een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering.
Zorgkrediet De aanmoedigingspremie zorgkrediet geldt voor de thematische verloven die erkend zijn door de RVA: - palliatief verlof - verlof voor de bijstand of verzorging van een zwaar ziek gezins- of familielid ouderschapsverlof Om in aanmerking te komen voor een aanmoedigingspremie zorgkrediet, moet je - je thematisch verlof al hebben verkregen je premie aanvragen binnen 6 maanden na het begin van je onderbreking Je mag tijdens je onderbrekingsperiode - geen ander werk uitoefenen - geen andere winstgevende activiteit hebben, en - geen werkloosheidsuitkering krijgen. Tijdens je volledige beroepsloopbaan kun je voor de duur van maximum 1 jaar een aanmoedigingspremie zorgkrediet krijgen. Als je dat wilt, kun je voor of na het zorgkrediet (maar niet tegelijkertijd) ook een andere aanmoedigingspremie aanvragen.
Toestand voor het thematisch verlof Je werkt minimum 75% van een voltijdse betrekking
Toestand tijdens het thematisch verlof
Vlaamse Vlaamse aanmoedigingspremie: aanmoedigingspremie: bruto bedragen op netto bedragen op 01/03/2012 01/03/2012
Je stopt volledig met werken (minimum 75% => 0%)
€ 523,47
€ 465,89
Je gaat halftijds werken
€ 277,28
€ 246,78
Pagina 67
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 (75% => 50%) Je vermindert je werktijd met 20% van een voltijdse betrekking (100% => 80%)
€ 155,43
€ 138,33
Je werkt minimum 50% Je stopt volledig met van een werken voltijdse betrekking (minimum 50% => 0%)
€ 277,28
€ 246,78
Je werkt minimum 20% Je stopt volledig met en minder dan 50% werken van een voltijdse (minimum 20% => 0%) betrekking
€ 155,43
€ 138,33
Je werkt voltijds
Loopbaankrediet Om in aanmerking te komen voor de aanmoedigingspremie loopbaankrediet, moet je - een contract hebben van onbepaalde duur - je volledig tijdskrediet al hebben verkregen (een halftijds tijdskrediet geeft geen recht op de premie) en - de premie aanvragen binnen 6 maanden na het begin van je tijdskrediet. Ook mag je: - geen ander werk uitoefenen - geen andere winstgevende activiteit hebben en geen werkloosheidsuitkering krijgen tijdens de onderbrekingsperiode De exacte duur van de aanmoedigingspremie loopbaankrediet hangt af van je gewerkte periode in de social profitsector of in een gelijkgestelde sector. Als gelijkgestelde sectoren worden beschouwd: ziekenhuizen, thuisverpleging, revalidatiecentra, rust- en verzorgingstehuizen en rusthuizen voor de opvang van bejaarden, openbare instellingen voor gezinszorg, openbare kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen, openbare instellingen of privébedrijven die onder de bevoegdheid vallen van de Vlaamse minister voor Welzijn maar geen personeelssubsidies ontvangen. Per vijf jaar dienst heb je recht op 3 maanden aanmoedigingspremie loopbaankrediet bij een volledig tijdskrediet, met een maximum van een jaar ( cumulatief te rekenen ). Met andere woorden: -
na 5 jaar anciënniteit krijg je 3 maanden lang een aanmoedigingspremie na 10 jaar anciënniteit krijg je 6 maanden lang een aanmoedigingspremie na 15 jaar anciënniteit krijg je 9 maanden lang een aanmoedigingspremie na 20 jaar anciënniteit of meer krijg je 12 maanden lang een aanmoedigingspremie
Op het ogenblik dat je je tijdskrediet neemt, moet je effectief in de Vlaamse social profitsector werken en niet in een gelijkgestelde sector (bijvoorbeeld in een ziekenhuis of in de thuisverpleging).
Pagina 68
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Je kan voor of na het loopbaankrediet (maar niet tegelijkertijd) ook een andere aanmoedigingspremie aanvragen.
tijdskrediet
Je werkt minimum 75% van een voltijdse betrekking Je werkt minimum 50% van een voltijdse betrekking
Toestand tijdens het tijdskrediet
Vlaamse aanmoedigingspremie: bruto bedragen op 01/03/2012
Vlaamse aanmoedigingspremie: netto bedragen op 01/03/2012
Je stopt volledig met werken (minimum 75% => 0%)
€ 289,38 of € 446,58
€ 257,55 of € 397,46
Je stopt volledig met werken (50% => 0%)
€ 154,80 of € 238,84
€ 137,77 of € 212,57
Overzicht van de actuele premiebedragen na indexaanpassing (pdf / 10.52 KB) Je werkt minimum 75% van een voltijdse betrekking en stopt volledig met werken ( van minimum 75% naar 0% werken): - de premie bedraagt 289,38 euro bruto, d.i. 257,55 euro netto als je minstens 5 jaar anciënniteit hebt in dezelfde onderneming en dus niet alleen in de sector (je krijgt dan een hogere onderbrekingsuitkering van de RVA) - de premie bedraagt 446,58 euro bruto, d.i. 397,46 euro netto als je minstens 5 jaar anciënniteit hebt in de sector maar niet in dezelfde onderneming (je krijgt dan een lagere onderbrekingsuitkering van de RVA) Je werkt minimum 50% van een voltijdse betrekking en stopt volledig met werken ( van minimum 50% naar 0% werken): - de premie bedraagt 154,80 euro bruto, d.i. 137,77 euro netto als je minstens 5 jaar anciënniteit hebt in dezelfde onderneming en dus niet alleen in de sector (je krijgt dan een hogere onderbrekingsuitkering van de RVA) - de premie bedraagt 238,84 euro bruto, d.i. 212,57 euro netto als je minstens 5 jaar anciënniteit hebt in de sector maar niet in dezelfde onderneming (je krijgt dan een lagere onderbrekingsuitkering van de RVA).
Landingsbaan
Om in aanmerking te komen voor de aanmoedigingspremie landingsbaan, moet je - een contract hebben van onbepaalde duur - je goedkeuring van de RVA (in het stelsel tijdskrediet 55+) al hebben gekregen, en je aanvraag voor de premie binnen 6 maanden na het begin van je landingsbaan indienen. Je mag tijdens de onderbrekingsperiode
Pagina 69
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
geen ander werk uitoefenen geen andere winstgevende activiteit hebben en geen werkloosheidsuitkering of overlevingspensioen krijgen.
Bijkomende voorwaarden: Gedurende het jaar vóór de landingsbaan moet je een arbeidscontract hebt van minimum 75 % van een voltijdse betrekking. Bovendien moet je: - ofwel 20 jaar voltijds of deeltijds hebben gewerkt in de social profitsector of gelijkgestelde sectoren ofwel een loopbaan van 25 jaar hebben, waarvan minstens 10 jaar voltijds in de social profitsector of gelijkgestelde sectoren, óf een equivalent van 10 jaar voltijds. Bijvoorbeeld: als je 12,5 jaar aan 80 % hebt gewerkt, is dat hetzelfde als 10 jaar aan 100 %. Als gelijkgestelde sectoren worden beschouwd: ziekenhuizen, thuisverpleging, revalidatiecentra, rust- en verzorgingstehuizen en rusthuizen voor de opvang van bejaarden, openbare instellingen voor gezinszorg, openbare kinderdagverblijven en diensten voor opvanggezinnen, openbare instellingen of privébedrijven die onder de bevoegdheid vallen van de Vlaamse minister voor Welzijn maar geen personeelssubsidies ontvangen. Op het ogenblik dat je je tijdskrediet neemt, moet je effectief in de Vlaamse social profitsector werken en niet in een gelijkgestelde sector. Voor het bepalen van de loopbaan van 20 of 25 jaar tellen ook mee: - voor de sociale zekerheid gelijkgestelde dagen - de dagen die je hebt gewerkt in een DAC-, Gesco-, IBF- en PBW-statuut in de social profit - de dagen die je hebt besteed aan de zorg voor je eigen kinderen (met maximum 3 jaar per kind en maximum 6 jaar op je volledige loopbaan) Je hebt recht op de premie tot je de pensioengerechtigde leeftijd bereikt. Zodra je een brug-, rust- of overlevingspensioen ontvangt, verlies je het recht op de premie. Als je dat wilt, kun je voor of na de landingsbaan (maar niet tegelijkertijd) ook een andere aanmoedigingspremie aanvragen.
Toestand voor de landingsbaan
Toestand tijdens de landingsbaan
Vlaamse aanmoedigingspremie: bruto bedragen op 01/03/2012
Vlaamse aanmoedigingspremie: netto bedragen op 01/03/2012
Je werkt het laatste jaar 100% van een voltijdse betrekking
Je gaat halftijds werken (minimum 100% => 50%)
€ 400,37
€ 356,33
Je vermindert je werktijd
€ 93,26
€ 83
Pagina 70
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 met 20% van een voltijdse betrekking (100% => 80%) Je werkt het laatste jaar minimum 75% van een voltijdse betrekking
Je gaat halftijds werken (minimum 75% => 50%)
€ 308,36
€ 274,44
Opleidingskrediet Voorwaarden aanmoedigingspremie opleidingskrediet Toestand voor het tijdskrediet
Toestand tijdens het tijdskrediet
Vlaamse aanmoedigingspremie: bruto bedragen op 01/03/2012
Vlaamse aanmoedigingspremie: netto bedragen op 01/03/2012
Je werkt minimum 75% van een voltijdse betrekking
Je stopt volledig met werken (minimum 75% => 0%)
€ 186,51
€ 165,99
Je gaat halftijds werken (75% => 50%)
€ 124,34
€ 110,66
Je werkt minimum 50% van een voltijdse betrekking
Je stopt volledig met werken (minimum 50% => 0%)
€ 124,34
€ 110,66
Je werkt minder dan 50% van een voltijdse betrekking
Je stopt volledig met werken (minimum 20% => 0%)
€ 62,17
€ 55,33
Overzicht van de actuele premiebedragen na indexaanpassing (pdf / 10.52 KB) Als je alleen woont of uitsluitend samen met kinderen waarvan minstens 1 ten laste, krijg je 46,01 euro bruto, d.i. 40,95 euro netto boven op dat bedrag: je voegt dan een attest van gezinssamenstelling (aan te vragen bij je gemeente) bij het aanvraagformulier. Indien je van de RVA een verhoogde uitkering als alleenstaande krijgt, dan dien je dit attest niet bij te voegen.
Steun voor werknemers onderneming in moeilijkheden of herstructurering Voorwaarden steun voor werknemers
Je kunt de premie 24 maanden krijgen voor een arbeidsduurvermindering, mits aan bepaalde voorwaarden te voldoen.
Pagina 71
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
Toestand voor de Toestand tijdens de arbeidsduurvermindering arbeidsduurvermindering
Vlaamse aanmoedigingspremie: bruto bedragen op 01/03/2012
Vlaamse aanmoedigingspremie: netto bedragen op 01/03/2012
Je werkte gedurende het jaar voorafgaand aan de onderbreking minimum 75% van een voltijdse betrekking
Je gaat halftijds werken (minimum 75% => 50%)
€ 155,43
€ 138,33
Je werkt minimum 70% van een voltijdse betrekking
Je vermindert je werktijd met minstens 20% van een voltijdse betrekking (minimum 70% => 50%)
€ 93,26
€ 83
Je werkt minimum 60% van een voltijdse betrekking
Je vermindert je werktijd met minstens 10% en minder dan 20% van een voltijdse betrekking (minimum 60% => 50%)
€ 62,17
€ 55,33
Overzicht van de actuele premiebedragen na indexaanpassing (pdf / 10.52 KB) Cijfers en jaarverslagen aanmoedingspremies: Onderstaande tabellen zijn gebaseerd op gegevens uit de jaarverslagen over de aanmoedingingspremies.
Openbare sector Evolutie aanvragen aanmoedigingspremie openbare sector naar geslacht, periode 1995-2005
1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004
Aanvragen mannen vrouwen 42 (3,5 %) 1.148 60 (3 %) 1.971 257 (6 %) 4.154 495 (7 %) 6.295 1.268 (10,5 %) 10.808 1.573 (11 %) 12.437 1.916 (12 %) 13.710 2.407 (14 %) 14.401 2.370 (14 %) 14.159 2.561 (15 %) 14.606
totaal 1.190 2.031 4.411 6.790 12.076 14.010 15.626 16.808 16.529 17.167
Gunstige beslissingen mannen vrouwen totaal
2.174 2.368
12.955 13.436
15.129 15.808
Pagina 72
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 2005 2006 2007
2.598 (15 %)
14.596 80%
17.194 17.910 20.433
2008
2.417
22.756
13.357 84% 15.645 76,56% 17.407 82,51%
2009
15.774 16.314 18.915 21.095 20.664
In 200937 werden er 20.664 premies toegekend. Dit is een lichte daling van 5% ten opzichte van 2008. Het aandeel werknemers die 4/5e werken is nog steeds goed voor 35% van het totaal. Ruim 81% van de premieontvangers zijn vrouwen. Vooral onder de leeftijd van 36 jaar maken veel meer vrouwen dan mannen gebruik van het systeem. Tot de leeftijd van 45 jaar maken zij nog 80% uit van de premieontvangers. Boven de 45 jaar neemt het procentuele aandeel mannen toe. Vanaf de leeftijd van 56 jaar liggen de man-vrouw percentages veel dichter bij elkaar en dat is wellicht te wijten aan het feit dat vrouwen op deze leeftijd niet meer thuis blijven voor de kinderen, vaak al overgestapt zijn naar definitieve arbeidsduurvermindering en / of op (vervroegd) pensioen zijn gegaan. Ruim 3% van de loopbaanonderbrekers volgde een erkende opleiding.
Privé-sector
In 200938 werden er 31.171 premies toegekend. Dit is een stijging van bijna 25% ten opzichte van 2008. Dit is deels te verklaren doordat ondernemingen in crisistijd hun werknemers “aanmoedigen” om tijdskrediet op te nemen. Net als de voorgaande jaren heeft 98% van de goedgekeurde aanmoedigingspremies in de privé-sector betrekking op een vorm van zorgkrediet. Het aantal mannelijke premieaanvragers neemt jaar na jaar lichtjes toe. In 2009 maken de mannen 32% van de begunstigden uit terwijl dit 27% was in 2008. Naarmate de leeftijd stijgt, wordt het aandeel mannen belangrijker. De verdeling man-vrouw is fiftyfifty in de groep van 51 tot 55 jaar. Alleen in de groep tussen 56 en 65 jaar zijn de mannen in de meerderheid met 55% ten opzichte van 45% vrouwen. Evolutie aanvragen aanmoedigingspremie privé-sector naar geslacht aanvragen
2002 2003 2004 2005 2006
mannen 2.837 4.364 5.394 5.901
vrouwen 14.356 19.652 21.574 21.554
gunstige beslissingen totaal 17.193 24.016 26.968 27.455 25.718 (77% v)
37
Jaarverslag aanmoedigingspremies 2009, p. 47
38
Jaarverslag aanmoedigingspremies 2009, p. 48
21.072 24.315 (80% v) 22.827 (79% v) 21.834 (77% v)
Pagina 73
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 2007 2008 2009
27.107 28.576
23.391 (74,74% v) 24.398 (73,31% v) 31.171 (68% v)
Evolutie gunstige dossiers aanmoedigingspremie privé-sector naar type krediet en geslacht Type aanmoedingspremie 2003 Zorgkrediet Suppletief zorgkrediet Opleidingskrediet Suppletief opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2004 Zorgkrediet Suppletief zorgkrediet Opleidingskrediet Suppletief opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2005 Zorgkrediet Suppletief zorgkrediet Opleidingskrediet Suppletief opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2006 Zorgkrediet Suppletief zorgkrediet Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2007 Zorgkrediet Suppletief zorgkrediet Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2008
mannen
vrouwen
totaal
2.869 661 128 9
13.379 3.786 212 7
16.248 4.447 340 16
4
17
21 Totaal: 21.072 (op 24.016 aanvragen)
3.949 753 110 2
15.203 4.037 244 7
19.152 4.790 354 9
1
9
10 Totaal: 24.315 (op 26.968)
3.256 1.559
12.484 5.234
78 7 1
193 11 4
15.740 6.793 271
76% 81% 74% 0
18 5 Totaal: 22.827 (op 27.455 aanvragen) 16.949 4.585 300 0 Totaal: 21.834 18.072 5.010 308 1 Totaal: 23.391
Pagina 74
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Zorgkrediet Suppletief zorgkrediet Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden
18.844 5.235 318 1 Totaal: 24.398 (op 28.576)
Social profitsector
In 200939 werden er 6.402 premies toegekend. Dit is bijna 15 % meer dan in 2008. 70% van de goedgekeurde aanmoedigingspremies in de social-profitsector betreft een zorgkrediet. Dit is minder in vergelijking met de privé-sector (98%) aangezien in de socialprofitsector ook premies voor een landingsbaan en loopbaankrediet kunnen toegekend worden. In tegenstelling tot de private sector blijft het aandeel mannen in de social-profitsector beperkt tot 18%. Dit is vooral te verklaren door het feit dat deze sector globaal gezien minder mannen tewerkstelt. In de social-profit sector vertegenwoordigen de begunstigden tussen 26 en 35 jaar bijna 50% van de premieontvangers. Evolutie aanvragen aanmoedigingspremie social -profit naar geslacht 1995 1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009
mannen
vrouwen
totaal
266 512 560 587
1.704 3.279 3.689 3.948
1.970 3.791 4.249 4.535 4.899 5.130 (86% v) 5.549 6.173 6.402
Evolutie gunstig bevonden dossiers per type aanvraag en per geslacht
39
Jaarverslag aanmoedigingspremies 2009, p. 48
Pagina 75
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Type aanmoedingspremie 2003 Zorgkrediet Loopbaankrediet Landingsbaan Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2004 Zorgkrediet Loopbaankrediet Landingsbaan Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2005 Zorgkrediet Loopbaankrediet Landingsbaan Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2006 Zorgkrediet Loopbaankrediet Landingsbaan Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2007 Zorgkrediet Loopbaankrediet Landingsbaan Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden 2008 Zorgkrediet Loopbaankrediet Landingsbaan Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden
mannen
vrouwen
totaal
262 47 186 13 0
2.373 481 348 81 1
2.634 (69%) 528 (14%) 534 (14%) 94 (2%) 1 (<1%) Totaal:3.791 op 4.249 aanvragen
267 46 184 7 0
2.623 462 385 103 0
2.890 508 509 110 0 Totaal: 4.077 op 4.535 aanvragen 316 656 449 105 1 Totaal: 4.371 (87% v) op 5.130 aanvragen 3.304 (90% v) 433 (90% v) 722 (69% v) 110 (83% v) 0 Totaal: 4.569 (86% v) op 5.130 aanvragen 3.626 391 854 114 0 Totaal: 4.985 op 5.549 aanvragen 4.016 378 948 116 0 Totaal: 5.458 op 6.173 aanvragen
Pagina 76
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 2009 Zorgkrediet Loopbaankrediet Landingsbaan Opleidingskrediet Bedrijven in moeilijkheden
Budgetten toegekende aanmoedigingspremies per sector Jaar/aantal toekenningen
openbare
privé
Social profit
budget
2004 2005 2006 2007 2008 2009
15.804 15.774 16.341 18.915 21.095
24.315 22.827 21.834 23.391 24.398
4.077 4.371 4.569 4.985 5.458
32.469.113 34.259.162 33.711.888 34.765.043 35.836.013
Wonen en ruimtelijke ordening Cijfers Tabel: evolutie bewoners naar titel
Woonsurvey 2005 2001 aantal % SEE Eigenaar 1.861.251 74,4 73,0 Huurder 602.905 24,1 25,0 Private huurder 462.811 18,5 20,0 Sociale huurder 140.094 5,6 5,0 Gratis bewoner 37.525 1,5 2,0 totaal 2.501.681 100 100 Bron: Vlaamse regering. Beleidsnota Wonen 2009-2014, p. 13
1991 VT 68,0 29,5
1981 VT 65,6 32,6
1,6 100
1,8 100
De grootste betaalbaarheidsproblemen doen zich voor bij huurders en huishoudens met één inkomen. Tabel: overzicht betaalbaarheidsindicatoren Gem. nettomaandinkomen Gem. equivalent netto-
eigenaar Met afbetaling 3.049
zonder 1;912
huurder privaat 1.725
sociaal 1.281
1.779
1.277
1.251
913
totaal 2.202 1.412
Pagina 77
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 maandinkomen Gem. maand. 633 0 431 woonkost Gem. woonquote % 21,7 29,5 Aandeel woonquote 17,1 39,2 >30% Gem. resterend 2.491 1.912 1.310 inkomen in euro Gem. equivalent 1.451 1.277 929 resterend inkomen in euro Aandeel equivalent 0,4 0,3 resterend inkomen <250 euro Bron: Vlaamse regering. Beleidsnota Wonen 2009-2014, p. 15
258
284
22,3 12,2
13,0 12,7
1.024
1.940
720
1.238
2,1
1,4
Eigenaars die hun lening afbetalen, besteden daar gemiddeld 21,7% van hun beschikbaar inkomen aan. Sociale huurders spenderen gemiddeld 22,3% van hun inkomen aan de maandelijkse huur. Bij private huurders ligt dat percentage op 29,5. Ruim 39% van de private huurders geeft meer dan 30% van hun inkomen aan de naakte woonkosten en 17,3% zelfs meer dan 40%. De Woonsurvey van 2005 geeft aan dat de inkomens van de sociale huurders gemiddeld heel wat lager zijn dan van private huurders en daarom houden zij na het betalen van de huur minder over van hun inkomen dan private huurders. Er bestaan allerlei premies en tegemoetkomingen voor de bouw, renovatie of aankoop van een woning. Met deze premies willen de overheden zoveel mogelijk personen en gezinnen de kans geven een eigen woning te kopen en/of te verbeteren. Deze premies en tussenkomsten waarop je aanspraak kunt maken verschillen sterk van gewest tot gewest. Daarnaast bestaan er ook tussenkomsten van provincies, gemeenten en netbeheerders. Op federaal vlak zijn er volgende voorzieningen: - belastingverminderingen: o 21% of 6% BTW o Energiebesparende investeringen o Inbraak en brandbeveiliging - Kopen en verkopen: o Fiscale voordelen bij hypothecaire leningen o Schuldsaldoverzekering o Woningverzekering - Huren en verhuren: o Huurwaarborg - Sociale huisvesting: sociale leningen o Federaal: Overkoepelende organisaties van erkende kredietmaatschappijen voor sociale leningen (vzw Vereniging voor Sociale Huisvesting en vzw Sociaal Woonkrediet) o Vlaams Woningfonds (zie verder)
Pagina 78
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De Vlaamse overheid voorziet volgende premies: - Tegemoetkoming in de huurprijs - Maandelijkse huurpremie voor gezinnen die 5 jaar wachten op een sociale woning - Huur sociale woning bij Vlaams Woningfonds voor gezinnen met kinderen - Huur sociale woning via een sociale huisvestingsmaatschappij - Vlaamse woonlening bij de VMSW - De woonlening van het Vlaams Woningfonds voor gezinnen met kinderen - Verzekering gewaarborgd wonen - Renovatiepremie - Verbeteringspremie - Aanpassingspremie voor ouderen
Tegemoetkoming in de huurprijs Tegemoetkoming in de huurprijs (huursubsidie) De tegemoetkoming in de huurprijs of huursubsidie ondersteunt mensen met een laag inkomen die verhuizen van een slechte, onaangepaste woning naar een goede, aangepaste woning. De tegemoetkoming in de huurprijs bestaat uit twee delen: · ·
De huursubsidie wordt berekend op basis van je inkomen en wordt maximum 9 jaar uitbetaald en neemt af in de loop van die periode. De eenmalige installatiepremie is gelijk aan drie keer het bedrag van de eerste huursubsidie.
De eerste uitbetaling gebeurt binnen de 4 maanden nadat uw aanvraag is goedgekeurd. Daarna wordt de huursubsidie driemaandelijks uitbetaald. Je komt enkel in aanmerking wanneer je onlangs verhuisd bent of binnenkort zal verhuizen. Huurders die vroeger al een huursubsidie of tegemoetkoming in de huurprijs hebben gekregen komen niet in aanmerking.
Voorwaarden
Je moet voldoen aan een aantal voorwaarden op vlak van: Inkomen: de som van het aan de personenbelasting onderworpen inkomen, alsook van de nietbelastbare vervangingsinkomsten van de huurder en van de inwonende gezinsleden mag maximaal 16.320 euro bedragen, te verhogen met 1.460 euro per persoon ten laste. Men kijkt naar het inkomen van drie jaar voor de aanvraag. De maximale huurprijs van de nieuwe huurwoning bedraagt in 2012: - 550 euro als je geen personen ten laste hebt; - 588,50 euro als je 1 persoon ten laste hebt; - 627 euro als je 2 personen ten laste hebt; - 665,50 euro als je 3 personen ten laste hebt; - 704 euro als je 4 of meer personen ten laste hebt.
Pagina 79
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Eigendom: de laatste drie jaar heb je of één van je gezinsleden geen woning in volledige eigendom of vruchtgebruik gehad. Hierop zijn wel enkele uitzonderingen: o de woning die je verlaat moet in het Vlaams Gewest liggen: § is onbewoonbaar, ongeschikt of overbewoond verklaard § is te klein voor je gezin o de nieuwe huurwoning moet in het Vlaams Gewest liggen: § mag geen kamer of een gesubsidieerde sociale huurwoning zijn § mag geen manifeste gebreken of veiligheids- of gezondheidsrisico's vertonen en moet aangepast zijn aan de samenstelling van het gezin § heeft een maximale huurprijs van 550 euro als je geen personen ten laste hebt. Dit maximum kan verhoogd worden per persoon ten laste.
Bedragen huursubsidie
Jaar 1 en 2 je inkomen van het derde jaar voor de aanvraagdatum bedraagt: - maximaal 16.320 euro: de huursubsidie is gelijk aan 106,50 euro per maand; - maximaal 13.910 euro: de huursubsidie is gelijk aan 159,75 euro per maand; - maximaal 10.100 euro: de huursubsidie is gelijk aan 213,00 euro per maand. Jaar 3 en 4 Je inkomen van het derde jaar voor de aanvraagdatum bedraagt: - maximaal 16.320 euro: de huursubsidie is gelijk aan 85,20 euro per maand; - maximaal 13.910 euro: de huursubsidie is gelijk aan 127,80 euro per maand; - maximaal 10.100 euro: de huursubsidie is gelijk aan 170,40 euro per maand. Jaar 5 en 6 Je inkomen van het derde jaar voor de aanvraagdatum bedraagt: - maximaal 16.320 euro: de huursubsidie is gelijk aan 63,90 euro per maand; - maximaal 13.910 euro: de huursubsidie is gelijk aan 95,85 euro per maand; - maximaal 10.100 euro: de huursubsidie is gelijk aan 127,80 euro per maand. Jaar 7, 8 en 9 Het zevende, achtste en negende jaar ontvang je een huursubsidie die berekend wordt op basis van het inkomen dat je drie jaar na de aanvraagdatum heeft ontvangen. Je tegemoetkoming bedraagt dan 63,90 euro per maand als je inkomen niet hoger is dan het dan geldende maximum, en 383,40 euro per jaar als dat wel het geval is.
Cijfers In 2011 werden 5.690 aanvragen voor de tegemoetkoming in de huurprijs ingediend. Hiervan werden er reeds 2.253 goedgekeurd terwijl er 2.741 afgekeurd werden (cijfers van 5 maart 2012). Het aantal aanvragen in 2011 is een lichte stijging ten opzichte van het aantal aanvragen in 2009 en 2010. Opvallend in de cijfergegevens (zie bijlage) is dat er zowel in Antwerpen, Oost-Vlaanderen en WestVlaanderen meer aanvragen werden afgekeurd dan goedgekeurd.
Pagina 80
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De belangrijkste redenen om een aanvraag te weigeren zijn: de huursubsidiewoning voldoet niet aan de vereiste kwaliteitsnormen (20%), de verlaten woning vertoont onvoldoende ernstige gebreken (11%) of het inkomen van alle gezinsleden samen ligt boven het maximum (8%). In 2011 werd een totaalbedrag van € 20.128.706,45 aan tegemoetkomingen in de huurprijs uitbetaald, ongeacht het aanvraagjaar. In 2010 lag het totaalbedrag lager met € 15.139.883. In 2009 was dit € 10.306.341,03. Het gemiddeld subsidiebedrag in 2011 bedroeg € 200,28. Dit is een lichte stijging ten opzichte van 2010 toen het gemiddelde € 192,90 bedroeg. In 2009 was dit € 198,94.40 Tabel: steunmaatregelen aan particulieren: aantal begunstigden Vlaams huisvestingsbeleid huursubsidie
nieuwbouw
aankoop
renovatie
1996 1.673 2.196 1.172 10.890 1997 2.024 3.071 1.606 11.089 1998 2.225 2.704 1.233 9.679 1999 2.398 1.786 868 8.848 2000 2.408 1.286 515 8.081 2001 1.812 168 35 6.753 2002 2.054 828 1 6.373 2003 2.174 404 0 6.926 2004 2.184 0 0 6.755 2005 2.194 0 0 10.478 2006 2.166 0 0 10.892 2007 1.938 0 0 15.360 2008 2.374 0 0 21.473 2009 3.346 0 0 28.847 Bron: http://www4dar.vlaanderen.be/sites/svr/Cijfers/Pages/Excel.aspx
Verzekering gewaarborgd inkomen
1.912 6.462 5.272 4.008 4.608 5.069 3.987 4.092 4.803 4.502 3.522 1.421
Tabel: steunmaatregelen aan particulieren: bedrag van de tegemoetkomingen Vlaams huisvestingsbeleid
1996 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2003
40
huursubsidie
nieuwbouw
aankoop
renovatie
2.873.935,10 4.140.957,10 5.375.797,80 6.754.541,50 7.671.120,00 7.163.373,14 7.959.788,00 8.731.366,99
5.507.254,28 10.577.911,30 11.338.860,78 7.486.034,42 4.816.775,95 4.432.934,14 7.587.729,30 3.985.509,12
2.263.457,67 3.949.448,56 3.793.788,28 3.111.955,16 2.048.185,54 1.757.445,11 695.031,36 390.240,88
24.216.657,83 28.418.440,55 28.871.841,75 19.017.263,90 15.584.463,82 17.152.683,45 14.146.092,67 11.256.681,37
Verzekering gewaarborgd inkomen
416.720,40 1.408.392,90 1.149.032,40 873.543,60 1.004.313,60 1.104.788,55
totaal 15.931 17.790 17.753 20.362 17.562 12.776 13.864 14.576 12.926 16.764 17.861 21.800 27.369 33.614
totaal 34.861.304,88 47.086.757,51 49.797.009,01 37.778.187,88 31.269.577,71 1.149.032,40 31.392.954,93 25.468.586,91
Zie: http://www.cdenv.be/actua/tegemoetkoming-huurprijs-verbetert-leefomstandigheden
Pagina 81
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 2004 8.941.274,48 11.476,08 2.677,68 9.101.195,16 2005 9.102.258,43 0,00 0,00 14.639.436,76 2006 8.892.047,77 0,00 0,00 15.840.300,00 2007 9.142.905,23 0,00 0,00 58.804.990,00 2008 15.397.760,66 0,00 0,00 92.376.380,00 2009 14.751.581,11 0,00 0,00 135.933.628,00 Bron: http://www4dar.vlaanderen.be/sites/svr/Cijfers/Pages/Excel.aspx
868.966,65 891.851,40 1.046.813,85 981.210,90 767.619,90 1.253.766,24
18.925.590,05 24.633.546,59 25.779.161,62 68.929.096,13 108.541.760,56 151.938.977,35
Maandelijkse huurpremie voor gezinnen die 5 jaar wachten op een sociale woning Maandelijkse huurpremie voor gezinnen die 5 jaar wachten op een sociale woning Gezinnen met een heel laag inkomen die al vijf jaar of langer wachten op een sociale woning en in een private huurwoning wonen, kunnen in aanmerking komen voor een maandelijkse huurpremie. Om in aanmerking te komen voor de huurpremie, moet je op het moment van de aanvraag van de huurpremie: - een woning huren: o als hoofdverblijfplaats o met een huurprijs afhankelijk van het aantal personen ten laste en de ligging van de woning (bv. max 550 euro voor een alleenstaande) Voor aanvragen in 2012 mag de maandelijkse huurprijs van uw woning ten hoogste 550 euro zijn. Per persoon ten laste tot en met de vierde wordt telkens 38,50 euro bij dat bedrag geteld: Aantal personen ten laste
Maximum toegestane huurprijs in 2012
0
€ 550
1
€ 588,5
2
€ 627
3
€ 665,5
4
€ 704
In bepaalde steden en gemeenten mag de maximumhuurprijs 10 % hoger liggen dan hierboven vermeld. Concreet gaat het om de gemeenten in Vlabinvestgebied. Ook in de 13 centrumsteden mag de maximum huurprijs 10 % hoger liggen: Aantal personen ten laste
Maximum toegestane huurprijs in 2012
0
€ 605
1
€ 647,35
2
€ 689,70
Pagina 82
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 3
€ 732,05
4
€ 774,40
de huurprijs waarvan Wonen-Vlaanderen uitgaat, kan verschillen van de huurprijs die je in werkelijkheid betaalt. o die conform de woonnormen is ingeschreven zijn voor een sociale huurwoning bij een sociale huisvestingsmaatschappij (SHM): o die werkzaam is in je gemeente. (Als die SHM niet werkzaam is in je gemeente, heb je tot 31 mei 2013 de tijd om je in te schrijven bij de domiciliemaatschappij (DSHM). Je zal ook een brief krijgen met een gele sticker waarin de SHM werkzaam in je gemeente vermeld staan. o ononderbroken ingeschreven zijn bij een sociale huisvestingsmaatschappij voor een periode van min 5 jaar - een inkomen hebben van maximaal 16.320 euro plus 1.460 euro per persoon ten laste (zelfde inkomensvoorwaarde als bij de huursubsidie) Let op: de huurpremie is niet voor personen: o die al in een sociale woning wonen o die een woning huren van vader, moeder, grootvader, grootmoeder, broer of zus als die op hetzelfde adres woont. De huurpremie wordt berekend op basis van: - de huurprijs van de woning die je huurt; - het gebied waarin je woont; - het aantal personen die de huurder en zijn/haar partner ten laste hebben: -
Is je huurprijs
Berekening maandelijkse huurpremie
minder dan 360 euro (huurprijs gedeeld door 3) + (aantal personen ten laste x 20 euro) 360 euro of meer
120 euro + (aantal personen ten laste x 20 euro)
Als je huurprijs lager is dan 360 euro dan bedraagt de huurpremie de huurprijs gedeeld door 3 plus het aantal personen ten laste in je gezin maal 20 euro. Voorbeeld: je hebt 3 personen ten laste en je huurprijs bedraagt 300 euro. De huurpremie bedraagt dan 300 gedeeld door 3 = 100 euro + (3 maal 20 euro) = 160 euro per maand Als je huurprijs 360 euro of meer is dan bedraagt de huurpremie 120 euro plus het aantal personen ten laste in je gezin maal 20 euro. Voorbeeld: je hebt 1 persoon ten laste en je huurprijs bedraagt 550 euro. De huurpremie bedraagt dan 120 euro + (1 x 20 euro)= 140 euro de huurprijs waarvan Wonen-Vlaanderen uitgaat bij het berekenen van je huurpremie kan verschillen van de huurprijs die je in werkelijkheid betaalt
Pagina 83
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
Huur sociale woning bij Vlaams Woningfonds voor gezinnen met kinderen Huur van een sociale woning bij het Vlaams Woningfonds: voor gezinnen met kinderen Het Vlaams Woningfonds koopt zelf woningen aan in stedelijke centra van het Vlaams Gewest. Deze woningen worden verhuurd aan gezinnen met minstens één kind tegen een betaalbare huurprijs. Om je in te schrijven voor een huurwoning bij het Vlaams Woningfonds moet je aan volgende voorwaarden voldoen: - meerderjarig zijn - minstens één kind ten laste hebben - geen woning of bouwgrond volledig in volle eigendom of volledig vruchtgebruik hebben (zowel in binnen- of buitenland) - voldoen aan de 'taal- en inburgeringsbereidheid'. Voor beide voorwaarden moet je een aantal documenten kunnen voorleggen. Het Vlaams woningfonds kan je hiermee helpen. - ingeschreven zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister - voldoen aan de inkomensvoorwaarden: § Aantal pers. ten laste Max. inkomen
-
1
2
3
4
5
€ 31 353
€ 33 012
€ 34 671
€ 36 330
€ 37 989
Het basisbedrag van 29 694 EUR wordt met 1 659 EUR verhoogd per persoon ten laste. Vermelde maximum inkomens worden jaarlijks geïndexeerd
Het Vlaams Woningfonds legt een register aan waarin kandidaat-huurders in chronologische volgorde worden opgenomen. Bij de toewijzing van een woning wordt zowel met de inschrijvingsvoorwaarden als met de rationele bezetting van een woning en een aantal voorrangsregels rekening gehouden.
Huur sociale woning via een sociale huisvestingsmaatschappij http://www.vmsw.be/language/nl-be/nl/particulieren/huren De sociale huisvestingsmaatschappijen (SHM´s) verhuren momenteel zo´n 140.000 woningen (studio´s, appartementen en woningen van één tot vijf slaapkamers). De keuzemogelijkheden hangen af van je gezinssamenstelling en/of van je fysieke toestand. De voorwaarden zijn: - meerderjarig zijn; - voldoen aan de inkomensvoorwaarde; - voldoen aan de eigendomsvoorwaarde; - voldoen aan de taal- of inburgeringsbereidheid; - ingeschreven zijn in het bevolkings- of vreemdelingenregister. Wat de inkomensvoorwaarde betreft:
Pagina 84
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De bovengrenzen voor het netto-belastbaar inkomen (geïndexeerde bedragen 2012) zijn: - 19.796 euro als je een alleenstaande bent zonder personen ten laste; - 21.455 euro als je een alleenstaande gehandicapte bent; - 29.694 euro, vermeerderd met 1.659 euro per persoon ten laste, in andere gevallen. Sommige sociale huisvestingsmaatschappijen kunnen hogere inkomensgrenzen toestaan.
Huurprijs
De huurprijsberekening (nieuwe formule vanaf 1 januari 2012) stelt je inkomen, de kwaliteit van de woning en de gezinssituatie centraal. Formule: De maandhuur 2012: 1/55 x inkomen – patrimoniumkorting – gezinskorting Minimale huurprijs < maandhuur 2012 < basishuurprijs Inkomen: 1/55 van je geïndexeerde inkomen. Het geïndexeerde inkomen bedraagt minstens het leefloon. Voor de huurprijs van 2012 wordt het inkomen genomen van 2009 dat wordt geïndexeerd naar juni 2011. Voorbeeld: indien je inkomen in 2009 12.000 euro was, betaal je maximaal 229,89 euro huur per maand (12.644 gedeeld door 55). Dit bedrag wordt verminderd met de patrimoniumkorting en de gezinskorting. Patrimoniumkorting: Uitgangspunt is de marktwaarde van de woning. De marktwaarde is gelijk aan de huurprijs van een woning van hetzelfde type, ouderdom en onderhoud op de private markt. Afhankelijk van de marktwaarde, wordt er nog een korting gegeven. Deze korting is maximum 128 euro (onderhevig aan indexering) voor sociale woningen met een lage marktwaarde en minimum 0 euro voor sociale woningen met een hoge marktwaarde Dus hoe goedkoper de woning, hoe groter de extra korting. Dit is de patrimoniumkorting. Gezinskorting: Per persoon die voldoet aan de voorwaarden van een persoon ten laste, betaal je in 2012 17 euro (onderhevig aan indexering) per maand minder. Ook personen die minstens 66% invalide zijn, worden ook als persoon ten laste aanzien. Als je twee kinderen hebt, betaal je in ons voorbeeld dan nog 193,89 euro (227,89 euro min 34 euro). Deze aftrek voor personen ten laste is de gezinskorting. Minimum en maximum: Je betaalt dus nooit meer dan 1/55 van je inkomen, maar je betaalt ook nooit meer dan de basishuurprijs. Op het moment dat je de huurovereenkomst afsluit, wordt de marktwaarde in je contract vastgelegd. Vanaf dan wordt dit de basishuurprijs genoemd. Deze basishuurprijs wordt jaarlijks geïndexeerd. Het laagste van beide is dus het maximum.
Pagina 85
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Er is ook een minimale huurprijs. Op basis van de marktwaarde betaalt een gezin met een heel laag inkomen nooit minder dan 111 euro (onderhevig aan indexering) per maand voor de goedkopere sociale huurwoningen en 222 euro (onderhevig aan indexering) voor de duurdere woningen. Bij uitzondering is er een toegestane overgangshuurprijs voorzien.
Vlaamse woonlening bij de VMSW De Vlaamse Woonlening of de sociale lening bij de VMSW De Vlaamse Woonlening van de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen is een voordelig woonkrediet voor wie een bescheiden inkomen heeft en toch een eigen huis wil in het Vlaams Gewest. Je kan de Vlaamse woonlening aangaan voor het kopen en renoveren van een woning als: - de woning minstens 30 jaar oud is - er voor minstens 10.000 euro noodzakelijke renovatiewerken zijn de aankoopprijs van de woning niet hoger ligt dan 181.190 euro. Dat maximumbedrag kan stijgen naargelang uw gezinssamenstelling
De renovatie, verbetering of aanpassing van je eigen woning
het niet-geïndexeerde KI (kadastraal inkomen) van de woning maximaal 1.487,36 euro is de kostprijs van de noodzakelijke werken minimaal 10.000 euro is. U kan maximaal 75.000 euro lenen
Het bouwen van een eigen woning -
maximaal 191.190 euro (incl btw) de lening kan niet dienen voor de aankoop van de bouwgrond er mag geen hypotheek rusten op de bouwgrond.
De duur van een sociale lening is standaard vastgesteld op 20 jaar. In sommige gevallen kan dit verlengd worden tot 30 jaar. Het krediet moet terugbetaald zijn voor de jongste ontlener 75 jaar wordt. Om een Vlaamse Woonlening van de VMSW te krijgen, moet de woning in het Vlaams Gewest liggen en nog aan een aantal andere voorwaarden i.v.m. inkomen, eigendom, leeftijd en financiële draagkracht voldoen:
Netto belastbaar inkomen
Je netto-belastbaar inkomen, zoals aangegeven op uw recentste belastingsbrief, moet liggen tussen : - Voor een alleenstaande min. 7.960 euro en max. 31.820 euro Voor een gezin van min. twee personen min. 7.960 euro en max. 47.730 euro - Het maximum wordt verhoogd met 3.180 euro per persoon ten laste.
Eigendom
Je mag geen andere woning 100% in volle eigendom of 100% vruchtgebruik hebben op het ogenblik van het schriftelijk aanbod van de VMSW. Een 'naakte eigendom' deels of geheel mag dus wel. Er zijn enkele uitzonderingen waarin je wel een huis mag bezitten. Meer informatie op de website van de VMSW.
Pagina 86
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Leeftijd
Het krediet moet afgelost zijn op het ogenblik dat de jongste kredietnemer 75 jaar is.
Financiële draagkracht
De VMSW gaat na of je solvabel bent, d.i. of je de maandelijkse afbetalingen van het krediet aankan én je dan nog genoeg geld overhoudt om te voldoen aan de normale gezinsbehoeften. Of je voldoende solvabel bent, wordt door de VMSW bepaald op basis van een kredietwaardigheidsonderzoek dat uitgaat van je huidige officiële inkomsten. Het bedrag dat je kan lenen verschilt naar gelang de activiteit waarvoor je leent: Voor zover u aan een aantal voorwaarden voldoet en er voldoende budget is, kan je een Vlaamse Woonlening aanvragen bij de VMSW voor: - Aankoop van een sociale koopwoning: 100% van de verkoopprijs : grond en woning, inclusief BTW - Aankoop van een woning met renovatie Je kan de Vlaamse Woonlening krijgen voor de aankoop van een woning die: - minstens 30 jaar oud is en gerenoveerd moet worden Het totale te ontlenen bedrag is maximaal 187.120 euro: De aankoopprijs van de woning mag niet hoger zijn dan 177.120 euro De noodzakelijke renovatiewerken moeten minstens 10.000 euro bedragen Hoe hoger het bedrag van de noodzakelijke renovatiewerken (boven 10.000 euro), hoe minder u kan lenen voor de aankoop van de woning. De VMSW schat welke renovatiewerken noodzakelijk zijn (veilig, aangepast aan de grootte van het gezin, comfort) en moeten worden uitgevoerd en beleend. De maximumbedragen kunnen stijgen naargelang je gezinssamenstelling: Renovatie, verbetering of aanpassing van de eigen woning: maximaal 75.000 euro Bouwen van een eigen woning: 100% van de bouwprijs (inclusief btw) zoals die door de VMSW aanvaard wordt: de geraamde verkoopwaarde van de woning mag hierbij dus niet worden overschreden. Maximaal 187.120 euro.
Bijkomende kredieten
Bijkomende kredieten als je al een lening van de VHM/VMSW hebt: hiervoor neem je best contact op met de sociale huisvestingsmaatschappij. Wanneer je al een Vlaamse Woonlening van de VHM/VMSW hebt. Die bijkomende kredieten kun je krijgen voor: - aanvullende financiering van de lopende werken - noodzakelijke werken die zich later stellen en die verschillen van vroeger uitgevoerde werken - de overname van een 'onverdeeld deel' van een woning (d.i. de uitkoopwaarde bij een scheiding) - niet: voor het overnemen van een vroeger aangegane gewone hypothecaire lening (bv. bij een bank).
Pagina 87
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Rentevoet
De rentevoet is afhankelijk van de marktrente, je inkomen, je gezinstoestand, de activiteit waarvoor je wil lenen en de ligging van de woning.
De woonlening van het Vlaams Woningfonds voor gezinnen met kinderen De woonlening van het Vlaams Woningfonds voor gezinnen met kinderen Het Vlaams Woningfonds kent sociale hypothecaire leningen toe voor: - de aankoop van een woning - een nieuwbouw - werken aan een woning (dit kan ook in tweede rang) - de aankoop van een bouwgrond Een bestaande bezwarende hypothecaire lening (uitgezonderd VMSW-leningen) kan het Vlaams Woningfonds ook overnemen op voorwaarde dat die destijds voor huisvestingsdoeleinden diende én dat de terugbetalingslasten minstens 50% van het gemiddeld maandelijks netto-inkomen van het voorbije kalenderjaar van de aanvragers bedragen. Ook om de gedwongen verkoop van de woning te vermijden kan een overname van de lening worden toegestaan.
Gezin
Je moet minstens 1 kind ten laste hebben. Je gezin mag noch de volle eigendom noch het volledige vruchtgebruik bezitten van een andere woning.
Inkomen -
-
Je netto belastbaar inkomen van je laatst gekende aanslagbiljet mag de vastgestelde maximumgrenzen niet overschrijden. Het maximum toegelaten netto belastbaar inkomen wordt vastgesteld op basis van de gezinssamenstelling, waarbij een als ernstig gehandicapt kind voor 2 kinderen ten laste telt. Het huidige maximum is vastgelegd op 52 700 EUR voor een gezin met één kind ten laste. Dit maximum wordt telkens verhoogd met 3 290 EUR voor elke bijkomende persoon ten laste. Voormelde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd. Aan de hand van het netto belastbaar inkomen (vermeld op je laatst gekende aanslagbiljet) en de gezinssamenstelling, kun je zelf nagaan hoeveel je rentevoet zal bedragen. Een minimum aan spaargelden is steeds noodzakelijk
Woning -
moet in het Vlaams Gewest gelegen zijn moet gedurende de looptijd van de lening door het gezin bewoond worden mag niet verhuurd worden de verkoopwaarde en het volume mogen de vastgestelde maximumgrenzen niet overschrijden: o Verkoopwaarde: max. 191.190 euro voor gezinnen met 1 of 2 kinderen ten laste. Dit bedrag wordt verhoogd bij meerdere kinderen ten laste. o Volume: 590 m² voor gezinnen met 1 of 2 kinderen ten laste. Dit volume wordt groter bij meerdere kinderen ten laste.
Pagina 88
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Bedrag dat je kan lenen
Het maximum leningsbedrag is afhankelijk van de verrichting: - bij aankoop: 95 % van de verkoopwaarde of aankoopprijs van de woning (de laagste waarde telt) - bij werken: 95 % van de kostprijs van de werken, maar steeds beperkt tot 95 % van de verkoopwaarde van de woning na de werken bij nieuwbouw: 95 % van de kostprijs van de bouw (grond inbegrepen), maar steeds beperkt tot 95 % van de verkoopwaarde van de woning - bij overname van een vorige lening: 95 % van de verkoopwaarde van de woning. Indien de terugbetaling van de lening niet volledig gewaarborgd is door een levensverzekering, dan wordt het maximum van 95 % verminderd tot 90 %. Leningen in tweede hypothecaire rang mogen niet meer bedragen dan het verschil tussen 95 % van de verkoopwaarde van de woning na de werken en het saldo van de hypotheeklening in eerste rang, zonder de levensverzekeringspremie. Je kunt in uitzonderlijke gevallen bijlenen voor een gedeelte van de aktekosten.
Welke rentevoet?
De rentevoet wordt berekend in functie van: - Je netto belastbaar inkomen - het aantal kinderen/personen ten laste - de ligging van de woning De rentevoet wordt bepaald op de datum van het leningsaanbod en bedraagt minimum 1,5% voor een gezin met 2 of meer kinderen ten laste en minimum 2% voor een gezin met 1 kind ten laste. De maximale rentevoet bedraagt momenteel 3,69%. Minimum en maximum rentevoet: - De minimum rentevoet hangt af van het aantal kinderen/personen dat u ten laste heeft. Gezinnen met 1 kind lenen vanaf 2 %, gezinnen met minstens 2 kinderen lenen vanaf 1,50 %. Let op: de rentevoet wordt pas definitief op het ogenblik dat wij het leningsaanbod naar u versturen. - De maximum rentevoet bedraagt momenteel 3,69 % (dit is de zogenaamde referentierentevoet). De ligging van de woning: De rentevoet wordt verminderd met 0,50 % indien de woning gelegen is in een kernstad of in een woonvernieuwings- of woningbouwgebied van Drogenbos, Hoeilaart, Kraainem, Linkebeek, Overijse, Sint-Genesius-Rode, Tervuren, Wemmel en Wezenbeek-Oppem. - De rentevoet wordt verhoogd met 0,50 % indien het een nieuwbouw of aankoop met toepassing van het BTW-stelsel betreft en deze woning gelegen is buiten een woonvernieuwings- of woningbouwgebied. Deze verhoging geldt niet wanneer de woning wordt gebouwd na afbraak van een ongeschikte woning op hetzelfde perceel.
Pagina 89
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Vaste rentevoet: Uw rentevoet is marktvast tijdens de volledige duur van de lening. Om de 5 jaar wordt de rentevoet op basis van de evolutie van uw inkomen herzien. Indien uw gemiddeld inkomen zou zijn toegenomen, is een hogere rentevoet mogelijk, in het andere geval een lagere. In elk geval kan uw rentevoet nooit uitstijgen boven de referentierentevoet van toepassing bij het leningsaanbod, noch dalen tot onder de minimum rentevoet van toepassing op dezelfde datum. De gezinssituatie blijft ook tijdens de looptijd van de lening een rol spelen: - indien het aantal kinderen/personen ten laste stijgt, wordt de rentevoet op 1 januari van het daaropvolgende jaar verlaagd met 0,50 % (maar kan nooit lager dan de minimum rentevoet van toepassing bij het leningsaanbod). - wanneer de kinderen niet meer ten laste zijn, blijft de rentevoet ongewijzigd. Beroep in pand: De rentevoet wordt verhoogd met 0,50 % indien de woning waarvoor de lening wordt toegestaan gebruikt wordt voor beroepsdoeleinden, of indien dit zo wordt ingeschreven in de Kruispuntbank van Ondernemingen. Rekening houdende met de huidige gegevens bedraagt de minimum rentevoet dus 2,50 % voor een gezin met 1 kind ten laste en 2 % voor gezinnen met minstens 2 kinderen/personen ten laste. De maximum rentevoet bedraagt 4,19 %. Ook indien je beslist om tijdens de looptijd van de lening een zelfstandige activiteit op te starten, moet je dit melden en zal je rentevoet worden verhoogd.
Voorwaarden inzake de verkoopwaarde van de woning
De woning mag inzake verkoopwaarde bepaalde grenzen niet overschrijden: Aantal pers. ten laste
1
2
3
4
5
6
Max. verkoopwaarde van de woning
€191 190
€191 190
€200 750
€210 310
€219 870
€229 430
Wanneer het jongste kind op de referentiedatum jonger dan 6 jaar is, of wanneer een ascendent van de aanvragers op de referentiedatum minstens 6 maanden inwoont, wordt voormelde maximum verkoopwaarde van de woning telkens met 9 560 EUR verhoogd. Voormelde bedragen worden jaarlijks op 1 januari geïndexeerd. De verkoopwaarde wordt vastgesteld door een onafhankelijke externe expert. Voor nieuwbouw baseren we ons op plannen en bestekken.
Voorwaarden inzake het volume van de woning
Het maximum volume van de woning is bij nieuwbouw of terugbetaling van schuld voor nieuwbouw beperkt op basis van het aantal kinderen: Aantal pers. ten laste Max. bouwomvang
1
2
3
4
5
6
590 m³
590 m³
610 m³
630 m³
650 m³
670 m³
Pagina 90
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
Gem. aantal personen Gem. aantal kinderen Gem. leeftijd vader
2010 3,96 2,26 36j3m
2009 3,89 2,2 36j
2008 3,95 2,25 35j3m
2007 4,13 2,37 35j5m
2006 4,31 2,54 35j11m
Gem. leeftijd moeder
34j1m
34j2m
33j8m
33j4m
33j8m
Gem. leeftijd kinderen 7j8m 8j1m 7j7m 7j6m 7j9m Gem. maandelijks 2.346 2.358 2.292 2.273 2.215 netto gezinsinkomen % leningen allochtone 26 22,1 22,1 22,2 21,9 gezinnen % leningen gezinnen 8,2 8,5 7,3 8,2 9,2 met 1 of meerdere andersvalide leden % leningen aan 37,3 40,0 36,2 30,7 31,5 eenoudergezinnen Zie: http://www4dar.vlaanderen.be/sites/svr/Cijfers/Pages/Excel.aspx
2005 4,73 2,95 36j10 m 34j5 m 8j1m 2.201
2004 4,65 2,87 36j3 m 34j3 m 8j1m 2.128
2003 4,65 2,84 36j8 m 34j
19,1
21,2
18,2
2002 4,60 2,83 35j9 m 33j8 m 7j9m 1.68 0 17,2
12,1
11,6
10,5
9,2
30,4
30,7
32,0
8j 1.698
Verzekering gewaarborgd wonen Verzekering gewaarborgd wonen De verzekering gewaarborgd wonen is een gratis verzekering. Je kan ze als werkende voor 10 jaar afsluiten als je een hypothecaire lening aangaat om een woning te bouwen, te kopen of te renoveren. De Vlaamse overheid betaalt de verzekeringspremie. Word je tijdens deze periode onvrijwillig werkloos of arbeidsongeschikt, dan kan je een tegemoetkoming in de aflossing van je lening krijgen. Om de verzekering aan te vragen: - mag je voor dezelfde woning geen andere verzekeringsdekking tegen inkomensverlies van de Vlaamse overheid hebben - moet je voldoen aan een aantal voorwaarden i.v.m. je beroepsactiviteit, uw lening, uw woning en uw inkomen Om een tegemoetkoming van de verzekering gewaarborgd wonen te kunnen aanvragen moet
je:
-
aangesloten zijn bij de verzekering gewaarborgd wonen kunnen aantonen dat je onvrijwillig werkloos of arbeidsongeschikt bent
De tegemoetkoming wordt elke maand rechtstreeks aan je kredietinstelling uitbetaald. Het bedrag is afhankelijk van: - het inkomensverlies dat je werkelijk leed - je maandelijkse afbetaling - de duur van de periode dat je beroep doet op de verzekering
Pagina 91
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De premie is nooit meer dan 500 of 600 euro per maand. Bij nieuwbouw wordt er een grens gesteld aan je inkomen om een verzekering gewaarborgd inkomen te krijgen. Bij aankoop of renovatie van een woning niet.
Renovatiepremie Renovatiepremie De Vlaamse renovatiepremie is een financiële tegemoetkoming voor eigenaars die hun woning willen renoveren. Voorwaarden i.v.m. je inkomen, je woning, je eigendommen en de facturen
Inkomen
Voor aanvragen in 2012 wordt er gekeken naar het belastbaar inkomen van de bewoner van het derde jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum (2009). Het inkomen mag niet meer bedragen dan: - 39.250 euro voor alleenstaanden zonder persoon ten laste - 56.060 euro voor alleenstaanden met één persoon ten laste, te verhogen met 3.140 euro per persoon ten laste vanaf de tweede persoon ten laste - 56.060 euro voor gehuwden en wettelijk of feitelijk samenwonenden, te verhogen met 3.140 euro per persoon ten laste De aanvraagdatum is de datum waarop je de aanvraagdocumenten verstuurt naar (postdatum geldt als bewijs) of persoonlijk afgeeft bij een dienst van Wonen-Vlaanderen. Bijvoorbeeld: de aanvraagdatum van uw renovatiepremie is 3 januari 2012. Op dat ogenblik ben je samenwonend en heb je 2 personen ten laste. Je belastbaar inkomen van 2009 en dat je huidige partner zal dan opgevraagd worden. Dit inkomen zal vergeleken worden met het maximuminkomen van 62.340 euro (56.060 euro + tweemaal 3.140 euro). Voor de verhuurder (die zijn woning voor 9 j verhuurt via een SVK) geldt geen inkomensgrens.
Woning
De woning waarvoor de renovatiepremie wordt aangevraagd, moet minstens 25 jaar oud zijn en gelegen zijn in het Vlaamse Gewest. Een woning wordt gedefinieerd als het onroerend goed of het deel daarvan dat hoofdzakelijk bestemd is voor de huisvesting van een gezin of alleenstaande. Ook een appartement komt in aanmerking. Het onroerend goed in kwestie moet dus op de aanvraagdatum al minstens 25 jaar bij de gemeente ingeschreven staan als woning. Bij betwisting over de ouderdom van de woning, zijn de gegevens van het Rijksregister doorslaggevend.
Pagina 92
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Kamers en studentenkamers worden voor de toepassing van de renovatiepremie niet beschouwd als woning. Er wordt dus geen renovatiepremie toegekend voor werkzaamheden aan kamers en studentenkamers, ook al zijn ze minstens 25 jaar oud. Appartement Elke bewoner die in aanmerking komt moet apart een aanvraag doen. Werken aan gemeenschappelijke delen komen in aanmerking, maar slechts voor het gedeelte dat betrekking heeft op de aparte woning of bewoner en voor zover ze toe te wijzen zijn aan de woning. In de praktijk worden de werken uitgevoerd door de vereniging van mede-eigenaars en wordt de verdeelsleutel gebruikt die aanduidt welk gedeelte van de totale kosten van de werken aan de gemeenschappelijke delen de bewoner moet bijdragen.
Eigendom
De bewoner mag, naast de woning waarvoor de renovatiepremie wordt aangevraagd, geen andere woning, kamerwoning, studentenhuis of studentengemeenschapshuis volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik (gehad) hebben (naakte eigendom kan wel) op de aanvraagdatum of tijdens de periode van drie jaar die daaraan voorafgaat. Op deze voorwaarde voor de bewoner gelden enkele uitzonderingen, die van toepassing zijn op alle renovatiepremies aangevraagd vanaf 1 januari 2009. De eigendomsvoorwaarde geldt niet in de volgende gevallen: -
het andere goed is op de aanvraagdatum het voorwerp van een onteigeningsbesluit; het andere goed is op de aanvraagdatum gesloopt en de aanvrager heeft op de aanvraagdatum geen perceel bestemd voor woningbouw volledig in volle eigendom of volledig in vruchtgebruik; de andere woning is op de aanvraagdatum vervreemd (bv. verkocht) en de aanvrager bewoonde het tot hij verhuisd is naar de woning waarvoor hij de renovatiepremie aanvraagt; de andere woning valt onder de toepassing van artikel 19 van de Vlaamse Wooncode (dit zijn woningen die ongeschikt of onbewoonbaar werden verklaard of waarvoor de afgifte van een conformiteitsattest werd geweigerd, en die niet in aanmerking komen voor renovatie-, verbeterings-, of aanpassingswerkzaamheden. De eigenaar geeft vervolgens een andere bestemming aan deze woning, of gaat over tot sloop) en de aanvrager was de laatste bewoner ervan.
Voor de verhuurder, die aan een SVK verhuurt, gelden geen eigendomsvoorwaarden.
Facturen
De renovatiepremie wordt berekend op basis van voorgelegde facturen. Deze facturen moeten betrekking hebben op werkzaamheden die uitgevoerd zijn door een geregistreerde aannemer of op de aankoop van materialen of uitrustingsgoederen die door de aanvrager zelf zijn verwerkt of geplaatst. De totale kostprijs van de werkzaamheden die in aanmerking kunnen worden genomen, moet minstens 10.000 euro bedragen, exclusief btw. Je moet dus minstens voor dat bedrag aan facturen bij uw aanvraag voegen. Let wel op de maximumbedragen die per categorie gelden.
Pagina 93
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De facturen mogen op de aanvraagdatum maximaal 3 jaar oud zijn. Ze mogen evenmin dateren van voor de datum waarop je een zakelijk recht kreeg op de woning waarvoor je de premie aanvraagt. Sommige facturen kunnen (gedeeltelijk) geweigerd worden omdat de werkzaamheden waarop ze betrekking hebben niet in aanmerking komen. Daarom is het aangeraden om alle facturen die je hebt en die binnen de geldige periode vallen, bij de aanvraag te voegen. Op die manier kan je maximaal gebruik maken van de renovatiepremie.
Lijst van werken
De lijst van werken die in aanmerking komt voor de renovatiepremie is verdeeld in 8 categorieën, met per categorie een maximaal bedrag dat aanvaard kan worden. Je moet in totaal voor minimum 10.000 euro (excl BTW) aan werken uitvoeren. In een periode van 10 jaar wordt slechts eenmaal een renovatiepremie toegekend voor dezelfde woning of aan dezelfde bewoner. Werd er een renovatiepremie toegekend voor een bepaalde woning, mogelijks zelfs aan een andere eigenaar? Dan moet je 10 jaar wachten om voor deze woning opnieuw een renovatiepremie aan te vragen. Kreeg je zelf een renovatiepremie toegekend voor een woning? Dan moet je ook 10 jaar wachten om opnieuw een renovatiepremie aan te vragen, ook al is dit voor een andere woning. Het bedrag van de premie bedraagt 20% of 30% van de goedgekeurde facturen en kan nooit hoger zijn dan 10.000 euro.
Verbeteringspremie Verbeteringspremie Om verbeteringswerken aan je woning uit te voeren. Je kan de verbeteringspremie aanvragen als bewoner of als verhuurder. Er gelden volgende voorwaarden: Inkomen: - Het inkomen van de bewoner en de persoon met wie hij of zij wettelijk of feitelijk samenwoont niet meer bedragen dan 28.030 euro. Dit wordt verhoogd met 1.460 euro per persoon ten laste. - Het maximum inkomen van de verhuurder en de persoon met wie hij of zij wettelijk of feitelijk samenwoont bedraagt 56.060 euro. Er is in dit geval geen verhoging voor personen ten laste. Let op: enkel voor verhuurders die voor min 9 jaar aan een sociaal verhuurkantoor verhuren. Er wordt gekeken naar het belastbaar inkomen van het derde jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum. Voor aanvragen in 2012 wordt naar het inkomen van 2009 gekeken. Woning: De woning waarvoor je de verbeteringspremie vraagt, moet:
Pagina 94
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
-
in Vlaanderen liggen minstens 20 jaar oud zijn (deze voorwaarde vervalt als de verbeteringspremie betrekking heeft op het verbouwen van een woning om over bewoning te verhelpen, en bij het isoleren van het dak of de zoldervloer). Dit is de datum van de eerste bewoning zoals die opgetekend is in het bevolkingsregister van de gemeente. een niet-geïndexeerd kadastraal inkomen hebben van maximaal 1.200 euro
De lijst van werken die in aanmerking komt voor de verbeteringspremie is verdeeld in verschillende categorieën, met per categorie een vast premiebedrag. Binnen een periode van 10 jaar kan je maximaal drie keer een verbeterings- of aanpassingspremie aanvragen. Elke nieuwe aanvraag moet betrekking hebben op een ander onderdeel van werken. Het premiebedrag varieert tussen 100 euro en 1.500 euro en ligt vast per bouwonderdeel: Het bedrag van de verbeteringspremie wordt als volgt vastgesteld per bouwonderdeel: - voor de dakwerken: 1.250 euro voor het buitenschrijnwerk: 1.250 euro - voor de sanitaire installatie: 750 euro - voor de elektrische installatie: 750 euro - voor de gevelwerken: 1.500 euro - voor het behandelen van optrekkend muurvocht: 750 euro - voor de werkzaamheden om de risico's op CO-intoxicatie te verhelpen: o de plaatsing van een waterverwarmingstoestel op gas met gesloten verbrandingsruimte: 250 euro o de plaatsting van maximaal drie verwarmingstoestellen met gesloten verbrandingsruimte, of het vervangen van een bestaande centrale verwarmingsketel door een hoogrendements-verwarmingsketel met het label HR+, HR Top, Optimaz of Optimaz Elite: 250 euro per toestel o de installatie van of omschakeling naar centrale verwarming: 1.000 euro o het bouwen, verbouwen, herstellen of aanpassen van een rookkanaal: 500 euro - voor de verbouwingswerken om overbewoning te verhelpen: 50% van het bedrag van de voorgelegde facturen, btw inbegrepen. De premie bedraagt maximaal 1.250 euro, en minimaal 600 euro.
Aanpassingspremie voor ouderen Aanpassingspremie De Vlaamse aanpassingspremie is een financiële tegemoetkoming voor 65-plussers die hun woning willen aanpassen aan de fysieke noden van het ouder worden zoals het plaatsen van technische hulpmiddelen of verbouwingen die de toegankelijkheid verhogen. -
Je kan de aanpassingspremie aanvragen als bewoner of als verhuurder. o De bewoner is de particulier die de woning op de aanvraagdatum bewoont op grond van een zakelijk recht, of met een huurovereenkomst voor minimum drie jaar.
Pagina 95
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 De verhuurder is de eigenaar-verhuurder van de woning die op de datum van de aanvraag een huurovereenkomst heeft afgesloten met een sociaal verhuurkantoor voor minstens negen jaar. Of je de aanpassingspremie krijgt, hangt af van o je leeftijd o je inkomen o je woning o de facturen o
-
-
In een periode van 10 jaar (vanaf de aanvraag van de eerste premie), kan je als bewoner en per woning maximaal 3 keer een aanpassingspremie of verbeteringspremie aanvragen. Je moet er wel voor zorgen dat elke aanvraag betrekking heeft op een ander onderdeel van verbeterings- of aanpassingswerken.
De inkomensvoorwaarde: Voor aanvragen in 2012 mag het aan de personenbelasting onderworpen inkomen van de bejaarde voor wie de aanpassingswerkzaamheden worden uitgevoerd en diens eventuele partner niet meer bedragen dan 28.030 euro. Dit maximum mag worden verhoogd met 1.460 euro per persoon ten laste. Er wordt gekeken naar het belastbaar inkomen van het derde jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum. Voor aanpassingspremies die worden aangevraagd in 2012 wordt dus het belastbaar inkomen van 2009 in aanmerking genomen. De aanvrager heeft de woning als hoofdverblijfplaats. Deze woning moet in het Vlaamse Gewest gelegen zijn, en het (niet-geïndexeerde) kadastraal inkomen van deze woning mag niet meer bedragen dan 1.200 euro. Er moet voor minstens 1.200 euro aan facturen (inclusief btw) kunnen voorgelegd worden. De aanpassingspremie bedraagt 50% van de kostprijs van de werken maar is nooit hoger dan 1.250 euro. De premie geldt voor volgende:
Technische installaties en hulpmiddelen
a) het maken van een badkamer (met minstens een douche en een wastafel) die aangepast is aan de noden van de bejaarde. Een tweede badkamer kan alleen gesubsidieerd worden als ze zich bevindt op een andere woonverdieping dan de eerste badkamer; b) het plaatsen van een toilet en zo nodig een tweede toilet op een andere woonverdieping dan het eerste toilet; c) het installeren van een traplift of rolstoelplateaulift; d) het aanbrengen van elektro-mechanische hulpmiddelen om zich te verplaatsen in de woning voor zover het elementen zijn die vast verankerd zijn aan het gebouw; e) het aanbrengen van handgrepen en steunmiddelen in de sanitaire lokalen;
Pagina 96
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 f) het automatiseren van de bestaande toegangsdeur, garagepoort of rolluiken.
Verbouwingswerkzaamheden met het oog op het creëren van voldoende ruimte en veilig beloopbare vloeren en trappen in de woning
a) het toegankelijk maken van de woning door het aanbrengen van hellende vlakken, het verbreden van de toegangsdeur (al dan niet met automatische bediening) en het wegwerken van hinderlijke toegangsdrempels; b) het creëren van voldoende ruimte in de woning door het aanpassen van de gangbreedte en de deuropeningen of het vergroten of functioneel herschikken van woonvertrekken of sanitaire lokalen; c) het overbruggen van niveauverschillen in de woning door het verhogen of verlagen van vloeren zodat er geen niveauverschillen meer zijn op de woonverdieping; d) het overbruggen van de verdiepingshoogte door het plaatsen van veilig beloopbare trappen; e) verbouwings- en inrichtingswerkzaamheden om in de woning een entiteit in te richten waarin de bejaarde zelfstandig en afzonderlijk kan wonen.
Pagina 97
Solidariteits- en gelijkheidsgehalte federale en Vlaamse sociale bescherming Werknemersverzekeringen = sociale zekerheid werknemers Premie: verplichte bijdrage op basis van beroepsarbeid (% van het inkomen). Er geldt geen inkomensplafond sector Ziekte- en invaliditeit: Geneeskundi ge verzorging Invaliditeit Werkloosheid Pensioenen Kinderbijslag Arbeidsongevallen Beroepsziekten Totaal
Werknemers bijdrage %
Werkgeversbijdrage %
Totaal%
3,55
3,80
7,37
1,15 0,87
2,35 1,46
3,50 2,33
7,50 0 0
8,86 7,00 0,30
16,36 7,00 0,30
0
1,00
1,00
13,07
24,77
37,84
Vlaanderen Werk/Aanmoedigingspremies voor tijdskrediet of loopbaanonderbreking: indirecte bijdragen via de federale sociale zekerheid.
41
Volksverzekeringen = decreet Vlaamse sociale bescherming Premies of bijdragen Premie: gefinancierd door algemene middelen (een deel van de door de burgers betaalde belasting) en door verplichte forfaitaire bijdrage inwoners Vlaanderen (facultatief Brussel), nl. de Vlaamse sociale bescherming die bestaat uit de zorgverzekering, de premie voor het jonge kind en de maximumfactuur voor de thuiszorg. De premie voor de zorgverzekering is ook een voorwaarde om recht te hebben op de kindpremie en de maximumfactuur in de thuiszorg. Zorgverzekering: 25 euro voor wie in Vlaanderen woont en ouder is dan 25 jaar (facultatief Brussel) of 10 euro voor wie van verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering geniet. Ø Twee tarieven gekoppeld aan hogere en lagere inkomens 41
Premie voor jonge kinderen: Indirecte bijdrage (via zorgverzekering): forfaitair bedrag door ouder/s aan een zorgkas (25 euro of 10 euro voor diegenen die in aanmerking komen voor een verhoogde tegemoetkoming in de
Bijstandsverzekeringen/financiële sociale tegemoetkomingen Premie sociale bijstand: een deel van de door de burgers betaalde belasting; deze premie is inkomensafhankelijk (% van het inkomen); getrapt over de inkomensklassen/belastingschijven. Maar de getrapte progressie in onze inkomstenbelasting is niet ‘zuiver’ getrapt progressief want eens het minimuminkomen overschreden, stijgen de belastingvoeten sneller en meer in de laagste schijven. Ze treffen dus vooral de lagere inkomensdecielen waarin vooral vrouwen zich bevinden. De progressiviteit van de belastingen van mannen lijkt aanzienlijk afgeremd te worden door diverse fiscale voordelen die in de praktijk vooral aan hen toekomen, zoals het huwelijksquotiënt en progressieve recuperatievormen zoals de hypotheeklening, bedrijfskosten, levensverzekeringen, pensioensparen, giften, enzovoort. Onze progressiviteit werkt bijgevolg niet herverdelend tussen mannen en vrouwen want vrouwen verdienen gemiddeld 25 tot 30% minder dan mannen en vrouwen worden in verhouding tot mannen zwaarder belast. Bij sociale tegemoetkomingen worden geen premies betaald. De betrokkene of het gezin moet wel aan een aantal voorwaarden voldoen om recht te hebben op een
De term premie is misleidend: binnen de federale sociale zekerheid is een premie een bijdrage maar bij de Vlaamse kindpremie , de Vlaamse Aanmoedigingspremies voor tijdskrediet of loopbaanonderbreking, de renovatie- en verbeteringspremie voor de woning heeft het de betekenis van uitkering of tegemoetkoning.
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 federale ziekteverzekering).
Federale socialezekerheidssectoren Geneeskundige verzorging voor werknemers Uitkeringen (arbeidsongeschiktheid, invaliditeit, moederschap, vaderschap) Rustpensioen Werkloosheid Brugpensioen (werkloosheid met bedrijfstoeslag) Kinderbijslag, kraamgeld (geboortepremie) en adoptiepremie: worden overgeheveld naar Vlaanderen
Maximumfactuur thuiszorg: Indirecte bijdrage: via zorgverzekering (idem premie voor jonge kinderen) De persoonlijke gecumuleerde bijdragen (betaling van kosten) per jaar zijn beperkt tot het grensbedrag en dat varieert volgens de gezinssamenstelling en het inkomen van de gebruiker (gezamenlijk netto belastbaar inkomen) en van de leden van het gezin; nog verder te bepalen door de Vlaamse regering: concreet gaat het om een begrenzing van de te betalen kosten voor thuiszorg (of een korting op de bijdrageheffing). Prestaties of uitkeringen Vlaamse sociale bescherming: - Zorgverzekering - Premie voor jonge kinderen - Maximumfactuur thuiszorg
tegemoetkoming. Deze voorwaarden verschillen naargelang de tegemoetkoming maar ze betreffen doorgaans de hoogte van het gezinsinkomen.
Federale bijstand: Leefloon, tegemoetkomingen voor personen met een handicap, inkomensgarantie voor ouderen, gewaarborgde kinderbijslag. Vlaamse tegemoetkomingen: Persoonlijk assistentiebudget, gratis hoeveelheid elektriciteit, premie voor diplomagerichte opleidingen in secundair volwassenenonderwijs, school- en studietoelagen, abonnementen en tickets De Lijn, Vlaamse Gewestbelastingen (verminderingen, vrijstellingen), wonen: tegemoetkomingen in de huurprijs; tegemoetkomingen bij aankoop, verbouwing or renovatie woning.
Pagina 99
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Prestatie: doorgaans een vast % van het (voormalig) inkomen. Het absolute prestatiebedrag varieert over de inkomensklassen want het neemt toe met het toenemend inkomen, maar er zijn afremmingen door diverse plafonneringen en door niet-ontvangen eigen rechten/gezinsmoduleringen. Forfaitaire uitkeringen in de werkloosheidsverzekering en de invaliditeit. Zie: Individuele rechten in de sociale zekerheid Vlaanderen Werk: De uitkeringen: Aanmoedigingspremies voor tijdskrediet of loopbaanonderbreking: verschillen naargelang de sector: -
-
Privé-sector: de uitkeringen zijn forfaitaire bedragen die verschillen naargelang zorgkrediet, opleidingskrediet, steun voor werknemers onderneming in moeilijkheden of herstructurering en telkens gecombineerd met de toestand vóór arbeidsduurvermindering en tijdens arbeidsduurvermindering; ook verschillende duur uitkeringen; gezinssituatie en het feit of er personen ten laste zijn. Openbare: de uitkeringen zijn forfaitaire bedragen, gedurende twee jaar en ze verschillen naargelang de vormen van tijdskrediet of loopbaanonderbreking.
Prestatie: bestaat in de volksverzekering uit een vast absoluut bedrag (kan aangevuld zijn met een inkomens getoetst deel). De prestatie varieert procentueel gezien over de inkomensklassen want het bedrag neemt af met een toenemend inkomen. In de Vlaamse volksverzekering: Zorgverzekering: 130 euro/maand= een vast absoluut/forfaitair bedrag, neemt procentueel over de inkomensklassen af met een toenemend inkomen. Premie voor jonge kinderen: een vast absoluut/forfaitair bedrag per jaar, neemt in verhouding af met het toenemend inkomen. (beperkte verhoging voor kinderen in kader van aanpak ontwikkelingsstoornissen). Bedrag nog niet bepaald. Maximumfactuur thuiszorg: Maximumbedragen van gecumuleerde eigen bijdragen (betaling van kosten) worden per kalenderjaar bepaald in functie van het gezamenlijk netto belastbaar inkomen. Boven deze maximumbedragen wordt de eigen bijdrage op nul gebracht. De maximumfactuur zal niet enkel rekening houden met de eigen bijdragen voor de gebruiker maar met alle bijdragen op het niveau van het gezin. Uitzonderingen zullen geregeld
Prestatie: varieert zowel absoluut als procentueel over de inkomensklassen. De systematiek van de loongerelateerde, de forfaitaire en de middelen getoetste uitkering wordt toegepast. Bij diverse federale bijstandsuitkeringen: Deze uitkeringen zijn forfaitair, middelen getoetst, houden rekening met de gezinssituatie (alleen wonen of samenwonen) en het feit of er personen ten laste zijn (het aantal personen ten laste telt hier niet mee). De graad van zelfredzaamheid speelt een rol bij personen met een handicap, met name bij de integratietegemoetkoming en de tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden. Leefloon: 3 gezinscategorieën: te maken met alleen wonen of samenwonen met personen al dan niet te laste. Tegemoetkomingen voor personen met een handicap: Inkomensvervangende tegemoetkoming: - 8 gezinscategorieën: te maken met alleen wonen of samenwonen in huishouden al dan niet met personen ten laste of samenwonen in een instelling met daar je domicilie of nog thuis je domicilie. - Maximumbedragen gekoppeld aan de 8 categorieën; en verminderd in functie van inkomsten huishouden (jezelf en partner) Integratietegemoetkoming: Inkomensvervangende tegemoetkoming wanneer je door
Pagina 100
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
Social profit sector: de uitkeringen zijn forfaitaire bedragen die verschillen naargelang zorgkrediet, loopbaankrediet, landingsbaan, opleidingskrediet of krediet in het kader van een onderneming in moeilijkheden of in herstructurering en telkens gecombineerd met de toestand vóór arbeidsduurvermindering en tijdens arbeidsduurvermindering; ook verschillende duur van de kredieten; anciënniteit.
worden voor bepaalde vormen van groepswonen. Ø Moet nog verder uitgewerkt worden door de Vlaamse overheid.
je handicap niet kunt werken of door te werken slechts 1/3 of minder kunt verdienen van wat een valide persoon op de algemene arbeidsmarkt kan verdienen. 5 zelfredzaamheidscategorieën met maximumbedragen gekoppeld aan deze categorieën; en verminderd in functie van inkomsten huishouden (jezelf en partner); dus rekening houdend met je eigen inkomsten uit arbeid, je vervangingsinkomen, andere inkomsten (bv. onderhoudsgeld), inkomen van je partner. Ø
Je kunt tegelijk een inkomensvervangende tegemoetkoming en een integratietegemoetkoming ontvangen.
Tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden: Je moet een rustpensioen of een overlevingspensioen en/of de inkomensgarantie voor ouderen aangevraagd hebben. De tegemoetkoming voor hulp aan bejaarden is een aanvullende tegemoetkoming. 5 zelfredzaamheidscategorieën met maximumbedragen gekoppeld aan deze categorieën; en verminderd in functie van inkomsten huishouden (jezelf en partner) en van de gezinssituatie (3 categorieën: te maken met alleen wonen in een instelling, samenwonen met partner en kind ten laste, samenwonen met familieleden). Inkomensgarantie voor Ouderen (IGO) Twee basisbedragen: één voor wie met anderen samenwoont op dezelfde hoofdverblijfplaats, en één voor wie alleen woont. Per 1 juli 2008 (index 123,26) waren dat respectievelijk 6 888,26 euro en 10 332,39 euro netto per
Pagina 101
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 jaar. Er wordt rekening gehouden met een aantal bestaansmiddelen. De tussenkomsten variëren bij de diverse Vlaamse tegemoetkomingen: tegemoetkomingen op maat bij PAB; kosten die een bepaald bedrag niet mogen overschrijden (maximumfactuur) in basisonderwijs, rekening houdend met leeftijdscategorieën kinderen; gedeeltelijke of volledige terugbetaling inschrijvingsgeld bij diplomagerichte opleidingen in secundair volwassenenonderwijs TSO en BSO; diverse verminderde tarieven bij de Lijn (forfaitaire bedragen); verminderingen en vrijstellingen van heffingen bij Gewestbelastingen o.a. op basis van gezinssamenstelling; middelen getoetste financiële tussenkomsten (via berekeningsformules, forfaitaire bedragen per categorie, maximumbedragen, degressieve bedragen) bij huurprijzen of aankoop/verbouwing/renovatie woning, rekening houdend met gezinssamenstelling of (het aantal) personen ten laste. Persoonlijk assistentiebudget: leeftijdscriterium 65 jaar; schommelt tussen een minimum en maximumbedrag dat bepaald wordt door de commissie in functie van noden en behoeften die afhangen van aard en ernst handicap en leefsituatie. Ø Aangepaste uitkering Gratis hoeveelheid elektriciteit: 100 kWh per gezin gratis en daarbovenop 100 kWh per gezinslid.
Pagina 102
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Dubbele maximumfactuur basisonderwijs: Hoeveel mogen scholen doorrekenen aan ouders? - De scherpe: maximumbedrag per leeftijdsgroep kind. - Meerdaagse uitstappen: 0 euro voor kleuters en ten hoogste 390 euro voor ganse lagere schooltijd per kind. Ø Kosten mogen een bepaald bedrag niet overschrijden. Premie voor diplomagerichte opleidingen in secundair volwassenenonderwijs: Behaald certificaat TSO of BSO-opleiding: je krijgt helft inschrijvingsgeld terug. TSO of BSO-diploma: je krijgt je volledige inschrijvingsgeld terug; enkel voor bepaalde richtingen! School- en studietoelagen Voorwaarden: hoogte gezinsinkomen (bepaald op basis van gezinsvorm, personenlast uitgedrukt in punten, kadastraal inkomen, inkomensgrenzen); + andere voorwaarden (o.a. Belg zijn,…) Bedragen studietoelagen: hangen af van studieniveau (kleuter vast bedrag; lager onderwijs tussen een minimum en maximumbedrag; secundair onderwijs: tussen minimumtoelage voor externe leerlingen en maximumtoelage voor interne leerlingen en hogere toelagen voor bepaalde categorieën leerlingen; deeltijds leerplichtonderwijs en leertijd bij Syntra tussen een minimum en maximumbedrag; hoger onderwijs tussen
Pagina 103
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 een minimum en maximumbedrag en nog een onderscheid tussen kot- en niet-kotstudenten. Abonnementen en tickets De Lijn: verschillende types en tarieven vervoersbewijzen met verminderde bedragen die afhangen van verschillende factoren (afstand, voorverkoop, sms, leeftijd, …) al naargelang type ticket/abonnement. Vlaamse Gewestbelastingen die door de Vlaamse overheid worden geïnd Vermindering van onroerende voorheffing: Op het te betalen bedrag OV geniet je vermindering: ingevolge bepaalde kenmerken van je woning en ingevolge je gezinssamenstelling: voor kinderbijslaggerechtigde kinderen (forfaitaire bedragen naargelang aantal kinderen); personen met een handicap (forfaitair bedrag); grootoorlogsverminkten (20%). Vlaamse Gewestbelastingen die door de federale overheid worden geïnd Successierechten: berekend volgens verschillende tarieven, afhankelijk van de verwantschap met de overledene - Vrijstellingen: successierechten op de nettowaarde van de gezinswoning voor de langstlevende partner – hoofdverblijfplaats; voor gronden gelegen in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN) en voor bossen; maatschappelijke rechten in vennootschappen, opgericht voor realisatie en/of financiering van investeringsprogramma's van serviceflats;
Pagina 104
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
-
voetvrijstelling of abattement voor gehandicapte personen. Verminderingen: erfenissen rechte lijn tussen echtgenoten en tussen samenwonenden; tussen broers en zussen; tussen andere personen; overdrachten van familiale ondernemingen en vennootschappen. Ø Telkens progressieve tarieven per schijf.
Verdeeltaks: Basistarief is 2,5% maar met vermindering voor gezinnen met kinderen. Over te hevelen fiscale uitgaven volgens federaal regeerakkoord van 1 december 2011 Belastingverminderingen of -kredieten voor de eigen woning; belastingverminderingen en -kredieten voor de uitgaven voor beveiliging tegen diefstal of brand van een woning; belastingverminderingen of -kredieten m.b.t. de uitgaven voor onderhoud en de restauratie van beschermde monumenten; fiscale uitgaven dienstencheques, fiscale uitgaven energiebesparing; belastingvermindering - grootstedenbeleid (renovatie van woningen); belastingvermindering - renovatie sociale huurwoningen Wonen Op federaal vlak zijn er volgende voorzieningen: - belastingverminderingen: o 21% of 6% BTW o Energiebesparende investeringen
Pagina 105
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
-
o Inbraak en brandbeveiliging Kopen en verkopen: o Fiscale voordelen bij hypothecaire leningen o Schuldsaldoverzekering o Woningverzekering Huren en verhuren: o Huurwaarborg Sociale huisvesting: sociale leningen o Federaal: Overkoepelende organisaties van erkende kredietmaatschappijen voor sociale leningen (vzw Vereniging voor Sociale Huisvesting en vzw Sociaal Woonkrediet) o Vlaams Woningfonds (zie verder)
Vlaanderen Tegemoetkoming in de huurprijs: - Voorwaarden: verhuizen van een slechte naar een goede woning; inkomen: de som van het aan de personenbelasting onderworpen inkomen, alsook van de niet-belastbare vervangingsinkomsten van de huurder en van de inwonende gezinsleden mag maximaal 16.320 euro bedragen, te verhogen met 1.460 euro per persoon ten laste; de maximale huurprijs van de nieuwe huurwoning: vijf bedragen in functie van 0 tot 4 of meer personen ten laste. - Tegemoetkoming: huursubsidie berekend op basis van het gezinsinkomen, maximaal 9 jaar en degressief.
Pagina 106
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Maandelijkse huurpremie voor gezinnen die 5 jaar wachten op een sociale woning: - Voorwaarden: ingeschreven voor sociale huurwoning; maximale huurprijs: vijf bedragen in functie van 0 tot 4 of meer personen ten laste en in bepaalde steden mag de maximumhuurprijs 10% hoger liggen; maximaal bepaald inkomen + verhoging per persoon ten laste; gezinsinkomen van maximaal 16.320 euro plus 1.460 euro per persoon ten laste. - Tegemoetkoming: berekend op basis van huurprijs van woning die je huurt, het gebied waar je woont, het aantal personen die de huurder en zijn partner ten laste hebben; formules: huurprijs minder dan 360 euro/maand: (huurprijs gedeeld door 3) + (aantal personen ten laste x 20), huurprijs 360 euro/maand of hoger: 120 euro + (aantal personen ten laste x 20). Huur sociale woning bij Vlaams Woningfonds voor gezinnen met kinderen: - Voorwaarden: o.a. minstens 1 kind ten laste, voldoen aan taal- en inburgeringsbeleid; inkomensvoorwaarden: gezinsbasisbedrag van 29.694 euro wordt met 1.659 euro per persoon tan laste verhoogd: vijf bedragen van 1 tot 5 of meer personen ten laste. - Tegemoetkoming/huurprijs: ? Huur sociale woning via een sociale
Pagina 107
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 huisvestingsmaatschappij: - Voorwaarden: o.a. eigendomsvoorwaarde, voldoen aan taal- en inburgeringsbeleid, inkomensvoorwaarden: bovengrenzen voor netto-belastbaar met name drie bedragen in functie van alleenstaande zonder personen ten laste, een alleenstaande gehandicapte, gezin met per personen ten laste. - Tegemoetkoming/huurprijs: maandhuur 2012 = 1/55 van je geïndexeerde inkomen (bedraagt minstens het leefloon) min de patrimoniumkorting en min de gezinskorting; de minimale huurprijs < maandhuur 2012 < basishuurprijs Vlaamse woonlening bij de VMSW: Voordelig woonkrediet voor wie een bescheiden inkomen heeft; voor kopen of renoveren. - Voorwaarden: inzake woning (minstens 30 jaar oud, minstens 10.000 euro noodzakelijke renovatiewerken, aankoopprijs niet hoger dan 181.190 euro); duur lening: 20 jaar, soms 30 jaar; leeftijd: afgelost op 75 jaar voor jongste kredietnemer; netto-belastbaar inkomen: tussen minimum en maximumbedragen die verschillen voor een alleenstaande, een gezin van minstens 2 personen, en verhoging met 3.180 euro per persoon ten laste; voldoende solvabiliteit. - Bedrag dat je kan lenen: 100% van de verkoopprijs van aan te kopen woning met plafond; renovatie: minstens 10.000 en
Pagina 108
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 maximum 75.000 euro. Rentevoet hangt af van marktrente, je inkomen, je gezinstoestand, de activiteit waarvoor je wil lenden en ligging woning. De woonlening van het Vlaams Woningfonds voor gezinnen met kinderen: Voor aankoop grond of woning, nieuwbouw, werken aan de woning. - Voorwaarden: minstens 1 kind ten laste; verkoopwaarde woning: max. 191.190 euro voor gezinnen met 1 of 2 kinderen ten laste en verhoging bij meerdere kinderen ten laste; nettobelastbaar inkomen mag maximumgrens niet overschrijden: 52.700 euro voor gezin met 1 kind ten laste en verhoging met telkens 3.290 euro voor elke bijkomende persoon ten laste (persoon met handicap telt voor 2); minimum aan spaargeld is noodzakelijk; volume woning bij nieuwbouw hangt af van aantal kinderen. - Bedrag dat je kan lenen: bij aankoop max. 95% van verkoopwaarde of aankoopprijs (laagste waarde telt); bij werken: 95% van de kostprijs (beperkt tot 95% van de verkoopwaarde van de woning na de werken); nieuwbouw: 95% van de kostprijs van de bouw (grond inbegrepen; maar beperkt tot 95% van verkoopwaarde woning). Rentevoet wordt berekend in functie van je netto belastbaar inkomen, aantal kinderen/personen ten laste, ligging woning.
Pagina 109
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Verzekering gewaarborgd wonen: Gratis verzekering, betaald door de Vlaamse overheid, die je als werkende voor 10 jaar kan afsluiten bij het aangaan van een hypothecaire lening voor bouw, aankoop of renovatie woning. De tegemoetkoming in geval van werkloosheid, wordt maandelijks aan je kredietinstelling uitbetaald en het bedrag hangt af van het inkomensverlies dat je werkelijk leed, van je maandelijkse afbetaling en van de duur van de periode dat je op de verzekering beroep doet. Het bedrag is nooit meer dan 500 of 600 euro/maand. Renovatiepremie: - Voorwaarden: belastbaar inkomen bewoner (derde jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum) mag niet meer bedragen dan 39.250 euro voor alleenstaanden zonder persoon ten laste, 56.060 euro voor alleenstaanden met één persoon ten laste en te verhogen met 3.140 euro per persoon ten laste vanaf de tweede persoon ten laste, 56.060 euro voor gehuwden, wettelijk of feitelijk samenwonenden te verhogen met 3.140 euro per persoon ten laste; voor verhuurder die zijn woning voor 9 jaar verhuurt via een sociaal verhuurkantoor geldt geen inkomensgrens; woning minstens 25 jaar oud,… - Premie wordt berekend op basis van voorgelegde facturen van minstens 10.000 euro excl. BTW. De lijst van de werken die in aanmerking komen voor de premie is in 8
Pagina 110
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 categorieën verdeeld met per categorie een maximaal bedrag dat kan aanvaard worden. Verbeteringspremie: Voor bewoners en verhuurders - Voorwaarden: belastbaar inkomen (derde jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum) van de bewoner en persoon met wie hij/zij samenwoont mag niet meer bedragen dan 28.030 euro, verhoogd met 1.460 euro per persoon ten laste; van de verhuurder en persoon met wie hij/zij samenwoont mag niet meer bedragen dan 56.060 euro (geen verhoging voor personen ten laste) en enkel bij verhuur voor minstens 9 jaar aan SVK; woning minstens 20 jaar oud; een nietgeïndexeerd KI van maximaal 1.200 euro. - Premie: varieert tussen 100 en 1.500 euro en hangt af het bouwonderdeel dat telkens een eigen maximumbedrag heeft. Aanpassingspremie voor ouderen: Financiële tegemoetkoming voor 65-plussers die hun woning aanpassen (lijst) aan fysieke noden van het ouder worden, zowel voor bewoner als voor verhuurder. - Voorwaarden: inkomen: het aan de personenbelasting onderworpen inkomen (derde jaar dat voorafgaat aan de aanvraagdatum)van de betrokkene en de eventuele partner mag niet meer bedragen dan 28.030 euro, verhoogd met 1.460 euro per persoon ten laste; woning als hoofdverblijfplaats; voor minstens 1.200 euro
Pagina 111
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
aan facturen incl. BTW voorleggen. Premie: 50% van de kostprijs maar nooit hoger dan 1.250 euro.
Equivalentie/evenredigheidgehalte Staan de premie en de prestatie over de inkomensklassen heen in een vaste verhouding tot elkaar? In dit geval is er sprake van equivalentiesolidariteit. Sociale zekerheid/werknemersverzekeringen Volksverzekering Sociale bijstand De equivalentie (premie evenredig aan het risico) Het principe van de equivalentie wordt doorbroken Het principe van de equivalentie wordt doorbroken tussen premies en prestaties wordt het sterkst omdat de premie over de inkomensklassen een omdat de premie over de inkomensklassen een vast % benaderd; beide vormen een vast % van het inkomen. vast % van het inkomen is terwijl de prestatie over van het inkomen is terwijl de prestatie over Er is geen plafond voor de premies (37,84% van gelijk inkomensklassen als % van het inkomen afneemt. inkomensklassen als % van het inkomen afneemt. welk beroepsinkomen), maar wel voor de prestaties (gemaximeerd voor hoogste inkomens) en er worden Bij de Vlaamse volksverzekering: De premie is een deel van de door de burgers betaalde Premie is een forfaitair bedrag (twee tarieven in bovendien diverse percentages42 voor de uitkeringen belasting en die is inkomensafhankelijk en wordt (al naargelang het stelsel + de gezinssituatie) functie van hogere en lagere inkomens, uitgedrukt in een % van het inkomen over de toegepast. respectievelijk 25 en 10 euro) terwijl de prestatie inkomensklassen en verloopt bovendien getrapt door het Daardoor dragen de hogere inkomens in absolute over de inkomensklassen hetzelfde absolute volgen van belastingschijven (zie hoger in dit schema bij bedragen meer bij dan de lagere inkomens maar bedrag (zorgverzekering/130 euro en premies). Hogere inkomens dragen naar rato meer bij dan relatief gezien dragen de lagere inkomens meer bij in kindpremie/?) is waardoor het in verhouding tot lagere (hoewel dit wat uitgehold wordt door de semiverhouding tot hun inkomen. de hogere inkomenscategorieën afneemt en tot de progressieven belastingschijven die sneller stijgen bij de lagere inkomenscategorieën toeneemt. lagere inkomenscategorieën dan bij de hogere). Nog geen duidelijkheid over de maximumfactuur thuiszorg. De prestatie is middelen getoetst. Naarmate er voldoende middelen zijn bij de betrokkenen neemt de prestatie als % van het inkomen af tot 0. De equivalentie wordt nog verder doorbroken dan in de volksverzekering.
42
Soms ook forfaitaire bedragen: zie degressiviteit bij de werkloosheidsuitkeringen.
Pagina 112
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Financiële sociale tegemoetkomingen: De premie is een deel van de door de burgers betaalde belasting en de tegemoetkomingen zijn divers (diverse berekeningstechnieken en voorwaarden; zie hoger).
Inequivalentiegehalte Of verticale solidariteit: wanneer middelen van hogere inkomensgroepen als gevolg van niet-equivalentie tussen premie en prestatie ten goede komen aan lage inkomens Sociale zekerheid/werknemersverzekeringen Volksverzekering Sociale bijstand Kleinste inequivalentiesolidariteit De volksverzekering neemt de middenpositie in Grootste inequivalentiesolidariteit. Werknemers-, volks- en bijstandsverzekeringen zijn wat betreft de inequivalentiesolidariteit. gelijk in de inkomensafhankelijkheid van de premies en in de constantheid van de kans op het optreden van de verzekerde risico’s. Maar er wordt een andere prestatiesystematiek gevolgd (zie hoger bij prestaties). Het komt er dan op neer dat er bij de werknemersverzekering de geringste inequivalentiesolidariteit is. Kleinste solidariteitsgehalte dat wel gemilderd wordt Midden solidariteitsgehalte Grootste solidariteitsgehalte door plafonneringen en gezinsmodulering Sociale zekerheid/werknemersverzekeringen Volksverzekering Ø maar genderongelijkheid in de sociale bijstand: Ø maar er is genderongelijkheid (de effecten Ø maar genderongelijkheid: - premie: inkomstenbelasting: semi-progressieve zijn doorgaans negatiever voor vrouwen): premie: tarieven waardoor vrouwen (door loonkloof) in in de prestaties door: - inkomstenbelasting: semi-progressieve verhouding meer belasting betalen dan mannen. - gezinsmoduleringen tarieven waardoor vrouwen (door - prestatie: gezinsmodulering in bijstand; het - afgeleide rechten loonkloof) in verhouding meer belasting aantal alleenstaanden met personen ten laste is - niet-ontvangen eigen rechten betalen dan mannen. vooral vrouwelijk; bij de samenwonenden en de - ongelijke behandeling gehuwden en - forfaitaire bijdrage: genderongelijkheid alleenstaanden is er een tamelijk gelijke samenwoners, een- en (als gevolg van loonkloof) wordt verdeling v/m tweeverdienersgezinnen, beroeps- en niet gemilderd door de twee tarieven volgens beroepsactieve vrouwen hogere en lagere inkomens (meer Ø genderongelijkheid in de diverse financiële vrouwen hebben lagere inkomens) sociale voorzieningen:
Pagina 113
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Bij een- en tweeverdienersgezinnen of bij gehuwde en ongehuwde samenwoners in de pensioenen bijvoorbeeld, die zich in dezelfde feitelijke situatie bevinden en die een gelijk inkomen hebben en gelijke premies betalen of betaald hebben, hebben we te maken met het fenomeen dat de prestaties verschillen/ongelijk verdeeld zijn over deze groepen verzekerden. Ook kan het aantal personen ten laste dat recht heeft op een prestatie (bv. gratis meeverzekerden door afgeleide rechten) verschillen. Dit noemt men horizontale solidariteit. Financiering door overheid en werknemers-en werkgeversbijdragen
-
prestatie zorgverzekering (130 euro): positief wanneer je rekening houdt met loonkloof want de prestatie over de inkomensklassen heen is hoger naarmate de inkomens afnemen.
Financiering stelsels Financiering door overheid en bijdragen (betaling kosten) van burgers/ingezetenen
-
premie: inkomstenbelasting: semi-progressieve tarieven waardoor vrouwen (door loonkloof) in verhouding meer belasting betalen dan mannen. prestaties:
Financiering uit algemene middelen/belastingheffing
Pagina 114
Automatische rechtentoekenning en proactieve dienstverlening Heel wat mensen nemen hun rechten op tegemoetkomingen niet op. Ofwel weten ze niet waarop ze eventueel recht kunnen hebben ofwel slagen ze er niet in om deze rechten aan te vragen. Een beroep doen op de instellingen die de sociale uitkeringen of tegemoetkomingen toekennen blijkt een echte lijdensweg wegens hun leefomstandigheden of wegens obstakels die ontstaan door de werking van die diensten op zich. De voorwaarden waaraan moet worden voldaan om toegang te krijgen tot een recht, kunnen ook bron vormen van ‘non-take-up’. Bovendien hebben we te maken met een toenemende selectiviteit van maatregelen, toegespitst op de meeste kwetsbare personen. Dergelijke maatregelen leiden tot nog meer complexiteit met een hogere kans op non-take-up als gevolg en zelfs met een ongelijke behandeling van personen die zich feitelijk in dezelfde situatie bevinden maar op wie verschillende voorwaarden (andere invulling gezinssituatie,…) gekoppeld aan de diverse maatregelen van toepassing zijn. Uit onderzoek blijkt dat 4,2% van de Belgische bevolking tijdelijk onderbeschermd (met een inkomen onder het leefloon) leeft. Van de 850.000 potentieel gerechtigden over het OMNIO-statuut bijvoorbeeld, blijken er nog maar 259.000 over dit statuut te beschikken. Een efficiëntere organisatie van de sociale bescherming is dan ook essentieel in het kader van de armoedebestrijding. Automatische rechtentoekenning en proactieve dienstverlening zijn daarom belangrijke instrumenten in de strijd tegen onderbescherming en de non-take-up van bepaalde rechten. Dat betekent dat de overheden zelf het initiatief nemen in plaats van de burger. Het Steunpunt tot bestrijding van armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting maakt op federaal niveau een stand van zaken op rond de automatische toekenning van federale rechten. Lokale besturen zoals de gemeenten en de OCMW’s zijn ook partner. Ze zijn tegelijk informatieleverancier (rijksregister) als informatieafnemer. Ze zorgen voor een lokale vertaling van het Vlaams en het federaal beleid. Het Vlaams armoedesteunpunt inventariseert de automatische rechtentoekenning bij de lokale besturen. De Vlaamse Regering maakt van automatische rechtentoekenning en proactieve dienstverlening een prioriteit in het kader van armoedebestrijding. Ook federaal en lokaal neemt automatische toekenning van rechten een steeds meer een prominente plaats in het beleidsdebat in. De Vlaamse regering ziet momenteel drie belangrijke uitdagingen: -
de bestaande rechten optimaliseren zodat ze ook effectief bij de mensen terecht komen waarvoor ze bedoeld zijn; nieuwe rechten systematisch screenen op de mogelijkheid tot automatische toekenning ervan; samenwerking tussen en afstemming met de verschillende overheden.
In Vlaanderen wordt nu grosso modo 1/3de van de rechten al automatisch toegekend, 1/3de kan niet automatisch worden toegekend en voor 1/3de van de rechten moet de mogelijkheid tot automatisering verder onderzocht worden. Automatisch toegekende rechten zijn bijvoorbeeld de bijdragevermindering voor de zorgverzekering, een aantal gratis vervoersabonnementen bij De Lijn voor mensen met een handicap en 65-plussers,
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 de 100 kWh gratis elektriciteit en de verplaatsingsvergoeding voor niet werkende werkzoekenden die een opleiding volgen. De studiedag Automatische rechtentoekenning en proactieve dienstverlening - 27 november 2012 gaf onder meer een stand van zaken, inclusief de toekomstige uitdagingen, met betrekking tot de school- en studietoelagen, de Vlaamse huurpremie, de ontwikkelingen in het OMNIO-statuut. Ook de verschillende invullingen van het inkomensbegrip in de diverse beleidsdomeinen en –niveaus werd onder de loep genomen. Toekomstige dossiers zijn ook de ouderbijdrage voor kinderopvang en de MOBIB-kaart voor het openbaar vervoer, een persoonlijke kaart met daarop alle vervoersbewijzen en toegepaste kortingen. De Vlaamse overheid voorziet om de automatische rechtentoekenning structureel te verankeren in elk nieuw beleid. Elke beleidsbeslissing moet een e-government toets doorstaan. Dit wordt gekaderd in de uitwerking van een armoedetoets, waar de effecten van een nieuwe regelgeving op mensen in armoede in kaart worden gebracht. De armoedetoets omvat standaard ook een toetsing van de haalbaarheid om het nieuwe recht automatisch toe te kennen en de armoedetoets is opgenomen in de hervorming van de Vlaamse reguleringsimpactanalyse. Dit is de ‘toets aller toetsen’ die op voorhand de impact van een beslissing peilt bij de doelgroep. Het e-government systeem zal uitgebouwd worden. In juli 2012 werd de decretale basis voor de Vlaamse dienstenintegrator gelegd. De DAB Informatie Vlaanderen zal op termijn dan de rol van kruispuntenbank kunnen opnemen.
De Vlaamse Regering gaf op 25 januari 2013 groen licht voor de verdere vereenvoudiging, het toegankelijker maken of automatiseren van sociale rechten. Vlamingen beschikken over een uitgebreid sociaal vangnet. Onze sociale bescherming vormt in de huidige crisisjaren een belangrijke buffer tegen de stijgende armoede. Burgers kunnen bij diverse overheden terecht voor een gamma aan tegemoetkomingen en maatregelen. Maar onze sociale bescherming is ook complex en versnipperend. Heel wat mensen slagen door die grote complexiteit er niet in hun rechten op te nemen. Waar moet je een bepaald recht aanvragen? Welke papieren moet je daar allemaal voor verzamelen? Helaas zijn het vaak net de zwaksten, de mensen die er het meest nood aan hebben, die daardoor niet krijgen waar ze recht op hebben. In het ideale geval moet de burger zelf geen enkele stap meer zetten, maar wordt het recht op basis van door de overheid reeds gekende informatie automatisch toegekend. In praktijk is dit niet altijd haalbaar (niet alle gegevens zijn beschikbaar, de betalingswijze moet geverifieerd worden,…), maar laten verregaande administratieve vereenvoudiging en proactieve dienstverlening wel toe om de effectiviteit van het gevoerde beleid te verhogen en het niet-gebruik van rechten terug te dringen. Hieronder krijg je een overzicht van de sociale rechten die intussen automatisch zijn toegekend en de rechten waarvoor elke minister in de Vlaamse Regering zich engageert om ze automatisch toe te kennen, of op zijn minst toegankelijker te maken. Gerealiseerde automatisering van sociale rechten (7) In een derde van de rechten is automatisering reeds gerealiseerd:
Pagina 116
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 -
Gratis elektriciteit voor alle gezinnen Vermindering onroerende voorheffingen omwille van bescheiden woning, twee of meer kinderbijslaggerechtigde kinderen of met een handicap Huurpremie voor personen die vijf jaar of langer op de wachtlijst staan voor een sociale woning Bijdragevermindering in de zorgverzekering van 25 naar 10 euro voor mensen met verhoogde tegemoetkoming in de ziekteverzekering Gratis Omnipas 65+ - De Lijn Verplaatsingsvergoeding niet-werkende werkzoekenden bij opleiding Vrijstelling of compensatie van de heffing op de waterverontreiniging voor bepaalde categorieën
Te realiseren sociale rechten (15) De Vlaamse Regering engageert zich om de volgende jaren een aantal sociale rechten verder te vereenvoudigen, toegankelijker te maken of te automatiseren. -
Terugbetaling van de gemaakte kinderopvangkosten tijdens opleiding:
Een persoon die bij de VDAB is ingeschreven als werkzoekende, kan een terugbetaling krijgen van de uitgaven voor kinderopvang. Via een pilootproject wordt onderzocht om een ‘derdebetalersregeling’ uit te werken. Hierdoor moet de cursist zelf niet meer financieel tussenkomen voor de kinderopvang tijdens de opleiding. -
Terugbetalen van inschrijvingsgeld en studiekosten bij een opleiding:
Een persoon die bij de VDAB is ingeschreven als werkzoekende heeft recht op een terugbetaling van de gemaakte studiekosten. De modaliteiten voor de terugbetaling van het de studiekosten worden een vast punt in de nieuwe samenwerkingsovereenkomsten van de VDAB met de opleidingsinstellingen. -
Korting treinticket voor werkzoekenden die solliciteren:
Werkzoekenden die een sollicitatiegesprek bij een werkgever of een examen hebben, komen in aanmerking voor een goedkoop treinticket. Automatisering op zich is geen optie omdat gegevens over sollicitaties en de vervoerswijze niet gekend zijn. Administratieve vereenvoudiging wordt nagestreefd door werkzoekenden de mogelijkheid te bieden het treinticket elektronisch te ontvangen. -
Stimulanspremie tijdens opleiding:
Bepaalde categorieën van cursisten bij de VDAB hebben recht op een stimulanspremie van 1 euro per gevolgd opleidingsuur. Voor de uitkeringsgerechtigde werkzoekende gebeurt de betaling van de stimulanspremie automatisch. Voor de andere categorieën (leefloners, personen met een handicap) moet de cursist een attest van het OCMW of de FOD Sociale Zekerheid bezorgen aan de VDAB. VDAB zal de oorzaken in kaart brengen waarom mensen met een leefloon / handicap geen gebruik maken
Pagina 117
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 van deze premie. In overleg met de bevoegde overheden wordt een actieplan opgesteld om de samenwerking tussen werk- en welzijnsactoren te stimuleren. -
Verblijfvergoeding tijdens opleiding
Een werkzoekende bij de VDAB heeft onder bepaalde voorwaarden recht op een verblijfsvergoeding als een overnachting vereist is ten gevolge van de grote afstand tussen de woonplaats en het opleidingscentrum. De VDAB investeert in proactieve bekendmaking van het aanbod. Mensen die in aanmerking komen worden systematisch, gericht en op maat geïnformeerd rond de mogelijkheden een verblijfsvergoeding aan te vragen. -
Kortingstarief BLOSO-sportkampen
BLOSO kent bij deelname aan een sportkamp een korting van 50% toe aan leden van een gezin die steun genieten van een OCMW of CAW. BLOSO onderzoekt de mogelijkheid om de door de deelnemers aan te leveren attesten te vervangen door een elektronische gegevensstroom. -
Vakantieparticipatie
Mensen met een beperkt budget kunnen via het Steunpunt Vakantieparticipatie een vakantie of daguitstap aan verlaagd tarief boeken. Toerisme Vlaanderen sluit hiervoor jaarlijks contracten met de toeristische aanbieders om de tarieven en afspraken vast te leggen. Er zal worden afgestemd met het pilootproject rond de Uitpas dat in vier gemeenten loopt. -
Huursubsidie
De huursubsidie is een degressieve tegemoetkoming in de huurprijs voor een huurder die verhuist van een slechte naar een goede woning. De huursubsidie is afhankelijk van de hoogte van het inkomen. Het agentschap wonen werkt een planning uit om de aanvraagprocedure te vereenvoudigen en om de huursubsidie gericht bekend te maken bij kwetsbare groepen. -
Verzekering gewaarborgd wonen
De verzekering gewaarborgd wonen voorziet in een in de tijd beperkte maandelijkse tegemoetkoming in de aflossing van de hypothecaire lening voor mensen die een lening aangingen voor het kopen, bouwen of renoveren van een woning en onvrijwillig werkloos of arbeidsongeschikt werden. Wonen Vlaanderen bouwt momenteel een applicatie uit om de benodigde tewerkstellingsgegevens uit te wisselen. Om meer potentiële begunstigden te bereiken, wordt ingezet op een proactieve bekendmaking via de notarissen, de Vlaamse Maatschappij voor Sociaal Wonen, het Vlaams Woningfonds en via de banken. -
Studiefinanciering (schooltoelage kleuter-, lager en secundair onderwijs, studietoelage hoger onderwijs)
Pagina 118
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Onder bepaalde voorwaarden komen kleuters en leerlingen in het leerplichtonderwijs in aanmerking voor een schooltoelage, en studenten in het hoger onderwijs voor een studietoelage. Automatische toekenning van de studiefinanciering is in uitwerking. Ondertussen wordt zoveel mogelijk proactief gewerkt: voor al wie het vorige jaar een toelage kreeg, wordt automatisch onderzocht of ze opnieuw recht hebben. -
Volwassenenonderwijs - Vrijstelling inschrijvingsgeld
Voor de opleidingen ingericht door de Centra voor Volwassenenonderwijs (CVO) betaalt men inschrijvingsgeld. Sommige cursisten worden vrijgesteld van het betalen van het inschrijvingsgeld of genieten een verminderd tarief. Er wordt een nieuw datamodel voor het volwassenenonderwijs uitgewerkt waarin die vrijstelling kan geautomatiseerd worden. -
MOBIB-kaart
De geplande invoering van de MOBIB-kaart is gerelateerd aan de verschillende kortingstarieven en vrijstellingen die De Lijn hanteert. Deze kaart wordt de drager van alle vervoersbewijzen van De Lijn. Ruimer kadert de invoering in het streven om naar één elektronisch ticketingsysteem te gaan voor alle openbaar vervoer in België (De Lijn, TEC, MIVB, NMBS). Naast de technische implementatie voorziet De Lijn informatiecampagnes op maat, waarvoor met de verschillende doelgroeporganisaties zal worden afgestemd. Aansluitend heeft het proefproject ‘Mobikansen’ tot doel om kansen te ontwikkelen voor mensen in armoede om vlotter toegang te krijgen tot het gebruik van het openbaar vervoer en andere duurzame vervoersmogelijkheden. -
Ouderbijdrage gesubsidieerde voorzieningen Kind en Gezin
In de gesubsidieerde voorzieningen kinderopvang/CKG worden de ouderbijdragen berekend op basis van het gezinsinkomen. Ouders dienen nu nogzelf hun inkomensgegevens (aanslagbiljet personenbelasting) aan te leveren, zo niet wordt het maximumtarief voor kinderopvang aangerekend. Nog in het najaar van 2013 zal door een automatische uitwisseling van inkomensgegevens met de FOD Financiën, vermeden wordendat ouders door administratieve nalatigheden teveel voor hun kinderopvang betalen. Het betekent een belangrijke administratieve vereenvoudiging. -
Zorgverzekering – ten laste neming mantel- en thuiszorg van 130 euro per maand
Zwaar zorgbehoevenden hebben recht op een tegemoetkoming van 130 euro per maand voor de kosten van niet-medische hulp en dienstverlening. De zorgbehoevende moet hiervoor een aanvraagformulier indienen bij de zorgkas. Er wordt gewerkt aan de invoering van een Digitaal Platform Zorgverzekering (DPZ), waarbinnen op termijn de automatische toekenning een plaats zal krijgen. -
Thuiszorg – automatische berekening gebruikersbijdrage en maximumfactuur
Pagina 119
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012 Voor de berekening van de gebruikersbijdrage gezinszorg of aanvullende thuiszorg, hebben gebruikers recht op een inkomensgerelateerde bijdrage. Er is een toepassing in ontwikkeling om de benodigde gegevens elektronisch op te vragen om op basis hiervan de gebruikersbijdrage automatisch te berekenen. Cruciale rol bestuurszaken Hoewel het beleidsdomein Bestuurszaken zelf geen sociale rechten toekent, is hun rol cruciaal op het domein van ICT, e-government en wetsmatiging. Onder meer volgende acties worden verder ingepland: - De quickscan duurzame ontwikkeling en de hervorming van de reguleringsimpactanalyse. - In het kader van de digitalisering van inkomensgegevens worden een aantal ondersteunende tools ontwikkeld en uitgetest om de bevoegde administraties in staat te stellen op eenvoudige wijze een kosten-batenanalyse op te maken, en de impact op de administratieve lasten voor burger en overheid in kaart te brengen. - Er komt een overleg met de verschillende overheden om een oplossing uit te werken voor de hoge transactiekosten die gepaard gaan met gegevensuitwisseling tussen overheden. Nieuwe sociale rechten Alle nieuwe sociale rechten worden in de toekomst hoe dan ook automatisch toegekend. Minister van Armoedebestrijding Ingrid Lieten zal de voortgang van de automatisering van sociale rechten jaarlijks monitoren, gelijktijdig met het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding.
Het inkomensbegrip De dienst Wetsmatiging en de cellen wetskwaliteit van de Vlaamse overheid werken aan de harmonisering van het inkomensbegrip. Het is de bedoeling om de huidige regelgeving te screenen om waar nodig en mogelijk te komen tot afstemming, vereenvoudiging, verfijning en/of standaardisering van het inkomensbegrip. Het is niet haalbaar om met één grote definitie te werken. Het inkomensbegrip zal altijd uit verschillende componenten bestaan. Ook over de andere parameters, zoals de begrippen gezin en referentieperiode zal in de toekomst meet eenduidigheid nodig zijn. Meer info: http://www.wetsmatiging.be/
Pagina 120
Dossier Vlaamse sociale bescherming en tegemoetkomingen vanuit genderperspectief 2012
Besluit De sociale bescherming zit vervat in de federale sociale zekerheid met de werknemersverzekeringen, in de federale bijstandsverzekeringen, in het nieuwe stelsel van de Vlaamse volksverzekering (basisdecreet Vlaamse sociale bescherming) en in diverse financiële sociale tegemoetkomingen.43 Elk van deze stelsels bevat een mate van solidariteit. In de volksverzekering is het solidariteitsgehalte globaal gezien het hoogst, gevolgd door de bijstandsverzekeringen en de werknemersverzekeringen. Maar deze stelsels bevatten zodanig veel en verschillende voorwaarden en criteria (inkomensbegrip, gezinssamenstelling,…) en bovendien een toenemende mate van selectieve maatregelen, die niet altijd even doelmatig zijn. De Vrouwenraad heeft al meermaals vastgesteld dat heel wat (specifieke) maatregelen leiden tot discriminaties/onrechtvaardigheden/genderongelijkeid tussen individuen/gezinnen die zich in een vergelijkbare feitelijke situatie bevinden (bijvoorbeeld gehuwden, wettelijke samenwoners, feitelijke samenwoners) maar die anders behandeld worden op basis van vastgelegde criteria in bepaalde regelgevingen, criteria die van elkaar verschillen zoals bijvoorbeeld het geval is in de socialezekerheidssectoren (bijvoorbeeld de invulling van de begrippen gezin, inkomen, referentieperiode,…).
De Vrouwenraad vraagt dat er bij de verdere uitbouw van de Vlaamse sociale bescherming aandacht is voor een hoge mate van solidariteit mét gendergelijkheid en doelmatigheid. Bepaalde Vlaamse maatregelen blijven verbonden met de federale sociale bescherming en het zou niet de bedoeling mogen zijn dat de bestaande onrechtvaardigheden in de federale sociale bescherming worden meegenomen of bestendigd in de Vlaamse sociale bescherming waardoor er in feite een cumul van onrechtvaardigheden en genderongelijkheden zou ontstaan. Vandaar het belang van een gendertoets, een armoedetoets en een systematische screening
op automatische rechtentoekenning op het vlak van de Vlaamse sociale bescherming, zowel bij nieuwe maatregelen als bij de herziening van bestaande maatregelen.
43
Ook in de inkomstenbelasting via diverse aftrekken, verminderingen, enzovoort maar hiervoor verwijzen we naar het Vrouwenraaddossier De inkomstenbelasting vanuit genderperspectief .
Pagina 121