Vlaams Vergisters Platform Position paper: Opmerkingen ontwerp wijzigingsbesluit GSC-WKC 1. Biogas is anders Het businessmodel van biogasprojecten is sterk verschillend van andere hernieuwbare energietechnieken zoals zon of –windenergie (zie Figuur 1). Sterk fluctuerende prijzen op de competitieve markt voor inputstromen (ook andere toepassingen) hebben immers een sterk effect op de rendabiliteit van het biogasproject, net zoals de kosten die gepaard gaan bij de naverwerking van het digestaat, of de verstrenging van normen voor effluentkwaliteit of (geur)emissies. Vandaar dat het Vlaams Vergisters Plaform (VVP) pleit voor een dynamisch ondersteuningssysteem dat rekening houdt met wijzigende context waarin exploitanten moeten opereren, de hoge meerkost en het ondernemersrisico dat gepaard gaan bij het implementeren van nieuwe, efficiëntere technieken voor het behalen van steeds strengere milieucriteria en het up-to-date houden en optimaliseren van het proces. Volgens het VVP wordt bij het bepalen van het ondersteuningsniveau via de onrendabele toppen enkel rekening gehouden met de economische kost voor groene stroomproductie uit biogas. Andere maatschappelijke voordelen (zoals de ecologische verwerking van biologisch organische afvalstromen, integratie van duurzame meststoffenrecuperatie, vermijden van broeikasgasemissies bij biologische afbraak in het milieu, de productie van groene warmte in een bio-WKK, etc.) worden nauwelijks in rekening gebracht.
Figuur 1. Schematisch overzicht van hernieuwbare energieproductie uit anaerobe vergisting
1 van 6
In een vorige discussienota en persbericht wees het Vlaams Vergisters Platform reeds op de unieke expertise die de Vlaamse vergistingssector heeft ontwikkeld bij de anaerobe behandeling van organische afvalstromen met duurzame energie en materialenrecuperatie. De technologische ontwikkeling en kennis zowel op het gebied van reactorbouw, procesopvolging als downstreamprocessing heeft geleid tot een duurzame keten van procesoptimalisatie en innovatie die in een tiental jaren niet enkel de visie op afvalverwerking op revolutionaire wijze heeft veranderd, maar waarbij Vlaanderen ook een exporteerbare technologische voorsprong heeft verworven, en waarbij men vanuit het buitenland komt kijken hoe de technologie van de toekomst hier tot stand komt. De verdere ontwikkeling van deze milieutechnische sector verdient echter een duurzaam beleidskader, waarbij steeds verder kan worden gesleuteld aan optimale verwerking en hernieuwbare energieproductie. De sterke daling van de marktprijs voor groenestroomcertificaten ten gevolge van een daling van de boetewaarde en het overaanbod aan groenestroomcertificaten (door een te lage quotaverplichting) legde eind 2010 de volledige groenestroomcertificatenmarkt lam. Deze onvoorziene inkomstenverliezen werden nog extra belastend voor de biogassector door een sterke toename van de prijzen voor organisch-biologische afvalstromen, verstrengde normen voor digestaatafzet (mestafzet wetgeving MAP4, of bijkomende regulering voor export van digestaat naar buitenland) en bijkomende investeringskosten door steeds strengere emissieregelgeving, geurhinderbestrijding… Het faillissement van 4 vergistingsinstallaties in 2011, en de stagnering van de aanbouw van nieuwe projecten tonen maar al te duidelijk aan dat een stabiel beleid noodzakelijk is om investeringszekerheid en continuïteit te geven aan de jonge ontwikkelende biogassector in Vlaanderen. Een bijkomende zware kost die de sector boven het hoofd hangt, zijn de injectietarieven die door de netbeheerders met terugwerkende kracht vanaf begin 2011 zullen aangerekend worden. Ook dit draagt bij tot het feit dat het steeds moeilijker wordt om te overleven in de sector. Het VVP ziet de recente wijzigingen in het energiedecreet en het ontwerpbesluit dan ook met Argusogen tegemoet. Hierbij leven bezorgdheden die ook in eerdere positionpapers werden vernoemd: het behoud van een level-playing field voor alle vergisters (1), het behoud van een stabiel beleidskader, zonder oversubsidiëring maar wel met een duurzame toekomst voor de sector (2) alsook een dynamisch ondersteunend beleid dat rekening houdt met de wijzigende omstandigheden in de markt en het milieubeleid (3).
2 van 6
2. Opmerkingen bij ontwerp wijzigingsbesluit GSC-WKC Naast het belang van het invoeren van de juiste parameters in het onrendabele topmodel (waar wij graag ons steentje zullen toe bijdragen), zijn ook onderstaande punten belangrijke bezorgdheden voor de sector:
2.1. Slechts één onrendabele top voor alle vergisters (met uitzondering van gftvergisters met nacompostering) en behoud van het level-playing field. Ook in vorige position papers nam de sector steeds het standpunt in dat zowel landbouwvergisters als industriële vergisters een gelijke exploitatieondersteuning moeten krijgen. De sector verwees hiervoor naar de sterk veranderende omstandigheden in de afvalstoffenmarkt en naar de grote verschillen in de procesketen van vergistingsinstallaties, waardoor economische voordelen door gebruik van andere inputstromen gecompenseerd worden door andere extra investeringskosten, zoals intensieve geurverwijdering, digestaatverwerking, etc. Dit standpunt wordt ondersteund door zowel de landbouw- als de industriële vergisters. Enkel gft-vergisters met nacompostering die een beduidend verschillend businessmodel (economische levensduur) en maatschappelijke functie (publieke exploitatie) hebben, kunnen volgens het VVP worden gedifferentieerd van de andere vergisters. Ook een ‘OT’ op maat van de specifieke verhouding van inputstromen in de vergister is volgens de sector marktverstorend en bovendien administratief belemmerend: hoe zal dit worden opgevolgd? In de milieuvergunningen zijn maximale toegelaten verwerkingshoeveelheden opgenomen en die weerspiegelen niet steeds de realiteit. Wat gebeurt er als vergisters onder variërende marktomstandigheden de initieel vastgelegde verhoudingen die werden gehanteerd bij de OTberekening niet behalen? Op langere termijn kan worden nagedacht hoe de valorisatie van ‘moeilijke’ inputstromen extra kan worden gestimuleerd (bv. oogstresten, maaisels, etc.). Ook de categorie voor pocketvergisters dient momenteel nog niet te worden voorzien, gezien het in Vlaanderen gaat over een relatief jonge technologie, met slechts één leverancier, wat een bias kan geven op de kostenstructuur van het business-model. De sector spreekt zich dus uit voor 3 projectcategorieën: één voor ‘overige vergisters’, en twee voor gft-vergisters, resp. al dan niet met bestaande nacompostering.
3 van 6
2.2. Niet aftoppen bandingfactor Volgens het VVP ondermijnt het aftoppen van de bandingfactor (max. 1,25, of 1,125 of 1 bij overaanbod op de certificatenmarkt) de geloofwaardigheid van het hele ondersteuningssysteem. Wanneer de meerkost van een technologie met duidelijke milieukundige meerwaarde is aangetoond, is het ook noodzakelijk dat deze steun wordt toegekend. In het kader van het creëren van een duurzaam stimulerend beleid voor hernieuwbare energieprojecten werkt de voorgestelde aanpak volgens het VVP contraproductief. Het fnuikt bovendien elke ambitie voor de stimulering van een groene economie boven het vastgelegde quotum. Het doel van de wetgeving zou een maximalisatie moeten zijn van de groene stroomproductie,
het
voorliggende
besluit
gaat
hier
tegenin.
Hierdoor
wordt
meer
investeringsonzekerheid gecreëerd. Als er een disproportionaliteit ontstaat op de certificaatmarkt, is het zinvoller om naar de quotum zijde / bankability zijde of (tijdelijk verhoogde) inleverplicht te kijken dan naar de productiezijde van de certificaten. Het VVP pleit dan ook voor een marktregularisatie op vlak van inleverplicht / quota / bankability in plaats van op het vlak van limitaties langs de productiezijde. De inputstromen samen met de verwerking van het digestaat zijn een heel belangrijk element in de kostprijs. Het verwerken van armere stromen, onzuivere of moeilijk in te zamelen of te verwerken stromen enerzijds, en de totale verwerking tot hoogwaardige eindproducten anderzijds zorgen voor een hogere kost. Dit zijn echter belangrijke taken voor de vergisters. Als voorbeeld kan hierbij aangegeven worden dat in de EHEC-crisis de laagwaardige stromen groentenafval niet werden verwerkt in de vergistingsinstallaties omdat dit economisch niet haalbaar was. Het aftoppen van de bandingsfactor zal dit nog sterker bemoeilijken. Rekening houdend met bovenstaande factoren komt men tot een (realistische) hogere OT, maar door het aftoppen van de bandingsfactor wordt het effect teniet gedaan. In functie van een duurzaam geïntegreerd beleid is het belangrijk dat de factor verhoogd wordt. Dit is een groot tekort aan het huidig decreet en ook aan het ontwerp-besluit van de Vlaamse Regering. Duurzaamheid maakt deel uit van het Energiebesluit, dit gaat niet alleen over energie, maar hangt ook samen met de nutriënten. Een andere zware kost voor de sector zijn de injectietarieven, ook deze kunnen zorgen voor een hogere OT, maar door de aftopping van de bandingsfactor wordt ook dit effect teniet gedaan. Het werken met een bandingsfactor van 1,25 maakt het de sector reeds heel moeilijk, een bandingsfactor van 1,125 of zelfs 1 is onmogelijk.
4 van 6
2.3. Grondige gebreken in de bepaling van de OT’s via het model en hoge complexiteit Het model bevat nog ernstige fouten - wat doet vermoeden dat er onderliggend nog ongedetecteerde adders onder het gras kunnen sluimeren. De vraag die men zich ook kan stellen is of de overheid zich ook niet openstelt voor juridische claims indien op basis van het model foute berekeningen uitvoert en aanvechtbare OT-waarden oplevert. Door het grote aantal categorieën en mogelijkheden is het model zeer complex geworden, waardoor afwijkingen of mogelijke fouten niet transparant te achterhalen zijn. Voorbeelden van ernstige modelleerfouten: Lijn 904 van het rekenblad ('Calc') bepaalt de 'tussenkomst onrendabele top' volgens een scenario zoals bepaald in cellen F879 & F880 van hetzelfde tabblad. Echter deze cellen verwijzen op hun beurt naar een ingeschoten waarde uit tabblad FinResBedr en niet naar de door de gebruiker ingegeven gewenste inputwaarden voor deze scenario's. Dit resulteert in de zeer precaire situatie dat de 'input' van de gebruiker waarde wordt genegeerd bij het runnen van het model terwijl hij wel output waarden ontvangt zogezegd obv door hem ingegeven waarden. Voor Biogas is de IRR voor belasting kleiner dan na de belasting - kan dat wel ?
2.4. Actualisatie onrendabele top Zoals werd inbegrepen in het ontwerpbesluit zullen de onrendabele toppen voor biogas-installaties geactualiseerd worden. Dit is niet het geval voor onrendabele toppen die zijn berekend op basis van brandstofkosten. Wat gebeurt er met biogas-installaties met een combinatie met andere technieken die moeilijk te scheiden zijn?
2.5. Berekenen OT bij installaties die zowel aanspraak maken op WKC en GSC In de nota aan de leden van de Vlaamse Regering is opgenomen dat bij het bepalen van de bandingfactoren
voor
installaties
die
zowel
aan
groenstroomproductie
als
aan
warmtekrachtkoppeling doen, men eerst naar de warmte zal kijken en dan pas naar de groene stroom. Dit wil zeggen dat eerst de OT worden berekend en gemaximaliseerd op basis van WKC, waarna in tweede instantie wordt bekeken hoeveel ondersteuning noodzakelijk is bovenop deze ondersteuning via Groene stroom certificaten. Dit om de incentive om aan warmtekrachtkoppeling te doen zo groot mogelijk te houden. We hebben zeker begrip voor deze visie en zijn ook voorstanders van optimaal warmtegebruik, maar we zien ook bedreigingen in deze aanpak. 5 van 6
De warmterecuperatie blijkt vaak een gevoelige stap in de procesketen (een bio-WKK is hiervoor veel gevoeliger dan een WKK op aardgas). Wanneer deze om één of andere reden zou stilvallen (bv. schade aan banddrogers, defecten aan de warmtewisselaar, onderhoud, etc.) wordt de exploitant dubbel gestraft: hij verliest zijn WKC-inkomsten (momenteel ongeveer 15% van de inkomende cashflow), maar zal ook proportioneel minder inkomsten verwerven via GSC’s. Eerst de OT berekenen op basis van de groene stroom en daarna kijken naar de warmte is ook logischer aangezien het primaire doel van een vergister het maken van elektriciteit is. Ook in het kader van het materialendecreet is het omzetten van afval naar biogas belangrijk. De druk om de warmte dan toch nog zo efficiënt en nuttig mogelijk te gebruiken zal sowieso blijven omdat dit anders een grote, belangrijke meerkost voor de bedrijven betekent.
6 van 6