Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
VLAAMS PARLEMENT
Zitting 2003-2004 27 oktober 2003
TOELICHTINGEN bij de middelenbegroting en de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2004
TOELICHTING PER PROGRAMMA
DEEL 2 Stuk bestaande uit 3 delen
4299
313
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 41.5 GEHANDICAPTENZORG
Het begrotingsprogramma 41.5 omvat 4 effectieve basisallocaties (BA). De voornaamste basisallocatie, BA 41.11, omvat de werkingsdotatie aan het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap. Met de middelen uit deze dotatie worden niet alleen de subsidies die in het kader van de statutaire opdracht van het Vlaams Fonds uitgekeerd worden maar ook de werkingsen personeelskosten gedragen. Vanaf het dienstjaar 2001 bevat deze basisallocatie ook de begrotingsmiddelen in het kader van het Tweede Vlaams Intersectoraal Akkoord (ook SPA-akkoord genoemd). De basisallocatie 61.04 omvat de investeringsdotatie aan het Vlaams Fonds. Het betreft hier de ordonnanceringskredieten die in functie van de vastleggingsmachtigingen toegekend op de basisallocatie 99.11 aan het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap worden verleend. Overeenkomstig haar oprichtingsdecreet is het Vlaams Fonds gemachtigd om maximaal voor het toegekende bedrag van de vastleggingsmachtiging, vastleggingen te verrichten met het oog op het toekennen van subsidiebeloften voor aankoop, bouw, verbouwingswerken, uitrusting en apparatuur aan voorzieningen die in het kader van de programmatie ter zake hiervoor in aanmerking komen. Vanaf het begrotingsdienstjaar 2002 wordt conform de regels tot invoering van de Euro in de Vlaamse administratie, de begroting opgesteld in laatstgenoemde munteenheid. Sinds het begrotingsdienstjaar 2003 is er een dotatie bijgevoegd, namelijk BA 41.80, waarop de doorstorting verrekend wordt van de winst van de Nationale Loterij die sindsdien rechtstreeks door de Vlaamse Regering verdeeld en toegekend wordt. In tabelvorm verhoudt dit programma zich over de laatste jaren als volgt:
Programma 41.5
I.
In miljoenen BEF 2001 33.415,5
2002 892.387
In 1.000 € 2003 936.062
2004 993.207
Krachtlijnen gehandicaptenbeleid 2004
In de periode van 2000 tot 2003 hebben 4.900 personen met een handicap een concreet antwoord gekregen op hun zeer dringende hulpvraag. 700 personen hebben een persoonlijk assistentiebudget verkregen. Samen met hun families en naaste omgeving vormen zij de eerste lichting budgethouders die werkgever zijn van hun persoonlijke assistent. Zo nemen deze mensen zelf de verantwoordelijkheid op voor de organisatie van de ondersteuning die ze nodig hebben. 3.150 personen ontvangen in hun thuisomgeving begeleiding en verzorging van een deskundige ambulante dienst. 1.050 personen worden opgevangen in de extra plaatsen die gecreëerd in de (semi-) residentiële voorzieningen, waarbij de hoogste prioriteit is gegeven aan de mensen met de zwaarste handicaps en de hoogste urgentiegraad. De Vlaamse regering zet deze forse inspanning voort, zoals beloofd. Verdere toename van het aanbod blijft noodzakelijk om de structurele tekorten van het verleden weg te werken, en om de geraamde groei in 2004 te kunnen opvangen. Daardoor wordt vermeden dat nieuwe structurele tekorten zich opstapelen. De omschakeling naar een persoonsgericht ondersteuningsbeleid van personen met een handicap is in de recente periode grondig bediscussieerd en becommentarieerd. Het decreet inzake het toekennen van persoonsgebonden budgetten (PGB) en het invoeren van maatzorg in voorzieningen, geeft het kader aan voor deze fundamentele hervorming. De Vlaamse regering zal in 2004 de maatregelen nemen die noodzakelijk zijn om op het terrein de voorwaarden te scheppen en de fundamenten te gieten waarop een
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
314
hervormingsoperatie van een dergelijke omvang en impact moet kunnen steunen. Het Vlaams Fonds staat voor de opdracht om de uitvoering van de zorgvernieuwing en de implementatie van het PGB-decreet in al zijn aspecten nauwgezet voor te bereiden, en de uitvoeringsscenario’s te coördineren. De in het Fonds beschikbare beleidsvoorbereidende expertise is ontoereikend om een dergelijke complexe opdracht te kunnen volbrengen. De studiedienst en de stafdienst van het Fonds worden versterkt met vijf experts uit verschillende disciplines van niveau A. Deze versterkte diensten worden belast met de concrete beleidsvoorbereiding, de coördinatie bij de invoering van nieuwe maatregelen en de bijsturing van de verschillende veranderingsprocessen. In de begroting van het Fonds wordt daarvoor 300.000 € ingeschreven. De sturing en het toezicht op het zorggebeuren moeten aangepast worden aan de nieuwe mechanismen die de maatzorg en de persoonsgebonden financiering met zich mee zullen brengen. Via een beleidsconvenant tussen het centrale en het provinciale beleidsniveau worden regionale overlegnetwerken gehandicaptenzorg opgericht. De Vlaamse regering zal in een besluit de verantwoordelijkheden vastleggen inzake de sturing, de coördinatie en de monitoring van de dynamische persoonsgebonden processen tussen hulpvragers, voorzieningen en overheid. De Vlaamse regering zal verder ook de knoop doorhakken in het debat over de toewijzing van de toekomstige intermediaire functie die zal optreden tussen de voorzieningen en de zorgvragers die als partners zorgafspraken met elkaar overeenkomen. De Vlaamse regering heeft voor de realisatie van deze nieuwe initiatieven in de begroting 2004 van het Vlaams Fonds een recurrent krediet ingeschreven van 22,5 miljoen € op jaarbasis. Overeenkomstig de timing van de effectieve realisatie van het uitbreidingsbeleid in de vorige jaren wordt in 2004 gerekend op een realisatiegraad van 4/12 of 7,5 miljoen euro. Realisatie meerjarenplan 2003-2007 zorg en persoonlijke assistentie In 2004 kan het Vlaams Fonds opnieuw belangrijke extra kredieten inzetten voor de uitbreiding van de capaciteit van het zorgaanbod en de persoonlijke assistentie. Op jaarbasis gaat het om een recurrent krediet van 19.753.300 €. Ook in 2004 koppelt de Vlaamse regering de inbreng van deze extra middelen aan de garantie dat de ondersteuningsnoden van de meest dringende hulpvragers concreet worden beantwoord. 4.942.000 € moet worden aangewend voor het toekennen van extra persoonlijke assistentiebudgetten. Afhankelijk van de resultaten en de aanbevelingen uit het lopende onderzoek over de toepassing van het PAB, zal ik eventuele verbeteringen aan de uitvoeringsmodaliteiten PAB aan de Vlaamse regering voorstellen. Ik verwacht desgevallend een voorstel en een advies van het Fonds. Een krediet van 14.811.300 € kan in 2004 worden toegekend voor de toename van de capaciteit van het aanbod van de ambulante diensten en de (semi-) residentiële voorzieningen. Van dit laatste budget moet een voorafname van 500.000 € gereserveerd worden voor de realisatie van het strategisch plan voor hulp- en dienstverlening aan geïnterneerde personen met een mentale handicap. Aan het Vlaams Fonds geef ik instructie om, analoog met de werkwijze in 2002 en 2003, de beslissingen inzake het uitbreidingsbeleid in de sector zorg te steunen op de adviezen van het regionaal overleg. Daarbij dient het Fonds er over te waken dat de krachtlijnen van deze beleidsbrief worden gerespecteerd en dat de extra middelen worden aangewend om zoveel mogelijk structureel uitbreidingsbeleid te honoreren, veeleer dan gefragmenteerde uitbreidingen met eenheden toe te staan. Uit interne analyses van het Fonds blijkt dat voor heel wat personen met een handicap reeds wachtlijsten ontstaan nog voor hun aanvraag om inschrijving is behandeld. Er is namelijk sprake van een structureel capaciteitsprobleem bij de centra voor ontwikkelingsstoornissen. Deze centra zijn erkend om voorafgaand aan de formele hulpvraag, een gespecialiseerd multidisciplinair diagnostisch onderzoek te verrichten. Om de kwaliteit van hun diagnostisch werk op peil te houden en nog te verbeteren, en om de wachttijden voor een gespecialiseerd onderzoek verder in te korten, kan het Fonds 395.700 € extra aan de COS’en toekennen voor het optrekken van de capaciteit, en voor het verhogen van de vergoeding per onderzoek. Er worden ook structurele problemen gemeld bij de administratieve verwerking van de aanvraagdossiers in de provinciale afdelingen van het Fonds. Die zouden in hoofdzaak te wijten zijn aan structurele onderbezetting van personeel. Ik wil absoluut dat de procedures inzake de inschrijving bij het Vlaams Fonds korter en klantvriendelijker worden. De reglementering van het Fonds voorziet in wettelijke termijnen voor
315
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
het beantwoorden van de hulpvraag. Die termijnen moeten gerespecteerd worden. Ik vraag aan het Fonds dat zij de huidige procedures, de instrumenten en de interne administratieve processen inzake het behandelen van de aanvragen tot inschrijving kritisch laten doorlichten op hun effectiviteit en doelmatigheid. Ik verwacht dat terzake een rapport met beleidsaanbevelingen over aanpassingen aan de inschrijvingsprocedure aan de Vlaamse regering wordt overgemaakt. Het Fonds moet inmiddels in de mogelijkheid worden gesteld om het naleven van de wettelijke termijnen aan elke aanvrager te garanderen. Het Fonds moet de opmerkelijke en constante stijging van het aantal aanvraagdossiers met voldoende mankracht kunnen verwerken. Ik voorzie 231.000 € om de basisdienstverlening inzake inschrijving in de provinciale afdelingen van het Fonds te versterken met acht voltijdse eenheden. De organisatie van de zorg in de tehuizen voor werkenden en in de diensten voor zelfstandig wonen voor personen met MS, is niet meer afgestemd op de zwaardere behoeften van hun cliënten. Er zijn dringende maatregelen nodig om de personeelsnormen van beide voorzieningentypes te harmoniseren met voorzieningen binnen het Fonds die een vergelijkbare dienstverlening organiseren. Voor de tehuizen voor werkenden wordt één voltijds licentiaat per 8O erkende plaatsen toegekend (820.000 €). In de diensten zelfstandig wonen MS wordt de personeelsnorm voor ADL-assistentie volledig gelijkgesteld met de norm van andere diensten zelfstandig wonen (100.000 €). Om structurele zorgtekorten weg te werken, en om nieuwe tekorten in de toekomst te vermijden, moeten vandaag ook de noodzakelijke onroerende investeringen gepland en ingeschreven worden. Net als in de vorige jaren, en bovenop de extra inspanning in 2003, wordt in 2004 een investeringsdotatie VIPA van 17 mio € aan het Vlaams Fonds toegekend. De VIPA investeringsmachtiging wordt vastgesteld op 17,711 miljoen €. Een uitbreiding van de programmatie door de Vlaamse regering is nodig opdat het Fonds investeringsdossiers kan goedkeuren. Die uitbreiding van de programmatie zal er komen, onder andere op basis van een globaal VIPA-investeringsplan voor Vlaanderen dat het Fonds opstelt en aan de Vlaamse regering voorlegt. Dat plan dient aan te geven welke investeringen inzake infrastructuur in Vlaanderen noodzakelijk zijn, en welke vandaag prioritair voor vergunning en subsidiëring in aanmerking komen, en waarom. Het Fonds dient daarbij prioriteitenregels te hanteren en te motiveren vanuit: x de algemeen aanvaarde visie van professionele zorg op mensenmaat, geïntegreerd in de gemeenschap; x het wetenschappelijke behoefteonderzoek; x de meerjarenplanning; x de geografische spreiding; x het advies van het regionaal overleg en van de inspectie van het Fonds. Het Fonds toont in dat plan ook aan op welke wijze de potentiële heroriënteringen van beschikbare capaciteit en van bestaande infrastructuur naar meer toekomstgerichte zorgverlening, via reconversies, doorschuifoperaties, upgrading enz., ook via een planmatig investeringsbeleid zullen gestimuleerd worden. Het Fonds informeert de Vlaamse regering over alle concrete initiatieven die inzake investeringen door de voorzieningen worden gepland, inbegrepen de status van de voorstellen en/of de dossiers die zij hebben ingediend.
Van centrale zorgsturing naar regionale netwerken gehandicaptenzorg In de beleidsbrief 2003 werd het Fonds belast met de ontwikkeling van een concept van regionale sturing van de registratie van alle hulpvragen, de bemiddeling naar een passend aanbod, de afstemming van het aanbod op de vraag en de zorgplanning. Dit project is gesitueerd in het kader van de zorgvernieuwing. Ik verwacht dat het Fonds ten laatste in december van dit jaar een beleidsadvies voorlegt in de vorm van een ontwerp van besluit van de Vlaamse regering, waarin de verdeling van de verantwoordelijkheden tussen het centrale en het regionale niveau worden vastgelegd inzake de sturing, de coördinatie en de monitoring van de dynamische processen tussen hulpvragers, voorzieningen en overheid. De Vlaamse regering zal dit advies ten laatste begin 2004 omzetten in regelgeving. Op die manier kunnen de werkzaamheden in de regio’s, o.a. in het raam van het uitbreidingsbeleid, vanaf 2004 in een formeel kader worden opgenomen. De middelen die in de begroting van het Fonds ingeschreven zijn om de centrale wachtlijstwerkingen te subsidiëren (471.942 €) worden geheroriënteerd naar de subsidiëring van de werking van de regionale netwerken gehandicaptenzorg. Opdat het Vlaams Fonds in deze nieuwe regionale structuur haar kerntaak als bewaker van de publieke belangen op een degelijke wijze kan blijven vervullen, wordt 300.000 € ingeschreven om
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
316
vijf ambtenaren van niveau A exclusief te belasten met de participatie namens het Vlaams Fonds aan de regionale werking. Hetzelfde bedrag wordt ingeschreven om de vertegenwoordiging van de verwijzende instanties in het regionaal overleg te ondersteunen.
Personen met een handicap erkennen als trajectbegeleiders In een vernieuwde en meer vraaggestuurde organisatie van de zorg is het de persoon met een handicap zelf die bepaalt welke ondersteuning het beste tegemoet komt aan zijn noden, en welke zorgvoorziening het beste daarop aansluitende aanbod kan bieden. Er bestaat een zeer ruime consensus over de noodzaak om de autonomie van de individuele gebruiker van zorg te ondersteunen door een vorm van procesbegeleiding die wordt verleend door een intermediaire instantie. De individuele zorgvrager wordt in een dergelijk begeleidingsconcept bijgestaan bij het verhelderen van zijn hulpvraag en bij het maken van keuzes over de samenstelling van zijn ondersteuningspakket. Het onderzoek over de organisatie en de implementatie van trajectbegeleiding van personen met een handicap, dat onder leiding van professor dr. Bea Maes van de Afdeling Orthopedagogiek van de KU Leuven werd uitgevoerd, heeft recent bijgedragen tot een erg bruikbare beschrijving van de methode, de organisatorische componenten en de kwaliteitsindicatoren voor de implementatie van trajectbegeleiding. Trajectbegeleiding zal vanaf 2004 als ondersteuningsvorm erkend worden. Personen met een handicap zullen vrij kunnen opteren om er gebruik van te maken. Het concept trajectbegeleiding moet worden ontwikkeld overeenkomstig de methodische inzichten die in het onderzoeksrapport van prof. dr. Bea Maes worden aangebracht. Organisatorisch zal trajectbegeleiding worden ontwikkeld als een aparte en onafhankelijke dienstverlening. Daarbij moet evenwel onderstreept worden dat alle door het Vlaams Fonds erkende voorzieningen het tot hun kerntaken moeten rekenen om de begeleiding of de uitvoering van één of van meerdere fasen van het traject voor hun rekening te nemen. Deze kernopdracht van voorzieningen zal in het uitvoeringskader van het kwaliteitsdecreet worden opgenomen als een sectorale minimale kwaliteitsbepaling. Geheel in overeenstemming met de principes inzake vraagsturing, sociale netwerkvorming, empowerment en volwaardig burgerschap van mensen met een handicap, die tenslotte aan de basis liggen van de globale zorgvernieuwing, van het PGB-decreet, en ook van het concept van trajectbegeleiding zelf, zal een op te richten Vlaams platform van verenigingen van personen met een handicap belast worden met de opdracht om trajectbegeleiding voor personen met een handicap in Vlaanderen uit te bouwen. Voor de oprichting van dat platform worden alle organisaties uitgenodigd die krachtens een decreet van de Vlaamse gemeenschap, of door een ministerieel besluit, of door het Vlaams Fonds gemachtigd zijn om personen met een handicap bij te staan. In een besluit van de Vlaamse regering worden de voorwaarden voor erkenning, subsidiëring en werking vastgelegd. Het Fonds zal gemachtigd worden om met dit platform een resultaatsverbintenis trajectbegeleiding overeen te komen. In de begroting 2004 van het Fonds wordt een krediet van 900.000 € specifiek voor de trajectbegeleiding ingeschreven. Van dit krediet zijn 300.000 € nieuwe middelen, 300.000 € worden geheroriënteerd van het begrotingsartikel 832.79 “Bijzondere subsidies” en 300.000 € tenslotte zijn een herallocatie van het krediet op begrotingsartikel 832.79 “Ondersteuning gebruikers”.
317
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
In de onderstaande tabel vind men het schematisch overzicht van de nieuwe beleidsinitiatieven (NI) en hun budgettaire weerslag op jaarbasis en op realisatiebasis 2004. Merk op dat de realisatiebasis aan 4/12 van het krediet op jaarbasis enkel van toepassing is op de kredieten NI, en niet op reeds eerder recurrent ingeschreven kredieten in constant beleid, die in dit ontwerp naar nieuwe initiatieven geheroriënteerd worden. VERDELING KREDIET NI 2004 VFSIPH
realisatiebasis 2004 (€)
jaarbasis (€)
I. Realisatie meerjarenplan 2003-2007 zorg en persoonlijke assistentie Uitbreiding persoonlijk assistentiebudget
1 647 333
4 942 000
Uitbreiding capaciteit ambulante en (semi-) residentiële zorg
4 937 100
14 811 300
273 333
820 000
33 333
100 000
77 000
231 000
131 900
395 700
100 000
300 000
100 000
900 000
300 000 300 000
-300 000 -300 000
Versterking omkadering tehuizen werkenden Harmoniseren personeelsnorm ADL zelfstandig wonen MS II: Procedures inschrijving Vlaams Fonds korter & klantvriendelijker Uitbreiding personeelskader PA's (+8 FTE) Centra ontwikkelingsstoornissen, inkorten wachttijden voor onderzoek, uitbreiding capaciteit en verhoging vergoeding per onderzoek III: Operationeel masterplan zorgvernieuwing & uitvoering decreet (PGB ) Installatie projectmanagement zorgvernieuwing en uitvoering PGB Aanstelling in VF van vijf studie- en stafmedewerkers niveau A IV. Trajectbegeleiding invoeren Oprichten Vlaams platform van verenigingen personen met een handicap erkennen en subsidiëren voor realisatie trajectbegeleiding heroriëntering bijzondere subsidies (*) - artikel 832.79 herallocatie ondersteuning gebruikers (*) - artikel 832.79
V. Van centrale zorgsturing naar convenant met regionale overlegnetwerken gehandicaptenzorg Werking en subsidiëring regionale overlegnetwerken (ROG). Operationeel kader zorgvraagregistratie, zorgbemiddeling, -afstemming en -planing VFSIPH- aanwerving vijf stafmedewerkers niv A convenant provincies ondersteuning van vertegenwoordiging verwijzende instanties heroriëntering kredieten CWL (*) - artikel 832.75 Totaal (*) Heroriënteringen Realisatiebasis krediet NI 2004
100 000 471 942 100 000
300 000 471 942 300 000 -471 942
8 571 942 -1 071 942 7 500 000
22 500 000
Ik heb de administratie van het Fonds opdracht te geven het ontwerp van Begroting 2004 overeenkomstig de door mij gegeven richtlijnen te willen aanpassen om het vervolgens ter goedkeuring voor te leggen aan de leden van de Raad van Bestuur.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
II.
318
Opdracht en doelstellingen van het VFSIPH
De strategische doelstellingen van het Vlaams Fonds vinden hun bestaansreden in het oprichtingsdecreet van het VFSIPH van 27 juni 1990 (Belgisch Staatsblad van 8 augustus 1990), de regelgeving, het beleidsplan 1997-2000 en het meerjarenplan 2000-2005.
Hoofddoelstelling van het VFSIPH x De sociale integratie van personen met een handicap bevorderen.
verdeeld over de volgende strategische doelstellingen:
Zorgvraag en –beslissing (SD 1) x Het optimaliseren van de zorgindicering en zorgtoewijzing in functie van bijstandsverlening.
Zorgverlening en bijstand (SD 2) (a) Ervoor zorgen dat personen met een handicap het voordeel van bijstand en opvang ontvangen. Prioriteit geven aan de aanpassing en verdere uitbouw van een kwalitatieve zorgverlening in functie van de zorgvraag en zorgbehoeften van personen met een handicap. (b) Het oriënteren, voorlichten, de scholing en (beroeps)opleiding van personen met een handicap in functie van hun tewerkstellingsmogelijkheden. (c) Het verbeteren van de tewerkstellingsmogelijkheden voor alle personen met een handicap, alsook van hun loon- en arbeidssituatie, (en dit zowel in het gewone arbeidsmilieu, in de beschutte werkplaatsen, inzonderheid voor de zwakke werknemers, als in nieuwe vormen van tewerkstelling). (d) Het verlenen van individu gerichte bijstand: het verstrekken van individuele materiële bijstand en persoonlijke assistentie. Het verhogen van de kwaliteit, de efficiëntie en de effectiviteit van de verstrekte aanpassingen en hulpmiddelen.
319
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Dienstverlening (SD 3) x Het Vlaams Fonds maximaal ontwikkelen als dienstverlenende organisatie ten aanzien van personen met een handicap, ten aanzien van intermediaire organisaties en voorzieningen, en als instelling die beleidsvoorbereidend werk verricht inzake de gehandicaptenzorg.
Inclusief beleid (SD 4) x Maximaal bijdragen tot het inclusieve gehandicaptenbeleid door zelf gangmaker te zijn voor gesprek, overleg en beleidsafstemming met andere overheden en actoren in het domein.
Elk van deze opgegeven strategische doelstellingen wordt verder onderverdeeld in een aantal operationele doelstellingen, gekoppeld aan eigen instrumenten, prestaties en meetpunten. Voor een beter begrip van de inhoud en het werkterrein van het Vlaams Fonds worden per strategische doelstelling telkens de voornaamste operationele doelstellingen weergegeven (zonder dat deze opsomming limitatief mag worden geïnterpreteerd). SD 1
1. 2. 3. 4. 5. 6.
7. 8. 9.
SD 2a
de continuïteit van de zorgindicering en zorgtoewijzing waarborgen de vereenvoudiging en versoepeling van de inschrijvingsprocedure een gecoördineerde en efficiënte informatisering van het inschrijvingsproces het verbreden van de evaluatie van de aanvraag tot inschrijving tot het erkennen van de handicap en tot het bepalen van het behoeftenprofiel het verbeteren van de communicatie tussen de administratie, de multidisciplinaire teams en de provinciale evaluatiecommissies het verbeteren en bijwerken van het multidisciplinair verslag om het te kunnen gebruiken als een kwalitatief instrument in de zorgtoewijzing en als een basis voor het verrichten van beleidsondersteunend onderzoek het optimaliseren van de diagnose- en begeleidingsrol van de multidisciplinaire teams meer waarborgen verlenen betreffende de rechtszekerheid van de gebruiker de gebruiker beter informeren
1. de continuïteit van de hulpverlening waarborgen 2. het ondersteunen van de zorgverlening in de welzijnsvoorzieningen (werkdruk tewerkgesteld personeel, vorming, …) 3. het optimaliseren van de regionale zorgtoewijzing 4. door zorgondersteuning de draagkracht van de gezinnen verhogen 5. het stimuleren van een gedifferentieerd zorgaanbod 6. zorg op maat 7. nieuwe zorgvormen uitdenken 8. voorrang aan de meest acute noden 9. het ontwikkelen en bewaken van de kwaliteitsprincipes in de welzijnsvoorzieningen 10. (vroeg)detectie en begeleiding ontwikkelingsstoornissen 11. het ondersteunen van de infrastructuur van de instellingen
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
320
SD 2b
1. de detectie, informatie, multidisciplinaire diagnosestelling, het arbeidsmarktgericht vernieuwen en/of ontwikkelen van het diagnostisch instrumentarium 2. voorafgaande oriëntering en begeleiding bij studie- en beroepskeuze 3. het verstrekken van gespecialiseerde voorlichting over de beroepskeuze 4. het ter beschikking stellen van ‘know how’ en kwalificaties op het vlak van tewerkstelling 5. methodiekontwikkeling inzake evaluatie van arbeidscompetenties en analyse van werkomgevingen 6. het bijbrengen en trainen van technische en sociale vaardigheden afhankelijk van bepaalde jobvereisten aan personen met een handicap om in het normale arbeidscircuit tewerkgesteld te worden 7. het coördineren van oriëntering, opleiding, vorming in het kader van tewerkstelling 8. zorgen voor schoolopleidingen voor personen met een handicap die wegens financiële redenen in de onmogelijkheid verkeren om hun studies voort te zetten / bedrijfsopleidingen (vergelijkbaar met leerovereenkomsten) 9. bemiddeling en begeleiding bij de tewerkstelling van de persoon met een handicap om de overgang van de opleiding- naar de tewerkstellingssituatie mogelijk te maken 10. begeleiding na de indiensttreding in het normale arbeidscircuit van de persoon met een handicap, ter ondersteuning van de werknemer en werkgever met het oog op een duurzame tewerkstelling 11. het ondersteunen van de infrastructuur van de instellingen
SD 2c
1. de continuïteit van de hulpverlening waarborgen 2. het ondersteunen van de tewerkstelling van personen met een handicap die tijdelijk of definitief niet voor tewerkstelling in het NEC in aanmerking komen 3. het bewaken van de tewerkstelling van de ‘zwakke werknemers’ binnen de beschutte werkplaatsen 4. het promoten, evalueren en bijsturen van tewerkstellingsondersteunende maatregelen voor de tewerkstelling van personen met een handicap op de reguliere arbeidsmarkt 5. het management en de marketingstrategieën van de beschutte werkplaatsen ondersteunen 6. de kansen van werkzoekende personen met een handicap vergroten om (opnieuw) werk te vinden in het normale economische circuit (NEC) door middel van een intensieve en individuele begeleidingsmethodiek (arbeidstrajectbegeleiding) 7. het ondersteunen van de infrastructuur van de instellingen (BA 61.04)
SD 2d
1. de continuïteit van de ondersteuning waarborgen 2. het optimaliseren van de adviesverlening inzake de keuze, de aanschaf en het gebruik van het meest geschikte hulpmiddel voor de gehandicapte 3. het vereenvoudigen van de reglementering inzake de individuele materiële bijstand 4. het afbakenen en op elkaar afstemmen van de bevoegdheden van het Vlaams Fonds en het RIZIV inzake de individuele materiële bijstand 5. residuariteit met andere instanties zoals verzekeringsmaatschappijen 6. de zelfredzaamheid van personen met een handicap bevorderen door individuele materiële bijstand te organiseren 7. de zelfredzaamheid van personen met een handicap bevorderen door persoonlijke assistentiebudgetten toe te kennen
321
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
SD 3
1. het bevorderen van de stimulerende en informerende rol van het Vlaams Fonds inzake de preventie, detectie en diagnose van handicaps, alsmede de kennis van de weerslag van de handicap op het totaal functioneren van personen met een handicap 2. het verrichten of laten verrichten van studie en onderzoek in het kader van de decretale opdrachten van het Vlaams Fonds 3. het verzamelen en verspreiden van documentatie en informatie betreffende de sociale integratie van personen met een handicap 4. het op actieve wijze bevorderen van de positieve beeldvorming over personen met een handicap 5. het bevorderen van het Vlaams fonds als klantgerichte dienstverlenende organisatie door middel van permanente vorming, opleiding en evaluatie van al haar ambtenaren 6. implementatie van effectrapportering en beleidsevaluaties
SD 4
1. de uitbouw van de samenwerking met de VDAB in de richting van een gemeenschappelijk management van de doelgroep van de gehandicapte werkzoekenden 2. het sensibiliseren van de sociale partners binnen de SERV 3. samenwerking inzake preventie (Kind en Gezin) 4. investeringsprogramma voor begeleid en beschermd wonen (VHM) 5. de aanzet geven tot de uitbouw van aangepast vervoer voor personen met een handicap 6. het bevorderen van de toegankelijkheid van de stations (NMBS) 7. het activeren van het tegemoetkomingsstelsel m.b.t. de tewerkstelling van gehandicapten (Sociale Zaken – gehandicaptenbeleid) 8. de interne afstelling van het hulpmiddelenbeleid met het RIZIV 9. het bevorderen van de afstemming inzake de revalidatiecentra (RIZIV) 10. de aansluiting van het BUSO op het bedrijfsleven verbeteren, de relatie tussen semi-internaat en buitengewoon onderwijs verbeteren alsook het promoten van het geïntegreerd onderwijs (Onderwijs) 11. het bevorderen van de interne coördinatie inzake toegankelijkheid van openbare en voor het publiek toegankelijke gebouwen tussen alle betrokken departementen (Steunpunten Toegankelijkheid)
III.
Toelichting van de statutaire uitgaven voor het dienstjaar 2004
Naast de kredieten 'Nieuw Beleid' die sub I. reeds werden gedefinieerd, vormt de hoofdmoot van het beleid van het Vlaams Fonds natuurlijk het constant beleid dat, buiten de courante wetgeving die uiteraard verder wordt uitgevoerd, de ontwikkeling ziet van een aantal belangrijke actielijnen.
1. Beter management van vraag en aanbod Overkoepelend binnen het Vlaams Fonds voor Sociale Integratie van Personen met een Handicap staat een beter management van de vraag en het aanbod inzake gehandicaptenzorg. Dit management is gestoeld op de techniek van de inschrijvingsprocedure die zorgt voor de afhandeling van de zorgvraag. Multidisciplinaire teams (MDT) vervullen een belangrijke rol bij het cliëntspecifiek afbakenen van de zorgbehoefte en het voorstellen van het daarop afgestemde zorgpakket, om de zorgindicering door de PEC (provinciale evaluatiecommissie) optimaal te doen verlopen. Ook zorgen zij binnen de nieuwe visie voor begeleiding en nazorg.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
322
Gelet op de uitbreiding van hun takenpakket moeten deze teams geheroriënteerd en duidelijker geprofileerd worden waarbij, via de techniek van het lastenboek, en het verlenen van machtigingen voor het afleveren van verslagen in de domeinen zorg, individuele materiële bijstand en tewerkstelling, een verhoogde kwaliteit zal worden gewaarborgd. Deze doelstelling wordt financieel ondersteund door de gelijke verloning van de multidisciplinaire verslagen ongeacht de zorgvraag voor dewelke zij opgesteld zijn.
2. Sector zorg In 2002 werd een belangrijke aanzet gegeven om semi-residentiële en residentiële voorzieningen de mogelijkheid te bieden om cliënten en hun gezinnen te begeleiden in de eigen thuisomgeving. Binnen de bestaande erkenningen heroriënteren de voorzieningen hun dienstverlening verder naar ambulante hulpverlening. Hiervoor wordt met de techniek van convenanten gewerkt : bindende afspraken tussen de inrichtende macht van de voorziening en het Vlaams Fonds. In dit convenant moeten een aantal elementen rond begeleidingen en te behalen resultaten opgenomen zijn. De nadruk van de omzetting ligt daarbij op het handhaven en verbeteren van de huidige opvang, wat kan worden gerealiseerd door o.m. de ondersteuning van het gezin of het familiaal leefverband, mede door het leveren van prestaties aan huis; de ondersteuning van de school of externen die mee instaan voor de dagbesteding; het leveren van handicapspecifieke knowhow aan de school of het gezin, zonder daarbij in de plaats te treden van de diensten voor thuisbegeleiding; het uitbouwen van een ruimer sociaal netwerk rondom het gezin en de persoon om de integratie te bevorderen, bijvoorbeeld inzake arbeidsmatige activiteiten (begeleid werken), vrije tijd, enz.. Een tweede element zijn de resultaten van de Task Force Wachtlijsten (2002) en de Zorgregie (2003) die verder moeten worden geïmplementeerd. Door de nieuwe middelen in deze dienstjaren kon aan meer dan 2.200 urgent wachtenden een oplossing geboden worden. Voorzieningen die zich engageren om, bijvoorbeeld in afwachting van de realisatie van infrastructuur, tijdelijke overbruggingszorg aan te bieden, moeten daarvoor ook tijdelijk de nodige middelen ontvangen. Om dit op korte termijn mogelijk te maken, wordt geopteerd voor een pragmatische en doelmatige oplossing, er van uitgaande dat het een groep personen betreft met een zware en zeer urgente ondersteuningsbehoefte, die een opvang in een (semi-) residentiële voorziening nodig hebben. De bedoelde personen kunnen daaromtrent een overeenkomst voor een langere termijn met een voorziening afsluiten. Het meest efficiënt, en het snelst uitvoerbaar, is een tijdelijke regeling waarin moet worden opgenomen dat de voorzieningen voor deze specifieke groep, in afwachting van een definitieve opvangregeling, een tijdelijke subsidie ontvangen, voor de tenlasteneming van de kosten van de persoonsgerichte prestaties.
3. Uitvoering decreet van 17 juli 2000 inzake het persoonlijk assistentiebudget Het Decreet van 17 juli 2000 inzake het persoonlijke assistentiebudget verruimt, in vergelijking met het experimentele kader, de doelgroep en het toepassingsgebied van de persoonlijke assistentie, die voortaan als nieuwe zorgvorm in het Vlaams Fonds ter beschikking staat. In uitvoering van dit decreet, en gelet op de grote interesse van de zorgvragers, voorziet de begroting op jaarbasis nu reeds in de uitbetaling van ca. 725 budgetten met een totaalbedrag van ruim 18,1 miljoen Euro.
323
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
4. Individuele materiële bijstand De aangekondigde hervorming van het beleid inzake de terugbetaling van materiële hulpmiddelen werd geconcretiseerd door het Besluit van de Vlaamse Regering van 13 juli 2001 dat vanaf 1 januari 2002 in werking is getreden. Dit nieuw beleid moet worden gesitueerd in een eigentijds kader waarbij de technologische ontwikkelingen aan de personen met een handicap nieuwe perspectieven bieden om de functionele beperkingen waarmee ze worden geconfronteerd te overwinnen. Deze nieuwe perspectieven dragen ertoe bij dat ze langer in hun natuurlijk milieu kunnen blijven wonen. Daarnaast mag de complexiteit van de hulpmiddelenmarkt niet uit het oog worden verloren waardoor voor de functies informeren, oriënteren, adviesverlening en begeleiding nieuwe structuren moeten worden uitgebouwd. Het nieuwe IMB-besluit heeft als voordeel een grotere differentiatie aan oplossingen te bieden: in dit operationeel kader kan het juiste hulpmiddel, voor het juiste gebruik en tegen een correcte prijs aan de juiste persoon worden aangeboden. Zeker uit het perspectief van de gebruiker zijn de verbeterde mogelijkheden evident aanwezig. Een greep uit de mogelijkheden: de gebruiker kan op eenvoudig verzoek een beroep doen op deskundig – onafhankelijk - advies in zijn zoektocht naar het meest nuttige hulpmiddel, een gepersonaliseerd laagdrempelig advies is regionaal gespreid en overspant het ganse traject dat de aanvrager van individuele materiële bijstand doorloopt, structurele participatie van de gebruikers in de organen die belast zijn met de uitvoering van de verschillende fasen van het beleidsplan, de gebruiker kan in overwegende mate, binnen het segment waarvoor hij een goedkeuring heeft, zelf keuzes maken bij de aanschaf van de materiële bijstand en in welk tijdsperspectief hij dit effectief uitvoert (binnen het maximum van 4 jaar). De verdere toepassing van dit nieuw besluit leerde dat het nodig was een aantal scherpe kanten ervan weg te halen en daarnaast werden ook reeds actualisaties aan de refertelijst en de daaraan gekoppelde bedragen aangebracht. Met betrekking tot de meer fundamentele veranderingen kunnen onder meer worden genoemd : het herinvoeren van de jaarlijkse indexering van de in het besluit opgenomen bedragen, de mogelijkheid tot herziening van de bijstandskorf werd verduidelijkt en een overgangsmaatregel voor het verkrijgen van incontinentiemateriaal wordt ingebracht. Een kenniscentrum hulpmiddelen (KOC) werd hierbij opgericht en is gelast met het onderzoek, de beleidsadvisering en de adviesverlening bij complexe aanvraagdossiers. Dit centrum zal in 2003 volwaardig gehuisvest zijn bij de centrale administratie van het Vlaams Fonds.
5. Steunpunt Kennisbeheer en Netwerking Met de nieuwe beleidsruimte die in het vorig dienstjaar werd gecreëerd, werd een referentienetwerk/kenniscentrum opgestart ten behoeve van de verzameling en het ter beschikking stellen van informatie, expertise en knowhow met betrekking tot, sinds de beleidsplanning van 1997, prioritaire doelgroepen in het Vlaams Fonds : personen met een Niet Aangeboren Hersenletsel, personen met een Verstandelijke Handicap en Ernstig Probleemgedrag en personen met Autisme. De beleidskeuze voor de oprichting van een dergelijk steunpunt werd gemaakt in functie van de probleemstelling dat de complexe problematiek en hoge zorgbehoefte van de vernoemde doelgroepen drempelverhogend werkt bij hun aanvragen tot bijstand, zelfs in tweede- en derdelijnsvoorizeningen. Daarnaast dient erover te worden gewaakt dat de expertise die aanwezig is in de voorzieningen, maar meestal niet doorstroomt, behouden blijft, versterkt wordt en dat er maatregelen worden genomen voor de disseminatie ervan.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
324
De evoluties binnen de gehandicaptenzorg kennen inderdaad een gunstige evolutie naar een grotere gebruikersgerichtheid via meer zorg-op-maat, de-institutionalisering, decentralisatie van de grote voorzieningen en flexibilisering, maar evenzeer kan deze specifieke knowhow met betrekking tot de meest zorgbehoevende doelgroepen vlug verloren gaan. Het concept van het steunpunt is opgebouwd rond een centrale structuur die enkel minimale werkingsmiddelen toebedeeld krijgt en die voor elk van de doelgroepen inhoudelijke comités overkoepelt. Deze comités zorgen voor de input van kennis, expertise en ervaring uit het werkveld en zij geven feedback aan het werkveld in functie van empowerment van hulp- en dienstverleners. Deze soepele structuur maakt het ook mogelijk dat uitbreiding naar andere doelgroepen in de toekomst gemakkelijk kan worden gerealiseerd, voor zover daartoe een beleidskeuze wordt gemaakt en de noodzakelijkheid ervan is aangetoond ten gevolge van probleemstellingen die belemmerend werken voor een effectieve en efficiënte zorgverlening.
6. Wettelijke subrogatie In toepassing van de wijziging van artikel 6 van het Decreet van 27 juni 1990 houdende oprichting van het Vlaams Fonds, wordt de regeling van de wettelijke subrogatie verder concreet uitgebouwd. Deze regeling vult de contractuele subrogatie aan en geeft het Fonds de mogelijkheid te interveniëren naar de verantwoordelijke derde van een ongeval in de brede zin van het woord toe. Deze regeling is noodzakelijk om de uitgaven die het Vlaams Fonds verricht in het kader van haar statutaire opdrachten te kunnen recupereren. Het geeft aanvullend de mogelijkheid om te voorkomen dat verzekeringsmaatschappijen en slachtoffers dadingen afsluiten voor sommen die onvoldoende groot zijn om de werkelijke kosten en schade te dekken. Het is daarenboven een instrument om de verantwoordelijke derde, meestal een automobilist, te responsabiliseren via de tussenkomst van zijn/haar verzekeringsmaatschappij en kan tenslotte dienstig zijn om werk te maken van preventiemaatregelen (zoals bijv. het dragen van de fietshelm, defensief rijgedrag promoten, veiligheid op de werkplaats,…). Cijfermatig werden in de Begroting 2004 enkel pro memoriekredieten ingeschreven aangezien er zich een tendens aftekent dat de invoering van de wettelijke subrogatie hoofdzakelijk voor gevolg heeft dat het Vlaams Fonds in de toekomst van tegemoetkomingen "vrijgesteld" wordt wegens de geldelijke regeling die getroffen wordt tussen de benadeelde persoon met een handicap en de aansprakelijke vergoedingsdebiteur. Hierbij is afgesproken dat de personen die in dit geval zijn zullen beschouwd worden als gewone gebruikers van een voorziening. 7. Inschrijvingsprocedures: PAB - COS In de centra voor ontwikkelingsstoornissen werd in het afgelopen jaar een verdere aangroei van 200 eenheden geconcretiseerd. Dit cijfer is de resultante van 2 bewegingen: enerzijds is de versterking van de COS nodig binnen de diagnose van de doelgroep personen met autisme. Anderzijds wordt gestreefd naar een dekkingsgraad van 8% van het globale geboortecijfer of 5.100 in 2003. Tegelijk wordt een inspanning gedaan om de huidige wachttijd van 7 tot 13 maanden terug te brengen naar maximum 3 maanden.
Tot slot van dit onderdeel dient ook te worden vermeld dat in onderhavig begrotingsvoorstel het Vlaams “Social Profit Akkoord” (SPA) volledig opgenomen is voor de diverse onderdelen. In dit verband worden nog steeds kredieten ingeschreven voor :, de harmonisering van de lonen in de beschutte werkplaatsen, de arbeidsduurvermindering in de zorgvoorzieningen (en een aanvullende verlofregeling) en de managementstoelage. De regularisatie van het Derde Arbeidscircuit (DAC), het afschaffen van de carensdag en de vormingstoelagen zijn hierbij reeds volledig verrekend en behoeven geen inschrijving van nieuwe kredieten.
325
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
De verwezenlijking van deze voorstellen werd vertaald in een afzonderlijke post op de Vlaamse Uitgavenbegroting waarna de juiste verdeling naar de onderscheiden sectoren werd doorgevoerd. Volledigheidshalve noteren we hier de globale cijfers die alzo reeds aan het Vlaams Fonds werden doorgestort of dit in de loop van het dienstjaar 2004 zullen worden : 32,7 miljoen € voor de jaren 2001-2003 en 3,8 miljoen € in het dienstjaar 2004. Daarnaast zijn er nog een aantal beleidslijnen waar momenteel geen specifieke aanpassingen gebeuren; deze zijn voornamelijk terug te vinden in het tewerkstellingsbeleid. Noch in de beschutte werkplaatsen, noch in de open arbeidsmarkt zijn er belangwekkende evoluties te duiden.
IV.
Werkingsuitgaven voor het dienstjaar 2004
Naast de statutaire uitgaven heeft het Vlaamse Fonds ook werkingsuitgaven waarbij belangwekkende accenten kunnen worden gelegd voor het beter functioneren als overheidsdienst. Algemeen gesteld blijven de personeelsuitgaven (behoudens de aangekondigde uitbreiding met 18 eenheden) en de werkingsuitgaven binnen het vooropgestelde groeipad en zullen ze alle verplichtingen kunnen waarmaken die op de onderscheiden deelposten voorzien zijn. Belangrijk om te vermelden inzake de investeringsuitgaven, zijn de nieuwe aankopen van de provinciale kantoren in Gent en Leuven. Hierdoor is het provinciale net volledig uitgebouwd en kan het Vlaams Fonds op een moderne infrastructuur prat gaan die de persoonlijke ontvangst van de personen met een handicap garandeert binnen een functionele omgeving.
V.
Cijfermatige duiding
In de cijfermatige voorstelling van de begroting 2004 worden in deze volgorde de parameters, de dotatieberekening en de schematische voorstelling van de dotaties behandeld. Bij de begrotingsopmaak 2004 werd rekening gehouden met onderstaande economische parameters. Er werd een inflatiecijfer van 1,5 % meegedeeld. Langs de uitgavenzijde moet dit cijfer, voor de “werkingscomponenten”, nog steeds gecorrigeerd worden met 75%; voor de honoraria blijft 1,5% behouden. Voor de wedden en lonen werd voorlopig geen indexaanpassing toegepast want met dit inflatie cijfer zal de spilindex pas in november 2004 worden bereikt. Voor de sociale uitkeringen daarentegen, waar de indexaanpassing een maand vroeger gebeurt, moet wel één maand indexverhoging worden ingepast. De uitgaven voor de energiefactoren werden berekend aan de hand van de opgegeven parameters.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
326
PROGRAMMA 41.6 MAATSCHAPPELIJK OPBOUWWERK DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 Krediet 5.826
Uitvoering% 100
2002 Krediet 6.409
Uitvoering% 100
2003 Krediet 6.537
2004 Krediet 7.146
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten De ene basisallocatie 34.01 van dit programma 41.6 dient voor het betalen van subsidies aan de erkende organisaties voor maatschappelijk opbouwwerk: het Vlaams instituut, de regionale instituten en de instellingen. Het maatschappelijk opbouwwerk heeft als regelgeving het decreet van 26-6-1991 en het besluit van de Vlaamse regering van 17 juli 2000. In het decreet wordt de opdracht bepaald als het bestrijden van vormen van achterstelling, die omschreven bevolkingsgroepen treffen, en die zich groepsmatig voordoen op een voldoende verdichte en structurele wijze in een territoriaal omschrijfbare eenheid (artikel 2, 4°). Hierbij wordt een eigen en kenmerkende methodiek gehanteerd, nl. op methodische en intentionele wijze met en door de bevolking werken (art. 2, 3°). Het maatschappelijk opbouwwerk speelt verder een voortrekkersrol in het welzijnswerk, omdat het in tegenstelling tot de meeste sectoren niet is gebonden aan een bepaalde doelgroep, thematiek of territorium. Het kan integendeel telkens weer inspelen op nieuwe of nog onbekende noden, en/of nieuwe methodes en vormen van aanpak ontwikkelen. Het heeft zo verschillende nieuwe methodieken ontwikkeld als sociale en leerwerkplaatsen, huurdersbonden, geïntegreerde buurtcentra, buurtgerichte basiseducatie en het heeft werkingen opgebouwd die later in een regulier kader opgenomen werden, als dienstencentra en integratiecentra voor migranten. In het kader van de “kansarmoedefondsen” zijn vele van deze werkvormen overgenomen, en er werd en wordt daarin veel beroep gedaan op het maatschappelijk opbouwwerk voor overdracht van ervaringen en methodiek, in het bijzonder wat betreft rechtstreekse werking met de doelgroep en wijkgerichte aanpak met alle bevolkingsgroepen. Strategische doelstelling SD 1: Bevorderen van participatie en emancipatie van groepen met meervoudige achterstelling
SD 2: Uitwerken van oplossingen voor probleemsituaties, zowel ad-hoc als structureel
Operationele doelstelling OD 1.1: Er is een werking waar er concentraties van meervoudig achtergestelde groepen zijn
Basis allocatie(s) b.a. 34.01
OD 1.2: Deze werking beantwoordt aan methodologische, kwantitatieve en kwalitatieve normen OD 1.3: Er is meer participatie en emancipatie OD 2.1: Er is een werking waar er concentraties van meervoudig achtergestelde groepen zijn
b.a. 34.01
OD 2.2: Deze werking beantwoordt aan methodologische, kwantitatieve en kwalitatieve normen OD 2.3: Er is meer participatie en emancipatie
b.a. 34.01
b.a. 34.01 b.a. 34.01
b.a. 34.01
327
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
De instrumenten die de administratie hanteert zijn erkennen, subsidiëren, inspecteren, informeren. De kostendrijvers zijn vooral de omvang van de toegekende personeelsformaties met bijbehorende functies en salarisschalen, het bedrag en het indexeringsmechanisme van de werkingskosten.
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Dit programma heeft slechts de ene basisallocatie 34.01 Van midden 2003 is er een nieuwe subsidiëringstechniek ingevoerd, nl. enveloppefinanciering: dit leidt tot administratieve vereenvoudiging en responsabilisering van de organisaties. Bij het bepalen van de enveloppe is rekening gehouden met de hogere invullingsgraad van de personeelsformaties, zoals die uit de dossiers is gebleken; daarbij kwam de harmonisering van de subsidie voor werkings- en huisvestingskosten. De middelen hiervoor werden toegewezen in het kader van de VIA-evaluatie. Ook is de lopende jaarlijkse implementatie van de VIA2-akkoorden opgenomen: middelen voor loonharmonisering, en voor vorming en management. Daarbij komt een aanpassing voor de stijging van de anciënniteit. Tenslotte zijn er middelen opgenomen voor pooling, het overnemen van de werker en activiteiten van enkele resterende instellingen door de regionale instituten. Opbouw van het krediet 1. Begroting 2003 2. Verdeling provisie VIA 2003 3. Extra VIA 2003 gelijktrekken werkingskosten 4. Anciënniteitsverhoging 2004 5. Pooling instellingen 6. Invoering enveloppenfinanciering 7. Indexering Totaal
6.537 97 113 48 17 195 139 7.146
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
328
PROGRAMMA 41.7 MAATSCHAPPELIJK WELZIJN
DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN Krediet NGK GVK GOK VRK Macht.
2001 2002 2003 Uitvoering % Krediet Uitvoering Krediet 77.024 99,6 86.434 99,4 88.251 1.124 99,9 950 97,8 964 1.016 61,1 942 51,7 956
2004 92.696 978 1.164
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten Het programma 41.7 maatschappelijk welzijn omvat hoofdzakelijk vier belangrijke beleidsvelden: het beleid ten aanzien van de etnisch-culturele minderheden, het vrijwilligerswerk, het algemeen welzijnswerk en forensisch welzijnswerk 1.1. Beleid ten aanzien van de etnisch-culturele minderheden (BA 12.01, 1203, 34.01, 34.02, 34.03, 63.01) A. De omschrijving van de strategische doelstellingen De doelgroep De bevolking (in het kader van sensibilisering en racismebestrijding) Het emancipatiebeleid richt zich tot allochtone burgers en trekkende bevolkingsgroepen. Allochtone burgers zijn burgers met een andere socio-culturele herkomst teruggaand op een ander land van herkomst. Zij kunnen al dan niet Belg zijn geworden. Hierin kunnen twee subgroepen onderscheiden worden: migranten en erkende vluchtelingen. De trekkende bevolkingsgroepen omvatten zowel voyageurs en zigeuners als de trekkende beroepsbevolking. Nieuwkomers zijn onderling zeer divers. Gegeven de doelstelling van het inburgeringsbeleid – nieuwkomers een begeleide opstap naar volwaardige deelname aan de samenleving aanbieden – is het aangewezen het inburgeringsbeleid bij prioriteit te richten naar die meerderjarige nieuwkomers die een perspectief hebben op langdurig verblijf in ons land en die er zonder die begeleide opstap moeizaam of niet zullen in slagen vlug hun weg te vinden in onze samenleving. Globaal kan men twee groepen nieuwkomers onderscheiden: nieuwkomers die maatschappelijk kwetsbaar zijn, en nood hebben aan een volledig primair inburgeringstraject; en nieuwkomers die sneller hun weg vinden in onze samenleving, en slechts een gedeeltelijk primair traject volgen of er zelfs volledig van worden vrijgesteld. Bij de maatschappelijk kwetsbare nieuwkomers, denken we expliciet aan de asielzoekers, de gezinsvormers en de gezinsherenigers, m.a.w. de huidige doelgroep van het inburgeringsbeleid. Daarnaast zal de doelgroep van het inburgeringsbeleid uitgebreid worden naar minderjarige nieuwkomers. Het opvangbeleid richt zich tot vreemdelingen die hier niet-legaal verblijven.
329
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Strategische doelstellingen De strategische doelstellingen voor het minderhedenbeleid zijn: Verhogen van het maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor het voeren van een minderhedenbeleid (SD1) Het verhogen van het maatschappelijk draagvlak houdt in dat er een systematische en continue communicatie met de bevolking tot stand komt over het gevoerde minderhedenbeleid. Onder bevolking wordt zowel de publieke opinie als het ‘middenveld’ begrepen. Het verhogen van het bestuurlijk draagvlak houdt in dat het overleg en de samenwerking met alle bij het minderhedenbeleid betrokken partners op een systematische en gestructureerde wijze wordt uitgebouwd. Verhogen van de emancipatie en participatie van de minderheden die blijvend in ons land gevestigd zijn (SD2) Het verhogen van de emancipatie van de minderheidsgroepen die blijvend in ons land gevestigd zijn, houdt in dat deze doelgroepen gestimuleerd worden om de samenleving en de cultuur waaraan zij deelnemen actief te verkennen en dat het vermogen om actief met deze cultuur om te gaan wordt aangescherpt. Op deze wijze zal het zelfbewustzijn bij deze groepen omtrent hun plaats in de samenleving gestimuleerd worden. Het verhogen van de participatie van de minderheidsgroepen die blijvend in ons land gevestigd zijn, houdt in dat er gestreefd wordt naar een volwaardige deelname van deze groepen aan de samenleving. Om dit te realiseren dienen er kanalen aangereikt te worden via dewelke zij effectief kunnen deelnemen aan de beïnvloeding van maatschappelijke structuren en inspraak krijgen in de voorbereiding en de uitvoering van het beleid. Daarnaast dienen de beschikbare middelen in de relevante sectoren effectief ingezet te worden om de gelijkheid in kansen van deze groepen te bevorderen. Een inburgeringsbeleid voor nieuwkomers (SD3) Het inburgeringsbeleid is gericht op het stimuleren van de inburgering van de nieuwkomers in de samenleving, op het versterken van hun zelfredzaamheid vertrekkende vanuit hun mogelijkheden en aspiraties en op het bevorderen van een harmonieus samenleven. Het inburgeringsbeleid dient aldus beschouwd te worden al de eerste - begeleide - opstap naar volwaardige participatie. Op 19 februari 2003 keurde het plenaire Vlaamse parlement het ontwerp van decreet betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid goed. Op 28 februari 2003 volgde de bekrachtiging door de Vlaamse regering. Op 18 juli 2003 keurde de Vlaamse regering het ontwerpbesluit betreffende het Vlaamse inburgeringsbeleid principieel goed met het oog op het inwinnen van het advies van de Raad van State. Op 8 september werd in de schoot van de regering een politiek akkoord bereikt omtrent de uitvoering van het inburgeringsdecreet. In gevolgde dit politiek akkoord zal het ontwerp van uitvoeringsbesluit aangepast moeten worden. De nieuwe krachtlijnen zijn als volgt: gedifferentieerde inburgering (trajecten op maat), een beter samenspel tussen het Huis van het Nederlands, VDAB en het onthaalbureau en een verhoging van het aantal trajecten door een efficiënte organisatie. Voorzien van een menswaardige opvang en begeleiding op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs, welzijn voor die personen die hier zonder verblijfsstatuut verblijven (SD4) Voorzien in een menswaardige opvang en begeleiding houdt in dat de Vlaamse overheid in complementariteit met het federale niveau een sturende, stimulerende en verantwoordelijke rol opneemt om het onvervreemdbaar recht op welzijn, gezondheidszorg en onderwijs te garanderen aan hen die hier zonder verblijfsstatuut verblijven. Voorzien in een menswaardige opvang en begeleiding houdt ook in dat de Vlaamse overheid in complementariteit met de federale overheid een sturende, stimulerende en verantwoordelijke rol opneemt
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
330
zodat uitgewezen asielzoekers in de best mogelijke omstandigheden geheroriënteerd worden naar hun land van herkomst. B. De omschrijving van de operationele doelstellingen Bereidheid van de lokale besturen verhogen om maatregelen uit te werken, initiatieven te nemen en middelen vrij te maken voor een inclusief lokaal minderhedenbeleid in overleg met alle relevante actoren en met advisering van de doelgroepen (OD1). De graad van bekendheid van de bevolking in de concentratiegemeenten met het gevoerde minderhedenbeleid verhogen (OD2). De toegankelijkheid van voorzieningen voor de doelgroep verhogen, zowel de algemene voorzieningen als specifiek de voorzieningen van lokale besturen (OD3). De inspraak en participatie van de doelgroep verhogen, via de installatie van lokale inspraakstructuren rond minderhedenbeleid en een verhoging van de deelname van de doelgroep aan algemene adviesraden en de ondersteuning van een forum van organisaties van etnisch-culturele minderheden (OD4). Voldoende duurzame en aangepaste woonwagenterreinen aanleggen (OD5). Nieuwkomers, die behoren tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid, een kwalitatief primair inburgeringstraject aanbieden, bestaande uit een vormingsprogramma en individuele trajectbegeleiding, waarbij maatwerk centraal staat. (OD6) Er worden initiatieven ontwikkeld om instellingen/diensten en voorzieningen te sensibiliseren en te ondersteunen in hun opdracht voor een menswaardige behandeling van personen zonder wettig verblijfsstatuut (OD7). C. De omschrijving van de instrumenten Erkennen In uitvoering van het decreet van 28 april 1998 inzake het Vlaamse beleid t.a.v. etnisch-culturele minderheden en het Besluit van de Vlaamse regering betreffende de erkenning en subsidiëring van de centra en diensten voor het Vlaamse minderhedenbeleid (15 juli 2002) zullen volgende voorzieningen die momenteel erkend zijn, verder erkend worden: x Vlaams Minderhedencentrum x 5 provinciale integratiecentra x 1 integratiecentrum voor Brussel-Hoofdstad x 2 lokale integratiecentra (Gent en Antwerpen) x 26 integratiediensten 3 nieuwe integratiediensten ontvangen in 2003 een werkingstoelage om de erkenning voor te bereiden. De erkenning van deze diensten is voorzien in de loop van 2004. Eind 2004 zullen bijgevolg 29 integratiediensten erkend zijn. Vanaf 1 augustus 2000 is ook het Forum van organisaties van etnisch-culturele minderheden erkend. (Decreet van 28 april 1998, BVR van 29 juni 1999, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003). In 2004 zal de werking van het Forum worden versterkt (van 3 naar 5 VTEpersoneelsleden).
331
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Subsidiëren (gereglementeerd) De erkende integratiecentra en -diensten worden gesubsidieerd. De subsidie gebeurt op basis van overeenkomsten waarin concrete resultaten en indicatoren bepaald worden. Deze resultaten zijn een vertaling van de hierboven geformuleerde operationele doelstellingen. De huidige overeenkomsten van de centra lopen vanaf 1 januari 2003 tot 31 december 2008. De overeenkomsten met de integratiediensten hebben een driejarige termijn: de meeste lopen momenteel tot 31 december 2005. Het Vlaams Minderhedencentrum heeft een ondersteuningsopdracht naar de integratiecentra en –diensten. De integratiecentra hebben een ondersteunings- en stimuleringsopdracht t.a.v. lokale besturen opdat deze besturen een kwaliteitsvol lokaal minderhedenbeleid zouden kunnen uitbouwen. Ze hebben specifieke opdrachten voor het uitwerken van netwerken rond opvangbeleid en het ondersteunen van een inburgeringsbeleid voor nieuwkomers. Ze werken nauw samen met de doelgroep(organisaties) en zetten met hen resultaatgerichte doelgroepwerkingen op. Tenslotte detecteren zij binnen de hun toegewezen regio de problematiek en hebben een signaalfunctie. De integratiediensten hebben in eerste instantie als opdracht het lokaal minderhedenbeleid te ondersteunen. Zij werken aan de toegankelijkheid van de eigen lokale voorzieningen, creëren inspraakkanalen, werken mee aan een informatiebeleid, stimuleren het inclusieve minderhedenbeleid binnen de lokale besturen. Het Forum van organisaties van etnisch-culturele minderheden wordt gesubsidieerd op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 29 juni 1999, gewijzigd bij besluit van de Vlaamse regering van 3 oktober 2003. Naast de subsidiëring van erkende voorzieningen, worden op basis van decreet en besluit nog werkingen voor de trekkende beroepsbevolking gesubsidieerd. Momenteel wordt hiervoor de vzw De Schroef gesubsidieerd. Dit gebeurt op basis van een overeenkomst. De woonwagenterreinen worden op basis van het Besluit van de Vlaamse regering van 30 maart 1994 gesubsidieerd. Volgens dit besluit kunnen lokale besturen die een woonwagenterrein wensen te verwerven, in te richten of aan te passen 90 % van de kostprijs vergoed krijgen door de Vlaamse Gemeenschap. (BA 63.01) Subsidiëren (niet gereglementeerd) Het decreet van 28 april 1998 voorziet de mogelijkheid om tussen 5 en 10% van de beschikbare kredieten te besteden aan experimentele projecten in het kader van het minderhedenbeleid. Deze projecten kaderen binnen het strategische plan van etnisch-culturele minderheden en hiervoor worden duidelijke criteria bepaald (BA 34.03). In 2003 werd binnen deze BA een project gesubsidieerd voor de uitbreiding van de werking van het Forum van organisaties van etnisch-culturele minderheden naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en naar de specifieke doelgroep van allochtone vrouwen. Deze werking wordt vanaf 2004 opgenomen in de reguliere subsidiëring van het Forum. Er worden op BA 34.02 en 12.03 kredieten ingeschreven voor de voortzetting van het inburgeringsbeleid. De middelen worden aangewend voor: B.A. 34.02 Subsidies in het kader van het inburgeringsbeleid: -In de eerste plaats worden de middelen aangewend voor de continuering van het aantal primaire inburgeringstrajecten, bestaande uit een educatieve component en anderzijds een aspect trajectbegeleiding.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
332
Het educatieve programma is een driesporenprogramma: het omvat een basiscursus NT2 (Nederlands als tweede taal) en een aanbod maatschappelijke oriëntatie en loopbaanoriëntatie. -Daarnaast worden middelen aangewend voor een continuering van de pilootprojecten voor minderjarige nieuwkomers en de Vlaamse tolkendienstverlening.
B.A. 12.03: Begeleidende maatregelen bij het inburgeringsbeleid: Ondersteunende maatregelen bij de uitvoering van het inburgeringsbeleid voor vorming, innovatie, ondersteuning (vb. project adressenlijsten nieuwkomers), ontwikkeling en evaluatie. Tabel Strategische doelstelling Verhogen van het maatschappelijk en bestuurlijk draagvlak voor het voeren van een minderhedenbeleid (SD1)
Verhogen van de emancipatie en participatie van de minderheden die blijvend in ons land gevestigd zijn (SD2)
Het inburgeringsbeleid is gericht op het stimuleren van de inburgering van de nieuwkomers in de samenleving, op het versterken van hun zelfredzaamheid vertrekkende vanuit hun mogelijkheden en aspiraties en op het bevorderen van een harmonieus samenleven. Het inburgeringsbeleid dient aldus beschouwd te worden als de eerste - begeleide – opstap naar volwaardige participatie. (SD3) Voorzien van een menswaardige opvang en begeleiding op het vlak van gezondheidszorg en onderwijs, welzijn voor die personen die hier zonder verblijfsstatuut verblijven (SD4)
Operationele doelstelling Bereidheid van de lokale besturen verhogen om maatregelen uit te werken, initiatieven te nemen en middelen vrij te maken voor een inclusief lokaal minderhedenbeleid in overleg met alle relevante actoren en met advisering van de doelgroepen (OD1).
Basis Allocatie(s) b.a. 34.01
De graad van bekendheid van de bevolking in de concentratiegemeenten met het gevoerde minderhedenbeleid verhogen (OD2).
b.a.34.01 b.a. 34.03
De toegankelijkheid van voorzieningen voor de doelgroep verhogen, zowel de algemene voorzieningen als specifiek de voorzieningen van lokale besturen (OD3).
b.a. 34.01 b.a. 34.03
De inspraak en participatie van de doelgroep verhogen, via de installatie van lokale inspraakstructuren rond minderhedenbeleid en een verhoging van de deelname van de doelgroep aan algemene adviesraden en de oprichting van een forum van organisaties van etnischculturele minderheden (OD4).
b.a.34.01 b.a. 34.03
Voldoende duurzame en aangepaste woonwagenterreinen aanleggen (OD5).
b.a. 63.01
Nieuwkomers, die behoren tot de doelgroep van het inburgeringsbeleid, een kwalitatief primair inburgeringstraject aanbieden, bestaande uit een vormingsprogramma en individuele trajectbegeleiding, waarbij maatwerk centraal staat. (OD6)
Er worden initiatieven ontwikkeld om instellingen/diensten en voorzieningen te sensibiliseren en te ondersteunen in hun opdracht voor een menswaardige behandeling van personen zonder wettig verblijfsstatuut (OD7).
b.a. 34.02 b.a. 12.03
b.a. 34.01 b.a. 34.03
333
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
D. De omschrijving van de prestaties, de prestatiedrijvers en de budgettaire parameters. BA 34.01 1. Centra voor het Vlaamse minderhedenbeleid prestaties 9 erkende centra 9 te subsidiëren centra prestatiedrijvers Personeelsformatie van de 9 centra: Centrum Vlaams Minderhedencentrum PIC West-Vlaanderen PIC Oost-Vlaanderen IN Gent PRIC Vlaams-Brabant
Personeel 21 8,25 21 10,5 15
Centrum PRIC Limburg Antwerpen-stad Antwerpen-provincie PI Brussel Totaal
Personeel 10,5 34,5 20 15,8 156,55
Sinds 2002 is er een enveloppenfinanciering ingevoerd, afhankelijk van de personeelsformatie die is opgenomen in de overeenkomsten. Sinds 1 januari 2003 is het werkgeversschap van de cellen voor vluchtelingen- en woonwagenwerk van het Vlaams Minderhedencentrum overgegaan naar de provinciale en lokale integratiecentra, waar de cellen bij opgericht waren. Dit geeft een verschuiving in de personeelsformatie. Een vroeger DAC-project, dat behoorde tot de sector van het jeugdbeleid, maar waarvan IN Gent het werkgeversschap waarnam in afwachting van de regularisatie van de DAC-projecten in de sector Jeugd, is vanaf 2003 gesubsidieerd binnen de begroting van het jeugdbeleid. Ook vzw De Schroef (1VTE) en het Forum van organisaties van etnisch-culturele minderheden (5 VTE in 2004) worden gesubsidieerd via enveloppenfinanciering. 2. Integratiediensten prestaties 26 erkende integratiediensten op 31 januari 2003, 3 erkenningen in 2004. 29 te subsidiëren diensten prestatiedrijvers Forfaitaire subsidie afhankelijk van de personeelsformatie die is opgenomen in de overeenkomsten. In 2003 werd een maximale subsidie verleend van 50.388 € voor de eerste twee personeelsleden en van 46.104 € voor de volgende personeelsleden.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Integratiediensten Beringen Dilsen-Stokkem Genk Gent Hasselt Heusden-Zolder Houthalen-Helchteren Leopoldsburg Lommel Maaseik Ronse Vilvoorde Maasmechelen Boom Lier
Personeelsformatie 2 1 6 4 1 4 2,5 1 1 1 1 1,5 3 1 1
334
Integratiediensten Mol Sint-Niklaas Willebroek Leuven Halle Antwerpen Mechelen Aalst Kortrijk Lokeren Temse Oostende Zele Sint-Truiden
Personeelsformatie 1 2 1,5 2 1 4,5 2,5 1 1 1 1 1 1 1
budgettaire parameters De budgettaire parameters zijn de aanpassing aan de index van de consumptieprijzen en de evolutie van de anciënniteit. 1.2. Het vrijwilligerswerk Ongeveer 1 op 5 Vlamingen is op de een of andere manier actief in het vrijwilligerswerk.. Statistische cijfers tonen aan dat daarvan 1/3 gesitueerd is in de welzijns- en gezondheidszorg. Naast het niet te miskennen belang op vlak van sociale economie en sociale cohesie, draagt het vrijwilligerswerk in belangrijke mate bij tot de humanisering van de welzijnszorg. Het vormt een belangrijke aanvulling op professioneel werk, detecteert vaak nieuwe zorgbehoeften in de maatschappij en is daarin vaak de eerste hulpverlener. In de welzijns- en gezondheidssector brengen vrijwilligers vanuit hun ervaringen nieuwe beleidsthema’s aan, vormen zij een zorgnetwerk, versterken zij de solidariteit met de zwaksten uit onze samenleving, trekken zij aan de kar voor de leefbaarheid van de buurt en geven zij een antwoord op het gevaar van de vereenzaming. Vrijwilligers en deskundigen zijn samen professionals. Hoewel materies als statuut en fiscale aangelegenheden behoren tot de federale bevoegdheid, speelt de Vlaamse overheid een belangrijke rol in de ondersteuning van het management van de organisaties, het afstemmen van vraag en aanbod, het sensibiliseren, promoveren en waarderen van het vrijwilligerswerk. De omgeving waarin het vrijwilligerswerk opereert kende de laatste jaren een ingrijpende wijziging. Binding aan organisaties, selectieve keuze van vrijwilliger naar de aard van het vrijwilligerswerk en shopping maken het image uit van de nieuwe vrijwilliger. Het omgaan met dit type vrijwilliger vormt een primaire uitdaging voor de organisaties. Strategische doelstelling Het systematisch en structureel ondersteunen van het vrijwilligerswerk in de welzijns- en gezondheidssector in Vlaanderen. Operationele doelstellingen -
Het versterken van de provinciale steunpunten vrijwilligerswerk. De steunpunten moeten een belangrijke rol vervullen in het verbeteren van het managementsgebeuren van de organisaties (vorming, afstemming vraag-aanbod, promotie). Gelet op de schaalgrootte en de diversiteit is het provinciaal niveau het meest aangewezen territorium om op een effectieve en efficiënte manier de ondersteuning aan
335
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
te bieden en te realiseren. De steunpunten moeten zich ook organiseren als het duidelijk aanspreekpunt voor potentiële vrijwilligers. -
Het evalueren en aanpassen van de regelgeving met het oog op een duidelijke afgrenzing met andere doelgroepen en het bereiken van administratieve vereenvoudiging naar erkenning en subsidiëring.
-
Het stimuleren van vrijwilligerswerk binnen bijzondere doelgroepen.
-
Het aanknopen van gesprekken met de federale regering voor de verbetering van het statuut.
1.3. Het algemeen welzijnswerk A. De omschrijving van de strategische doelstellingen * Strategische doelstellingen: het aanbieden van de nodige hulp- en dienstverlening met het oog op het effectueren van de individuele en sociale rechten van alle burgers, het wegwerken van welzijnsbedreigende factoren en maatschappelijke uitsluiting, het verhogen van het individueel en sociaal welzijn en het nastreven van individuele en maatschappelijke emancipatie via een gediversifieerd aanbod van welzijnsvoorzieningen en ondersteunende organisaties. * Doelgroep: elke burger met om het even welke vraag of probleem, maar met specifieke aandacht voor personen en groepen met een verhoogd risico op verminderde welzijnskansen.
B. De omschrijving van de operationele doelstellingen - basisdoelstelling van het algemeen welzijnswerk: het vormen van een buffer tussen de maatschappelijke basisvoorzieningen enerzijds en de (zwaardere) zorgsectoren anderzijds (bijvoorbeeld bijzondere jeugdbijstand) teneinde de instroom ervan af te remmen (‘individuele preventie’ of ‘preventieve hulpverlening’); - het garanderen van een rechtstreeks toegankelijke, goed bereikbare en voldoende gespreide hulp- en dienstverlening ten aanzien van een brede waaier van sociale en psychosociale problemen, met bijzondere aandacht voor diverse risicogroepen en moeilijk bereikbare groepen; - het creëren van nieuwe opvangvormen wanneer de zorgsectoren op de tweede en derde lijn bepaalde hulpvragers ‘uitstoten’ of wanneer er nieuwe categorieën van zorgbehoevenden ontstaan; - het ontwikkelen van een netwerk tussen de eerstelijnssectoren teneinde vraag en aanbod beter op elkaar af te stemmen en aldus overlappingen weg te werken; Ijkpunten die een benadering geven van het bereiken van de effecten en het leveren van prestaties: - de mate waarin de toegankelijkheid van de eerste lijn, meer bepaald voor specifieke doelgroepen, is verhoogd; - de mate waarin de algemene bereikbaarheid en de spreiding van de centra zijn verbeterd; - de mate waarin het hulpverleningsaanbod beter bekend is geworden, zowel bij de doelgroep als bij de doorverwijzers; - de mate waarin de vraag en het aanwezige hulpverleningsaanbod -zowel vanuit het algemeen welzijnswerk als de aanverwante sectoren- beter op elkaar zijn afgestemd; - de frequentie en de aard van de geboden hulpverlening (registratiegevens); - de mate waarin de instroom naar de zwaardere zorgsectoren effectief is afgeremd; Het resultaat van deze effectmeting en de toetsing ervan vinden hun neerslag in de gezamenlijke omgevingsanalyse, de respectieve beleidsplannen die gelden voor de periode 2003-2005, de jaarrapportage, de boordtabellen en de registratiegegevens.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
336
C. De omschrijving van de instrumenten * Erkennen Ter uitvoering van de regelgeving (het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk en het besluit van de Vlaamse regering van 12 oktober 2001 ter uitvoering van het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk) zijn de volgende voorzieningen erkend: - 27 autonome centra voor algemeen welzijnswerk; - 41centra voor algemeen welzijnswerk in het kader van de ziekenfondsen; - 5 centra voor teleonthaal.
* Subsidiëren (gereglementeerd) Voormelde voorzieningen worden ook gesubsidieerd. Het gaat om een enveloppesubsidiëring (personeelsen werkingssubsidies) die zij zelf kunnen beheren. Hiervoor moeten zij bepaalde taken opnemen, bepaalde prestaties leveren (openingsuren, overnachtingen,…), een bepaald niveau van kwaliteit bereiken en een minimum aantal personeelsleden inzetten zoals bepaald in het erkenningsbesluit. In dit kader worden de boordtabellen gehanteerd. Het betreft een instrument dat moet toelaten een duidelijk zicht te krijgen op de algemene werking van de centra en hun hulpverleningscapaciteit alsook op de sector en zijn knelpunten. Daarnaast kunnen de centra aan de hand van dit instrument hun doelmatigheid analyseren en een eventuele heroriëntering van een (deel)werking motiveren. Het is tevens een middel om bepaalde zaken, zoals de werkbelasting, bespreekbaar te maken binnen de eigen organisatie. * Subsidiëren (niet gereglementeerd) Hierbij onderscheidt men: - de subsidie aan de vzw Steunpunt Algemeen Welzijnswerk: deze subsidiëring wordt geregeld via een overeenkomst die de minister met deze vzw afsluit en waarin haar taken worden bepaald, met name ondersteuning of dienstverlening, in de ruime betekenis, aan heel de sector op het vlak van methodiekontwikkeling, begeleiding en coaching, deskundigheidstransfer, wetenschappelijk onderzoek, innovatief optreden en documentaire onderbouw, met uitsluiting van sectorale belangenbehartiging vanuit werkgeversperspectief; - de subsidies die nominatim in de begroting zijn ingeschreven, met name aan Trefpunt Zelfhulp, POW en VIW; - de niet-gereglementeerde subsidies bedoeld als tijdelijke ondersteuning voor projecten met een experimenteel en/of vernieuwend karakter die beantwoorden aan maatschappelijk relevante noden, behoeften en problematieken en die vooralsnog niet (kunnen) worden opgenomen door de reguliere sector. D. Prestaties, prestatiedrijvers en budgettaire parameters * Prestaties: - enerzijds een duidelijke profilering van de eerstelijnsvoorzieningen naar de hele bevolking, anderzijds een incentivebeleid naar groepen die moeilijk bereikbaar zijn of zelf de stap niet durven zetten: het voeren eenmaal per jaar van een bekendmakingscampagne, het aanmaken van brochures terzake, het afficheren van een herkenbaar en eenvormig logo in alle vestigingsplaatsen, het organiseren van doelgroepengerichte studiedagen, het opzetten van vormingsinitiatieven, het vindplaatsgericht werken…; - een effectieve uitbreiding van het hulpverlenend karakter dat inspeelt op nieuwe noden en behoeften, en dat de nieuwe cliëntenstromen bedient die ontstaan ten gevolge van ontwikkkelingen in andere (zorg)sectoren: het voeren van een inclusief beleid inzake thuislozenzorg, meer bepaald : ° de verdere implementatie van het begeleid wonen in de 6 pilootregio’s waarbij wordt samengewerkt tussen de welzijns- en de huisvestingssector, en dit vanuit eenieders kerntaken - om volledig tegemoet te komen aan de instroombehoeften vanuit de opvangcentra zou het aanbod ‘begeleid wonen’ met minstens 2000 opvangplaatsen moeten toenemen (momenteel beperkt tot de inzet van 24 extra personeelsleden en de begeleiding van 288 extra cliënten); ° de verdere operationalisering van het zorgwonen: met de inzet van 9 extra personeelsleden creëren de betrokken centra minstens 72 extra opvangplaatsen ten behoeve van oudere en/of zorgbehoevende thuislozen waarbij de samenwerking tussen het algemeen welzijnswerk en de thuisverzorging (de sits) centraal staat - uit het evaluatiedossier van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk betreffende deze (eerste) investering blijkt dat er nog een behoefte bestaat aan zowat 177 extra opvangplaatsen.
337
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
- een betere afstemming en samenwerking tussen de verschillende sectoren: ° tussen het algemeen welzijnswerk enerzijds en de lokale besturen (gemeenten en ocmw’s) en de sectoren als het opbouwwerk of de integratiesector anderzijds waardoor een grotere intersectorale coherentie wordt gerealiseerd met betrekking tot ondermeer de beleidsplannen, de omgevingsanalyse (deze na te streven coherentie heeft ondermeer betrekking op regio, timing, doelgroepen en problematieken); ° de samenwerking tussen de beleidsdomeinen ‘welzijn en wonen’ teneinde een globale strategie uit te werken voor de thuisloosheidsproblematiek in Vlaanderen en Brussel - een bovenlokale stuurgroep die bestaat uit de kabinetten en administraties van welzijn en huisvesting, de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij, het Vlaams Overleg Bewonersbelangen, de Vereniging van Vlaamse Steden en Gemeenten, het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk en een rechtstreekse vertegenwoordiger uit de respectieve pilootregio’s, moet dit proces ondersteunen en stimuleren; ° in het kader van de versterking van het lokaal sociaal beleid: het stimuleren van de onderlinge samenwerking tussen de autonome centra voor algemeen welzijnswerk en de lokale besturen, onder meer aan de hand van concrete dossiers (schuldbemiddeling, dagprijzenproblematiek in de residentiële settings). * Prestatiedrijvers: - aantal bekendmakingcampagnes, aantal brochures, aantal vestigingsplaatsen en te afficheren logo’s, aantal studiedagen, aantal vormingsinitiatieven zowel naar professionele hulpverleners als vrijwilligers…; - aantal overlegmomenten, het opstellen van samenwerkingsprotocollen met betrekking tot het afstemmen van de eerstelijnssector, het opvolgen van de uitvoering ervan; - verruiming van het begeleid wonen: het sluiten van een lokaal samenwerkingsverband tussen de caw’s en de huisvestingsactoren waarbij ook andere actoren kunnen betrokken worden - een gemeenschappelijk beleidsplan per regio en een samenwerkingsovereenkomst met de huisvestingsactoren waarin ook is opgenomen dat men de beleidsplanning naar de toekomst op elkaar gaat afstemmen in functie van het lenigen van lokale woonnoden - een verruiming van het aanbod begeleid wonen, ambulante woonbegeleiding en zorgwonen (aantal cliënten dat effectief wordt opgevangen en begeleid). Bronnen: - het decreet van 19 december 1997 betreffende het algemeen welzijnswerk en het uitvoeringsbesluit van 12 oktober 2001; - de respectieve sectorprotocollen waarin de algemene opdracht, de doelstellingen, de taken en de werkingsprincipes van het algemeen welzijnswerk, zoals in het decreet bedoeld, worden geconcretiseerd; - de beleidsplannen en de boordtabellen. * Budgettaire parameters: Voormelde erkende centra alsook de vzw Steunpunt Algemeen Welzijnswerk krijgen een subsidie-enveloppe toegekend. Deze subsidie-enveloppe dient te worden besteed aan de werkings- en personeelskosten van de organisatie, met dien verstande dat tenminste 70% hiervan wordt aangewend voor personeelskosten. 1.4. Forensisch welzijnswerk Het conceptueel en reglementair kader waarbinnen de beleidscel haar activiteiten ontwikkelt, werd reeds herhaaldelijk aangegeven (zie de memorie van toelichting bij de voorgaande begrotingsvoorstellen). Nieuwe elementen zijn: - de op 27 maart door het Vlaams Parlement aangenomen met redenen omklede motie van mevrouw Riet Van Cleuvenbergen, mevrouw Sonja Becq en mevrouw Ingrid van Kessel tot besluit van de op 14 maart 2002 door mevrouw Riet Van Cleuvenbergen in commissie gehouden interpellatie tot mevrouw Mieke Vogels, Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke Kansen, over geweld op vrouwen; - de goedkeuring op 10 juli 2003 door de Vlaamse regering van het eerste opvolgings- en evaluatieverslag betreffende de implementatie van het strategisch plan; - de op 28 mei 2003 door het Vlaams Parlement aangenomen met redenen omklede motie tot besluit van een op 6 mei 2003 gehouden interpellatie tot de Vlaamse minister van Welzijn, Gezondheid, Gelijke kansen en Ontwikkelingssamenwerking over de externe hulpverlening in de Antwerpse gevangenis.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
338
Met de gevraagde middelen worden de volgende acties gepland: 1.4.1. Luik slachtofferzorg 1.4.1.1. Vrijwilligerswerking slachtofferhulp Bij het afsluiten van het samenwerkingsakkoord slachtofferzorg, in 1998 afgesloten met de federale regering, werd voor het eerst de inschakeling van vrijwilligers bij de hulpverlening aan slachtoffers officieel erkend. Op de begroting 2003 werden middelen toegekend om de arbeidsplaatsen in het project “Burgers voor Burgers” te vrijwaren. Het project werd aanvankelijk gefinancierd door FOD Justitie, maar werd daar stopgezet vanaf begin 2003. Deze plaatsen zijn immers cruciaal om de vrijwilligerswerking bij de centra slachtofferhulp verder uit te bouwen en te ondersteunen. Het werven en ondersteunen van vrijwilligers voor de emotioneel belastende begeleiding van slachtoffers van misdrijven en verkeersongevallen, is zeer tijds- en arbeidsintensief. Het behoud van deze 10 voltijdse equivalenten in 2004 zal 450.459 euro kosten. 1.4.1.2. Kinderwerking slachtofferhulp In 2001 werd een project gesubsidieerd om binnen slachtofferhulp meer gericht te gaan werken naar kinderen. Er werd een methodiek ontwikkeld voor een zeer laagdrempelige hulpverlening aan kinderen. De centra slachtofferhulp werden ondersteund bij het uitbouwen van een kinderwerking. Een brochure “kinderen slachtoffer van een schokkende gebeurtenis” werd uitgewerkt en wordt op grote schaal verspreid. In 2002 kwam het accent te liggen op de problematiek van kinderen-verkeersslachtoffers. Er werden bijkomend vanuit de basisallocatie “Kinderrechten” 5 provinciale coördinatoren aangeworven. Sindsdien zijn vormingspakketten uitgewerkt voor leerkrachten, maar die evenzeer nuttig zijn voor andere doelgroepen. In het najaar 2003 werd het boek ‘Kinderen helpen na een schokkende gebeurtenis’ voorgesteld aan de pers. Het boek wil de uitgewerkte vormingspakketten toegankelijk maken voor het breder publiek. Een belangrijk onderdeel van de verlenging van dit project in 2004 is de communicatie van de in Vlaanderen uitgewerkte concepten op internationaal vlak. Vlaanderen speelt in de hulpverlening aan kinderen van een schokkende gebeurtenis, een voortrekkersrol. 1.4.2. Luik Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden 1.4.2.1. Strategisch plan ‘Hulp- en dientsverlening aan gedetineerden’ Begin 2003 werd een evaluatie van de implementatie van het strategisch plan opgemaakt door een extern bureau. De resultaten hiervan en de andere evoluties op het terrein werden gebundeld in het eerste opvolgings- en evaluatierapport dat aan de Vlaamse regering werd bezorgd. De Vlaamse regering bevestigde hierna het strategisch plan als instrument voor de verdere uitbouw van de hulp- en dienstverlening. In de pilootregio van het strategisch plan worden 31 voltijdse trajectbegeleiders en organisatieondersteuners ingeschakeld in de plaatselijke CAW-werkingen om mee te werken aan de implementatie van het plan. Voor 2004 vertegenwoordigt dit een kostprijs van 1.396.425 euro. Om de trajectbegeleiding en organisatieondersteuning methodisch te begeleiden, werd midden 2002 een methodiekontwikkelaar aangeworven bij het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk vzw. Het resultaat van het eerste jaar werking is de handleiding trajectbegeleiding, die op 10 juli 2003 werd gefinaliseerd. De
339
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
methodische ondersteuning is daardoor echter niet afgerond en zal ook in 2004 verdergezet moeten worden. 1.4.2.2. Herstel t.a.v. dader en slachtoffer Een experimenteel project dat moet uitmaken wat bij de uitbouw van een herstelgerichte benadering van de detentieperiode en van de dader-slachtofferbemiddeling, de taak en de positie van elk van de actoren is, hoe die benadering kan correleren met het Vlaams Strategisch plan ‘hulp- en dienstverlening aan gedetineerden’ en hoe vanuit een herstelgerichte benadering de samenwerking met Justitie dient te verlopen, werd opgestart in 2001. Dit project behelst tevens een concreet aanbod aan daders en slachtoffers. Nu al is duidelijk dat het aanbod van dader-slachtofferbemiddeling naar gedetineerden en hun slachtoffers aan een grote nood beantwoordt. Dit project loopt thans in Leuven-Centraal, Hoogstraten en Leuven-Hulp. Het aantal vragen vanuit andere gevangenissen neemt echter gestadig toe, evenals de vragen van slachtoffers. De verlenging van dit project dringt zich dan ook op. In 2003 bedroeg de totale kostprijs van dit project 285.000 euro. 1.4.3. Welzijnsbenadering van geweldsproblematiek Onze maatschappij wordt vaak geconfronteerd met al dan niet zichtbare vormen van geweld (bijvoorbeeld seksueel en relationeel geweld). Criminaliteit is oorzaak maar vaak ook gevolg van onwelzijn. Sociale problemen worden in de samenleving al te vaak en al te gemakkelijk als justitiële problemen of veiligheidsproblemen aan de orde gesteld (beleidsnota 2000-2004, p. 34). In 2004 zal bekeken worden op welke manier het welzijnswerk beter kan inspelen op deze geweldsproblematiek. Mogelijks kunnen op een aantal terreinen reeds incentives geformuleerd worden. Begeleiding en behandeling van daders van seksueel misbruik Het samenwerkingsakkoord van 8 oktober 1998 werd tijdens deze legislatuur geïmplementeerd. Een aandachtspunt is het realiseren van bijkomende personeelsomkadering, zodat aan de engagementen van het samenwerkingsakkoord kan worden tegemoetgekomen. Op dit ogenblik zijn 5 teams werkzaam op dit terrein. Een begeleiding of behandeling van de beoogde doelgroep neemt snel vijf jaar in beslag, zodat de case-load stilaan het maximaal haalbare nadert. 1.4.4. De begeleiding bij het onderbroken ouder-kind-contact Vanaf 1 januari 2004 zal de subsidiëring van neutrale bezoekruimtes (begeleid bezoekrecht aan kinderen in een problematische echtscheidingssituatie en herstel van contact tussen ouder en kind) ten laste genomen worden van de Vlaamse Gemeenschap . De werking van bezoekruimtes zal getoetst worden aan de kinderrechten en aan de principes van het welzijnswerk. Volgende uitgangspunten staan daarbij centraal: - het recht van kinderen om contact te blijven houden met beide ouders, voor zover dit niet in strijd is met het belang van het kind; - het leveren van de nodige inspanningen om ouders opnieuw hun rol als ouder te leren opnemen , zodat het kind niet meer gekneld geraakt in het conflict tussen de ex-partners De FOD Justitie besteedde in 2003, met toepassing van een besparingsmaatregel, 1.296.271 euro aan de 13 bestaande bezoekruimtes. Gelet op de barema’s die binnen de Vlaamse Gemeenschap gehanteerd worden, zal dit kostenplaatje zwaarder doorwegen op de Vlaamse begroting voor 2004.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
340
1.4.5. Betere ondersteuning van het forensische welzijnswerk De Vlaamse Gemeenschap subsidieert bij de vzw Steunpunt Algemeen Welzijnswerk een aantal stafmedewerkers die actief zijn op forensische deelterreinen binnen het algemeen welzijnswerk. Een aantal medewerkers worden verloond vanuit de algemene subsidie-enveloppe van het Steunpunt, de meeste medewerkers echter via verschillende afzonderlijke projecten vanuit onder meer de beleidscel Samenleving en Criminaliteit. Al deze forensische deelterreinen hebben gemeenschappelijk dat zij zich situeren op het kruispunt van welzijn – justitie – veiligheid. Dit terrein wordt alsmaar drukker, zowel op het werkveld als op het beleidsvlak. Op het niveau van het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk is een gerichte aansturing, coördinatie, integratie en meer teamwerking dan ook nodig. Heel wat knelpunten en aandachtspunten eigen aan het welzijnsgericht werken in een context van strafrechtbedeling en veiligheid komen bovendien in de diverse werkvormen telkens terug. Dit sluit aan op de beleidsnota 2000-2004 van de Vlaams minister van Welzijn, Gezondheid en Gelijke kansen, waarin aan de beleidscel Samenleving en Criminaliteit de opdracht gegeven wordt de positie en taakstelling van het forensisch welzijnswerk te herbekijken. Daartoe werd een project kruispuntinitiatieven opgestart en gefinancierd. Het project bracht als aanbeveling naar voor de ondersteuning voor de forensische deelterreinen verder en sterker uit te bouwen binnen de reguliere structuren. Voor het algemeen Welzijnswerk is dit het Steunpunt Algemeen Welzijnswerk vzw. Daarom wil men in samenspraak tussen de Vlaamse overheid en het Steunpunt, starten met een forensisch team op het Steunpunt, waarin de het ondersteuningswerk van alle forensische deelterreinen wordt opgenomen. Het is de bedoeling op termijn dit team op basis van één ministerieel besluit en één bijhorende overeenkomst te subsidiëren.
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 34.01: Subsidies voor de aanmoediging, organisatie en ontwikkeling van activiteiten voor de integratie van etnisch-culturele minderheden Krediet NGK
2001 2002 2003 2004 Uitvoering % Krediet Uitvoering % Krediet Krediet 9.335 99,9 9.983 99,2 10.894 11.469
Samenstelling van het krediet BC 2003
Bedragen 10.894
1. Verdeling provisie VIA 2 2003
128
2. Overdracht naar Pr. 45.5, BA 3316
-34
3. Stijging constant beleid anciënniteitsstijging
108
4. Overdracht van Pr. 41.7 3403 voor Forum
100
5. Verhoging subsidie-enveloppe VMC, compensatie op Pr. 41.1 1223 (17), Pr. 41.1 1224 (17) en Pr. 41.7 1201 (18) 6. Indexering 2004 Totaal
52
221 11.469
1. Opname VIA2-middelen voor het jaar 2003 in het constant beleid 2. Overdracht naar programma 45.5, basisallocatie 3316 voor regularisatie van 1,5 VTE werknemers met voormalig DAC-statuut.
341
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
2001: overdracht van VDAB voor project 19187 voor 3 VTE: 67.800,14 euro. Voor 1,5 VTE: 33.900,07 euro Overdracht naar programma 45.5, basisallocatie 3316: - 34.000 euro Deze 1,5 VTE werd voor 2001 en 2002 als project gesubsidieerd in afwachting van de regularisatie van het DAC-statuut in de sector Cultuur. Vanaf 2003 wordt deze 1,5 VTE gesubsidieerd bij Cultuur. 3. Aanpassing aan de evolutie van de anciënniteit: 1,16% van de loonkosten: Centra + Forum + De Schroef: 84,5% x 8.438 duizend euro x 1,16% = 83 duizend euro Diensten: 84% x 2.574 euro x 1,16% = 25 duizend euro Totaal: 108.000 euro 4. Overdracht van programma 41.7 3403 voor Forum In 2003 wordt de personeelsformatie van het Forum van Etnisch-Culturele Minderheden uitgebreid van 1,5 VTE naar 5 VTE. Hiervoor wordt de reguliere subsidie opgetrokken naar 159.000 euro en wordt een projectsubsidie verleend voor 100.000 euro (Pr. 41.7 BA 3403). In 2004 worden de 5 VTE regulier gefinancierd. 5. Verhoging subsidie-enveloppe voor het Vlaams Minderhedencentrum Om het Vlaams Minderhedencentrum toe te laten de huisvesting te verbeteren, wordt de subsidieenveloppe van het Vlaams Minderhedencentrum verhoogd. Dit betekent een meerkost van 52.000 euro. Deze meerkost wordt gecompenseerd door een overdracht van 17.000 euro van programma 41.1 1223, 17.000 euro van programma 41.1 1224 en 18.000 euro van programma 41.7 1201.
Basisallocatie 34.03: Subsidies voor projecten in het kader van het beleid ten aanzien van etnischculturele minderheden 2001 Uitvoering %
Krediet NGK
Krediet
421
2002 Uitvoering % 421
2003 Krediet
2004 Krediet 585
485
Volgens het decreet van 28 april 1998 moet tussen de 5 en de 10 % van de middelen voor de uitvoering van het decreet (BA 34.01) besteed worden aan subsidies voor projecten. Aangezien de kredieten van basisallocatie 34.01 gestegen zijn, neemt ook het krediet voor deze basisallocatie toe. Het project voor de uitbreiding van de werking van het Forum van organisaties van etnisch-culturele minderheden naar het Brussels Hoofdstedelijk Gewest en naar de specifieke doelgroep van allochtone vrouwen wordt vanaf 2004 opgenomen in de subsidie van het Forum. Daarom wordt 100.000 euro overgedragen naar BA 34.01 van dit programma. Basisallocatie 34.24: Subsidies voor de uitbouw van een welzijnsgerichte benadering van criminaliteit, onveiligheid(sgevoelens) en slachtofferzorg
NGK
Krediet 838
2001 Uitvoering% 97
Krediet 2.077
2002 Uitvoering% 97
2003 Krediet 2.420
2004 Krediet 4.020
De volgende tabel geeft een schematisch overzicht van de weerslag van de verschillende initiatieven en projecten op de basisallocatie:
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
342
Beleidsdomein
Basisallocatie
Beleidsinstument
Begroting in duizend €
34.24 Slachtofferzorg
Hulp- en dienstverlening aan gedetineerden
project vrijwilligerswerk slachtofferhulp project kinderwerking slachtofferhulp uitbreiding omkadering centra voor slachtofferhulp Project herstelgerichte detentie 6 organisatieondersteuners 25 trajectbegeleiders Methodiekontwikkelaar trajectbegeleiding
57 53 450 287 270 1.126 56
Geweldsproblematiek Neutrale bezoekruimtes Forensisch team
110 1.500 110 4.020
Totaal op 34.24
Basisallocatie 34.25: Subsidies aan diensten in instellingen voor vernieuwende en experimentele projecten in de welzijnszorg 2001 NGK
Krediet 176
2002 Uitvoering 100%
Krediet 248
Uitvoering 100%
2003 Krediet 190
2004 Krediet 382
Ten opzichte van 2003 is het krediet gestegen met 192.000 euro. Daar de problemen en de hulpvragen in de welzijnszorg wijzigen en steeds maar uiteenlopender en complexer worden, is de nodige financiële ruimte gecreëerd om projecten met een experimenteel en/of vernieuwend karakter die beantwoorden aan maatschappelijk relevante noden, behoeften en problematieken en die vooralsnog niet (kunnen) worden opgenomen door de reguliere sector, tijdelijk te ondersteunen, en dit op het vlak van personeels- en/of werkingskosten inherent aan de realisatie van het project. Het betreft met name projecten die vernieuwend zijn qua doelgroep, processen en methodieken, en waarbij de beoogde resultaten en de vertaling ervan naar heel de sector/beleidsdomein concreet worden omschreven. Het is de bedoeling dat de resultaten van deze projecten, mits een positieve evaluatie inzake efficiëntie en effectiviteit, op termijn implementeerbaar worden in andere beleidsdomeinen. Basisallocatie 63.01: Subsidies aan lagere overheden voor de aankoop en de aanleg van terreinen ten behoeve van woonwagenbewoners
Krediet GVK GOK
2001 Uitvoering % Krediet 1.024 99,9% 1.016 61,1%
2002 2003 2004 Uitvoering % Krediet Krediet 950 97,9% 964 978 942 49,6% 956 1.164
De subsidiëring van de verwerving, de inrichting, renovatie en/of de uitbreiding van woonwagenterreinen gebeurt op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 12 mei 2000 houdende de subsidiëring van de verwerving, inrichting, de renovatie en de uitbreiding van woonwagenterreinen voor woonwagenbewoners (Belgisch Staatsblad, 10 augustus 2000). Openbare besturen, de Vlaamse Gemeenschapscommissie, de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij en de door haar erkende sociale huisvestingsmaatschappijen komen in aanmerking voor een subsidie voor de aankoop, inrichting, renovatie of uitbreiding van woonwagenterreinen. Het bedrag van de subsidie is vastgesteld op 90% van de kostprijs.
343
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Berekening ordonnanceringskrediet 2004: ENCOURS op 31/12/2002: Noodzakelijk ordonnanceringskrediet 2004: - op encours per 31/12/2002: 35 % van 2.337 duizend EURO: - op vastleggingen 2003: 25 % van 964 duizend EURO: - op vastleggingen 2004: 978 duizend EURO:
2.337 duizend euro 818 duizend EURO 241 duizend EURO 105 duizend EURO TOTAAL:
1.164 duizend EURO
Bij het ordonnanceringskrediet 2004 moet rekening worden houden met subsidies voor grondige renovatiewerken die in de voorgaande jaren verleend werden (vb. renovatie woonwagenterrein Maasmechelen en Ham, doortrekkersterrein Antwerpen). Bij dergelijke werken gebeurt de uitbetaling van de subsidies pas later gezien de langere duur van de werken. In 2001 en 2002 werd minder betaald dan voorzien (realisatiegraad 61,12% en 49,6%). Deze achterstand (vertraging) zal dienen ingehaald in 2004 en de daarop volgende jaren. Volgende gemeenten hebben reeds een princiepsaanvraag ingediend waarin een raming van de kosten is opgenomen: Gent (voor de aanleg van een doortrekkersterrein met 30 standplaatsen), Kortrijk (voor de aanleg van een doortrekkersterrein met 20 standplaatsen) en Hasselt (renovatie huidig woonwagenterrein). Zij zullen in 2004 een subsidiedossier indienen. Voor de aanleg van het doortrekkersterrein in Gent, wordt de totale kostprijs geraamd op 457.000,00 euro. Dit werd berekend volgens de richtprijzen geraamd door de VWWC: aankoop grond: 39.202 euro, kostprijs dienstgebouw 49.578,70 euro voor grote terreinen en kostprijs per standplaats minimum 8.424,38 euro, maximum 16.113,08 euro. De stad Kortrijk heeft in 2002 een princiepsakkoord aangevraagd (en verkregen) voor de aanleg van een doortrekkersterrein met 20 standplaatsen. Voor de aankoop van de grond (raming kostprijs 254.115,64 euro) zou in 2003 een subsidiedossier worden ingediend. Aangezien voor een gedeelte van de grond de onteigeningsprocedure moet worden opgestart, zal het subsidiedossier voor de aankoop van (een gedeelte van) de grond pas in 2004 worden ingediend. Bij subsidies voor aankoop van grond is er een snellere uitbetaling (bijna onmiddellijk na de vastlegging), terwijl dit bij subsidies voor renovatiewerken pas veel later het geval is. De uitbetaling voor de subsidies voor de aankoop van de grond voor de aanleg van een doortrekkersterrein in Gent en Kortrijk zal dus in 2004 gebeuren. Een ordonnanceringskrediet van 1.164 duizend euro is hiervoor noodzakelijk.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
344
PROGRAMMA 41.8 INTEGRATIE KANSARMEN DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN 2001 Krediet NGK GVK GOK VRK Macht.
2002 Uitvoering % Krediet Uitvoering % 69 100 275 1.059 98,2 1.337 1.059 99,4 1.493
2003 Krediet
2004 Krediet
283 1.709 1.865
460 1.535 1.631
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. De omschrijving van de strategische doelstellingen Het ontwikkelen en realiseren van een Vlaams armoedebeleid, dat uitgedrukt wordt in het Vlaams Actieplan Armoedebestrijding, in afstemming met een Europees, het federaal en het lokaal beleid, tot bestrijden van armoede en sociale uitsluiting. Het beleid wordt gekenmerkt door preventie, inclusiviteit, activering, sociale grondrechten, territoriale aanpak, dialoog en participatie. Doelgroepen zijn: -
algemeen: de bevolking in het kader van de bestrijding van de kansarmoede specifiek: de armen, de verenigingen waar armen het woord nemen, de opleidingsinstituten voor ervaringsdeskundigen en initiatieven in het kader van de schuldbemiddeling
B. De omschrijving van de operationele doelstellingen. 1. Het stimuleren en ondersteunen van de participatie aan het beleid van de specifieke doelgroep Dit wordt vertaald in - het ontwikkelen van een decretaal kader voor de organisatie van een Vlaams Netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen en de ondersteuning van de verenigingen waar armen het woord nemen; - het ondersteunen van opleiding en tewerkstelling van ervaringsdeskundigen. 2. Het ontwikkelen, bewaken en ondersteunen van een inclusief en gecoördineerd armoedebeleid, waarbij de arme als persoon centraal wordt gesteld en waarbij de sociale grondrechten de toetssteen zijn. Dit wordt vertaald in - het jaarlijks opstellen van een Vlaams actieplan - het organiseren en ondersteunen van het permanent armoedeoverleg, zowel interdepartementaal als sectoraal voor de opvolging en de actualisering van het actieplan; - het organiseren van een jaarlijks vooruitgangs- en toekomstverkennend congres voor respectievelijk de publieke toetsing van de voortgang van de acties en het voeren van een breed maatschappelijke reflectie omtrent armoedebestrijding op lange termijn; - het ondersteunen van het beleid door wetenschappelijk onderzoek, monitoring en efficiënte dataverzameling. 3. Het harmoniseren en stroomlijnen van het Vlaamse beleid met het Europese, het federale en het lokale beleid.
345
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Dit wordt vertaald in - opvolgen en integreren van Europese richtsnoeren; - participeren aan en opvolgen beslissingen van de Interministeriële conferentie voor maatschappelijke integratie; - uitvoering van het samenwerkingsakkoord met betrekking tot het steunpunt tot bestrijding tot armoede, bestaansonzekerheid en sociale uitsluiting. - het stimuleren van het lokaal armoede- en sociaal beleid; C. De omschrijving van de instrumenten Subsidiëren van een Vlaams netwerk van verenigingen waar armen het woord nemen Ondersteunen van verenigingen waar armen het woord nemen Subsidiëren van opleidingsinstituten Opstellen van een jaarlijks Vlaams Actieplan Armoedebestrijding Organiseren van het verticaal en horizontaal permanent armoedeoverleg Organiseren van een vooruitgangscongres en toekomstverkennend congres Wetenschappelijk onderzoek D. De omschrijving van de prestaties, de prestatiedrijvers en de budgettaire parameters prestaties 1 netwerk waarmee een overeenkomst wordt gesloten ongeveer 50 verenigingen die ondersteund worden 2 opleidingsinstituten 2 congressen 1 onderzoeksopdracht prestatiedrijvers - personeelskost - werkingskost - aantal congressen - aantal onderzoeksopdrachten budgettaire parameters: index
Het decreet armoedebestrijding is op 21 maart 2003 goedgekeurd door het Vlaams Parlement. Dit decreet wil structureel het Vlaams armoedebeleid organiseren en coördineren, ondersteuning bieden aan Verenigingen waar armen het woord nemen, onder meer via de oprichting van een Vlaams Netwerk van Verenigingen, en de opleiding en tewerkstelling van ervaringsdeskundigheid in de armoede bevorderen. Daarnaast is ook aandacht voor de aanpak van de schuldoverlast, waarbij via een subsidie aan de Vlaamse Vereniging van Steden en Gemeenten de organisatie van een opleiding rond schuldbemiddeling en het opzetten van een juridische helpdesk voor erkende schuldbemiddelingsdiensten mogelijk wordt gemaakt.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
346
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 33.10 Allerhande subsidies in het kader van de Vlaamse armoedebestrijding
GVK GOK
2001 2002 Krediet Uitvoering % Krediet Uitvoering % 1.059 98,2 893 1.059 99,4 1.215
2003 2004 Krediet Krediet 1.263 1.535 1.585 1.535
De vastleggingskredieten van de basisallocatie 33.11 werden opgesplitst tussen de basisallocatie 33.10 voor 272.000 euro en de nieuwe basisallocatie 33.12 voor 174 euro. Daardoor komen op de basisallocatie 33.10 alle kredieten samen voor de subsidiëring in het kader van de Vlaamse armoedebestrijding. Basisallocatie 33.11 Subsidies voor initiatieven deskundigheidsbevordering in het kader van armoedebestrijding
2001 Krediet
Uitvoering %
2002 Krediet
GVK GOK
2003 2004 Uitvoering % Krediet Krediet 444 96,2 446 0 278 73,8 280 96
Deze basisallocatie wordt opgesplitst: De subsidies aan de vzw De Link die instaat voor de coördinatie en de toeleiding tot de opleiding en de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in de armoede worden overdragen naar Pr. 41.8 BA 3310: 272.000 euro. De subsidies voor vormings- en intervisie-initiatieven t.a.v. de schuldbemiddelaars (Vormingscentrum V.V.S.G.) worden overgedragen naar de nieuwe basisallocatie 3312 van dit programma: 174.000 euro. Voor de ordonnanceringskredieten is in 2004 een bedrag van 96 duizend euro nodig. Basisallocatie 33.12 Subsidies voor initiatieven deskundigheidsbevordering in het kader van de schuldbemiddeling
2001 Krediet
Uitvoering %
NGK
2002 Krediet
Uitvoering %
2003 Krediet
2004 Krediet 174
De kredieten worden overgedragen van 41.8 3311. Deze basisallocatie wordt opgesplitst. Een deel (272 duizend euro) gaat naar 41.8 3310 voor de subsidiëring van De Link vzw die instaat voor de coördinatie en de toeleiding tot de opleiding en de tewerkstelling van ervaringsdeskundigen in de armoede. De rest (174 duizend euro) wordt overgedragen naar deze basisiallocatie. De middelen op deze basisallocatie zijn bedoeld om allerlei initiatieven die te maken hebben met deskundigheidsbevordering (opleiding, vorming, intervisie en overleg) van diegenen die rechtstreeks werken met arme gezinnen mogelijk te maken. Daaronder vallen de vormings- en intervisieinitiatieven t.a.v. de schuldbemiddelaars (Vormingscentrum V.V.S.G.). Vorming en intervisie schuldoverlast Een belangrijke component in de armoedebestrijding blijft de overmatige schuldoverlast waarmee arme gezinnen vaak te kampen hebben. Door de specifieke erkenning van de diensten voor schuldbemiddeling en recent de wet op de collectieve schuldenregeling zijn de kwaliteitseisen die nu aan de schuldbemiddelaars, tewerkgesteld door O.C.M.W.’s en C.A.W.’s gesteld worden veel hoger dan voorheen. Schuldbemiddeling
347
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
veronderstelt nu ook een nauwgezette controle op de juridische geldigheid (vormvereisten van overeenkomsten, gegrondheid van intresten, kosten, verjaringsregels,...) van schuldvorderingen, een zorgvuldige informatieplicht en een duidelijke overeenkomst tussen schuldbemiddelaar en cliënt. Daarnaast zorgt ook de collectieve schuldenregeling voor extra verwachtingen. De collectieve schuldenregeling is een belangrijke vooruitgang in de schuldenbestrijding, omdat de schulden van een cliënt geglobaliseerd worden en er sprake is van een soort faillissement (inclusie mogelijkheid kwijtschelding). De collectieve schuldenregeling is echter een zeer arbeidsintensief proces, waarin een cliënt gedurende meerdere jaren op de voet moet gevolgd worden. Het vormingscentrum van de vereniging Vlaamse Steden en Gemeenten biedt hiervoor vormingscursussen , intervisie en permanente ondersteuning ( juridische helpdesk, gecoördineerde wetgeving, handboek,…) aan en ook daarvoor voorzien we middelen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
348
PROGRAMMA 41.9 INTEGRALE JEUGDHULPVERLENING DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK GVK GOK VRK Macht.
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering % Krediet Uitvoering % Krediet Krediet 2.516 56 % 1.983 89 % 1.993 2.023
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten Integrale jeugdhulpverlening wil de jeugdhulpverlening optimaliseren. Hiertoe wordt er uitgegaan van de werkzaamheden van een commissie ad hoc omtrent de Bijzondere Jeugdzorg. Deze werd in het najaar van 1998 door het Vlaams parlement opgericht. De werkzaamheden van deze commissie resulteerden in de maatschappelijke beleidsnota bijzondere jeugdzorg (stuk 1354, 19981999, nr. 1 en nr. 2). Deze beleidsnota bevatte een grondige probleemanalyse waaruit 42 aanbevelingen geformuleerd werden. Deze maatschappelijke beleidsnota werd meegenomen in zowel het Vlaams regeerakkoord van 13 juli 1999 als in de beleidsnota van minister Vogels; Het Vlaams regeerakkoord ‘Een nieuw project voor Vlaanderen’ besteedt aandacht aan integrale jeugdhulpverlening en het opstellen van een strategisch meerjarenplan. In hoofdstuk 2 van deel 2 vinden we de volgende passage terug: “De motie van aanbeveling en de maatschappelijke beleidsnota Bijzondere Jeugdzorg, die tot stand kwamen na grondig overleg met alle betrokken actoren, wordt binnen een strategisch plan meerjarenplan uitgevoerd. Hierbij mogen geen taboes ontstaan. Specifieke jongerenproblemen moeten op een ernstige manier bespreekbaar worden”.
Het centrale element om aan de optimalisering van de jeugdzorg te werken is het uitwerken van een strategisch plan omtrent integrale jeugdzorg, conform aanbeveling 30 uit de maatschappelijke beleidsnota (Stuk 1354, 1998-1999, nr. 1). Dit plan zet tevens de bakens uit om in een beperkt aantal pilootregio’s ervaringen met het concept te kunnen opdoen. Op deze manier kunnen bijsturingen gebeuren. Uiteindelijk zal dit proces leiden tot decretale wijzigingen. De strategische planning integrale jeugdhulpverlening werd overeenkomstig de aanbevelingen in een eerste fase aangestuurd door middel van een interdepartementale werkgroep. Sinds begin 2000 is het ontwikkelingsproces gestart omtrent het optimaliseren van de integrale jeugdhulpverlening. Centraal in het ontwikkelen van de integrale jeugdhulpverlening waren de pilootregio’s en de ondersteuningsstructuur. Een ander deel van dit budget ging naar preventie. Het grootste deel van het budget werd rechtstreeks of onrechtstreeks ingezet in de pilootregio’s (Antwerpen, Gent en HasseltTongeren) Naast het opzetten van een ondersteuning in de regio’s werden werden middelen besteed aan het ‘faciliteren’ van experimenten in de pilootregio’s. Met faciliteren wordt het volgende bedoeld: bijkomende kosten voor de toepassing van de integrale jeugdhulpverlening. In het bijzonder wordt hierbij gewerkt aan het operationeel maken van de toegangspoort, het netwerk rechtstreeks toegankelijke hulp, modulering, trajectbegeleiding en crisishulp.
349
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
B. Operationele doelstellingen 1a1 - In 2004 is in de centra geestelijke gezondheidszorg (cgg) een systeem operationeel dat feedback geeft aan de eerste lijn over patiënten die door hen naar een cgg verwezen werden. De cgg profileren zich zo als tweedelijnsvoorziening en bereiken de juiste doelgroep. 1a2 - In 2004 sluiten de CGG met hun partners in de geestelijke gezondheid (psychiatrische ziekenhuizen, beschut wonen, PVT…) een samenwerkingsprotocol af over de opvolging van patiënten in het zorgcircuit. Het protocol maakt o.m. een vlotte overgang tussen de verschillende verzorgingstypes mogelijk, waardoor aan patiënten de juiste zorg verleend wordt. 1b1 - In 2004 is het aandeel van sociaal en financieel zwakkere patiënten binnen de patiëntenpopulatie van de CGG gekend. Het aandeel van deze doelgroep in de patiëntenpopulatie moet verhogen. 1c1 - In 2004 is de indicator voor wachtlijsten in de CGG vastgelegd en worden de gegevens systematisch verzameld en verwerkt. Er wordt een actieplan geïmplementeerd om de wachtlijsten te doen afnemen. 1c2 - In 2004 is het percentage problematische afsluitingen gekend 1d1 - In 2004 kunnen individuele verzorgingsvoorzieningen zich vergelijken met de gemiddelde resultaten van de andere Vlaamse verzorgingsvoorzieningen voor wat betreft de indicatoren van het kwaliteitsdecreet 2a1 - De patiënt evenals zijn familie zijn van bij de aanvang betrokken op alle niveaus van de uitbouw van de zorgcircuits 3a1 - Het verzamelen van informatie over toekomstige ontwikkelingen op het vlak van genetica en hierover samenspraak organiseren C. Instrumenten De afdeling verzorgingsvoorzieningen stuurt voorzieningen aan. Volgende instrumenten worden hiervoor ingezet. Subsidiëren (gereglementeerd) De centra voor menselijke erfelijkheid en de centra voor geestelijke gezondheidszorg worden door de Vlaamse overheid gesubsidieerd. De centra voor menselijke erfelijkheid ontvangen overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 een vast bedrag. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de evolutie van de gezondheidsindex. Voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg is de enveloppefinanciering ingevoerd. In de sectoren ziekenhuizen en RVT is de federale overheid en het RIZIV bevoegd voor de financiering. Enkel het verlenen van bouwsubsidies behoort tot de opdracht van de Gemeenschappen. Het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) beheert deze kredieten (zie programma 40.2) De Vlaamse Gemeenschap draagt jaarlijks ook bij in de subsidiëring van het Comité voor bio-ethiek. Ook de Koninklijke Academie voor Geneeskunde ontvangt jaarlijks een bedrag voor zijn werking. Subsidiëren (facultatief). Jaarlijks wordt een aantal ad-hoc projecten gesubsidieerd. Het gaat om initiatieven met betrekking tot vorming, beleidsondersteuning en -onderzoek en communicatie.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
350
PROGRAMMA 42.1 VOLKSGEZONDHEID DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN (in duizend euro)
NGK GVK GOK
Krediet 40.782 0 456
2001 Uitvoering % 98,98 0 84,76
Krediet 45.997 0 172
2002 Uitvoering % 99,47 0 99,45
2003 Krediet 46.225 0 363
2004 Krediet 46.731 0 363
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. Strategische doelstellingen De administratie Gezondheidszorg heeft als missie “het creëren van de voorwaarden waarbinnen de gezondheid van de Vlaamse bevolking kan bevorderd, bewaakt, behoed of hersteld worden”. Voor het programma volksgezondheid wordt deze opdrachtsverklaring vertaald in volgende strategische doelstellingen: 1. De efficiëntie, de effectiviteit en de kwaliteit van het aanbod in de gezondheidszorg verhogen (performantieverhoging van voorzieningen en zorgverstrekkers). 2. Actieve participatie van de cliënt/patiënt aan de gezondheidszorg verbeteren 3. De maatschappij voorbereiden op het maken van ethisch verantwoorde keuzes in de gezondheidszorg Deze doelstellingen worden geëxpliciteerd in sub-strategische doelstellingen: 1.a. - Het bieden van zorg op maat 1.b. - De toegankelijkheid van gezondheidszorg voor sociaal zwakkere groepen verhogen 1.c. - Het resultaatgericht werken 1.d. - Het objectiveerbaar en meetbaar maken van de performantie van het zorgaanbod 2.a. - De zorgvraag van de patiënt staat centraal voor de organisatie van het zorgaanbod 3.a. - Communicatie en dialoogontwikkeling met waardedragers Hieronder volgt een schematisch overzicht waarin de doelgroepen worden benoemd en de raakvlakken met andere actoren weergegeven. Beleidsdomein Algemene ziekenhuizen
Doelgroep Zorgbehoevenden
RVT
zwaar zorgbehoevende ouderen
Geestelijke gezondheid (PVT, BW, PZ, CGG)
mensen met psychische of psychiatrische stoornissen
Menselijke erfelijkheid
dragers van erfelijke aandoeningen
Raakvlak met andere sectoren Federale overheid RIZIV Welzijn Federale overheid RIZIV Welzijn Federale overheid RIZIV Federale overheid RIZIV
351
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
B. Operationele doelstellingen 1a1 - In 2004 is in de centra geestelijke gezondheidszorg (cgg) een systeem operationeel dat feedback geeft aan de eerste lijn over patiënten die door hen naar een cgg verwezen werden. De cgg profileren zich zo als tweedelijnsvoorziening en bereiken de juiste doelgroep. 1a2 - In 2004 sluiten de CGG met hun partners in de geestelijke gezondheid (psychiatrische ziekenhuizen, beschut wonen, PVT…) een samenwerkingsprotocol af over de opvolging van patiënten in het zorgcircuit. Het protocol maakt o.m. een vlotte overgang tussen de verschillende verzorgingstypes mogelijk, waardoor aan patiënten de juiste zorg verleend wordt. 1b1 - In 2004 is het aandeel van sociaal en financieel zwakkere patiënten binnen de patiëntenpopulatie van de CGG gekend. Het aandeel van deze doelgroep in de patiëntenpopulatie moet verhogen. 1c1 - In 2004 is de indicator voor wachtlijsten in de CGG vastgelegd en worden de gegevens systematisch verzameld en verwerkt. Er wordt een actieplan geïmplementeerd om de wachtlijsten te doen afnemen. 1c2 - In 2004 is het percentage problematische afsluitingen gekend 1d1 - In 2004 kunnen individuele verzorgingsvoorzieningen zich vergelijken met de gemiddelde resultaten van de andere Vlaamse verzorgingsvoorzieningen voor wat betreft de indicatoren van het kwaliteitsdecreet 2a1 - De patiënt evenals zijn familie zijn van bij de aanvang betrokken op alle niveaus van de uitbouw van de zorgcircuits 3a1 - Het verzamelen van informatie over toekomstige ontwikkelingen op het vlak van genetica en hierover samenspraak organiseren C. Instrumenten De afdeling verzorgingsvoorzieningen stuurt voorzieningen aan. Volgende instrumenten worden hiervoor ingezet. Subsidiëren (gereglementeerd) De centra voor menselijke erfelijkheid en de centra voor geestelijke gezondheidszorg worden door de Vlaamse overheid gesubsidieerd. De centra voor menselijke erfelijkheid ontvangen overeenkomstig het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 een vast bedrag. Dit bedrag wordt jaarlijks geïndexeerd op basis van de evolutie van de gezondheidsindex. Voor de centra voor geestelijke gezondheidszorg is de enveloppefinanciering ingevoerd. In de sectoren ziekenhuizen en RVT is de federale overheid en het RIZIV bevoegd voor de financiering. Enkel het verlenen van bouwsubsidies behoort tot de opdracht van de Gemeenschappen. Het Vlaams Infrastructuurfonds voor Persoonsgebonden Aangelegenheden (VIPA) beheert deze kredieten (zie programma 40.2) De Vlaamse Gemeenschap draagt jaarlijks ook bij in de subsidiëring van het Comité voor bio-ethiek. Ook de Koninklijke Academie voor Geneeskunde ontvangt jaarlijks een bedrag voor zijn werking. Subsidiëren (facultatief). Jaarlijks wordt een aantal ad-hoc projecten gesubsidieerd. Het gaat om initiatieven met betrekking tot vorming, beleidsondersteuning en -onderzoek en communicatie.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
352
Erkennen Volgende voorzieningen worden in uitvoering van een decreet of andere wettelijke bepalingen erkend: Aantal voorzieningen Algemene ziekenhuizen
Aantal bedden / plaatsen / vestigingen / 31.112 erkende bedden
Psychiatrische ziekenhuizen
84 - 62 algemene (acute) ZH - 4 universitaire ZH - 18 categorale ZH 609 voorzieningen (Rustoord-RVT en Ziekenhuis-RVT) 40
Psychiatrische verzorgingstehuizen
24
2.396 erkende PVT-bedden
Beschut wonen
44
2.459 erkende plaatsen BW
Centra Geestelijke Gezondheidszorg
21
90 vestigingen
Centra Menselijke Erfelijkheid
4
Rust en Verzorgingstehuizen
28.248 erkende RVT-bedden
10.345 erkende PZ-bedden
Inspecteren - visiteren Alle voorzieningen die erkend worden, worden op periodieke basis geïnspecteerd. Sinds 2001 is de inspectie in de ziekenhuizen geëvolueerd naar een visitatiemodel, waarbij een multidisciplinair team wordt ingezet. De klemtoon is verschoven van structurele aandachtspunten naar de gerealiseerde output/outcome. Hierbij is het voeren van een aantoonbaar kwaliteitsbeleid voor de voorzieningen een instrument om te komen tot permanente verbetering. In 2004 zal het visitatiemodel ook geïmplementeerd worden in de psychiatrische ziekenhuizen en de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Intersectoraal overleg De federale overheid is bevoegd voor de ziekte- en invaliditeitsverzekering en voor de organieke wetgeving (wet op de ziekenhuizen). Afspraken en continu overleg met de federale overheid is daarom een absolute voorwaarde voor het voeren van een samenhangend beleid. Ook binnen de Vlaamse Gemeenschap moet met andere beleidssectoren samengewerkt worden, zodat beleidsbeslissingen op elkaar afgestemd zijn. D. Prestaties, prestatiedrijvers en de budgettaire parameters Ziekenhuizen- RVT- PVT prestaties:
aantal opnames aantal zorgstrategische plannen (noodzakelijk voor bouwsubsidie) aantal thema’s waarrond in uitvoering van het kwaliteitsdecreet verbeteracties worden uitgevoerd
prestatiedrijvers:
aantal erkende bedden
budgettaire parameters: kwaliteitsbeleid goedgekeurd zorgstrategisch plan (VIPA) aantal behandelde pathologieën (RIZIV) verpleegdagprijs (federaal en RIZIV)
353
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Centra Geestelijke gezondheidszorg prestaties:
aantal verwijzingen vanuit de eerste lijn aantal partners uit geestelijke gezondheidszorg waarmee protocol is afgesloten aantal begeleide patiënten
budgettaire parameters:
indexering loondrift aantal FTE
De Vlaamse regering bepaalt op welke wijze de subsidies van de centra geestelijke gezondheidszorg worden aangepast aan index en loondrift. Centra Menselijke erfelijkheid prestaties:
aantal onderzoeken aantal adviezen moreel en psychologisch begeleiden
budgettaire parameters:
vaste bedrag per centrum jaarlijks indexering onderzoeksopdrachten
Het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 1995 kent een forfaitair basisbedrag toe een 4 erkende centra voor menselijke erfelijkheid. Deze basisbedragen worden jaarlijks geïndexeerd op basis van de gezondheidsindex. Daarnaast komen de centra ook in aanmerking voor een aanvullende subsidie voor onderzoeksopdrachten. Hiervoor wordt de VLIR verdeelsleutel gehanteerd. Tabel De efficiëntie, de effectiviteit en de kwaliteit van het aanbod in de gezondheidszorg verhogen (performantieverhoging van voorzieningen en zorgverstrekkers Sub - Strategische doelstelling Operationele doelstelling SSD1a . Het bieden van zorg op maat. OD 1a1 - In 2004 is in de CGG een systeem operationeel dat feedback geeft aan de eerste lijn over patiënten die zij naar een CGG verwezen OD 1a2 - In 2004 sluiten de CGG met partners in de geestelijke gezondheid een samenwerkings-protocol af over de wijze waarop patiënten in het zorgcircuit kunnen gevolgd worden SSD 1b De toegankelijkheid van OD 1b1 - In 2004 is het aandeel van sociaal en gezondheidszorg voor sociaal financieel zwakkere patiënten binnen de zwakkere groepen vergroten. patiëntenpopulatie van de CGG gekend SSD1c Het resultaatgericht werken OD 1c1 - In 2004 is de indicator voor wachtlijsten in de CGC vastgelegd en worden de gegevens systematisch verzameld en verwerkt OD 1c2 - In 2004 is het percentage problematische afsluitingen gekend SSD1d Het objectiveerbaar en OD 1d1 - In 2004 kunnen individuele meetbaar maken van de performantie verzorgingsvoorzieningen zich vergelijken met van het zorgaanbod de gemiddelde resultaten van de andere Vlaamse verzorgingsvoorzieningen voor wat betreft de indicatoren van het kwaliteitsdecreet
Basisallocatie(s) 34.27 Centra Geestelijke Gezondheid
34.27 Centra Geestelijke Gezondheid
34.27 Centra Geestelijke Gezondheid
34.27 Centra Geestelijke Gezondheid
34.27 Centra Geestelijke Gezondheid 12.03 Visitatie
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
354
De actieve participatie van de cliënt / patiënt aan de gezondheidszorg verbeteren Strategische doelstelling SSD2a. De zorgvraag van de patiënt staat centraal voor de organisatie van het zorgaanbod
Operationele doelstelling OD 2a1 - De patiënt evenals zijn familie zijn van bij de aanvang betrokken op alle niveaus van de uitbouw van de zorgcircuits
Basisallocatie(s) 12.02 Vlaamse Gezondheidsraad 33.61 Subsidies Gezondheidsbeleid 34.27 Centra Geestelijke Gezondheid
De maatschappij voorbereiden op het maken van ethisch verantwoorde keuzen in de gezondheidszorg Strategische doelstelling SSD3a. Communicatie en dialoogontwikkeling met waardedragers
SSD3b. Anticiperen op maatschappelijke ontwikkelingen ten gevolge van genetische en biotechnologische evoluties
Operationele doelstelling OD 3a1 - Het verzamelen van informatie over toekomstige ontwikkelingen op het vlak van genetica en hierover samenspraak organiseren OD 3b1 - De wetenschappelijk kennis op het vlak van antropogenetica wordt toegankelijker gemaakt voor het beleid
Basisallocatie(s) 1232 Koninklijke Academie Geneeskunde 4105 Comité Bio-ethiek 7401 Koninklijke Academie Geneeskunde 3335 Centra menselijke erfelijkheid 3361 Subsidies gezondheidsbeleid
Het koppelen van een basisallocatie aan een strategische doelstelling betekent niet dat het volledige krediet dat op deze basisallocatie is ingeschreven, besteed wordt aan het realiseren van deze operationele doelstelling.
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Bij volgende beleidsdomeinen wijkt het voor het begrotingsjaar 2004 voorgestelde krediet meer dan 5 % af in min of in meer t.o.v. de kredieten in de aangepaste begroting 2003 Basisallocatie 12. 02: Uitgaven i.v.m. de Vlaamse Gezondheidsraad en de Vlaamse Adviesraad, inclusief studieopdrachten 2001 Krediet 12.02-NGK
74
2002 Uitvoering 89,60 %
Krediet 44
Uitvoering 71,5 %
2003 Krediet
2004 Krediet 35
18
Bij de begrotingsbesprekingen besliste de Vlaamse Regering om éénmalig de kredieten voor communicatie te halveren en een beperking door te voeren op de kredieten voor beleidsvoorbereidende studies. De vermindering van deze kredieten kadert in deze beslissing. Basisallocatie 12. 03: Uitgaven i.v.m. het aansturen van voorzieningen in de gezondheidssector 2001 Krediet 12.03-NGK
412
2002 Uitvoering 18,07 %
Krediet 66
Uitvoering 100%
2003 Krediet
2004 Krediet 110
124
De middelen zullen aangewend worden voor het opstarten van de visitatie in de centra voor geestelijke gezondheidszorg. Deze middelen zullen zowel dienen voor coaching als voor vergoedingen van externe experten. Daarnaast worden ook nog middelen voorzien voor het opstarten van een overlegorgaan voor de ziekenhuissector.
355
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Basisallocatie 12. 33: Beleid psychische gezondheid (pro memorie) 2001 Krediet 12.33-NGK
2002 Uitvoering
0
Krediet %
372
Uitvoering 80,22%
2003 Krediet
2004 Krediet 439
0
Deze basisallocatie is in de begroting 2004 opgenomen onder programma 42.2 basisallocatie 12.33 en 33.33: uitgaven en subsidies in het kader van de realisatie van de gezondheidsdoelstelling betreffende preventie van zelfmoord en depressie.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
356
PROGRAMMA 42.2 SOCIAAL-MEDISCH BELEID (Deel minister Byttebier) DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN (in duizend euro)
NGK GVK GOK VAR Machtiging
2001 Krediet in duizend euro 15.474 15.179 14.970 112 0
2001 Uitvoering in % 90,98% 84,70% 92,99% 9,38% 0%
2002 Krediet in duizend euro 20.101 15.361 17.036 3.226 0
2002 Uitvoering in % 95,03% 97,64% 99,42% 94,78% 0%
2003 Krediet in duizend euro 19.602 17.143 17.628 100 0
2004 Kredietvoorstel in duizend euro 18.256 18.475 19.038 5.615 0
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. De strategische doelstellingen De administratie Gezondheidszorg heeft als missie “het creëren van de voorwaarden waarbinnen de gezondheid van de Vlaamse bevolking kan bevorderd, bewaakt, behoed of hersteld worden”. Voor het programma sociaal-medisch beleid wordt deze opdracht vertaald in volgende strategische doelstellingen: 1. De efficiëntie, de effectiviteit en de kwaliteit van het aanbod in de gezondheidszorg verhogen (performantieverhoging van voorzieningen en zorgverstrekkers); 2. Samenwerken met en responsabiliseren van actoren in andere relevante beleidsdomeinen om te komen tot een integraal en inclusief gezondheidsbeleid. Deze doelstellingen worden geëxpliciteerd in sub-strategische doelstellingen: a.) b.) c.) d.) e.)
het bieden van zorg op maat; het vroegtijdig opsporen van gezondheidsbedreigende factoren, gezondheidsrisico’s en ziekten; het voorkomen, onder controle houden en terugdringen van besmettelijke ziekten; het aanzetten van de bevolking tot een gezonde levensstijl; het bevorderen en beschermen van het fysisch en psychisch welzijn van de actieve sportbeoefenaar (zie toelichting bevoegdheidsdomein minister Keulen); f.) het verzamelen van relevante beleidsinformatie met betrekking tot gezondheid; g.) het vrijwaren van de gezondheid van de bevolking tegen sommige aspecten van milieuvervuiling. Deze doelstellingen zijn gericht op de volledige Vlaamse bevolking. Wel zijn een aantal beleidsdomeinen naar specifieke doelgroepen gericht. Tevens worden raakvlakken met andere sectoren vastgesteld.
357 A. Beleidsdomein
Doelgroep
Gezondheidsbevordering en ziektepreventie (niet-overdraagbare aandoeningen)
Totale populatie
Jeugdgezondheidszorg
Jongeren
Gezondheid en milieu
Totale bevolking
Infectieziekten
Totale bevolking
Thuiszorg en palliatieve zorg
Zorgbehoevenden
Bedrijfsgeneeskundige diensten
- Werknemers - Bedrijven
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
B. Raakvlak met andere sectoren Kind en Gezin RIZIV Artsen: huisartsen, gynaecologen, radiologen, … Onderwijs: CLB’s Bedrijven: bedrijfsgeneeskundige diensten en Logo’s Onderwijs: CLB’s Kind en Gezin Welzijn AMINAL VMM Huisvesting RIZIV Kind en Gezin Bedrijfsgeneeskunde CLB’s Welzijn Federale overheid RIZIV Voorzieningen werkzaam vanuit de Gezondheidspromotie: Logo’s
De meeste beleidsdomeinen zijn gericht op de totale bevolking als doelgroep. Op basis van overwegingen inzake efficiëntie wordt de doelgroep soms wel beperkt. Zo wordt enkel bij vrouwen vanaf 50 jaar en tot en met 69 jaar een borstkankerscreeningsprogramma uitgebouwd Afhankelijk van het thema worden ook acties ondernomen naar specifieke doelgroepen toe. Dit moet ondermeer de toegankelijkheid bevorderen. B. De operationele doelstellingen -
-
-
Alle Vlaamse, chronische of terminale, patiënten moeten een beroep kunnen doen op een netwerk dat thuiszorg mogelijk maakt; De borstkankerscreening moet bij vrouwen doelmatiger verlopen. Het aandeel van de screenings bij de doelgroep van 50-69 jaar moet toenemen tot 80%. Het aantal vrouwen uit deze doelgroep dat bereikt wordt moet toenemen tot 75%; De gezondheid, groei en ontwikkeling bij de schoolgaande jeugd (3j.-18j.) moeten bevorderd, bewaakt en behouden worden; De preventie van opspoorbare congenitale metabole aandoeningen bij pasgeborenen (100%) moet bestendigd en eventueel uitgebreid worden; De preventie van infectieziekten moet op significante wijze worden verbeterd, met name door het verder verhogen van de vaccinatiegraad voor aandoeningen als polio, kinkhoest, tetanus, difterie, mazelen, bof en rubella; Het aantal rokers in Vlaanderen, zowel voor vrouwen als voor mannen en specifiek voor jongeren, moet met 10% gedaald zijn; De consumptie van vetrijke voeding, zowel bij mannen als bij vrouwen, moet op significante wijze gedaald zijn ten voordele van vetarme en vezelrijke voeding; Het aantal dodelijke ongevallen in de privé-sfeer en in het verkeer moet afnemen met 20%; De gegevens uit externe registratiesystemen die worden gesubsidieerd (kanker, hartziekten, perinatale epidemiologie, diabetes, zelfmoord, eerstelijnszorg), worden aangeleverd; De geboorte- en sterftecijfers en andere data (ziekenhuizen, centra geestelijke gezondheid) worden door de Vlaamse Gemeenschap verwerkt en geanalyseerd; De gegevensuitwisseling met andere overheden wordt uitgebreid; De nationale gezondheidsenquête wordt ondersteund; Een operationeel en epidemiologisch gezondheidsinformatiesysteem wordt verder geïmplementeerd; In het jaar 2003 is in Vlaanderen een structuur ontwikkeld die in 2004 geoperationaliseerd zal worden om op adequate wijze milieugerelateerde gezondheidsklachten op te vangen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
358
C. De instrumenten De afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg stuurt voorzieningen aan, maar verleent ook zelf diensten (gezondheidsinspectie). Volgende instrumenten worden ingezet: erkennen, subsidiëren, inspecteren, intersectoraal overleg en verlenen van eigen diensten. Erkennen Volgende voorzieningen worden in uitvoering van decretale of wettelijke bepalingen erkend: - 224 teams thuisgezondheidszorg; - 3 labo’s metabole aandoeningen; - 22 samenwerkingsinitiatieven thuisgezondheidszorg; - 15 netwerken palliatieve zorg; - 5 A-voorzieningen gezondheidspromotie; - 2 D-voorzieningen gezondheidpromotie (VAD en SENSOA); - 168 mammografische eenheden, met ongeveer 500 radiologen in het kader van de georganiseerde borstkankerscreening (aantal erkenningen neemt nog toe); - 5 regionale screeningscentra in het kader van de georganiseerde borstkankerscreening; Subsidiëren (gereglementeerd of semi-gereglementeerd) Met uitzondering van de mammografische eenheden, de keuringsartsen medisch verantwoord sporten en de teams thuisgezondheidszorg, worden bovenstaande voorzieningen ook gesubsidieerd. In het geval van de labo’s metabole aandoeningen, de controleartsen medisch verantwoord sporten, de samenwerkingsinitiatieven thuisgezondheidszorg en de regionale screeningscentra, wordt een prestatievergoeding toegepast. Bij de overige voorzieningen gaat het om een forfaitaire subsidiëring. Een aantal voorzieningen wordt gesubsidieerd zonder dat daaraan erkenningsvoorwaarden gekoppeld zijn. Deze voorzieningen vinden meestal hun juridische basis in een besluit. Dit is het geval voor o.a. het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie, de 26 Logo’s, de vzw OCL, SENSOA, de Vereniging voor Alcohol- en andere Drugproblemen, de Vlaamse Liga tegen Kanker, de Wetenschappelijke vereniging van Vlaamse Huisartsen, enz.. Met deze voorzieningen zijn ook convenanten afgesloten voor meerdere jaren (duurzame samenwerkingsverbanden). Aan de hand van een beleidsplan waarin doelstellingen en indicatoren vermeld zijn, worden prestaties en/of resultaten bepaald die de voorzieningen moeten leveren. Subsidiëren (facultatief) Er zijn subsidies die structureel worden toegekend (d.w.z. op een continue basis) en er zijn subsidies die ad hoc worden verleend. Tot nu toe behoren de registratie-initiatieven tot de projecten die op facultatieve basis jaarlijks een subsidie ontvangen. Een decreet zou deze initiatieven meer rechtszekerheid bieden. De ad hoc projecten dienen steeds grondig gemotiveerd te worden door de projectaanvrager en dienen steeds te passen in het beleid van de minister of in de vijf Vlaamse gezondheidsdoelstellingen. Inspecteren Alle voorzieningen die erkend en eventueel gesubsidieerd worden, dienen op een periodieke basis geïnspecteerd te worden. Hiervoor werd een visitatiemodel ontwikkeld, waarbij beroep gedaan zal worden op een multidisciplinair team. De klemtoon verschuift van structurele aandachtspunten naar de resultaten die voortvloeien uit de werking van de voorzieningen. Hierbij is het voeren van een aantoonbaar kwaliteitsbeleid voor de voorzieningen een instrument om te komen tot permanente verbetering. Daarnaast worden er door het personeel ook inspectietaken in het kader van de milieureglementering uitgevoerd, met name in potentieel volksgezondheidsbelastende milieuvergunningsplichtige inrichtingen. Intersectoraal overleg Het gezondheidsbeleid heeft vele raakvlakken met andere beleidssectoren, o.a. huisvesting, verkeer, leefmilieu, welzijn, artsen, onderwijs, … . Om de doelstellingen inzake gezondheid te bereiken is het noodzakelijk een inclusief beleid te voeren, waarvoor samenwerking met andere beleidsdomeinen noodzakelijk is. In het kader hiervan werd actief overleg gevoerd tussen de afdeling Preventieve en Sociale Gezondheidszorg en het departement onderwijs voor de afstemming binnen de werking van de centra voor leerlingenbegeleiding, tussen de afdeling en de artsen (huisartsen, gynaecologen, radiologen, …) om te
359
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
komen tot een georganiseerde borstkankerscreening die van start gegaan is op 15 juni 2001, en tussen de afdeling en de verschillende artsengroepen en diensten in het kader van het vaccinatiebeleid. Verlenen van eigen diensten a. milieu De gezondheidsinspectie beantwoordt vragen van burgers inzake mogelijke gezondheidsproblemen te wijten aan milieufactoren; adviseert de gemeentelijke, de provinciale en de Vlaamse gewestoverheid; en houdt toezicht op de naleving van VLAREM in zwembaden en open zwemgelegenheden, ziekenhuizen, indoor kartings, funeraria,…. . Ze staat ook in voor een tweedelijns dienstverlening voor de burgers aangaande (potentieel) ziekmakende woonsituaties en tevens verzorgt ze de kwaliteitsbewaking van de milieu effectrapportage. Voor de analyse van de kwaliteit van het zwem- en recreatiewater is een samenwerkingsakkoordafgesloten met de VMM. b. infectieziekten De gezondheidsinspectie neemt maatregelen tegen de verspreiding van besmettelijke ziekten. Zij volgt de aangiften en de epidemiologische evolutie van infectieziekten van nabij op, en neemt ook interventie- en preventiemaatregelen. Zij organiseert de bestelling en de gratis verdeling van de vaccins voor het basisvaccinatieschema en voor de vaccinatiecampagne tegen meningokokken van serogroep C. Het basisvaccinatieschema bevat vaccins tegen polio, difterie, tetanus, kinkhoest, Haemophilus influenzae type b, hepatitis B, mazelen, bof en rubella en meningokokken van serogroep C. De vaccins worden geleverd aan de diensten van Kind en Gezin, de equipes van de Centra voor Leerlingenbegeleiding (CLB), de bedrijfsgeneeskundige diensten, de huisartsen en de pediaters. Vanaf 2004 worden de vaccins in het basisvaccinatieschema gedeeltelijk medegefinancierd door het RIZIV, zoals afgesproken in het protocolakkoord van 20 maart 2003 ter gelegenheid van de Interministeriële Conferentie Volksgezondheid. Ook is hierin voorzien dat de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het tweetalige gebied Brussel-Hoofdstad een deel van de vaccins financiert voor huisartsen en pediaters in Brussel die hun bestellingen plaatsen bij de Vlaamse Gemeenschap. Als vernieuwing wordt vanaf 2004 een hexavalent vaccin ter beschikking gesteld van de vaccinatoren, zodat de kleine kinderen minder inspuitingen moeten krijgen om tegen 6 ziektes beschermd te zijn. Aan de kinderen van het eerste leerjaar wordt een vaccin aangeboden dat ook een component tegen kinkhoest bevat, wat de bescherming van de kinderen moet verbeteren. D. De prestaties, de prestatiedrijvers (PD) en de budgettaire parameters (BP) - Thuiszorg en palliatieve zorgen: PD: - aantal zorgenplannen van de samenwerkingsinitiatieven in de thuiszorg. BP: - aantal inwoners per regio van de samenwerkingsinitiatieven in de thuiszorg. PD: - aantal netwerken in de palliatieve zorg (15). BP: - de netwerken ontvangen 6.446 euro per 60.000 inwoners. Het aantal begeleide terminale patiënten groeit jaarlijks in belangrijke mate. Aantal patiënten begeleid door de thuiszorgequipes: 2000: 3365 patiënten 2001: 3835 patiënten 2002: 4182 patiënten De Vlaamse Gemeenschap subsidieert de coördinerende functie van de samenwerkingsinitiatieven thuiszorg en de palliatieve netwerken. De prestaties worden vanuit het RIZIV betaald. - Borstkankerscreening: PD: - het aantal gescreende vrouwen; - het aantal uitnodigingen aan vrouwen uit de doelgroep (bereik); - het aantal geregistreerde resultaten.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
360
BP: - via een kostencalculatie zijn de kostendrijvers en de daaraan gekoppelde bedragen in kaart gebracht. De kosten vormen een reële weergave van de werkelijk gemaakte kosten en bezitten een stimulans om het aantal gescreende vrouwen te verhogen. Volgende kostendrijvers werden weerhouden: forfaitaire, semi-variabele, variabele –en algemene werkings/overheadkosten. Vrouwen uit de leeftijdsgroep 50 tot 69 jaar (waarbij het kalenderjaar, en niet de geboortedatum, geldt als referentiepunt) vormen de doelgroep voor de georganiseerde borstkankerscreening. Er is wetenschappelijke evidentie dat een onderzoek om de twee jaar is aangewezen. Dit wil zeggen dat het maximale bereik van het screeningsprogramma 327.500 vrouwen bedraagt. In 2002 werden 105.000 vrouwen gescreend (met inbegrip van de tweede lezing van de mammografieën) binnen het Vlaams programma. Voor 2003 kan een doelgroepbereik van 40 % verwacht worden. - Labo’s congenitale metabole aandoeningen: PD: - aantal bloedkaartjes. BP: - aantal analyses van bloedkaartjes (het bedrag wordt jaarlijks berekend rekening houdende met de indexering). Bij alle pasgeborenen wordt gezocht naar metabole aandoeningen (stofwisselingsziekten). Het gaat jaarlijks om 55.000 à 60.000 babies. - Infectieziekten: PD: - toezicht op verdeling vaccins; - tweemaandelijks uitgave epidemiologisch bulletin; - opvolging epidemiologische evolutie aangegeven infectieziekten; - overleg en samenwerking met comités ziekenhuishygiëne; - enz.. BP: - aantal aangekochte vaccins; - aantal analyses. De gezondheidsinspectie stelt jaarlijks gratis vaccins ter beschikking. Voor 2004 zullen volgende vaccins aangekocht worden: - Infanrix Hexa®: vaccin tegen polio, tetanus, difterie, kinkhoest, hepatitis B en Haemophilus influenzae type b voor zuigelingen (2, 3, 4, en 15 maand)- raming 2004: 260.000 doses; - Priorix®: vaccin tegen mazelen, bof en rubella voor vaccinatie op 12 maand en 10 jaar - raming 2004:135.000 doses; - Infanrix-IPV®: vaccin tegen polio, tetanus, difterie en kinkhoest en polio voor de vaccinatie op 6-7 jaar (eerste leerjaar)- raming 2004: 65.000 doses; - Engerix-B junior®: vaccin tegen hepatitis B voor de jongeren van het eerste jaar secundair onderwijs (3 doses); - Tedivax® pro adulto: vaccin tegen tetanus en difterie voor jongeren en volwassenen - raming 2001: 183 500 doses; - NeisVac-C®: vaccin tegen meningokokken van serogroep C: voor de kinderen op de leeftijd van 12 maanden (basisvaccinatieschema) en voor het vervolledigen van de vaccinatiecampagne van de jongeren (het huidige 3de, 4de en 5de leerjaar): geraamd aantal doses in 2004: 240.000. - Gezondheid en milieu: PD: - adviesvragen in het kader van VLAREM; - inspectiejaarplan in het kader van VLAREM; - aantal zwem- en recreatiewater-inrichtingen; - aantal aanvragen woornonderzoek; - aantal meldingen, vragen, ongerustheden, klachten; - enz.. BP: - aantal analyses: x strandwater : 1866 x recreatiewaters : 1127 x zwemwaters : 196 x putwaters : 255.
361
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Aan de Vlaamse Milieumaatschappij wordt jaarlijks een dotatie toegekend voor de uitvoering van haar rechtstreeks met de volksgezondheid gerelateerde opdrachten. Met name zijn dit de staalnames en analyses van zwem- en recreatiewater, strandwater en putwaters zoals bedoeld in artikel 32 quater, §1, 7° van de wet van 26 maart 1971 op de bescherming van de oppervlaktewateren tegen verontreiniging, zoals ingevoegd bij het decreet van 30 juni 2000 houdende bepalingen tot begeleiding van de aanpassing van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse gemeenschap voor 2000. - Voeding, roken en ongevallen Het bevorderen van een gezonde leefstijl (gezondere voedingsgewoonten, minder rokers en minder ongevallen in privésfeer en verkeer) wordt gerealiseerd door middel van gedragsverandering. Het distilleren van prestatiedrijvers of budgettaire parameters uit gezondheidsbevordering vormt echter geen evidentie. Om die reden wordt het convenant met het Vlaams Instituut voor Gezondheidspromotie, dat als organisatie instaat voor de ondersteuning van deze gezondheidsbevordering, opgesteld aan de hand van volgende elementen: resultaatsgebieden, doelstellingen en indicatoren. De te behalen doelstellingen vormen eigenlijk de prestatiedrijvers voor de organisatie. De indicatoren, die eraan verbonden zijn, maken het mogelijk de doelstellingen te evalueren en doen als dusdanig dienst als budgettaire parameters. - Monitoring: - Gezondheidsinformatiesysteem: Het gezondheidsinformatiesysteem wordt verder uitgebouwd als kader voor de verzameling van relevante beleidsinformatie m.b.t. gezondheid en de organisatie van gegevensuitwisseling tussen de zorgverstrekkers. Deze verder uitbouw wordt gerealiseerd door: - De aanlevering van gegevens uit externe registratiesystemen die worden gesubsidieerd (kanker, hartziekten, perinatale epidemiologie, diabetes, zelfmoord, eerstelijnszorg); - De eigen verwerking en analyse van de geboorte- en sterftecijfers en andere data (ziekenhuizen, centra geestelijke gezondheid); - De (uitbreiding van de) gegevensuitwisseling met andere overheden; - De ondersteuning van de nationale gezondheidsenquête; - De verdere implementatie van een operationeel en epidemiologisch gezondheidsinformatiesysteem en de decretale verankering ervan. De prestaties zijn het aantal beschikbare databestanden, overeenkomst(en) voor gegevensuitwisseling en rapporten. PD: - aantal registers; - aantal records en variabelen; - statistische bewerkingen. BP: - aantal registers; - aantal records en variabelen; - benodigde hard- en software; - personeel.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
362
TABEL Strategische doelstelling 1: De efficiëntie, de effectiviteit en de kwaliteit van het aanbod in de gezondheidszorg verhogen (performantieverhoging van voorzieningen en zorgverstrekkers). Substrategische doelstelling Het bieden van zorg op maat
Het vroegtijdig opsporen van gezondheidsbedreigende factoren, gezondheidsrisico’s en ziekten
Het voorkomen, onder controle houden en terugdringe van besmettelijke ziekten. Het aanzetten van de bevolking tot een gezonde levensstijl
Operationele doelstelling Alle Vlaamse patiënten moeten een beroep kunnen doen op een netwerk dat eerstelijns- en thuisgezondheidszorg mogelijk maakt De borstkankerscreening bij vrouwen moet doelmatiger verlopen. Het aandeel van de screenings bij de doelgroep van 5069 jaar moet toenemen tot 80%. Het aantal vrouwen uit deze specifieke doelgroep dat bereikt wordt moet toenemen tot 75%. Bij alle pasgeborenen worden congenitale metabole aandoeningen opgespoord. De preventie van infectieziekten moet op significante wijze worden verbeterd. Het aantal rokers in Vlaanderen, zowel voor mannen als voor vrouwen en specifiek voor jongeren moet met 10% gedaald zijn.
Basisallocaties 33.63 thuiszorg 33.64 palliatieve zorg 33.67 eerstelijnsgezondheidszorg
33.51 Logo’s 33.62 preventieprogramma’s 43.02 Logo’s
43.07 labo’s metabole aandoeningen
12.23 algemene profylaxis 33.51 Logo’s 43.02 Logo’s 33.51 Logo’s 33.59 gezondheidspromotie 33.60 VIG 33.62 preventieprogramma’s 43.02 Logo’s De consumptie van vetrijke 33.51 Logo’s voeding, zowel bij mannen als bij 33.59 gezondheidspromotie vrouwen, moet op significante wijze 33.60 VIG gedaald zijn ten voordele van 33.62 preventieprogramma’s vetarme en vezelrijke voeding. 43.02 Logo’s Het aantal ongevallen in de privé33.51 Logo’s sfeer en in het verkeer moet 33.59 gezondheidspromotie afnemen met 20%. 33.60 VIG 33.62 preventieprogramma’s 43.02 Logo’s 12.29 indicatoren Het verzamelen van relevante De aanlevering van gegevens beleidsinformatie m.b.t. gezondheid uit externe registratiesystemen 12.31 indicatoren (gezondheidsenquête) die worden gesubsidieerd (kanker, hartziekten, perinatale 12.90 uitgaven inzake verwerking certificaten epidemiologie, diabetes, 33.29 indicatoren zelfmoord, eerstelijnszorg) De eigen verwerking en analyse van de geboorte- en sterftecijfers en andere data (ziekenhuizen, centra geestelijke gezondheid) De (uitbreiding van de) gegevensuitwisseling met andere overheden De ondersteuning van de nationale gezondheidsenquête De implementatie van het (voorontwerp van) decreet betreffende het gezondheidsinformatiesysteem
363
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Strategische doelstelling 2: Samenwerken met en responsabiliseren van andere relevante beleidsdomeinen om te komen tot een integraal of inclusief gezondheidsbeleid. Het vrijwaren van de gezondheid van de bevolking tegen sommige aspecten van milieuvervuiling.
In het jaar 2003 is in Vlaanderen 12.25 gezondheid en milieu een structuur ontwikkeld en 74.02 gezondheidsinspectie geoperationaliseerd om op adequate wijze milieugerelateerde gezondheidsklachten op te vangen en af te handelen.
Op de overige basisallocaties worden de volgende uitgaven verricht: Ba. 12.01 specifieke werkingskosten (ondersteunende uitgaven); Ba. 12.02 communicatie-initiatieven; Op de basisallocaties 12.20 en 33.66 worden uitgaven verricht die betrekking hebben op alle hierboven opgesomde doelstellingen. Het koppelen van een basisallocatie aan een operationele doelstelling betekent niet dat het volledige krediet dat op deze basisallocatie is ingeschreven, besteed wordt aan het realiseren van deze operationele doelstelling.
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 12.02: uitgaven in verband met communicatie-initiatieven inzake gezondheid 2001 12.02 – NGK
Krediet 350
2002 Uitvoering 88%
Krediet 177
Uitvoering 71%
2003 Krediet 179
2004 Krediet 91
Bij de begrotingsbesprekingen besliste de Vlaamse Regering om éénmalig de kredieten voor communicatie te halveren. De vermindering van deze kredieten kadert in deze beslissing. Basisallocatie 12.25: uitgaven in verband met Gezondheid en Milieu 2001 12.25-NGK
Krediet 416
2002 Uitvoering 100%
Krediet 571
Uitvoering 89%
2003 Krediet 207
2004 Krediet 106
Om een degelijk onderbouwde service te kunnen aanbieden aan de bevolking die zich vragen stelt betreffende haar gezondheid in relatie tot het milieu, en om het ‘Gezondheid en Milieu’- beleid efficiënter te maken, beter te structureren en meer wetenschappelijk te onderbouwen, werd in 2002 een verhoging van het krediet aangevraagd. De structurering gebeurt door het ontwikkelen van een Vlaams medisch milieukundig netwerk in drie niveaus: de Logo’s, de gezondheidsinspectie en een derde niveau, het steunpunt Milieu en Gezondheid. De Logo’s zullen, als locoregionale structuur met een lage drempel, na een grondige opleiding, vanaf medio 2004 instaan voor een eerste intake van vragen en onrust van de bevolking. Het Logo dient als buffer voor het tweede niveau, met name de gezondheidsinspectie, die zich inzake beleidsuitvoering dan meer specifiek kan toeleggen op complexe probleemgevallen en tevens ruimte kan creëren voor beleidsvoorbereiding en -evaluatie. Het derde niveau staat in voor de wetenschappelijke onderbouwing van het ‘Gezondheid en Milieu’- beleid. De middelen voor de eerste trap zijn ingeschreven onder basisallocatie 33.51 en 43.02 (LOGO-ondersteuning), de middelen voor de tweede trap bij personeels- en werkingskosten (ba. 99.10) en, sinds 2002-2003, de gelden voor de derde trap op basisallocatie 33.50 (subsidie steunpunt Milieu en Gezondheid). Bij de begrotingsbesprekingen besliste de Vlaamse Regering om éénmalig de kredieten voor communicatie te halveren en een beperking door te voeren op de kredieten voor beleidsvoorbereidende studies. De vermindering van deze kredieten in vergelijking met 2003 kadert in deze beslissing
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
364
Basisallocatie 12.31: uitgaven in verband met verbintenissen aangegaan voor epidemiologisch onderzoek en indicatorenverzameling 2001 12.31 - GVK 12.31 - GOK
Krediet 201 139
2002 Uitvoering 99% 90%
Krediet 203 70
Uitvoering 0% 72%
2003 Krediet 281 70
2004 Krediet 284 221
De stijging van het ordonnanceringskrediet wordt verklaard door: 1. De engagementen in het kader van de Gezondheidsenquête: Tussen de verschillende overheden is een protocol afgesloten voor de organisatie en financiering van de gezondheidsenquête 2004. De realisatie van de gezondheidsenquête is gespreid over een periode van 3 jaar, ingaande op 1 januari 2003 en heeft volgende kalender: In 2003: voorbereidende werkzaamheden; In 2004: het veldwerk; In 2005: de analyse van de gegevens en rapportering. Voor de uitvoering is de Vlaamse gemeenschap volgend financieel engagement aangegaan: Voor 2003: 67.514 €; Voor 2004: 147.678 €; Voor 2005: 65.070 €. 2. Er moeten middelen worden voorzien voor de vergoeding van de meerkosten die de gegevensuitwisseling met het Rijksregister en de Kruispuntbank van Sociale Zekerheid met zich brengt voor de programmatische screeningsacties en andere preventieve voor een bedrag van 67.000 euro. 3. In het kader van de ontwikkeling van een elektronisch bestel- en distributiesysteem voor de vaccinaties is een bevolkingsdatabank en een geactualiseerd artsenbestand noodzakelijk. Deze gegevens moeten aangeleverd worden door het Rijksregister en het RIZIV. Hiervoor wordt een ordonnanceringskrediet van 87.000 euro voorzien. Basisallocatie 12.33: uitgaven in het kader van de realisatie van de gezondheidsdoelstellingen betreffende preventie van zelfmoord en depressie 2001 12.33 - GVK 12.33 - GOK
Krediet 0 0
2002 Uitvoering 0% 0%
Krediet 0 0
Uitvoering 0% 0%
2003 Krediet 0 0
2004 Krediet 130 80
Op 3 en 4 december 2002 vond de eerste gezondheidsconferentie plaats, met als thema de problematiek van zelfmoord en depressie en de mogelijkheden tot preventie ervan. De werkzaamheden van de conferentie resulteerden in een ontwerp van zesde gezondheidsdoelstelling en een reeks van preventiestrategieën ter realisatie hiervan. De ontwikkeling, implementatie en evaluatie van deze strategieën heeft een aanzienlijke budgettaire impact. Om die reden wordt basisallocatie 12.33 gecreëerd, die het mogelijk maakt de beschikbare middelen te spreiden over ba. 12.33 (uitgaven) en ba. 33.33 (subsidies). Basisallocatie 12.90: uitgaven in verband met de verwerking van geboorte- en overlijdensstatistieken, het preventief gezondheidsbeleid en uitgaven verbandhoudend met de uitvoering van het protocolakkoord gesloten tussen de federale overheid en de overheden bedoeld in artikel 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende de preventie van, en in het bijzonder de vaccinatie tegen infecties
12.90 - VRK
Krediet 112
2001 Uitvoering % 9%
Krediet 3.226
2002 Uitvoering % 95%
2003 Krediet 100
2004 Krediet 4.960
Op de Interministeriële Conferentie van 20 maart 2003 werd een protocolakkoord gesloten tussen de Federale Overheid en de Overheden bedoeld in artikel 128, 130 en 135 van de Grondwet betreffende de
365
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
harmonisering van het vaccinatiebeleid. Hierbij hoort ook een aanhangsel over de harmonisering van het vaccinatiebeleid inzake het netwerk voor distributie van vaccins en inzake het akkoord gesloten tussen de Gemeenschappen en de Gemeenschappelijke Gemeenschapscommissie van het tweetalig gebied BrusselHoofdstad. De vaccinatiekalender van de Hoge Gezondheidsraad geldt als basis voor dit protocolakkoord, wat inhoudt dat alle noodzakelijke vaccins om die kalender te realiseren het voorwerp uitmaken van het protocol. De ondertekenende partijen verbinden er zich toe om alle nodige maatregelen te nemen om het protocol vanaf 1 januari 2004 effectief toe te passen. Het protocolakkoord is gesloten voor onbepaalde duur, met als doel de eenvormigheid in de financiering van de vaccins te bekomen. De uitvoering van dit protocolakkoord vraagt aanzienlijke budgettaire inspanningen om de vaccinatie van de Vlaamse bevolking te kunnen garanderen. Concrete bedragen voor het leveren van de vaccins zijn nog niet beschikbaar, maar er kan wel een raming opgemaakt worden op basis van de huidige gegevens, rekening houdend met een aantal nieuwe elementen wat de financiering van de vaccins betreft. Basisallocatie 12.91: uitgaven in verband met preventie inzake tabaks- en middelengebruik 2001 12.91 – VRKV 12.91 – VRKV
Krediet 0 0
2002 Uitvoering 0% 0%
Krediet 0 0
Uitvoering 0% 0%
2003 Krediet 0 0
2004 Krediet 163 163
In het voorontwerp van beleidsnota ter preventie van middelengebruik worden een aantal concrete actiepunten vooropgesteld voor de periode 2003-2010. Eén van de actiepunten behelst de herformulering van de Vlaamse gezondheidsdoelstelling rond roken, zodat ook de vermindering van gezondheidsschade door gebruik van alcohol, illegale drugs, psychoactieve geneesmiddelen en gokken een formele plaats krijgt in het preventieve gezondheidsbeleid. Hiertoe zal een gezondheidsconferentie georganiseerd worden, waar voorstellen van preventiestrategieën worden beoordeeld en al dan niet goedgekeurd en waarmee de bevoegde minister verdere stappen kan zetten. In het voortraject naar deze gezondheidsconferentie zullen preventiestrategieën geselecteerd worden op basis van hun doeltreffendheid en doelmatigheid. Dit houdt in dat alle bestaande en ook nieuwe strategieën en methodieken in Vlaanderen aan een grondige analyse inzake kosteneffectiviteit en efficiëntie zullen onderworpen worden, daar dergelijke evaluatie op dit ogenblik niet degelijk ingebouwd is. Tijdens de gezondheidsconferentie kan dan, op basis van de besproken preventiestrategieën, een realistische gezondheidsdoelstelling geformuleerd worden. De voorbereiding van de gezondheidsconferentie gaat van start in 2004. Het krediet wordt aangewend om deze uitgebreide onderzoeksopdracht te realiseren. De realisatie van het beleid op dit variabel krediet is uiteraard afhankelijk van het verwerven van de middelen in het kader van het tabakspreventiefonds (zie verder bij ba 33.91) Basisallocatie 33.33: subsidies in het kader van de realisatie van de gezondheidsdoelstelling inzake preventie van zelfmoord en depressie 2001 33.33 - GVK 33.33 - GOK
Krediet 0 0
2002 Uitvoering 0% 0%
Krediet 0 0
Uitvoering 0% 0%
2003 Krediet 0 0
2004 Krediet 309 279
Voor de realisatie van de zesde gezondheidsdoelstelling is de komende jaren een stijging van het budget vereist. Om die reden wordt basisallocatie 33.33 gecreëerd, die het mogelijk maakt de beschikbare middelen te spreiden over ba. 12.33 en ba. 33.33 en eveneens subsidies te kunnen verlenen aan projectvoorstellen. Basisallocatie 33.65: subsidies ten behoeve van de drugpreventie/preventiewerkers 2001 33.65- NGK
Krediet 0
2002 Uitvoering 0%
Krediet 53
Uitvoering 94%
2003 Krediet 178
2004 Krediet 137
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
366
Naar aanleiding van de oprichting van de Cel Gezondheidsbeleid Drugs in 2001, aan de hand van een samenwerkingsakkoord tussen de federale overheid en de gemeenschaps- en gewestoverheden, verbindt de Vlaamse Gemeenschap zich ertoe jaarlijks een financiële bijdrage te leveren in de personeels- en werkingskosten van deze Cel. Deze bijdrage, die vastgesteld is op 23,4% van het totale bedrag van 173.525,50 euro, werd reeds voorzien op pr. 42.2 ba. 33.65 in de begroting 2003. Voor de subsidiëring van zowel de Cel Gezondheidsbeleid Drugs als de (nog op te richten) Algemene Cel Drugs werd echter een nieuwe basisallocatie 45.05 op pr. 42.2 gecreëerd. Om die reden wordt de bijdrage voor de Cel Gezondheidsbeleid Drugs overgeheveld van ba. 33.65 naar ba. 45.05, wat de budgetvermindering in de begroting 2004 verklaart. Basisallocatie 33.66: subsidies met betrekking tot het gezondheidsbeleid-sociaal medisch beleid 2001 33.66 - NGK
Krediet 288
2002 Uitvoering 79%
Krediet 263
Uitvoering 100%
2003 Krediet 322
2004 Krediet 327
Op basisallocatie 33.66 worden uitgaven verricht die betrekking hebben op alle doelstellingen, zoals vermeld in hoofdstuk 1 van deel II van deze memorie. Vaste waarde op deze allocatie is de jaarlijkse subsidie, verbonden aan het convenant met de Vlaamse Wetenschappelijke Vereniging voor Jeugdgezondheidszorg. Daarnaast wordt ruimte voorbehouden voor ad hoc projecten, in het kader van de vijf Vlaamse Gezondheidsdoelstellingen. Nieuw op deze basisallocatie is het voorzien van de budgettaire mogelijkheid om projectvoorstellen of acties te realiseren in het licht van de campagne ‘Vinnig Vlaanderen’, die de Vlaming wil aanzetten tot een gezond voedings- en bewegingspatroon. De massamediacampagne ging van start in september 2002 met als thema gezond bewegen. In het najaar van 2003 wordt een vervolg voorzien van de campagne, waarin het gezond bewegen in verband gebracht wordt met gezonde voeding. Deze campagne wil ook de plaatselijke verenigingen, die werkzaam zijn op vlak van voeding en beweging, stimuleren om acties te ondernemen om bij de Vlaming een gezonde leefstijl aan te moedigen. Basisallocatie 33.91: subsidies in verband met preventie inzake tabaks- en middelengebruik 2001 33.91 – VRKV
Krediet 0
2002 Uitvoering 0%
Krediet 0
Uitvoering 0%
2003 Krediet 0
2004 Krediet 492
Het samenwerkingsakkoord tussen de Federale Overheid en de gemeenschaps- en gewestoverheden over de bestrijding van het tabaksgebruik voorziet in de oprichting van een fonds, waarin de accijnzen op de verkoop van tabaksproducten worden verzameld. Doel is de doeltreffendheid van de bestrijding van het tabaksgebruik te verhogen via gecoördineerde acties. Uitgangspunt is de volksgezondheid te beschermen. De middelen uit het tabaksfonds, dat evenwel nog niet gerealiseerd is, zullen door de federale overheid worden ter beschikking gesteld van de contracterende partijen volgens een verdeelsleutel, die voor de Vlaamse Gemeenschap 44% van het totale budget bedraagt. Om deze middelen te kunnen ontvangen, wordt basisallocatie 33.91 gecreëerd. Het voorhanden zijnde budget zal aangewend worden tot realisatie van de acties, beschreven in artikel 1, §2 van het samenwerkingsakkoord. De realisatie van het beleid op dit variabel krediet is uiteraard afhankelijk van het verwerven van de middelen in het kader van het tabakspreventiefonds. Basisallocatie 43.06: subsidies aan openbare diensten in verband met de opsporing van fenylketonurie en andere aangeboren anomalieën (pro memorie) 2001 43.06- NGK
Krediet 476
2002 Uitvoering 100%
Krediet 651
Uitvoering 100%
2003 Krediet 658
2004 Krediet PM
Deze basisallocatie bevat voor 2004 geen budget omdat de subsidie voor de opsporing van de fenylalaninemie en de congenitale hypothyreoïdie volledig wordt overgeheveld naar basisallocatie 43.07. Deze basisallocatie omvat nu alle uitgaven die verband houden met de opsporing van de aangeboren metabole aandoeningen bij de pasgeborenen (zie toelichting ba. 43.07).
367
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Basisallocatie 43.07: subsidies die kaderen in de uitvoering van programma’s met betrekking tot preventiegezondheidszorg in de openbare sector 2001 43.07 - GVK 43.07 - GOK
Krediet 0 0
2002 Uitvoering 0% 0%
Krediet 0 0
Uitvoering 0% 0%
2003 Krediet 0 0
2004 Krediet 915 890
Dit budget omvat alle uitgaven die verband houden met de opsporing van de aangeboren metabole aandoeningen bij de pasgeborenen, namelijk de opsporing van fenylalaninemie, congenitale hypothyreoïdie en congenitale bijnierhyperplasie. Deze laatste opsporing, die nu ook systematisch gebeurt sinds 2003, kadert in het convenant met het screeningscentrum dat de congenitale screening via de nieuwe techniek van opsporen (tandem MS) evalueert. Het budget op deze basisallocatie wordt onder meer samengesteld uit de overheveling van ba. 43.06 (opsporing fenylalaninemie en congenitale hypothyreoïdie) en van ba. 33.62 (opsporing congenitale bijnierhyperplasie en subsidie convenant tandem MS). Basisallocatie 45.05: dotatie in het kader van het samenwerkingsakkoord tot oprichting en financiering van de Algemene Cel Drugsbeleid 2001 45.05 - NGK
Krediet 0
2002 Uitvoering 0%
Krediet 0
Uitvoering 0%
2003 Krediet 55
2004 Krediet 97
In 2001 werd de Cel Gezondheidsbeleid Drugs opgericht om een gecoördineerd antwoord te bieden op de drugproblematiek. Deze cel moet het beleid inzake preventie van middelengebruik en het beleid aangaande hulpverlening aan mensen met middelengerelateerde gezondheidsproblemen vanwege de verschillende overheden, bevoegd voor het gezondheidsbeleid, op elkaar afstemmen. Daarnaast bereidt zij de oprichting van de Algemene Cel Drugbeleid voor, die voorzien wordt voor 2004. De Algemene Cel Drugbeleid wordt een overlegplatform tussen alle beleidsverantwoordelijken in België die binnen hun bevoegdheid met middelen (alcohol, tabak, illegale drugs, psychoactieve middelen en gokken) en middelengerelateerde problemen geconfronteerd worden. Dit overlegplatform moet zowel gezondheidsproblemen als criminele, juridische, internationale en wetenschappelijke aspecten behandelen. De concrete financiële implicaties van de werking Algemene Cel Drugbeleid worden besproken in hoofdstuk 6 van het Samenwerkingsakkoord dat de oprichting van deze Cel regelt. Het akkoord bepaalt dat de Vlaamse Gemeenschap 22% bijdraagt van het totaalbedrag (zijnde 250.000,00 euro). Dit betekent een bedrag van 55.000,00 euro ten laste van de Vlaamse Gemeenschap. De financiële implicaties van de werking van de Cel Gezondheidsbeleid Drugs worden geregeld in artikel 5 van het Protocolakkoord inzake de totstandkoming van één geïntegreerd gezondheidsbeleid inzake drugs. Dit akkoord voorziet dat de Vlaamse Gemeenschap 23,4% bijdraagt van het totaalbedrag (zijnde 173.525,50 euro). De bijdragen worden jaarlijks geïndexeerd. Het budget kan, mits akkoord van alle betrokken partijen, worden aangepast. De huidige bijdrage van de Vlaamse Gemeenschap bedraagt 40.604,90 euro. De totale bijdragen van de bevoegde minister voor beide cellen bedraagt: 55.000 + 40.604,90 = 95.604,90 of 96 in duizendtallen Volgens code 21 wordt dit bedrag aan 75% geïndexeerd: 96 X 1,01125 = 97,08 Het bijkomende bedrag van 41 (in duizendtallen) wordt overgeheveld van programma 42.2, basisallocatie 33.65.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
368
PROGRAMMA 42.2 MEDISCH-SOCIAAL BELEID (Deel minister Keulen) DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN (in duizend euro)
NGK ba 12.03 ba 12.24 ba 33.24 ba 74.01 GVK GOK VAR Machtiging
2001 2001 2002 2002 2003 2004 Krediet in Uitvoering Krediet in Uitvoering Krediet in Kredietvoorstel duizend euro in % duizend euro in % duizend euro in duizend euro 297 97 127 54 231 117 853 72 1134 57 829 838 622 33 658 100 733 714 124 94 0 0 4 4
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. Strategische doelstelling Het vrijwaren van de integriteit van de sport op alle vlakken Omschrijving De intrinsieke waarde van de sport dient vooropgesteld te worden met bijzondere aandacht voor het medisch verantwoord sporten. De sportbeleving dient te primeren op het commerciële en economische aspect van de sportbeoefening. Waarom strategisch Fysisch en psychisch welzijn van de sportbeoefenaar bevorderen en beschermen - vanuit ethisch en maatschappelijk oogpunt; - vrijwaring van de volksgezondheid (doping); - terugdringen van ongezonde prestatiedrang. Beoogd beleidseffect Indicatoren Bron Positief imago van de sport, in het x Aantal dopinggevallen (positieve, weigeraars Gegevens inzake bijzonder van de topsport dopingcontrole en fraudeurs) x heroriëntering van de sportmedische en keuringen keuringscentra x aantal sportmedische keuringen in deze erkende keuringscentra x aantal topsporters begeleid door deze keuringscentra
369
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
B. Kritische succesfactor De uitbouw van een actieplan voor medisch verantwoord sporten Beoogd beleidseffect Indicatoren Bevorderen en beschermen van x heroriëntering van de sportmedische fysisch en psychisch welzijn van de keuringscentra sportbeoefenaars x aantal sportmedische keuringen in deze erkende keuringscentra x aantal topsporters begeleid door deze keuringscentra x aantal dopinggevallen (positieve, weigeraars en fraudeurs) in functie van het aantal controles x actieve participatie van Vlaanderen inzake MVS (gemeenschapsoverschrijdend, Europa, wereldvlak) x vaststellen van leeftijdsgrenzen in bepaalde (risico)sporten Verantwoord en gezond sporten x sensibilisering van de sporter voor een verantwoorde en gezonde sportbeoefening
Bron Medisch verantwoord sporten
Medisch verantwoord sporten
C. Instrumenten Erkennen: 6 keuringscentra medisch verantwoord sporten werden in uitvoering van wettelijke bepalingen erkend. Daarnaast zijn ook 85 controleartsen en 288 keuringsartsen medisch verantwoord sporten erkend. Subsidiëren: De keuringscentra worden gesubsidieerd. De controleartsen medisch verantwoord sporten worden per prestatie betaald. De keuringsartsen medisch verantwoord sporten worden erkend maar niet gesubsidieerd. D. Prestaties, prestatiedrijvers en budgettaire parameters: prestaties: - aantal dopingcontroles; budgettaire parameters: - aantal controles; - aantal analyses; - aantal erkende en gesubsidieerde keuringscentra; - vergoeding controleartsen; - vergoeding commissies medisch verantwoord sporten. Jaarlijks worden ongeveer 2000 sportbeoefenaars gecontroleerd. De door de Vlaamse overheid erkende controlearts ontvangt per gecontroleerde wedstrijd (controle van 4 à 5 sportbeoefenaars) een vergoeding van 250 euro. Jaarlijks worden ongeveer 600 controles uitgevoerd. Per routineanalyse wordt een vast bedrag uitbetaald aan het erkende Vlaamse dopinglabo. Deze vergoeding bedraagt 150 euro. Voor medisch verantwoord sporten werd in 2004 een krediet voorzien van 1 673 000 euro. Dit krediet werd verdeeld als volgt: - Programma 42.20 BA: 12.24 - Uitgaven in verband met medisch verantwoord sporten, medische sportcontrole en dopingcontrole: 838 000 euro; - Programma 42.20 BA: 33.24 - Subsidies in verband met medisch verantwoord sporten: 714 000 euro; - Programma 42.20 BA: 12.03 - Uitgaven in verband met communicatie-initiatieven inzake sportbeleid: 117 000 euro; - Programma 42.20 BA: 74.01 - Vermogensuitgaven in verband met medisch verantwoord sporten: 4000 euro;
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
370
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 12.03: uitgaven in verband met communicatie-initiatieven inzake sportbeleid (in duizend euro) 2001 Krediet 12.03 – NGK
297
2002 Uitvoering 97 %
Krediet 127
Uitvoering 54 %
2003 Krediet
2004 Krediet 231
117
In 2004 zal het wijzigingsdecreet medisch verantwoorde sportbeoefening in werking treden. Deze vernieuwingen in het beleid inzake medisch verantwoord sporten vergen een aantal communicatieacties via opmaak brochures, folders, grondige aanpassing van de huidige website dopinglijn, uitgebreide bekendmaking website…). De bestaande website dopinglijn dient met een bijhorende preventie- en communicatiecampagne prioritair geactualiseerd te worden met nadruk op volgende elementen: -
het positiveren en herwerken van de bestaande website dopinglijn via bv. het opnemen van een actuele lijst van toegelaten middelen voor de meest voorkomende kwalen; het gebruiksvriendelijker maken van de website dopinglijn via bv. het instellen van zoekfuncties; het verlenen van een bv. “ik sport dopingvrij” attest of ander instrument aan sportbeoefenaars die een dopingcontrole ondergingen met negatief resultaat; het uitvoerig informeren van de sportbeoefenaar inzake de problematiek van voedingssupplementen; …
Basisallocatie 12.24: uitgaven in verband met medisch verantwoord sporten, medische sportcontrole en dopingcontrole (in duizend euro) 2001 Krediet 12.24 – NGK
853
Uitvoering 72 %
2002 Krediet Uitvoering 1134 57 %
2003 Krediet
2004 Krediet 829
838
Met het oog op de uitbouw van de dopingpreventie wordt er hoogwaardig wetenschappelijk onderzoek gevoerd naar de relevantie van de huidig gebruikte drempels van verboden stoffen en naar de opsporing van groeihormoon. Ter verdere realisatie van het actieplan medisch verantwoord sporten en met het oog op een efficiëntere dopingbestrijding (regeerakkoord) zal bij inwerkingtreding van het wijzigingsdecreet het mogelijk zijn bloedstalen af te nemen, kunnen er ook out-of-competition controles plaatsvinden en kunnen urinestalen op het gebruik van epo geanalyseerd worden; Basisallocatie 74.01: vermogensuitgaven in verband met medisch verantwoord sporten (in duizend euro) 2001 Krediet 74.01 – NGK
124
2002 Uitvoering 94 %
Krediet 0
Uitvoering 0%
2003 Krediet
2004 Krediet 4
Met het krediet op deze basisallocatie kan bijkomende uitrusting voor de dopingbus voorzien worden.
4
371
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 42.3 PSYCHIATRISCHE VERPLEGING DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN Krediet
2001 Uitvoering %
NGK GVK GOK VRK MACH
2002 2003 2004 Krediet Uitvoering % Krediet Krediet 4.816 100 % 5.427 5.869
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten OPZ Geel Het decreet Bestuurlijk Beleid van 12-12-1990 bepaalt het OPZ - Geel als een VOI “sui generis”. Haar kerntaak bestaat uit de activiteit van een ziekenhuis en de gezinsverpleging. De financiering zowel van het ziekenhuis als van de gezinsverpleging is een federale aangelegenheid en gebeurt via het verrekenen van de ligdagen. De ligdagprijs is in principe kostendekkend. Echter, voor het verrekenen van de personeelskost (onderdeel B van de ligdagprijs) baseert de Dienst Boekhouding der Ziekenhuizen zich op de barema’s van de lokale Besturen. Het OPZ - Geel volgt niet automatisch de federale CAO’s van de gezondheidssector (Comité C), tenzij wanneer deze weerhouden worden op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap (Comité A) en op ons toepasselijk verklaard zijn. Als VOI valt het OPZ onder het toepassingsgebied van sectorcomité XVIII. De federale overheid houdt bij de bepaling van de ligdagprijs geen rekening met de verworvenheden uit het statuut of de CAO’s die “Vlaams” afgesloten worden. In 1995 werd het nieuwe “statuut” ingevoerd. Berekeningen op dat moment, toonden aan dat we de globale personeelskosten konden financieren met het toenmalig budget (OOB + 3,93%). Toch waren er toen al knelpunten, met name het aantal verlofdagen (dit werd ook als dusdanig genotuleerd in het protocolakkoord), de 666 dagen ziektekrediet en de uit het verleden stammende vergoedingen (KB’s). Er werd afgesproken deze vergoedingen te harmoniseren (zie verder). Sinds 1995 zijn er nieuwe wijzigingen aangebracht aan het statuut (o.a. Stambesluit) en nieuwe CAO’s afgesloten. Deze wijzigingen werden echter niet opgenomen in de ligdagprijs. Dit heeft voor gevolg dat de personeelskost groter wordt en voor een deel niet gedekt is door de ligdagprijs. In de praktijk betekent dit dat middelen bestemd voor patiëntendoeleinden herbestemd worden. Het financieel tekort is uitsluitend een gevolg van de betere CAO’s in de Vlaamse administratie en het nietaccepteren van deze meerkost, via een verrekening in de ligdagprijs, door de federale overheid. Dit tekort was aanvankelijk beperkt en kon beheersmatig opgevangen worden. Inmiddels is dit tekort dermate gegroeid dat er structureel moet ingegrepen worden. Naar aanleiding van deze problematiek besliste de Vlaamse Regering om een audit te laten doorvoeren in de instelling. Deze audit werd uitgevoerd door de inspectie van financiën in de maand november en december 2001. Gevolg gevend aan deze audit wordt sindsdien een dotatie ingeschreven.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
372
OPZ Rekem Het decreet Bestuurlijk Beleid van 12-12-1990 bepaalt het OPZ - Rekem als een VOI Parastatale B. Zijn kerntaak bestaat uit de activiteit van een ziekenhuis en een verzorgingstehuis. De financiering zowel van het ziekenhuis als van het verzorgingstehuis (PVT) is een federale aangelegenheid en gebeurt via het verrekenen van de ligdagen. De ligdagprijs zou in principe kostendekkend moeten zijn. Echter, voor het verrekenen van de personeelskost baseert de Dienst Boekhouding der Ziekenhuizen (DBZh) zich op de OOB barema’s (Openbare en Ondergeschikte Besturen – OCMW). Het OPZ - Rekem volgt niet automatisch de federale CAO’s van de gezondheidssector (Comité C), tenzij wanneer deze weerhouden worden op het niveau van de Vlaamse Gemeenschap (Comité A) en op ons toepasselijk verklaard zijn. Als VOI valt het OPZ onder het toepassingsgebied van sectorcomité XVIII. De federale overheid houdt bij de bepaling van de ligdagprijs geen rekening met de verworvenheden uit het statuut of de CAO’s die “Vlaams” afgesloten worden. Het gevolg is dat onze instelling te kampen heeft met een structureel tekort.. Dit tekort is uitsluitend een gevolg van de betere CAO’s in de Vlaamse administratie en het niet-accepteren van deze meerkost door de federale overheid. Teneinde dit structureel tekort weg te werken bekwam het OPZ-Rekem in 2002 voor het eerst een dotatie. Het voorziene krediet onder basisallocatie 41.02 is bedoeld als vergoeding voor de “personeels”uitgavenposten die niet via de ligdagprijs worden gehonoreerd en die voorvloeien uit het statuut of de CAO’s die “Vlaams” werden afgesloten.
373
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
DEEL 3: TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN VAN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN x OPZ GEEL (Categorie Sui Generis) x OPZ REKEM (Categorie Sui Generis)
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
374
PROGRAMMA 42.3 OPZ GEEL Het begrotingsprogramma 42.3 bevat voor het OPZ-Geel 1 effectieve basisallocatie (BA). Basisallocatie 41.01: Dotatie aan het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Geel
Krediet
2001 Uitvoering %
NGK
2002 2003 2004 Krediet Uitvoering % Krediet Krediet 2.325 100 % 2.647 2.926
1. Personeelsstatuut en CAO’s Hieronder volgt een gedetailleerde toelichting van de extra personeelskosten die voortvloeien uit het Vlaams personeelsstatuut en de CAO’s en die niet worden terugbetaald via de federale verpleegdagprijs. Deze kosten zijn berekend op basis van de in 2004 effectief uit te betalen bedragen voor de elementen die reeds van kracht zijn en op basis van ramingen voor de elementen die in 2004 van kracht zullen worden. 1.1. Personeelsstatuut : 1.721 kEuro Bezoldiging (ESR code: 11.11.00/46.11.03 – 57 kEuro) Dit item omvat de loonkost van de kwaliteitscoördinator, opgelegd ingevolge het kwaliteitsdecreet en de preventieadviseur, een functie waarvoor het personeelsstatuut een bijkomende vergoeding heeft bepaald. Voor beide functies is in de verpleegdagprijs niets opgenomen. Gebaseerd op: het kwaliteitsdecreet en statuut 30-06- 00 - art. XIII 64 Surplus verlofdagen (ESR code: 11.11.01/46.11.03 – 727 kEuro) Dit bedrag gaat erover dat het OPZ in de continudiensten meer mensen nodig heeft om een zelfde dienstverlening te verzekeren. Concreet moet het OPZ 16,38 mensen meer aanwerven ingevolge het groter aantal vakantie- en feestdagen. Gebaseerd op: statuut 30-06- 00 – deel XI Ziekte > 1 maand (ESR code: 11.11.02/46.11.03 – 303 kEuro) In de verpleegdagprijs wordt voor de zieke personeelsleden enkel de periode van het gewaarborgd loon opgenomen. Statutairen dienen echter doorbetaald door de instelling. Hetzelfde geldt voor statutairen in zwangerschapsverlof. Terwijl de contractuele werknemers onmiddellijk ten laste zijn van de ziekteverzekering, loopt het loon van een vastbenoemd personeelslid gewoon verder. Gebaseerd op: statuut 30-06.00 – art. XI 23 ev. Afdelingshoofden (ESR code: 11.11.03/46.11.03 – 160 kEuro) Het salaris van de vier afdelingshoofden en de leidend ambtenaar in het OPZ ligt hoger dan het salaris dat door de federale overheid in de verpleegdagprijs is opgenomen. De directeur-arts-specialist heeft voor 100% organisatorisch administratieve taken. Deze 100% worden niet vergoed door de honoraria en in de verpleegdagprijs is maar een beperkte vergoeding voorzien. Gebaseerd op: statuut 30-06-00 – art. XIII 32. Managementstoelage (ESR code: 11.12.01/46.11.04 – 44 kEuro) Het stambesluit heeft de mogelijkheid opgenomen om een managementstoelage toe te kennen aan directieleden die volgens hun evaluatie beter presteren dan verwacht. Gebaseerd op: statuut 30-06-00 – art. XIII 54 ev. Functioneringstoelage (ESR code: 11.12.02/46.11.04 – 154 kEuro) Krachtens het personeelsstatuut is het mogelijk een functioneringstoelage toe te kennen aan personeelsleden die volgens hun evaluatie merkelijk beter presteren dan verwacht. Gebaseerd op: statuut 30-06-00 – art. XIII 56 ev.
375
Opdrachthouders Dit is de meerkost van de twee opdrachthouders. Gebaseerd op: statuut 30-06.00 – art. II 10 ev.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
(ESR code 11.12.03/46.11.04 – 32 kEuro)
Slopend werk (ESR code 11.12.08/46.11.04 – 269 kEuro) Al het personeel, uitgezonderd de artsen, ontvangt een toelage voor slopend werk omdat men in contact komt met psychiatrische patiënten. Gebaseerd op: statuut 12-06.95 – art. XIII 53 ev.
1.2. CAO’s : 637 kEuro Overige bezoldigingselementen (ESR code: 11.12.00/46.11.04 – 188 kEuro) Dit bevat ondermeer de invoering van de derde en vierde salarisschaal, de omzetting naar de euro, de upgrading van het personeel van niveau E naar niveau D, de verhoging van de reis- en maaltijdvergoeding, de hospitalisatieverzekering (jan.-dec.2004). Dit zijn vergoedingen en toelagen die voor de federale overheid onbekend zijn of niet worden terugbetaald. Gebaseerd op: de eerste en tweede bijsturing van het stambesluit en de uitvoering van het sectoraal akkoord. CAO 97-98 en 01-02 woon- werkverkeer (ESR code 11.12.04/46.11.04 – 60 kEuro) Dit bevat de terugbetaling van het woon- werkverkeer met het gemeenschappelijk openbaar vervoer en de kosten van het woon- werkverkeer voor de ambtenaar die de werkplaats moeilijk of niet kan bereiken met het gemeenschappelijk openbaar vervoer (inclusief CAO 01-02). Gebaseerd op: statuut 30-06-00 - art. XIII 13 ev. en art. XIII 20 CAO 97-98 fietsvergoeding (ESR code 11.12.05/46.11.04 – 22 kEuro) Dit is de vergoeding voor diegene die het woon-werktraject geheel of gedeeltelijk met de fiets aflegt. Gebaseerd op: statuut 30-06-00 - art. XIII 121 CAO 2001-2002 eindejaarstoelage (ESR code 11.11.05/46.11.03 – 178 kEuro) Dit is het gevolg van het optrekken van de eindejaarstoelage. Dit is een minimumbestanddeel dat reeds toegezegd is door de Vlaamse regering van de nog af te sluiten CAO. CAO 97-98 vakantiegeld (ESR code 11.11.06/46.11.03 – 430 kEuro) Dit is het gradueel optrekken van het vakantiegeld in 2004. Dit is eveneens een minimumbestanddeel dat reeds toegezegd is door de Vlaamse regering van de nog af te sluiten CAO.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
376
PROGRAMMA 42.3 OPZ REKEM Het begrotingsprogramma 42.3 bevat voor het OPZ-Rekem 1 effectieve basisallocatie (BA). Basisallocatie 41.02: Dotatie aan het Openbaar Psychiatrisch Ziekenhuis Rekem
Krediet
2001 Uitvoering %
NGK
2002 2003 2004 Krediet Uitvoering % Krediet Krediet 2.491 100 % 2.780 2.943
Overzicht van de dotatieelementen en vergelijk met 2003
2003 aangepast 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 24
Verlofdagen Ziektekrediet Zwangerschapsdagen Managementtoelage Mandaat afdelingshoofd Opdrachthouder Wachtdienstenvergoeding Slopend werk Verhoging loonschaal euro Projectleiderstoelage CAO 1997-1998 Fietsvergoeding Ploegentoelage Permanentietoelage Kwaliteitscoördinator Preventie adviseur Overgang E naar D Functioneringstoelage - Vakantiegeld - Eindejaarstoelage - Woonwerkverkeer Hospitalisatieverzekering vergoeding voor leidinggevenden TOTAAL indexatie TOTAAL
654 691 86 40 56 4 39 329 24 15 71 6 18 24 43 4 3 128 341 154 50 0 0 2.780 2780
2004 zonder indexatie
verschil
654 691 86 40 56 4 39 329 24 15 71 6 18 24 43 4 3 128 397 154 50 30 27 2.893 50 2.943
0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 0 56 0 0 30 27 113 50 163
Verklaring van het verschil a) indexatie b) vakantiegeld :
50.000 €
Ingevolge de afgesloten CAO wordt het vakantiegeld progressief verhoogd in de tijd op basis van een opgelegd percentage op de wedde.
377
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Voor 2004 zal het vakantiegeld uniform voor alle personeelsleden berekend worden op 92 % van de wedde. Verschil met 2003
56.000 €
c) Hospitalisatieverzekering : Omzendbrief PEBE/VOI/2001/7 betreffende de collectieve verzekering 'gezondheidszorgen' ter uitvoering van het sectoraal akkoord 1999-2000, van toepassing op OPZ Rekem. De Vlaamse regering hechtte op 28.09.2001 haar goedkeuring aan de afsluiting met AXA Royale Belge van een overeenkomst op grond waarvan de personeelsleden van de diensten van de Vlaamse regering, de kabinetten van de Vlaamse ministers en 25 VOI's zullen genieten van een kostenloze hospitalisatieverzekering Deze kost wordt niet vergoed binnen de ligdagprijs. Verschil
30.000 €
d) Vergoeding voor leidinggevenden. I.S.B. Hoofdstuk 6. Toelage voor leidinggevende ziekenhuisfuncties Art. IX 11. Hoofdstuk 6. Toelage voor leidinggevende ziekenhuisfuncties Art. IX 11. §1 Er wordt een toelage, toelage voor leidinggevende ziekenhuisfuncties genoemd, toegekend aan het personeelslid van met de graad van Arts-specialist, Arts, Adjunct van de Directeur of Gegradueerd Hoofdverpleegkundige dat: in een dienst van de instelling; waar de ziekenhuiswet een leidinggevende functie voorschrijft; en waar op het organigram geen betrekking van rang A2 vastgesteld is, een leidinggevende functie uitoefent. Berekening De vergoeding bedraagt 10 % van de geïndexeerde wedde 4 personen komen in aanmerking voor deze vergoeding Verschil
27.000 €
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
378
PROGRAMMA 45.1 JEUGD EN SPORT DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN Toelichting per programma Cijfermatig overzicht (in duizend euro)
NGK GVK GOK
Krediet 44.865 6.455 5.117
2001 Uitvoering % 99 % 80 % 56 %
Krediet 48.325 5.139 4.199
2002 Uitvoering % 99 % 99 % 74 %
2003 Krediet 47.930 3.704 6.211
2004 Krediet 50.215 2.533 3.143
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten Strategische doelstelling van het jeugdbeleid De jeugd mogelijkheden bieden om te komen tot persoonlijke ontplooiing, creativiteit, maatschappelijke vorming en tot participatie aan een intensief gemeenschapsleven. Het beleid is erop gericht invulling te geven aan de beide strategische doelstellingen van het cultuurbeleid: de creatie, de productie en de kwaliteit van het aanbod verhogen, de culturele en maatschappelijke participatie verhogen.
Operationele doelstellingen van het jeugdbeleid: 1. De gemeente- en provinciebesturen verbeteren hun jeugdwerkbeleid d.m.v. een planmatige aanpak, in overeenstemming met het brede jeugdbeleid van respectievelijk de gemeente en de provincie, met samenwerking tussen de overheidsniveaus, in samenspraak met de betrokkenen en met voldoende financiële armslag Subdoelstellingen: De invulling van witte vlekken inzake het jeugdwerkaanbod. De afstemming van het gemeentelijk en provinciaal jeugdwerkbeleid op het Vlaamse. De kadering van het gemeentelijk en provinciaal jeugdwerkbeleid in hun brede jeugdbeleid. Samenspraak van het gemeentebestuur en het provinciebestuur met de betrokkenen. Instrumenten: - decreet van 14 februari 2003 houdende de ondersteuning en stimulering van het gemeentelijk, het intergemeentelijk en het provinciaal jeugd- en jeugdwerkbeleid - subsidiëring van de Vereniging van Vlaamse Jeugddiensten en –consulenten.
379
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Prestatiedrijvers en budgettaire parameters: artikel 8, §1 van het decreet van 14 februari 2003 stelt: “Het krediet dat op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap ter uitvoering van dit decreet voor de gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie wordt uitgetrokken, werd voor 2003 bepaald op zestien miljoen driehonderd veertigduizend negenhonderd vijfenzestig euro. Het wordt jaarlijks aangepast aan de stijging van de gezondheidsindex.” artikel 19. §1 van voornoemd decreet stelt: “Het krediet dat op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap ter uitvoering van dit decreet ten behoeve van de provinciebesturen wordt uitgetrokken, wordt voor 2003 bepaald op één miljoen tweehonderd vijftigduizend euro. Het wordt jaarlijks aangepast aan de stijging van de gezondheidsindex.“ Prestaties. Hoewel de gemeentebesturen niet verplicht zijn een jeugdwerkbeleidsplan in te dienen, werden op acht gemeenten na, alle gemeentebesturen gesubsidieerd voor de uitvoering van hun jeugdwerkbeleidsplan 2002 – 2004. In zeven gemeenten (de faciliteitengemeenten in de Vlaamse rand en Voeren) werd het plan, bij ontstentenis van een gemeentelijk initiatief ter zake, door het jeugdwerk opgesteld. De enige gemeente waar noch het lokale bestuur, noch het jeugdwerk er in slaagde een jeugdwerkbeleidsplan op te stellen, is Herstappe, waar naar wij menen te weten, ook geen jeugdwerk kan worden aangetroffen. Ook de Vlaamse Gemeenschapscommissie en de provinciebesturen hebben hun beleid vorm gegeven volgens de vereisten die door de decreetgever werden gesteld. Deze plannen worden alle door de administratie getoetst aan de kwaliteitseisen die in het decreet werden voorzien (meerjarenplanning, samenspraak met de betrokkenen, duidelijke explicitering van de doelstellingen, ….). Het is duidelijk dat de invoering van het decreet het niveau van het gemeentelijk en provinciaal jeugdwerkbeleid in significante mate heeft verhoogd. De Vereniging Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten staat in voor de vorming en ondersteuning van de Vlaamse jeugdconsulenten. Ook het informatieluik (via Zoekboek, Cijferboek, …) en het brede jeugdbeleid worden door deze organisatie behartigd, steeds in samenspraak met de afdeling Jeugd en Sport. Beleidsperspectieven. In 2003 werd werk gemaakt van een nieuw samengevoegd decreet op het gemeentelijk en provinciaal jeugdwerkbeleid. Hierbij werd afstemming gezocht met de resultaten van het kerntakendebat tussen gemeenten, provincies en Vlaamse Gemeenschap.
2. De kwaliteit van het landelijk georganiseerd jeugdwerk verhogen. Middelen: subsidiëring van de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen, subsidiëring van het steunpunt jeugd. Prestatiedrijvers en budgettaire parameters: aantal verenigingen, beleidsnota verenigingen. Prestaties: In toepassing van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid worden in 2004 in het totaal een zeventigtal verenigingen gesubsidieerd Gelet op wat decretaal werd bepaald, werden de subsidiebedragen 2004-2006 door de Vlaamse minister bevoegd voor de cultuur vastgesteld op basis van de door de verenigingen ingediende beleidsnota’s. Beleidsperspectieven: Met het decreet op het Vlaamse jeugdbeleid wenst de Vlaamse overheid aan kinderen en jongeren een zo breed mogelijk gamma aan socio-culturele activiteiten aan te bieden waarbij een daadwerkelijke participatie van jongeren aan het jeugdwerk en het jeugdwerkbeleid centraal staat.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
380
Het decreet van 12 mei 1998 legde een te grote nadruk op de kwantificering van financieringsvormen, liet het principe van de complementariteit tussen de verschillende beleidsniveaus onvoldoende aan bod komen, leidde tot overregulering en onvoldoende transparantie wat de financiering van de verenigingen betrof en tot een verschraling van het aanbod. Met de invoering van het decreet op het Vlaamse Jeugdbeleid werd er voor deze sector een volledige nieuwe aanpak geïntroduceerd. De financiering verloopt voortaan via een enveloppesysteem, waarbij het bedrag wordt bepaald op basis van een door de vereniging driejaarlijks in te dienen beleidsnota met een basissubsidie en een variabel toe te kennen bedrag. Indien men voldoet aan een aantal erkenningvoorwaarden, dan kan men aanspraak maken op een ruime basissubsidie. Voor de toekenning van het variabele gedeelte kunnen de verenigingen een eigen beleid opzetten, ondersteund door de enveloppefinanciering. Op die manier kan meer rekening worden gehouden met de eigenheden van de verenigingen, met internationaal en intersectorieel werken, met prioriteiten van de Vlaamse overheid zoals geformuleerd in het Vlaams jeugdwerkbeleidsplan en jeugdbeleidsplan, met samenwerkingsverbanden enz. Voor 1 januari 2003 hebben de landelijk georganiseerde jeugdverenigingen voor het eerst een driejaarlijkse beleidsnota indienen. Op basis van deze beleidsnota heeft de minister, na raadpleging van een adviescommissie en de administratie, het subsidiebedrag vaststellen. In hun advies hebben de commissie en de administratie op hun beurt rekening te houden met een aantal beoordelingscriteria die decretaal bepaald zijn en die te maken hebben met de interne en externe kwaliteitszorg van de vereniging. Nadat de minister - in uitvoering van zijn jeugdbeleid - over de subsidie heeft beslist, wordt een driejaarlijkse overeenkomst gesloten met de vereniging in kwestie. In die overeenkomst worden tenminste de strategische en operationele doelstellingen en bijhorende resultaats- en inspanningsindicatoren, alsook het subsidiebedrag bepaald. M.a.w. in dit document is duidelijk gestipuleerd welke prestatie binnen welke tijd door een vereniging zal worden geleverd tegen welk subsidiebedrag. Elk jaar moeten de verenigingen een voortgangsrapport indienen. Dit stelt de administratie in staat te verifiëren of de verenigingen haar plannen effectief realiseert en zo nodig in te grijpen, wanneer dit niet het geval zou zijn. Daarnaast dienen zij ook jaarlijks een financieel en revisoraal verslag in te dienen. Met het decreet van 29 maart 2002 werd tevens de erkenning en de subsidiëring geregeld van het Steunpunt Jeugd dat onder andere tot taak heeft het landelijk georganiseerd jeugdwerk te begeleiden. In 2003 werd met het steunpunt een subsidieovereenkomst afgesloten.
3. Het aanbieden van degelijke verblijfsaccommodatie (incl. tenten) voor het jeugdwerk. Middelen: subsidiëring van jeugdverblijfcentra subsidiëring van de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme (die instaat voor het beheer van het Jeugdcentrum De Hoge Rielen, het Vormingscentrum voor de Jeugd Destelheide en de uitleendienst voor kampeermateriaal) terbeschikkingstelling van kampeermateriaal en infrastructuur aan deze vereniging subsidiëring van het Centrum voor Jeugdtoerisme subsidiëring van de Vlaamse Jeugdherbergcentrale Prestatiedrijvers en budgettaire parameters: aantal jeugdverblijfcentra, evolutie werkings- en personeelskosten, uitrusting centra, investeringen. Prestaties: - In 2002 werden tenten ter beschikking gesteld van 852 kampeerinitiatieven van lokale jeugdverenigingen en aan 44 landelijke initiatieven. - In 2002 telde het Jeugdcentrum De Hoge Rielen in het totaal 127.365 overnachtingen.
381
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
- In 2002 telde het Vormingscentrum voor de Jeugd Destelheide in het totaal 33.956 overnachtingen. - In 2002 telden de op basis van het decreet van 27 november 1984 gesubsidieerde jeugdverblijfcentra in het totaal 958.268 overnachtingen. Beleidsperspectieven: Een ontwerp van decreet voor de subsidiëring van jeugdverblijfcentra, de Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme en de koepelorganisaties voor jeugdtoerisme werd onlangs bij het Vlaams Parlement ingediend. In dit decreet worden ook de personeelskosten voor de geregulariseerde DAC-ers opgenomen die tewerkgesteld zijn in de jeugdverblijfcentra en de subsidiëring van twee ondersteuningsstructuren voorzien die overgeheveld worden vanuit het landelijk jeugdwerk. Dit ontwerp van decreet zal het decreet van 27 november 1984 houdende erkenning en subsidiëring van jeugdverblijfcentra en het decreet van 1 juni 1994 betreffende de erkenning en de subsidiëring van de vereniging zonder winstgevend doel Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme en betreffende de overdracht van het beheer en de exploitatie van jeugdinfrastructuren aan die vereniging actualiseren. Voor het eind van 2002 werd een nieuwe beheersovereenkomst afgesloten met de Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme voor de periode 2003-2004.
4. Het verhogen van de participatie aan het culturele en maatschappelijke leven door de jeugd. Middelen: subsidiëring jeugdculturele projecten, subsidiëring van communicatie-, participatie- en informatieprojecten, erkenning en subsidiëring van de Jeugdraad voor de Vlaamse Gemeenschap, subsidies voor het verhogen van de arbeidsdeelname van bijzondere doelgroepen in de culturele sector; (ook: subsidiëring landelijk georganiseerd jeugdwerk, subsidiëring gemeente- en provinciebesturen voor het voeren van een jeugdwerkbeleid, subsidiëring experimenteel en vernieuwend jeugdwerk, subsidiëring Europees Jeugdorkest, subsidiëring Europees Muziekfestival voor de Jeugd). Prestatiedrijvers en budgettaire parameters: aantal initiatieven, bereik, begroting van de initiatieven. Prestaties: In de loop van 2001 werden op experimentele basis de eerste jeugdculturele projecten en participatieen informatie-initiatieven gesubsidieerd. Met het decreet van 29 maart 2002 kregen deze nieuwe subsidieregelingen een decretale onderbouwing. Beleidsperspectieven: Het decreet op het Vlaams jeugdbeleid strekt ertoe de subsidiëring van de jeugdculturele initiatieven en de participatie-, communicatie- en informatieprojecten voor de jeugd een decretale basis te geven. Ook de Jeugdraad van de Vlaamse Gemeenschap krijgt met dit decreet een ruimere opdracht krijgen en bovendien de middelen om via participatieprojecten de stem van de jeugd ook daadwerkelijk te laten horen bij het Vlaamse beleid. De subsidiëring van jeugdculturele initiatieven maakt het mogelijk de subsidiëring van verenigingen die kunsteducatieve initiatieven nemen voor de jeugd een decretale basis te geven.
5. Het voeren van een strategisch vernieuwingsbeleid voor de jeugd. Middelen: subsidiëring van experimentele en vernieuwende initiatieven voor de jeugd, Vlaams jeugdwerkbeleidsplan, Vlaams jeugdbeleidsplan; Subsidiëring van wetenschappelijke ondersteuning van het jeugdbeleid.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
382
Prestatiedrijvers en budgettaire parameters: aantal initiatieven, begroting van het initiatief, Vlaams jeugdwerkbeleidsplan, Vlaams jeugdbeleidsplan. Prestaties: In december 2000 keurde de Vlaamse regering het eerste Vlaams jeugdwerkbeleidsplan goed. Bovendien startte ze met de opmaak van een eerste Vlaams jeugdbeleidsplan. Dit werd gefinaliseerd in juni 2002. De subsidiëring van experimentele en vernieuwende initiatieven voor de jeugd werd opnieuw voorzien vanaf 2000. Beleidsperspectieven: De nieuwe instrumenten moeten binnen het jeugdbeleid impulsen geven voor een heroriëntatie van het beleid. Ze zullen dan ook moeten beoordeeld worden op de mate waarin een hefboomeffect zal uitgaan voor het beleid en er een sensibiliseringseffect vanuit gaat. Het decreet op het Vlaamse jeugdbeleid strekt er o.a. toe de subsidiëring van het experimenteel jeugdwerk een decretale basis te geven. Vanaf 2003 worden voor het eerst specifieke middelen voorzien voor de wetenschappelijke ondersteuning van het jeugdbeleid.
6. Het stimuleren van de internationale en interculturele wisselwerking en het bevorderen van de internationale solidariteit bij de jeugd. Middelen: - subsidiëring van de vzw JINT – coördinatieorgaan voor internationaal jongerenwerk, - subsidiëring van internationale jeugdprojecten, - subsidiëring van het Europees Muziekfestival voor de Jeugd te Neerpelt, - subsidiëring van het Europees Jeugdorkest. Prestatiedrijvers en budgettaire parameters: aantal initiatieven, begroting van het initiatief, evolutie werkings- en personeelskosten. Prestaties: Jint stond ook dit jaar in voor de uitvoering van de jeugdprogramma’s van de Europese Unie. Daarnaast werd een werkplan 2003-2006 uitgewerkt, organiseerde het vormingsinitiatieven ter ondersteuning van het internationaal jeugdwerk en verspreidde het informatie over programma’s en budgetlijnen van de Europese Unie voor acties, projecten, initiatieven en events zoals Go Strange in het kader van de Europese Jeugdactieweek, stond het in voor de vorming van Zuid-Afrikaanse jeugdwerkers en lokale jeugdactoren en voor de uitvoering van de jeugdinitiatieven in het kader van culturele en samenwerkingsakkoorden. Beleidsperspectieven: In 2000 is het programma Jeugd van de Europese Unie van start gegaan. Op 30 juni 2003 werd een impactstudie overhandigd aan de Europese Commissie met concrete voorstellen voor een toekomstige generatie Jeugdprogramma’s. JINT blijft instaan voor de uitvoering hiervan. Dit programma voorziet uitwisselingsprojecten binnen Vlaanderen en buitenlandse jeugdprojecten waaraan door Vlaamse jongeren wordt deelgenomen. Bovendien voorziet het ondersteuning van projecten inzake vrijwilligerswerk, eveneens in Vlaanderen en in het buitenland. Jint wordt steeds meer een draaischijf tussen enerzijds de jongere die op zoek is naar mogelijkheden om buitenlandse ervaringen op te doen en contacten te leggen en anderzijds buitenlandse partners en budgetlijnen. In uitvoering van het decreet op het Vlaams jeugdbeleid werd een beheersovereenkomst getekend. Concreet wordt invulling gegeven aan volgende strategische doelstellingen: deskundigheidsbevordering, toegankelijkheid, het ondersteunen via internationale input voor de
383
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
beleidsactoren, samenwerking met het jeugdwerk, en de mondiale dimensie. Daarnaast moeten nieuwe beheersorganen mee garant staan voor de uitvoering van voorliggend meerjarenplan.
Doelstellingen van het sportbeleid Strategische doelstellingen van het sportbeleid Het sportbeleid wil enerzijds zoveel mogelijk mensen in Vlaanderen zo regelmatig mogelijk laten sporten in goede omstandigheden en anderzijds getalenteerde sporters optimale ontplooiingskansen verschaffen, en dit met uitdrukkelijke vrijwaring van de integriteit van de sport. Het beleid is dan ook gericht op het verhogen van de sportparticipatie en het verhogen van de kwaliteit van het sportaanbod. Hierbij wordt er zorg voor gedragen alle actoren te responsabiliseren en het subsidiariteitsprincipe centraal te stellen. Operationele doelstellingen van het sportbeleid: -
-
Toename van het aantal actieve leden in de sportfederaties. Meer jongeren tot sportbeoefening aanzetten. De topsport heeft hierbij een voorbeeldfunctie en een mobiliserend effect op jongeren en zet hen aan tot een gezonde en zinvolle vrijetijdsbesteding. Meer Vlaamse topsporters kansen bieden om internationale ervaring op te doen. Internationale sportmanifestaties in Vlaanderen mogelijk maken, zodat de topsport zijn voorbeeldfunctie kan waarmaken. Aan organisatoren van sportmanifestaties m.b.t. niet-commerciële sporten de kans bieden om goede sportmanifestaties te organiseren. Vlaanderen promoten via internationale sportmanifestaties Meer en betere sportinfrastructuur creëren zowel voor topsport als kleinschalige lokale sportinfrastructuur. Een sterkere inbreng vanuit de Vlaamse Gemeenschap in de Europese besluitvorming inzake het sportbeleid Uitbouw van driehoek gemeente-club-school mogelijk maken.
Instrumenten van het sportbeleid Om de hoger vermelde doelstellingen te bereiken worden volgende instrumenten ingezet: subsidiëren van (top)sportevenementen, geëigende projecten, verenigingen promotie en communicatie, Diverse tewerkstellingprojecten, naar analogie met wielerploeg en atletiekploeg Vlaanderen Flexibele opdracht voor leraars lichamelijke opvoeding (pilootproject) BuurtSport – coördinatie en uitvoering van dit project in samenwerking met gemeenten en provincies Opm. De middelen voor sportbeleid op programma 45.1 vormen slechts een bescheiden onderdeel van de middelen voor het sportbeleid. Zij moeten worden samengenomen met middelen voorzien op programma 42.2 (medisch-sociaal beleid, inzonderheid medisch verantwoord sporten) en op programma 49.1 (dotatie BLOSO).
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
384
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie In deze toelichting komen enkel de basisallocaties aan bod die in 2003 een afwijking vertonen van meer dan 5 % in min of in meer. B.a. 11.03 Terugbetaling van salarissen van gedetacheerde leerkrachten in de jeugdsector (wet 29.03.65) Krediet 1.502
NGK
2001 Uitvoering 100 %
Krediet 1.535
2002 Uitvoering 100 %
2003 Krediet 1.157
2004 Krediet 770
Met het decreet op het Vlaamse jeugdwerkbeleid werd beslist om voor wat de toepassing in de Vlaamse Gemeenschap betreft de wet van 29 maart 1965 betreffende de terbeschikkingstelling van leden van het onderwijzend personeel ten behoeve van jeugdorganisaties op te heffen op 1 september 2003. Deze wet gaf in de praktijk aanleiding tot een aantal minder gelukkige situaties. In de eerste plaats was het zo dat het aantal organisaties dat over een gedetacheerde leerkracht kon beschikken beperkt was, waardoor er constant een wachtlijst was. Dit werd nog versterkt door het feit dat vier organisaties in de loop van de jaren zeventig ter gelegenheid van een fusie twee gedetacheerde leerkrachten hadden toegewezen gekregen. Dit zou begrijpelijk geweest zijn als tijdelijke overgangsmaatregel, maar in de praktijk werd deze maatregel, die discriminerend was voor de organisaties met één, laat staan deze zonder gedetacheerde leerkracht, onbeperkt in de tijd toegepast. Bij latere fusies kregen de betrokken organisaties evenwel geen dergelijke gunstmaatregel. Een bijkomend probleem was dat het voor organisaties steeds moeilijker blijkt om nog kandidaten te vinden om gedetacheerd te worden naar hun organisatie. Schooldirecties zijn steeds minder welwillend om hun medewerking hieraan te geven, begrijpelijk gezien het tekort aan leerkrachten. Gelet op de beslissing tot afbouw van dit systeem wordt voorgesteld het krediet te verminderen tot 770.000 euro. B.a. 12.22
NGK
Allerhande uitgaven in verband met sportcommunicatie 2001 Krediet Uitvoering 74 100 %
2002 Krediet 75
Uitvoering 100 %
2003 Krediet 101
2004 Krediet 651
Sportpromotie is nodig om de sportparticipatie van de Vlaamse bevolking te doen toenemen en te verhogen. De vooropgezette strategische planning houdt in dat een sportpromotiecampagne op Vlaams niveau in samenwerking met alle actoren wordt gevoerd. Topsport heeft een voorbeeldfunctie. Jongeren spiegelen zich aan de prestaties van topsporters, waardoor zij meer en beter aan sport gaan doen. Topsportevenementen die in Vlaanderen georganiseerd worden, hebben in deze strategie hun plaats. Communicatieplanning dient derhalve geoptimaliseerd te worden in het kader van de topsportevenementen die opgenomen werden in de Topsport Vlaanderen-kalender. Coördinatie en afstemming van de specifieke acties die terzake ondernomen worden door verschillende actoren is aangewezen. De Vlaamse overheid en de Vlaamse sportadministratie hebben in deze een niet onbelangrijke rol. Wat de sportsectorale communicatie betreft, zullen naast de noodzakelijke coördinatie, eigen initiatieven worden ontwikkeld op gebied van informeren, communiceren en sensibiliseren. Dit kan gebeuren door het houden van specifieke mediacampagnes, persconferenties, verspreiden van folders, brochures, aankondigingen in de pers, geëigende website enz…
385
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Er wordt verder, maar in beperktere mate, gebruik gemaakt van een tv-concept, gericht op de regionale tv-media, waarbij regionale tv-coverage van de Topsport-evenementen wordt voorzien. Professionele opnameploegen (cameraman, geluidsman, journalist) filmen de in het kader van “Topsport Vlaanderen” gesubsidieerde evenementen en leveren volledig afgewerkte beeldmontages aan verschillende regionale tv-stations. Hierdoor wordt door de Vlaamse overheid ook aan minder mediatoegankelijke sporten en topsporters de kans geboden om regionaal in beeld te komen. Deze ploeg zorgt ook voor de media-archivering, enz…. Meer en gespreid media-aandacht voor alle sporten is een “hot item” in de sportsector. Vooral voor de minder mediathieke of weinig onder de media-aandacht komende sporten is dit een grote verzuchting. Uit de bevraging van de sportclubs en op de Staten-Generaal van de sportclubs is duidelijk gebleken dat de sportwereld meer aandacht in de media wil voor alle sporttakken. Meer dan 30% van de sportclubs vinden dat de ongelijke behandeling van de verschillende sporttakken in de media prioritair moet besproken worden. Bovendien werd gesteld dat alle facetten (en niet alleen de wedstrijdverslagen van voetbal, wielrennen en tennis) van het sportgebeuren meer media, en vooral meer televisie aandacht verdienen. In het moderne medialandschap beperkt het sportaanbod zich grotendeels tot enkele monoculturen van grote sporten, voornamelijk voetbal, wielrennen en damestennis. Daarom zullen stappen worden ondernomen om vanaf januari 2004 een nieuw wekelijks TV-programma over sport op de openbare omroep mogelijk te maken. (Vlaanderen Sportland). Dit nieuwe VRT-programma zou een aantal rubrieken kunnen bevatten waarin die aspecten van het sportgebeuren aan bod komen die nu weinig of geen media-aandacht krijgen. In deze rubrieken zouden volgende items aan bod kunnen komen: minder bekende of te weinig in de media-focus geplaatste sporttakken, sport en opvoeding, achter de schermen van de topsport, recreatieve en sportpromotionele evenementen, sportbeleid, vrijwilligers,... Dit programma moet aantrekkelijke televisie worden (kijkcijfers) die een breed publiek kan aanspreken. Om dit mogelijk te maken wordt 600.000 euro ingeschreven op de begroting 2004 op basisallocatie 12.22 van programma 45.1.
B.a. 12.23
GVK GOK
Allerhande uitgaven i.v.m. sport 2001 Krediet Uitvoering 1.001 67 % 902 15 %
2002 Krediet 857 654
Uitvoering 96 % 92 %
2003 Krediet 748 636
2004 Krediet 606 893
De reguliere werking van de afdeling Jeugd en Sport ten behoeve van de uitvoering van het Vlaamse sportbeleid vergt blijvende aandacht. Financiële inbreng voor documentatie en informatie, opleidingsinitiatieven en stages, relatiegeschenken, trofeeën, onderzoek, samenwerking met particuliere initiatieven, zendingen, enz… is noodzakelijk om de ondersteuning van het sportbeleid via de geëigende eigen werkingsmiddelen mogelijk te maken. De media kunnen, nationaal en internationaal, Vlaanderen op de kaart brengen door de resultaten van de Vlaamse topsporters en van de grote topsportevenementen in Vlaanderen. Daardoor wordt goodwill ten aanzien van Vlaanderen gecreëerd, met een economische positieve weerslag. Er is het bewezen gegeven dat een betere gezondheid en degelijke sportbeoefening samengaan, wat positief inwerkt op de uitgaven van “volksgezondheid”, enz…. Blijvende aandacht dient derhalve geboden aan sportparticipatiebevorderende eigen initiatieven of ondersteuning ervan in samenwerkingsverband. In uitvoering van de beleidsnota “Sport” en de beleidsbrief wordt in 2004 verder invulling gegeven aan de aanbeveling van het Vlaams parlement tot het invoeren van een flexibele opdracht voor de leerkrachten lichamelijke opvoeding. De jeugdsport vergt immers een integrale aanpak. De uitvoering van dit project gebeurt in overleg met het Vlaams Bureau Schoolsport. Het is duidelijk dat sport een absolute internationale dimensie heeft en zich nadrukkelijk over de landsgrenzen heen ontwikkelt. Eén van de eerste vereisten is dat Vlaanderen nadrukkelijk aanwezig is
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
386
op de belangrijkste internationale fora, zowel op het multi- als bilaterale vlak en er invloed laat gelden in de beleidsuitvoering in internationale context. Dit zal toelaten dat wij onze Vlaamse sportparticipatie opwaarderen en dat wij ook op gebied van topsport internationaal concurrentieel zijn, of het opnieuw zullen worden. Uiteraard heeft deze aanwezigheid een financiële weerslag en dienen zendings-, reis- en verblijfskosten verrekend voor deskundigen, atleten, beleidsmakers,… Het is de bedoeling dat Vlaanderen eigen en gerichte projecten opzet die de uitvoering van het Vlaamse sportbeleid mogelijk maken of die toelaten dat voorwaardenscheppend kan worden opgetreden door de Vlaamse overheid. In de context van de Olympische Spelen 2004 in Athene en vanuit de bezorgdheid om blijvend stimulansen te geven naar jeugdsport, zal in 2004 een “Jeugdolympiade” in Vlaanderen worden georganiseerd. Het is de bedoeling dat jongeren die deelnemen een “Olympische medaille” kunnen behalen. Zo’n “Jeugdolympiade” geeft jongeren impulsen naar weerbaarheid, zowel fysiek als mentaal, en het is een goede manier van ontspanning. Door het competitie-element leert men omgaan met winst en verlies. De Jeugdsportolympiade is een plaats van ontmoeting en brengt een vorm van talentscouting met zich mee. In verschillende sportdisciplines (atletiek, gymnastiek, basketbal, fietsen, enz. …) zullen testen worden georganiseerd waaraan vooral de schoolgaande jeugd (8 tot 12 jaar) kan deelnemen. Deze testen zullen worden uitgewerkt in overleg met de betrokken Vlaamse sportfederaties. Voor de meer getalenteerde jongeren worden ook provinciale finales en een Vlaamse finale voorzien. Om deze jeugdspelen te organiseren wordt op de begroting 2004 een krediet van 250.000 euro ingeschreven, op basisallocatie 12.23 van programma 45.1. (Wat inhoudt dat de reguliere werkingsmiddelen t.a.v. de vorige jaren werden verminderd). B.a. 12.24 2016
NGK
Allerhande kosten in het kader van kandidaatstelling voor de Olympische Spelen
2001 Krediet Uitvoering -
2002 Krediet -
Uitvoering -
2003 Krediet -
2004 Krediet 250
De idee om Vlaanderen (of een stad in Vlaanderen) kandidaat te stellen voor de Olympische Spelen in 2016 werd door “sportend Vlaanderen” met positieve gevoelens onthaald. Het zou de mogelijkheid bieden Vlaanderen internationaal op de kaart te brengen, positieve impulsen aan onze economie te geven, sport- en andere accommodaties te ontwikkelen en sportparticipatiebevorderende impulsen te geven. Sport komt derhalve uitdrukkelijk op de “agenda” te staan. Uiteraard worden er ook een belangrijk aantal tegenargumenten naar voor gebracht, die redelijkerwijs aanvaardbaar zijn en nuttig om het discussieproces op gang te brengen. Een belangrijk project als de “kandidaatstelling van een stad of regio” kan natuurlijk niet zonder een degelijk onderbouwde haalbaarheidsstudie aangevat worden. Derhalve worden de nodige inspanningen gedaan – zowel financieel, logistiek, communicatief, relationeel als promotioneel – om de haalbaarheid van het project “Vlaanderen OS 2016” te onderzoeken en alle opportuniteiten aan te wenden en te ontwikkelen om het project alle kansen op slagen te kunnen bieden.
387
B.a. 33.02
NGK
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Subsidies aan jeugdverenigingen voor het organiseren van deeltijdse vorming Krediet 3.912
2001 Uitvoering 100 %
Krediet 4.010
2002 Uitvoering 100 %
2003 Krediet 2.599
2004 Krediet -
Binnen het kader van de wet op de leerplicht van 29 juni 1983 wordt bij besluit van de Vlaamse regering van 31 juli 1990 houdende de organisatie, de normering en de financiering van de erkende vorming in het kader van de deeltijds leerplicht, gewijzigd bij besluit van 24 juli 1996, aan het sociaalcultureel (jeugd)werk de mogelijkheid geboden om programma’s deeltijdse vorming op te zetten. De jeugdverenigingen kunnen hierbij voorzien in de volledige vorming, dus persoonlijke en maatschappelijke vorming van de jongere alsook de beroepsvorming, of enkel in de persoonlijke en maatschappelijke vorming mits samenwerking voor het luik beroepsvorming met een centrum voor deeltijds beroepssecundair onderwijs. De programma’s worden erkend door een erkenningscommissie binnen het departement Onderwijs, de opvolging van de programma’s en de subsidiëring gebeurde tot op heden via de afdeling Jeugd en Sport. De subsidiëring van de erkende programma’s deeltijdse vorming kadert in de toepassing van de wet op de leerplicht van 29 juni 1983. Daar het hier dus niet om sociaal-cultureel werk gaat (vrijetijdsaanbod), maar om onderwijs in het kader van de leerplicht, werd door de Vlaamse ministers bevoegd voor de cultuur en voor onderwijs en vorming beslist om voortaan de niet alleen de erkenning, maar ook de subsidiëring door het departement Onderwijs te laten uitvoeren en dit onder de verantwoordelijkheid van de Vlaamse minister van Onderwijs en Vorming. Deze vernieuwing ging in samen met het nieuwe schooljaar. Met het oog hierop werd met de begrotingscontrole 2003 een deel van de beschikbare middelen getransfereerd naar de onderwijsbegroting. Met de begroting 2004 worden de overige middelen eveneens overgeheveld naar onderwijs.
B.a. 33.03 2002)
NGK
Subsidies voor experimentele en vernieuwende initiatieven (decreet 29 maart
Krediet 535
2001 Uitvoering 100 %
Krediet 446
2002 Uitvoering 100 %
2003 Krediet 244
2004 Krediet 202
In het verleden kregen talrijke nieuwe initiatieven binnen het jeugdwerkbeleid hun eerste kansen. Wij denken hierbij b.v. aan de kindertelefoons, de jongeren informatie- en adviescentra, het rockclubcircuit (voorheen overwegend als jeugdhuis gesubsidieerd). De laatste jaren beschikte de afdeling niet meer over een instrument om dit mogelijk te maken. Er moest daarom opnieuw een instrument komen waarmee nieuwe initiatieven die een verrijking vormen voor het Vlaamse jeugdwerklandschap konden worden gestimuleerd. Dit werd trouwens opgenomen in de Beleidsnota Jeugd, evenals in het Vlaams Jeugdwerkbeleidsplan. Het moet gaan om vernieuwende initiatieven tot voordeel van de jeugd, die zich onderscheiden van de reeds bestaande op basis van de thematiek, de doelgroep of de methodiek, of een combinatie hiervan. Het moet gaan om tijdelijke projecten of om het opstarten van meer permanente werkingen. In dit laatste geval moet er een duidelijk toekomstperspectief zijn. Voorrang moet gegeven worden aan initiatieven die gericht zijn op niet-georganiseerde jongeren. Vanaf 2000 werden deze initiatieven gesubsidieerd op basis van een reglement, vanaf 2003 is de subsidiëring van deze projecten opgenomen in het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaams
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
388
jeugdbeleid. Er was een grote toevloed van aanvragen in de beginfase, deze verminderde echter stelselmatig. Zo werden er in een eerste fase voor 2003 geen nieuwe initiatieven voor subsidiëring in aanmerking genomen, alleen de verlenging van 6 bestaande projecten. In een tweede fase werden voor 2003 slechts 5 nieuwe initiatieven ingediend en 2 verlengingen. Voor 2004 wordt een vermindering tot 202.000 euro voorgesteld. De hierdoor vrijgekomen middelen worden getransfereerd naar basisallocatie 33.07 (subsidies voor de participatie van, communicatie over en informatie aan de jeugd). Verschillende organisaties die initieel gesubsidieerd werden als experimenteel jeugdwerk hebben ondertussen de stap gezet een subsidieaanvraag in te dienen als vereniging gericht op de participatie van, de communicatie over en de informatie aan de jeugd.
B.a. 33.07 Subsidies voor de participatie van, communicatie over en informatie aan de jeugd (decreet 29 maart 2002)
NGK
Krediet 260
2001 Uitvoering 100 %
Krediet 362
2002 Uitvoering 100 %
2003 Krediet 398
2004 Krediet 1.629
Artikel 15 van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid stelt: “Om de betrokkenheid bij en de participatie van de jeugd in het beleid en de positieve beeldvorming over de jeugd te stimuleren, subsidieert de Vlaamse regering verenigingen en projecten die tot doel hebben de participatie van de jeugd ter voorbereiding of uitvoering van het Vlaamse jeugdbeleidsplan te bevorderen, alsook de informatie aan of communicatie over de jeugd te verbeteren. “ De verenigingen moesten een beleidsnota voor drie jaar indienen bij de administratie. Door vier verenigingen die tot op heden gesubsidieerd werden als landelijk georganiseerd jeugdwerk (basisallocatie 33.01) werd een dergelijke nota (= subsidieaanvraag) ingediend: Jeugd en Seksualiteit, In Petto, Kind en Samenleving en Wegwijzer. Voorgesteld wordt dan ook de som van de subsidies te transfereren naar basisallocatie 33.07. Tevens werd een aanvraag ingediend door het Cultureel Jeugdpaspoort, tot op heden ad nominatim gesubsidieerd (basisallocatie 33.21). Ook hier wordt dan ook voorgesteld de middelen op deze basisallocatie te transfereren naar basisallocatie 33.07. Ten slotte worden vrijgekomen middelen getransfereerd van basisallocatie 33.03 (subsidies voor experimentele en vernieuwende initiatieven). Verschillende organisaties die initieel gesubsidieerd werden als experimenteel jeugdwerk hebben ondertussen de stap gezet een subsidieaanvraag in te dienen als vereniging gericht op de participatie van, de communicatie over en de informatie aan de jeugd.
B.a. 33.09
NGK
Subsidies aan de vzw Steunpunt Jeugd (decreet 29 maart 2002) Krediet -
2001 Uitvoering
Krediet 782
2002 Uitvoering 100 %
2003 Krediet 824
2004 Krediet 869
De voorgestelde verhoging is vrijwel integraal het gevolg van de regularisering van de DAC’ers, tewerkgesteld bij het Steunpunt Jeugd.
B.a. 33.10
NGK
Subsidies aan jeugdherbergen, jeugdkampeer- en jeugdvormingscentra (decreet) Krediet 297
2001 Uitvoering 100 %
Krediet 303
2002 Uitvoering 100 %
2003 Krediet 306
2004 Krediet 2.103
De voorgestelde verhoging is vrijwel integraal het gevolg van de regularisering van de DAC’ers, tewerkgesteld bij de jeugdverblijfcentra.
389
B.a. 33.12
NGK
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Subsidies voor wetenschappelijke ondersteuning jeugdbeleid Krediet -
2001 Uitvoering
Krediet -
2002 Uitvoering
2003 Krediet 152
2004 Krediet 255
Bij de voorbereiding van het Vlaams jeugdbeleidsplan werd duidelijk dat er inzake de wetenschappelijke onderbouwing van een en ander nog grote lacunes zijn. Met dit krediet worden aanvullende mogelijkheden gecreëerd voor de onderbouwing van het jeugdbeleid door middel van de ondersteuning van het jeugdonderzoeksplatform (JOP). Dit heeft als centrale opdracht het bestaand jeugdonderzoek te inventariseren, synthetiseren en analyseren; na een voorbereidingsfase kan nieuw jeugdonderzoek worden geïnitieerd en uitgevoerd. Het JOP startte op 1 april 2003. Het project wordt uitgebouwd in een samenwerkingsverband tussen drie universitaire onderzoeksequipes (U.Gent; K.U.Leuven, V.U.Brussel); de uitvoering gebeurt in nauwe samenwerking en wisselwerking tussen onderzoek, praktijk en beleid. De kerntaken van het jeugdonderzoeksplatform zijn: 1. opmaken van inventaris van bestaand jeugdonderzoek; 2. het ontsluiten van jeugdonderzoek ten behoeve van beleid, praktijk en onderzoek. Dit impliceert het ontwikkelen van: a. een methode van samenwerken b. een referentiekader waarin diverse onderzoeksbenaderingen een plaats krijgen; 3. opstellen van relevante onderzoeksvragen; 4. analyseren van bestaand onderzoeksmateriaal.
B.a. 33.13 Subsidies voor de verhoging van de arbeidsdeelname van bijzondere doelgroepen in de culturele sector
NGK
Krediet -
2001 Uitvoering
Krediet -
2002 Uitvoering
2003 Krediet 110
2004 Krediet 223
Op 3 december 2002 werd een platformtekst afgesloten tussen de Vlaamse regering, de Vlaamse sociale partners en de allochtone gemeenschappen met betrekking tot “evenredige arbeidsdeelname en diversiteit 2010”. Daarbij stelden de Vlaamse regering en de Vlaamse sociale partners vast dat de kansengroepen ondervertegenwoordigd zijn in het arbeidsproces. Daarom hebben zij bij het afsluiten van het pact van Vilvoorde op 22 november 2001 een engagement opgenomen voor een verhoging van de arbeidsdeelname teneinde het recht op volwaardige arbeid voor iedereen daadwerkelijk gestalte te geven. Met name artikel 5 stelt “dat in 2010 is de achterstand van vrouwen enerzijds en van kansengroepen (onder meer allochtonen, arbeidsgehandicapten, laaggeschoolden) anderzijds weggewerkt. Dit blijkt onder meer uit het feit dat ze niet langer oververtegenwoordigd zijn in de werkloosheid”. In de platformtekst werden verder een aantal actiedomeinen vastgesteld en waaraan concrete acties werden gekoppeld. Hierbij werd onder meer gesteld dat de Vlaamse regering de nodige maatregelen zal nemen in uitvoering van het decreet van 8 mei 2002 houdende evenredige participatie op de arbeidsmarkt. Met dit krediet wordt uitvoering gegeven aan de samenwerking tussen de afdeling jeugd en sport en de afdeling tewerkstelling inzake de financiering van arbeidsplaatsen in de culturele sector. Hiervoor worden meerdere pistes onderzocht namelijk de piste van de invoegafdelingen. Deze invoegafdelingen zijn een onderdeel van het beleid inzake de meerwaarde-economie. Deze geeft uitdrukking aan een beleid dat de uitdaging wil aangaan om onder meer duurzame werkgelegenheid voor kansengroepen te integreren in de economie. Een andere piste is deze van het VESOC actieplan: evenredige arbeidsdeelname en diversiteit. Concreet werden er een drietal voorstellen ingediend die onderzocht worden. De afdeling tewerkstelling zal daarbij gedurende het eerste jaar 80%, het tweede jaar 60% en het derde jaar 40% in
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
390
de loonkost betalen, de afdeling jeugd en sport zal telkens het ontbrekende deel van de loonkost betalen namelijk 20 % (5.500 EURO), 40 % (11.000 EURO) en 60 % (16.500 EURO) van de loonkost. De afdeling jeugd en sport zal de dossiers inhoudelijk beoordelen en opvolgen. Essentieel daarbij is dat het gaat om de tewerkstelling van jongeren (maximum 30 jaar op het einde van het tewerkstellingstraject) en dat de invoegwerknemers personen zijn die behoren tot de bijzondere doelgroepen. Gezien de stijgende tussenkomst vanuit de afdeling jeugd en sport is het noodzakelijk om voor 2004 een budget van € 223.000 te reserveren. Het is de bedoeling om hiermee 20 voltijds equivalent te werk te stellen. Het is duidelijk dat het daarbij gaat om pilootprojecten die jaarlijks aan een evaluatie onderworpen worden.
B.a. 33.14
NGK
Subsidies voor de vzw Vlaamse Jeugdherbergcentrale Krediet -
2001 Uitvoering
Krediet -
2002 Uitvoering
2003 Krediet -
2004 Krediet 490
Tot op heden werd de vzw Vlaamse Jeugdherbergcentrale gesubsidieerd als landelijk georganiseerd jeugdwerk. Vanaf 2004 wordt deze organisatie op naam opgenomen in het decreet houdende erkenning en subsidiëring van jeugdherbergen, jeugdkampeer- en jeugdvormingscentra, ondersteuningsstructuren en de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme, waarvan het ontwerp onlangs bij het Vlaamse parlement ter goedkeuring werd ingediend. In 2004 zal de vereniging een beleidsplan moeten opstellen voor de periode 2005-2007, op basis waarvan een subsidieovereenkomst zal opgesteld worden voor die periode.
B.a. 33.15
NGK
Subsidies voor de vzw Centrum voor Jeugdtoerisme Krediet -
2001 Uitvoering
Krediet -
2002 Uitvoering
2003 Krediet -
2004 Krediet 399
Tot op heden werd de vzw Centrum voor Jeugdtoerisme gesubsidieerd als landelijk georganiseerd jeugdwerk. Het is de bedoeling deze organisatie vanaf 2004 op naam op te nemen in het decreet houdende erkenning en subsidiëring van jeugdherbergen, jeugdkampeer- en jeugdvormingscentra, ondersteuningsstructuren en de vzw Algemene Dienst voor Jeugdtoerisme. In 2004 zal de vereniging een beleidsplan moeten opstellen voor de periode 2005-2007, op basis waarvan een subsidieovereenkomst zal opgesteld worden voor die periode.
B.a. 33.21
NGK
Subsidie aan de vzw Cultureel Jeugdpaspoort Krediet 149
2001 Uitvoering 100 %
Krediet 151
2002 Uitvoering 100 %
2003 Krediet 153
2004 Krediet -
Vanaf 2004 zal de vzw Cultureel Jeugdpaspoort worden gesubsidieerd op basis van artikel 15 van het decreet van 29 maart 2002 op het Vlaamse jeugdbeleid. Daarom wordt voorgesteld de middelen op deze basisallocatie te transfereren naar basisallocatie 33.07.
391
B.a. 33.29
Subsidie aan de vzw Vereniging van Vlaamse Jeugddiensten en -consulenten Krediet 164
NGK
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
2001 Uitvoering 100 %
Krediet 166
2002 Uitvoering 100 %
2003 Krediet 203
2004 Krediet 259
Voor 2004 wordt een verhoging van de ad nominatim subsidie voorgesteld van 56.000 euro. Hiermee moet de meer dan verantwoorde introductie van nieuwe weddeschalen in de vereniging opgevangen worden. VVJ heeft er namelijk terecht voor gekozen om voortaan minstens de loonbarema’s in de gemeenten te volgen. Een vereniging die voor de ondersteuning van de gemeentelijke jeugdambtenaren instaat, doet er goed aan bij voorkeur personeelsleden aan te werven met ervaring. Lagere salarissen betalen dan gebruikelijk is voor gemeentelijke jeugdambtenaren is dan ook geen optie. De VVJ moet met deze verhoging een concurrentieel, herkenbaar en correct personeelsbeleid voert. Daarnaast worden ook nog middelen toegekend naar aanleiding van de regularisering van de DAC’ers van de vereniging.
B.a. 33.33
GOK GVK
Subsidies aan allerlei initiatieven i.v.m. sport en internationale sportmanifestaties 2001 Krediet Uitvoering 2.975 68 % 3.223 85 %
2002 Krediet 2.510 2.107
Uitvoering 99 % 99 %
2003 Krediet 1.411 3.450
2004 Krediet 1.350 1.150
Teneinde een duidelijker beeld en transparantie te krijgen van de uitgavenbesteding werd in de begroting 2003 de “globale” basisallocatie 33.33 gedeeltelijk opgesplitst in meer specifieke allocaties zijnde 33.33, 33.35, 33.36 en 33.37. Bij deze uitsplitsing werd reeds rekening gehouden met de toekomstige visie inzake het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media en mogelijke transversale invalshoeken. Voor 2004 blijft deze begrotingsstructuur behouden voor wat sport betreft. Vele van de activiteiten die zich in de sportwereld aankondigen, worden georganiseerd door particuliere initiatiefnemers. In de mate dat deze activiteiten kaderen binnen de doelstellingen van de beleidsnota Sport, kan financiële ondersteuning worden verleend vanwege de Vlaamse overheid. De initiatieven kunnen zowel een nationaal als internationaal karakter hebben. De Vlaamse regering wil een integraal topsportbeleid voeren, dat aan talentvolle sporters maximale ontplooiingskansen geeft om topsportprestaties te leveren op Europees en wereldniveau. Dit houdt in dat uitbreiding van middelen ten behoeve van de topsport en vooral coördinatie noodzakelijk is tussen de verschillende facetten van het topsportbeleid. Daaraan gekoppeld dient ook gesteld dat topsport een voorbeeldfunctie heeft en de sportparticipatie verhoogt. Jongeren spiegelen zich aan topsporters en gaan meer aan sport doen. Topsport zorgt tevens voor een belangrijke uitstraling van Vlaanderen in het buitenland, met grote economische return. Om nl. internationale promotie te voeren voor Vlaanderen via de sport, worden belangrijke internationaal hoogstaande topsportevenementen gesubsidieerd. De mediareturn die verbonden is aan de belangrijkste “topsportevenementen Vlaanderen”, wordt geraamd op ongeveer 400 miljoen frank. Dit is meer dan het tienvoud van de investering die aan de ondersteuning van topsportevenementen in Vlaanderen verbonden is. De topsportevenementen die financieel ondersteund worden, dienen zich garant te stellen dat zij maximaal Vlaamse toppers en Vlaams opkomend talent in het deelnemersveld toelaten en garanderen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
392
Het topsportbeleid blijft, gezien het belang van topsport in het sportparticipatiebevorderend geheel, een prioriteit.
B.A.33.34
GOK GVK
Subsidies aan Instituut Topsport Vlaanderen 2001 Krediet Uitvoering -
2002 Krediet 496 446
Uitvoering 100 % 93 %
2003 Krediet 250 332
2004 Krediet 0 0
Topsport vraagt een optimale omkadering op alle domeinen: sporttechnisch, medisch, paramedisch, wetenschappelijk, sociaal, juridisch, logistiek, infrastructureel, … Het Instituut Topsport Vlaanderen had in deze een opdracht en tot de taken van ITV behoorden o.a. consult - kwaliteitscontrole informatiedoorstroming en adviesverlening - ontwikkeling, opvolging en co-financiering van projecten. Deze opdracht wordt nu overgenomen door de afdeling Topsport die operationeel werd bij het BLOSO op 1 juli 2003. Het ITV werd derhalve structureel ontbonden. Dit moet uitmonden in een meer geïntegreerd topsportbeleid en leiden tot een professionele aanpak bij talentdetectie, talentbegeleiding, talentdoorstroming naar elite , de trainingstechnische begeleiding van elites, de sportwetenschappelijke begeleiding van elites en de medisch-paramedische begeleiding van elites.
B.a. 33.35
NGK
Subsidies tewerkstellingsprojecten topsporters 2001 Krediet Uitvoering -
2002 Krediet -
Uitvoering -
2003 Krediet 170
2004 Krediet 460
De Vlaamse regering wil een integraal topsportbeleid voeren, dat aan talentvolle sporters maximale ontplooiingskansen geeft om topsportprestaties te leveren op Europees en wereldniveau. Dit houdt in dat coördinatie noodzakelijk is tussen de verschillende facetten van het topsportbeleid. De Vlaamse regering ontwikkelt strategische projecten, waaronder een geoptimaliseerde besteding van de mogelijkheden die tewerkstellingprojecten bieden voor Vlaamse topsporters. De uitbouw van één groot uitgebreid werkgelegenheidsproject “Vlaams topsportteam”, dat bestaat uit het huidige Bloso-team en waarin ook het VLAS-project wordt geïntegreerd, is quasi gerealiseerd en is operationeel nu de afdeling “Topsport” bij BLOSO werd geïnstalleerd. Daarnaast blijven de Wielerploeg Vlaanderen, het vrouwenwielerteam Vlaanderen en Atletiek-Vlaanderen afzonderlijk bestaan gezien de specificiteit van deze projecten. Objectieve selectiecriteria werden gefinaliseerd in overleg met het Vlaams Overlegplatform Topsport. Op basis van deze criteria kunnen beloftevolle jongeren de stap naar een professionele betaalde sportcarrière zetten en kunnen beloftevolle jongeren en topsporters - in minder lucratieve of “niet-professionele sporten” - voltijds of de tijd die nodig is, met hun sport bezig zijn. Het werkgelegenheidsaspect valt onder de bevoegdheid van de minister bevoegd voor de werkgelegenheid. Het sportbeleid neemt een aantal werkingsmiddelen voor zijn rekening, waardoor het project complementair werkt. De kosten verbonden aan de uitbouw van deze werkgelegenheidsprojecten worden, naast de loonmassa, ook bepaald door de kostprijs van de noodzakelijke professionele omkadering van de topsporters, de internationalisering van de betreffende sportsector, de economische marktwaarde, enz… Het is wel belangrijk blijvend voor ogen te houden dat het tewerkstellingsstatuut een middel is om een topsportcarrière op te bouwen en geen doel op zich. De werkingskosten die noodzakelijk zijn om een topsporter optimaal te begeleiden worden objectief vastgesteld. Voor subsidiëring zal rekening gehouden worden met de specifieke middelen die reeds
393
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
door het sportbeleid ter beschikking gesteld worden via het decreet sportfederaties in complementariteit met de inbreng van de sportfederaties en eigen inbreng van de atleet en privésponsoring.
B.a. 33.36 Subsidies in verband met sociale en experimentele projecten en uitzonderlijke initiatieven binnen het sportbeleid
NGK
2001 Krediet Uitvoering -
2002 Krediet -
Uitvoering -
2003 Krediet 219
2004 Krediet 379
Teneinde uitvoering te kunnen geven aan de Beleidsnota sport van de Vlaamse regering, evenals het Strategisch Plan voor Sport in Vlaanderen is het niet alleen noodzakelijk om bestaande initiatieven te ontwikkelen, maar is het ook nodig om beleidsrenoverende aspecten mogelijk te maken. Het sociaalmaatschappelijk belang van sport en sportparticipatie in Vlaanderen kan niet worden ontkend. Initiatieven die participatiesport ontwikkelen zijn noodzakelijk en dit op elk bestuursniveau, weze het vanuit de overheid, dan wel vanuit het “sport”-veld. Hiervoor dienen pilootprojecten te worden opgezet, begeleid en geëvalueerd. In het kader van het toekomstige beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media wordt gewerkt aan dergelijke initiatieven, met name sociale sportprojecten i.f.v. personen met een culturele, fysische of sociale achterstelling, experimentele projecten i.f.v. vernieuwende impulsen naar het beleidsveld toe en uitzonderlijke projecten i.f.v. éénmalige initiatieven met meerwaarde. In uitvoering van het Vlaams strategisch plan “hulp- en dienstverlening aan gedetineerden” wordt een integratiebevorderend pilootproject verder uitgewerkt.. Licentiaten of regenten lichamelijke opvoeding zetten in één of meerdere gevangenissen sportbegeleidingsprojecten op. Het doel is, via de sport, de integratie van gedetineerden in de maatschappij te helpen vergemakkelijken. BuurtSport is een project dat de sportbeoefening in sportkansarme wijken helpt te bevorderen. Het wordt gestuurd door de Afdeling Jeugd en Sport en door ISB/VVJ uitgewerkt. Het project loopt sinds twee jaar en wordt positief geëvalueerd. Continuering van het project is wenselijk, rekening houdend met het algemene lokale sportbeleid. Er worden via dit project extra-impulsen gegeven aan het spelen en sporten op stedelijke en gemeentelijke pleintjes en plaatsen. Het project is er namelijk op gericht om jongeren uit wijken en buurten waar het lokale niet-commerciële vrijetijdsaanbod niet altijd aansluit bij de behoeften van de jongeren, zelf initiatieven te laten nemen om de sportactiviteiten te organiseren. Dit in de eerste plaats voor henzelf, maar ook voor anderen uit hun buurt. Dergelijke attitude leidt tot responsabilisering van de betrokkenen zelf, en het bezorgt een positief imago waarin de jongeren zich kunnen terugvinden en identificeren. Uiteraard worden de jongeren in hun acties gecoacht en begeleid. De Rand rond Brussel vraagt een bijzondere benadering, teneinde voor de Vlaamse sportclubs in de faciliteitengemeenten rond Brussel de toegankelijkheid tot informatie m.b.t. het Vlaamse sportgebeuren te verbeteren en hen meer kansen te geven om een aangepast sportaanbod uit te werken. In Voeren is aandacht nodige opdat de Vlaamse bewoners alle kansen krijgen om optimaal sportbeoefening te kunnen doen. Een sportparticipatieverhogend project wordt verder uitgewerkt. B.a. 33.38
NGK
Eenmalige subsidie aan de vzw Centrum Ronde van Vlaanderen 2001 Krediet Uitvoering -
2002 Krediet -
Uitvoering -
2003 Krediet 248
2004 Krediet 0
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
394
Op de begroting 2003 wordt een subsidie voorzien van 248.000 euro op programma 45.1 – basisallocatie 33.38 – eenmalige subsidie aan het Centrum Ronde van Vlaanderen. De basisallocatie 33.38 werd bij de begrotingscontrole 2003 toegevoegd om een reeds eerder aangegaan engagement van de Vlaamse regering te kunnen honoreren. De Vlaamse regering had als steun voor de oprichting van de vzw Centrum Ronde van Vlaanderen in 2001 een toezegging gedaan van 30 miljoen Belgische frank (omgerekend 743.681 euro). De vooropgestelde bedragen vanwege Toerisme en Sport werden effectief via een subsidie ter beschikking gesteld. De vzw Centrum Ronde van Vlaanderen dreigde een subsidie van zo’n 10.000.000 fr. niet te zullen ontvangen, zonder dat het betrokken Centrum daar enige schuld aan had, wegens verwarring die ontstond in verband met de rechtstreekse bijdrage van de Nationale Loterij. Om het resterende subsidiebedrag te garanderen aan het Centrum Ronde van Vlaanderen werd via de basisallocatie 33.38 een subsidiebedrag van 248.000 euro ad nominatim op de begroting 2003 ingeschreven onder de vorm van een “bijkrediet voorgaande jaren”, dat bij de volgende begrotingscontrole evenwel werd omgezet in een NGK als tussenkomst in de werkings- en personeelskosten van het Centrum Ronde van Vlaanderen voor het jaar 2003. Gezien het een eenmalige subsidie betrof tot regularisering van vroeger aangegane engagementen wordt deze basisallocatie 33.38 pro memorie en ter informatie in de begrotingsvoorstellen 2004 ingelast.
B.a. 52.01
GVK GOK
Subsidies sportinfrastructuur van de particuliere sector 2001 Krediet Uitvoering 1.239 100 % 496 0%
2002 Krediet 1.276 496
Uitvoering 100 % 0%
2003 Krediet 1.295 1.732
2004 Krediet 577 400
Sportinfrastructuur is een belangrijk instrument voor het voeren van een doeltreffend (top)sportbeleid. Zonder geschikte infrastructuur kunnen heel wat sporten niet beoefend worden. Veel van deze infrastructuur is noodzakelijk om een permanente sportbeoefening gedurende het ganse jaar mogelijk te maken. Willen de Vlaamse topatleten nog internationaal topniveau halen, dan zullen ook de nodige topsportinfrastructuur-faciliteiten moeten voorhanden zijn. Ook voor de organisatie van grote internationale topsportevenementen is er gebrek aan accommodatie en infrastructuur. Hierdoor wordt het bijna onmogelijk om nog grote internationale topsportevenementen voor het Vlaamse publiek in Vlaanderen te brengen, waardoor de Vlaamse (top)atleten zich ook niet meer op eigen bodem met het internationale topniveau kunnen meten. Er wordt dan ook daar waar mogelijk, prioriteit gegeven aan nieuwbouw of aanpassing van bestaande sportinfrastructuur met een topsportfunctie die internationaal niveau haalt en mogelijk maakt, en dit in samenspraak en samenwerking met alle betrokken actoren. De drie voorgaande jaren werden een aantal sportinfrastructuurprojecten ondersteund en uitgewerkt samen met de geëigende partners van de provinciale en gemeentelijke overheden en de particuliere sector en de sportfederaties. Er worden ook financiële middelen geput uit de mogelijkheden die het FEU bieden om de noodzakelijke (top)sportinfrastructuur in Vlaanderen opnieuw op het gepaste peil te kunnen brengen. Een combinatie van deze verschillende mogelijkheden en het maken van keuzes uit verschillende opties, laat toe dat – op dit ogenblik – het (top)sportinfrastructuurbeleid op de thans voorliggende manier op een evenwichtige en toch doelgerichte basis kan worden uitgevoerd.
395
B.a. 74.04
NGK
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Aankoop kampeermateriaal Krediet 1.336
2001 Uitvoering 99 %
Krediet 710
2002 Uitvoering 100 %
2003 Krediet 351
2004 Krediet 214
Het krediet van deze basisallocatie wordt benut voor de aankoop van tentzeilen, geraamten van tenten en bijbehoren voor de uitleendienst van het kampeermaterieel te Machelen. De doelstelling van deze uitleendienst is, via materiele ondersteuning aan jeugdverenigingen, door het ter beschikking stellen van kampeermateriaal, vooral van tenten, mee mogelijk maken dat jaarlijks ruim een half miljoen Vlaamse kinderen op kamp kunnen gaan. Deze kampen worden georganiseerd door een veelheid van jeugdverenigingen die lokaal of bovenlokaal werken en betekenen vaak een hoogtepunt in de werking van een groep en een unieke ervaring voor kinderen en jongeren. Reeds jaren werd door het jeugdwerk het beperkt aantal tenten en de ouderdom van veel van het te ontlenen materiaal in vraag gesteld. In concreto werd gevraagd om bovenop de gebruikelijke aankopen nog eens te investeren in de aankoop van 1260 patrouilletenten. Met de begrotingskredieten 2000, 2001 en 2002 werd hieraan meer dan verholpen, zodat de benodigde middelen voor 2003 en 2004 minder hoog dienen te worden begroot.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
396
PROGRAMMA 45.2 VOLKSONTWIKKELING EN BIBLIOTHEEKWERK DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK
Krediet 111.788
2001 Uitvoering% 99,8%
Krediet 127.798
2002 Uitvoering % 99,6%
2003 Krediet 131.653
(in duizend euro) 2004 Krediet 137.116
Binnen het programma zijn er nog enkel niet-gesplitste kredieten. De gesplitste kredieten die tot 1994 specifiek waren ingeschreven voor het subsidiëren van nieuwbouw of verbouwing van openbare bibliotheken of cultuurcentra, werden toegevoegd aan het Investeringsfonds waarop de gemeenten trekkingsrechten kunnen uitoefenen.
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten De afdeling Volksontwikkeling en Bibliotheekwerk is één van de 4 afdelingen binnen de Administratie Cultuur. Binnen de afdeling kunnen momenteel volgende beleidsdomeinen worden onderscheiden: x Sociaal-cultureel volwassenenwerk x Lokaal cultuurbeleid (met inbegrip van het openbaar bibliotheekwezen en de cultuurcentra) x Amateurkunsten x Volkscultuur Deze materies zullen dan ook apart worden toegelicht. I. Decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk De grote lijnen van dit decreet Een gevolg van dit nieuwe decreet is het verdwijnen als dusdanig van de term ‘volksontwikkeling’. Datgene wat traditioneel vervat ligt in het begrip ‘volksontwikkelingswerk’ wordt voortaan begrepen als ‘sociaal-cultureel volwassenenwerk’. De organisaties die dit beleidsveld schragen noemen voortaan ‘sociaal-culturele verenigingen, sociaal-culturele vormingsinstellingen en sociaal-culturele bewegingen’. Vanuit de inhoud van de cultuurbeleidsnota 2000-2004 bouwt het decreet van 4 april 2003 verder op de opdrachtverklaring die in het kader van het project ‘Nieuwe Uitdagingen’ als specifieke opdracht van het sociaal-cultureel volwassenenwerk werd geformuleerd. Deze verklaring is nog steeds actueel: “De maatschappelijke opdracht behelst enerzijds het werken aan zingeving en emancipatie van mensen door het organiseren van vormingsprocessen waardoor mensen in staat gesteld worden zelfstandig inhoud en vorm te geven aan hun maatschappelijke en culturele situatie “Anderzijds speelt het volksontwikkelingswerk ook een belangrijke rol in het maatschappelijke debat over centrale maatschappelijke thema's. Het stimuleert grote groepen van de bevolking om actief deel te nemen aan de democratische discussie omtrent de toekomst van de samenleving en om mee richting te geven aan de beslissingen die worden genomen op diverse beleidsniveaus. Deze rol draagt ertoe bij dat de kwaliteit van het debat wordt verbeterd en dat het sociale weefsel wordt versterkt. Dit werk wordt gerealiseerd in een veelheid van werksoorten zoals het vormingswerk in verenigingen, organisaties en projecten voor volksontwikkelingswerk en de amateuristische kunstbeoefening.” Het decreet van 4 april 2003 regelt, omwille van de onderlinge verbanden en het streven naar een maximale integratie, de drie werksoorten – verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen – in
397
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
één enkel regelgeving met het oog op samenwerking en netwerkvorming ook over de grenzen van de eigen werksoort heen. Het decreet wil het sociaal-cultureel volwassenenwerk terugbrengen naar zijn ‘wortels’, naar zijn maatschappelijke en emancipatorische dimensie, zoals in de bovenvermelde opdrachtverklaring is vervat. Het sociaal-cultureel volwassenenwerk wordt gekenmerkt door vier functies. Die functies blijven behouden, zij het met een actualisering van het begrippenkader. De culturele functie heeft zowel betrekking op cultuur in brede zin (zingeving, normen, waarden,..) als op cultuur in de meer enge zin (gericht op het verhogen van de participatie aan de cultuur die de samenleving te bieden heeft). De educatieve functie heeft voornamelijk betrekking op de individuele competentieverhoging, voornamelijk via groepsgerichte vorming. Die educatieve functie is echter breder omdat educatie in het sociaal-cultureel volwassenenwerk bijdraagt tot de verhoging van de competentie van de gemeenschap. Dat is niet de som van de competenties van individuen, maar de resultante van sociaal leren. Leerprocessen hebben niet alleen de bedoeling het individueel functioneren te verbeteren, maar evenzeer het maatschappelijk functioneren te optimaliseren De functie gemeenschapsvorming verwijst naar de ontmoeting, de versterking van het sociaal weefsel De functie maatschappelijke activering is gericht op het maatschappelijk engagement en verantwoordelijkheid, waaronder ook de sociale actie dient te worden verstaan. De verschillende werksoorten kennen de vier functies in een andere dosering. Bij de verenigingen zijn de vier functies evenwichtig aanwezig. Vormingsinstellingen worden gekenmerkt door twee dominante doch niet exclusieve functies: de educatieve en de culturele. Bewegingen worden in hoofdzaak gekenmerkt door de functie ‘maatschappelijke activering’ en de educatieve functie. Het concept vervat in het decreet van 4 april 2003 gaat mede terug op de resultaten van het wetenschappelijk onderzoek ‘Beleidsopties voor het sociaal-cultureel werk in Vlaanderen’ onder leiding van Roger Oosterlinck en het aanvullend onderzoek naar de effecten van het gevoerde beleid inzake het allochtone verenigingsleven onder leiding van Marc Verlot van het Steunpunt Intercultureel Onderwijs van de Gentse Universiteit. 1. De sociaal-culturele verenigingen De regelgeving voor de werksoort ‘sociaal-culturele verenigingen’ gaat uit van vaststellingen die in grote mate teruggaan op recent wetenschappelijk onderzoek van Elchardus, Matthijs/Bollaert, Hooghe en Laermans. Het uitgangspunt is de onvervangbare en noodzakelijke plaats van het verenigingsleven in de huidige samenleving. Voor de financiële ondersteuning van het landelijke verenigingsleven wordt uitgegaan van de participatie aan verenigingsactiviteiten ter plaatse. Bij de start van het decreet is dit de werking in de afdelingen zoals die vandaag via de dossiervorming gekend is en is dus kwantitatief van aard. Hiervoor ontvangt de sociaal-culturele vereniging een basissubsidiëring. Het decreet voorziet in een verdere fase - vanaf de tweede beleidsperiode (2006-2009) – een inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling van de in te dienen beleidsplannen. Die beoordeling kan aanleiding geven tot een vermeerdering of vermindering van de basissubsidie. In die beoordeling zijn de huidige kwantitatieve gegevens elementen van beoordeling zoals vele andere. De subsidie-enveloppe van elke volgende beleidsperiode wordt bepaald vanuit de vorige subsidie-enveloppe waarbij de beleidsplannen telkens voorwerp zijn van een inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling en aldus aanleiding kunnen zijn van een vermeerdering of vermindering van de subsidie-enveloppe van de vorige beleidsperiode. Het decreet bevat de noodzakelijke regels om de overgang van de huidige berekeningsbasis naar de nieuwe vlot te laten verlopen. Het decreet voorziet tevens voldoende instapmogelijkheden voor nieuwe initiatieven. Voor de verenigingen van migranten vertrekt het decreet van het uitgangspunt dat iedereen respect en waardering dient te hebben voor elke culturele uiting van elke Vlaming. Elke Vlaming is iedereen die
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
398
in Vlaanderen woont, ongeacht of die allochtoon of autochtoon is. Het decreet wil ruimte bieden voor culturele eigenheid en identiteit en culturele diversiteit. Iedere cultuur heeft een volwaardige plaats. In het decreet van 4 april 2003 voorziet voor de huidige federaties van migranten een gelijke behandeling als voor de landelijke Vlaamse sociaal-culturele verenigingen. Hierdoor wordt het draagvlak verstevigd en het landelijk karakter van de werking gewaarborgd. De federaties krijgen voldoende tijd om zich aan het minimum verplicht aantal aangesloten afdelingen te conformeren. Het decreet voorziet voor hen trouwens in een extrasubsidiëring voor projectwerking die ten goede komt van de aangesloten afdelingen of groepen. Dit sluit aan bij de bekommernis van de overheid op het punt van de uitbouw van sterkere personeelskaders, de versterking van de interne democratie binnen het verenigingsleven en een verhoogde werking gericht op emancipatie via het sociaal-cultureel volwassenenwerk. 2. De sociaal-culturele vormingsinstellingen Het decreet van 4 april 2003 formuleert voor de sociaal-culturele vormingsinstellingen de volgende opties: - een sterke zichtbaarheid en een stevige legitimering van de niet-formele educatie in het geheel van het levenslang en levensbreed leren, met de eigen en specifieke kenmerken: in een open aanbod, binnen de autonome levenssfeer en niet-beroepsgericht; - streekgerichte volkshogescholen; - de subsidiëring van gespecialiseerde vormingsinstellingen die een landelijke werking ontplooien rond een thema waarin ze grote expertise ontwikkelden; zij werken nauw samen met de streekgerichte volkshogescholen; - de aanwezige impliciete vormingsvraag omzetten in een expliciete vraag via een beleid van informatie, sensibilisatie en promotie; - het beter op elkaar afstemmen van de werking van de vormingsinstellingen voor personen met een handicap; - het loslaten van de verplichting dat elke educatieve medewerker van een vormingsinstelling jaarlijks een bepaald aantal uren aan programma’s organiseert en er daarvan zelf de helft leidt; - een actieve samenwerking met het regionaal overleg in het kader van de Interface en andere coördinerende initiatieven. Het decreet voorziet aldus een regeling voor de streekgerichte volkshogescholen, de gespecialiseerde vormingsinstellingen, de syndicale vormingsinstellingen, de vormingsinstellingen voor personen met een handicap en de vormingsinstelling voor de bijzondere doelgroep van de gedetineerden. -
de streekgerichte volkshogeschool
De streekgerichte volkshogeschool is een pluralistisch streekgericht samenwerkingsverband dat tot doel heeft het bereiken van één enkel gestructureerd en gecoördineerd niet formeel educatief aanbod in de betrokken streek. Dit aanbod wordt aan de deelnemer in zijn vrije tijd gebracht enerzijds via eigen programma’s gericht op de behoeften van de individuen uit het verzorgingsgebied en anderzijds via een coördinatie van het niet-formele aanbod van andere culturele organisatoren aanwezig in de streek. De eigen programma’s bevatten een algemeen en breedsporig cursusaanbod en zijn open voor deelnemers die zich vrij kunnen inschrijven. De volkshogeschool staat tevens in voor de coördinatie, de afstemming en de promotie van het nietformele educatieve aanbod van alle andere culturele actoren in de streek. Ze is als dusdanig enig in de streek. Voor de afbakening van de regio’s, waarbinnen volkshogescholen worden opgericht, wordt geopteerd voor de indeling die binnen die regeling betreffende de voormalige Edufora gehanteerd wordt. Er wordt met andere woorden uitgegaan van 13 volkshogescholen. Dit geeft de mogelijkheid voor de volkshogescholen om als vertegenwoordigers van de non-formele educatie te participeren in het kader van DIVA (Dienst Informatie Vorming en Afstemming), de nieuwe naam voor Interface.
399
-
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
de landelijke vormingsinstellingen
De gespecialiseerde vormingsinstelling is een sociaal-culturele organisatie die zich toelegt op nietformele educatie en hierbij aan de volgende criteria voldoet: zij is gespecialiseerd in de ontwikkeling van een educatief aanbod rond een thema; zij bouwt een werking uit aan de hand van een aangepaste sociaal-culturele methodiek; zij is een autoriteit in haar vakgebied; zij heeft een landelijke werking; zij heeft een geëxpliciteerde visie op haar educatieve opdracht en zij heeft een zekere schaal (minimum 1000 uren). Het programma-aanbod van een gespecialiseerde vormingsinstelling wordt beschreven in een beleidsplan. De huidige vormingsinstellingen kunnen op basis van hun werking van 2001 een dossier indienen dat aangeeft dat de vormingsinstelling voor een minimum van 1000 uren een gespecialiseerde werking heeft rond een thema of een cluster van nauw verwante thema’s. Een adviescommissie doet een uitspraak over het al dan niet gespecialiseerd zijn van de werking. De subsidie-enveloppe wordt vastgesteld aan de hand van een decretaal bepaalde uurwaarde. In de tweede beleidsperiode is het beleidsplan het voorwerp van een inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling door een adviescommissie. Die beoordeling kan leiden tot een vermeerdering of vermindering van de subsidie-enveloppe van de vorige beleidsperiode. De werking van de huidige syndicale vormingsinstellingen wordt eveneens verder ondersteund. Het educatief werk dat ontwikkeld wordt door de syndicale vormingsinstellingen, beoogt het versterken van individuele en gemeenschapscompetenties en is als dusdanig uitdrukkelijk te verbinden met burgerschap en sociale actie. Deze educatieve activiteiten, in grote mate geschoold op praktijkgericht leren, zijn belangrijk voor hele groepen van werknemers: zij maken hen bewust van bestaande maatschappelijke ongelijkheden en geven tegelijk mogelijkheden aan om deze weg te werken en op te komen voor een meer rechtvaardige samenleving. Dit vormingswerk wordt op zijn waarde geschat en moet verder ondersteund worden. De vormingsinstellingen die erkend zijn op basis van decreet van 19 april 1995, en die een werking ontplooien binnen een representatieve vakorganisatie, blijven gesubsidieerd, voor zover ze samenwerken. Per representatieve vakorganisatie wordt slechts één samenwerkingsverband gesubsidieerd. De ordeningselementen voor de regeling voor de vormingsinstellingen voor personen met een handicap zijn de volgende: een voldoende schaalgrootte via de creatie van samenwerkingsverbanden; de beheersbaarheid, ook van de budgetten; een voldoende professionaliteit in de structuren; een voldoende landelijk karakter in het bereik en de spreiding. Het decreet beoogt het ontstaan van samen werkingsverbanden die vanuit verwantschappen worden opgebouwd – vanuit de methodiek of vanuit de doelgroepbenadering of vanuit een filosofische overtuiging: de samenwerkingsverbanden komen op vrijwillige basis tot stand. Omtrent de vormingsinstelling voor gedetineerden kan - onder meer sinds de introductie van het sociaal-cultureel werk in een aantal gevangenissen midden de jaren 90 door middel van een proefproject van de Vlaamse Federatie voor Forensisch Welzijnswerk – gesteld worden dat het duidelijk is dat dit soort werk meer is dan het registreren van vormingsbehoeften bij gedetineerden en het zoeken naar geschikte sociaal-culturele organisaties voor de uitvoering van bepaalde programma’s. De toeleiding op zich vergt al een zeer specifieke strategie. De ervaring leert dat binnen de gevangenissen gedetineerden geen uniform bijzondere doelgroep zijn. Daarom wordt momenteel gewerkt met gediversifieerde sociaal-culturele dynamieken voor de aparte subgroepen van gedetineerden. Sociaal-cultureel werk binnen de gevangenis is gericht op persoons- en functionele vorming naast het vergroten van sociale vaardigheden, het sensibiliseren voor sociale verbanden, kunstzinnige vorming met als uiteindelijk doel de reïntegratie in de samenleving na de detentie te vergemakkelijken. Door de subsidiëring van één pluralistische vormingsinstelling voor gedetineerden wil het decreet het sociaal-cultureel werk in de gevangeniscontext ondersteunen en verder uitbouwen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
400
3. De sociaal-culturele bewegingen Een beweging is een organisatie die inhoudelijk gespecialiseerd is rond een maatschappelijk thema of een cluster van nauw verwante thema’s, initiatieven ontwikkelt in Vlaanderen en Brussel voor een ruim publiek, actief is op het terrein van sensibilisatie, maatschappelijke actie en educatie en die gericht is op maatschappelijke verandering. De beweging moet het ruime publiek bereiken, en kan zich dus in haar werking niet beperken tot de eigen leden (zo ze die zou hebben). Dit ruime publiek aanspreken doet zij via een brede waaier van activiteiten die zich richten naar de bevolking hetzij rechtstreeks in een eerste-lijn-relatie dan wel door bemiddeling van derden in een tweede-lijn-relatie. De werking op de tweede lijn moet steeds dienstig zijn voor de werking op de eerste lijn. Directe publieksgerichtheid moet steeds aanwezig zijn. De werking van een beweging situeert zich in essentie op maatschappelijk relevante thematische domeinen en kan dus niet opgaan in een doelgroepenbenadering. Het is het maatschappelijk relevant karakter van een thematische werking van een beweging dat bij elke beleidsperiode bepalend is voor het al dan niet subsidiëren van die beweging. Een doelgroepgerichte werking is niet aanvaardbaar. Wel kan een thema te maken hebben met specifieke groepen in de samenleving (bijvoorbeeld kansarmoede) maar de werking van de beweging moet gericht zijn op een ruim publiek. De beweging kan een inhoudelijke benadering voorstaan vanuit een welbepaalde visie doch het waardestelsel zelf of de verspreiding van een gedachtegoed is niet het voorwerp van een subsidieregeling voor bewegingen. Het waardekader is een hulpmiddel en geen doel op zich. Dit betekent dat ideologieën, politieke partijen en godsdiensten expliciet uit deze regelgeving uitgesloten zijn. Door de werking van de beweging te situeren binnen Vlaanderen en Brussel wordt aangegeven dat de werking van een beweging in de zin van het decreet steeds een landelijk karakter heeft. 4. Naast de drie werksoorten – verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen – geeft het decreet van 4 april 2003 tevens een decreetbasis aan het Steunpunt voor het Sociaal – Cultureel Werk. Het steunpunt is een autonome organisatie die voor het werkveld van het sociaal-cultureel volwassenenwerk de hiernavolgende kernopdrachten vervult: 1° praktijkondersteuning; 2° praktijkontwikkeling; 3° beeldvorming en communicatie. Een steunpunt is geen lange arm van de overheid (administratie en/of minister), evenmin van de discipline, werkvorm of sector. Een steunpunt werkt autonoom. Het fungeert als tussenpersoon, als katalysator tussen beleid en werkveld (organisatie, vereniging…), tussen universiteiten en publiek, tussen informatie en educatie, tussen overheid en praktijk, tussen de maatschappij en de cultuurpraktijk. Een steunpunt werkt coördinerend en brengt zo (meer) efficiëntie tot stand. Het steunpunt vervult haar kernopdrachten door middel van activiteiten als begeleiding, deskundigheidsbevordering en implementatie van kwaliteitszorg, onderzoek, ontwikkeling en gegevensverzameling, informatie en communicatie, vertegenwoordiging en internationale samenwerking. Het steunpunt overlegt met de andere steunpunten inzonderheid met de andere steunpunten uit het beleidsveld van het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De Vlaamse regering kent het steunpunt per beleidsperiode een jaarlijkse subsidie-enveloppe toe. Voor de uitvoering van de kernopdrachten zal de Vlaamse regering met het steunpunt per beleidsperiode een beheersovereenkomst afsluiten waarin de samenstelling, de werking en specifieke opdrachten, het toezicht, de middelen en de procedure gespecificeerd worden. A. Strategische doelstellingen van het decreet Het sociaal-cultureel volwassenenwerk wil iedere burger informele vormingsmogelijkheden bieden met het oog op de verhoging van de individuele competentie en met het oog op de vorming van en gemeenschap van competente en geëmancipeerde personen.
401
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Dit vertaalt zich in volgende strategische doelstellingen: 1. de verbetering van de culturele kwaliteit: zij omvat naast aspecten van cultuurbeleving en – ontplooiing, dimensies als algemene vorming, sociale vorming en kunstzinnige vorming. 2. een betere en actievere participatie van en oriëntatie in het maatschappelijk leven: zij omvat elementen zoals vermogen tot communicatie, gemeenschapszin en verantwoordelijkheidszin. B. Operationele doelstellingen Volgende operationele doelstellingen zijn uit de strategische doelstellingen van het beleidsdomein af te leiden: 1. via financiële ondersteuning er voor zorgen dat verenigingen, vormingsinstellingen en bewegingen de mogelijkheid hebben om voor de leden/deelnemers/het grote publiek een aanbod te creëren dat een bijdrage levert tot empowerment en tot verhoging van de gemeenschapsopbouw en van de cultuurparticipatie; 2. er voor zorgen dat volkshogescholen worden opgericht teneinde over het ganse Vlaamse grondgebied te kunnen voldoen aan de vormingsbehoeften van de burgers; C. Doelgroepen Het bereik van het volksontwikkelingswerk is absoluut: het richt zich tot iedere volwassene. Bijzondere aandacht moet evenwel blijven uitgaan naar eigentijdse problemen en naar groepen van mensen die om een of andere reden achterstand hebben in het proces van culturele emancipatie en maatschappelijke weerbaarheid. D. Instrumenten In de verwezenlijking van haar opdracht beschikt de overheid als belangrijkste instrumenten over de erkenning, de subsidiëring en de evaluatie. Inzake subsidiëring is de taak van de overheid subsidiair. De subsidiëring, als middel dat de overheid ter beschikking heeft bij de uitvoering van het cultuurbeleid houdt in dat zij initiatieven die beantwoorden aan een reële behoefte , daadwerkelijk ondersteunt, begeleidt en ontwikkelingskansen waarborgt. Het decreet van 4 april 2003 introduceert tevens een aantal nieuwe beleidsinstrumenten: de enveloppensubsidiëring, het beleidsplan, de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling en de evaluatie. -
de enveloppensubsidiëring Het decreet voorziet in een nieuwe wijze van subsidiëren. Er wordt uitsluitend gewerkt met enveloppenfinanciering: een jaarlijkse subsidie-enveloppe die voor een periode van telkens een beleidsperiode gekend is. - het beleidsplan Het beleidsplan van de organisatie is de basis voor haar werking. In dit document maakt de organisatie haar beleid inzake sociaal-cultureel volwassenenwerk duidelijk, voor zichzelf, voor de overheid en voor de buitenwereld. Het omvat de missie, de omgevingsanalyse, datgene wat ze op het ogenblik van de opmaak ervan doet, datgene wat ze in de volgende beleidsperiode wil bereiken, evenals de wijze waarop ze dit wil realiseren. - de inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling Voor de beoordeling van de beleidsplannen worden in het decreet een aantal criteria opgesomd die door de leden van de adviescommissie -die hiervoor wordt opgericht- bij de beoordeling worden gehanteerd. Op grond van deze inhoudelijke en kwaliteitsbeoordeling van het beleidsplan wordt de subsidie-enveloppe van de organisatie voor de volgende beleidsperiode vastgesteld. - de integrale kwaliteitszorg Het decreet voorziet als expliciete voorwaarde voor subsidiëring het rekening houden in de werking van principes van integrale kwaliteitszorg. De vandaag reeds in het werkveld aanwezige aandacht voor het aspect kwaliteitszorg wordt in het decreet verder expliciet gemaakt.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
402
- de evaluatie In het decreet krijgt de administratie de opdracht om elke gesubsidieerde organisatie uiterlijk voor het einde van het tweede jaar van de beleidsperiode te evalueren via een bezoek ter plaatse. Naast de controle op de toepassing van de regelgeving en het aspect ‘aandacht voor principes van integrale kwaliteitszorg’ gebeurt deze visitatie op basis van het goedgekeurde beleidsplan en de ingediende jaarplannen en jaarverslagen. E. Het budgettaire aspect Het decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk treedt in werking op 1 januari 2003. De eerste budgettaire incidentie van de nieuwe regelgeving komt ten laste van de begroting 2004. De inwerkingtreding van de bepalingen met budgettaire weerslag gaan immers in per 1 januari 2004. Zoals bij de indiening van het ontwerpdecreet in het Vlaamse Parlement gesteld, zal het decreet van 4 april 2003, wat de vereiste budgetten betreft, slechts vanaf 2005 op kruissnelheid komen. Het decreet voorziet in de eerste helft van 2005 een expliciet evaluatiemoment met betrekking tot de uitvoering ervan. Gelet op de op stapel staande herordening in de sector van de sociaal-culturele vormingsinstellingen, in het bijzonder de herschikking binnen het vormingslandschap in de vorm van enerzijds de oprichting van streekgerichte volkshogescholen en anderzijds de introductie van het gespecialiseerd zijn van vormingsinstellingen, was het voor een vlotte budgettaire opvolging en afhandeling in de eerstvolgende maanden aangewezen de subsidietoewijzing te kunnen doen vanuit één enkele basisallocatie. Hiertoe werden reeds bij de budgetcontrole 2003 de nodige maatregelen genomen om de openstaande budgetten van de respectievelijke betrokken basisallocaties onder te brengen onder die ene basisallocatie (b.a. 33.04). De creatie van die éne basisallocatie is verder aangewezen tot en met 2005 omwille van de toch wel ingrijpende veranderingen in de eerstvolgende periode. Zo werd in 2003 – zonder dat dit een budgettaire meerkost betekent – reeds uitvoering gegeven aan de ondersteuning van de migrantenfederaties voor activiteiten die rechtstreeks de aangesloten afdelingen of groepen ten goede komen op het vlak van o.m. kaderopleiding. Ook reeds in 2003 werd via de huidige basisallocatie 12.22 het regionaal overleg met het oog op de oprichting van de regionale volkshogescholen op basis van overeenkomsten financieel ondersteund. In 2004 zal de herordening een duidelijker gezicht krijgen wanneer de procedure inzake het al dan niet gespecialiseerd zijn van de werking van vormingsinstellingen zal afgerond zijn. Het samenbrengen op jaarbasis van de verschillende betrokken kredieten op de bij de begrotingscontrole 2003 gecreëerde nieuwe basisallocatie 33.04 betekent voor de begroting 2004 een inschrijving van 39.969.000 euro (indexering uitgezonderd). Zoals reeds eerder vermeld kent de uitvoering van het nieuwe decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk vanaf 2004 zijn eerste budgettaire gevolgen. Voor de verenigingen betekent 2004 het eerste jaar van implementatie van het decreet. Dit verklaart in grote mate de voor 2004 voorziene budgettaire meeruitgave. In dat jaar wordt tevens de procedure voor de bewegingen gestart en afgewerkt zodat het decreet voor hen in 2005 in zijn volheid kan geïmplementeerd worden. 2005 is – zoals reeds vermeld – tevens het jaar waarin de uitvoering van het decreet geëvalueerd wordt. Onder meer met het oog op de begroting van 1996 heeft dit evaluatiemoment plaats in de eerste helft van 2005. II. Decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en interaal lokaal cultuurbeleid Dit decreet is in werking getreden op 1 januari 2002 en heeft belangrijke budgettaire implicaties. Het totaal benodigde nieuw krediet voor dit decreet (in de veronderstelling dat alle gemeenten maximaal participeren) kan worden geraamd op ongeveer 30.000.000 euro.
403
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Door de Vlaamse regering werd dan ook beslist tot een gefaseerde invoering. Voor 2004 was in principe nieuw krediet voorzien ten belope van 3.756.000 euro. Omwille van budgettaire redenen werd dit beperkt tot de helft, zijnde 1.878.000 euro. Dit betekent dat in 2004 bepaalde onderdelen van het decreet slechts in beperkte mate kunnen worden uitgevoerd of moeten worden uitgesteld tot 2005. De grote lijnen van dit decreet Het decreet heeft een verplichtend en een facultatief gedeelte. Twee onderdelen zijn verplicht: - elke gemeente moet een openbare bibliotheek inrichten, eventueel in samenwerking met een andere gemeente; - elke gemeente moet adviesorganen voor cultuur (her)oprichten. De verplichting geldt voor alle Vlaamse gemeenten. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest gelden deze verplichtingen niet. Maar de organisatie van een openbare bibliotheek en de oprichting van adviesorganen voor cultuur zijn er wel mogelijk en worden door dit decreet gestimuleerd, zowel voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) als voor de Brusselse gemeenten. De andere onderdelen zijn niet verplicht. Alle gemeenten kunnen onder bepaalde voorwaarden instappen in het gemeentelijk cultuurbeleid en er subsidies voor ontvangen. De voorwaarden zijn: - een cultuurbeleidsplan opmaken; - een cultuurbeleidcoördinator aanstellen en in dienst hebben; - beschikken over een cultuurcentrum of een gemeenschapscentrum en dus over aangepaste culturele infrastructuur; - particuliere culturele verenigingen en instellingen ondersteunen via een subsidiereglement of het gratis ter beschikking stellen van culturele infrastructuur. In het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kan de VGC een beleidsplan indienen voor het ganse gewest. De Brusselse gemeentebesturen kunnen eveneens een beleidsplan indien, doch dit moet afgestemd zijn op het plan van de VGC.
A. Doelstellingen Het decreet zorgt voor een sterke vereenvoudiging van de regelgeving en erkent het gemeentelijke bestuursniveau in de sturing van het cultuurbeleid. Dit sluit aan bij het regeerakkoord. De verschillende cultuurbeleiddomeinen werden op lokaal vlak meestal apart bekeken en niet als onderdelen van één cultuurbeleid. Dit resulteert meestal in een gefragmenteerd beleid en een gebrek aan doelmatigheid. Dit decreet wil de gemeenten stimuleren om een integraal cultuurbeleid te voeren. Daartoe worden een aantal tools aangereikt die een betere afstemming van de werking van cultuurcentra, openbare bibliotheken, ondersteuning van het verenigingsleven en andere beleidsinspanningen mogelijk maakt en de kwaliteit van het gemeentelijk cultuurbeleid ten goede zal komen. Daarnaast wil dit decreet intergemeentelijke culturele samenwerking mogelijk maken voor wat betreft het bibliotheekwerk, het op elkaar afstemmen van het cultureel aanbod en de cultuurcommunicatie naar de bevolking. Tenslotte wordt het overleg en de advisering van het gemeentelijk cultuurbeleid in dit decreet geregeld, ter vervanging van het decreet van 24 juli 1991 betreffende raden voor Cultuurbeleid dat wordt opgeheven.
In doelstellingen uitgedrukt kan dit als volgt worden geformuleerd: 1. Een integraal cultuurbeleid op gemeentelijk vlak stimuleren; daartoe krijgen gemeentebesturen een grote beleidsruimte en worden ze geresponsabiliseerd voor hun cultuurbeleid; 2. Kwaliteitsbevorderend werken door dynamiek en vernieuwing los te maken; dit decreet zorgt er ondermeer voor dat de gemeente deskundigheid kan aantrekken en dat alle actoren worden betrokken bij het tot stand komen en het uitvoeren van het cultuurbeleid.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
404
3. De aandacht voor cultuurbeleid op gemeentelijk vlak vergroten; het invoeren van beleidsplanning, met bijzondere aandacht voor de procesmatige facetten en het bespreken en goedkeuren van het plan door de adviesorganen, de beheersorganen van de gemeentelijke culturele instellingen, het college van burgemeester en schepenen en de gemeenteraad, zal tot gevolg hebben dat cultuur als beleidsmaterie meer aandacht kan krijgen. 4. De cultuurcentra een duidelijke plaats geven in het culturele landschap met het oog op het spreiden van de cultuur, het bevorderen van de gemeenschapsvorming en het bevorderen van de cultuurparticipatie; cultuurcentra hebben een streekgerichte opdracht en werken voor een publiek uit een ruim verzorgingsgebied. 5. De taken van de openbare bibliotheek actualiseren; bij deze taakomschrijving wordt in het decreet geen onderscheid gemaakt tussen de verschillende functies die de bibliotheek heeft (informatie, educatie, recreatie en ontwikkeling); de belangrijkste taken liggen op het vlak van informatiebemiddeling en cultuurspreiding, aangevuld met de zorg om het documentair erfgoed en het bevorderen van de ontmoeting. 6.
Een aanzet geven tot intergemeentelijke samenwerking: - Twee of meer (kleinere) gemeenten kunnen samenwerken samen om één gezamenlijk cultuurbeleidsplan te maken en uit te voeren; - Minimum vier aangrenzende gemeenten kunnen een projectvereniging oprichten in functie van een afstemming van het cultureel aanbod en de culturele communicatie; - Twee of meer gemeenten kunnen beslissen om hun bibliotheekdienstverlening gemeenschappelijk te organiseren; daarnaast zullen de provinciebesturen een streekgericht bibliotheekbeleid ontwikkelen in samenwerking met de gemeenten.
C. Doelgroepen De doelgroepen van het decreet zijn de gemeentebesturen van het Vlaamse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, evenals de Vlaamse Gemeenschapscommissie van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Daarnaast moet worden vastgesteld dat, om diverse redenen, heel wat doelgroepen niet participeren aan het ruime cultuuraanbod. Voor de bibliotheeksector bijvoorbeeld was anno 2001 28% van de Vlaamse bevolking geregistreerd als lener in een openbare bibliotheek. Hoewel de trend nog altijd stijgend is, blijft de vaststelling dat een belangrijk deel van de bevolking de weg naar de bibliotheek nog niet ontdekt heeft. Dit geldt ook voor de cultuurcentra, zowel voor hun cultuurspreidende als hun algemene ondersteunende opdracht. De uiteindelijke doelgroep van het decreet wordt dan, via de ondersteuning van de gemeentebesturen, de ganse bevolking, met bijzondere aandacht voor specifieke doelgroepen. D. Instrumenten Als beleidsinstrumenten kunnen worden aangeduid: 1. De regelgeving: het decreet en het uitvoeringsbesluit 2. Subsidiëring: Het decreet voorziet in een nieuwe wijze van subsidiëren. Er wordt uitsluitend gewerkt met enveloppenfinanciering. Elke gemeente krijgt voor de drie terreinen waar dit decreet betrekking op heeft een totale enveloppe. Elke gemeente kent direct het exacte subsidiebedrag. De bepaling van de enveloppe staat voor de drie terreinen in relatie tot het inwonertal (verzorgingsgebied) van de gemeente of stad. Voor het algemeen cultuurbeleid wordt er een bedrag voorzien voor de functie van cultuurbeleidcoördinator; daarnaast is er een werkingssubsidie voor een vast bedrag per inwoner.
405
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Voor het bibliotheekwerk is er eveneens een bedrag per inwoner ingeschreven. Er worden echter correcties doorgevoerd voor de bibliotheken in de kleine en in de grote gemeenten. Voor de gemeenten met minder dan 10.000 inwoners wordt een minimaal subsidiebedrag ingeschreven. Voor de regionale en de grote steden wordt in functie van hun regionale uitstraling een aanpassing gemaakt. Daarenboven is het zo dat voor de gemeenten die op basis van het nieuwe decreet een lagere subsidie zouden ontvangen dan op basis van het vorige decreet, er een overgangsregeling geldt. Voor de cultuurcentra wordt een indeling gemaakt in categorieën. Daarenboven wordt een onderscheid gemaakt tussen de basissubsidie en de variabele subsidie. De kwantitatieve criteria voor de basissubsidie worden beperkt tot essentiële voorwaarden inzake infrastructuur, personeel, beheer en werking. De maximale basissubsidie wordt bepaald door de categorie waartoe een centrumgemeente behoort. De grootte van deze subsidie is echter niet alleen afhankelijk van de categorie waartoe de gemeente behoort, maar wordt eveneens bepaald door de culturele infrastructuur en de werking van het cultuurcentrum. Voor het bepalen van de variabele subsidie ligt de nadruk meer op de inhoudelijke aspecten van de werking. Deze subsidie maakt het mogelijk om aan bepaalde cultuurcentra binnen eenzelfde categorie meer subsidie toe te kennen. Deze subsidie wordt berekend op het geheel van een aantal parameters die op een evenwichtige wijze betrekking hebben op de drie functies van een cultuurcentrum. De beoordeling van de dossiers gebeurt door een beoordelingscommissie opericht door de Vlaamse regering. 3. Het gemeentelijk cultuurbeleidsplan: Het gemeentelijk cultuurbeleidsplan is de vertrekbasis, de fundering van het gemeentelijk cultuurbeleid. Het vertrekt vanuit een geïnspireerd verhaal en een visie op de rol van cultuur in de gemeente. Het beschrijft de huidige situatie van het ruime culturele veld in de gemeente met zijn sterke en zwakke punten. Vanuit de visie en de huidige situatie worden doelstellingen geformuleerd die de gemeente wil realiseren gedurende de looptijd van het plan. Als de doelstellingen gerealiseerd worden zullen er effecten worden bereikt die kunnen worden gemeten aan de hand van een aantal indicatoren. De manier waarop de in het beleidsplan opgenomen doelstellingen zullen worden gerealiseerd wordt beschreven in een jaarlijks actieplan. Het cultuurbeleidsplan dat de kern vormt voor het tot stand komen van een kwalitatief en integraal gemeentelijk cultuurbeleid wordt gemaakt door de gemeente en voor de gemeente. Het cultuurbeleidsplan is dus duidelijk in eerste instantie een instrument voor de gemeente. Het proces dat dit plan voorafgaat en voortbrengt is minstens even belangrijk als het uiteindelijke product. De communicatie van de overheid met het veld en deskundigen is immers de garantie dat het een degelijk plan wordt. Het uiteindelijke cultuurbeleid zal hiermee doordacht zijn en een breed draagvlak kennen. De betrokkenheid en samenspraak van alle culturele actoren op lokaal niveau is een doelstelling van het Vlaamse cultuurbeleid en is dus ook een uitdrukkelijke voorwaarde om gesubsidieerd te kunnen worden binnen het nieuwe decreet. Voor de gemeenten die over een gesubsidieerd cultuurcentrum beschikken, zal het gemeentelijk cultuurbeleidsplan – al dan niet in een afzonderlijk deel - ook de inhoudelijke werking van het cultuurcentrum verduidelijken en ook aantonen hoe de opdrachten van het centrum worden waargemaakt en ingevuld. Hetzelfde geldt voor de gemeentelijke openbare bibliotheek. Indien het gemeentebestuur echter geen subsidie wenst aan te vragen voor het algemeen cultuurbeleid, moet in elk geval een plan worden ingediend voor de openbare bibliotheek en desgevallend voor het cultuurcentrum.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
406
4. De cultuurbeleidscoördinator: Voor de realisering van het cultuurbeleidsplan worden subsidies verleend voor de nieuwe functie van cultuurbeleidscoördinator binnen de gemeente (een voltijdse functie in gemeenten met meer dan 10.000 inwoners, een halftijdse functie in gemeenten met minder dan 10.000 inwoners). Deze cultuurbeleidscoördinator zal dus in elk geval instaan voor de coördinatie van de verschillende aspecten van het gemeentelijk cultuurbeleid en de begeleiding van de processen die verbonden zijn met de opmaak, de uitvoering en de evaluatie van het cultuurbeleidsplan. Ook de redactie van het cultuurbeleidsplan, alsmede het jaarlijks actieplan en werkingsverslag behoren tot zijn opdracht. 5. De evaluatie en de zelfevaluatie: De Vlaamse Gemeenschap treedt alleen stimulerend op en bouwt een evaluatiemoment in om samen met de gemeente de uitvoering van het cultuurbeleidsplan te evalueren In de loop van de gemeentelijke legislatuur zal er in elke gemeente een visitatie gebeuren. Na deze visitatie zal de administratie aanbevelingen doen aan de gemeente, gebaseerd op het beleidsplan, de jaarplannen en de werkingsverslagen. De administratie grijpt niet in op de inhoudelijke opties van het gemeentebestuur, maar ziet na in welke mate die opties effectief worden gerealiseerd. Het gemeentebestuur bepaalt door middel van resultaatsindicatoren zelf de evaluatiebasis. Het gemeentebestuur zal moeten aangeven hoe ze die aanbevelingen opvolgt. Indien deze aanbevelingen totaal niet gevolgd worden of indien er zware gebreken worden vastgesteld, zullen sancties worden getroffen. 6. Bovenlokale ondersteuning: - Het Vlaams Centrum voor de Openbare Bibliotheken (VCOB): Dit landelijk ondersteuningscentrum was ook reeds voorzien in het bibliotheekdecreet van 1978, maar werd om diverse redenen nooit opgericht. Het VCOB bevordert de samenwerking tussen alle openbare bibliotheken, bewaakt de kwaliteit, verleent landelijke ondersteuning, zelf of via bemiddeling van anderen. Het is zijn bijzondere taak te voorzien in de ontwikkeling en het beheer van centrale catalogi en centrale voorzieningen voor informatietechnologie voor het openbare bibliotheekwerk. Dit gebeurt op basis van een beheersovereenkomst met de Vlaamse overheid waarin duidelijke opdrachten en een welomschreven budget vastgelegd zijn. Het steunpunt moet de opdrachten concretiseren in een beleidsplan dat geldt voor een periode van vijf jaar, met een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd. - Cultuur Lokaal: Deze organisatie werd opgericht met het oog op de ondersteuning van het algemeen cultuurbeleid op gemeentelijk vlak, inclusief de gemeenschapscentra en de cultuurcentra. Het doelpubliek van dit steunpunt bestaat uit de cultuurbeleidcoördinatoren de cultuurfunctionarissen in de cultuurcentra, de gemeentelijke mandatarissen die begaan zijn met cultuur, de bestuurders van de gemeenschapscentra en de cultuurcentra en de (bestuurs)leden van de adviesorganen voor cultuur. Een dergelijke organisatie neemt een begeleidende, een stimulerende, een verzamel- en een onderzoeksfunctie op. Ook met dit steunpunt is een beheersovereenkomst afgesloten, waarin de opdrachten en het budget van het steunpunt vastgelegd zijn. Het steunpunt moet de opdrachten concretiseren in een beleidsplan dat geldt voor een periode van vijf jaar, met een tussentijdse evaluatie halverwege de looptijd. - Een streekgericht bibliotheekbeleid: In dit decreet krijgen de provinciebesturen de opdracht om binnen hun provincie projecten en initiatieven te ontwikkelen die de samenwerking bevorderen en die niet door individuele bibliotheken kunnen worden gerealiseerd. Het uitgangspunt is duidelijk een streekgerichte werking. Afhankelijk van de aard van het initiatief kan de omvang van de streek variëren van het ganse grondgebied van de provincie tot een beperkt geografisch deel van de provincie. 7. Verplicht overleg en advisering van het gemeentelijk cultuurbeleid: Dit decreet voorziet een nieuwe regeling voor de oprichting door het gemeentebestuur van één of meerdere adviesorganen voor cultuur in functie van het overleg en de inspraak bij de voorbereiding en de evaluatie van het cultuurbeleid.
407
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Via dit decreet wordt het mogelijk dat elk gemeentebestuur een eigen adviesstructuur kan opbouwen op maat van de lokale noden en behoeften. Het is de bedoeling dat de inspraak bij het gemeentelijk cultuurbeleid open en levendig is. De adviesorganen worden betrokken bij de opmaak van het cultuurbeleidsplan, en de diverse facetten van het cultuurbeleid en de evaluatie van het cultuurbeleid. De gemeentebesturen worden verplicht om één of meerdere adviesorganen op te richten met een vertegenwoordiging van de organisaties die het Nederlandstalige culturele leven bevorderen. Bedoeld worden: – de culturele verenigingen en organisaties van uitsluitend vrijwilligers, die een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente; – de private en publieke professionele culturele organisaties en instellingen, die een werking ontplooien op het grondgebied van de gemeente; – deskundigen inzake cultuur: dat zijn personen die een ruime kennis hebben van een culturele materie; Occasioneel kan ook de bevolking van de gemeente worden betrokken. Dit kan via hearings, wijkgerichte werkgroepen enz… De gemeentebesturen vragen voor elke belangrijke beslissing, met uitzondering van de opmaak van de gemeentelijke begroting, advies aan de adviesorganen en deze kunnen ook op eigen initiatief hun standpunt bekendmaken. Het advies is niet bindend voor het gemeentebestuur, maar afwijkende beslissingen moeten gemotiveerd worden. Wat de begroting betreft kunnen de adviesorganen steeds advies uitbrengen vooraleer het gemeentebestuur met de begrotingsopmaak start. Voor het Brussels Hoofdstedelijk Gewest kunnen zowel de Vlaamse Gemeenschapscommissie als de gemeentebesturen de nodige adviesraden oprichten. E. Effecten en prestaties Volgende effecten kunnen worden vooropgesteld: - alle gemeenten, alleen of in samenwerking, beschikken over eigen culturele infrastructuur in de vorm van een cultureel centrum of een gemeenschapscentrum dat voldoet aan de infrastructuurvereisten van het decreet en zijn uitvoeringsbesluit; de indicator is het aantal gemeenten dat over deze infrastructuur beschikt; Resultaat: eind oktober 2003 hebben 205 gemeenten een aanvraag ingediend voor het onderdeel algemeen cultuurbeleid; 186 aanvraagdossiers werden reeds goedgekeurd; daarnaast zijn 62 bijkomend in aanmerking genomen als cultuurcentrum. - alle gemeenten, alleen of in samenwerking, beschikken over professionele deskundigheid ter ondersteuning van een integraal en kwalitatief cultuurbeleid via het aanstellen en in dienst nemen van een cultuurbeleidscoördinator; de indicator is het aantal gemeenten dat een gesubsidieerde cultuurbeleidscoördinator in dienst heeft; Resultaat: eind oktober 2003 zijn er reeds 170 gesubsidieerde cultuurbeleidscoördinatoren aangesteld - alle gemeenten, alleen of in samenwerking, maken een cultuurbeleidsplan op als een belangrijk werkinstrument om te komen tot een kwalitatief en integraal cultuurbeleid; de indicator is het aantal gemeenten die een cultuurbeleidsplan hebben opgemaakt dat door de minister werd goedgekeurd; Resultaat: eind oktober 2003 zijn er 135 cultuurbeleidsplannen ingediend; 85 werden reeds door de minister goedgekeurd. - alle gemeenten voeren een integraal cultuurbeleid dat zich vertaalt in kwaliteit, vernieuwing, ontsluiting en verhoging van de culturele participatie; de indicatoren zijn het aantal gemeenten die hun cultuurbeleidsplan tussentijds evalueren, het aantal evaluatierapporten van de Vlaamse gemeenschap en het aantal gemeenten dat op basis van het evaluatierapport van de Vlaamse Gemeenschap en de eigen tussentijdse evaluatie hun cultuurbeleid bijsturen; Resultaat: evaluaties beginnen pas in 2004; eventuele bijsturing is voorzien voor 2005
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
-
-
408
de voorbereiding en de uitvoering van het cultuurbeleid in de gemeente komt tot stand in ruim overleg en met inspraak; de indicator is het aantal gemeenten met een gemeentelijke culturele raad; gemeenten werken samen om het cultureel aanbod en de culturele communicatie beter op elkaar af te stemmen; de indicator is het aantal projectverenigingen die daartoe door samenwerkende gemeenten worden opgericht en het aantal door de minister goedgekeurde cultuurnota's die projectverenigingen moeten indienen; Resultaat: eind oktober 2003 is één aanvraag ingediend.
III. Decreet van 22 december 200 betreffende de amateurkunsten De grote lijnen van het decreet In het cultuurbeleid zijn de amateurkunsten de afgelopen decennia steeds aanwezig geweest, maar ze werden in het verleden niet altijd met een allesomvattend en toekomstgericht beleidsperspectief op de voorgrond geplaatst. Vorige regelgevingen gingen steeds uit van de bestaande toestand inzake landelijke organisaties die ondersteuning boden aan plaatselijke amateurkunstgroepen. Op die wijze werden organisaties gesubsidieerd die ondersteuning bieden inzake theater, volksdans, instrumentale en vocale muziek, volksmuziek, fotografie, film. Het gevolg van een dergelijke beleidsbenadering is altijd geweest dat wat bestond bevestigd werd, met weinig mogelijkheden en ruimte voor vernieuwing. Het decreet Amateurkunsten (decreet van 22 december 2000) wil via een zeer eenvoudig en helder beleidskader, een open netwerk tot stand brengen, dat soepel genoeg is om op de talrijke en wisselende behoeften op een pluralistische manier in te spelen. Via de in dit decreet bepaalde erkenning en subsidiëring van organisaties wil de Vlaamse Gemeenschap ten behoeve van haar bevolking een netwerk helpen uitbouwen. De ondersteuning door de Vlaamse Gemeenschap van dit netwerk is gericht op een maximale participatie, een voortdurende aandacht voor kwaliteitsbevordering en creatie, alsook op het stimuleren van diversiteit en spreiding van het aanbod inzake amateurkunsten, ten einde optimaal op bestaande vragen en nieuwe tendensen te kunnen inspelen. Het netwerk beoogt zowel de artistieke als de sociale component van de amateurkunsten te valoriseren. De amateurkunsten maken immers ten volle deel uit van het brede spectrum van het sociaal-cultureel werk, waarbij aan de beoefenaars ervan de kans wordt geboden, op vrijwillige basis en zonder beroepsmatige doeleinden hun creatieve vermogens en artistieke expressievaardigheden aan te wenden, te ontplooien en te tonen. De amateurkunsten zijn een belangrijke sector in het culturele veld. Het beleid van de Vlaamse Gemeenschap krijgt in dit decreet gestalte via de erkenning en subsidiëring - van organisaties per kunstdiscipline (of deeldiscipline ervan - van projecten - van een landelijk steunpunt voor amateurkunsten. Wat betreft het luik “organisaties” zijn de doelstellingen van het decreet de volgende : -
-
verplicht voorzien in een structurele samenwerking tussen de vroegere federaties behorend tot eenzelfde kunstdiscipline, ten einde de ondersteuning van de basis te rationaliseren, te verruimen en aan te passen aan de reële behoeften; dit heeft een schaalvergroting voor gevolg die door de bundeling van krachten en middelen evenwel toelaat de ondersteuning meer decentraal te spreiden; de zorg voor de behoeften van de basis moet hier primeren op de “belangen” van de ondersteunende organisatie; nieuwe kunstdisciplines kansen geven;
409
-
-
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
organisaties meer zekerheid geven over hun subsidiëring op langere termijn via een systeem van vijfjaarlijkse enveloppen; de administratieve verplichtingen van de organisaties vereenvoudigen en beperken zodat meer tijd vrijkomt voor de ondersteuning van de amateurkunstbeoefening en – beleving aan de basis; een grotere autonomie en inhoudelijke verantwoordelijkheid geven aan de organisaties, wat hen moet toelaten op een soepele manier in te spelen op (nieuwe) evoluties binnen hun kunstdiscipline via het instrument van het beleidsplan; de zorg voor een integrale kwaliteit verplicht deel maken als deel van het beleidsplan; een ruimere professionele omkadering mogelijk maken; ook individuele belangstellenden tot de doelgroep van de organisaties laten behoren; het leggen van dwarsverbindingen en het maken van afspraken met belendende sectoren zoals het deeltijds kunstonderwijs worden aangemoedigd.
Naast de belangrijke component “organisaties” regelt het decreet de opdracht van een andere belangrijke actor in het domein van de amateurkunsten: het steunpunt, met name het Vlaams Centrum van Amateurkunsten. Het instrument van de projectsubsidiëring tenslotte is het sluitstuk in beleid op het vlak van de amateurkunsten. Hierdoor kunnen specifieke tijdelijke acties, ook van andere culturele actoren dan organisaties voor amateurkunsten, ondersteund worden, voor zover ze uiteraard voldoende relevant zijn voor de brede sector. De beoordeling van deze relevantie gebeurt via een dubbele filter. Vooreerst moet elk project ingediend worden in partnership met een organisatie voor amateurkunsten of met het steunpunt. Vervolgens is er een beoordelingscommissie die de ingediende projecten beoordeelt en afweegt. Door het opnemen van het steunpunt in het decreet wordt de relatie tussen dit steunpunt en de organisaties en projecten geëxpliciteerd. De zorg voor een positieve inbedding van de amateurkunsten in het brede maatschappelijk veld en in het culturele veld in het bijzonder is bij uitstek een opdracht van het steunpunt. Wat meteen aantoont dat het steunpunt eveneens een noodzakelijk sluitstuk is van dit decreet.
A. Strategische doelstellingen Het decreet amateurkunsten heeft dus als missie het amateurkunsten leven in Vlaanderen te bevorderen. Onder amateurkunsten wordt verstaan : elke kunstvorm die in het kader van het sociaalculturele gebeuren aan iedere burger de kans biedt om zich via kunstbeoefening en -beleving te ontplooien en zijn potentiële creatieve vermogens te ontwikkelen op vrijwillige basis en zonder beroepsmatige doeleinden. Dit vertaalt zich in volgende strategische doelstelling: “Iedere burger de mogelijkheid geven tot beoefening en beleving van amateurkunsten.” B. Operationele doelstellingen 1. het tot stand brengen van een netwerk van organisaties voor amateurkunsten; 2. via systematische kwaliteitszorg instaan voor een gestructureerd aanbod van activiteiten met het oog op de amateurkunstbeoefening en –beleving door de burger, zowel individueel als in groep; 3. het stimuleren van vernieuwing in de sector van de amateurkunsten. C. Doelgroepen De doelgroepen zijn enerzijds de amateurkunstenaar (ongeacht leeftijd, geslacht of andere socioeconomische kenmerken) en anderzijds de organisaties voor amateurkunsten.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
410
D. Instrumenten Als gedragsbeïnvloedende beleidsinstrumenten kunnen geïdentificeerd worden: 1. de regelgeving 2. de erkenning 3. het beleidsplan 4. de structurele subsidiëring 5. de projectsubsidiëring 6. de inspectie en de controle E. Activiteiten Voor de erkenning (instrument 2): de formele dossierbehandeling van de aanvraag tot erkenning. Voor het beleidsplan (instrument 3): het nakijken van het beleidsplan, het overleg met de organisatie, de redactie van de definitieve tekst van het beleidsplan, het adviseren van de minister met het oog op de goedkeuring van het beleidsplan. Voor de structurele subsidiëring (instrument 4): de controle van de begroting en het werkprogramma van de organisatie, de controle van de afrekening en de werking van de organisatie, de uitbetaling van de voorschotten aan de organisatie en de uitbetaling van het saldobedrag aan de organisatie. Voor de projectsubsidiëring (instrument 5): de projectvoorstellen nakijken, de projectaanvragen voor beoordeling voorleggen, het formuleren van een advies, de minister een voorstel van beslissing toezenden, instaan voor inspectie en controle van de projecten, zorgen voor een ruime communicatie naar de buitenwereld in verband met de mogelijkheid van projectsubsidiëring. Voor de controle en de inspectie (instrument 6): het formuleren van gerichte inspectieopdrachten, zowel in het kader van de structurele werking als op het vlak van de projectwerking, het uitvoeren van inspectie–en controleopdrachten.
F. Effecten Operationele doelstelling 1: het effect moet zijn dat iedere op dit ogenblik erkende organisatie voor amateurkunsten zich bekent tot het decretaal voorziene samenwerkingsverband per discipline en dat een gemeenschappelijk steunpunt met de decretaal voorziene opdrachten tot stand komt; de indicator is hier gelijk aan het effect; als norm geldt 100 %; als termijn geldt 5 jaar. Resultaat : Acht organisaties voor amateurkunsten stapten in het nieuwe decreet als een fusie of een totaal samenwerkingsverband. Als fusie : vzw Opendoek, vzw Centrum voor Beeldexpressie, vzw Danspunt, vzw Vlamo, vzw Muziekmozaiek, vzw Poppunt, vzw Kunstwerk(t) Als een totaal samenwerkingsverband : vzw Koor en Stem Operationele doelstelling 2: het effect moet zijn: - het beschikken over een documentatiecentrum: de indicator is de al dan niet aanwezigheid ervan en het aantal vragen en contacten; de norm is 100 % + een groei wat het aantal vragen en contacten betreft; de termijn waarbinnen is vast te stellen in het beleidsplan. Resultaat : Enkel de vzw’s Vlamo, Koor en Stem, Opendoek beschikken over een uit het verleden overgenomen documentatiecentrum; de overige organisaties voorzien de uitbouw van een documentatiecentrum tegen het einde van de beleidsperiode (2005) - de aansluiting op een centraal netwerk: de indicator is de al dan niet aanwezigheid ervan; de norm is 100 %; de termijn is vast te stellen in functie van de budgettaire ruimte. Resultaat : Alle erkende organisaties beschikken over een website; de website van het Steunpunt is het centrale netwerk - de vorming en opleiding: de indicatoren zijn het aantal opleidingen, het aantal deelnemers, de spreiding van de deelnemers (niet geografisch maar over de organisatie), de mate van thematische diversificatie; de normen en termijnen met betrekking tot de bovenvermelde indicatoren zijn vast te stellen in het beleidsplan.
411
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Resultaat : niet alle erkende organisatie beschikken over de alle cijfergegevens; begin 2004 dient iedere organisatie deze gegevens ter beschikking te stellen. Op dit ogenblik beschikt men over het totaal aantal vormingsuren (3.464 in het jaar 2002; start decreet, refertejaar 2000: 3.424 uren) - het beschikken over een communicatieplan: de indicatoren zijn de al dan niet aanwezigheid, het aantal abonnementen, een zo ruim mogelijke spreiding van de abonnementen over de organisatie, de resultaten van een tevredenheidonderzoek, het aantal verkochte exemplaren; de norm voor de eerste indicator is 100 %, de overige zijn vast te stellen in het beleidsplan, evenals de termijn trouwens. Resultaat : de uitbouw van een degelijk communicatieplan is voorzien in alle beleidsplannen; de termijn die voorzien wordt is de volledige beleidsperiode. D.w.z. eind 2005 zijn alle communicatieplannen volledig uitgebouwd. - het beschikken over een plan voor de integrale kwaliteitszorg: de indicator is de al dan niet aanwezigheid ervan; de norm is 100 %; de termijn is vast te stellen in het beleidsplan. Resultaat : In 2003 hebben reeds drie erkende organisaties een self-evaluatie uitgevoerd (Opendoek, Koor en Stem, Centrum voor Beeldexpressie); in de loop van 2004 komen de overige organisaties aan bod. - het organiseren van overleg met het werksoortelijk steunpunt en met belendende sectoren: de indicatoren zijn de al dan niet aanwezigheid ervan en het aantal overlegmomenten; de norm en de termijn zijn ook hier vast te stellen in het beleidsplan. Resultaat : Gebeurd maandelijks via het steunpunt (Directeurenoverleg); - het instaan voor begeleiding: de indicatoren zijn het aantal groepen, het aantal beoefenaars dat in de discipline actief is, het aantal begeleidingen per soort begeleiding, het aantal begeleidingen gericht op nieuwe groepen en op nieuwe leden; de norm moet er een zijn van groei en toename, die evenwel, net zoals de termijn, in het beleidsplan moeten vastgesteld worden. Resultaat : het beschikbare cijfermateriaal geeft geen eenvormig beeld over het aantal aangesloten groepen en aangesloten individuele leden. Bij de vzw Vlamo gebeurden de aansluitingen via de vroegere federaties zodat in 2002 nog geen accurate gegevens beschikbaar zijn; de vzw Poppunt geeft een aanduiding van hun ledenaantal via het aantal groepen dat hun website geraadpleegd heeft (2.631). De overige organisaties beschikken over 2.323 aangesloten groepen en 879 individuele leden. Het aantal uren begeleiding en het aantal publieksgerichte activiteiten wordt, behalve door één organisatie, met name kunstwerk(t) wel door iedere organisatie opgegeven : in 2002 : 6.128 uren (refertejaar 2000 : 8.393); Het aantal publiekgerichte activiteiten bedroeg in 2002 : 252 (refertejaar 2000 : 294) In de beleidsplannen wordt een algemene groei betracht vanaf het werkjaar 2003. - het invullen van de onderzoeksfunctie: de indicator is het aantal korte termijn projecten; de norm en de termijn worden vastgelegd in het beleidsplan. Resultaat : de onderzoeksfunctie wordt samen ontwikkeld via het Steunpunt Operationele doelstelling 3: het effect moet zijn dat er voldoende projecten zijn; de indicatoren zijn het aantal projectaanvragen, het aantal aanvragen per soort project; het aantal aanvragen per discipline per soort project; het aantal projectaanvragen met interdisciplinair karakter; als norm geldt dat 2/3 van het beschikbare projectenbudget naar projecten van vernieuwing moet gaan; de termijn waarbinnen: dadelijk. Resultaat : in het jaar 2002 werden volgende projecten ondersteund : Zing en Swing (Koor en Stem) : verjonging Koor van het Jaar (Koor en Stem) : verbreding De Wall – Liefhebber (Kunstwerk(t) : vernieuwend Nekka-wedstrijd (Poppunt) : vernieuwing en verjonging Zeven eeuwen Vlaanderen (Opendoek) : interdisciplinair Blikopener (Opendoek) : vernieuwend La-waai (Vca) : verbreding
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
412
VLO circuskunsten : nieuwe discipline Muzikant zoekt Muzikant (VCA) : vernieuwing en verjonging Van Stoel tot Stoel (Opendoek) : verbreding Vanaf 2003 lopen volgende projecten VLO circuskunsten : nieuwe discipline Creatief Schrijven : nieuwe discipline La-waai (Vlamo) : vernieuwing Actie (Centrum voor Beeldexpressie) vernieuwing en verjonging
IV. Decreet van 27 oktober 1998 betreffende de volkscultuur Krachtens dit decreet worden in 2004 12 organisaties gesubsidieerd via de techniek van enveloppenfinanciering op basis van een met de overheid afgesloten beheersovereenkomst. Per decretaal bepaald domein wordt slechts één organisatie voor volkscultuur gesubsidieerd. Als steunpunt voor de sector van de volkscultuur functioneert het Vlaams Centrum voor Volkscultuur. De sector van de volkscultuur en in het bijzonder het steunpunt staan voor de uitdaging zich op korte termijn in te schakelen in de beleidsontwikkelingen aangaande het cultureel erfgoed.
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie 12.20 - Allerhande uitgaven voor volksontwikkeling en openbare bibliotheken m.b.t. adviesorganen, promoties, vorming, studie- expertise en representatiekosten, cultuurspreiding en publicaties
NGK
Krediet 1237
2001 Uitvoering % 98,3%
Krediet 814
2002 Uitvoering % 100%
2003 Krediet 598
2004 Krediet 331
De sterke vermindering van het krediet vloeit voort uit de beslissing van de Vlaamse regering om voor het jaar 2004 basisallocaties waar ook studieopdrachten mee gefinancierd (kunnen) worden, nog slechts voor de helft te honoreren. Het directe gevolg is dat de culturele manifestaties die ook via deze basisallocatie worden gefinancierd, in 2004 niet tenvolle zullen kunnen gehonoreerd worden. 33.04 - Subsidies aan organisaties voor sociaal-cultureel volwassenenwerk (Decreet van 4 april 2003)
NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering % 0
Krediet 0
2002 Uitvoering % 0
2003 Krediet 18.828
2004 Krediet 42.038
Bij de begrotingscontrole van juli 2003 werd de basisallocatie 33.04 tot stand gebracht ter uitvoering van het nieuwe decreet van 4 april 2003 betreffende het sociaal-cultureel volwassenenwerk. De nieuw gecreëerde basisallocatie omvat de bedragen van de volgende vroegere zes basisallocaties: - 33.01 : subsidies aan verenigingen voor volksontwikkelingswerk; - 33.02 : subsidies aan instellingen voor volksontwikkelingswerk; - 33.10 : subsidies aan diensten voor volksontwikkelingswerk; - 33.13 : subsidie aan de vzw Vlaamse Federatie voor Forensisch Welzijnswerk; - 33.56 : subsidie aan het steunpunt voor het sociaal-cultureel werk; - 12.22 : voorbereidingskosten voor de hervorming in het sociaal-cultureel werk met betrekking tot de verenigingen, de vormingsinstellingen en de bewegingen. De creatie van die éne basisallocatie is verder aangewezen tot en met 2005 omwille van de toch wel ingrijpende veranderingen in de eerstvolgende periode.
413
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Zo werd in 2003 – zonder dat dit een budgettaire meerkost betekent – reeds uitvoering gegeven aan de ondersteuning van de migrantenfederaties voor activiteiten die rechtstreeks de aangesloten afdelingen of groepen ten goede komen op het vlak van o.m. kaderopleiding. Ook reeds in 2003 werd via de huidige basisallocatie 12.22 het regionaal overleg met het oog op de oprichting van de regionale volkshogescholen op basis van overeenkomsten financieel ondersteund. In 2004 zal de herordening een duidelijker gezicht krijgen wanneer de procedure inzake het al dan niet gespecialiseerd zijn van de werking van vormingsinstellingen zal afgerond zijn. Het samenbrengen op jaarbasis van de verschillende betrokken kredieten op de bij de begrotingscontrole 2003 gecreëerde nieuwe basisallocatie 33.04 betekent voor de begroting 2004 een inschrijving van 39.969.000 euro (indexering uitgezonderd), of een meerkost van 1.470.000 euro. 33.14 - Subsidies voor sociaal-artistieke projecten (pro memorie)
NGK
Krediet 2702
2001 Uitvoering % 99,4%
Krediet 2.504
2002 Uitvoering % 100%
2003 Krediet 1.288
2004 Krediet PM
De kredieten op deze basisallocatie werden voor 2004 overgeheveld naar het Programma 45.4. (basisallocatie…) Voor deze sociaal-artistieke projecten werd een nieuwe reglementering opgesteld die nauwer aansluit bij de podiumkunsten, waardoor het ook logisch is dat de dossiers worden behandeld binnen de afdeling Muziek, Letteren en Podiumkunsten. 33.16 - Subsidies voor de uitvoering van de social-profit akkoorden
NGK
Krediet 716
2001 Uitvoering % 100%
Krediet 1.424
2002 Uitvoering % 100%
2003 Krediet PM
2004 Krediet PM
Het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social-profitsector van 29 maart 2000 voor de periode 2001-2005, is ook van toepassing voor een aantal organisaties binnen de sociaal-culturele sector, ressorterend onder het toepassingsgebied van het paritair comité 329 en vallend onder de bevoegdheid van minister Van Grembergen. Bij de budgetcontrole van juli 2003 werd echter beslist om de kredieten hiervoor te groeperen binnen het Programma 45.5 (basisallocatie 33.06). 33.22 - Subsidies aan diverse organisaties met betrekking tot openbaar bibliotheekwerk (Decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal gemeentelijk cultuurbeleid)
NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering % 0
Krediet 6.576
2002 Uitvoering % 99,8%
2003 Krediet 8.741
2004 Krediet 9.664
In het kader van het decreet worden op deze basisallocatie diverse ondersteunende organisaties met een privaatrechtelijk karakter gesubsidieerd. Het betreft hier: x Cultuur Lokaal: steunpunt voor het lokaal cultuurbeleid; x VCOB: Vlaams Centrum voor de openbare bibliotheken, steunpunt voor het openbaar bibliotheekwerk; x Vlaamse Klank- en Braillebibliotheek en Vlaamse Luister- en Braillebibliotheek: bibliotheekvoorzieningen voor blinden en slechtzienden; x Rodekruisziekenhuisbibliotheken: bibliotheekvoorzieningen in ziekenhuizen en rust- en verzorgingstehuizen; x Progebraille-Hellen Keller: productiecentrum voor braille en gesproken boeken; x VVBAD: Vlaamse Vereniging voor Bibliotheek- Archief en Documentatiewezen: sitmuleert de samenwerking tussen de wetenschappelijke en de openbare bibliotheken en met het archiefwezen. Budgettair gezien is de belangrijkste organisatie het Vlaams Centrum voor Openbare Bibliotheken (VCOB).; de middelen voor deze organisatie werden in 2003 in belangrijke mate verhoogd. Bij de budgetcontrole van juli 2003 werd beslist om om de in de artikelen 74, 1° en 39, §1 van het decreet
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
414
bedoelde subsidie voor de jaren 2002 tot 2004 toe te wijzen aan de vzw "Vlaams Centrum voor de Openbare Bibliotheken" (VCOB) i.p.v. de gemeentebesturen. Eén van de hoofopdrachten van het Vlaams Centrum voor de Openbare Bibliotheken (VCOB) is immers de realisatie van een nieuwe Vlaamse Centrale Catalogus ten behoeve van alle Vlaamse openbare bibliotheken. Dit is een groot project dat belangrijke financiële middelen noodzakelijk maakt. Daarnaast is het noodzakelijk voorlopig de bestaande (maar verouderde) Centrale Catalogus verder in stand te houden tot op het ogenblik dat het nieuwe project operationeel is. Voor deze overgangsperiode (waarschijnlijk tot 2004) zal de in het decreet voorziene aanvullende subsidie vanuit de Vlaamse Gemeenschap naar de gemeenten toe ter ondersteuning van de participatie aan bovenlokale initiatieven, toegevoegd worden aan de structurele subsidie van het VCOB, teneinde de realisatie van het nieuwe project mogelijk te maken. De bestemming van het krediet heeft bijgevolg dezelfde doelstelling nl. de verdere uitbouw van een centraal bestand dat essentieel is voor een goed streekgericht bibliotheekbeleid. Dit vereist voor 2003 en 2004 ook een interne verschuiving van middelen binnen het Programma 45.2 (Volksontwikkeling en Bibliotheekwerk). De hiervoor bestemde kredieten werden van de basisallocatie 43.03 overgeheveld naar de basisallocatie 33.22 33.23 - Subsidie aan het steunpunt voor het gemeentelijk cultuurbeleid (Decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal gemeentelijk cultuurbeleid)
NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering % 0
Krediet 758
2002 Uitvoering % 100%
2003 Krediet 760
2004 Krediet PM
Deze subsidie is bestemd voor de werking van het in 2002 operationeel geworden steunpunt “Cultuur Lokaal” dat instaat voor de ondersteuning van het algemeen cultuurbeleid op gemeentelijk vlak, inclusief de gemeenschapscentra en de cultuurcentra. In het kader van een hergroepering van de middelen van het decreet lokaal cultuurbeleid (zie ook basisallocatie 43.02) worden de middelen overgeheveld naar de basisallocatie 33.22, waar dan de subsidies voor alle privaatrechtelijke initiatieven binnen dit decreet worden voorzien. 33.27 - Subsidies aan organisaties voor het organiseren van praktijkgerichte opleidingen voor bijzondere doelgroepen
NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering % 0
Krediet 0
2002 Uitvoering % 0
2003 Krediet 0
2004 Krediet 1.109
Deze kredieten komen over van het Programma 34.2: Onderwijs voor sociale promotie ( basisallocatie 44.61 : Forfaitaire salaristoelagen en subsidiëring van de tijdelijke leergangen). Op vraag van het departement Onderwijs -wegens het ontbreken aldaar van een wettelijk kader- neemt de administratie Cultuur, meer bepaald de afdeling Volksontwikkeling en Bibliotheekwerk, de subsidiëring van de bedoelde initiatieven over. Voor de verdere financiële ondersteuning zal in een eerste fase een reglement opgesteld worden. In een latere fase wordt een decretale regeling beoogd. 43.02 - Subsidies aan gemeentebesturen, intergemeentelijke projectverenigingen en de Vlaamse Gemeenschapscommissiemet betrekking tot openbare bibliotheken, cultuurcentra en cultuurbeleidsplannen (Decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal gemeentelijk cultuurbeleid)
NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering % 0
Krediet 4.059
2002 Uitvoering % 99%
2003 Krediet 15.695
2004 Krediet 71.707
415
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Bij de 2de begrotingscontrole van 2003 werd de basisallocatie 43.02 uitgebreid. Deze uitgebreide basisallocatie omvat nu de bedragen van de volgende vroegere basisallocaties: - 43.02: Subsidies met betrekking tot gemeentelijke cultuurbeleidsplannen; - 43.03: Subsidies aan gemeentebesturen, intergemeentelijke projectverenigingen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de Nederlandstalige openbare bibliotheken; - 43.04: Subsidies aan gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de Nederlandstalige cultuurcentra. Hierdoor worden dus alle subsidies binnen het decreet lokaal cultuurbeleid (m.b.t. publiekrechtelijke instanties) samengebracht op deze basisallocatie, waardoor de beschikbare middelen efficiënter kunnen worden ingezet. Niet alle onderdelen van het decreet ontwikkelen zich immers tegen eenzelfde snelheid. 1) Het gemeentelijk cultuurbeleidsplan In een eerste fase kan de gemeente een subsidie krijgen voor de opmaak van een cultuurbeleidsplan en het aanstellen van een cultuurbeleidscoördinator. In een tweede fase krijgen alle gemeentebesturen, met uitzondering van de gemeentebesturen van het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, bovenop de subsidie van de eerste fase nog een supplementaire subsidie van 1 euro per inwoner van de gemeente. Deze subsidie moet worden aangewend voor de uitvoering van bijzondere en vernieuwende initiatieven die in het cultuurbeleidsplan zijn opgenomen. Begin oktober 2003 hebben reeds xxx gemeenten een aanvraagdossier ingediend, waarvan er xxx zijn goedgekeurd, wat beduidend meer is dan het gefaseerde inschalingstraject dat door de Vlaamse regering werd uitgetekend. Om budgettaire redenen kon ook de voorziene stijging van het krediet slechts voor de helft worden toegekend. Hierdoor kunnen nieuwe aanvragen voor 2004 niet in aanmerking worden genomen en moeten bepaalde uitgaven worden uitgesteld naar 2005. De stijging van het krediet in 2004 zal worden gebruikt voor: - de uitvoering van de tweede fase (uitvoering cultuurbeleidsplan) voor een groot aantal aanvragen van 2003; - een convenant met het stadsbestuur van Gent voor een cultuurcentrum; - een verhoging van het subsidiebedrag voor een aantal openbare bibliotheken (gefaseerd over 4 jaren, waarvan 2004 dus het 3de jaar is) 2) De openbare bibliotheken: Elke gemeente heeft de verplichting om een bibliotheekvoorziening in stand te houden, al dan niet in samenwerking met andere gemeenten. De Vlaamse Gemeenschap voorziet hiervoor in een structurele basissubsidie aan de gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie ter ondersteuning van het personeel dat in openbare bibliotheek is tewerkgesteld. 3) De cultuurcentra: De enveloppe bestaat uit een forfaitaire basissubsidie en kan worden aangevuld met een variabele werkingssubsidie. De maximale basissubsidie wordt bepaald door de categorie waartoe een centrumgemeente behoort, it op basis van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen. De variabele subsidie werd toegekend op basis van een advies van een beoordelingscommissie. 43.03 - Subsidies aan gemeentebesturen, intergemeentelijke projectverenigingen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de Nederlandstalige openbare bibliotheken (Decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal gemeentelijk cultuurbeleid) (pro memorie)
NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering % 0
Krediet 46.292
2002 Uitvoering % 100%
2003 Krediet 41.519
Voor 2004 worden deze kredieten overgeheveld naar de basisallocatie 43.02.
2004 Krediet PM
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
416
43.04 - Subsidies aan gemeentebesturen en de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor de Nederlandstalige cultuurcentra (Decreet van 13 juli 2001 houdende het stimuleren van een kwalitatief en integraal gemeentelijk cultuurbeleid) (pro memorie)
NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering % 0
Krediet 11.592
2002 Uitvoering % 100%
2003 Krediet 11.280
Voor 2004 worden deze kredieten overgeheveld naar de basisallocatie 43.02.
2004 Krediet PM
417
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
DEEL 3: TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN VAN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN.
PROGRAMMA 45.2 DAB LANDCOMMANDERIJ ALDEN BIESEN Begroting 2004 Ontvangsten ESR Code
Omschrijving
2003
2004
08.2
Overgedragen saldo
73
0
46.1
Dotatie (45.2 BA 41.01)
263
266
16.0
Eigen inkomsten
850
700
28.1
Huuropbrengsten derden
42
46
1.228
1.012
Totaal ontvangsten
Uitgaven ESR Code
Omschrijving
2003
2003
2004
2004
GVK
GOK
GVK
GOK
11.0
Personeelskosten
168
168
168
168
74.0
Investeringen
15
25
15
15
12.0
Werkingskosten
985
1035
829
829
1.168
1.228
1.012
1.012
Totaal Uitgaven
RESERVEFONDS Ontvangsten ESR Code
Omschrijving Overgedragen saldo Toewijzing
Totaal ontvangsten
2003
2004
2
0
140
0
142
0
Uitgaven ESR Code
Omschrijving
Totaal Uitgaven Saldo
2003
2004
GVK
GOK
GVK
142
142
0
142
142
0
0
0
0
GOK
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
418
Toelichting bij de begroting 2004 A. INKOMSTEN 08.2
Overgedragen saldo: 0,00 Euro
16.0
Diverse ontvangsten: 700.000 Euro De ontvangsten voor 2004 worden lager geraamd dan in 2003, omdat er geen grote manifestatie zal plaatsvinden. Dit brengt minder bezoekers met zich mee, wat dan ook minder inkomsten impliceert.
28.1
Huuropbrengsten derden 46.000 Euro In de concessieovereenkomst met Bibitor voor het Buitenhof is voorzien dat zij een vaste huursom van 12.394,68 euro per jaar moeten betalen. Deze huursom is gebaseerd op een jaarlijkse omzet van 123.946,76 euro. Verder werd in dit contract voorzien dat op de meeromzet jaarlijks 10% dient bijbetaald te worden. Voor 2003 was dit bedrag hoger dan geraamd en we verwachten dezelfde trend voor 2004. Vandaar dus de verhoging. Verder hebben wij nog een overeenkomst met Bibitor voor het gasthuis die 12.000 euro op jaarbasis bedraagt.
46.1
Dotatie: 266.000 Euro
B. UITGAVEN (Vastleggingskredieten) 11.0
12.0
Personeelskosten: 168.000 Euro Dit zijn tijdelijke contracten voor tijdelijke projecten zoals baliepersoneel, tentoonstellingen of Europese projecten. Werkingskosten: 829.000 Euro Dit zijn: a. algemene werkingskosten: energiekosten, onderhoudscontracten, kopieerkosten, verzekeringen, frankeerkosten, aankoop voedsel en drank en promotie. b. programmering: muziek, tentoonstellingen, podiumactiviteiten en Europaklassen. De uitgaven in de programmering zullen constant blijven omwille van de ondersteuning van initiatieven zoals orgelactiviteiten, opera, tentoonstelling, podiumactiviteiten. Dit naast de reeds bestaande programmering van Europaklassen, hedendaagse tentoonstellingen, zondagsconcerten e.d.
74.0
Uitrusting: 15.000 Euro Dit dient voor de verdere uitrusting van zalen en eventueel voor onvoorziene aankopen ivm de keuken.
Tabel verdeling ordonnanceringskredieten
11.0 74.0 12.0
Ten gevolge verbintenissen vorige jaren 0 0 0
Ten gevolge verbintenissen 2004 168.000 15.000 829.000
419
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 45.3 BEELDENDE KUNST EN MUSEA DEEL 1 : EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NKG
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering % Krediet Uitvoering % Krediet Kredietvoorstel 21.415 98,33 22.881 94,55 27.927 29.262
DEEL 2 : INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten Het begrotingsprogramma 45.3 omvat een dertigtal basisallocaties. Het grote aantal basisallocaties is ondermeer een gevolg van het cultuurpact dat stelt dat het subsidiebeleid binnen de culturele sector zo duidelijk mogelijk toewijsbaar moet zijn. De huidige ontwikkelingen binnen het cultureel erfgoedbeleid, met een aantal decretale verankeringen, beogen een transparanter en kleiner aantal basisallocaties. Deze trend werd ingezet met het archiefdecreet en wordt verder gezet met het ontwerp van erfgoeddecreet. Binnen dit programma zijn, volgende beleidsdomeinen opgenomen: 1. beeldende kunst 2. architectuur en vormgeving 3. cultureel erfgoed /musea/archieven
A. De strategische doelstellingen – per programma Binnen het programma “beeldende kunst en musea” worden volgende strategische doelstellingen gehanteerd: Beeldende kunst Strategische doelstelling: de promotie van de beeldende kunst in Vlaanderen Cultuurspreiding en – aanbod Enerzijds streeft men naar het ondersteunen en vergroten van de belangstelling voor en deelname aan de beeldende kunst via de uitbouw van het aanbod van de diverse podia en kanalen waarlangs het publiek kennis neemt van de beeldende kunst zoals die vandaag wordt beoefend. Cultuurcreatie en – aanbod Anderzijds wordt de eigenlijke cultuurproductie rechtstreeks ondersteund door het toekennen van werksubsidies, aankopen, tentoonstellings – en promotiemogelijkheden aan de beeldende kunstenaars zelf. De inspanning door de Vlaamse Gemeenschap op dit vlak resulteren mee in de uitbouw van een kwalitatief hoogstaande en gediversifieerde kunstscène in Vlaanderen. Binnen een dergelijk landschap nemen zowel kunstenaars, galerieën, musea, non-profit tentoonstellingsorganisaties, een internationale grafische werkgemeenschap, publicaties en kunstuitleen elk hun specifieke plaats in. Doelgroep - de professionele beeldende kunstenaars - het publiek - de presentatiepodia voor beeldende kunst (musea, tentoonstellingsruimtes, galeries, verenigingen)
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
420
Raakvlak met andere sectoren - het VGC - media - VIZO - onderwijs - de gemeentelijke en provinciale overheden
Architectuur en vormgeving Strategische doelstelling: promotie van de hedendaagse architectuur en vormgeving. De Doelstelling van het architectuur- en vormgevingsbeleid is het sensibiliseren van het publiek voor de kwaliteit van de ontworpen omgeving. Het opzet is de culturele aspecten van architectuur en vormgeving zichtbaar en bespreekbaar maken bij een breed publiek met het oog op een publiek debat, vanuit de overtuiging dat de kwaliteit van de ruimte en de ons omringende voorwerpen invloed hebben op de kwaliteit van het leven. Met het publiek bedoelen we iedereen die door het bouwen en wonen een betrokkene is, iedereen die keuzes maakt: opdrachtgevers en bouwheren, consumenten, overheden, architecten, aannemers en ingenieurs,… Enerzijds wil de cultuuroverheid publieksgerichte, sensibiliserende projecten van diverse organisaties ondersteunen. Anderzijds staat de cultuuroverheid in voor de financiële ondersteuning en aansturing van het Vlaams Architectuur Instituut (opgericht oktober 2001) dat als centrale doelstelling heeft: het brede publiek voor hedendaagse architectuur te sensibiliseren en de samenwerking en de coördinatie van de verschillende reeds bestaande initiatieven te verbeteren en te stimuleren. Het onderbrengen van een coördinatiecel voor architectuurarchieven bij het Vai, een cel dat de reeds bestaande archieven op het vlak van de architectuur iventariseert en ontsluit zal de publieke toegankelijkheid van ons architecturaal erfgoed verhogen en der informatie-uitwisseling binnen de sector verbeteren. Doelgroep - sensibiliserende architectuur- en vormgevingsorganisaties - het publiek - beleidsmakers buiten het culturele veld Raakvlakken met andere sectoren - Vlaamse bouwmeester, AZF - VIZO, dienst vormgeving, departement economie - onderwijs - LIN, ruimtelijke ordening - de gemeentelijke en provinciale overheden
Cultureel erfgoed / musea/archieven Strategische doelstelling: het behoud en het dynamisch omgaan met het cultureel erfgoed aanmoedigen, cultuurparticipatie stimuleren en de maatschappelijke positionering van het cultureel erfgoed versterken. Het beleid benadrukt de gemeenschapsvormende functie van het cultureel erfgoed. Vandaar dat het cultureel erfgoedbeleid per definitie gebouwd is op een complementariteit tussen het lokale en het landelijke niveau, dat tevens instaat voor het internationale niveau.
421
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Dat leidt tot een gediversifieerde, gerichte werking met verschillende finaliteiten op de diverse niveaus: - de Vlaamse Gemeenschap is integraal verantwoordelijk voor de internationale culturele dimensie. Voor de erfgoedsector worden twee evenwaardige steunpunten uitgebouwd: het Vlaams Centrum voor Volkscultuur (progr. 45. 2) en de Culturele Biografie Vlaanderen vzw. Deze laatste bouwt een steunpuntfunctie uit voor de deelsectoren musea, archieven en erfgoedconvenants. Daarnaast worden een aantal expertisekernen ontwikkeld, samenwerkingsverbanden tussen erfgoedinstellingen die een gespecialiseerde, internationaal relevante expertise uitbouwen. Gestart zijn het Vlaams Centrum voor Kunsthistorische Documentatie, de Archiefbank en het platform videoconservering. Begin 2003 werd decreet houdende de bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang (het “topstukkendecreet”) afgekondigd. Het “topstukkendecreet” moet het mogelijk maken om een overzicht te krijgen van de nog in Vlaanderen aanwezige topstukken en moet toelaten om deze bij dreigende uitvoer eventueel te verwerven, om conservatie en restauratie te begeleiden en te subsidiëren. Voor 2004 zal voor het topstukkendecreet de prioriteit gegeven worden aan de opstelling van de lijst en beschermde voorwerpen en verzamelingen. - het tweede niveau is dat van de landelijke werking op de diverse deelgebieden: de archieven, de musea, de volkscultuur, de culturele bezoekerscentra maar ook de cultuurhistorische tentoonstellingen en publicaties. Hier steunt de Vlaamse Gemeenschap structureel de instellingen van internationaal en landelijk niveau, waar zich de grootste culturele massa en kennis bevinden. Dit is een eerste doelstelling van de huidige sectorale decreten: het archieven, het volkscultuur- en het museumdecreet. Binnen dit kader geeft de Vlaamse Gemeenschap ook subsidies voor een voorbeeldige regionale werking. De voornoemde steunpunten spelen op dit niveau een prominente rol in de ontwikkeling van nieuwe methodieken, advisering op vlak van visieontwikkeling, begeleiding en deskundigheidsbevordering (consulenten). - dat vormt meteen een aanzet voor haar derde kerntaak inzake cultureel erfgoed: het stimuleren van en richting geven aan de lokale werking en haar bovenlokale organisatie. Dit derde niveau krijgt heel veel gewicht. Centraal in het hele opzet staat immers de maatschappelijke verankering van het erfgoed. Zoiets realiseer je niet van bovenaf. Hier is de Vlaamse Gemeenschap geen ‘beslisser’, maar een partner. Vandaar ook de centrale rol van de erfgoedconvenants. De musea zijn een belangrijke bewaar- en ontsluitingsplaats voor cultureel erfgoed en meteen ook het ‘oudste’ gereglementeerde beleidveld binnen dit domein. Het museumbeleid streeft ernaar de kwaliteit en de professionaliteit van de museale werking te verhogen, hetgeen mee resulteert in een betere publieksontsluiting. De instrumenten hiervoor zijn: het museumdecreet met zijn erkenningsysteem op basis van kwaliteitscriteria en een subsidieregeling; het museumconsulentschap en de steunpunten cultureel erfgoed; beleidsgericht onderzoek; samenwerking met de provincies, … Het decreet volkscultuur, ondergebracht bij programma 45.2, en de activiteiten van het Vlaams Centrum voor Volkscultuur hebben op korte tijd tot effect gehad dat zich een aparte sector uitkristalliseerde die tegelijk een beweging op gang bracht van volksontwikkeling naar cultureel erfgoed. Belangrijk in dit kader is ook het lopend onderzoek naar het actuele lokaal, historisch en heemkundig landschap en de toekomst van volkscultuur. Daarnaast werd recent het archiefdecreet van 27 juni 1985 uitgebreid tot een decretale regeling op het vlak van culturele ontsluiting van privaatrechtelijke archieven, bewaarbibliotheken en documentatiecentra (19 juli 2002). In dit decreet krijgen de archief- en documentatiecentra op basis van maatschappelijk-filosofische stromingen, de archief- en documentatiecentra op basis van culturele thema’s, de projecten voor privaatrechtelijke archieven en het steunpunt voor de archiefwerking een (vernieuwde) decretale basis. Tegelijk zijn er zoveel artefacten die zich niet in musea, archieven en gelijksoortige bewaarinstellingen bevinden. Ook dit erfgoed verdient, op basis van zijn cultuurhistorisch belang, om voor de gemeenschap bewaard en opnieuw ontsloten te worden. Soms bevindt dit erfgoed zich op historische plekken als kastelen, stadhuizen, kerken, kloosters, soms maakt het deel uit van de inventaris van een monument. In privé-bezit blijft het soms onzichtbaar of kan onopgemerkt verdwijnen. In openbaar bezit kan het verkommeren op zolders of in kelders. Een beleid gericht op het verbreden van het maatschappelijk draagvlak is prioritair.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
422
Een belangrijk aandachtspunt vormt de ontsluiting van het cultureel erfgoed. Daarbij streeft men enerzijds naar de financiële ondersteuning van kwaliteitsvolle voorbeeldprojecten en ontwikkelingsgerichte initiatieven op vlak van ontsluiting van cultureel erfgoed (erfgoedcentra, erfgoeddepots,…) en subsidies voor tentoonstellingen van cultuurhistorisch belang. Anderzijds wordt via de experimenten van de erfgoedconvenants met de Antwerpen, Gent, Brugge, Leuven, Mechelen, Tongeren en de Vlaamse Gemeenschapscommissie een versterkende rol gespeeld in de uitbouw van een impulsbeleid ten aanzien van de steden. Dit instrument is gericht op een kwalitatieve verbetering van het cultureel patrimonium, zowel wat betreft het behoud en het beheer als de ontsluiting – via het aanbod en het vergroten van de uitstraling. Deze projectmatige, geïntegreerde publieksgerichte ontsluiting blijkt zeer effectief. Het is de bedoeling om dit instrument in 2004 ook uit te breiden met een achtste partner. In een tweede fase worden deze instrumenten decretaal verankerd in een erfgoeddecreet dat in het najaar 2003 wordt voorgelegd aan het parlement en vanaf 2004 in werking zal treden. Doelgroep - initiatiefnemers / aanbieders (het bevoegde gezag) - musea, archieven, bewaarbibliotheken, documentatiecentra en andere instellingen en organisaties actief in het domein van het cultureel erfgoed - erfgoedwerkers - vrijwilligers - het publiek - andere actoren binnen het veld - de Vlaamse Gemeenschap als cultuurgemeenschap - de internationale gemeenschap Raakvlak met andere sectoren - Monumenten en Landschappen - sociaal-cultureel werk - kunstensector - Koning Boudewijnstichting - Vlaamse Gemeenschapcommissie - onderwijs - toerisme - jeugd - de gemeentelijke en provinciale overheden - kerkelijke overheden - federale instellingen KMSKA Als instelling staat het KMSKA in voor de museale zorg van een unieke verzameling, overwegend Vlaamse Kunst. Deze taak omvat : - het behoud en beheer van de collectie; - het ontsluiten en de wetenschappelijke studie ervan; - het tentoonstellen van de objecten en de publiekswerking. Het KMSKA draagt een bijzondere verantwoordelijkheid als cultuurmotor in het Vlaams museumlandschap. Het heeft door zijn buitengewone collectie en zijn naar landelijke normen goed uitgebouwde infrastructuur alles in huis om op het internationale forum een belangrijke rol te spelen.
423
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
B. De operationele doelstellingen - programma Beeldende kunst a) een kwalitatief hoogstaande cultuurcreatie mogelijk maken via de financiële ondersteuning van de kunstactiviteit van de beeldende kunstenaar. beoogd effect hoogstaande cultuur – creatie. effect indicator - aanwezigheid van Vlaamse kunstenaars op kwaliteitsvolle podia; - graad van internationale waardering voor de kunstcreatie uit Vlaanderen. b) voeren van een afdoende informatie – beleid naar het veld. beoogd effect - de kunstenaar toelaten om op basis van adequate informatie zijn loopbaan te ontwikkelen; - de presentatiepodia toelaten om zich op een adequate manier binnen het veld te positioneren. effect indicator - benuttingsgraad van de bestaande ondersteuningsregelingen; - evolutie van het aantal aanvragen daartoe; - oplage nieuwsbrief, aantal telefonisch & schriftelijke reacties, aantal deelnemers aan infodagen; - regelmatig verschijnen van de nieuwsbrief en van aanvullende publicaties. c) verzekeren van een adequaat aanbod aan productie- en presentatiepodia door middel van een betere structurering en organisatie van het bestaande veld. beoogde effecten - professionalisering van de werking van de podia; - doorgroei van de erkende podia naar een hoger niveau (beeldende kunstcentra); - verhoging van de kwaliteit van de programmatie. effect indicator - internationaal niveau van de werking; - gerealiseerde samenwerkingsverbanden; - participatiegraad; - kwaliteit van de werking, te beoordelen aan de hand van volgende criteria: - gevoerd beheer (administratief en financieel); - inhoudelijke programmatie / initiatieven; - continuïteit van de werking; - communicatie; Architectuur en vormgeving a) verbeteren van de kennis over en de gevoeligheid voor hedendaagse architectuur en vormgeving, zowel in binnen- als in buitenland. beoogde effecten - bevorderen van kwaliteitsvolle architectuur en vormgeving in de dagelijkse omgeving en een performante uitstraling hiervan in het buitenland. effect indicator - kwaliteitsvolle projecten op gebied van architectuur en vormgeving in Vlaanderen; - internationale waardering voor architectuur en vormgeving uit Vlaanderen. - Een verhoogde publieke belangstelling voor hedendaagse architectuur en vormgeving.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
424
b) ondersteunen en aansturen van het Vlaams Architectuurinstituut, als steunpunt voor de sector. De opdracht van de coördinatiecel voor architectuurarchieven wordt onder het deel erfgoed toegelicht. beoogde effecten - verspreiden van een centrale informatie aan alle betrokkenen in de sector, zowel aan architecten en ontwerpers als aan de lokale overheden en een geïnteresseerd publiek; - bijdragen tot de opstelling van een beleidsnota over architectuur en vormgeving; - sensibiliseren van de publieke opinie op gebied van architectuur en vormgeving door stimuleren van het debat en de reflectie hierover; - stimuleren van de internationale en interculturele uitstraling van de Vlaamse architectuur en vormgeving. effect indicator - kwaliteit van het aanbod op gebied van architectuur en vormgeving en aanverwante sectoren (zoals stedenbouw,…); - mate van samenwerking van de verschillende bestaande initiatieven op gebied van architectuur en vormgeving; - publieke aandacht en belangstelling voor architectuur en vormgeving; internationale uitstraling en waardering.
Cultureel erfgoed / musea / archieven Musea en archieven zijn belangrijke bewaar- en ontsluitingsplaatsen voor cultureel erfgoed. Een hedendaags museumbeleid maakt werk van een integrale aanpak. Het recente archiefdecreet creëert mogelijkheden voor stimulansen voor de culturele component van de archiefwerking. De uitdaging bestaat er in het erfgoed dat in de musea en archieven wordt bewaard optimaal te beheren en te ontsluiten. Dit alles gekaderd in een professioneel management. Museumdecreet, archiefdecreet, museumconsulenten, steunpunt. a) Het museumlandschap kwalitatief structuren beoogd effect - de specificiteit en de kwaliteit van het aanbod verhogen en overlappingen verminderen binnen de museumsector; - samenwerking tussen musea en andere culturele instellingen bevorderen. effect indicator - toename van het aantal erkende musea/samenwerkingsverbanden; - indeling van erkende musea; - projectsubsidies voor onderzoek met het oog op samenwerking. b) De kwaliteit van de museumwerking verhogen en de deskundigheid van museummedewerkers bevorderen. beoogd effect - betere bewaring, beheer en ontsluiting van de museumcollecties; - grotere deskundigheid van het personeel; - professioneel management. effect indicator - toename aantal erkende musea met goedgekeurd beleidsplan; - toename aanbod vorming en bijscholing museumpersoneel; - toename inzet nieuwe technologie; - toename en omvang van projectsubsidies; - toename tewerkstelling personeel met specifieke opleiding.
425
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
c) Synergieën met andere belangrijke actoren (andere culturele actoren, toerisme, onderwijs,) en andere beleidsniveaus stimuleren. beoogd effect - minder overlappingen en meer kruisbestuivingen; - gezamenlijke acties tussen musea onderling en i.s.m. andere actoren; - uitbouwen van een complementair beleid. Meer duidelijkheid voor het veld creëren. effect indicator - toename en omvang van projectsubsidies en initiatieven van meerdere musea i.s.m. en/of andere actoren; - overleg met andere actoren en andere beleidsniveaus. d) de culturele voorbeeldwerking van archieven stimuleren. beoogd effect - het steunvlak voor de culturele archiefwerking vergroten effect indicator - toename en omvang van erkenningsaanvragen binnen de culturele thema’s; - toename en omvang van projectsubsidies e) samenwerkingsverbanden tussen archieven stimuleren. beoogd effect - de specificiteit en de kwaliteit van het aanbod verhogen en overlappingen verminderen binnen de archiefsector; - samenwerking tussen archieven en andere culturele instellingen bevorderen. effect indicator - toename van het aantal netwerken en samenwerkingsverbanden; f) de kwaliteit van de archiefwerking verhogen. beoogd effect - betere beheer en ontsluiting van de archiefcollecties; effect indicator - toename inzet nieuwe technologie; - toename en omvang van projectsubsidies (culturele ontsluiting, ICT); g) Synergieën met andere belangrijke actoren (andere culturele actoren, musea, toerisme, onderwijs…) stimuleren. beoogd effect - gezamenlijke acties tussen archieven onderling en i.s.m. andere actoren; effect indicator - toename en omvang van projectsubsidies en initiatieven van meerdere archieven i.s.m. en/of andere actoren; - overleg met andere actoren. Cultureel erfgoed buiten musea opnieuw zichtbaar maken en hernieuwd inzetten. Het verbreden van het maatschappelijk draagvlak is prioritair.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
426
a) Topstukkendecreet Vlaanderen beschikt over een functionele regelgeving tot bescherming van het cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang voor de Vlaamse Gemeenschap. beoogd effect - er is een toegepaste decretale regelgeving op het vlak van de bescherming van het roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang. effect indicator - publicatie decreet en uitvoeringsbesluit in het Staatsblad; - opstellen van een lijst van cultuurgoederen die omwille van hun belang voor de Vlaamse Gemeenschap behouden dienen te worden; - in de begroting de nodige middelen voorzien om met uitvoer bedreigde cultuurgoederen (opgenomen in de lijst van het roerend cultureel erfgoed) aan te kopen om ze zo voor de Vlaamse Gemeenschap te bewaren. b) Experimentele subsidieregelingen: subsidies voor initiatieven op het vlak van permanente ontsluiting van cultureel erfgoed, subsidies voor tentoonstellingen van cultuurhistorisch belang. beoogd effect - een steunvlak voor de voorbeeldwerking inzake ontsluiting cultureel erfgoed realiseren; - de inzichten in de (vernieuwende) mogelijkheden tot permanente ontsluiting van cultureel erfgoed verhogen; - samenwerkingsverbanden stimuleren; - het vergroten van het publieke draagvlak voor cultureel erfgoed stimuleren. effect indicator - nieuwe initiatieven ontsluiting cultureel erfgoed; - toename en omvang van projectsubsidies; - toename expertise en ontwikkeling van methodologieën. c) Erfgoedsteunpunten: inhalen van de achterstanden op het vlak van het behoud en beheer en de ontsluiting van het roerend cultureel erfgoed. beoogd effect - beter behoud en beheer van het roerend cultureel erfgoed; - ontwikkelen van nieuwe methodologieën op vlak van ontsluiting van roerend en immaterieel cultureel erfgoed; - ontwikkeling van expertise rond behoud, beheer en ontsluiting van roerend erfgoed; - maatschappelijke sensibilisering rond roerend cultureel erfgoed. effect indicator - toename inventarisatie, conservatie en restauratie van roerend cultureel erfgoed buiten musea; en - toename projecten tot ontsluiting van roerend cultureel erfgoed; - toename expertise en ontwikkeling van methodologieën; - toename projectsubsidies ontsluitingsinitiatieven d) Erfgoedweekend Betrokkenheid van het publiek bevorderen –cultureel erfgoed opnieuw zichtbaar maken. beoogd effect - vergroten van de belangstelling bij het publiek – actief en passief; - verbreden van het maatschappelijk draagvlak. effect indicator - toename aantal museumbezoekers (individueel en in groepen); - toename deelnemers en bezoekers aan initiatieven op vlak van ontsluiting van roerend cultureel erfgoed; - toename verspreiding informatie voor het publiek; - projectsubsidies rond ontsluiting.
427
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
e) Erfgoedconvenants beoogd effect - ontwikkelen van een geïntegreerd beleid cultureel erfgoed vanuit een geïntegreerd omgaan met het aanwezige cultureel erfgoed; - ontwikkelen van een breed lokaal draagvlak voor cultureel erfgoed; - ontwikkelen van expertise en nieuwe methodologieën op vlak van ontsluiting van cultureel erfgoed - ontwikkelen van synergieën en kruisbestuivingen tussen de verschillende cultureel erfgoedactoren - betere bewaring, beheer en ontsluiting van het erfgoedpatrimonium; - grotere deskundigheid van het personeel. effect indicator - toename inventarisatie, conservatie en restauratie van cultureel erfgoed buiten musea; - toename projecten tot ontsluiting van roerend cultureel erfgoed; - toename expertise en ontwikkeling van methodologieën;
- breder (politiek) lokaal draagvlak voor cultureel erfgoed. KMSKA a) Inzake collectievorming zal het verwervingsbeleid worden ingeschreven in een document dat inzicht verschaft in de opbouw van de collectie. In het licht van het onderzoek dat voor een beredeneerde catalogus wordt gedaan en moet worden afgerond tegen 2004, zal de staf conservatoren zich verdiepen in de eigenheid van de collectie. b) Binnen de afdeling behoud en beheer zal snel werk worden gemaakt van : - het actualiseren van de geautomatiseerde registratie; - het ontsluiten van de wetenschappelijke documentatie; - het planmatig uitbouwen van de conservatie/restauratie volgens actuele normen met nadruk op actieve en passieve conservering. c) De informatieve functie (plattegrond, routing) en de communicatie (intern en extern) worden prioritair behandeld. De educatieve functie (teksten per kunstwerk en zaal, audiofoon, CD-Rom, rondleidingen, ...) zal worden uitgediept. Zo zal zowel de individuele leek, als een groep toeristen aan hun trekken komen en zal er plaats zijn voor verdieping voor de kenner. De huisstijl moet vorm krijgen. d) Tijdelijke tentoonstellingen ‘Het Vlaamse landschap : Patinir tot Siberechts’ ‘Delacroix tot Courbet uit het Palais des Beaux-Arts te Rijsel’ ‘Het Rijksmuseum aan de Schelde’ en ‘Copyright Rubens’. C. De instrumenten overkoepelend 1. subsidiëring van sectorale steunpunten; 2. publieksgerichte communicatie. beeldende kunsten 1. subsidiëring van beeldende kunstenaars; 2. subsidiëring van presentatiepodia; 3. subsidies jaarwerking; 4. subsidies (tentoonstellingsprojecten); 5. kunstuitleen; 6. internationale werkplaatsen voor kunstenaars; 7. aankoop van kunstwerken in functie van de collectie Vlaanderen; 8. informatieverstrekking (nieuwsbrief en vademecum beeldende kunst). architectuur en vormgeving 1. subsidiëring van individuele architecten en vormgevers bij internationale activiteiten; 2. subsidiëring van allerhande sensibiliseringsprojecten, tentoonstellingen lezingen, rondleidingen
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
428
e.d. rond architectuur en vormgeving; 3. subsidies jaarwerking van organisaties die werken rond architectuur en vormgeving; 4. subsidiëring van het Vlaams Architectuurinstituut; cultureel erfgoed / musea /archieven Musea 1. erkenning van musea; 2. werkingssubsidies aan erkende musea ingedeeld bij het landelijke of het regionale niveau; 3. projectsubsidies aan één erkend museum of voor initiatieven van meerdere musea of ten gunste van het ruimere museumveld; 4. startsubsidies voor musea relevant voor Vlaanderen; 5. advisering van musea (museumconsulentschap); 6. begeleiding van de museumsector via projecten met het oog op deskundigheidsbevordering (museumconsulentschap, opleiding, …); 7. overeenkomsten met provincies om complementair beleid te consolideren; 8. informatieverstrekking ten gunste van de sector en het brede publiek (infodagen, studiedagen, nieuwsbrieven,…); 9. inspectie – opvolging; 10. subsidiëring van een steunpunt. Archieven 1.erkenning van de archief- en documentatiecentra op basis van maatschappelijk-filosofische stromingen; 2. werkingssubsidies aan erkende archief- en documentatiecentra op basis van maatschappelijkfilosofische stromingen; 3. erkenning van landelijke archief- en documentatiecentra op basis van culturele thema’s; 4. werkingssubsidies aan erkende archief- en documentatiecentra op basis van culturele thema’s; 5. projectsubsidies voor culturele ontsluiting; 6. projectsubsidies voor archivistische ontsluiting door middel van informatie- en communicatietechnologie; 7. ondersteuning van de archiefsector in functie van de ontsluiting (archiefbank Vlaanderen). 8. subsidiëring van het steunpunt voor de archiefinstellingen; bewaarbibliotheken en documentatiecentra. Cultureel erfgoed 1. subsidieregeling in functie van de conservatie en restauratie van de beschermde cultuurgoederen; 2. aankoop van kunstwerken in functie van de bescherming van het roerend cultureel erfgoed; 3. subsidiëring van experimentele convenantprojecten cultureel erfgoed met de steden; 4. subsidiëring van initiatieven op vlak van permanente ontsluiting van cultureel erfgoed; 5. subsidiëring van cultuurhistorische tentoonstellingen; 7. subsidiëring van erfgoedweekend; 8. museumconsulentschap ook voor erfgoedinitiatieven; 9. subsidiëring van een steunpunt Culturele Biografie Vlaanderen vzw. D. De prestaties, de prestatiedrijvers en de budgettaire parameters overkoepend - aantal voorlichtingscampagnes naar het publiek; - aantal operationele steunpunten. beeldende kunst - aantal toegekende / aantal geweigerde subsidies; - aantal gerealiseerde aankopen; - aantal informatieve publicaties; - aantal door de adviesraad geformuleerde adviezen; - nagestreefde kwaliteitsniveau van de presentatiepodia; - de beheersovereenkomsten met de grote instellingen voor hedendaagse beeldende kunst.
429
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
architectuur en vormgeving - aantal toegekende / aantal geweigerde subsidies; - aantal door de adviesraad geformuleerde adviezen; - aantal gerealiseerde projecten in samenwerkingsverband; - de beheersovereenkomst met het Vlaams Architectuurinstituut cultureel erfgoed / musea / archieven - aantal behandelde erkennings/opvolgingsdossiers musea; - aantal toegekende / geweigerde subsidiedossiers; - aantal door de adviesraad geformuleerde adviezen; - aantal voorlichtingsacties naar de sector en het publiek; - aantal projecten, studiedagen, onderzoeksresultaten van de museumconsulenten; - aantal beschermde cultuurgoederen; - aantal deelnemende instellingen en organisaties erfgoedweekend; - aantal deelnemers erfgoedweekend; - nagestreefde maatschappelijke aandacht voor cultureel erfgoed.
Hoofdstuk 2 Toelichting per basisallocatie Hier worden enkel opgenomen de nieuwe basisallocaties en deze waarvan het voorgestelde krediet meer dan 5 % afwijkt t.o.v. de aangepaste begroting 2003. Basisallocatie 12.06 – Huur van gebouwen
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 35 98,14 38 93,13
2003 Krediet in duizend euro 39
2004 Krediet in duizend euro 37
In 1973 aanvaardde de minister bevoegd voor Cultuur een schenking kunstwerken van Albert Van Dyck. De schenkingsakte bepaalt dat de schenking als een afzonderlijke collectie permanent tentoongesteld moet worden in de Antwerpse Kempen. Het protocol met de gemeente Schilde, afgesloten in 1997, bepaalt een onveranderlijke vergoeding van 29.747,22 euro per jaar voor de huur van de museumruimte. Verder wordt bepaald dat de Vlaamse Gemeenschap ook de huurkosten van een woonst van mevrouw Hendrickx draagt, zolang zij leeft. Ook de kosten voor de tijdelijke bewaring van de kunstwerken werden hier in berekend. Sinds 2003 is deze laatste post weggevallen, zodat de uitgaven in het totaal kunnen oplopen tot 37.000 euro. Basisallocatie 12.21 - Allerhande uitgaven ter bevordering van beeldende kunst, architectuur, vormgeving en cultureel erfgoed
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 711 99,73 692 97,02
2003 Krediet in duizend euro 469
2004 Krediet in duizend euro 354
De administratie neemt diverse initiatieven om de sectoren te informeren en het functioneren van deze sectoren te bevorderen. Daarnaast worden de middelen ingezet om haar verantwoordelijkheid voor de zorg van het cultureel erfgoed en musea, beeldende kunst, architectuur en vormgeving op een kwaliteitsvolle wijze op te nemen. Doordat een deel van de opdrachten overgeheveld worden naar steunpunten CBV en de VMV worden vanuit deze basisallocatie de nodige compensaties doorgevoerd.( van ba.12.21 naar ba.33.65 en ba.33.68)
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
430
Basisallocatie 33.03 - Subsidies aan privaatrechtelijke archieven, documentatiecentra en bewaarbibliotheken
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 248 100 650 100
2003 Krediet in duizend euro 4.231
2004 Krediet in duizend euro 4.542
Het recente decreet van 19 juli 2002 houdende de privaatrechtelijke culturele archiefwerking (‘Archiefdecreet’) creëert mogelijkheden voor zowel archiefinstellingen, bewaarbibliotheken als documentatiecentra. De verhoging voor 2004 moet toelaten het nieuwe Archiefdecreet te operationaliseren, conform de bepalingen in het decreet. Artikel 7 van het Archiefdecreet bepaalt namelijk dat voor de personeels-, basis- en werkingssubsidie voor de vier archieven op basis van maatschappelijk-filosofische stromingen jaarlijks een krediet wordt ingeschreven in de uitgavenbegroting van minimum 2.225.000 euro. Voor het werkingsjaar 2003 werd in bovenvermeld decreet een overgangsbepaling voorzien waardoor een lager bedrag werd vastgelegd. Vóór 2003 waren de privaatrechtelijke archieven verdeeld over verschillende basisallocaties. Vanaf 2003 groepeert het programma 45.3 - basisallocatie 33.03, bestemd voor het Archiefdecreet, deze versnipperde allocaties en zorgt zo voor vereenvoudiging en transparantie. Basisallocatie 33.08 - Uitgaven voor de DAC regularisering in de archief- en documentatiecentra op basis van maatschappelijk-filosofische stromingen (decreet 19.07.2002 houdende de privaatrechtelijke culturele archiefwerking)
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro --
2003 Krediet in duizend euro 1.121
2004 Krediet in duizend euro 1.776
Het decreet van 19 juli 2002 houdende de privaatrechtelijke culturele archiefwerking (‘Archiefdecreet’) bepaalt dat dit specifiek krediet de uitvoering van het Vlaamse Intersectorale Akkoord 2000-2005 en de gevolgen van dit akkoord op de concrete personeelsformaties van de vier archief- en documentatiecentra op basis van maatschappelijk-filosofische stromingen dient op te vangen. Het statuut van alle medewerkers in het Derde Arbeidscircuit werd op 1 januari 2002 volgens hetzelfde decreet geregulariseerd (art. 8, § 2). Gedurende de eerste periode na de regularisatie van de DAC’ers werd aan de werkgevers een forfaitair voorschot uitbetaald. In de loop van het werkingsjaar 2003 werd een enveloppe vastgesteld per archief- en documentatiecentrum in kwestie op basis van het aantal voltijds equivalenten in DAC-statuut in dienst op 31 december 2001. De organisatie moet jaarlijks aantonen dat de subsidie verder wordt besteed aan tewerkstelling. Het behoud van de tewerkstelling is hierbij een belangrijk aandachtspunt. Basisallocatie 33.09 - Uitgaven voor de gevolgen van de uitvoering van het Vlaamse Intersectorale akkoord 2002-2005 in de archief- en documentatiecentra op basis van maatschappelijke- filosofische stromingen (decreet 19.07.2002 houdende de privaatrechtelijke culturele archiefwerking).
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro -
2003 Krediet in duizend euro 93
2004 Krediet in duizend euro 157
Daar slechts drie van de vier archief- en documentatiecentra op basis van maatschappelijk-filosofische stromingen bedoeld in het decreet van 19 juli 2002 houdende de privaatrechtelijke culturele archiefwerking (‘Archiefdecreet’) personeelsleden in het Derde Arbeidscircuit tewerkstellen, dreigt een onevenwicht te ontstaan. Om dit onevenwicht, ontstaan door de uitvoering van het Vlaamse Intersectorale Akkoord 2000-2005, op de personeelsformaties van de betrokken archief- en documentatiecentra te neutraliseren, werd in het uitvoeringsbesluit van 13 december 2002 een
431
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
aanvullend krediet ingeschreven. In die context werd voor het Liberaal Archief vastgesteld dat in 2004 een personeelsuitbreiding met 2 aanvullende VTE’s wordt voorzien (t.o.v. 3 aanvullende VTE’s in 2003). Het bedrag wordt berekend op basis van de gemiddelde kosten van alle DAC’ers die worden geregulariseerd, conform de bepalingen van het uitvoeringsbesluit van 13 december 2002. Basisallocatie 33.62 – Subsidie aan de vzw Kunst in Huis
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 293 100 299 100
2003 Krediet in duizend euro 300
2004 Krediet in duizend euro 468
Kunst in Huis werd eind jaren ’70 opgericht als artotheek voor de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse overheid trad reeds bij de oprichting tot de vzw toe. De door de Vlaamse overheid aan de vzw toegekende werkingssubsidies worden sindsdien nominatum in de begroting opgenomen. Binnen een spreidings- en participatiebeleid op het vlak van de hedendaagse beeldende kunst vormt de artotheek een belangrijk instrument dat zowel de geografische als sociale participatie bevordert. Via haar netwerk van artotheken in Vlaanderen biedt Kunst in Huis aan een ruimer publiek de mogelijkheid om tegen beperkte prijs kunst in huis te halen. Tegelijkertijd wordt aan de in Vlaanderen werkzame, vaak jongere en minder bekende kunstenaars een bijkomend presentatiepodium geboden en een aanvullende bron van inkomsten (via huurgelden en verkopen). Kunst in Huis is dus zowel actief op het vlak van kunstspreiding als marktverruiming. Kunst in Huis heeft uitleenposten in Brussel, Antwerpen (stedelijke bibliotheek), in de culturele centra van Knokke, Waregem, Dilbeek, Hasselt, Turnhout en, sinds 1999 ook in Roeselare en Leuven. De artotheek biedt haar abonnees een collectie van 6.398 werken van 544 kunstenaars waaruit zij werk kunnen ontlenen. De verhoging van het krediet voor Kunst in Huis is geheel te verklaren door de toelagen bestemd voor de DAC-ers. Het krediet voor de regularisering van de DAC-ers in de culturele sector werd tot en met 2003 in de begroting ingeschreven op de basisallocatie 33.16 van het programma 45.5. In 2004 werd dit geïntegreerd in de bestaande regeling. Basisallocatie 33.65 - Subsidie aan de vzw Vlaamse Museumvereniging
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 248 100 248 100
2003 Krediet in duizend euro 50
2004 Krediet in duizend euro 100
De Vlaamse Museumvereniging is een ledenvereniging die de algemene beroepsbelangen van het museumpersoneel en de bevordering van de professionele gerichtheid binnen het museumveld behartigd. De VMV heeft reeds verschillende jaren (op projectmatige basis)een aantal succesvolle verkoepelende projecten uitgewerkt. De kredietverhoging moet mogelijk maken dat deze initiatieven kunnen ingebed worden op structurele basis. Het bijkomend krediet van 50.000 euro wordt gecompenseerd vanuit ba. 12.21. Basisallocatie 33.68 - Subsidies aan de vzw Culturele Biografie Vlaanderen
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 100 100 372 100
2003 Krediet in duizend euro 800
2004 Krediet in duizend euro 872
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
432
Sinds vorig jaar bouwt de vzw Culturele Biografie Vlaanderen de steunpuntfunctie uit voor de musea, de archiefinstellingen, documentatiecentra en bewaarbibliotheken en de erfgoedconvenantwerking. Vanaf december 2003 neemt het steunpunt ook de Vlaamse museum/erfgoedconsulenten over. Tot november 2003 werd deze taak door de administratie waargenomen. De uitbouw van het steunpunt Culturele Biografie Vlaanderen kadert in de kerntaken van het steunpunt. Het bijkomend krediet van 72.000 euro wordt gecompenseerd vanuit ba. 12.06 en ba. 12.21. Basisallocatie 34.02 - Subsidies voor initiatieven op het vlak van de architectuur, de vormgeving en de toepaste kunst
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 496 99,52 347 99,08
2003 Krediet in duizend euro 265
2004 Krediet in duizend euro 347
Het krediet voor 2004 is hetzelfde als wat in 2002 en 2003 oorspronkelijk werd ingeschreven op de begroting. In wezen wordt geen verhoging gevraagd. Het bedrag van 347 in 2003 werd echter eind september 2003 verminderd met 82 door eenmalige overheveling naar ba. 74.80 wegens een uitzonderlijk overschot op het krediet van ba. 34.02. Dit uitzonderlijke overschot werd veroorzaakt door enerzijds zeer strenge selectie op de ingediende subsidie-aanvragen en anderzijds onvoldoende communicatie over het vernieuwde subsidiereglement naar de doelgroep, door personeelstekort in het team. Dit laatste probleem zal zich in 2004 voor deze allocatie niet langer stellen aangezien ondertussen de doelgroep (organisatievormen architectuur/vormgeving met een expliciet publieksgericht programma) wel wordt bereikt, mede door bijkomende sensibilisering en communicatie van het Vlaams Architectuurinstituut. Omdat de focus van het reglement werd verschoven van projecten naar jaarwerkingen, zullen bovendien deze organisaties, waarvan 1/2 voor het eerst in 2003 ondersteund, elk jaar opnieuw een aanvraag indienen, wat vanaf 2004 voor een constante basisstroom van subsidie-aanvragen zal zorgen, bovenop de minder voorspelbare instroom van projectaanvragen. Een toenemende instroom van kwalitatieve subsidie-aanvragen is bijgevolg te verwachten, waarvoor het ingeschreven budget een absoluut minimum is. Basisallocatie 34.03 - Subsidies voor de toekenning van prijzen van de Vlaamse Gemeenschap
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 50 100 50 100
2003 Krediet in duizend euro 50
2004 Krediet in duizend euro 0
Vanuit het oogpunt van een transparant beleid wordt voorgesteld om de kredieten voor alle Vlaamse Cultuurprijzen samen te brengen op het programma 45.5 – Algemeen Cultuurbeleid. Basisallocatie 43.01 - Subsidies voor erfgoedconvenants
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 1.512 100 2.256 100
2003 Krediet in duizend euro 2.470
2004 Krediet in duizend euro 2.670
De erfgoedconvenants zijn afsprakenregelingen tussen de Vlaamse Gemeenschap en steden/gemeenten of samenwerkingsverbanden van gemeenten. Sinds 2000 lopen kwalitatieve impulsprojecten in de drie ‘grote kunststeden’ Antwerpen, Gent en Brugge, in 2002 uitgebreid met Leuven, Mechelen en Tongeren, in 2003 met de Vlaamse Gemeenschapscommissie voor het tweetalig gebied Brusselhoofdstad.
433
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Het is noodzakelijk dat dit instrument wordt gecontinueerd in 2004 en wordt uitgebreid met een nieuwe erfgoedconvenant – aan een basisbedrag van 200.000 euro (minimumbedrag Erfgoeddecreet). Dit is belangrijk om de dynamiek die werd opgestart, te kunnen verder zetten en om de continuïteit naar het Erfgoeddecreet te garanderen. De subsidie voor de uitvoering van de erfgoedconvenants moet deze steden toelaten een inhaalbeweging te maken met het oog op het behoud, het beheer, de beveiliging en de ontsluiting van het roerend en immaterieel cultureel erfgoed. De subsidie voorziet in een personeelskost voor minimum twee erfgoedcoördinatoren en een basis voor projectwerking. Basisallocatie 74.80 - Aankoop van hedendaagse kunst, restauratie en conservatie van werken opgenomen in de inventaris
NGK
2001 2002 Krediet in Uitvoering % Krediet in Uitvoering % duizend euro duizend euro 2.171 84,01 983 42,44
2003 Krediet in duizend euro 621
2004 Krediet in duizend euro 547
De administratie Cultuur van de Vlaamse Gemeenschap beheert momenteel een collectie van een negentienduizendtal kunstwerken. Twaalfduizend van deze werken worden mee beheerd door de Franse Gemeenschap. Het gaat om de werken die in de periode 1860 – 1961 door de Belgische staat verworven werden. Na 1962 werd deze collectievorming verder gezet door beide Gemeenschappen, tot 1980 nog onder de vleugels van de Belgische overheid en vanaf dan volledig autonoom. De omvang en de verscheidenheid van de collectie, in combinatie met de relatieve verwaarlozing ervan in het verleden, nopen tot een inhaalbeweging op het vlak van het beheer en het behoud van deze historisch belangrijke collectie. Zo dient er ook dringend meer geïnvesteerd te worden in conservatie, restauratie en onderzoek met betrekking tot deze collectie. Binnen de begroting 2003 kon een niet-recurrent bedrag voor dit krediet worden vrijgemaakt, vandaar dat het bedrag voorzien in de begroting 2004 voor deze ba. gevoelig lager ligt.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
434
DEEL 3 : TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER VAN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER x KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN ANTWERPEN x KASTEEL-DOMEIN GAASBEEK VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN x TOPSTUKKENFONDS (Categorie A) x REPRODUCTIEFONDS (Categorie Sui Generis)
435
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 45.3 DAB KONINKLIJK MUSEUM VOOR SCHONE KUNSTEN TE ANTWERPEN (KMSKA)
Begroting 2004 (in duizend euro) Ontvangsten ESR Code
2003
Omschrijving
2004
08.21
Overgedragen verbintenissen
119
87
16.01
Inkomgelden en rondleidingen
763
600
16.02
Publicaties
180
170
16.03
Diverse ontvangsten
25
25
38.01
Schenkingen en legaten
0
0
38.02
Sponsorgeld
90
90
46.10
Dotatie (PR 45.3 – BA 41.01)
2.313
2.341
46.40
Wep-plus Vitamine W tussenkomst RVA/VDAB
12
12
3.502
3.325
Totaal ontvangsten
Uitgaven ESR Code 11.01 11.02 12.11 03.22 74.20 74.50 Totaal uitgaven
Omschrijving
2004
2003
Lonen en sociale lasten Wep-plus Vitamine W Algemene werkingskosten Over te dragen belast saldo Verwervingen van overig materiaal:niet verdeeld Verwervingen van waardevolle voorwerpen
GVK GOK GVK GOK 1.019 1.013 1.102 1.122 22 22 23 23 2.162 1.887 1.867 n.v.t. 87 n.v.t. n.v.t. 57 55 102 102 203 183 211 211 3.463 3.502 3.325 3.325
ONTVANGSTEN RESERVEFONDS Omschrijving 2003 Overgedragen saldo Toewijzing Totaal ontvangsten ESR Code
ESR Code Totaal uitgaven
ESR Code Totaal saldo
UITGAVEN RESERVEFONDS Omschrijving
2004 37 0 37
2003
2004 0
SALDO RESERVEFONDS Omschrijving
2003
0
2004 37
37
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
436
Algemene toelichting Het KMSKA is één van de vijf wetenschappelijke instellingen van de Vlaamse Gemeenschap. Het is behuisd in een notoir negentiende-eeuws monument. Als instelling staat het KMSKA in voor de museale zorg van een unieke verzameling, overwegend Vlaamse Kunst. De opdracht van het KMSKA omvat : het behoud en beheer van de collectie; het ontsluiten en de wetenschappelijke studie ervan; het tentoonstellen van de objecten en een publiekswerking eigen aan een museum. Als cultuurmotor vervult het KMSKA een belangrijke rol zowel ten opzichte van de andere musea in Vlaanderen als op het internationale museale forum. De collectie van het KMSKA is een kunstschat van een zesduizend items met een onvervangbare culturele waarde. Het betreft door de band oude zeer fragiele kunstwerken, waarvan het behoud en beheer een constante zorg en een financiële investering vragen. Omdat van deze museale basisactiviteit - en evenmin van het fundamenteel wetenschappelijk onderzoek van de collectie - geen directe financiële retour kan verwacht worden, is de instelling aangewezen op een dotatie. Als men bedenkt dat de financiële waarde van de collectie voor 1,25 miljard Euro is verzekerd, haalt de voorgestelde dotatie geen twee pro mile. De werkingsmiddelen van het KMSKA worden verdeeld over vier afdelingen. Als men de behoefte van de afdelingen tegen elkaar afweegt dan valt het op dat alleen reeds de afdeling bedrijfsvoering 46,04 % van de dotatie (1.087,- euro (duizend euro)) opslorpt. Dit zijn de uitgaven om tegemoet te komen aan de meest elementaire behoeften van de dagelijkse werking : energiekosten, onderhoudscontracten, beveiliging, bewaking, klimatisering, administratie, verzekeringen, frankering, telefonie, training van het personeel, uitbestedingen aan derden zoals : herstellingen, onderhoud van de infrastructuur, uniformen ... Kortom wat hoogstnodig is om het gebouw open te houden voor het publiek, weliswaar met bewaking maar zonder enige verdere dienstverlening. De kosten voor restauratie en uitbreiding van de collectie zijn daar niet eens in begrepen, want die zijn begroot bij behoud en beheer. Het structurele tekort aan personeel, te wijten aan een onderbezetting van de vigerende personeelsformatie (68 % bezettingsgraad) en het uitvoeren van bijkomende opdrachten op vraag van de minister, maakt het tijdelijk aanwerven van contractuelen voor museumspecifieke en projectgebonden taken noodzakelijk. Maar liefst 47,52 % van de dotatie gaat op die manier naar lonen en sociale lasten. De combinatie van beide elementen bedraagt 78,02 % van de dotatie (1.842,- euro (duizend euro)). Dit betekent dat van de gebruikelijke dotatie (2.341,- euro (duizend euro)) voorzien in 2004 nog slechts 21,32 % (499,- euro (duizend euro)) voor de eigenlijke wetenschappelijke werking (tentoonstellingen, publicaties, restauraties, aankoop) van de instelling overschiet. Omdat er op het vlak van behoud en beheer nog steeds een dringende inhaalbeweging nodig is, maar ook op het vlak van veiligheid, van publiekswerking en wetenschappelijk onderzoek de opdracht van het huis niet zonder bijkomende middelen kan gerealiseerd worden, wordt gepleit om de opgestarte initiatieven verder te zetten. Daarnaast wordt ook geopteerd voor een verderzetting van het initiatief “Beheerskoepel collecties beeldende kunst Vlaanderen”.
437
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Toelichting bij de begroting Dotatie De dotatie voor het begrotingsjaar 2003 wordt met een indexaanpassing van 28,- euro (duizend euro) verhoogd. Dit brengt de dotatie voor 2004 in totaal op 2.341,- euro (duizend euro).
Algemeen Het werkjaar 2003 kenmerkte zich vooral door de organisatie van twee grote tentoonstellingen ‘Fatale Vrouwen’en ‘Genova – Anversa : een hoogtepunt uit de barokschilderkunst’, deze laatste in het kader van Europalia. Het werkjaar 2004 kondigt zich niet minder interessant aan met, naast de middelgrote tentoonstelling ‘Het Vlaamse landschap : Patinir tot Siberechts’, ook drie kleinere tentoonstellingen ‘Delacroix tot Courbet uit het Palais des Beaux-Arts te Rijsel’, ‘Het Rijksmuseum aan de Schelde’ en ‘Copyright Rubens’. Een dossiertentoonstelling belicht de lopende restauratieprojecten. Het bedrag aan overgedragen verbintenissen van 2003 is eigen aan de werking van de instelling (jaaroverschrijdende projecten, langlopende restauratie- en publicatieprojecten, uitbetaling weddes december DAB-contractuelen). 16.0X Eigen inkomsten Omdat er in vergelijking met 2003 minder tentoonstellingsactiviteiten gepland zijn liggen de ontvangsten uit inkomgelden en rondleidingen lager. Ook de ontvangsten uit de verkoop van publicaties zullen omwille van dezelfde reden lager uitvallen. De rubriek diverse ontvangsten dient om (onverwachte) inkomsten die niet onmiddellijk ressorteren onder de andere hoofdrubrieken in onder te brengen. 38.01 Schenkingen en legaten Er worden geen schenkingen en legaten verwacht. 38.02 Sponsorgeld Sponsoring blijft voor een gelijkwaardig bedrag als vorig begrotingsjaar ingeschreven omdat het hier een engagement van de Vrienden van het KMSKA betreft. 46.1X Dotatie Vlaamse Gemeenschap Zie punt 1. Dotatie. 46.40 Wep-plus / Vitamine W (tussenkomsten RVA / VDAB) Het Vitamine W of Wepplus initiatief wordt verder verlengd.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
438
Uitgaven 11.00 Lonen en sociale lasten De loonlast blijft nagenoeg constant. De vervanging van statutairen en WVC-contractuelen (pensionering, langdurige ziekte, ontslag) door DAB-contractuelen voor cruciale functies (o.a. bewaking) en anderzijds de invulling van museumspecifieke taken met functies die niet in de personeelsformatie van de instelling zijn voorzien blijft een groot deel van de dotatie opslorpen. 12.11 Algemene werkingskosten De algemene werkingskosten zullen dalen in 2004. Dit is voornamelijk te wijten aan het geringer aantal tentoonstellingen. 74.20 Verwervingen van overig materieel : niet-verdeeld De investeringen (vooral vervanging van ICT-materiaal en publieksmeubilair) stijgen in 2004. Daar er in 2003 onvoldoende krediet beschikbaar was voor investeringen werden bepaalde verwervingen uitgesteld. Deze aankopen zullen in 2004 worden verwezenlijkt. 74.50 Verwervingen van waardevolle voorwerpen De investeringen in aankoop van kunstwerken en restauraties stijgen in vergelijking met vorig begrotingsjaar. Gezien het op kruissnelheid komen van het stappenplan restauratie zal naar alle waarschijnlijk bijna het volledige budget van deze hoofdrubriek naar conservatie en restauratie van kunstwerken gaan.
439
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 45.3 DAB KASTEEL-DOMEIN VAN GAASBEEK Begroting 2004 (in duizend Euro)
ONTVANGSTEN ESR Code 08.21 16.01 16.02 16.03 38.00
46.10 Totaal ontvangsten ESR Code 11.00
12.00 74.00 74.20 Totaal uitgaven
Omschrijving Overgedragen saldo
2003
Eigen inkomsten (diversen)
40 75 10 0 252 391
2004 0 25 75 10 0 255 365
14
Inkomgelden Verkoop publicaties Schenkingen en legaten Dotatie (PR 45.0 BA 41.02)
UITGAVEN Omschrijving Personeelskosten Werkingskosten Restauratie kunstwerken Investeringen
2003 GVK 223 128 12 14 377
2004 GOK 223 135 18 15 391
GVK 210 118 26 11 365
GOK 210 118 26 11 365
RESERVEFONDS
ONTVANGSTEN ESR Code
Omschrijving Overgedragen saldo Toewijzing
Totaal ontvangsten
2003 6 0 6
2004 6 0 6
2003 0
2004 0
2003 6
2004 6
UITGAVEN ESR Code Totaal uitgaven
Omschrijving
ESR Code Totaal
Omschrijving
SALDO
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
440
TOELICHTING
a. Beleidsprioriteiten : Conform het “Besluit van de Vlaamse Regering” betreffende het financiële en materiële beheer van de dienst met afzonderlijk beheer “Beheersdienst van het Kasteel-Domein van Gaasbeek” van 08 juni 1994 (art. 4 e.v.) hebben de ramingen van de ontvangsten in de begroting betrekking op : - de dotatie; - de sommen die het Kasteel van Gaasbeek gedurende het begrotingsjaar zal ontvangen; - de schenkingen en legaten. In opdracht van de Minister van Cultuur heeft Niké Consult-Management en Reflectie een audit uitgevoerd over het Kasteel. De audit geeft een analyse van en biedt mogelijke perspectieven voor het Kasteel-Domein. In afwachting voor de komende begrotingsjaren dringen zich naar de begroting 2004 vooral maatregelen m.b.t. een actieve conservering en een ruimere publiekswerking. Volgens de audit dient prioritair 103.916 Euro te worden voorzien voor de conservering en restauratie van de collectiestukken. Deze bijzondere financiële inspanningen kunnen, volgens de audit onmogelijk uit de huidige uitbating gewonnen worden binnen het vereiste tijdsbestek. Derhalve wordt jaarlijks (vanaf de begroting 2001) een bedrag van + 25.000 Euro voorzien voor de restauratie van kunstwerken. INKOMSTEN 16. 00 Eigen inkomsten : De “eigen inkomsten” werden geraamd rekening houdend met de reële geboekte ontvangsten tijdens de periode vanaf 1/1/2002 tot 31/12/2002. Æ raming : 110.000 Euro 46. 10 Dotatie : Conform de wensen van de minister van Cultuur zou het de bedoeling zijn om het kasteel van Gaasbeek op termijn om te vormen tot een publieksgericht en toonaangevend erfgoedcentrum. Om al die bijkomende doelstellingen concreet in te vullen zijn suplementaire middelen en personeel nodig. Met de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap, aangevuld met eigen inkomsten (entree-gelden, verkoop publicaties, visvergunningen) staat het kasteel als DAB in voor de aanwervingen en uitbetaling van contractuele suppoosten (bewaking en onderhoud), voor algemene werkingskosten, energie en aankoop materiaal. Omdat in de loop van 2002 gebleken is dat de dotatie van 151.000 euro niet volstond om de elementaire museumwerking te verzekeren en gezien de bijkomende doelstellingen werd de dotatie in 2003 opgetrokken tot 252.000 euro. Deze dotatie voor 2004 wordt vastgesteld op : 255.000 Euro (inclusief indexering)
441
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
UITGAVEN
Gesplitst ordonnanceringskrediet Inleiding : Zoals vermeld is het de ambitie van de Vlaamse overheid om het kasteeldomein van Gaasbeek, met zijn historisch interieur en zijn park van 42 ha, uit te bouwen tot een erfgoedcentrum. De instelling omvat buiten een museum ook een historisch archief en een omvangrijke bibliotheek, beide eveneens toegankelijk voor het publiek. Om die redenen zou het Kasteel van Gaasbeek het ankerpunt worden van het Bruegel-project, dat als belangrijkste missie heeft de eigendommen van de Vlaamse overheid in de groene rand rond Brussel te ontsluiten.
11. 00 Bezoldiging + personeel : Overeenkomstig art. 16 van voormeld besluit d.d. 08/06/94 “staat de D.A.B. in voor de werving van het contractueel personeel met het oog op de bewaking”. Bewaking : Bewaking en beveiliging van de collectie vormen een ander aspect van het erfgoedbeleid. De complexe en niet aangepaste infrastructuur van het gebouw bemoeilijkt deze taken echter aanzienlijk, zodat hiervoor een groot aantal suppoosten vereist is. Het bewakersaantal is de laatste jaren echter verminderd vermits gepensioneerden en gemuteerden niet werden vervangen. Bovendien werd (cfr. conclusies audit) één van suppoosten in 2001 naar het achthoekig paviljoen in het domein overgeplaatst, waar hij zich uitsluitend met publiekswerking inlaat. Volgens het organiek kader zijn er 10 betrekkingen voorzien, waarvan er maar 6 zijn ingevuld. Dit betekent dat het huidige aantal bewakers totaal ontoereikend is om hun opdracht naar behoren uit te voeren. De meest gunstige oplossing zou zijn dat het personeel centraal wordt bezoldigd (zoals geponeerd door het Rekenhof) en dat de DAB slechts instaat voor uitzonderlijke en tijdelijke aanwervingen. In deze context zou het besluit van de DAB – art. 16 moeten worden aangepast in die zin dat ook wetenschappelijk – technisch en/of administratief personeel kan worden geworven ter uitvoering van bijzondere opdrachten en/of projecten. De bruto-loonkost voor een personeelslid bedraagt + 2.500 Euro per maand. De totale personeelsuitgaven worden geraamd op 210.000 Euro. Hierbij wordt rekening gehouden met de betaling van 2 x 2 vakantiejobs via de centrale administratie, alsook met de bijkomende aanwerving van een suppoost (via DAB) tijdens de periode vanaf 1/4/2004 tot 31/10/2004 (openstelling museum). 12. 00 Werkingskosten : Algemeen : Zowel in de het museum- als het erfgoeddecreet, alsook volgens de conclusies van de audit, dient de nadruk gelegd op een dynamische publiekswerking. In het kader van voormeld erfgoeddecreet is er ook een pilootfunctie voor Gaasbeek weggelegd. Om al deze doelstellingen concreet in te vullen zijn echter middelen nodig en voldoende personeel. Vaste werkingskosten : De totale werkingskosten inherent aan de normale dagelijkse werking worden geraamd op 103.000 Euro. Deze werkingskosten behelzen de normale administratieve werkingskosten (kosten voor abonnementen, drukwerk, tentoonstellingen, telefoon, verwarming, portkosten,…)
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
442
Onderzoeken Essentieël voor elk museum is tevens de wetenschappelijke taak, nl. het onderzoeken van de collectie en die bevindingen ter beschikking stellen van het publiek. De bevindingen van het wetenschappelijk onderzoek verschijnen in het tijdschrift Gasebeca. Dit heeft wetenschappelijke aspiraties, maar is tevens voor een breder publiek bestemd. Er wordt ook gewerkt aan deelcatalogi van de collectie. In 2003 wordt bv. de catalogus “Schilderijen” gedrukt. In de loop van 2004 wordt de uitgave van een deelcatalogus van de collectie “beeldhouwwerken” voorzien. Æ raming 9.000 Euro Ontsluiten Zowel in het museum- als in het erfgoeddecreet wordt de nadruk gelegd op een dynamische publiekswerking. Dit behelst een betere dienstverlening naar het publiek toe. Hierbij is publieksonderzoek om het huidige en potentiële publiek te leren kennen onontbeerlijk. Een personeelslid is hiervoor door de DAB permanent in het info-paviljoen tewerkgesteld.. Zijn taak is uitsluitend op de publiekswerking gericht. Momenteel lopen er in Gaasbeek drie tot vier tentoonstellingen per jaar. Deze exposities houden meestal verband met het kasteel of de families die er gewoond hebben. Ervaring leert echter dat deze tentoonstellingen naar publiekswerking en promotie toe eveneens onontbeerlijk evenementen zijn. Het op peil houden en/of uitbreiden van onze brochures/publicaties leiden eveneens tot een ruimere bekendmaking Æ raming voor deze initiatieven : 6.000 Euro
443
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Gesplitst vastleggingskrediet Hierbij worden dezelfde kredieten voorzien zoals bij de ordonnanceringskredieten.
74.00 Restauratie en Conservatie kunstwerken : Gezien de specifieke aard van de collectie, nl. een unieke historische inboedel in zijn oorspronkelijk kader, is bewaring een prioritaire opdracht. Op dit vlak is er nog werk voor de boeg. Recent klimatologisch onderzoek wijst uit dat de conserveringsomstandigheden niet optimaal zijn. Derhalve wordt voor 2004 de aankoop van aangepaste installaties (luchtontvochtigers) in de begroting voorzien Sommige stukken zijn aan een conservatie- en/of restauratiebeurt toe. Deze vaststelling geldt in bijzonder voor een aantal schilderijen. Conform de conclusies en aanbevelingen van de hoger vernoemde audit wordt bijzondere aandacht besteed aan de restauratie van een beperkt aantal kunstwerken. In de begroting voor 2004 wordt hiervoor een bedrag van 26.000 Euro voorzien. Ondervermelde kunstwerken dienen prioritair gerestaureerd : - 16e eeuws retabel - schilderij : - “Sophie d’Arc”
74.20 Investeringen Slechts de meeste noodzakelijke aankopen worden voorgesteld. Een absolute noodzaak is het aanpakken van de lichtproblematiek in de zalen, enerzijds door het reduceren van de lichtintensiteit door zonnewerende gordijnen of screens, anderzijds door het plaatsen van anti-U.V.-filters voor de ramen. In het bijzonder ter bescherming van de kostbare wandtapijten is dit een prioriteit. Eveneens noodzakelijk is de aankoop van aangepaste Software voor de bibliotheek (programma Adlib). Æ raming 11.000 Euro
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
444
PROGRAMMA 45.3 TOPSTUKKENFONDS Begroting 2004 in duizend euro ONTVANGSTEN ESR code 66.11
08.21 06 (26.1 + 16.1) 16.12 58.22 66.41
Omschrijving Dotatie ten laste van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap (programma 45.3 – basisallocatie 61.01) Het eventuele saldo op het einde van het voorafgaande begrotingsjaar Opbrengsten van eigen thesauriebeheer en toevallige ontvangsten Terugvorderingen van ten onrechte gedane betalingen Schenkingen en legaten Middelen vanuit het FFEU
Totaal ontvangsten
Bedrag 2003 Nihil
Bedrag 2004 Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
Nihil Nihil
Nihil Nihil
Nihil
Nihil
Bedrag 2003 GVK GOK Nihil Nihil
Bedrag 2004 GVK GOK Nihil Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
Nihil
UITGAVEN ESR-code
Omschrijving
12.11
Algemene kosten vergoed aan andere sectoren dan de overheid Overige kapitaalsoverdrachten
61.12 Totaal uitgaven
Per decreet van 24 januari 2003 houdende bescherming van roerend cultureel erfgoed van uitzonderlijk belang werd het ‘Topstukkenfonds’ opgericht (artikel 19 van het decreet). De taak van de Fonds bestaat erin om, in naam en voor rekening van de Vlaamse Gemeenschap, de eigendom of mede-eigendom te verwerven van cultuurgoederen die omwille van hun uitzonderlijk belang in de lijst van het roerend cultureel erfgoed van de Vlaamse Gemeenschap werden opgenomen.
445
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 45.3 REPRODUCTIEFONDS VLAAMSE MUSEA N.V. Begroting 2004 in duizend euro ONTVANGSTEN ESR Code 08.21 16.00 46.10 Totaal
Omschrijving Overgedragen saldo Eigen inkomsten Dotatie (PR 45.3 BA 31.01)
UITGAVEN ESR Code 03.22 11.00 12.00 74.20 Totaal
Omschrijving Over te dragen saldo vorig boekjaar Personeelskosten Werkingskosten Aankoop materiaal
2003 524 5 0 529
2004 333 50 0 383
2003. 333 85 96 15 529
2004 0 230 103 50 383
Algemene toelichting Midden 2003 werd het Reproductiefonds opgestart. De opstartfase met de bureauorganisatie, de voorbereiding van de werking, de specifieke prospectie en het opmaken van juridische en technische studies zal begin 2004 kunnen worden afgerond. Tegen midden 2004 zal op basis daarvan een investeringsdossier en een businessplan worden opgemaakt in het licht van het operationaliseren en de verdere ontwikkeling van het Reproductiefonds. In 2005 zou de werking op kruissnelheid moeten komen. Het Reproductiefonds Vlaamse Musea zal een digitaal platform worden voor het dynamisch en interactief beheer van beelden, beeldrechten en afgeleide producten van het Vlaams cultureel patrimonium. Het wil daarvoor gebruik maken van de nieuwste technologieën op het vlak van digitale infrastructuur en e-commerce. Het Reproductiefonds wil uitgroeien tot een dynamisch overheidsbedrijf, actief in de erfgoedsector. Het Reproductiefonds zal zich profileren als een dienstencentrum. Het kan hierbij gaan om de uitbating en het beheer van beelden en beeldbanken, het aanmaken en digitaliseren van beelden, merchandising, juridische en technische dienstverlening, promotionele en communicatieve activiteiten. Het zal in hoofdzaak werken via de nieuwste communicatiemiddelen en media. Het Reproductiefonds zal niet enkel functioneren voor de musea, maar voor de hele erfgoedsector. Het zal zich richten naar zowel een professioneel als een breed doelpubliek. Ten gevolge van de activiteiten zal het maatschappelijk draagvlak voor het cultureel erfgoed en de toegankelijkheid, de verspreiding en promotie ervan gestimuleerd en vergroot worden. Het is de bedoeling dat het Reproductiefonds zich plaatst binnen een internationale context. Het Reproductiefonds zal zich geleidelijk ontwikkelen en prioriteiten bepalen, zowel naar opdrachten als naar infrastructuur. Het zal in zijn activiteiten terdege rekening moeten houden met de beperkte investeringsmiddelen ten opzichte van de opdracht en de groeiverwachting naar eigen inkomsten.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
446
Toelichting bij de begroting ONTVANGSTEN 08.21 Overgedragen saldo Na de opstartfase in 2003 is er een over te dragen saldo van 333.000 euro. Dit bedrag moet toelaten om de werking van het Reproductiefonds in 2004 verder te ontwikkelen.
16.01 Eigen inkomsten De eigen inkomsten zijn afkomstig van de eerste activiteiten inzake merchandising en het beheer van reproductierechten in opdracht van musea of andere erfgoedcollecties.
46.10 Dotatie In de begroting 2004 (programma 45.3 - basisallocatie 31.01) wordt geen bijkomende dotatie voor het Reproductiefonds opgenomen. Het Reproductiefonds werd pas midden 2003 operationeel. Het beschikbare budget (overgedragen saldo vorige jaren) is net voldoende om het werkingsjaar 2004 te financieren. UITGAVEN 11.00 Personeel Het eerste personeelslid kwam in dienst vanaf mei 2003. Door de opstart bleef het personeel in 2003 beperkt tot 2 personen. In 2004 is een uitbreiding met 1,5 FTE noodzakelijk voor het verder ontwikkelen van het Reproductiefonds.
12.00 Werkingskosten Het betreft hier kosten voor zowel de beeldverwerking, promotie en sensibilisering als voor kantoorbenodigdheden en externe consultancy. Ook hier moet rekening gehouden worden met de opstartfase in 2003 die stilaan evolueert naar een normale werking in 2004
74.20 Aankoop materiaal Na de opstartfase in 2003 waar uitsluitend bureaumaterieel werd aangekocht, zal er in 2004 bijkomende apparatuur voor het operationaliseren van het Reproductiefonds moeten aangekocht worden en zal gestart moeten worden met de eerste investering in de digitale infrastructuur.
447
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 45.4 MUZIEK, LETTEREN EN PODIUMKUNSTEN DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK
Krediet 94.207
2001 Uitvoering 99,80%
Krediet 108.193
2002 Uitvoering 96,24%
2003 Krediet 107.636
2004 Krediet 110.433
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. De strategische doelstellingen Rekening houden met de stimulerende rol van de cultuur in de samenleving, in het bijzonder van de muziek, de letteren, de diverse podiumkunsten en de kunstenaars, worden de kredieten, voorzien onder het programma 45.4 ‘Muziek, letteren en podiumkunsten’, aangewend: om een divers, kwalitatief hoogstaand en intens kunstaanbod te verzekeren; om de geïnteresseerde en kritische beleving van, en participatie aan, dit kunstaanbod te verhogen. Deze strategische doelstellingen richten zich tot: de volledige bevolking, met inbegrip van de internationale gemeenschap; bepaalde doelgroepen binnen de bevolking; en de spelers in het veld, in het bijzonder de kunstenaars. B. De operationele doelstellingen Om voormelde strategische doelstellingen te bereiken, worden de volgende operationele doelstellingen vooropgesteld : 1. om een divers, kwalitatief hoogstaand en intens kunstaanbod te verzekeren:
het stimuleren van creatie op zich en het stimuleren van de erkenning van die creatie als een volwaardig onderdeel van het kunstaanbod; het stimuleren van het kwetsbare kunstaanbod, aanvullend en corrigerend aan het privé-initiatief, met bijzondere aandacht voor het experiment, het ongewone; het stimuleren van de professionalisering van de kunstbemiddelaars; de ondersteuning van de bewaring, de ontsluiting en de (opnieuw) bekendmaking van het eigen kunstpatrimonium; de confrontatie mogelijk maken met het internationale kunstaanbod en de internationale kunstscène als toetssteen en als inspiratiebron; voor de kunstenaar een volwaardige werksituatie verzekeren; een coherent, consequent en doelmatig kunstbeleid uitbouwen.
2. om de geïnteresseerde en kritische beleving van en participatie aan dit kunstaanbod te verhogen:
de kunsteducatie stimuleren; de spreiding van het kunstaanbod bevorderen; de infrastructurele omkadering optimaliseren; doelgroepgerichte en drempelverlagende acties ondersteunen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
448
Het is evident dat hierbij raakvlakken zijn met andere beleidssectoren, onder meer jeugdbeleid, volksontwikkeling, buitenlands beleid, mediabeleid en onderwijs, meer in het bijzonder kunstonderwijs. C. De instrumenten Erkennen Het Podiumkunstendecreet van 27 januari 1993 introduceerde de ‘erkenning’ als kwaliteitsdrempel voor structurele - dit wil zeggen meerjarige - subsidiëring. In het Muziekdecreet van 31 maart 1998 werd de ‘erkenning’ niet alleen bepaald als een eerste voorwaarde voor structurele subsidiëring, maar ook als een volwaardig kwaliteitslabel, dit zowel op artistiek- als op managementvlak. Deze houding werd als dusdanig ook overgenomen in het herziene Podiumkunstendecreet van 18 mei 1999 en wordt toegepast vanaf de erkennings- en structurele subsidiëringperiode 2001-2005. Krachtens het voornoemde Podiumkunstendecreet van 18 mei 1999 werden er 75 organisaties erkend en structureel gesubsidieerd voor de periode van 1 juli 2001 tot 30 juni 2005, namelijk 37 theatergezelschappen, 14 kunstencentra, 9 organisaties voor dans, 5 muziektheatergezelschappen, 9 festivals en 1 steunpunt. Krachtens het Muziekdecreet van 31 maart 1998 werden 76 muziekverenigingen erkend voor de periode 2003-2006, namelijk 30 professionele muziekensembles, 9 concertorganisaties, 15 muziekclubs, 5 muziekeducatieve organisaties en 17 festivals, waarvan 75 muziekverenigingen ook structureel voor 4 jaar gesubsidieerd worden, namelijk 30 professionele muziekensembles, 8 concertorganisaties, 15 muziekclubs, 5 muziekeducatieve organisaties en 17 festivals en 1 steunpunt. Subsidiëren (middels een reglementering) Naast het Podiumkunstendecreet, dat de structurele en projectmatige subsidiëring van de podiumkunstensector regelt, namelijk voor kunstencentra, theater, dans, muziektheater, festivals en steunpunt, en het Muziekdecreet, dat de structurele en projectmatige subsidiëring van de muziek- en muziekeducatieve sector regelt, werd een belangrijk deel van de uitvoering van het letterenbeleid decretaal geregeld met het decreet van 30 maart 1999 en toevertrouwd aan de Vlaamse openbare instelling: “Vlaams Fonds voor de Letteren” (VFL). Verder wordt de subsidiëring van bepaalde organisaties: ofwel nominatief decretaal geregeld zoals de Vlaamse Opera (VLOPERA), de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde (KANTL) en de vzw Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor; ofwel (aanvullend) geregeld in een beheersovereenkomst, waarin dan het doel van de subsidiëring, de voorwaarden en de wijze waarop hierop toezicht uitgeoefend wordt, nader worden bepaald. Een aantal van die beheersovereenkomsten werden gesloten op grond van het decreet van 23 maart 1994 houdende regularisatie van de toetreding van de Vlaamse regering tot verenigingen zonder winstgevend doel, meer bepaald de beheersovereenkomsten met de vzw’s Koninklijk Ballet van Vlaanderen, deFilharmonie (voorheen de Koninklijke Filharmonie van Vlaanderen), deSingel en Ancienne Belgique.
449
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Subsidiëren (facultatief) Het aantal facultatieve subsidies vermindert systematisch. In de meeste gevallen gaat het om initiatieven die omwille van hun inhoud en finaliteit buiten de bestaande decretale regelingen vallen. Enkele belangrijke instellingen, zoals vzw Theater Stap, vzw Stichting Ons Erfdeel… worden nominatim ingeschreven in de uitgavenbegroting omwille van hun bijzonder karakter. Inspecteren Alle organisaties, die erkend werden krachtens het Podiumkunstendecreet of het Muziekdecreet, worden jaarlijks opgevolgd en - indien nodig - wordt bijsturing van de werking geëist of worden er sancties opgelegd. Hetzelfde geldt voor de nominatief gesubsidieerde instellingen, met uitzondering evenwel van de openbare instellingen “Vlaamse Opera” en “Vlaams Fonds voor de Letteren”. Het toezicht op die instellingen wordt namelijk rechtstreeks, permanent en exclusief uitgeoefend via (een) vertegenwoordiger(s) van de Vlaamse regering conform de toepasselijke decretale regeling. Communiceren Wederzijdse communicatie, overleg en samenwerking met de sector is een essentieel kenmerk van het cultuurbeleid. Dit vindt zijn neerslag in de verplichte raadpleging van het veld voorzien in de Cultuurpactwetgeving, in het decreet van 19 december 1997 houdende oprichting van een Raad voor Cultuur, een Raad voor de Kunsten, een Raad voor Volksontwikkeling en Cultuurspreiding en in een adviserende beroepscommissie inzake culturele aangelegenheden. D. De prestaties, de prestatiedrijvers en de budgettaire parameters -
het aantal aanvragen; het aantal toegekende erkenningen; het aantal toegekende subsidies;
-
het aantal door de beoordelingscommissies geformuleerde adviezen; het aantal door de administratie geformuleerde adviezen; het aantal inspectieverslagen; het aantal operationele steunpunten; het stijgend aantal beheersovereenkomsten met grote instellingen;
-
het toenemend belang van de beleidsplannen van de instellingen; het nagestreefde kwaliteitsniveau in de kunstbeoefening en op de podia; de verplichting tot toepassing van de CAO met de daaruit volgende hogere uitgaven voor de organisaties; de toenemende bezorgdheid voor de ontlezing bij de bevolking; de zorg voor het eigen cultureel erfgoed; het streven naar een grotere participatie door de bevolking en/of specifieke doelgroepen; het aantal voorlichtingsacties;
-
Voor alle basisallocaties, die te maken hebben met het Muziekdecreet en het Podiumkunstendecreet, kan gesteld worden dat de voornoemde decreten een aantal taken opleggen en zorgen voor een verruiming van het veld. Verder zijn er over de gehele lijn steeds meer aanvragen én meer begunstigden, wat bijvoorbeeld duidelijk tot uiting komt met het huidige Podiumkunstendecreet dat medio 2001 verantwoordelijk is voor een stijging van 48 naar 75 structureel gesubsidieerde organisaties. Ingevolge deze decreten, maar ook door het decreet op de Raad van Cultuur, is er veel meer secretariaatswerk, is er de verwerking van zakelijk adviezen en de jaarlijkse beleidsnota’s en zijn er nieuwe ad-hoc commissies voor bijvoorbeeld festivals en voor steunpunt.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
450
'Kostendrijvers' zijn vooral de CAO's, de beleidsnota's en de begrotingen van de organisaties, maar ook het artistiek en het zakelijke advies, alhoewel deze nooit dwingend zijn. In een aantal gevallen is de stijgende personeelskost een dwingende parameter.
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 12.35: Uitgaven voor de aankoop van boekenbonnen en voor de bijdragen in de honoraria van begeleiders van leeskringen 2001 NGK
Krediet 223
2002 Uitvoering 97%
Krediet 173
Uitvoering 100%
2003 Krediet 61
2004 Krediet 0
Op deze basisallocatie was zowel de aankoop van boekencheques als de honorering van de leeskringbegeleiders voorzien. Daar de subsidiëring van de leeskringen medio 2003 werd afgeschaft werd hiervoor verder geen krediet meer voorzien. Basisallocatie 33.11: Subsidies aan professionele ensembles, concertorganisaties, muziekclubs, muziekeducatieve organisaties en festivals, het Muziekcentrum van de Vlaamse Gemeenschap en compositieopdrachten en het verlenen van werkbeurzen (decreet van 31 maart 1998) 2001 NGK
Krediet 12.982
2002 Uitvoering 99,20%
Krediet 13.036
Uitvoering 100%
2003 Krediet 18.445
2004 Krediet 18.509
Het krediet op deze basisallocatie is bestemd voor de uitvoering van het Muziekdecreet van 31 maart 1998 en haar uitvoeringsbesluit van 19 mei 1998. Dit Muziekdecreet en haar uitvoeringsbesluit voorzien in diverse vormen van subsidiëring met als doel: ‘de uitbouw van een kwaliteitsvol, divers en dynamisch muzieklandschap in Vlaanderen’. De diverse vormen van subsidiëring zijn : vierjarige subsidiëring van erkende muziekverenigingen: professionele muziekensembles, concertorganisaties, muziekclubs, festivals of muziekeducatieve organisaties waaraan de Vlaamse regering een ‘erkenning’ en een ‘vierjarig financieringsbudget’ heeft toegekend; jaarlijkse subsidiëring van muziekprojecten: culturele initiatieven waarbij “muziek” de hoofdcomponent vormt, met inbegrip van de subsidiëring van de realisatie van cd-lp-opnamen; subsidiëring van compositieopdrachten; toekenning van werkbeurzen aan componisten, uitvoerende musici, musicologen en cultuurmanagers. De bestemming van een gedeelte van het voorziene krediet voor het begrotingsjaar 2004 ligt in zekere mate reeds vast: 1. Bij besluiten van de Vlaamse regering van 28 juni 2002 werden 76 muziekverenigingen erkend voor de periode 2003-2006, namelijk 30 professionele muziekensembles, 9 concertorganisaties, 15 muziekclubs, 5 muziekeducatieve organisaties en 17 festivals. Hiervan werden 75 muziekverenigingen ook structureel voor 4 jaar gesubsidieerd, namelijk 30 professionele muziekensembles, 8 concertorganisaties, 15 muziekclubs, 5 muziekeducatieve organisaties en 17 festivals. Eén concertorganisatie nl. Noordstarfonds werd erkend maar werd niet structureel gesubsidieerd op eigen verzoek.
451
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Om aan deze verplichtingen te voldoen is er jaarlijks een krediet van 16.629.585,80 € ,- nodig. 2. Het “Muziekcentrum van de Vlaamse Gemeenschap”, afgekort “Muziekcentrum Vlaanderen”, werd opgericht op 18 juni 1999 overeenkomstig de bepalingen van het Muziekdecreet. Het Muziekcentrum Vlaanderen wordt in eerste instantie belast met de promotie van de Vlaamse muziek, de Vlaamse musici en de professionele muziekensembles in binnen- en buitenland. Bovendien doet het Muziekcentrum Vlaanderen dienst als documentatie- en informatiecentrum op het vlak van muziek. Bij besluit van de Vlaamse regering van 28 juni 2002 werd aan het Muziekcentrum Vlaanderen een vierjarig financieringsbudget toegekend voor de periode 20032006, waardoor er jaarlijks een subsidie wordt toegekend van 808.414,20 € . De rest van het krediet ten bedrage van € 1.071.000,00 zal gebruikt worden voor de jaarlijkse subsidiëring van muziekprojecten: culturele initiatieven waarbij “muziek” de hoofdcomponent vormt, met inbegrip van de subsidiëring van de realisatie van cd-lp-opnamen; de subsidiëring van compositieopdrachten; de toekenning van werkbeurzen aan componisten, uitvoerende musici, musicologen en cultuurmanagers. Basisallocatie 33.30 : Subsidie aan vzw Theater Stap 2001 NGK
Krediet 223
2002 Uitvoering 100%
Krediet 223
Uitvoering 100%
2003 Krediet 223
2004 Krediet 275
Deze basisallocatie beantwoordt aan punt IV.1.8 van de beleidsnota van de minister: “Impulsbeleid: experimenteren”. Door cultuuruitingen die zich zowel aan de productie- als aan de afname-zijde richten naar de nieuwe publieksgroepen, wordt aangesloten bij de strategische doelstelling "culturele en maatschappelijke participatie bevorderen”. Het bedrag van de facultatieve subsidie: blijft gelijk aan begrotingsjaar 2003. De stijging van het budget heeft enkel te maken met de regularisatie van de vroegere DAC-werknemers binnen de organisatie. Voor de regularisering van de DAC-ers in de culturele sector werden middelen ingeschreven in de begroting op de basisallocatie 33.16 van het programma 45.5. In 2004 worden reeds een aantal van de geregulariseerde projecten geïntegreerd in de bestaande regelingen. Vertrekbasis voor de berekening van de over te hevelen middelen zijn de oorspronkelijke middelen die vanuit de administratie Werkgelegenheid werden overgeheveld voor de betrokken projecten. Dit bedrag werd aangevuld met een deel van de middelen voor loonharmonisering. Hierbij werd het relatieve aandeel van de projecten in de totale loonmassa van de te regulariseren DAC’ers vermenigvuldigd met de voor de loonharmonisatie beschikbare middelen. Basisallocatie 33.47: Subsidie aan de vzw Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor (decreet van 19 december 1997) 2001 NGK
Krediet 3.349
2002 Uitvoering 100%
Krediet 3.461
Uitvoering 100%
2003 Krediet 3.466
2004 Krediet 6.722
Deze basisallocatie voorziet het globale krediet dat bestemd is als tussenkomst in alle werkings- en personeelskosten die verband houden met het Vlaams Radio Orkest en het Vlaams Radio Koor. Het decreet van 19 december 1997 tot machtiging van de Vlaamse regering om mee te werken aan de oprichting van de vereniging zonder winstgevend doel “Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor” voorziet dat de Vlaamse Gemeenschap jaarlijks een subsidie toekent aan die vereniging als financiële tegemoetkoming in de werkings- en personeelskosten. Deze jaarlijkse subsidie wordt nominatim opgenomen in de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
452
De vzw “Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor” is belast met de zakelijke en artistieke leiding van de beide voormalige VRT-ensembles nl het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor, nu het Vlaams Radio Orkest en het Vlaams Radio Koor. Deze vzw neemt ook alle werkingskosten ten laste van dit orkest en koor. Tenslotte is de vzw werkgever van een 111-tal personeelsleden (= een 15-tal administratieve personeelsleden en een 96-tal musici), waaronder een aantal voormalige contractuele VRTpersoneelsleden. Artikel 5bis van het decreet van 19 december 1997 verplichtte de vzw “Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor” namelijk om alle contractuele VRT-personeelsleden over te nemen, met behoud van hun essentiële arbeidsvoorwaarden, die bij de VRT uit hoofde van hun functie (als orkestmusicus, koorlid, administratieve medewerker, ...) met de beide voormalige VRT-ensembles verbonden waren. Een gedeelte van het globale krediet voorzien onder de basisallocatie 33.47 is echter bestemd om de toelage te financieren die de Vlaamse Gemeenschap aan de NV VRT toekent krachtens het decreet van 13 april 1999 tot regeling van de rechtspositie van het statutair en contractueel personeel van het VRTFilharmonisch orkest en het VRT-koor. Die toelage vergoedt de VRT voor alle kosten die de VRT nog ten laste moet nemen en die voortspruiten uit de werking van de beide voormalige VRT-ensembles. Concreet gaat het om de personeelskosten van de statutaire VRT-ambtenaren die uit hoofde van hun functie verbonden waren met de beide voormalige VRT-ensembles (als musicus, als administratieve medewerker, ...) en die nu die functie verder uitoefenen bij de beide nieuwe ensembles. In functie van de evolutie van de kosten die de VRT nog ten laste moet nemen, zal het benodigde krediet voorzien onder de basisallocatie 33.47 overgeheveld worden naar de basisallocatie 41.05. Het resterende gedeelte van die basisallocatie wordt aan de vzw “Vlaams Omroeporkest en Kamerkoor” toegekend als tussenkomst in de eigen personeels- en werkingskosten van die vereniging. Zie ook PR 45.40 BA 41.05
Basisallocatie 33.49: Subsidies aan diverse Brusselse podia 2001 NGK
Krediet 1.435
2002 Uitvoering 100%
Krediet 929
Uitvoering 100%
2003 Krediet 1.115
2004 Krediet 1.188
De Vlaamse minister, bevoegd voor Cultuur wenst te komen tot een eenduidige en transparante subsidiëring via één kanaal waarbij de subsidiegelden bij één ontvanger terechtkomen. Hij wenst daarom het PSK te Brussel rechtstreeks te subsidiëren via een programmacontract dat betrekking heeft op de Vlaamse aanwezigheid binnen de programmering van het PSK. Daarom werd er reeds bij de budgetcontrole 2003 344.000 euro voorzien voor de werking van het PSK betreffende de programmering van Vlaamse gezelschappen en kunstenaars uit de podiumkunsten-, muziek- en beeldende kunstensector. Daarnaast werd er geopteerd om in het voornoemde programmacontract met het PSK een clausule op te nemen betreffende de subsidiëring van de werking van de concertorganisatie ”Filharmonische Vereniging Brussel en Vereniging voor Volksconcerten”. Hierdoor zal deze concertorganisatie die erkend en gesubsidieerd wordt voor de periode 2003-2006 onder het Muziekdecreet voor een bedrag van minimum 250.000 euro per jaar, gesubsidieerd worden onder programma 45.40, basisallocatie 33.49 “Subsidies aan diverse Brusselse podia”. Omdat voor het jaar 2003 reeds een 1e voorschot werd gestort aan de vereniging te bedrage van 56.250,- euro diende er bij de begrotingscontrole 2003 een bedrag van 193.750,- euro, hetzij afgerond een krediet van 194.000,- euro, te worden getransfereerd van programma 45.40 basisallocatie 33.11 naar basisallocatie 33.49. Verder werd de infrastructuursubsidie voor het Kaaitheater bij de budgetcontrole 2003 verhoogd met 27.000 euro. Voor het begrotingsjaar 2004 wordt er voor de subsidiëring van de ”Filharmonische Vereniging Brussel en Vereniging voor Volksconcerten” 251.000 euro ingeschreven op basisallocatie 33.49. Daarnaast wordt er een krediet van 350.000 euro voor de werking van het PSK en een verhoging van de infrastructuursubsidie voor het Kaaitheater met 37.000 euro voorzien. Hierdoor stijgt het krediet van basisallocatie 33.49 van 550.000 euro, initieel in 2003, naar 1.181.000 euro in 2004.
453
Basisallocatie 33.54:
Subsidie aan de vzw Concertgebouw Brugge 2001
NGK
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Krediet 248
2002 Uitvoering 100%
Krediet 496
Uitvoering 100%
2003 Krediet 2.000
2004 Krediet 2.000
De concertzaal in Brugge is een tastbare realiteit. De bouw startte in november 1999 en liep tot eind 2001. Begin 2000 presenteerde het Brugse Concertgebouw haar beleidsplan met de optie een grootschalig kunstencentrum te zullen zijn dat een prominente plaats zal innemen binnen het Vlaamse landschap en binnen een internationaal netwerk. Er werd een voorbereidende werking ontwikkeld in 2001 gelet op de opening in februari 2002 en in het kader van de voorziene activiteiten voor Brugge 2002. Voor 2002 werd een bijkomend voorbereidend budget aan werkingsmiddelen toegekend door de Vlaamse gemeenschap voor een totaal bedrag van € 496.000,-. Voor het eerste zelfstandige werkingjaar 2003 werd het krediet verhoogd tot € 2.000.000 euro. Voor 2004 het tweede werkingsjaar wordt er opnieuw een krediet ingeschreven van € 2.000.000,- voor de werking, inclusief programmatie van het Concertgebouw Brugge. Basisallocatie 33.60: Subsidies voor de uitbetaling van leenvergoedingen (pro memorie) 2001 NGK
Krediet -
2002 Uitvoering -
Krediet 2.464
Uitvoering 100%
2003 Krediet 0
2004 Krediet 0
Het krediet voor het werkingsjaar 2003 werd op € 0,- gebracht omdat de eerste uitbetaling aan de begunstigden bij het einde van 2003 gebeurt met de ingeschreven kredieten voor 2002. Vanaf 2004 wordt de leensubsidie echter niet meer verder gezet en is er dus ook geen krediet meer voorzien in 2004. Basisallocatie 34.02: Subsidies voor de toekenning van de Vlaamse Cultuurprijzen voor literatuur (pro memorie) 2001 NGK
Krediet 37
2002 Uitvoering 100%
Krediet 38
Uitvoering 99%
2003 Krediet 39
2004 Krediet 0
In 2003 werden twee van de zeven Vlaamse Cultuurprijzen voor literatuur uitgereikt (“toneelliteratuur” en “kritiek en essay”). De prijzen waren vastgesteld bij decreet van 27 juni 1973 en van 16 november 1983, zoals gewijzigd op 22 december 1999. De bedragen werden geregeld door een ministerieel besluit. In 2004 is een nieuwe regeling voorzien voor de Vlaamse cultuurprijzen die vanaf dan betaald worden op programma 45.5, basisallocatie 34.01 “Subsidies voor de toekenning van prijzen van de Vlaamse Gemeenschap”.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
454
Basisallocatie 41.05: Dotatie aan de NV van publiek recht VRT voor de betaling van werkingsen personeelskosten die de VRT ten laste neemt en die verband houden met de werking van het voormalig VRT-philharmonisch orkest en het voormalig VRT-koor (decreet van 13 april 1999) 2001 NGK
Krediet 3.101
2002 Uitvoering 100%
Krediet 3.159
Uitvoering 100%
2003 Krediet 3.187
2004 Krediet 0
Een gedeelte van het krediet dat voorzien is op basisallocatie 33.47 voor de globale werking van het Vlaams Radio Orkest en Vlaams Radio Koor kan decretaal worden overgeheveld naar basisallocatie 41.05. Het krediet op basisallocatie 41.05 dient te worden aangewend voor de betaling van de kosten die de VRT nog ten laste moet nemen voor de werking van beide voormalige VRT-ensembles en waarvoor de Vlaamse Gemeenschap decretaal (decreet van 13 april 1999 tot regeling van de rechtspositie van het statutair en contractueel personeel van het VRT-Filharmonisch orkest en het VRT-koor) engagementen heeft aangegaan. In casu gaat het in hoofdzaak om de personeelskosten van die statutaire VRT-personeelsleden, die vroeger uit hoofde van hun functie (als orkestmusicus, koorlid, administratieve medewerker, ...) betrokken waren bij de werking van het VRT-Filharmonisch orkest of het VRT-koor, en die nu, krachtens het decreet van 13 april 1999, door de VRT ambtshalve verplicht moeten worden om hun functie verder uit te oefenen bij de beide nieuwe ensembles. De basisallocaties 33.47 en 41.05 moeten evenwel als één geheel worden aanzien. Daarom wordt voor 2004 opnieuw gestart met de gehele subsidie op basisallocatie 33.47 en een pro memorie inschrijving voor basisallocatie 41.05. In functie van de evolutie van de kosten die de VRT nog ten laste moet nemen, zal het benodigde krediet, voorzien onder de basisallocatie 33.47, overgeheveld worden naar deze basisallocatie 41.05. Zie ook PR 45.40 BA 33.47. Basisallocatie 41.02: Dotatie aan het Vlaams Fonds voor de Letteren
NGK
2001 Krediet Uitvoering 3.614 100%
2002 Krediet Uitvoering 3.028 100%
2003 Krediet 3.023
2004 Krediet 3.358
De dotatie aan het Vlaams Fonds voor de Letteren werd in 2002 en 2003 verminderd doordat er reeds heel wat reserves werden opgebouwd. Omdat ondertussen de werking volledig op gang kwam en de reserves van het fonds ondertussen praktisch geheel in de begroting werden opgenomen, werd het budget opnieuw verhoogd, echter nog niet tot aan het initieel bedrag dat in 2001 werd voorzien. Basisallocatie 41.03:
Dotatie van de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal- en Letterkunde – Gent (Art. 14 en 15 van het decreet van 13/02/1980) 2001
NGK
Krediet 144
2002 Uitvoering 100%
Krediet 146
Uitvoering 100%
2003 Krediet 148
2004 Krediet 350
Vanaf 2004 treedt het Archiefdecreet in werking. Bepaalde opdrachten met betrekking tot archivering van het literair erfgoed, die tot dan toe door het Centrum voor Teksteditie en Bronnenstudie (CTB) in de schoot van de KANTL werden uitgevoerd, worden vanaf dan overgenomen door het AMVC, dat binnen het Archiefdecreet gesubsidieerd wordt. Andere taken die specifiek met teksteditie en bronnenstudie te maken hebben, worden vanaf 2004 verder gezet binnen het kader van de KANTL.
455
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Vandaar dat niet het hele budget van 2003 van het CTB werd overgeheveld naar de KANTL, maar dat slechts ongeveer de helft (200.000 €) van de subsidie van 404.000 euro voor het CTB, in 2003 ingeschreven onder het programma 45.30, basisallocatie 33.03 (“Subsidies aan privaatrechtelijke archieven, documentatiecentra en bewaarbibliotheken (decreet 09.07.2002)) van de algemene uitgavenbegroting van de Vlaamse Gemeenschap voor het begrotingsjaar 2003, wordt toegekend aan de KANTL.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
456
PROGRAMMA 45.4 DE VLAAMSE OPERA (VLOPERA)
TOELICHTING BIJ DE VOORNAAMSTE WIJZIGINGEN OP NIVEAU VAN DE BEGROTINGSPOSTEN Basisallocatie 08.2.2 : Over te dragen tekort van het boekjaar Initieel krediet 2004
Wijziging + 1341
Aangepast krediet 2004 417
1758
Bij de initiële begroting 2004 werd een tekort voorzien voor 2004. Door een doorgedreven besparingsplan zal getracht worden een begroting in evenwicht te realiseren. Basisallocatie 3.2.1 : Overgedragen tekort vorige boekjaren Initieel krediet 2004
Wijziging + 2111
Aangepast krediet 2004 353
Het overgedragen tekort begin 2003 bedroeg 1.074.000 Euro. Dit tekort wordt in 2003 verhoogd met de eenzijdige beslissing van de stad Gent om de subsidies te verlagen met 684.185 Euro. Het overgedragen tekort op het einde 2004 wordt 1.758.000 Euro en is identiek aan het overgedragen tekort op het einde van 2003 onder volgende voorwaarden: - dat de steden in 2004 hun oorspronkelijk subsidiebedrag zullen uitkeren; - dat de besparingsinspanningen het gewenste resultaat zullen opleveren.
1758
457
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Ontvangsten 2003 2004 0 Ontvangsten die niet of niet onmiddellijk over de hoofdgroepen 1 t/m 9 worden verdeeld 08.2.1 Overgedragen overschot vorige boekjaren 08.2.2 Over te dragen tekort van het boekjaar 684 1 Lopende ontvangsten voor goederen en diensten (consumptieve bestedingen) 16.1 Verkoop van niet-duurzame goederen en van diensten 5010 2 Inkomsten van rente, pacht en andere resultaten van vermogen en van ondernemingsactiviteit 26 Rente-ontvangsten van overheidsvorderingen 28.0 Niet verdeeld 5 3 Inkomensoverdrachten van andere sectoren 4 Inkomensoverdrachten van de sector overheid 46.1 Van de institutionele overheid 13236 46.11 Van de Nationale Loterij 545 48.11 Van provincies 112 48.21 Van gemeenten 4784 5 Kapitaaloverdrachten van andere sectoren 6 Kapitaaloverdrachten van de sector overheid 66.12 Overige kapitaaloverdrachten 1126 66.41 Investeringsbijdragen 500 7 Desinvesteringen 77.1 Verkoop van vervoermaterieel 77.2 Verkoop van overig materieel 8 Kredietaflossingen en liquidatie van deelnemingen 9 Overheidsschuld Totaal ontvangsten 26002
0 1758 5223
10
13657 545 112 4784
984 400
27473
Uitgaven 2003 2004 Uitgaven die niet of niet onmiddellijk over de hoofdgroepen 1 t/m 9 worden verdeeld Overgedragen tekort vorige boekjaren 1074 1758 Lopende uitgaven voor goederen en diensten (consumptieve bestedingen) Bezoldiging volgens salarisschaal 12394 13286 Overige bezoldigingselementen 1843 1843 Sociale verzekeringspremies ten laste van de werkgever, afgedragen 3749 3784 aan instellingen of fondsen 11.4 Loon in natura 148 148 12.11 Algemene werkingskosten (bureau, huisvesting, reiskosten, vervoer, 4339 4435 enz.) 12.12 Huur van gebouwen 300 300 12.5 Indirecte belastingen betaald aan subsectoren van de overheid 35 30 2 Uitgaven van rente, pacht en andere resultaten van vermogen en van ondernemingsactiviteit 20 Niet verdeeld 89 100 21.1 Rente op overheidsschuld in nationale valuta 474 240 7 Investeringen 71.31 Binnen de sector overheid 500 400 74.0 Niet verdeeld 405 405 8 Kredietverleningen en deelnemingen 9 Overheidsschuld 91.1 Aflossingen van schuld in nationale valuta 652 744 Totaal uitgaven 26002 27473 0 03 2.1 1 11.11 11.12 11.2
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
458
PROGRAMMA 45.5 ALGEMEEN CULTUURBELEID DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN (bedragen in duizend euro)
NGK GVK GOK VRK MACH
Krediet 40.536 248 397 267 18.086
2001 Uitvoering % 94,37 99,24 74,51 8,82 99,98
Krediet 50.171 248 324 309 15.630
2002 Uitvoering % 98,78 97,62 99,73 22,21 99,98
2003 Krediet 64.703 73 287 30 11.783
2004 Krediet 64.674 62 108 0 11.960
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten Binnen het programma 45.5 - algemeen cultuurbeleid - worden voor alle afdelingen binnen de administratie Cultuur een aantal acties gecoördineerd. Op verschillende basisallocaties worden uitgaven gedaan voor de volledige administratie. Zo worden uitgaven voor de werking van de administratie (b.a. 12.19), communicatie (b.a. 12.25), (wetenschappelijk) onderzoek (b.a. 12.24, 12.28), internationaal beleid (b.a. 33.05) gecoördineerd binnen dit programma. Er is ook een gemeenschappelijk infrastructuur- en tewerkstellingsbeleid (FOCI b.a. 61.02; VIA b.a. 33.06). Inhoudelijk werd gekozen voor een meer structurele ondersteuning van de sector ten koste van éénmalige projecten met een evenementieel karakter. De vermindering van de middelen op de volgende basisallocaties weerspiegelen deze keuze: - 12.27 - 33.13
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Globaal werden binnen dit programma 17 van de 35 bestaande basisallocaties aangepast. Er werden 2 basisallocaties geschrapt: 33.10 - 33.11. Er werden 3 nieuwe basisallocaties gecreëerd: 33.07 - 33.14 - 33.20. x Basisallocatie 12.19: Bijzondere en specifieke werkingskosten en uitgaven andere dan bedoeld in overige basisallocaties
NGK BVJ
2001 Krediet Uitvoering 692 100 %
2002 Krediet 531
Uitvoering 100 %
2003 Krediet 611 71
Het krediet 2004 zal worden aangewend voor: - de werkingskosten van de adviesraden en diverse commissies - personeelsontwikkeling en organisatie (externe consultancy) - de specifieke werkingskosten van de administratie en de afdelingen - de kosten verbonden aan de functie van dhr. Van Lerberghe, secretaris-generaal
2004 Krediet 489 0
459
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
De Vlaamse Regering heeft in 2003 beslist dat de verdere uitbouw van het Bruegelproject binnen het kader van de Rand zal gebeuren. Omwille van de continuïteit in de programmatie van het Bruegelproject werd een gedeelte van de middelen in 2003 nog voorzien op deze basisallocatie. Vanaf 2004 worden deze middelen volledig overgedragen naar de Rand (programma 45.2). x Basisallocatie 12.24: Enquêtes, studies en audits
GVK GOK
2001 Krediet Uitvoering 248 100 % 397 75 %
2002 Krediet 248 324
Uitvoering 98 % 100 %
2003 Krediet
73 287
2004 Krediet 62 108
Deze basisallocatie heeft als opzet om onderzoek naar beleidsrelevante kwesties mogelijk te maken. Via dit beperkt bedrag kunnen voor bepaalde kwesties een minimum aantal onderzoeken uitbesteed worden. Zo is er o.a. dringend behoefte aan onderzoek omtrent de tewerkstelling in de culturele sector. Ook onderzoek omtrent de relatie tussen cultuur en ICT en een beleidsonderzoek naar culturele industrieën staat op de agenda voor 2004. De onderzoeken dienen steeds te resulteren in een eindrapport. De resultaten worden ook gevaloriseerd door communicatie met de sector (publicatie op internet, informatiesessies). De vermindering van de kredieten is een rechtstreeks gevolg van de besparingsmaatregelen. x Basisallocatie 12.25: Allerhande uitgaven met betrekking tot communicatie
NGK
2001 Krediet Uitvoering 1.116 92,54 %
2002 Krediet 769
Uitvoering 65,69 %
2003 Krediet
251
2004 Krediet 213
Het krediet 2004 zal worden aangewend voor: * enkele noodzakelijke en onvermijdelijke uitgaven: - de bekendmaking van subsidies verleend aan de culturele sector en voor de herinnering aan de indieningdata van de subsidieaanvragen, voor de bekendmaking van wedstrijden, e.d. - de organisatie van infodagen waarop het werkveld inlichtingen kan inwinnen over decreten, reglementen e.d. Ook deze worden aangekondigd in de kranten. - interne communicatie over de reorganisatie, beleidsvoorbereiding e.d. * enkele punctuele uitgaven, campagnes die naar het publiek toe moeten worden bekendgemaakt: - Voor wat Impulssubsidies voor Limburg betreft, wordt jaarlijks eenzelfde bedrag uitgetrokken om een communicatiecampagne te ontwikkelen en uit te voeren. Op die manier zal de reglementering die geldt voor 3 jaar de nodige bekendheid verkrijgen via een mediacampagne. - In het kader van de ‘Hervorming Vlaamse Cultuurprijzen’ wordt een bedrag van 50.000 euro voorzien voor de bekendmaking en uitreiking van de Vlaamse Cultuurprijzen. De uitreiking van de verschillende cultuurprijzen zou voortaan gecentraliseerd worden tijdens een evenement. De vermindering van de kredieten is een rechtstreeks gevolg van de besparingsmaatregelen. x Basisallocatie 12.27: Allerhande uitgaven voor opdrachten ter bevordering van de rechtstreekse cultuurparticipatie
NGK
2001 Krediet Uitvoering 645 67 %
2002 Krediet 925
Uitvoering 99 %
2003 Krediet
286
2004 Krediet 0
De middelen voorzien voor opdrachten ter bevordering van cultuurparticipatie worden overgeheveld naar een nieuwe basisallocatie - 33.14 - voor de subsidiëring van cultuurparticipatieprojecten.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
460
x Basisallocatie 12.28: Allerhande uitgaven voor de ontwikkeling van de cel bedrijfsvoering 2001 Krediet Uitvoering NGK
2002 Krediet 337
Uitvoering 100 %
2003 Krediet
159
2004 Krediet 0
De middelen voorzien op deze basisallocatie worden overgeheveld naar de personeelsmiddelen zodat de cel bedrijfsvoering concreet gestalte kan krijgen. x Basisallocatie 12.90: Opzetten en organiseren van tentoonstellingen en van opvoedkundige activiteiten, alsook alle initiatieven ter bevordering van de professionele kunsten, de musea en de jeugd (pro memorie)
VRK
2001 Krediet Uitvoering 238 6%
2002 Krediet 291
Uitvoering 20 %
2003 Krediet
30
2004 Krediet 0
x Basisallocatie 33.05: Subsidies met betrekking tot internationale culturele samenwerking
NGK
2001 Krediet Uitvoering 5.610 98 %
2002 Krediet 5.568
Uitvoering 97 %
2003 Krediet
5.483
2004 Krediet 5.143
Het krediet 2004 zal worden aangewend voor - het cultuurbeleid in functie van de prioritaire landen, o.a. Noord- en Zuid-Afrika en Centraal en Oost-Europa. De uitbreiding van de Europese Unie zal een verhoogde culturele activiteit met deze landen met zich meebrengen. Ook het beleid in functie van een goed nabuurschap is prioritair. - Algemeen is er een continuering van het reeds gevoerde beleid waarbij projecten zoals Europalia, de samenwerking met de Franse en Duitstalige Gemeenschap, de aanwezigheid op multilaterale fora en de reeds aangegane engagementen met zuidelijk Afrika gewaarborgd worden. Verder is er de voortzetting van de interregionale samenwerking, nl. met Nord-RheinWestfalen en Nord-Pas-de-Calais. - Internationale subsidies op de beleidsvelden Jeugd en Sport, Volksontwikkeling en Bibliotheken, Beeldende Kunst en Musea, Muziek, Letteren en Podiumkunsten. x Basisallocatie 33.06: Subsidies in het kader van tewerkstellingsmaatregelen voor de sociaalculturele sector in uitvoering van het VIA-akkoord. 2001 Krediet Uitvoering NGK
2002 Krediet
Uitvoering
2003 Krediet
4.533
2004 Krediet 6.013
Op deze basisallocatie worden de verschillende budgetten die in uitvoering van het VIA-akkoord aan de tewerkstelling binnen de sociaal-culturele sector worden besteed, gegroepeerd (maatregelen voor loonharmonisering, extra verlof, vorming en managementondersteuning). Enkel de middelen voor DAC-regularisering worden op de ba 33.16 van dit programma apart gehouden. De middelen voor de uitvoering van de verschillende maatregelen worden volgens een vooraf bepaald groeipad vrijgegeven en verdeeld over de beleidsdomeinen. De in het tijdspad voorziene aangroei van het VIA-krediet in 2004 voor de luiken extra verlof, vorming en managementondersteuning worden volgens afspraak opgenomen op een voor de welzijnssector en de sociaal-culturele sector gemeenschappelijke basisallocatie op het programma 40.3. De middelen bestemd voor cultuur worden in de loop van 2004 overgeheveld naar de ba 33.06 van dit programma. Volgens dezelfde werkwijze worden in de loop van 2003 ook nog de middelen die voorzien zijn op de ba van het programma overgeheveld naar deze ba. Met de voorgestelde stijging van het budget t.o.v. 2003 wordt dus enkel vooruitgelopen op de uitvoering van een eerdere beslissing.
461
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
x Basisallocatie 33.07: Subsidies aan het kunstenloket 2001 Krediet Uitvoering
2002 Krediet
Uitvoering
2003 Krediet
NGK
2004 Krediet 258
In de kunstensector is er grote behoefte aan informatie en begeleiding bij de toepassing van het nieuw sociaal statuut van de kunstenaar, basisinformatie over de juridische, zakelijke en administratieve aspecten van de artistieke activiteit wegens professionalisering, verzakelijking, internationalisering en juridisering van de artistieke praktijk en het ontwikkelen van specifieke arbeidsbemiddeling voor kunstenaars en het creëren van aangepaste jobkansen voor kunstenaars. Daarom wordt een Kunstenloket opgericht met als kerntaken: informatie- en documentatiecentrum, eerstelijnshulp en arbeidsbemiddeling i.s.m. met een SBK. Het Kunstenloket moet daarom nauw aansluiting hebben met de kunstensector en het cultuurbeleid om: ontwikkelingen in de kunstensector op de voet op te volgen en terreinkennis permanent te actualiseren; een laagdrempelige toegang te garanderen voor kunstenaars en opdrachtgevers; vanuit het cultuurbeleid de werkzaamheden van de SBK’s te kunnen opvolgen; wisselwerking te stimuleren tussen het cultuur- en tewerkstellingsbeleid Bij de berekening van het budget werd ervan uitgegaan dat het Kunstenloket vanaf begin 2004 kan van start gaan. Eens op kruissnelheid wordt de recurrente kost geraamd op 643 000 euro. Het is de bedoeling dat de financiering van deze werking gedeeld wordt door de minister bevoegd voor Tewerkstelling en de minister bevoegd voor Cultuur. x Basisallocatie 33.08: Subsidie aan de vzw Stichting Europa van de Culturen (pro memorie) 2001 Krediet Uitvoering
2002 Krediet
Uitvoering
BVJ
2003 Krediet
40
2004 Krediet 0
In 2003 kreeg de vzw Stichting Europa van de Culturen een laatste, éénmalige tussenkomst voor hun werkingskosten. In 2004 wordt deze vzw opgeheven. x Basisallocatie 33.13: Subsidies voor grote culturele evenementen
NGK
2001 Krediet Uitvoering 1.450 85 %
2002 Krediet 3.720
Uitvoering 100 %
2003 Krediet
925
2004 Krediet 200
Het cultureel aanbod bestaat o.a. uit activiteiten met het karakter van een grootschalig cultureel evenement. Dit zijn culturele activiteiten met een ‘grootschaligheid’ qua impact, publiek, budget. Ze bestaan vaak uit een aantal thematisch gelinkte activiteiten en ze hebben een landelijk of internationaal belang. Via dit cultureel evenementenbeleid worden een beperkt aantal boeiende en uitdagende evenementen ondersteunen. Het gaat om die projecten die voor instellingen, disciplines, voor steden en/of voor het publiek een meerwaarde betekenen. Deze meerwaarde situeert zich voornamelijk op het inhoudelijke, op het instrumentele vlak (infrastructuur, publieksonthaal, zakelijke aspecten) en op het vlak van het onderzoek. Voor 2004 dienen zich opnieuw enkele projecten aan zoals Antwerpen Boekenstad. Omdat wordt gestreefd naar een meer systematische structurele ondersteuning wordt dit subsidiebudget dat uitsluitend bestemd is voor grote eenmalige evenementen omgezet naar structurele subsidies.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
462
x Basisallocatie 33.14: Subsidies ter bevordering van de cultuurparticipatie 2001 Krediet Uitvoering
2002 Krediet
Uitvoering
2003 Krediet
2004 Krediet 128
2003 Krediet
2004 Krediet 125
NGK
De verantwoording hiervoor werd reeds gegeven onder b.a. 12.27. x Basisallocatie 33.20: Subsidies aan Kunst en Democratie vzw 2001 Krediet Uitvoering
2002 Krediet
Uitvoering
NGK
De ondersteuning van Kunst en Democratie via een nominatim subsidie heeft verscheidene redenen. In de eerste plaats is het zo dat Kunst en Democratie de facto een bredere werking heeft dan die waarvoor zij strikt gezien gesubsidieerd wordt op basis van het reglement voor de financiële ondersteuning van sociaal-artistieke projecten. Kunst en Democratie heeft een transversale werking die verschillende beleidsdomeinen overstijgt. Zij zijn immers niet alleen actief inzake sociaal artistieke projecten maar ook inzake cultuur-participatie van mensen met een laag inkomen, democratisering van Cultuur in brede zin, cultuurparticipatie van bijzondere doelgroepen, omgang met diversiteit en dergelijke meer. Het feit dat de Vlaamse Gemeenschap Kunst en Democratie op deze verschillende zaken aanspreekt, maakt een breder subsidiekader en beter gedefinieerde opdracht dan ook noodzakelijk. Bovendien zal de financiële ondersteuning van sociaal-artistieke projecten in de toekomst geregeld worden via het kunstendecreet en valt hierdoor ook het huidige subsidiekader voor Kunst en Democratie weg. x Basisallocatie 34.01: Subsidies voor de toekenning van prijzen van de Vlaamse Gemeenschap 2001 Krediet Uitvoering
2002 Krediet
Uitvoering
NGK
2003 Krediet
38
2004 Krediet 125
In het kader van de hervorming van het systeem van de Vlaamse Cultuurprijzen is er in 2004 een bedrag van 125.000 euro nodig om de volgende prijzen toe te kunnen kennen: Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor algemene culturele verdienste 25.000 euro Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor toneelliteratuur 12.500 euro Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor kritiek en essay 12.500 euro Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor vertalingen van Nederlandstalige Letterkunde 12.500 euro Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Podiumkunsten 12.500 euro Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Muziek 12.500 euro Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Beeldende Kunst 12.500 euro Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Vormgeving 12.500 euro Prijs van de Vlaamse Gemeenschap voor Cultureel Erfgoed 12.500 euro De budgetten voor deze prijzen, afkomstig van de programma's 45.3 en 45.4, worden in 2004 gegroepeerd onder deze basisallocatie op het programma 45.5. x Basisallocatie 51.07: Subsidie aan de intercommunale maatschappij Opera voor Vlaanderen c.v., in vereffening, ter financiering van het sociaal passief 2001 Krediet Uitvoering NGK
2002 Krediet 837
Uitvoering 100 %
2003 Krediet
728
2004 Krediet 627
Bij de initiële begroting 2003 werd er 837.000 euro ingeschreven. Uit de ingediende begroting bleek dat het door de Vlaamse Gemeenschap te financieren bedrag gelijk was aan 1.454.289,48 euro; In uitvoering van het Fonds Lasten uit het Verleden dient 50 % van de financiering te worden voorzien
463
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
op de begroting van de functioneel bevoegde minister en 50 % te worden geïmputeerd op het Fonds via een besluit van de Vlaamse regering. Het aandeel op deze basisallocatie werd bijgevolg 728.000 euro. Voor het begrotingsjaar 2004 wordt uitgegaan van constant beleid en wordt hetzelfde bedrag voorzien. x Basisallocatie 52.08: Subsidie aan de vzw Filharmonie van Vlaanderen (consolidatierekening) (pro memorie)
NGK
2001 Krediet Uitvoering 74 99,04 %
2002 Krediet 74
Uitvoering 99,59 %
2003 Krediet
74
2004 Krediet 0
x Basisallocatie 61.02: Dotatie aan het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI)
NGK
2001 Krediet Uitvoering 19.254 100 %
2002 Krediet 8.056
Uitvoering 100 %
2003 Krediet
10.875
2004 Krediet 12.000
Zie deel III – toelichting bij de begrotingen van de diensten met afzonderlijk beheer en de Vlaamse Openbare instellingen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
464
DEEL III: TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN x Fonds Culturele Infrastructuur (categorie A)
PROGRAMMA 45.5 FONDS CULTURELE INFRASTRUCTUUR (FoCI) (Categorie A) Begroting 2004 (in duizend euro) ESR Code
ONTVANGSTEN Omschrijving
2003 Bedrag P.M. 5
16.11 16.12
Ingehouden garanties Betaling huurgelden voor culturele infrastructuur door vzw's 38.00 Inbreng van derden als cultuursponsoring voor de realisatie van culturele infrastructuur 57.10 Terugbetaling en terugvordering van ten onrechte gedane betalingen door medecontractanten 58.00 Terugbetaling en terugvordering van ten onrechte gedane investeringssubsidie 69.10 Terugbetaling en terugvordering van ten onrechte ter beschikking gestelde dotatie door VGC 66.11 Dotatie Vlaamse Gemeenschap (ba 61.02 PR. 45.50) 08.21 Overgedragen overschotten vorige boekjaren Totaal ontvangsten
2004 Bedrag P.M. 10
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
P.M.
10.875 7.411 18.291
12.000 0 12.010
(in duizend euro) UITGAVEN ESR Code 12.11 12.50 21.40 51.12
52.10 52.10.1 52.10.3 52.10.5 52.10.6
52.10.8 52.10.9
52.10.10 52.10.11 52.10.12
Omschrijving Algemene werkingskosten Indirecte belastingen betaald aan subsectoren van de overheid Bankkosten buitenlandse betalingen Betaling aan medecontractanten in het kader van aankoop, geschiktmaking, renovatie en groot onderhoud van gebouwen en terreinen met culturele bestemming Investeringssubsidies aan VZW's Vzw Concertgebouw – Brugge Vzw Vooruit – Gent Vzw Vaarwater – Gent Toe te kennen investeringssubsidies voor sectorale culturele infrastructuur op basis van een reglement. Vzw 4 AD – Diksmuide Investeringssubsidies voor culturele infrastructuuur van algemeen belang toe te kennen op basis van een reglement Vzw Muziek-O-Droom – Hasselt Vzw Driewerf Hoera – Eeklo Vzw JC Den Eglantier – St.-Niklaas
2003
2004
GVK 3 245
GOK 3 245
GVK 10 130
GOK 10 130
P.M. 5.424
P.M. 10.459
P.M. 8.331
P.M. 8.679
0 0 0 0
15 318 191 184
0 0 0 1.489
0 0 25 49
0 0
0 0
0 0
150 0
180 0 0
10 0 0
0 0 0
86 54 56
465 52.10.13 52.10.14 52.10.15
Vzw Autonoom Trefcentrum – Ieper Vzw OCJ Kompas – St.-Niklaas Vzw Jeugdhuis/Muziekcentrum Nydrop – Opwijk Vzw RCJ Entrepot – Brugge Vzw Nieuwpoorttheater – Gent Vzw Wereldculturencentrum Zuiderpershuis – Antwerpen Vzw Limelight – Kortrijk Vzw Kultuur- en Dienstencentrum België – Hasselt Vzw Ringtheater/Troubleyntheater – Antwerpen Vzw De Zwerver Muziekcentrum Leffinge – Oostende Vzw Jeugdhuis Trefcentrum Y’ – Brussel Vzw TheaterTeater Kunstencentrum nOna – Mechelen Vzw De Expeditie – Gent Vzw Jeugdhuis Roezie – Mechelen Investeringsbijdragen aan de Vlaamse Opera (VLOPERA) Investeringssubsidies aan provincies Investeringssubsidie aan de provincie Limburg voor het Provinciaal GalloRomeins Museum – Tongeren Investeringssubsidie aan de provincie Antwerpen voor het Fotografiemuseum – Antwerpen Investeringssubsidies aan gemeenten Investeringssubsidie aan de stad Leuven voor het Museumsiteproject Investeringssubsidie aan de stad Gent in het kader van het Forumproject Investeringssubsidie aan de stad Gent in het kader van het Stadsmuseum de Bijloke Dotatie aan VGC voor renovatie en nieuwbouw van de KVS te Brussel Verwerven duurzame werkingsmiddelen
52.10.16 52.10.17 52.10.18 52.10.19 52.10.20 52.10.21 52.10.22 52.10.23 52.10.24 52.10.25 52.10.26 61.41 63.11 63.11.1
63.11.2
63.21 63.21.1 63.21.2 63.21.3
65.10 74.22 Totaal uitgaven
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
0 20 255
62 0 0
0 0 0
35 36 49
0 0 0
124 0 100
0 0 0
92 0 49
0 0
23 57
0 0
0 0
0
0
0
0
240
0
0
0
210
0
0
0
350
0
0
0
220 14 372
0 0 500
0 0 2.000
110 0 400
0
0
0
0
250
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
0
4.000
0
0
0
0
6.000
0
2.000
0
0
0
0
11.783
18.291
11.960
12.010
DEEL I. EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN (in duizend euro) Krediet Soort
Ngk
2001 aangepast ** 19.254
Realis. 2001 in %* 100
2002 aangepast 8.056
Realis. 2002 in %* 100
2003 initieel
13.044
2003aangepast
10.875
2004 basis (excl. index) 12.000
2004 index
nieuw initiatief
*realisaties tov kredieten voor eventuele overdracht naar FFEU ** Kredieten 2001 en 2002 : cijfers voor overdracht naar FFEU *** Index: enkel in te vullen in zoverre niet akkoord met de berekening van de indexweerslag door ABAFIM De machtigingen voor het FoCI bevinden zich tijdens de laatste jaren in een dalende trend. In 2000 werd een machtiging verleend van 18.149.000 euro, in 2001 van 18.086.000 euro, in 2002 van
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
466
15.630.000 euro en in 2003 van 11.783.000 euro. Tijdens de beginjaren van deze legislatuur was het bedrag van de machtigingen hoger dan het bedrag van de ordonnanceringen, omdat tijdens deze jaren de investeringen voor een aantal grote bouwwerken (KVS, Beursschouwburg, … ) werden vastgelegd. Thans zijn deze bouwwerken aan uitvoering toe zodat tijdens de laatste jaren en het eerstvolgend jaar het bedrag van de ordonnanceringen hoger zal moeten liggen dan het bedrag van de machtigingen.
DEEL II. INHOUDELIJKE TOELICHTING Doel van de dotatie De dotatie heeft in 2004 hoofdzakelijk tot doel het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) te spijzen voor het betalen van: a) de verbintenissen aangegaan voor het eigenaarsonderhoud van de eigen culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap (30-tal accommodaties); b) de verbintenissen aangegaan voor investeringen (aankopen, verbouwen, bouwen) in de eigen culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap; c) investeringssubsidies voor sectorale culturele infrastructuur (bovenlokale jeugdinfrastructuur, muziekclubs, muziekeducatieve organisaties en kunstencentra) (35-tal accommodaties); d) de verbintenissen aangegaan door de Vlaamse Gemeenschap voor de Vlaamse Gemeenschapscommissie (VGC) als bijdrage voor de nieuwbouw en de renovatie van de KVS te Brussel; e) de verbintenissen en de investeringssubsidies voor grote culturele bouwprojecten van algemeen belang (10-tal accommodaties). Ontvangsten ESR-code 16.12: Huurgelden In 2003 werd een gebouw aan de Arenbergstraat 1D en 3 te 1000 Brussel in eigendom verworven door de Vlaamse Gemeenschap als onderdak voor een aantal steunpunten in de culturele sector. Het gebouw aan de Arenbergstraat 3 is een cinemazaal die door de vorige eigenaar werd verhuurd aan een vzw aan 10.000 euro per jaar. Onder de ESR-code 16.12 werd voor 2003 een bedrag van 5.000 euro ingevoegd voor huurgelden voor culturele infrastructuur door vzw’s. In 2004 wordt een huurgeld van 10.000 euro voorzien. Er wordt een nieuwe huurovereenkomst voorbereid, waarbij de cinemazaal ook ter beschikking zal worden gesteld voor activiteiten van de Vlaamse Gemeenschap. De Vlaamse Gemeenschap zal de verplichtingen als eigenaar opnemen.
ESR-code 66.11: Dotatie Tijdens de 2de begrotingscontrole 2003 vroeg het FoCI een verhoging van de voorziene dotatie van 10.875.000 euro met 1.620.000 euro tot 12.495.000 euro, omwille van: de betalingsachterstand inzake de onroerende voorheffing, een bijkomende vastlegging voor de renovatie van de Beursschouwburg te Brussel, het wegwerken van de achterstand inzake dringende onderhoudswerken en het betalen van verwijlintresten aan aannemers en ontwerpers omwille van de blokkering van de betalingen vanaf 7 augustus 2003. Deze verhoging van de dotatie werd niet toegestaan. Bij de voorbereiding van de begroting voor 2004 vroeg het FoCI een dotatie van 21.719.000 euro. Dit voorstel was gebaseerd op een zo nauwkeurig mogelijke inschatting van alle betalingsposten. Ingevolge besparingsmaatregelen, werd de dotatie (en dus ook de GOK-kredieten) voor 2004 op ongeveer het niveau van de vastleggingskredieten (GVK) in 2004 gebracht, n.l. op 12.000.000 euro. Waar op termijn het bedrag van de ordonnanceringen inderdaad ongeveer gelijk zal zijn aan het bedrag
467
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
van de vastleggingen, kan dit in de sector van de culturele infrastructuur niet jaar per jaar worden aangehouden. Het jaartotaal van de vastleggingen en van de ordonnanceringen wordt immers sterk beïnvloed door de grote bouwwerken waarvoor in een bepaald jaar de vastleggingen of de ordonnanceringen gebeuren. Tussen de voorbereiding (vastlegging) en de effectieve uitvoering (ordonnancering) zitten voor deze grote werken meestal meerdere jaren. Voor belangrijke thans in uitvoering zijnde bouwwerken, zoals de KVS en de Beursschouwburg, gebeurden de eerste vastleggingen reeds in 1998. De tijdens deze vorige jaren vastgelegde werken zijn thans aan uitvoering (en betaling) toe.
ESR-code 08.21: Overschot De begroting voor 2003 kon nog in zekere mate in evenwicht worden gehouden doordat het begrotingsoverschot van 2002 (ESR-code 08.21) door uitzonderlijke omstandigheden (uitstel van start grote bouwwerken) 7.411.000 euro bedroeg. In 2003 wordt geen overschot van betalingsmiddelen verwacht, doch integendeel een betalingstekort vanaf het najaar van 2003, waardoor vastleggingen en boekingen zullen moeten worden uitgesteld tot 2004. Ingevolge de blokkering van vastleggingen en betalingen vanaf 7 augustus 2003, zal de eerste begrotingscontrole van 2004 moeten worden afgewacht om zicht te krijgen op de reële omvang van de betalingstekorten en de naar 2004 verschoven vastleggingen en boekingen.
GVK-Kredieten Het bedrag voor de GVK-kredieten voor 2004 werd bekomen door het aangepast bedrag voor 2003 (11.783.000 euro) te vermeerderen met de indexweerslag berekend door ABAFIM (+ 177.000 euro), of 11.960.000 euro.
ESR-code 12.11: Werkingskosten De in 2003 tot het strikte minimum van 3.000 euro herleide algemene werkingskosten, worden in 2004 terug op een normaal peil van 10.000 euro gebracht, omwille van o.a. het invoeren van een nieuw boekhoudkundig pakket.
ESR-code 12.50: Onroerende Voorheffing Artikel 22 van het decreet van 4 juli 2003 tot begeleiding van de aanpassing van de begroting 2003, voert de verplichting in voor het Fonds Culturele Infrastructuur (FoCI) om voortaan ook de onroerende voorheffing ten laste te nemen van de eigen culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap. In het Brussels Gewest wordt geen volledige vrijstelling verkregen voor de onroerende voorheffing voor culturele infrastructuur. Tot 4 juli 2003 was deze voorheffing ten laste van het Fonds voor Vervreemding en het Beheer van Onroerende Goederen van het departement WVC. Dat Fonds kampte echter met een betalingsachterstand en met kastekorten. In 2003 verrichtte het Fonds van WVC geen betalingen meer. Maar het FoCI kon ook nog geen betalingen doen omdat dit tot 4 juli 2003 niet tot de opdrachten behoorde van het FoCI en er bovendien geen betalingskredieten waren voorzien. Door de nieuwe begrotingsonderrichtingen van 7 augustus 2003, konden geen vastleggingen meer op het FoCI gebeuren en waren ook de betalingen geblokkeerd. Op 30 september 2003 was de betalingsachterstand inzake onroerende voorheffing al opgelopen tot bijna 245.000 euro (hierbij kon nog geen rekening worden gehouden met de te verwachten
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
468
bijkomende boeten en met de deurwaardersexploten, omwille van het terug overschrijden van de nieuwe vervaldata). De (eventueel) bijkomende boetes worden in rekening gebracht in 2004. Hopelijk volstaat in 2004 terug een bedrag van 130.000 euro.
ESR-code 51.12: Onderhoud en Renovatie Eigen Culturele Infrastructuur In 2003 was na de 2de begrotingsaanpassing een budget van 5.424.000 euro beschikbaar voor vastleggingen voor onderhoudswerken en voor renovatie van de eigen culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap. Na inbreng van de gebruikers (via de Plaatselijke Commissies Infra), na inhoudelijk advies van de functionele afdelingen en na technisch advies van de afdeling Gebouwen, sprak het COVA-Cultuur zich op 23 juli 2003 in samenspraak met het Kabinet uit over de prioriteiten inzake onderhoud en renovatie (aankoop, verbouwing, bijbouw, nieuwbouw) voor de eigen culturele infrastructuur. Gezien het beschikbare budget, konden alleen de zeer dringend uit te voeren projecten (prioriteiten 1 en 2) worden voorgesteld om vastgelegd te worden tijdens 2003. De afdeling Gebouwen kreeg opdracht om deze dossiers verder voor te bereiden voor vastlegging in 2003. In totaal werden projecten voor een geraamd bedrag van ongeveer 6,3 miljoen euro verwezen naar 2004 (of later). De effectieve vastlegging van de door het COVA en het Kabinet voor 2003 goedgekeurde projecten, werd echter doorkruist door de begrotingsonderrichtingen van 7 augustus 2003. Op 30 september 2003 wachtten nog voor een bedrag van 4.672.000 euro onderhouds- en renovatiewerken op hun vastlegging. Reeds maanden geleden (maart-april 2003) aangekondigde dringende projecten (b.v. dringende herstellingswerken) werden daardoor super dringend. Wellicht zullen een aantal dringende projecten daardoor noodgedwongen voor vastlegging (en boeking) moeten worden verschoven van 2003 naar 2004. De 8.331.000 euro in 2004 ingeschreven voor het onderhoud en de renovatie van de eigen culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap, wordt voorlopig onderverdeeld als volgt: 2.479.000 euro eigenaaronderhoud eigen infrastructuur, 1.819.000 euro voor het Nederlands-Vlaams Centrum voor Europa te Brussel, 500.000 euro bijkomende vastlegging Beursschouwburg (eigenlijk is 758.404,11 euro nodig) en 3.533.000 euro voor de Singel te Antwerpen (nieuwbouw) (eigenlijk is 3.825.000 euro nodig). Dit betekent dat er in 2004 geen renovatiewerken (aankoop, verbouwing, nieuwbouw) kunnen worden vastgelegd voor de ongeveer 25 overige accommodaties van de Vlaamse Gemeenschap.
ESR-code 52.10.6: Investeringssubsidies Sectorale Culturele Infrastructuur In 2003 en 2004 is 1.489.000 euro beschikbaar voor investeringssubsidies voor zgn. “sectorale culturele infrastructuur”. Het betreft: bovenlokale jeugdinfrastructuur, muziekclubs, muziekeducatieve organisaties en kunstencentra. Het globaal bedrag wordt verder verdeeld volgens het reglement van 16 maart 2001. Volgens het bestaande reglement neemt de minister na advies van de commissie ad hoc een beslissing voor het einde van januari 2004 en worden de toegekende bedragen ad nominatim ingeschreven in de begroting bij de eerste begrotingscontrole in 2004. Het voorlopige reglement wordt geformaliseerd in een besluit van de Vlaamse regering.
ESR-code 61.41: Investeringssubsidie voor Grote Culturele Infrastructuur De investeringsbijdrage voor de VLOPERA (ESR-code 61.41) (2.000.000 euro) is nodig voor het vastleggen van de erelonen en de eerste bouwwerkzaamheden in functie van de voorziene renovatie van het operagebouw te Antwerpen.
469
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
In 2004 worden buiten deze investeringsbijdrage voor de VLOPERA, via het FoCI dus geen investeringssubsidies vastgelegd voor grote culturele infrastructuur van algemeen belang. In 2003 waren er vastleggingen voor het Provinciaal Fotografiemuseum te Antwerpen (250.000 euro) en het Stadsmuseum de Bijloke te Gent (4.000.000 euro).
GOK-Kredieten Tijdens de besprekingen rond de opmaak van de begroting van 2003 werden in een eerste ronde 8.418.000 euro betalingsmiddelen (GOK) die initieel voorzien waren voor 2003 verschoven naar 2004. Bij de besprekingen rond de eerste begrotingsaanpassing voor 2003 werden nog eens 2.169.000 euro bijkomende betalingsmiddelen omwille van besparingen uitgesteld tot 2004. In totaal werden dus de betalingen van 10.587.000 euro die initieel waren voorzien voor 2003 uitgesteld tot 2004. Eind juli 2003 werd vastgesteld dat van de beschikbare GOK-kredieten voor 2003 van 18.286.000 euro er al 12.690.805,17 euro (of 69,40 %) waren ingeboekt. Op basis van de nog te verwachten facturen, werd het betalingstekort op het einde van 2003 realistisch ingeschat op 2.428.059 euro. Ingevolge de begrotingsrichtlijn “betere afstemming van ontvangsten en uitgaven” van 7 augustus 2003, konden echter geen bijkomende boekingen meer gebeuren. Op 30 september 2003 waren op het FoCI al voor een bedrag van 1.100.577,22 euro vervallen facturen binnen gekomen, waarvoor op dat moment al voor gemiddeld een maand verwijlintresten dienden betaald. Op 30 september 2003 waren op het FoCI eveneens voor een bedrag van 494.987,87 euro facturen binnen gekomen, waarvan de betalingstermijn vervalt in oktober 2003 (vanaf dat ogenblik zijn ook voor deze facturen verwijlintresten verplicht). In de veronderstelling dat deze facturen voor een totaal bedrag van 1.595.565,09 euro kunnen worden geboekt voor het einde van oktober 2003, zal toch nog ongeveer 21.000 euro aan verwijlintresten moeten worden betaald. Mede gezien de stand van zaken van de voorbereiding van de bouwdossiers bij de afdeling Gebouwen en om verdere verwijlintresten te vermijden, stelde het FoCI bij gelegenheid van de 2de begrotingscontrole 2003 voor om de post ESR-code 51.12 (onderhoud en renovatie eigen infrastructuur) te verhogen met minstens 1.620.000 euro van 10.459.000 euro tot 12.079.000 euro. Dit werd niet toegestaan omwille van besparingsmaatregelen. Gezien de (tijdelijke) blokkering van de boekingen tijdens 2003, zullen een aantal betalingen die initieel voorzien waren voor 2003 wellicht moeten worden verschoven naar 2004. Op basis van een zo realistisch mogelijke inschatting per bouwproject van de te verwachten uitgaven in 2004, vroeg het FoCI een ordonnanceringskrediet (GOK) van 21.729.000 euro voor 2004. Omwille van besparingsmaatregelen werd dit herleid tot ongeveer het bedrag van het GVK-krediet (11.960.000 euro) en gebracht op 12.010.000 euro (- 9.719.000 euro). Om een besparing van 9.719.000 euro te kunnen realiseren, zal in 2004 drastisch moeten worden gesnoeid in de ordonnanceringen, wat zeker niet altijd realistisch is. Betalingen voor vastgelegde bouwwerken kunnen in de praktijk immers niet altijd worden uitgesteld: b.v. dringende onderhoudswerken, betalingen van onroerende aankopen, noodzakelijke meerwerken, prijsaanpassingen, verbintenissen met vastgestelde leveringstermijn, betalingen van onroerende voorheffing, nalatigheidintresten, … En overigens kan het effectief uitvoeren van betalingen niet eindeloos in de tijd worden gerekt. Opdrachten waarvoor een engagement werd aangegaan, dienen uiteindelijk ook uitgevoerd (eventueel zijn bijkomende nalatigheidintresten verplicht of dient rekening gehouden met prijsaanpassingen en/of schadeclaims).
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
470
Tijdens de eerste begrotingscontrole in 2004 zal worden bekeken in welke mate de doorgevoerde besparingsmaatregelen in de praktijk haalbaar zijn. Om het GOK-krediet van 12.010.000 euro i.p.v. de gevraagde 21.729.000 euro boekhoudkundig rond te krijgen, gebeurden volgende aanpassingen op de begroting van het FoCI:
ESR-code 12.11: Werkingskosten De in 2003 tot het strikte minimum van 3.000 euro herleide algemene werkingskosten, worden in 2004 terug op een normaal peil van 10.000 euro gebracht.
ESR-code 12.50: Onroerende Voorheffing De in 2003 ingevoerde begrotingspost met ESR-code 12.50 (indirecte belastingen betaald aan subsectoren van de overheid) ten bedrage van 130.000 euro, is nodig om de onroerende voorheffing te kunnen betalen voor de eigen culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap gelegen in het Brussels Gewest en in het buitenland (geen volledige belastingsvrijstelling).
ESR-code 51.12: Onderhoud en Renovatie Eigen Culturele Infrastructuur De voorziene 11.051.000 euro voor het onderhoud en de renovatie van de eigen culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap werden terug gebracht tot 8.679.000 euro (- 2.372 duizend euro), waardoor er voor 21,5 % zal moeten worden gesnoeid. Met de resterende 8.679.000 euro zullen in 2004 volgende boekingen moeten gebeuren: uitgestelde betaling Beursschouwburg (1.222.000 euro); bijkomende vastlegging Beursschouwburg (759.000 euro); onderhoud eigen infrastructuur (2.479.000 euro); afrekening fase 4.1, erelonen en start fase 4.2 voor de Singel Antwerpen (2.000.000); Huis den Rhyn (Oude Beurs) Antwerpen (750.000); Nederlands-Vlaams Centrum voor Europa (740.000 euro) en 729.000 euro verder te verdelen voor erelonen, renovatie, meerwerken, prijsaanpassingen, nalatigheidintresten, … voor de overige eigen culturele infrastructuur van de Vlaamse Gemeenschap, o.a. De Brakke Grond, de Hoge Rielen, KMSKA, Destelheide, Veltmanshuis, Drogenbos, Arenbergstraat, Kasteel Gaasbeek, … Deze laatste begrotingspost is hoogstwaarschijnlijk onderschat.
ESR-code 52.10.6 tot 63.21.3: Investeringssubsidies Sectorale Culturele Infrastructuur In samenwerking met de afdeling Gesubsidieerde Infrastructuur, werden de GOK-kredieten voor investeringssubsidies voor sectorale culturele infrastructuur zo realistisch mogelijk ingeschat, rekening houdend met de concrete voorbereiding van de bouwwerken in september 2003. In 2004 voorziet het FoCI geen betalingsmiddelen voor de sectorale culturele infrastructuur waarvoor de vastleggingen gebeurden in 2003 (1.489.000 euro). In 2004 waren voor de sectorale culturele infrastructuur wel belangrijke betalingen voorzien voor projecten, waarvoor de vastleggingen gebeurden tijdens de voorbije jaren, o.a.: de vzw 4AD te Diksmuide, de vzw Muziek-O-Droom te Hasselt, de vzw Driewerf Hoera te Eeklo, de vzw Jeugdcentrum Den Eglantier te St. Niklaas, de vzw RJC Entrepot te Brugge, de vzw De Expeditie te Gent, … Omwille van de besparingsmaatregel, worden de oorspronkelijk voorziene bedragen van de ordonnanceringen voor de sectorale culturele infrastructuur (ESR-code 52.10.5 tot ESR-code 52.10.26), echter gehalveerd, waardoor deze initiatiefnemers (meestal vzw’s) langer op de uitbetaling van hun volledige subsidie zullen moeten wachten.
471
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
ESR-code 61.41: Investeringssubsidie voor Grote Culturele Infrastructuur In 2004 werden via het FoCI geen betalingsmiddelen voorzien voor volgende grote infrastructuurwerken waarvoor vastleggingen gebeurden op het einde van 2002 of het begin van 2003: Provinciaal Gallo-Romeins Museum te Tongeren (ESR-code 63.11.1 – 620.000 euro), Museumsiteproject te Leuven (ESR-code 63.21.1 – 750.000 euro) en Stadsmuseum De Bijloke te Gent (ESR-code 63.21.2 – in totaal 6.000.000 euro via het FoCI). In 2004 worden in een tweede besparingsronde ook geen ordonnanceringen voorzien voor de investeringssubsidies voor volgende grote culturele infrastructuren: vzw Ringtheater/Troubleyntheater te Antwerpen (ESR-code 52.10.21 – 1.239.000 euro); provincie Antwerpen voor het Fotografiemuseum (ESR-code 63.11.2 – 250.000 euro); stad Gent in het kader van het Forumproject (ESR-code 63.21.3 – 500.000 euro). Voor de VLOPERA (ESR-code 61.41) dient 400.000 euro geboekt voor o.a. de ontwerpkosten in functie van de renovatie van het operagebouw te Antwerpen. In afspraak tussen de diverse betrokken overheden, staan de Vlaamse Gemeenschap en de Stad Brussel elk voor ongeveer de helft in voor de investering voor de renovatie en de nieuwbouw voor de KVS. De bouwwerken startten in mei 2002 en de oplevering van de KVS is voorzien in de eerste helft van november 2004. In uitvoering van de afspraken met de VGC, diende in 2004 de rest van de dotatie voor de renovatie en de nieuwbouw van de KVS uitbetaald (ESR-code 65.10), n.l. 6.687.000 euro. Omwille van de besparingsmaatregel wordt de ordonnancering voor 2004 herleid tot 2.000.000 euro.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
472
PROGRAMMA 49.1 DOTATIE BLOSO DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN 1. Het begrotingsprogramma 49.1: cijfermatig overzicht na begrotingscontrole.
NGK GVK GOK VRK MACH
Krediet 42.522
4.001
2001 Uitvoering % 98,0%
100%
Krediet 47.233
2002 Uitvoering % 99,9%
4.138
100%
2003 Krediet 51.795
2004 Krediet 54.726
4.200
4.263
2. Het Vlaams Sportfonds: cijfermatig overzicht na begrotingscontrole. De gelden van het Vlaams Sportfonds (Sectie III van de begroting Bloso) bestaan uit : x de dotatie van de Vlaamse Gemeenschap uit de opbrengsten van de Nationale Loterij (art. 41.80 van het programma 49.1 van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap) x de opbrengsten van de weddenschappen op sportuitslagen x de ontvangsten uit Bloso-activiteiten (inschrijvingen Bloso-sportkampen, inkomsten uit exploitatie van de Bloso-centra, inschrijvingen VTS-cursussen, ...)
NGK GVK GOK VRK MACH
Krediet 12.256
2001 Uitvoering % 102,3%
Krediet 12.842
2002 Uitvoering % 100,55%
2003 Krediet 12.414
2004 Krediet 12.817
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. De omschrijving van de strategische doelstellingen Bron : Beleidsnota Sport 2000-2004. De missie van de Vlaamse regering inzake sport bestaat erin een sportbeleid te voeren om zoveel mogelijk mensen in Vlaanderen zo regelmatig mogelijk te laten sporten, op ieders prestatieniveau in kwaliteitsvolle omstandigheden. Deze missie zal worden vervuld door maximaal de verantwoordelijkheden en acties te brengen op dat niveau waar men optimaal kan instaan voor kwaliteit, klantgerichtheid en rationalisering (visie). De strategische doelstellingen met betrekking tot programma 49.1 zijn : x De sportparticipatie verhogen (SD1) x De kwaliteit van het sportaanbod verhogen in hoofde van alle actoren en op alle niveaus (SD2) x Het responsabiliseren van alle actoren, ieder op zijn niveau (SD3)
473
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
De sportparticipatie verhogen Deze strategische doelstelling beoogt de niet-sporter en de niet-georganiseerde sporter regelmatig aan sport te laten doen (in clubverband) met een hogere sportparticipatie van de hele bevolking en prioritair een hogere sportparticipatie van de jeugd als beleidseffect. De kwaliteit van het sportaanbod verhogen (alle actoren en alle niveaus) Deze strategische doelstelling beoogt het verbeteren en versterken van alle aspecten (infrastructuur, begeleiding, materiaal, organisatie) die de kwaliteit van het sportaanbod (programma, activiteiten, promotie, …) mee helpen bepalen. Prioritair is een verhoging van de kwaliteit op het lokale en het Vlaamse niveau. Het responsabiliseren van alle actoren, ieder op zijn niveau Deze strategische doelstelling gaat uit van het subsidiariteitsbeginsel waarbij de gemeenten (gemeentelijke sportdiensten) een scharnierfunctie vervullen ten aanzien van de andere lokale sportactoren (sportclubs en scholen) B. De omschrijving van de operationele doelstellingen -
Op 13 juli 2001 werd het decreet houdende regeling van de erkenning en subsidiëring van de Vlaamse sportfederaties, de koepelorganisatie (VSF) en de organisaties voor sportieve vrijetijdsbesteding door de Vlaamse regering bekrachtigd (decreet van 13/7/2001). Dit decreet is van kracht sedert 1/1/2002. Op 31 mei 2002 werden de 5 uitvoeringsbesluiten goedgekeurd door de Vlaamse regering. In het decreet en de uitvoeringsbesluiten zijn een aantal kwaliteitsbevorderende en –ondersteunende maatregelen maar ook effectmeting ingebouwd voor de Vlaamse sportfederaties (SD2 en SD3). Voor de uitvoering van het decreet sportfederaties werd op de begroting 2004 een globaal subsidiebedrag voorzien van 20.426 duizend euro, waarvan 14.111 duizend euro voor de basissubsidies (basisopdrachten), 5.767 duizend euro voor de aanvullende subsidies (facultatieve opdrachten) en 126 duizend euro voor de VSF. Dit is een verhoging met 1 miljoen euro t.o.v. de begroting 2003.
-
In het decreet is een apart luik voorzien voor de erkenning en subsidïëring van organisaties voor sportieve vrijetijdsbesteding, nml. van die organisaties die sportieve activiteiten aanbieden die uit het sporttakkenbeleid zijn gevallen. In de begroting 2004 wordt 422 duizend euro ingeschreven voor deze organisaties (Sectie I, art. 31.30), dit is eenzelfde bedrag als in de begroting 2003.
-
In 2004 wordt voor het tweede jaar uitvoering gegeven aan het prioriteitenbeleid van de Vlaamse regering, voorzien in het decreet sportfederaties. Dit prioriteitenbeleid is een facultatieve opdracht voor de Vlaamse sportfederaties. Via dit prioriteitenbeleid wil de Vlaamse regering de sportparticipatie van bijzondere doelgroepen en hun aansluiting bij een sportclub bevorderen en stelt zij financiële middelen ter beschikking van de Vlaamse sportfederaties die hierop inspelen (SD1 en SD3). Voor dit prioriteitenbeleid is op de begroting 2004 248 duizend euro voorzien (Sectie 1, art. 31.17). De Vlaamse regering heeft als doelgroep van dit prioriteitenbeleid de gezamenlijke sportbeoefening van allochtone en autochtone bevolkingsgroepen in de sportclubs weerhouden.
-
De gemeentelijke en provinciale sportdiensten en de sportdienst van de Vlaamse Gemeenschapscommissie blijven, naast de sportfederaties, één van de belangrijkste sportactoren in Vlaanderen. Teneinde de sportparticipatie en de kwaliteit van het lokale sportbeleid in heel Vlaanderen te verhogen dienen zoveel mogelijk, hoofdzakelijk kleinere, gemeenten aangezet te worden een erkende sportdienst op te richten. In 2004 stijgt het aantal erkende gemeentelijke sportdiensten vermoedelijk tot 180 (+12), waarvan 166 gesubsidieerd (+11). Deze stijging situeert zich bij de kleine gemeenten. De toename van het aantal gemeentelijke sportdiensten vertaalt zich eveneens in een stijging van de kredieten met 439 duizend euro tot 5.755 duizend euro. Naast de gemeentelijke sportdiensten blijven de 5 provinciale sportdiensten en de sportdienst van de Vlaamse Gemeenschapscommissie erkend en gesubsidieerd.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
474
-
Voor de gemeentelijke sportdiensten is op de begroting 2004, 1.115 duizend euro voorzien onder de vorm van projectsubsidies voor uitvoering van lokale jeugdsportcontracten tussen de gemeente, de scholen en de sportclubs (Sectie I, art. 41.12 (SD 1 en SD 3). Dit krediet zal worden aangewend om de jeugdsportcontracten te realiseren in de tweede helft van 2004 (1 juli tot 31 december 2004). Op de begroting van 2003 zijn de nodige kredieten voorzien om de jeugdsportcontracten die lopen van 1 juli 2003 tot 30 juni 2004 te financieren. Bij het aantreden van de nieuwe Vlaamse regering (nieuwe legislatuur na de verkiezingen voor het Vlaams parlement in juni 2004) zal de Vlaamse minister van Sport een beslissing moeten nemen over het al dan niet verder zetten (of heroriënteren) van het pilootproject Contract Jeugdsport in 2005.
-
In oktober 2002 werd een nieuwe sensibiliseringscampagne “Sporten in clubverband” op Vlaams niveau opgestart in nauwe samenwerking met alle sportactoren. In deze campagne staan de sportclubs centraal. De doelstellingen van deze campagne zijn meer leden voor de sportclubs, maar ook meer kwaliteit in het clubaanbod. Meer leden in de sportclubs betekent bijgevolg een verhoging van de sportparticipatie (SD1 en SD2). Deze campagne zal ook in 2004 worden verdergezet.
-
In het kader van haar kwalitatieve uitbouw, zal de Vlaamse Trainersschool in 2004 verder werk maken van een permanente remediëring van het opleidingsaanbod en een inhoudelijke vernieuwing van het algemeen sporttakoverschrijdende gedeelte van trainer A (niveau 3). Er zal eveneens werk gemaakt worden van een verfijning van het bijscholingsaanbod voor de verschillende doelgroepen en het verder doorvoeren van een modulaire opleidingsstructuur met aandacht voor de integratie van stagemodules. Daarnaast zal bijzondere aandacht besteed worden aan de promotie van de Vlaamse Trainersschool, de realisatie van een centrale databank met alle gediplomeerden uit de sportsector en de realisatie en de uitbouw van de Vlaamse Trainersschool als officieel erkenningsorgaan van sportkaderopleidingen in Vlaanderen.
-
Via een integraal Vlaams topsportbeleid (SD 2 en KSF3) worden in 2004 maximale ontplooiingskansen gegeven aan de Vlaamse topsporters om topprestaties te leveren op internationaal niveau. Voor de realisatie van dit integraal topsportbeleid wordt naast de subsidiëringskredieten Topsport een werkingskrediet van 1.514 duizend euro ingeschreven (Sectie I, art. 12.37).
C. De omschrijving van de instrumenten Operationele doelstelling Contract Jeugdsport gemeenten Topsport Sensibiliseringsactie Decreet sportfederaties Prioriteitenbeleid Sportieve vrijetijdsbesteding Zaalwachters Decreet sportdiensten Vlaamse Trainersschool Integraal Topsportbeleid
Instrument Gedragsbeïnvloedend Overtuiging Financieel Regulerend x x x x x x x x x x x x x x x x x
Rechtstreeks x x x
x x x
475
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
D. De omschrijving van de prestaties, prestatiedrijvers en budgettaire parameters De instelling beschikt momenteel nog niet over de nodige boekhoudkundige, analytische gegevens en over een adequaat tijdsregistratiesysteem voor het toewijzen van de overheadkosten (personeel en werking) aan de verschillende beleidsvelden en beleidssectoren.
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 41.03: Werkingsdotatie Commissariaat-generaal
NGK GVK GOK VRK MACH
Krediet 35.920
2001 Uitvoering % 100%
Krediet 40.459
2002 Uitvoering % 100%
2003 Krediet 45.764
2004 Krediet 50.011
De basisallocatie 41.03 betreft de werkingsdotatie aan het Commissariaat-generaal Bloso waarbij de verhoging (+4.247 duizend euro) hoofdzakelijk wordt bepaald door meeruitgaven voor de uitvoering van het decreet sportfederaties en het decreet sportdiensten, de uitvoering van de CAO 2001-2002 en andere wettelijke bepalingen met betrekking tot personeel. Basisallocatie 41.04: Bijzondere dotatie huisvesting
NGK GVK GOK VRK MACH
Krediet 764
2001 Uitvoering % 100%
Krediet 775
2002 Uitvoering % 100%
2003 Krediet 0
2004 Krediet 0
De bijzondere dotatie voor de huisvesting werd vanaf het begrotingsjaar 2003 opgenomen in de basisallocatie 41.03 (werkingsdotatie Commissariaat-generaal). Basisallocatie 41.05: Bijzondere dotatie jeugdsport
NGK GVK GOK VRK MACH
Krediet 2.479
2001 Uitvoering % 100%
Krediet 2.231
2002 Uitvoering % 100%
2003 Krediet 2.231
2004 Krediet 1.115
De basisallocatie 41.05 betreft de bijzondere dotatie voor jeugdsport ter uitvoering van de lokale jeugdsportcontracten met als partners de gemeente, de sportclubs en de scholen. Deze bijzondere dotatie werd verminderd met 1.116 duizend euro rekening houdend met het feit dat in de begroting 2003 reeds 2.231 duizend euro werd ingeschreven voor de periode van 1 juli 2003 tot 30 juni 2004. Het bedrag van 1.115 dui-zend euro in 2004 is bijgevolg voor de periode van 1 juli tot 31 december 2004.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
476
Basisallocatie 61.01: Investeringsdotatie
NGK GVK GOK VRK MACH
Krediet 3.359
2001 Uitvoering % 75%
Krediet 3.768
2002 Uitvoering % 99,5%
2003 Krediet 3.800
2004 Krediet 3.600
De basisallocatie 61.01 betreft de investeringsdotatie voor de uitbouw van de Bloso-centra. De investeringsdotatie werd verminderd met 200 duizend euro. Basisallocatie 99.11: Vastleggingsmachtigingen Bloso Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
4001
2001 Uitvoering %
100%
Krediet
4.138
2002 Uitvoering %
100%
2003 Krediet
2004 Krediet
4.200
4.263
De basisallocatie 99.11 betreft de vastleggingsmachtigingen voor de uitbouw van de Bloso-centra. De vastleggingsmachtigingen werden vermeerderd met 63 duizend euro.
477
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
DEEL 3: TOELICHTING BIJ DE BEGROTING VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN VAN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN
PROGRAMMA 49.1 BLOSO (Categorie Sui generis) ONTVANGSTEN In duizend euro Art. nr. Aanwijzing van de Ontvangsten
Aangepaste Begroting 2003
Aangepaste Begroting 2004
235 2.556 -1.062 254
524 0 0 223
50 24
50 20
505
505
45.764
50.011
I ONTVANGSTEN COMMISSARIAAT-GENERAAL _____________________________________________________ 0. 08.20 08.21.1 08.21.1 08.30
NIET-VERDEELDE ONTVANGSTEN Verrekening andere dienstjaren Overgedragen overschot vorige boekjaren Ontvangstensaldo investeringsdotatie Bloso Interne verrichtingen : saldo operatie
1.
LOPENDE ONTVANGSTEN C. Verkoop van niet-duurzame goederen en diensten binnen de sektor overheid
16.21 16.22
Recuperatie bezoldigingen (OMOB) Inkomsten uit eigen activiteiten 2.
26.11
RENTE, HUUR EN ANDERE RESULTATEN VAN VERMOGEN Renten op rekening courant
4.
INKOMENSOVERDRACHTEN BINNEN DE SECTOR OVERHEID
46.11
Werkingsdotatie aan het Commissariaat-generaal voor de Bevordering van de Lichamelijke Ontwikkeling, de Sport en de Openluchtrecreatie (art. 41.03 van programma 49.1 van de begroting Vlaamse Gemeenschap)
46.14
Bijzondere dotatie aan het Bloso met betrekking tot Jeugdsport in functie van het Strategisch Plan voor de Sport (art. 41.05 van programma 49.1 van de begroting Vlaamse Gemeenschap)
2.231
1.115
46.40
Recuperatie startbanen
1.800
1.800
46.41
Recuperatie bezoldigingen (detacheringen en gesco's)
1.500
1.500
3.800
3.600
6. 66.11
KAPITAALOVERDRACHTEN BINNEN DE SECTOR OVERHEID Investeringsdotatie aan het Commissariaat-generaal Bloso (art. 61.01 van programma 49.1 van de begroting Vlaamse Gemeenschap)
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
478 In duizend euro
Art. nr. Aanwijzing van de Ontvangsten
9. 96.10 98.01 98.02
Aangepaste Begroting 2003
Aangepaste Begroting 2004
3.250 977 875
0 350 200
62.759
59.898
37 330 5.873
65 410 6.168
302 235
302 235
30
30
5.607
5.607
Subtotaal Vlaams Sportfonds
12.414
12.817
Totale ontvangsten
75.173
72.715
RESERVEFONDSEN Opneming van leningen in nationale valuta Reservefonds voor Bloso-centra: eigen kasmiddelen Reservefonds voor Bloso-centra: extra dotatie renovatie
Subtotaal Commissariaat-generaal II ONTVANGSTEN VLAAMS SPORTFONDS ______________________________________________ Ontvangsten uit activiteiten van het Vlaams Sportfonds 06.01 06.03 06.04 06.05 06.06
Terugbetalingen en diverse ontvangsten Inschrijvingen en verkoop cursussen Inschrijvingen sportkampen en inkomsten uit de exploitatie van de Bloso-centra Sponsoring en inkomsten specifieke projecten Inkomsten de Gordel Ontvangsten met bijzondere aanwending
38.02
Weddenschappen op sportuitslagen
46.16
Dotatie aan het Bloso voor het Vlaams Sportfonds uit de opbrengsten van de Nationale Loterij (art.41.80 van het programma 49.1 van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap)
479
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
UITGAVEN In duizend euro Art. nr. Aanwijzing van de uitgaven
Aangepaste Begroting 2003
Aangepaste Begroting 2004
PM PM
PM PM
7.800 6.073 2.000 420
8.400 6.450 1.600 403
2.800 1.900
2.600 2.100
186
255
101
100
64
64
Sectie I HOOFDBESTUUR _________________________________ 0.
UITGAVEN DIE NIET ONMIDDELLIJK OVER DE HOOFDGROEPEN 1 TOT EN MET 9 WORDEN VERDEELD
03. INTERNE VERRICHTINGEN 03.20 03.22
Verrekening andere dienstjaren Overgedragen overschot van het boekjaar 1.
LOPENDE UITGAVEN VOOR GOEDEREN EN DIENSTEN A.
Lonen en sociale lasten
11.1 Eigenlijk loon volgens bruto-weddeschaal 11.11 11.12 11.13 11.14
Bezoldiging statutair personeel Bezoldiging contractueel personeel Toelagen (verlofgeld, eindejaarstoelage, enz.) Toelagen voor onregelmatige en buitengewone prestaties 11.2 Sociale verzekering en werkgeversbijdrage
11.21 11.22
R.S.Z. Pensioenen 11.3 Directe uitkeringen
11.31
Kinderbijslagen 11.4 Sociale dienst
11.41
Sociale tegemoetkomingen 11.5 Diversen
11.51
Bezoldiging beheers-, controle- en adviesorganen
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
480 In duizend euro
Art. nr. Aanwijzing van de uitgaven
Aangepaste Begroting 2003
Aangepaste Begroting 2004
400 12 960 843 253 554 251 50 192
415 12 994 913 253 560 251 50 192
635 74 50 248 1.514 200
635 74 50 248 1.514 200
0
133
0 PM
99 PM
10.085 149 126 15
11.157 0 126 248
1.234 422 655
1.240 422 685
62 5.316
76 5.755
B. Aankoop van niet-duurzame goederen en diensten 12.1 Algemene 12.11 12.12 12.13 12.14 12.15 12.16 12.17 12.18 12.19
Reis- en verblijfskosten, tussenkomsten vervoerkosten personeel Reis- en verblijfskosten beheers-, controle- en adviesorganen Huur gebouwen Algemene werkingskosten Bureelbenodigdheden, drukwerken, enz. Informatica en burotika (software) Verzekeringen Inrichtings- en herstellingswerken gebouwen Opleiding personeel en HRM 12.3 Specifieke
12.31 12.32 12.33 12.35 12.37 12.38
Allerhande uitgaven voor promotie, initiatie en sensibilisering Aankoop van medailles, prijzen, trofeeën, plaketten Allerhande uitgaven i.v.m. samenwerking met het buitenland Specifieke uitgaven Vlaamse Trainersschool (Strategisch Plan) Specifieke uitgaven Topsport Allerhande uitgaven pilootprojecten maatschappelijk relevantie van sport Ondersteuning van de lokale schoolsportwerking en inzetten van flexibele leerkrachten lichamelijke opvoeding
12.39
2. 21.10 23.11
Rente op overheidsschuld in nationale valuta Toegerekende debetrente 3.
31.11 31.14 31.16 31.17
INKOMENSOVERDRACHTEN AAN ANDERE SECTOREN Basissubsidies Vlaamse sportfederaties (decreet 13/7/2001) Werkingssubsidies Vlaamse Wielerschool Subsidies koepelorganisatie (VSF). Aanvullende subsidies Vlaamse sportfederaties prioriteitenbeleid Vlaamse regering Aanvullende subsidies Vlaamse sportfederaties jeugdsport Subsidies organisaties sportieve vrijetijdsbesteding (decreet 13/7/2001) Aanvullende subsidies Vlaamse unisportfederaties voor Topsportscholen
31.18 31.30 31.45
4.
41.10 41.11
RENTEN EN HUURGELDEN VAN GRONDEN
INKOMENSOVERDRACHTEN BINNEN DE SECTOR OVERHEID Lopende uitgaven belastingen op rente Subsidies gemeentelijke en provinciale sportdiensten en de sportdienst van de Vlaamse Gemeenschapscommissie (decreet 5/4/95)
481
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B In duizend euro
Art. nr. Aanwijzing van de uitgaven
Aangepaste Begroting 2003
Aangepaste Begroting 2004
41.12
Bijzondere subsidies jeugdsport gemeentelijke sportdiensten
2.231
1.115
43.22
Specifieke uitkeringen aan gemeenten : startbanen Duurzame roerende goederen
1.800
1.800
Aankoop machines, meubilair en vervoermiddelen Materiaal voor informatica (hardware) Aankoop didactisch en wetenschappelijk materiaal
198 351 50
198 355 50
0
163
50.274
51.955
B. 74.11 74.12 74.13 9.
OVERHEIDSSCHULD 91
91.10
Aflossingen van de gevestigde overheidsschuld Aflossingen van de schuld in nationale valuta
Totaal uitgaven Sectie I
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
482 In duizend euro
Art. nr. Aanwijzing van de uitgaven
Aangepaste Begroting 2003
Aangepaste Begroting 2004
1.919 127 106 637
2.110 129 111 645
281
284
4.200 3.800 0 977 0 875 3.250
4.263 3.600 0 350 0 200 0
364 20 55 74
364 20 56 74
12.485 4.200
7.943 4.263
Sectie II BUITENDIENSTEN ________________________________
1.
LOPENDE UITGAVEN VOOR GOEDEREN EN DIENSTEN
B. 12.11 12.12 12.13 12.14
Aankoop van niet-duurzame goederen en diensten Algemene werkingskosten Bloso-centra Algemene werkingskosten mobiele ploeg Huur onroerende goederen Bloso-centra Onderhoudskosten en aankoop niet-duurzaam materiaal Bloso-centra Onderhoudswerken Bloso-centra
12.16
7.
INVESTERINGEN
A.
71.31
Duurzame onroerende goederen.
71.32
Aankoop van terreinen en gebouwen, realisatie of renovatie van gebouwen en openluchtsportaccomodaties Reservefonds voor Bloso-centra: eigen kasmiddelen
71.33
Reservefonds voor Bloso-centra: extra dotatie renovatie
71.34
Bouw wielercentrum Blaarmeersen Gent B.
74.11 74.12 74.13 74.15
VM OK VM OK VM OK
Duurzame roerende goederen Materiaal uitrusting Bloso-centra Materiaal uitrusting mobiele ploeg Aankoop sportmateriaal uitleendienst Aankoop watersportmateriaal
Totaal uitgaven Sectie II Totaal Vastleggingsmachtigingen Sectie II
483
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Art. nr. Aanwijzing van de uitgaven
In duizend euro Aangepaste Ontwerp Begroting Begroting 2003 2004
Sectie III VLAAMS SPORTFONDS __________________________________________________ Subsidies voor de werkzaamheden van de verenigingen die de aanmoediging van de lichamelijke opvoeding en de sportbeoefening tot doel hebben, en subsidies voor de organisaties van sportmanifestaties. Subsidies 31.41 31.42 31.43 31.44 31.45 31.46
31.47 31.48
Basissubsidies Vlaamse sportfederaties (decreet 13/7/2001) Werkingssubsidies Bonden voor vormingswerk Aanvullende subsidies Vlaamse sportfederaties sportkampen Aanvullende subsidies Vlaamse unisportfederaties (EK, WK, WB in Vlaanderen) Aanvullende subsidies Vlaamse unisportfederaties topsport Aanvullende subsidies Vlaamse unisportfederaties voor voorbereiding en deelname van Vlaamse atleten aan Olympische Spelen, Wereldspelen, Paralympics en EYOD. Werkingssubsidies Stichting Vlaamse Schoolsport Werkingssubsidies Sportmuseum Vlaanderen
3.825 37 508 237
2.954 22 527 237
2.029 290
2.030 800
186 38
186 38
7.150
6.794
5 750 782 248 1.745 87 72 62 174 213 87 106 272 12 302
5 1.174 992 248 1.852 87 72 62 192 213 87 106 272 12 302
347
347
Subtotaal Werkingskosten
5.264
6.023
Totaal uitgaven Sectie III
12.414
12.817
TOTAAL Sectie I + II + III
75.173
72.715
ALGEMEEN TOTAAL
75.173
72.715
4.200 3.250
4.263 0
Subtotaal Subsidies Werkingskosten Werkingskosten Vlaamse Sportraad Sportkaderopleiding Lesgevers Bloso-centra Werkingskosten schoolsport Werkingskosten organisaties Bloso-centra Sensibilisering specifieke sporttak Congressen en vergaderingen Informatie en documentatie Lesgevers gemeentelijke en regionale sportpromotie Verzekeringen Hulppersoneel Allerhande uitgaven en terugbetalingen Sportpromotie Herstelling uitgeleend materiaal Allerhande uitgaven ingevolge sponsoring van specifieke projecten 12.57 Organisatiekosten De Gordel 12.41 12.43 12.44 12.45 12.46 12.47 12.48 12.49 12.50 12.51 12.52 12.53 12.54 12.55 12.56
ALGEMEEN TOTAAL VASTLEGGINGSMACHTIGINGEN ALGEMEEN TOTAAL LENINGSMACHTIGING
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
484
Voor de uitvoering van zijn opdrachten beschikt het Bloso over volgende kredieten: xde werkingsdotatie xde bijzondere dotatie met betrekking tot jeugdsport xde investeringsdotatie Totaal
50.011 duizend euro 1.115 duizend euro 3.600 duizend euro 54.726 duizend euro
Daarnaast beschikt het Bloso op Sectie 1 over eigen middelen (5.172 duizend euro) die voornamelijk bestaan uit de recuperatie van bezoldigingen (1.550 duizend euro), van startbanen (1.800 duizend euro), van renten op rekening-courant (505 duizend euro) en een verrekening andere dienstjaren (524 duizend euro). Op Sectie 1 van de Bloso-begroting 2004 werd voor de renovatie van de prioritaire Bloso-centra ook nog 550 duizend euro ingeschreven. Deze middelen zijn afkomstig van een reservefonds dat het Bloso daarvoor heeft opgebouwd uit de verkoop van de niet-prioritaire Bloso-centra (beslissing van de Vlaamse regering). Tenslotte beschikt het Bloso ook nog over de middelen van het Vlaams Sportfonds ten belope van 12.817 duizend euro (eigen inkomsten: 7.180 duizend euro, dotatie aan het Bloso voor het Vlaams Sportfonds uit de opbrengsten van de Nationale Loterij: 5.607 duizend euro en weddenschappen op sportuitslagen: 30 duizend euro). Indien abstractie wordt gemaakt van de éénmalige leningsmachtiging in de begroting 2003 voor de bouw van het Vlaams Wielercentrum Eddy Merckx (3.250 duizend euro) stijgen de uitgaven in de begroting 2004 met 792 duizend euro t.o.v. de begroting 2003. In de begroting 2004 werd een globaal krediet van 22.678 duizend euro ingeschreven voor personeelsuitgaven. Globaal stijgen de personeelskosten met 643 duizend euro. Deze verhoging is hoofdzakelijk het gevolg van een aantal wettelijke bepalingen (CAO 2001-2002), sociale dienst, gratis hospitalisatieverzekering, bijdrage Pool der Parastatalen. Globaal bedragen de subsidiëringskredieten in de Bloso-begroting 2004 27.542 duizend euro. Sectie I art. 31.11 : Sectie I art. 31.14 : Sectie I art. 31.17 :
Basissubsidies Vlaamse sportfederaties Werkingsubsidies Vlaamse Wielerschool Aanvullende subsidies Vlaamse sportfederaties Prioriteitenbeleid Vlaamse regering Sectie I art. 31.18 : Aanvullende subsidies Vlaamse sportfederaties jeugdsport Sectie I art. 31.45 : Aanvullende subsidies Vlaamse unisportfederaties voor topsportscholen Sectie I art. 41.11 : Subsidies gemeentelijke en provinciale sportdiensten en de sportdiensten van de Vlaamse Gemeenschapscommissie Sectie I art. 41.12 : Bijzondere subsidies jeugdsport gemeentelijke sportdiensten Sectie III art. 31.41 : Basissubsidies Vlaamse sportfederaties Sectie III art. 31.42 : Werkingsubsidies Bonden voor Vormingswerk Sectie III art. 31.43 : Aanvullende subsidies Vlaamse sportfederaties sportkampen Sectie III art. 31.45 : Aanvullende subsidies Vlaamse sportfederaties topsport Sectie III art. 31.46 : Aanvullende subsidies Vlaamse unisportfederaties voor voorbereiding en deelname van Vlaamse topsporters aan Olympische Spelen, Wereldspelen, Paralympics en EYOD
+ 1.072 duizend euro - 149 duizend euro + 233 duizend euro + 6 duizend euro + 30 duizend euro + 439 duizend euro - 1.116 duizend euro - 871 duizend euro - 15 duizend euro + 19 duizend euro + 1 duizend euro + 510 duizend euro
485
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
De basissubsidies aan de Vlaamse sportfederaties zijn complementair en zijn zowel terug te vinden op artikels van Sectie 1 en Sectie 3. Op artikel 31.11, Sectie 1 en op artikel 31.41, Sectie 3 worden globaal 14.111 duizend euro voorzien als basissubsidies voor de Vlaamse sportfederaties, dit is een verhoging met 201 duizend euro t.o.v. de begroting 2003. Op artikel 31.46, Sectie III in de aangepaste begroting 2004 wordt 800 duizend euro voorzien voor de voorbereiding en de deelname van de Vlaamse topsporters aan de Olympische Spelen. Dit is een verhoging met 510 duizend euro T.o.v. de begroting 2003. Voor de uitvoering van het decreet sportfederaties is in de aangepaste begroting 2004 een globaal bedrag voorzien van 20.426 duizend euro t.o.v. 19.426 duizend euro in de begroting 2003. Dit is een verhoging met 1 miljoen euro. De subsidiëring van de unisportfederaties die participeren in een topsportschool maakt deel uit van het integraal topsportbeleid zoals voorzien in het decreet van 13 juli 2001 (art. 26, §2, 2°). In 2004 zal de Vlaamse Taekwondo Bond een gans jaar participeren in een topsportschool (t.o.v. 4 maanden in 2003); dit betekent een extra kost van 30 duizend euro (artikel 31.45 Sectie 1). Ook voor voorbereiding en deelname van Vlaamse topsporters aan de Olympische Spelen en Paralympics (Athene 2004) worden subsidies toegekend op basis van het decreet van 13 juli 2001 (art. 15, 3°). Voor de financiering van de voorbereiding en deelname van Vlaamse topsporters aan de Olympische Spelen en de Paralympics wordt in een Olympisch jaar het subsidiebedrag opgetrokken t.o.v.een niet-Olympisch jaar.Vermits 2004 een Olympisch jaar is, wordt een bedrag van 800 duizend euro ingeschreven, dit is een verhoging met 510 duizend euro t.o.v. de begroting 2003. Langs de uitgavenzijde wordt op het artikel 12.37 Sectie I opnieuw 1.514 duizend euro voorzien als werkingskrediet voor de afdeling Topsport, meer bepaald voor de uitvoering van een integraal Vlaams topsportbeleid om in 2004 maximale ontplooiingskansen geven aan de Vlaamse topsporters om topprestaties te leveren op internationaal niveau. Zo zal de afdeling Topsport (operationeel sinds 1 juli 2003) ten behoeve van de geselecteerde Olympische topsporters en hun persoonlijke begeleiders recente wetenschappelijke informatie ter beschikking stellen, trainingsadviezen formuleren, maar ook bijkomende financiële middelen voor de individuele trainings- en wedstrijdprogramma’s ter beschikking stellen, wanneer het decretale subsidiebedrag ontoereikend is. In de afdeling Topsport zullen de trainingstechnische, de medisch / paramedische,en de wetenschappelijke cel een aantal kerntaken uitvoeren ten behoeve van individuele topsporters en topsportfederaties, zoals het uitwerken van systemen van talentdetectie en talentontwikkeling, de trainingstechnische begeleiding van de individuele topsporters in het Topsportteam Vlaanderen, het begeleiden van de topsportcoördinatoren in de topsportfederaties, permanente opvolging topsportscholen, advies inzake plannen en periodiseren van trainingscycli, blessurepreventie, screening, optimalisatie krachtraining, voedingsbegeleiding, automatiseren trainingsdagboek, rughygiëne/houdingsperceptie, EHBSO-beleid, literatuurstudie en beheer voor topsportrelevante topics, stimuleren onderzoekscentra tot topsportrelevante research, ondersteuning VTS inzake opleidingscurriculum en cursusontwikkeling voor trainers A, topsportgerichte navorming, enz…. Vanaf het academiejaar 2003-2004 en dus ten volle in het begrotingsjaar 2004 zal een statuut en financiële regeling worden toegepast voor topsporters / studenten hoger onderwijs om de combinatie van topsport en hogere studies te optimaliseren. Dit project beoogt een structurele en volwaardige aanvulling bij het Bloso-tewerkstellingsproject Topsport. Voor de renovatie van de prioritaire Bloso-centra (investeringskredieten) wordt 4.150 duizend euro voorzien. Hiervan wordt 550 duizend euro gefinancierd uit een reservefonds dat door het Bloso werd opgebouwd uit de verkoop van de niet-prioritaire Bloso-centra.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
486
PROGRAMMA 49.2 TOERISME
DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
2001 Uitvoering %
Krediet
2002 Uitvoering %
2003 Krediet
2004 Krediet
32.366 3.272 5.240
99 100 100
36.766 3.321 5.052
100 100 100
41.531 3.371 3.827
46.936 3.421 4.607
17.045
100
15.964
100
17.561
17.324
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten De beleidsnota Toerisme 2000-2004 beschrijft de volgende algemene visie van het toerismebeleid: “Het versterken van de aantrekkingskracht, de economische impact en de concurrentiepositie van het toeristischrecreatieve product ‘Vlaanderen en Brussel’ met respect voor de draagkracht van de omgeving en de bevolking”. Deze visie leidt tot de missie van het toerismebeleid: “Coördineren en stimuleren van de duurzame en kwaliteitsvolle ontwikkeling van het toerisme en van de recreatie naar en in Vlaanderen en Brussel. Daartoe wordt een geïntegreerd en voorwaardenscheppend beleid, dat rekening houdt met de verschillende toeristische actoren, gevoerd”. De opdracht van Toerisme Vlaanderen, zoals die geformuleerd is bij artikel 4, §1 van het decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Raad voor het Toerisme, is vertaald in een “mission statement”, dat de fundamentele bestaansreden van de instelling weergeeft: “Toerisme Vlaanderen staat in voor het bevorderen van een duurzaam vrijetijds- en zakentoerisme naar en in Vlaanderen. Het oefent deze taak uit binnen het beleid van de Vlaamse regering en in samenwerking met de toeristische sector. Via zijn opdracht levert Toerisme Vlaanderen een bijdrage tot het welzijn en de welvaart van de bevolking, en tot het imago van Vlaanderen”. Bij de uitvoering van de eigen beleidsobjectieven zal Toerisme Vlaanderen zijn beleid afstemmen op het beleid van de Vlaamse regering. De instelling zal een toeristisch beleid op de binnenlandse markt uitvoeren, tezamen met het provinciaal, het lokaal niveau en het toeristisch-recreatief bedrijfsleven. De instelling zal samenwerken met de andere Vlaamse diensten en instellingen die op buitenlands vlak actief zijn en op die wijze mede een krachtdadige Vlaamse aanwezigheid in het buitenland helpen realiseren. De inspanningen op het vlak van innovatie, kwaliteitsverbetering en de professionalisering van het toeristisch aanbod zullen bestendig uitgebouwd worden en zullen doelstelling op zich worden. In de beleidsbrief voor 2004 wordt nader op het beleid ingegaan.
487
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
A. Strategische doelstellingen De hierna vermelde strategische doelstellingen formuleren de betrachtingen van wat de Vlaamse regering in het algemeen en de minister bevoegd voor het toerisme in het bijzonder wil bereiken in de externe omgeving of hoe ze zich wensen te positioneren ten opzichte van deze omgeving en ten opzichte van de actoren: 1. gunstige voorwaarden scheppen voor een toekomstgerichte ontwikkeling van de toeristisch recreatieve sector; 2. versterken van het toeristisch-recreatieve aanbod door vernieuwing, innovatie en netwerkvorming; 3. verhogen van de bekendheid van de troeven en het sturen van de beeldvorming van Vlaanderen en Brussel in binnen- en buitenland; 4. creëren van meer en betere samenwerking tussen de verschillende actoren van het toeristisch-recreatieve veld, vooral op het vlak van het beleid, het product, de distributie en de communicatie; 5. een status geven aan de toeristische sector als volwaardige partner in de maatschappelijke besluitvorming. B. Operationele doelstellingen Deze strategische doelstellingen worden vertaald in de volgende operationele doelstellingen en specifieke projecten: 1. Optimalisering van het regelgevend kader voor de toeristisch-recreatieve sector: Actie: x ontwikkelen van een kader voor strategische toeristisch-recreatieve projecten (decretaal initiatief); x uitvoeringsbesluiten in het kader van het decreet van 18 juli 2003 "Toerisme voor Allen"; x optimalisering, actualisering en implementatie van het regelgevend kader voor de logiesverstrekkende bedrijven en reisbureaus. Beleidseffect: - flexibelere en snellere procedures zodat het traject van concept tot realisatie zo kort mogelijk gehouden wordt; - aanpassing van reglementair kader aan de ontwikkelingen in de toeristisch-recreatieve sector. 2. Versterking van het toeristisch beleids- en operationeel instrumentarium: Actie: x realisatie van het veranderingsproces in het kader van de operatie Beter Bestuurlijk Beleid; x integraal bezoekersonthaal in het macroproduct kunststeden; x intensifiëren van de werking van het Infopunt Toegankelijk Reizen; x aansturen van de ontwikkeling van een beleidsinstrumentarium door het Steunpunt Toerisme en Recreatie. Beleidseffect: - versterking van de beleidsvoorbereiding en evaluatie van producten en diensten op het gebied van toerisme; - doelgericht aanwenden van middelen om op nieuwe behoeften en trends in te spelen; - betere dienstverlening. 3. Een kader creëren voor innovatief en projectmatig werken: Actie: x ontwikkelen en opzetten van strategische hefboomprojecten, inclusief projectmanagement en projectsecretariaat; x ontwikkelen en opzetten van proefprojecten om in te spelen op behoeften en trends, vooral op het vlak van het duurzaam toerisme, het jeugdtoerisme, gezinstoerisme, sociaal toerisme (o.a. het bevorderen van het toerisme voor kansarmen), van nieuwe vormen van communicatie en distributie, van nieuwe vormen van bezoekersonthaal en aanbodselementen die de netwerkvorming bevorderen; x ondersteunen van (regionale) strategische planningsprocedures;
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
488
x implementatie van het nieuw decreet Toerisme voor Allen en intensifiëren van de werking van het Steunpunt Vakantieparticipatie; x participatie in studiesyndicaten. Beleidseffect: - productinnovatie en vernieuwing van het toeristisch recreatieve aanbod; - aanboren van nieuwe financieringsbronnen en mechanismen; - productdifferentiatie; - deelname aan PPS-projecten. 4. Versnelde integratie van nieuwe IT- en telecommunicatietoepassingen in de toeristisch-recreatieve sector: Actie: x implementatie en inhoudelijke uitbouw van een toeristische productdatabank en interactieve website voor internetusers; x implementatie van een dossierbeheerssysteem. Beleidseffect: - efficiëntere inzet van middelen in de toeristisch-recreatieve sector; - modern imago van de toeristisch-recreatieve sector. 5. Ontwikkelen van een communicatiestrategie t.b.v. de toeristische sector: Actie: x imagocampagne kampeerwezen; x uitwerken van een specifieke marketingstrategie voor het internationaal jeugdtoerisme; x samenwerkingsverbanden versterken met de toeristische partners. Beleidseffect: - promoveren van het imago van de kampeersector; - buitenlandse specifieke doelgroepen kennis laten maken met de toeristische troeven van Vlaanderen en Brussel. 6. Versterking van de externe profilering van de toeristisch-recreatieve sector : Actie: x actieplan voor communicatie en public relations; x ontwikkelen van een corporate identity. Beleidseffect: - status van de sector verbeteren; - éénduidige en gestructureerde communicatie rond toerisme in Vlaanderen. 7. Kustactieplan: Het kustactieplan bevordert het toeristisch imago en de waarde van de kust via een doelgerichte selectie van projecten. De projecten die aan de voorwaarden beantwoorden, kunnen in aanmerking komen voor subsidiëring. Medio 2003 werd aan zeven projecten een subsidie toegekend. C. De omschrijving van de instrumenten -
oprichting met decreet van Toerisme Vlaanderen als verzelfstandigd agentschap (I.V.A.), met inbegrip van een nieuw organigram en personeelskader; ondersteunen van de (regionale) strategische planningsprocedures; opzetten en ontwikkelen van strategisch hefboomprojecten en proefprojecten; ontwikkelen van bezoekerscentra voor de kunststeden; decreet Toerisme voor Allen en het Steunpunt Vakantieparticipatie; infopunt Duurzaam Toerisme; infopunt Toegankelijk Reizen; steunpunt Toerisme en Recreatie; implementatie van het strategisch informaticaplan; product- en projectontwikkeling o.a. via cofinanciering van Europese steunprogramma’s; doelgerichte promotieacties om het toerisme naar Vlaanderen verder te bevorderen. vergunningen van logiesverstrekkende bedrijven, reisbureaus en campings.
489
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 41.01: Dotatie aan Toerisme Vlaanderen
NGK
2001 Krediet Uitvoering % 20 900 100
2002 Krediet Uitvoering % 21 982 100
2003 Krediet 22 233
2004 Krediet 25 545
De toename van de werkingsmiddelen van Toerisme Vlaanderen is onder meer gericht op de verhoging van de efficiëntie van de organisatie door een groepering van al het personeel in het gebouw op de Grasmarkt. De extra middelen worden voorts aangewend voor de implementatie van het decreet "Toerisme voor Allen", voor marketing en promotie van Vlaanderen en Brussel als toeristische bestemming, voor het ontwikkelen van een nieuw logo (corporate identity) en voor de ontwikkeling van projecten die de kindvriendelijkheid van het toeristisch aanbod verhogen. Basisallocatie 41.02: Allerhande uitgaven in het kader van het programma ter bevordering van de werkgelegenheid in de toeristische sector Krediet NGK
2001 Uitvoering % -
Krediet
2002 Uitvoering % -
2003 Krediet -
2004 Krediet 3 845
In 2004 wordt deze nieuwe basisallocatie ingeschreven op het programma 49.2 Toerisme voor de bevordering van de werkgelegenheid in de toeristische sector en voor de regularisatie van de DAC-projecten. Dit bedrag werd overgeheveld vanuit het programma 52.4 Werkgelegenheid, basisallocatie 41.05 (Allerhande uitgaven in het kader van het derde arbeidscircuit). Basisallocatie 61.02: steunprogramma’s Krediet NGK
Dotatie
aan
Toerisme
2001 Uitvoering % 248 100
Vlaanderen
voor
2002 Krediet Uitvoering % 2 247 100
cofinanciering 2003 Krediet 3 000
Europese 2004 Krediet 2 000
Deze basisallocatie bevat de betalingskredieten van de machtiging voor cofinanciering Europese steunprogramma's (zie ba 99.12). Deze vermindering is het gevolg van de heroriëntering binnen de hierna volgende basisallocaties (99.11 en 99.12). Basisallocatie 99.11: Vastleggingsmachtiging Toerisme Vlaanderen
MACH
2001 Krediet Uitvoering % 13.327 100
2002 Krediet Uitvoering % 13.527 100
2003 Krediet 13.730
2004 Krediet 14.936
De verhoging van de vastleggingsmachtiging Toerisme Vlaanderen is een beleidsheroriëntering binnen het programma voor o.m. de uitvoering van het decreet van 18 juli 2003 "Toerisme voor Allen". Basisallocatie 99.12: Vastleggingsmachtiging voor cofinanciering Europese steunprogramma's
MACH
2001 Krediet Uitvoering % 3.718 100
2002 Krediet Uitvoering % 3.774 100
2003 Krediet 3.831
2004 Krediet 2.388
De vermindering van deze machtiging is een beleidsheroriëntering binnen het programma en eveneens het gevolg van de vermindering van de Europese financieringsmiddelen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
490
DEEL 3: TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN VAN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN
TOERISME VLAANDEREN (Categorie B) De globale ontvangsten en uitgaven van de instelling stijgen ten opzichte van 2003 met een bedrag van 6.020.000 euro. De voornaamste verschuivingen aan de inkomstenzijde zijn: x een verhoging van de dotatie voor exploitatie-uitgaven met 6.773.000 euro (ESR 461) x een vermindering van de investeringsdotatie met een bedrag van 678.000 euro (ESR 661) x een verlaging van de ontvangsten uit erfpachten met een bedrag van 372.000 wegens een eenmalige inhaaloperatie in 2003 (ESR 280) x geen opneming uit de reserves voorzien in 2004 (ESR 98). De voornaamste verschuivingen aan de uitgavenzijde zijn: x een verhoging van de lonen en sociale lasten met 247.000 euro, hoofdzakelijk voor het contractueel personeel (ESR 11) x een verhoging van de algemene werkingskosten met een bedrag van 381.000 euro, vooral door het informaticaluik (continuïteit) en de huur van het volledig gebouw Grasmarkt (ESR 121) x een verhoging met een bedrag van 360.000 euro voor een aantal specifieke uitgaven zoals consultancy inzake budget- en personeelsbeheer, instellingsspecifieke promotie, proefprojecten in het kader van thema’s zoals kindvriendelijkheid, vrijetijdswinkels, Gezellige Stad, …en door de toename van het marketingbudget in het buitenland (ESR 123) x voor het verstrekken van subsidies in het kader van de regularisatie van DAC-projecten door Toerisme Vlaanderen is 3.793.000 euro gebudgetteerd op ESR 33. Andere uitgaven i.v.m. deze subsidie (loonkost en werkingskosten) worden op de andere geschikte ESR codes gebudgetteerd x ESR 50, 71 en 72: de daling op post ESR 50 wordt gecompenseerd door de stijging op de investeringen post 71/72. De opdeling is een eerste prognose van de encours en hun betalingsschema x de verhoging van de investeringsuitgaven voor Toerisme Vlaanderen intern is deels te wijten aan de voorziene uitgaven van 90.000 euro voor informatica-projecten en deels aan de investeringen voor een bedrag van 1.100.000 euro voor de grondige renovatie in het gebouw Grasmarkt (ESR 74) x de opbrengst van de domeinen van Toerisme Vlaanderen, in de vorm van erfpachten, zullen worden gereserveerd in het reservefonds (ESR 93).
491
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
TOERISME VLAANDEREN Begroting 2004
ONTVANGSTEN ESR CODE
OMSCHRIJVING
Begroting 2003 BC 2
Begroting 2004 Initieel
0
Niet-verdeelde ontvangsten
731
85
08
Interne verrichtingen
731
85
082
Verrekeningen met andere dienstjaren (overdrachten)
611
0
083
Overige interne verrichtingen
120
85
1
Lopende ontvangsten van goederen en diensten (consumptiebestedingen)
3.958
3.738
16
Verkoop van niet duurzame goederen en diensten
3.958
3.738
161
Verkopen van niet-duurzame goederen en diensten aan andere sectoren dan de overheid
3.958
3.738
1610
Niet verdeeld : Ontvangsten van publicaties en publiciteit, marketing- en vormingsacties
3.958
3.738
2
Rentes en bijdragen in toevallige exploitatieverliezen van overheidsbedrijven en inkomsten uit eigendom
784
423
26 262
Renteontvangsten van overheidsvorderingen Renteontvangsten binnen de sector overheid
132 132
143 143
28
Overige opbrengsten van vermogen
652
280
280
Niet verdeeld
652
280
3
Inkomensoverdrachten van andere sectoren
329
351
38
Overige inkomensoverdrachten van bedrijven, financiële instellingen, privaatrechterlijke instellingen zonder winstoogmerk
329
351
381
Van bedrijven : retributies
322
351
383
Van verzekeringsmaatschappijen
7
0
4
Inkomensoverdrachten binnen de sector overheid
22.717
29.490
46
Inkomensoverdrachten binnen eenzelfde institutionele groep
22.717
29.490
461
Van de institutionele overheid (B.A. 41.01 en 41.02 en MVG)
22.717
29.490
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
492
49
Inkomensoverdrachten van andere institutionele groepen (federale overheid, Gemeenschappen, Gewesten, Gemeenschapscommissie)
0
0
5
Kapitaaloverdrachten van andere sectoren
3
0
57
Kapitaaloverdrachten van bedrijven en financiële instellingen
3
0
572
Overige kapitaaloverdrachten van bedrijven
3
0
6
Kapitaaloverdrachten binnen de sector overheid
14.544
15.222
66
Kapitaaloverdrachten binnen eenzelfde institutionele groep
14.544
15.222
661
Van de institutionele overheid (B.A. 61.01 en 61.02)
14.544
15.222
6610
Niet verdeeld
14.544
15.222
7
Desinvesteringen
42
19
76
Verkopen van gronden en gebouwen in het binnenland
0
0
77
Verkoop van overige investeringsgoederen, waaronder lichamelijke goederen
42
19
772
Verkopen van overig materieel
42
19
8
Kredietaflossingen en liquitatie van deelnemingen
0
0
9
Overheidsschulden
200
0
98
Opneming reservefonds
200
0
43.308
49.328
TOTAAL VAN DE ONTVANGSTEN
493
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
UITGAVEN ESR CODE
OMSCHRIJVING
Begroting 2003 BC 2
Begroting 2004 Initieel
0
Niet verdeelde uitgaven
1.064
85
03
Interne verrichtingen
1.064
85
032
Verrekening met andere dienstjaren
944
0
033
Overige interne verrichtingen
120
85
1
Lopende uitgaven voor goederen en diensten (consumptieve bestedingen)
24.381
25.368
11
Lonen en sociale lasten
8.035
8.282
111
Eigenlijke lonen
6.031
6.240
1110
Niet verdeeld
5.124
5.537
1112
Overige bezoldigingselementen
907
703
112
Sociale verzekeringspremies ten laste van de werkgevers, afgedragen aan instellingen of fondsen
1.682
1.720
113
Overige sociale lasten van de werkgever
75
75
1131
Directe toelagen
65
65
1132
Doorbetaling van loon
10
10
114
Lonen in natura
247
247
12
Aankopen van niet-duurzame goederen en diensten
16.346
17.086
121
Algemene werkingskosten vergoed aan andere sectoren dan de overheid
4.180
4.561
1210
Algemene werkingskosten : niet verdeeld
0
47
1211
Algemene werkingskosten
2.730
2.919
1212
Huurgelden van gebouwen
1.331
1.482
1213
Operationele leasings
119
113
122
Algemene werkingskosten vergoed binnen de sector van de overheid
6
6
1221
Algemene werkingskosten vergoed binnen de sector van de overheid
6
6
123 125
Specifieke aankopen bij andere sectoren dan de overheid
12.141 19
12.501 18
Indirecte belastingen betaald aan sub-sectoren van de overheid
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
494
2
Rentes en bijdragen in toevallige exploitatieverliezen van overheidsbedrijven en inkomsten uit eigendom
7
7
21 215
Rentes op overheidsschuld
7 7
7 7
3
Inkomensoverdrachten aan andere sectoren
638
4.887
33
Inkomensoverdrachten aan privaatrechterlijke instellingen zonder winstoogmerk
447
4.726
35
Inkomensoverdrachten aan het buitenland
191
161
350
Niet-verdeeld
191
161
4
Inkomensoverdrachten binnen de sector overheid
1.226
1.426
43
Inkomensoverdrachten aan de regionale en lokale overheden
1.226
1.426
430
Niet-verdeeld
1.226
1.426
5
Kapitaaloverdrachten aan andere sectoren
12.372
11.722
50
Niet verdeeld (ordonnanceringen voor investeringen via betoelaging)
12.372
11.722
7
Investeringen
3.597
5.519
71 710
Aankoop van grond en gebouwen
0 0
1.000 1.000
72 720
Nieuwbouw van gebouwen
2.783 2.783
2.500 2.500
74
Verwerving van overige investeringsgoederen, waaronder onlichamelijke zaken
814
2.019
740
Niet verdeeld (informatica en kantoormeubilair)
814
2.019
8
Kredietverleningen en deelnemingen
0
0
81
Kredietverleningen aan en deelnemingen in bedrijven en financiële instellingen
0
0
811
Kredietverleningen aan bedrijven
0
0
8110
Niet verdeeld
0
0
9
Overheidsschuld
23
314
91 917
Aflossingen van de gevestigde overheidsschuld
23 23
23 23
93
Toewijzing aan het reservefonds erfpachten
0
291
43.308
49.328
Rentes op financiële leasings
Niet-verdeeld
Niet-verdeeld
Aflossingen bij financiële leasings
TOTAAL VAN DE UITGAVEN
495
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 51.10 ALGEMEEN ECONOMISCH BELEID DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK GVK GOK VRK Macht. BVJ
Krediet 14.790 1.532 4.135 1.285 12.102 0
2001 2002 2003 Uitvoering % Krediet Uitvoering % Krediet 99,2 11.421 97,5 52.916 98,4 2.623 60,9 1.663 0 3.676 79,6 3.620 0 0 0 99,6 7.437 100 0 213 100
2004 Kredietvoorstel 17.037 1.633 3.288
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. De omschrijving van de strategische doelstellingen De ontwikkeling van het Vlaams economisch weefsel op een pro-actieve en geïntegreerde wijze aanzwengelen, het ondernemen aantrekkelijker maken voor bestaande en nieuwe doelgroepen, waarbij het vigerend overheidsoptreden kritisch zal worden geëvalueerd en bijgestuurd.
B. De omschrijving van de operationele doelstellingen. Het programma 51.10 valt uiteen in 2 globale operationele doelstellingen. 1. Het direct of indirect inwerken op vraag-en aanbodzijde van het economisch beleidsdomein teneinde het marktfalen proactief op te vangen. Een aantal begrotingsposten bevatten transfers naar overheidsentiteiten die inspelen op de vraagzijde of de aanbodzijde van het economisch beleidsdomein: * de vraagzijde: - de overheid zelf met nood aan gedegen advies (via de SERV) - de onderneming met nood aan advies en begeleiding (via de GOM’s) * de aanbodzijde: - de overheid die zelf of indirect ingrijpt op het marktgebeuren daar waar marktfalen wordt geconstateerd (vzw Vlaamse Jonge Ondernemingen, vzw Ondernemersplanwedstrijd, ) - de overheid die instaat voor beleidsacties in sectoren of regio’s die voorheen voorwerp waren van herstructurering (Gimvindus voor de ex-nationale sectoren staal, textiel en scheepsbouw; afbetalingen leningen scheepsbouw). 2. Het faciliteren van de beleidsuitvoering (werkings-en communicatiemiddelen). C. De omschrijving van de instrumenten OD1. Het direct of indirect inwerken op vraag-en aanbodzijde van het economisch beleidsdomein teneinde het marktfalen proactief op te vangen. A. De vraagzijde. Overeenkomstig het decreet van 27 juni 1985 en decreet van 22 maart 1990 heeft de SERV volgende taken die als instrumenten kunnen worden omschreven:
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
-
-
496
adviesverlening : over alle belangrijke sociale en economische aangelegenheden waarvoor de Vlaamse Gemeenschap of het Vlaamse Gewest bevoegd zijn, of waarbij ze worden betrokken, op eigen initiatief of op vraag van het Vlaamse parlement, de Vlaamse regering of een lid van de Vlaamse regering (verplicht bij elk voorontwerp van decreet met een sociaal-economische inslag en over het Vlaams begrotingsbeleid) studie: studies over sociaal-economische thema’s met communicatie naar externe klant, onder meer in de vorm van standpunten en aanbevelingen overleg: de voorbereiding in van het drieledig overleg met de Vlaamse regering binnen het kader van het VESOC en het overleg tussen de sociale partners onderling.
De SERV vervult haar opdracht vanuit haar specifieke organisatie met eigen expertise verzorgd door de Stichting Technologie Vlaanderen en diverse enkele commissies (Vlaamse havencommissie; Vlaamse overlegcommissie vrouwen; commissie goederenvervoer; commissie metaalverwerking; commissie textiel en confectie; commissie welzijns- en gezondheidszorg; commissie hout en bouw; studiecommissie R. Maris). Overeenkomstig het decreet van 12 juli 1990 hebben de GOM’s de taak de sociaal-economische ontwikkeling van hun werkgebied te bevorderen, de ondernemingspromotie en de uitvoering van bepaalde aspecten van het sociaal-economisch beleid van de Vlaamse regering. De GOM's worden belast met de organisatie van het overleg en de samenwerking tussen de overheden en de instellingen die binnen hun werkgebied bevoegd zijn inzake sociaal-economische ontwikkeling. Zij voeren deze taken uit hetzij op autonome wijze, hetzij in opdracht van de Vlaamse regering. Volgende instrumenten kunnen worden onderscheiden: -
-
-
studie: verzameling van sociaal-economische gegevens met inbegrip van de studie van de subregio's en sectoren binnen hun werkgebied (autonome functie); verzameling van gegevens over specifieke problemen, zonodig in onderlinge samenwerking met andere GOM’s of in coördinatie met de SERV (opdrachtenfunctie); conceptueel werk: ontwikkeling van concepten ter versterking van de sociaal-economische ontwikkeling in hun werkgebied met inbegrip van het voorstellen van projecten tot verwezenlijking ervan op korte en middellange termijn (autonome functie); advies-en informatieverstrekking: naar individuele bedrijven in hun werkgebied, naar kandidaatinvesteerders, naar starters en KMO's (autonome functie); met aandacht voor domeinen stedenbouw, milieu en energie via ombudsdienst, voor dit laatste inclusief trajectbegeleiding en terugkoppeling (opdrachtenfunctie)
De bovenvermelde taken van de GOM's worden verder uitgewerkt in de richtnota's, die de Vlaamse regering in uitvoering van het decreet van 12 juli 1990 op de GOM's tweejaarlijks opstelt en waarin zij haar beleid tegenover de GOM's bepaalt. De overgangsrichtnota 2001-2002, opgemaakt in afwachting van de herschikking van het Vlaams overheidslandschap, bevestigt geciteerde instrumenten maar anticipeert voor een stuk op deze herschikking B. De aanbodzijde. In bepaalde gevallen grijpt de overheid zelf of direct in op het marktgebeuren voor zover er marktfalen is (vzw Ondernemersplanwedstrijd, vzw Vlaamse Jonge Ondernemingen). OD2. Het faciliteren van de beleidsuitvoering (werkings-en communicatiemiddelen). De werkingskosten zijn noodzakelijk voor de dagelijkse werking van de administratie. Zij worden onder meer gebruikt voor de financiering van studieopdrachten ter ondersteuning van de beleidsvoorbereiding en evaluatie, voor het betalen van erelonen, in het bijzonder van advocaten in rechtsgedingen aangespannen tegen het Vlaams gewest inzake economische materies. Met de heroriëntatie van het vernieuwd economisch beleid worden de nodige communicatie-initiatieven gepland met het oog op een optimale implementatie van de nieuwe en vernieuwde steunmaatregelen.
497
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 11.02: Vergoedingen aan de regeringscommissarissen bij de VPM, Gimvindus en rechtsopvolgers en de Limburgse reconversiemaatschappij. Cijfermatige toelichting Krediet NGK
12
2001 Uitvoering 61,41%
Krediet 10
2002 Uitvoering 37,09%
2003 Krediet 4
2004 Krediet 4
Basisallocatie 11.03: Salarissen van de regeringscommissarissen bij de VPM, Gimvindus en rechtsopvolgers en de Limburgse Reconversiemaatschappij. Cijfermatige toelichting
NGK
Krediet 174
2001 Uitvoering 56,29%
Krediet 150
2002 Uitvoering 39,54%
2003 Krediet 67
2004 Krediet 68
Basisallocatie 12.01: Specifieke werkingskosten inzake het economisch beleid met inbegrip van onder meer honoraria, uitgaven tot aanmoediging van de ondernemingsinvesteringen en uitgaven met betrekking tot economische manifestaties. Cijfermatige toelichting
NGK
Krediet 126
2001 Uitvoering 90,60%
Krediet 377
2002 Uitvoering 72,58%
2003 Krediet 253
2004 Krediet 256
Inhoudelijke toelichting De werkingskosten zijn noodzakelijk voor de dagelijkse werking van de administratie. Zij worden onder meer gebruikt voor de financiering van studieopdrachten ter ondersteuning van de beleidsvoorbereiding en evaluatie, voor het betalen van erelonen, in het bijzonder van advocaten in rechtsgedingen aangespannen tegen het Vlaamse Gewest inzake economische materies. Deze basisallocatie kende in het verleden een hoge gebruiksgraad. Wat de kredieten voor 2002 betreft werd er 377 duizend euro ingeschreven waarvan 274 duizend euro werd vastgelegd, of een gebruiksgraad van 72,58%. Er wordt voorgesteld 256 duizend euro op te nemen in de begroting 2004. Basisallocatie 12.02: Kosten verbonden aan de uitbouw van het Huis van de Vlaamse economie. Cijfermatige toelichting Krediet NGK
2001 Uitvoering
Krediet
2002 Uitvoering
2003 Krediet 300
2004 Krediet 256
Inhoudelijke toelichting Naar aanleiding van de BC2003 werd een krediet van 300 duizend euro ingeschreven voor de kosten verbonden aan de uitbouw van het Huis van de Vlaamse economie. Via livelink werd de ondernemerssite uitgebouwd. De maintenance van de licenties bedraagt voor 2004 7.623 euro. Verder dient het uitgewerkt platform uitgebreid met een aantal servers teneinde de performantie van het systeem te verhogen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
498
Basisallocatie 12.03: Kosten ter ondersteuning van de uitvoering van het beter bestuurlijk beleid. Cijfermatige toelichting Krediet
2001 Uitvoering
Krediet
2002 Uitvoering
NGK
2003 Krediet 197
2004 Krediet 197
Inhoudelijke toelichting Krediet bestemd voor een studie voor het opzetten van een communicatiesysteem tussen de front office en de back offices in de vestigingen van het Huis van de Vlaamse Economie. Basisallocatie 12.20: Uitgaven voor communicatie-initiatieven met betrekking tot het economisch beleid. Cijfermatige toelichting
NGK
Krediet 401
2001 Uitvoering 99,93%
Krediet 471
2002 Uitvoering 99,95%
2003 Krediet 1.305
2004 Krediet 332
Inhoudelijke toelichting Met de heroriëntatie van het vernieuwd economisch beleid worden de volgende communicatieacties voorzien: - Opleidingscheques: uitbreiding naar sectoren – opleidingscheques voor peterschapsprojecten - Brugprojecten: tweede call - Ecologiesteun nieuwe stijl Basisallocatie 12.21: Overeenkomsten in het kader van de opdrachtenfuncties van de Gom’s. Cijfermatige toelichting 2001 Krediet GVK GOK
863 1.192
2002
Uitvoering 99,87% 67,25%
Krediet 1.873 859
2003
Uitvoering 46,61% 99,78%
Krediet 913 922
2004 Krediet 883 892
Inhoudelijke toelichting: De financiële middelen van de GOM’s bestaan uit een dotatie ten laste van de begroting van de Vlaamse Gemeenschap (artikel 21 van het decreet van 12 juli 1990). Deze dotatie omvat een vast gedeelte dat bepaald wordt op basis van de algemene werkings- en personeelskosten en een variërend gedeelte dat bepaald wordt op grond van de opdrachten waarmee de Vlaamse regering de GOM’s belast. In afwachting van de creatie van het Huis van de Vlaamse Economie wordt voorgesteld het krediet bij constant beleid te handhaven verminderd met de éénmalige verhoging doorgevoerd naar aanleiding van de BC2003 voor de opdracht aan de GOM Vlaams-Brabant. Deze middelen worden opnieuw overgebracht naar het Hermesfonds.
499
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Programma 51.10
12.21 Milieu
12.21 Energie
12.21 Stedenbouw
12.21 GIS
GOM-Oost-Vlaanderen GOM-West-Vlaanderen GOM-Vlaams-Brabant GOM-Antwerpen GOM-Limburg
56.940 56.940 56.940 56.940 56.940 284.700
42.142 42.142 42.142 42.142 42.142 210.710
56.940 56.940 56.940 56.940 56.940 284.700
14.874 14.874 14.874 14.874 14.874 74.370
Totaal
12.21 Limburgfondsbeheersconventie 0 0 0 0 18.500 18.500
12.21 Totaal
170.896 170.896 170.896 170.896 189.396 872.980 20.246*
Rest ad hoc Voor 2004 wordt hetzelfde bedrag voorgesteld als vastleggingskrediet mits indexering. *nog verder toe te wijzen over opdrachtenfuncties heen.
Basisallocatie 12.39: Specifieke informaticakosten administratie Economie projectkosten Cijfermatige toelichting 2001 Krediet
2002
Uitvoering
NGK
Krediet 320
2003
Uitvoering
Krediet
99,65
2.425
2004 Krediet 3.258
Inhoudelijke toelichting De opbouw van www.ondernemen.be als uniek ondernemersloket, waarvoor naar aanleiding van de begrotingscontrole 2002 de nodige middelen werden voorzien, werd in 2003 onverminderd verder gezet. In 2003 worden de nodige supplementaire middelen voorzien om de maatregelen, ontwikkeld in het kader van het vernieuwd economisch ondersteuningsbeleid, onder deze koepel te plaatsen. De planningen voor 2004: - Exploitatiekosten webapplicaties - Ecologiesteun nieuwe stijl - Opleidingscheques uitbreiding + integratie onder inkom - Ondernemerssite - Databeheer EWBL – onderhoud en verdere uitbouw van Vlaamse KBO Basisallocatie 31.04: Tegemoetkomingen in de rentes op leningen toegestaan overeenkomstig de wet van 23 augustus 1948 – artikel 1 – littera C. Cijfermatige toelichting Krediet GOK
2.675
2001 Uitvoering 95,13%
Krediet 2.249
2002 Uitvoering
2003 Krediet
2004 Krediet
82,59%
1.830
1.528
Inhoudelijke toelichting Op de leningen toegestaan voor 1993 met een gemiddelde looptijd van 15 jaar in het kader van de wet op de scheepskredieten van 1948 volstaat een ordonnanceringskrediet van 1.528 (in duizend euro).
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
500
Basisallocatie 33.02: Subsidie aan de VZW Vlaamse Jonge Ondernemingen. Cijfermatige toelichting Krediet NGK
719
2001 Uitvoering 100%
Krediet 793
2002 Uitvoering
2003 Krediet
2004 Krediet
100%
793
855
Inhoudelijke toelichting Gelet op het belang om blijvend aandacht te besteden aan het ontwikkelen en implementeren van stimuli voor het bijbrengen van een ondernemersattitude van jongs af aan, werden het voorbije jaar de nodige inspanningen geleverd om eveneens leer- en doe-formules te ontwikkelen op andere onderwijsniveaus om een concreet antwoord te bieden op het gebrek aan ondernemingszin. De VZW Vlaamse Jonge Ondernemingen richt zich niet enkel meer op jongeren uit het secundair onderwijs maar heeft ook projecten ontwikkeld om zowel hogeschoolstudenten, als leerlingen uit het lager onderwijs ondernemerschapvaardigheden bij te brengen. Vorig jaar werd de formule mini-onderneming in een aangepast kleedje gegoten en in de vorm van Small Business Projects toegepast in hogescholen en dit met een onverhoopt succes (96 leergroepen). Het onderzoek naar de haalbaarheid van het Lifelong Learning Model Entrepreneurship Education, uitgevoerd door deze VZW, resulteerde in het 4D Pedagogisch Plan. Aansluitend werd eind vorig jaar de Kid@Bizz-doeformule gelanceerd waarbij via een zesweeks programma het ondernemend gedrag bij 10-12-jarigen wordt ontwikkeld. In het schooljaar 2002-2003 kregen 6.111 jongeren de kans om via één van deze leergroepen het ondernemerschap te ontdekken. In 2004 wordt een bereik van 445 leergroepen beoogd. Met het oog op de uitbreiding met projecten in de Vlaamse secundaire scholen in Brussel is er nood aan een bijkomende Vlajo-coördinator wat resulteert in een verhoging van de steun met 62.000 euro, wat het totale benodigde budget op 855.000 euro brengt. Basisallocatie 33.04: Subsidies in het kader van de cofinanciering voor de uitvoering van streekcharterprojecten in het kader van het vernieuwd regionaal-economisch beleid. Cijfermatige toelichting
Krediet
2001 Uitvoering
Krediet
2002 Uitvoering
2003 Krediet
2004 Krediet
GVK
669
96,33%
750
96,58%
750
750
GOK
268
0%
568
37,57%
868
868
Inhoudelijke toelichting Om te vermijden dat streekcharterprojecten die zich binnen het beleidsdomein Economie bevinden, te veel op ad hoc basis worden gesubsidieerd, wordt een ‘oproep’ georganiseerd voor streekcharterprojecten. Dit maakt het mogelijk projecten tegen elkaar af te wegen om zodoende die projecten met de grootste potentiële meerwaarde te subsidiëren. Een dergelijke manier van werken vergt evenwel een afzonderlijke basisallocatie.
501
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Basisallocatie 33.05: Subsidie aan de VZW Ondernemingsplanwedstrijd. Cijfermatige toelichting Krediet
2001 Uitvoering
Krediet
2002 Uitvoering
2003 Krediet
NGK
2004 Krediet 600
Inhoudelijke toelichting Met de organisatie van de eerste ondernemingsplanwedstrijd 2002-2003 werd een eerste aanzet gegeven de link tussen het onderwijs en het bedrijfsleven vorm te geven. Via adequate begeleiding en coaching worden universiteitsstudenten en jonge professionals begeleid bij de uitwerking van een concreet bedrijfsidee door middel van de opmaak van een ondernemersplan. Gezien het de beleidsdoelstelling is de wedstrijd een structureel karakter te geven (wat blijkt uit het feit dat de Vlaamse overheid via programmadecreet 2003 gemachtigd werd toe te treden tot de vzw) wordt de subsidie omgevormd tot een nominatim subsidie (zoals dit ook voor de vzw Vlajo op ba 33.02 het geval is). Basisallocatie 41.01: Dotatie aan de SERV. Cijfermatige toelichting
NGK
Krediet 4.184
2001 Uitvoering 100%
Krediet 3.653
2002 Uitvoering 100%
2003 Krediet 6.375
2004 Krediet 5.524
Inhoudelijke toelichting: Uitgangspunt van de begrotingsraming 2004 is een ongewijzigd beleid. Basisallocatie 41.04: Dotatie aan de Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappijen (decreet van 12 juli 1990). Cijfermatige toelichting
NGK
Krediet 5.469
2001 Uitvoering 100%
Krediet 5.543
2002 Uitvoering 100%
2003 Krediet 5.611
2004 Krediet 5.687
Inhoudelijke toelichting Zie basisallocatie 12.21 De benodigde kredieten worden opgegeven bij constant beleid, mits indexering. Basisallocatie 41.40: Dotatie aan de Limburgse Reconversiemaatschappij als rechtsopvolger van het Limburgfonds Cijfermatige toelichting
NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering % 0
Krediet 0
2002 Uitvoering % 0
2003 Krediet 5.105
2004 Krediet 0
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
502
Inhoudelijke toelichting Met de opheffing van het Limburgfonds werden de op het fonds beschikbare saldo bepaald en overgeheveld naar de respectieve rechtsopvolgers. Voor het economisch luik werd met de tweede begrotingscontrole 2003 een bedrag van 5,105 miljoen euro voor LRM voorzien. Voor 2004 werd voorlopig geen bedrag ingeschreven. Naar aanleiding van de begrotingscontrole 2004 zal worden nagegaan in hoeverre de doorgestorte middelen voldoende zijn om de engagementen te betalen. In voorkomend geval kan vervolgens een nieuw krediet worden ingeschreven. Basisallocatie 43.11: Dotatie aan de Provincie Limburg als rechtsopvolger van het Limburgfonds (ESF) Cijfermatige toelichting
NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering 0
Krediet 0
2002 Uitvoering 0
2003 Krediet 30.478
2004 Krediet 0
Inhoudelijke toelichting Met de opheffing van het Limburgfonds werden de op het fonds beschikbare saldo bepaald en overgeheveld naar de respectieve rechtsopvolgers. Voor het sociaal luik, in het bijzonder de cofinanciering van de ESFprogramma’s, werd met de tweede begrotingscontrole 2003 een bedrag van 30,478 miljoen euro voor de Provincie voorzien. Voor 2004 werd voorlopig geen bedrag ingeschreven. Naar aanleiding van de begrotingscontrole 2004 zal worden nagegaan in hoeverre de doorgestorte middelen voldoende zijn om de engagementen te betalen. In voorkomend geval kan vervolgens een nieuw krediet worden ingeschreven.
503
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 51.20 ECONOMISCH ONDERSTEUNINGSBELEID DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK GVK GOK VRK Macht. *inclusief ruiter
Krediet 250.952
441.478*
2001 Uitvoering % 100
60,7
Krediet 170.091
2002 Uitvoering % 100
366.291*
99,6
2003 Krediet 177.139
2004 Krediet 174.548
235.941
242.259
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten Missie De ontwikkeling van het Vlaams economisch weefsel op een pro-actieve en geïntegreerde wijze aanzwengelen, het “ondernemen” aantrekkelijker maken voor bestaande en nieuwe doelgroepen, waarbij het vigerend overheidsoptreden kritisch zal worden geëvalueerd en bijgestuurd (Strategisch plan 2000-2004, Beleidsdomein Economie). Visie Om een optimale endogene en exogene groei te bewerkstellingen, is het voeren van een inclusief economisch beleid prioritair. Daartoe moet in eerste instantie het economisch, ruimtelijk, sociaal en innovatiebeleid beter op elkaar afgestemd worden, zodat duurzame welvaart en welzijn kunnen worden gerealiseerd. De overheid ambieert een kaderscheppend beleid waarin de verschillende actoren uit de economische wereld, geïntegreerd, over voldoende ruimte beschikken om hun initiatieven te ontwikkelen. Innovatieve en creatieve initiatieven met een brede economische finaliteit worden gestimuleerd en de doorgroei van deze projecten wordt bevorderd. Over al deze aspecten moet er op een adequate manier gecommuniceerd worden met de betrokken groepen (Strategisch plan 2000-2004, Beleidsdomein Economie). A. De omschrijving van de strategische doelstellingen. De missie werd vertaald in 3 strategische doelstellingen. SD1. Investeringssteun als vernieuwd instrument voor het economisch voorwaardenscheppend beleid SD2. Versterking van de regionale en subregionale economische dynamiek, rekening houdend met de eigenheid van elke subregio SD3. Bevorderen van meer en beter ondernemerschap, zowel voor starters als voor doorgroeiers en werknemers B. De omschrijving van de operationele doelstellingen. 1. Economisch voorwaardenscheppend beleid (SD1). OD1. Het bevorderen van endogene groei door het stimuleren van het nieuwe Vlaams ondernemerschap: stimuleren van starters, de doorgroei van Vlaamse KMO’s naar slagvaardige ondernemingen, het verbeteren van de economische performantie van de Vlaamse ondernemingen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
504
OD2. Een duurzaam aanbod van goed uitgeruste bedrijventerreinen en -gebouwen overeenkomstig de krachtlijnen van het RSV met het oog op een adequate inpassing van de ondernemingen in de omgeving, inclusief de problematiek van de zonevreemde bedrijven en vervuilde en verlaten bedrijventerreinen. OD3. Het creëren van een goed ondernemingsklimaat voor starters en doorgroeiers door middel van risicodekkende en drempelverlagende maatregelen.
2. Economisch streek-en stedelijk beleid (SD2). OD1. De stroomlijning van een structurele samenwerking tussen de verschillende subregionale en gebiedsgerichte initiatieven teneinde een grotere subregionale economische dynamiek te bewerkstelligen. OD2. De realisatie van een aantal strategische hefboomprojecten ter versterking van het subregionaal economisch initiatief. OD3. Het herwaarderen van het stedelijk economisch weefsel en versterking van de plattelandseconomie. 3. Stimuleren van ondernemerschap (SD3). OD1. De versterking van de positie van de onderneming door gebruik te maken van opportuniteiten binnen de netwerkeconomie. OD2. De professionalisering van de ondernemer en ondersteuning van starters en doorgroeiers in hun bedrijfsevolutie. OD3. Het ondersteunen van het menselijk kapitaal binnen de ondernemingen door middel van een systeem van investering in permanente vorming. C. De omschrijving van de instrumenten. SD1. Investeringssteun als vernieuwd instrument voor het economisch voorwaardenscheppend beleid OD OD1 OD1 OD1
3104 3307 5001
OD1
5112
OD1 OD1
5113 5114
OD1
5115
OD1
5116
OD1
5117
OD2
6102
OD3 OD3 OD3
1211 5102 3204
Instrumenten OK Beëindigingspremies binnenvaart 45 Overdrachten Vlaamse excellentiepolen 15.680 Subsidies voor projecten ter begeleiding en financiering van flexibele 200 mechanismen Investeringssteun in toepassing van de wet van 31.12.1970 en het decreet van 67.532 15.12.1993 (ex FEERR-MGO) Investeringssteun in toepassing van de wet van 04.08.78 (ex-FEERR-KO) 69.500 Investeringssteun voor de binnenscheepvaart in toepassing van de wet van 2.649 04.08.1978 Investeringssteun aan KMO’s in toepassing van het decreet betreffend het 9.779 economisch ondersteuningsbeleid Ecologiesteun in in toepassing van het decreet betreffend het economisch 5.489 ondersteuningsbeleid Investeringssteun aan grote ondernemingen in toepassing van het decreet 0 betreffend het economisch ondersteuningsbeleid Uitgaven voor de aanleg van bedrijventerreinen en voor de heringebruikname 12.500 van industriële sites Werkingskosten Vlaams waarborgfonds 2.822 Exploitatieverliezen Vlaams waarborgfonds 3.735 Business Angel Networks (BAN’s) 652
VK 45 30.000 200 8.706 4.717 2.889 37.500 54.510 32.232 12.043 2.000 3.735 1.155
505
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
SD2. Versterking van de regionale en subregionale dynamiek, rekening houdend met de eigenheid van elke subregio. OD OD1 OD2 OD3
3303 3304 5002 3203 3206 4320
Instrumenten OK Streekplatformen 1.200 Strategisch Plan Ruimtelijke Economie (SPRE) 126 Projecten in het kader van gebiedsgerichte partnerschappen en/of het Vlaams 1.909 ruimtelijk-economisch beleid Project bedrijfsvriendelijke gemeente 90 EFRO 9.495 Centrummanagement en maatregelen ter versterking van de binnenstedelijke 506 commerciële centra
VK 850 25 3.800 0 8.928 0
SD3. Bevorderen van meer en beter ondernemerschap, zowel voor starters als voor doorgroeiers en werknemers OD OD1 OD2
OD3
3305 3002 3202 3205 3207 3306 3201
Instrumenten Peterschapsprojecten Initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap in het onderwijs Adviescheques Subsidies ICT-plan KMO Ondernemersplanwedstrijd Initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap Opleidingscheques
OK 2.402 2.500 5.186 4.000 250 718 34.278
VK 2.500 2.500 5.000 4.000 0 700 22.500
D. De omschrijving van de prestaties, prestatiedrijvers en budgettaire parameters. 1. Expansiesteun als vernieuwd instrument voor het economisch voorwaardenscheppend beleid (SD1) OD1. Investeringssteun in toepassing van de wet van 31.12.1970 en het decreet van 15.12.1993 (ex FEERRMGO) Prestaties: aantal behandelde aanvragen investeringssteun Overzicht berekende steun over de laatste vijf jaar: Jaar Aantal Aantal Aanvaarde aanvragen positieve investeringen (*) beslissingen 1998 480 336 1.946,46 1999 460 219 1.131,14 2000 521 421 1.480,17 2001 494 445 1.548,54 2002 356 419 4.001,55 (*) bedragen: in miljoen euro (**) bedragen in 1 euro
Toegekende steun (*) 168,07 112,05 113,54 118,66 244,62
%steun/invest.
8,63 9,91 7,67 7,66 6,11
Gemiddelde steun/dossier (**) 500.213,72 511.655,82 269.679,89 266.647,74 583.818,62
Bron: jaarverslag Hermesfonds 2002
Prestatiedrijvers: aantal nieuwe aanvragen investeringssteun Budgettaire parameters: In 2002 werden 356 investeringsdossiers ingediend terwijl er 553 beslist werden, waarvan 419 positieve beslissingen en 134 weigeringen. In totaal werd 244,63 miljoen euro steun toegekend, zijnde t.o.v. de aanvaarde investeringen een gemiddeld steunpercentage van 6,1%. De in 2001 gestarte inhaaloperatie werd in 2002 afgerond. In 2002 daalde het aantal positief besliste dossiers en het gemiddelde steunpercentage en steeg het bedrag van de aanvaarde investeringen en de verwachte tewerkstellingsaangroei. Het afhandelen
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
506
van de geblokkeerde wet’70-dossiers speelde hierin een grote rol. Het grootste gedeelte van de steun gaat naar de ecologie-investeringen met 90,25 miljoen euro. In 2004 is een krediet nodig van 8.706.626,58 euro voor een verwachte stock op 31/12/2003 van 82 dossiers. OD1. Investeringssteun in toepassing van de wet van 04.08.0978 (ex-FEERR-KO) Prestaties: aantal behandelde aanvragen investeringssteun Overzicht berekende steun over de laatste vijf jaar: Jaar
Aantal Aantal positieve Aanvaarde aanvragen beslissingen investeringen (*) 1998 6.205 3.094 1.077,32 1999 2.931 2.822 983,32 2000 4.192 4.543 1.743,61 2001 2.691 3.992 1.671,10 2002 1.680 1.985 1.062,03 (*) bedragen: in miljoen euro (**) bedragen: in 1 euro Bron: jaarverslag Hermesfonds 2002
Toegekende steun (*) 108,18 100,22 190,88 189,69 95,76
%steun invest. 10,04 10,19 10,95 11,35 9,02
/ Gemiddelde steun / dossier (**) 34.964,68 35.515,01 42.015,85 47.517,77 48.241,81
Prestatiedrijvers: aantal nieuwe aanvragen investeringssteun Budgettaire parameters: In 2002 werden 1.680 aanvragen voor investeringssteun ingediend. T.o.v. 2001 betekent dit een daling van 1.011. Deze verdere terugloop kan in hoofdzaak verklaard worden door minder investeringen als gevolg van de zwakke economische conjunctuur. In 2002 werd 93,93 miljoen euro minder steun toegekend dan in 2001. Per richtlijn verschilt het gemiddeld steunpercentage gevoelig. De quasi-halvering van de steun is volledig toe te schrijven aan de opschorting van de meertewerkstellingssteun met ingang van 28/4/2001. De belangrijkste steunregimes voor de dossiers zijn de steun voor strategisch belang (omzetstijging en eerste vestiging op een KMO- of industriezone), de starterssteun en de ecologiesteun. In 2004 is een krediet nodig van 4.717.575,92 euro voor een verwachte stock op 31/12/2003 van 200 dossiers. OD1. Investeringssteun voor de binnenscheepvaart in toepassing van de wet van 04.08.1978 De steun voor de binnenvaart loopt af op 31/12/2003. De administratie verwacht een stock op 31/12/2003 van 70 dossiers met een budgettaire weerslag van 2,889 miljoen euro. OD1. Investeringssteun aan KMO’s in toepassing van het decreet betreffend het economisch ondersteuningsbeleid De investeringssteun nieuwe stijl verschaft subsidies aan KMO’s voor investeringen in het Vlaams Gewest en aan de grote ondernemingen voor investeringen in de regionale steungebieden. Voor de KMO’s wordt 1 call voorzien lopende van 1 april tot 31 december waarvoor een krediet wordt ingeschreven ten belope van 37,5 miljoen euro. OD1. Investeringssteun aan grote ondernemingen in toepassing van het decreet betreffend het economisch ondersteuningsbeleid Voor de steun aan grote ondernemingen voor investeringen in regionale steungebieden wordt een bedrag gereserveerd van 22,232 miljoen euro.
507
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
OD1. Ecologiesteun in toepassing van het decreet betreffend het economisch ondersteuningsbeleid De ecologiesteun nieuwe stijl beoogt investeringen te stimuleren in de richting van ‘duurzaam ondernemen’ en met oog op het behalen van het ‘Kyoto-objectief’. Voor de maatregel wordt een krediet ingeschreven van 54,51 miljoen euro. OD1. Beëindigingspremies binnenvaart Prestaties: Met de beslissing van de Vlaamse regering van 9 februari 1997 werd de mogelijkheid voorzien om in het kader van de herordening van de binnenvaartmarkt bedrijfsbeëindigingpremies toe te kennen aan schippers die het beroep wensten te verlaten. Het stelsel werd federaal uitgewerkt, maar de financiering werd verdeeld tussen de federale overheid en de gewesten. Deze regeling werd vastgelegd in een samenwerkingsakkoord tussen de Federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Krachtens deze overeenkomst dient in 2004 een bedrag van 45 duizend euro te worden betaald. Prestatiedrijvers: aantal bedrijfsbeëindigingen in binnenscheepvaartsector. Budgettaire parameters: Jaar 2001 2002 2003 2004
Maandelijkse vergoeding* 4.600.000 3.800.000 2.500.000 1.500.000
RSZ-bijdrage* 1.000.000 800.000 600.000 300.000
Totaal* Bijdrage Vlaams Gewest 5.600.000 Federaal 50% Vlaanderen 87% op 50% 4.600.000 3.100.000 1.800.000 (45 duizend euro) *In frank op basis van prognoses Dienst Binnenvaart, Ministerie Verkeer en Infrastructuur.
OD1. Subsidies voor projecten ter begeleiding en financiering van flexibele mechanismen Prestaties: aantal begeleide pilootprojecten Vanuit de administratie Economie wordt in nauwe samenwerking met de beleidsdomeinen Energie en Leefmilieu een pilootprogramma opgestart met als doel het verwerven van de nodige ervaring door de overheid en de bedrijfswereld met de complexe internationale procedures en standaarden voor de projectgebonden mechanismen. Het uitgangspunt hierbij is dat de overheid niet rechtstreeks participeert in een project maar bedrijven ondersteunt voor een deel van de administratieve inspanningen en meerkost van een CDM- of JI-project. Voor de emissiekredieten die gerealiseerd worden in de ondersteunde projecten, zal de Vlaamse overheid over een voorkooprecht beschikken. Dit moet zorgen voor de nodige basis om na de pilootfase op ruimere schaal te kunnen starten met een programma van projectgebonden mechanismen dat de noodzakelijke emissiekredieten oplevert. Prestatiedrijvers: aantel bedrijven die zich voor een pilootproject engageren Budgettaire parameters: Voor de pilootfase wordt een krediet van 200.000 euro ingeschreven. OD2. Uitgaven voor de aanleg van bedrijventerreinen en voor de heringebruikname van industriële sites Prestaties: aantal behandelde aanvragen subsidies bedrijventerreinen / bedrijfsgebouwen. In 2002 werden geen nieuwe bedrijventerreinen gesubsidieerd omdat per 1 januari 2002 elke financiële steun op basis van de artikelen 30,31 en 32 van de wet op de economische expansie van 30 december 1970 op vraag van de Europese Commissie werd stopgezet. De vastlegging voor het Mijnterrein te Heusden-Zolder betreft een bijkomende vastlegging voor de reeds in uitvoering zijnde werken die in de loop van de
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
508
voorgaande jaren aanvaard werden. Zij vormen zodoende geen uitzondering op de hiervoor omschreven algemeen geldende maatregel. Anderzijds kon het besluit van de Vlaamse regering van 16 juni 1998 tot regeling van de toekenningsvoorwaarden, de subsidiepercentages en het beheer van de bedrijventerreinen en bedrijfsgebouwen ongehinderd verder toegepast worden voor de subsidiëring van bedrijfsgebouwen. De basiswetgeving, de wet van 4 augustus 1978 tot economische heroriëntering, werd immers niet getroffen door de voormelde maatregel van de Europese Commissie. Er werd op deze subsidieregel beroep gedaan voor het moderniseren van drie bedrijvencentra. Doordat het netwerk van bedrijvencentra, uitgebouwd door de overheid, stilaan zijn voltooiing nadert, gaat de aandacht nu vooral naar het instandhouden, uitbreiden en moderniseren van de bestaande centra. Verdeling van het budget 2002 beschikbaar gesteld voor de aanleg van industrieterreinen: Terreinen Provincie Limburg
Gemeente HeusdenZolder
Naam terrein Mijnterrein
Ontwikkelaar
Bedrag subsidie
Gemeente
3.146,15
Totaal terreinen * cijfers in euro Gebouwen Provincie Vlaams-Brabant WestVlaanderen WestVlaanderen Totaal gebouwen * cijfers in euro
3.146,15
Gemeente Naam gebouw Ontwikkelaar Bedrag subsidie Vilvoorde Bedrijvencentrum G.O.M 89.890,98 Ieper Bedrijvencentrum G.O.M 43.119,00 Oostende
Bedrijvencentrum G.O.M
21.183,00 154.192,98
Bron: Administratie Economie, afdeling Economisch Ondersteuningsbeleid Prestatiedrijvers: aantal aanvragen voor subsidie uitrusting bedrijventerreinen / bedrijfsgebouwen. Budgettaire parameters: De nieuwe regeling voor de uitrusting van bedrijventerreinen, bedrijfsgebouwen en wetenschapsparken, werd definitief goedgekeurd door de Vlaamse regering op 5 september jongstleden. Verwacht wordt dat de maatregel in 2004 op kruissnelheid komt: de budgettaire weerslag werd op maximaal 12.043 duizend euro geraamd. OD3. Werkingskosten Vlaams Waarborgfonds Prestaties: Aantal toegestane kredietwaarborgen Rechtstreekse waarborgen: Aantal Totale waarborg Krediettotaal
2001 334 30.443.019,84 60.957.484,24
2002 334 29.924.785,70 61.423.838,40
509
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Onrechtstreekse waarborgen: Aantal Waarborg VWBF Krediettotaal
2001 179 1.982.175,12 10.739.414,43
2002 284 2.881.257,60 13.325.776,24
2001 6 13.576.634,07 3.852.888,48
2002 7 8.938.956,50 3.632.045,59
Aantal garanties op risicokapitaal Dossiers met aandelenkapitaal: Aantal Bedrag geïnvesteerd risicokapitaal Bedrag gewaarborgd risicokapitaal
Dossiers met achtergestelde lening: 2001 Aantal Bedrag geïnvesteerd risicokapitaal Bedrag gewaarborgd risicokapitaal
0 0 0
2002 0 0 0
Bron: Jaarverslag Vlaams Waarborgfonds (alle bedragen in euro) Prestatiedrijvers: aantal ingediende aanvragen onder waarborgverstrekking investeringskredieten en garantieregeling risicokapitaal Budgettaire parameters: Het budgettaire aspect valt uiteen in 2 luiken: de werkingskosten en exploitatietekort. Werkingskosten. Naar aanleiding van de BC 2003 werd een krediet van 2.300 duizend euro ingeschreven bij wege van overbruggingsfinanciering van het Vlaams Waarborgfonds. Voor 2004 wordt een bedrag van 2.000 duizend euro voorzien. A rato van het voortschrijden van de onderhandelingen met het Vlaams Waarborgfonds met dewelke de beheersovereenkomst afloopt op 28/02/2004 zal het bedrag structureel worden overgedragen naar de Participatiemaatschappij Vlaanderen als nieuwe regulator van zowel de oude als de nieuwe garantieregeling. Exploitatieverliezen. Voor 2004 wordt een bedrag ingeschreven van 3.735 duizend euro, een gevoelige stijging in vergelijking met het bedrag van 2003. Eén en ander is te wijten aan de zwakke economische conjunctuur die zich vertaalt in een stijgend aantal uitwinningen. OD3. Business Angel Networks (BAN’s) Begin 2004 worden de vier bestaande netwerken gefusioneerd waarbij de verschillende modi operandi en prijszettingen worden geharmoniseerd. Daarbij worden de “best practises” van elke BAN als norm genomen. De fusie zorgt voor schaalvergroting van de marktplaats (vraag en aanbod) waardoor het netwerk aantrekkelijker is voor (potentiële) business angels en ondernemers: ondernemers worden op een snellere manier in contact gebracht met meer business angels en business angels krijgen toegang tot meer projecten van ondernemers. Belangrijker nog is dat de fusie het netwerk de zo noodzakelijke kritische massa en groeipotentieel moet geven om daadwerkelijk uit te groeien tot een effectieve marktplaats. Over een periode van 3 jaar (2004-2006) zal maximaal 1.155.000 euro steun worden toegekend aan het fusienetwerk. Vernieuwend is dat de steunverlening niet langer louter op basis van bewezen kosten zal gebeuren, maar gedeeltelijk op basis van outputindicatoren. 40% van de steun zal afhangen van het aantal gelanceerde
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
510
projecten, eerste contacten, aangesloten business angels en overeenkomsten dat het netwerk kan aantonen. Aan elk van deze indicatoren is een steunbedrag gekoppeld. OD3. Overdrachten Vlaamse excellentiepolen In 2004 wordt een bedrag van 30 miljoen euro ingeschreven voor de verdere uitbouw van nieuwe Vlaamse excellentiepolen. Er zal in 2004 een kenniscentrum inzake design worden opgezet, decretaal verankerd in de Huizen van de Vlaamse Economie, maar zelfstandig opererend naar de buitenwereld toe met een eigen uitstraling en identiteit. Flanders Design krijgt een regisseursrol inzake designpromotie. Als richtinggevende indicator wordt op een verdubbeling van het huidige budget van de dienst vormgeving van het VIZO gerekend, wat m.i.v. de nodige investeringen neerkomt op een financiële enveloppe van 9 miljoen euro voor de komende vijf jaar. De ontwikkeling van een excellentiepool voor de uitbouw van e-government in PPS-verband geeft de publieke sector de mogelijkheid om de technieken en vaardigheden van de private sector sneller in haar structuren en werking op te nemen. Anderzijds zal de excellentiepool de mogelijkheid aan de private sector geven om zich in de structuren, processen, belangen en gevoeligheden van de openbare sector in te leven. Hierdoor zal de mate van succes van e-government stijgen. De financiering van deze excellentiepool vanuit de overheid zal bijdragen aan het succes ervan. Deze financiering kan gebruikt worden voor de inbreng van kapitaal, het verrichten van onderzoek en ontwikkeling omtrent ICT-standaarden, functionele analyses, marktonderzoeken naar de gebruiksvriendelijkheid en resultaatgerichtheid van e-government, de uitwerking van concrete “businesscases”. Door haar langetermijnperspectief wordt het voor de excellentiepool ook mogelijk om dienstverlening inzake e-government te “exporteren” naar andere beleidsniveaus toe, in het bijzonder de Europese Unie. Hierdoor wordt het mogelijk de initiële financieringskosten terug te verdienen. De voorgestelde financiering voor de komende vijf jaar bedraagt 12 miljoen euro. Ter concretisering van de excellentiepool Jong Ondernemerschap zal aan de VZW Vlaamse Jonge Ondernemingen opdracht gegeven worden om dit najaar een concreet businessplan uit te werken waarin de promotie van het ondernemerschap in het onderwijs als attitude voorop staat, waarbij duidelijk de optie wordt gelicht om aan de hand van praktijkvoorbeelden jongeren te initiëren in het ondernemerschap. Er is nood aan een excellentiepool die de verschillende acties beter op elkaar afstemt, instaat voor de kwaliteitscontrole en last but not least ook borg staat voor voldoende inhoudelijke afdekking van de problematiek van het jong ondernemen. Ook een professionele coaching van het lerarenkorps moet in dit kader worden beschouwd. Voorgesteld wordt om voor de komende vijf jaar een enveloppe te reserveren van 8 miljoen euro. 2. Versterking van de regionale en subregionale economische dynamiek, rekening houdend met de eigenheid van elke subregio (SD2) OD1. Streekplatformen Prestaties: aantal aanvragen subsidies streekplatformen Krachtens het besluit tot erkenning en subsidiëring van de streekplatformen kunnen alle subregio’s participeren aan het vernieuwd regionaal-economisch beleid, meer bepaald de organisatie van een streekplatform. Met dit krediet wordt de werking van het secretariaat van het streekplatform betoelaagd. De werking van een streekplatform moet leiden tot het afsluiten van een charter met de Vlaamse regering en de implementatie van een aantal strategische hefbomen. De streekplatformen moeten elk jaar een jaarverslag indienen. Prestatiedrijvers: aantal erkende en gesubsidieerde streekplatformen.
511
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Budgettaire parameters: In 2002 werd een bedrag van 757.839,91 euro vastgelegd. Op basis van de maximale steun dat een streekplatform kan verkrijgen (50 duizend euro) en gerekend op maximaal 18 streekplatformen (er zijn 17 streekplatformen erkend geworden, één regio heeft nog geen streekplatform), bedraagt de budgettaire weerslag 900.000 euro. Gezien de op til staande hervormingen in het kader van het BBB lijkt het niet zinvol nu nog budget te voorzien voor een nog niet opgericht streekplatform. Bij constant beleid wordt voorgesteld 850 duizend euro in te schrijven. OD1. Strategisch Plan Ruimtelijke Economie (SPRE) Prestaties / prestatiedrijvers: overeenkomst met het SPRE Budgettaire parameters: Het SPRE vraagt om in 2004 te beschikken over 25 duizend euro vastleggingskrediet. Dit zal worden aangewend voor de publicatie van het eindrapport van het SPRE en voor de beleidsvertaling van de onderzoeksresultaten van het SPRE. OD2. Projecten in het kader van gebiedsgerichte partnerschappen en/of het Vlaams ruimtelijk-economisch beleid (voorheen: middelen ter ondersteuning van innovatieve streekontwikkelingsprojecten) Met dit krediet worden projecten gesteund die de financiële draagkracht van de lagere overheden overstijgen en/of van Vlaams belang worden geacht. In concreto gaat het onder meer om projecten met betrekking tot de grondwaterproblematiek in West-Vlaanderen, de brownfields, verdichtings- en vermarktingsprocessen op bedrijventerreinen, enz. Op vlak van innovatieve financiering zullen de middelen worden gebruikt in het kader van bijvoorbeeld PPS-constructies. Prestaties : aantal behandelde (PPS-)projecten. Prestatiedrijvers: aantal aanvragen. Budgettaire parameters: aantal goedgekeurde projecten. De voorziene middelen hebben enerzijds betrekking op de verschillende mogelijke ruimtelijke economische projecten waarbij de administratie betrokken is, ten belope van 2.000 duizend euro. Hierin zit alvast 1 groot project ten belope van 1.800 duizend euro voor de eerste fase (eerste aftakking van een distributienet) van een grijswatercircuit in Waregem. OD3. Project bedrijfsvriendelijke gemeente Op basis van een projectvoorstel van de Kamers van Koophandel werd een 4 jaar durend project opgestart waarin de Vlaamse overheid 50% zou mee financieren. Als meerwaarde krijgt de Vlaamse overheid feedback over haar economisch beleid van de ondernemerswereld. Resultaten van enquêtes bij ondernemingen en gemeentebesturen kunnen haar ertoe aanzetten haar beleid bij te sturen. Prestaties/prestatiedrijvers: uitgewerkt projectvoorstel met cofinanciering Budgettaire parameters: Voor het project bedrijfsvriendelijke gemeente dient in 2004 geen verbinteniskrediet meer te worden voorzien. OD3. Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling. Prestaties: aantal behandelde EFRO-aanvragen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
512
Vlaanderen verkreeg, in het kader van het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling (EFRO), circa 250 MEURO (+/- 9,5 miljard BEF) voor de medefinanciering van acties in het kader van de programmaperiode 2000-2006. De bijstandsverlening vanuit dit fonds bedraagt maximaal 50 % van de totale projectkosten. Daarnaast is minimaal een gelijkaardig bedrag aan Vlaamse middelen vereist, te dragen door het Vlaams Gewest, de provincies en gemeenten, de private sector… Deze uitgaven zijn een rechtstreeks gevolg van de beslissing van de Vlaamse regering van 26 mei 2000 (VR/2000/26.5/DOC.0455 en DOC. 0455Bis) tot goedkeuring en indiening bij de Europese Commissie, van de betrokken operationele programma’s. Elk operationeel programma bevat een financieringstabel met de verdeling van de financiële bijdrage over de verschillende maatregelen en over de verschillende jaren. De goedkeuring hiervan door de Vlaamse regering, houdt een verbintenis tot cofinanciering in. Prestatiedrijvers: aantal ingediende EFRO-projecten. Budgettaire parameters: Voor 2002 werd een bedrag van 5.190.727,87 euro vastgelegd. Het aandeel van de acties waarvoor een beroep gedaan wordt op de begroting Economie kan, op basis van de (aangepaste) financieringsschema’s van de betrokken ontwikkelingsprogramma’s, geraamd worden op 101,84 miljoen euro en dit gespreid over 6 jaar. Uitgaande van deze financieringsschema's kan volgende verdeling per jaar gemaakt worden (in duizend euro): 2001* 2002 2003 2004 2005 2006 Totaal 16.294 19.146 17.618 15.072 15.581 18.128 101.840 feerr-ko: feerr-ko: 13.852 15 986 (rest Limburg- (rest Limburgfonds) fonds) * Voor 2001 werd per conventie bepaald dat middelen werden voorzien op het Limburgfonds ter cofinanciering van EFRO-projecten. Met de opheffing van het Limburgfonds wordt deze taakstelling overgenomen door LRM.
Bij de redactie van de nieuwe regeling op de bedrijventerreinen werd vastgesteld dat in het Hermesfonds historisch gezien op jaarbasis gemiddeld 6.144 duizend euro vanuit EFRO werd gecofinancierd voor de bedrijventerreinen. Dit betekent dat de budgetten voor EFRO middelen voorzagen voor de uitrusting van de bedrijventerreinen terwijl ze de facto werden vastgelegd op de rubrieken bedrijventerreinen. Dit verklaart tevens waarom de budgetten EFRO in het verleden slechts partieel aangewend werden. Het bedrag van 6.144 duizend euro werd in mindering gebracht van EFRO teneinde de dubbeltelling weg te werken. Voor 2004 wordt een krediet van 8.928 duizend euro gevraagd. OD3. Regionale preventiecellen Prestaties: aantal bedrijven die door de regionale preventiecellen begeleid worden Prestatiedrijvers: aantal bedrijven ressorterend onder doelgroep van de regionale preventiecellen Budgettaire parameters: Voor de regionale preventiecellen, die geïncorporeerd zullen worden in de Huizen van de Vlaamse Economie, dient in 2004 geen machtiging te worden ingeschreven. OD3. Centrummanagement Prestaties: aantal behandelde aanvragen centrummanagement Prestatiedrijvers: aantal aanvragen centrummanagement.
513
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
24 centrummanagers werden erkend en gesubsidieerd. De overeenkomsten werden gestart vanaf 1999-2000 en lopen over een periode van drie jaar. Op het einde van de beschouwde periode moet het initiatief zelfbedruipend zijn. Budgettaire parameters: Op de globale vastlegging 1999 voor het centrummanagement voorziet de administratie in 2004 de afbetaling van de encours ten belope van 506 duizend euro. 3. Stimuleren van ondernemerschap (SD3) OD1. Peterschapsprojecten. Prestaties: aantal behandelde projectaanvragen. Met de hervorming van de peterschapsprojecten werd geopteerd voor een incorporatie van de maatregel in deze van de opleidingscheques teneinde het vraaggestuurd karakter van de maatregel te maximaliseren. Het is echter duidelijk dat dit op zich niet zal volstaan om het na evaluatie uiterst zinvol gebleken initiatief te handhaven. Er dient m.a.w. nog een stuk aanbodfinanciering te bestaan. Prestatiedrijvers: aantal ingediende peterschapsprojecten. Het aantal toekenningen evolueerde als volgt doorheen de tijd: 1997: 9 1998: 10 1999: 8 2000: 7 2001: 13 2002: 9 Budgettaire parameters: Voor de aanbodfinanciering wordt een bedrag van 2,5 miljoen euro ingeschreven. De financiering van de vraagzijde wordt opgevangen binnen de enveloppe van de opleidingscheques. OD2. Initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap in het onderwijs Prestaties: aantal behandelde projectaanvragen Prestatiedrijvers: aantal ingediende brugprojecten Budgettaire parameters: Met deze maatregel worden initiatieven gesteund die de brug tussen onderwijs en economie verstevigen. Overeenkomstig de krachtlijnen van het Actieplan Ondernemen zijn dergelijke acties zinvol en effectief omdat ze de ondernemerschapsattitudes bevorderen en het onderwijs beter afstemmen op de behoeften van het bedrijfsleven. In 2003 werd voor het eerst een krediet ingeschreven van 2,5 miljoen euro waarbij de voorstellen via een tenderprocedure werden beoordeeld. Van de 50 ingediende projectvoorstellen, overleefden er 32 de ontvankelijkheidprocedure. Uiteindelijk werden door de jury 17 projecten geselecteerd met een globale budgettaire weerslag van 2.489.328 euro. Het is de bedoeling in 2004 een nieuwe oproep te lanceren voor een gelijk bedrag van 2.500 duizend euro. OD2. Adviescheques Prestaties : aantal behandelde adviespremies / aantal erkende adviseurs
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
jaar
514
ingediend 1998 1999 2000 2001 2002 2003
55 101 129 238 279
pos. beslist
geweigerd
20 92 113 197 306 943
5 8 7 13 18
erkende adviesinstanties
207 398*
* Vanaf maart 2003 werd het stelsel van de adviespremies vervangen door dit van de adviescheques. De cijfers voor de adviescheques zijn deze voor de periode maart-september 2003. * 398 entiteiten hebben zich als adviesinstantie laten registreren: 258 zijn erkend, de overige moeten zich nog aligneren aan de vereisten tot erkenning Prestatiedrijvers: aantal ingediende adviesaanvragen / aantal gereserveerde adviezen aantal erkende adviesinstanties Budgettaire parameters: jaar
vastgelegd bedrag 1998 1999 2000 2001 2002 2003
4,15 miljoen frank 20,60 miljoen frank 24,90 miljoen frank 865.456,21 euro 1.475.907,99 euro 5.000.000,00 euro
In 2003 bedroeg het krediet 5.400 duizend euro. Tijdens de eerste 3 maanden werden nog 70 adviespremies vastgelegd voor een bedrag van 286 duizend euro. Voor de adviescheques werd een budget van 5.000 duizend euro ingeschreven goed voor 333.333 cheques. Actueel werden er 222.651 van gereserveerd. Voor 2004 wordt opnieuw een bedrag van 5 miljoen euro voorzien. OD2. Ondernemersplanwedstrijd Voor de ondernemingsplanwedstrijd werd in 2002 een bedrag voorzien van 1 miljoen euro, in 2003 van 700 duizend euro. Na het eerste werkjaar vertoont het project overeenkomstig de planning een saldo van 200.000 à 250.000 euro wat aangeeft dat het zelfbedruipend karakter geleidelijk aan gestalte begint te krijgen. Voor 2004-2005 wordt voorgesteld de subsidie aan de vzw Ondernemingsplanwedstrijd in te schrijven als een nominatim subsidie onder programma 51.10 gezien het structureel karakter dat deze subsidie verkrijgt. Op het Hermesfonds wordt enkel een ordonnanceringskrediet ingeschreven van 250.000 euro voor de afbetaling van de encours. OD2. Initiatieven ter bevordering van het ondernemerschap Onder deze rubriek worden ad hoc subsidies verstrekt ter bevordering van het ondernemerschap in de ruimste zin van het woord. Hoewel bepaalde van deze interventies een semi-structureel karakter hebben, zijn het overgrote deel niet-gereglementeerde subsidies. De subsidies met een semi-structureel karakter zijn Unizo – Dag van de Klant en de Open Bedrijvendag. Daarnaast dient een equivalent bedrag te worden voorzien voor specifieke beleidsacties. Gezien de hoge gebruiksgraad van het krediet wordt voorgesteld een bedrag van 700 duizend euro in te schrijven. OD3. Opleidingscheques Prestaties: aantel erkende opleidingsverstrekkers, aantal bestelde cheques Prestatiedrijvers: aantal klanten die cheques bestellen
515
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Onderstaande tabel geeft een overzicht van het aantal klanten en aantal opleidingsverstrekkers sedert het in voege treden van de maatregel.
MAAND: 2002 01/2003 02/2003 03/2003 04/2003 05/2003 06/2003 07/2003 08/2003 09/2003 TOTAAL:
Aantal Klanten
Aantal opleidingsverstrekkers
Aantal Bestellingen
Aantal uitgegeven cheques
11.729 1.360 1.110 842 730 747 507 426 837 2.336 20.624
910 26 15 39 9 32 14 26 41 25 1.137
13.817 2.149 2.387 2.030 1.616 1.670 1.184 908 1.266 4.497 31.524
744.485 117.745 118.720 102.885 79.790 72.541 58.164 50.259 60.734 169.130 1.574.453
Budgettaire parameters: De maatregel van de opleidingscheques trad in voege op 5 februari 2002. In 2002 jaar werden in totaal 715.251 cheques aangekocht, wat overeenkomt met 23,84% van het totale budget van 3 miljoen cheques. In 2003 vertoont de maatregel, ondanks de aanhoudende economische crisis, een stijgende trend zodat de kaap van 1 miljoen cheques op jaarbasis eind 2003 waarschijnlijk zal overschreden worden. Bij de besprekingen n.a.v. de BC2003 werd een bedrag van 35 miljoen euro voorzien, waarvan een bedrag van bijna 10 miljoen euro op het saldo van de vastlegging 2002 en iets meer dan 25 miljoen euro op het budget van 2003. Gezien de uitbreiding van de doelgroep, zoals overeengekomen tijdens het werkgelegenheidsakkoord tot de gehele private sector voor zover die niet vervat is in de regeling uitgewerkt in het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social profitsector 2000-2005 (VIA) of in het federaal akkoord met de social profit, wordt voorgesteld voor 2004 een krediet van 22.500 duizend euro in te schrijven. 4. Andere uitgaven passend in het sociaal, economisch en regionaal beleid van de Vlaamse regering Steunpunt economie Op de begroting Onderwijs werd voor het beleidsondersteunend Steunpunt Economie in 2002 30,0 miljoen frank gereserveerd. De eigen inbreng bedroeg 124.000 euro. De toewijzing van het contract aan Vlerick/KUL/RUG greep in 2002 plaats en loopt tot 2006. Tot dan moet elk jaar 124 duizend euro aan machtiging worden ingeschreven. Economisch overheidsinitiatief Gezien de blijvend lage gebruiksgraad van deze rubriek wordt voorgesteld het krediet 2004 te verminderen tot 100 duizend euro. In het verleden werd deze rubriek aangewend ter dekking van specifieke maatregelen met betrekking tot het economisch overheidsinitiatief (zoals bijvoorbeeld FFI). Studie duurzaam ondernemen In 2003 werd een krediet van 125 duizend euro ingeschreven met het oog op de beleidsmatige onderbouwing van de duurzaamheidscomponent in het algemeen economisch beleid. In 2004 wordt het krediet doorgetrokken, in het bijzonder voor de technische ondersteuning van het project van de flexibele mechanismen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
516
Andere Onder deze rubriek worden een aantal contracten aangerekend, in het bijzonder deze met Sodexho voor de opleidingscheques (914.760 euro) en adviescheques (442.475 euro), de kosten van de commissaris bij Belairbus, dossiergebonden advocatenkosten, kosten deurwaarderskosten verbonden aan de gedwongen terugvordering door het CIC, enz.
E. Indicatoren. SD1. Investeringssteun als vernieuwd instrument voor het economisch voorwaardenscheppend beleid OD1. Het bevorderen van endogene groei door het stimuleren van het nieuwe Vlaams ondernemerschap: stimuleren van starters, de doorgroei van Vlaamse KMO’s naar slagvaardige ondernemingen, het verbeteren van de economische performantie van de Vlaamse ondernemingen. Indicator : aantal oprichtingen, ontbindingen en faillissementen van ondernemingen Evolutie van het aantal oprichtingen in het Vlaams Gewest: Jaar 1999 2000 2001 2002 2003*
NV 2.666 2.368 1.913 1.657 754
BVBA 9.675 10.249 10.010 9.807 5.267
CV 411 388 358 298 154
Eenmanszaak 13.349 14.004 14.051 14.314 9.199
Totaal 26.101 27.009 26.332 26.075 15.374
*cijfers periode januari tot en met augustus 2003 Evolutie van het aantal faillissementen in het Vlaams Gewest: Jaar NV BVBA 1999 1.516 3.515 2000 1.363 3.430 2001 1.413 3.600 2002 1.398 3.969 2003* 908 2.783 *cijfers periode januari tot en met augustus 2003
CV 602 523 475 479 252
Eenmanszaak 1.421 1.345 1.344 1.255 880
Totaal 7.054 6.661 6.832 7.101 4.823
Evolutie van het aantal oprichtingen in het Vlaams Gewest (1997=100): Jaar NV BVBA 2003* 31 61 2002 68 114 2001 79 95 2000 95 120 1999 108 113 1998 100 108 1997 100 100 *cijfers periode januari tot en met augustus 2003 Bron: Graydon Belgium.
Januari tot mei NV BVBA CV Eenmanszaken
2003 597 1.791 167 580
2002 587 1.675 209 548
CV 32 62 74 81 86 91 100
2001 586 1.567 235 618
Eenmanszaak 46 72 74 57 71 98 100
2000 626 1.499 254 605
Totaal 49 83 84 86 83 101 100
1999 681 1.515 280 648
Uit de bovenstaande cijfers blijkt dat de stijging van het aantal faillissementen zich situeert bij alle gangbare rechtsvormen, met uitzondering van de CV’s. Het aantal failliete NV’s stijgt met 1,7%, het aantal BVBA’s stijgt met 6,9%. Ook het aantal eenmanszaken (zelfstandigen) dat over de kop gaat stijgt met 5,9%.
517
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Het hoogste aantal faillissementen valt te betreuren in de horeca (15,4% van het totaal), de groothandel (14,7% van het totaal), de bouwnijverheid (13,9%) en de kleinhandel (13,5% van het totale aantal), 22,5 procent van de failliete bedrijven zijn jonger dan 4 jaar. In vergelijking met vorig jaar gaan er zeer veel grote werkgevers failliet: reeds 36 ondernemingen met méér dan 50 personeelsleden in dienst en bovendien 12 die méér dan 100 mensen in dienst hadden gingen over de kop en 7 van méér dan 100. Deze stijging verklaart dan ook de spectaculaire stijging bij het banenverlies: 11.500 mensen verloren hun job tegenover 8.850 tijdens de eerste 5 maanden vorig jaar, een stijging van 28,8%. Bron: Graydon Belgium OD2. Een duurzaam aanbod van goed uitgeruste bedrijventerreinen en -gebouwen overeenkomstig de krachtlijnen van het RSV met het oog op een adequate inpassing van de ondernemingen in de omgeving, inclusief de problematiek van de zonevreemde bedrijven en vervuilde en verlaten bedrijventerreinen. Indicator: evolutie van goed uitgeruste bedrijventerreinen en bedrijfsgebouwen. In 2002 werden geen nieuwe bedrijventerreinen gesubsidieerd omdat per 1 januari 2002 elke financiële steun op basis van de artikelen 30,31 en 32 van de wet op de economische expansie van 30 december 1970 op vraag van de Europese Commissie werd stopgezet. Met de definitieve goedkeuring door de Vlaamse regering op 5 september van het nieuwe subsidiebesluit wordt een nieuw kader gecreëerd voor de uitbouw van het ruimtelijk-economisch instrumentarium. OD3. Het ondersteunen van het menselijk kapitaal binnen de ondernemingen middels een systeem van investering in permanente vorming. Indicator: evolutie van de permanente vormingsgraad in ondernemingen Via de PASO-enquête werd een bevraging georganiseerd om de effectiviteit van de opleidingscheques bij bedrijven te onderzoeken. Van de door de administratie doorgevoerde tussentijdse evaluatie worden de voornaamste kengetallen weergegeven in de beleidsbrief 2004. SD2. Versterking van de regionale en subregionale economische dynamiek, rekening houdend met de eigenheid van elke subregio OD1. De stroomlijning van een structurele samenwerking tussen de verschillende subregionale en gebiedsgerichte initiatieven teneinde een grotere subregionale economische dynamiek te bewerkstelligen. Indicator: De maatschappelijke effecten van de huizen van de streek zijn slechts op middellange termijn vast te stellen (synergie tussen de verschillende organisaties en daling van de werkingsmiddelen voor de streekplatformen en/of de professionalisering van de werking ervan). OD2. De realisatie van een aantal strategische hefboomprojecten ter versterking van het subregionaal economisch initiatief. Indicator: realisatie van een aantal strategische hefboomprojecten. Vooreerst dient er te worden op gewezen dat het meten van het aantal realisaties (vooralsnog) geen gemakkelijke opgave is. De streekcharters geven geen aanleiding tot juridische verbintenissen of afdwingbare rechten. Bovendien zijn de realisaties van de strategische hefboomprojecten uit de streekcharters moeilijk onder een noemer te plaatsen. Voor deze indicator moet dan ook
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
518
(noodzakelijkerwijze) gekeken worden naar de vaststelbare (financiële) ondersteuning van de strategische hefboomprojecten door de Vlaamse overheid. Er dient te worden opgemerkt dat het nog steeds de hoofdbetrachting is dat de strategische hefbomen uit de streekcharters worden ingeschoven in de functionele begrotingen, al dan niet als nieuw beleidsinitiatief. De gangbare praktijken in elk beleidsdomein zijn daarbij uiteraard bepalend voor de mogelijkheden om de streekcharterprojecten te ondersteunen. Daar dit proces niet vanzelfsprekend en daarenboven tijdrovend is, werd alvast binnen de begroting voor Economie een begrotingspost gecreëerd voor vernieuwende en strategische hefbomen. OD3. Het herwaarderen van het stedelijk economisch weefsel en versterking van de plattelandseconomie. EFRO. De effectiviteit van de uitvoering van elk programma zal worden opgevolgd aan de hand van adequate indicatoren. De voornaamste indicatoren die de effecten meten die via de realisatie van de programma’s worden teweeggebracht, zijn output-, resultaat- en impactindicatoren. Outputindicatoren laten de opvolging toe van de uitgevoerde werkzaamheden, resultaatindicatoren geven de directe en onmiddellijke effecten van een programma weer en impactindicatoren hebben betrekking op de gevolgen van het programma op langere termijn. Tevens zullen de projectpromotoren op projectniveau gekwantificeerde doelstellingen moeten opgeven waaraan achteraf de geboekte resultaten voor controle- en evaluatiedoeleinden kunnen worden getoetst. Een eerste globale evaluatie is voorzien halverwege de programma-periode (eind 2003), gevolgd door een ex post-evaluatie na afsluiting van de programma's. SD3. Bevorderen van meer en beter ondernemerschap, zowel voor starters als voor doorgroeiers en werknemers OD1. De versterking van de positie van de onderneming door gebruik te maken van opportuniteiten binnen de netwerkeconomie. Indicator: effecten van netwerkvorming op performantie van ondernemingen. Bij de evaluatie van de peterschapsprojecten blijkt dat in de referentieperiode 1995-1999 bedrijven die hebben deelgenomen een grotere toename in omzet, bruto toegevoegde waarde en bedrijfsresultaat te hebben gekend dan de controlegroep. Ook blijkt het falingsrisico sterker te zijn gedaald. Gelet op de positieve evaluatie van de projecten en de positieve evaluaties uit het verleden is het wenselijk ervaringsuitwisseling gericht op professionalisering van de bedrijfsvoering en netwerkvorming van kleine ondernemingen verder te stimuleren. OD2. De professionalisering van de ondernemer en ondersteuning van starters en doorgroeiers in hun bedrijfsevolutie. Indicator: met de heroriëntatie van het stelsel naar adviescheques zal in samenwerking met het Steunpunt Ondernemerschap een indicator ontwikkeld worden die moet toelaten te meten wat het effect is van de adviespremies op de bedrijfsperformantie. OD3. Het creëren van een goed ondernemingsklimaat voor starters en doorgroeiers door middel van risicodekkende en drempelverlagende maatregelen. Indicator: effect van risicodekkende en drempelverlagende instrumenten. In 2001 werd een evaluatie van het Vlaams Waarborgfonds en haar instrumenten doorgevoerd waaruit bleek dat de aangeboden instrumenten vatbaar zijn voor optimalisatie. Op 19 juli 2002 keurde de Vlaamse regering alvast het ontwerpbesluit goed waarbij de automatische garantieregeling wordt ingevoerd. Zij hechtte tevens haar goedkeuring aan het ARKimedes-concept waarbij de verstrekking van risicokapitaal aan startende en innovatieve ondernemingen via de hefboom van de fiscale aftrek wordt geactiveerd.
519
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Indicator : weerklank van initiatieven ter bevordering van het ondernemingsklimaat, inclusief de perceptie van de ondernemer. Via een aantal ad hoc initiatieven wordt gepoogd het klimaat ten aanzien van ondernemers te bevorderen. Voor de Open Bedrijven Dag 2003 onder het thema Mechatronica kan gewezen worden op het feit dat 825.000 bezoekers (2002: 740.000) van het evenement gebruik maakten om een bedrijf te bezoeken. Niet minder dan 344 Vlaamse bedrijven (+ 50% in vergelijking met 2002) stelden hun deuren op voor het initiatief.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
520
PROGRAMMA 51.4 BUITENLANDSE HANDEL EN EXPORTBEVORDERING DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK GVK GOK BVJ
Krediet 23.376 7.742 6.415
2001 Uitvoering %
Krediet 25.651 7.806 5.945
2002 Uitvoering %
2003 Krediet 29.201 9.666 7.079 164
2004 Krediet 29.361 10.341 7.576
Het begrotingsprogramma 51.4 bevat volgende 10 basisallocaties : 12.20 12.21 30.03 30.06 31.01 41.01 41.02 41.03 51.01
Uitgaven met betrekking tot communicatie Uitgaven in verband met acties, realisaties, publicaties en manifestaties ter bevordering van de export Subsidies ter cofinanciering van Europese programma's Subsidie voor haalbaarheidsstudie met betrekking tot bouw- en milieu-projecten in het buitenland met Vlaamse betrokkenheid Toekenning van rentesubsidies in het kader van de buitenlandse handel Dotatie aan Export Vlaanderen Dotatie aan Export Vlaanderen ter ondersteuning van de activiteiten van ondernemingen en bedrijfsgroeperingen die bijdragen tot bevordering van de uitvoer Dotatie voor het Agentschap voor Buitenlandse Handel Ter beschikking stellen van Vlaamse uitrustingsgoederen
Van dit begrotingsprogramma zijn de basisallocaties 12.20 en 12.21 aan het kabinet van de minister van Economie, Buitenlands Beleid en E-government toegewezen, dotaties 41.01 en 41.02 aan Export Vlaanderen. De basisallocaties 30.03, 30.06, 31.01, 41.03 en 51.01, worden beheerd door de administratie Economie. De dotatie 41.01 betreft de werkingsmiddelen van de instelling. Daartoe behoren ondermeer de middelen die specifiek aangewend worden voor de uitvoering van het actieprogramma, de integrale loonkost van het binnenlands personeel, de economische vertegenwoordigers, handelssecretariaten en ondersteunend personeel. De specifieke dotatie 41.02 kan enkel aangewend worden voor het verlenen van subsidies onder de voorwaarden vastgelegd in het besluit van de Vlaamse regering van 19 januari 1999 tot vastlegging van de voorwaarden en de regels inzake de toekenning van de subsidies voor exportbevorderende activiteiten. De B.A. 30.02 is ingeschreven op de begroting van het departement Economie en wordt opgenomen in de begroting van Export Vlaanderen als ontvangsten voor orde. Zij betreft respectievelijk subsidies en leningen waarvan de toekenning vóór 1 januari 1999 gebeurde en waarvoor Export Vlaanderen enkel instaat voor het administratief beheer. Met ingang van 1 april 1999 is overgestapt naar B.A. 41.02 waarbij de subsidies rechtstreeks door Export Vlaanderen worden toegekend.
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten. Buitenlandse handel en exportbevordering zijn onderdeel van het internationaal economisch beleid van de Vlaamse regering, waarin de ondersteuning en belangenbehartiging van de Vlaamse economie en het bijdragen tot de vrijwaring van de welvaartscreatie in Vlaanderen een belangrijke rol spelen. De
521
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
ondernemingen in Vlaanderen, hun federaties en belangengroepen zijn de voornaamste actoren en klanten op het terrein. A. De omschrijving van de strategische doelstellingen Strategische doelstellingen van het internationaal economisch beleid zijn (1) de groeikracht van de Vlaamse economie te versterken door het bevorderen van een meer op de groeimarkten gerichte export en (2) de economische impact van Vlaanderen te vergroten. Die grote exportgerichtheid heeft Vlaanderen in belangrijke mate te danken aan de buitenlandse ondernemingen die zich in Vlaanderen gevestigd hebben. Als exogene groei in Vlaanderen aan belang afneemt, dan is het cruciaal dat Vlaamse ondernemingen die rol overnemen opdat de exportgroei niet in het gedrang zou komen. Bovendien bevordert de aanwezigheid op internationale markten vernieuwing en leidt dit tot een verbetering van de concurrentiepositie, ook op de thuismarkt waar de internationale concurrentie een feit is. Door een meer op de groeimarkten gerichte export te bevorderen, wil men enerzijds een stijging van het uitvoeraandeel naar groeimarkt en anderzijds een stijging van het aantal ondernemingen dat exporteert naar groeimarkten bereiken. De stijging van het exportaandeel naar groeimarkten, zou men kunnen meten aan de hand van twee indicatoren : de toename van de Vlaamse export naar groeimarkten enerzijds en de toename van directe investeringen naar groeimarkten anderzijds. B. De omschrijving van de operationele doelstellingen Als operationele doelstellingen werden daar derhalve uit afgeleid, (1) de vergroting van het Vlaams exportmarktaandeel op de voornaamste groeimarkten, (2) de vergroting van het aantal Vlaamse ondernemingen dat naar bedoelde markten exporteert, (3) de toename van de internationalisering van de Vlaamse bedrijven en (4) de toename van de Vlaamse directe investeringen in het buitenland. C. De omschrijving van de instrumenten Tot de beleidsinstrumenten worden een aantal financiële stimuli gerekend om ondernemingen tot export aan te zetten. Het gaat daarbij o.a. om subsidies en leningen ter ondersteuning van marktverkennende inspanningen, en andere exportgerichte initiatieven (b.a. 30.01, 30.02), om de cofinanciering van deelname van Vlaamse bedrijven van Europese programma's (b.a. 30.03), om de subsidiëring van haalbaarheidsstudies met betrekking tot de bouw- en milieuprojecten (b.a. 30.05), om de subsidiëring van het ter beschikking stellen van Vlaamse uitrustingsgoederen aan minder ontwikkelde landen (b.a. 51.01), om de organisatie van buitenlandse handelszendingen (b.a. 12.21), om de uitgaven met betrekking tot communicatie rond export (b.a. 12.20), en dergelijke meer. Ander cruciaal beleidsinstrument is het netwerk van de Vlaamse economische vertegenwoordigingen en de handelssecretarissen in het buitenland, dat wordt beheerd en aangestuurd door Export Vlaanderen.
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 12.20: Uitgaven m.b.t. communicatie Cijfermatig overzicht (in duizend Euro) Kredietsoort NGK
Krediet 174
2001 Uitvoering % 96,4
Krediet 223
2002 Uitvoering % 92,2
2003 Krediet 178
2004 Kredietvoorstel 90
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
522
Inhoudelijke toelichting Het betreft een afsplitsing van de Basisallocatie 12.21 van de uitgaven die betrekking hebben op communicatie. Ingevolge de decentralisatie van het globale communicatiebudget van de Vlaamse regering zullen de communicatie-uitgaven met betrekking tot de exportbevordering op de bovenvermelde basisallocatie gebeuren. Het betreft zowel interne als externe communicatie : o.a. de communicatie naar bedrijven en beroepsfederaties, het opzetten van radio- en Tv-spots, de aanmaak van een Tv-reeks over export. De aanmaak van drukwerk of andere publicaties ter bevordering van de Vlaamse export wordt eveneens op dit krediet aangerekend. Basisallocatie 12.21: Uitgaven i.v.m. acties, realisaties, publicaties en manifestaties ter bevordering van de export. Cijfermatig overzicht (in duizend Euro) Kredietsoort NGK
Krediet 228
2001 Uitvoering % 58.1
Krediet 343
2002 Uitvoering % 60.1
2003 Krediet 986
2004 Kredietvoorstel 375
Inhoudelijke toelichting Op dit krediet worden de uitgaven aangerekend die verband houden met de organisatie van en de deelname aan internationale handelszendingen, prospectiemissies, zakenreizen en dergelijke meer. Ook de organisatie van seminaries, colloquia, tentoonstellingen of andere aanverwante promotie-initiatieven in de “export-sfeer” geschiedt ten laste van dit krediet. Een aantal initiatieven om leden van de “Commissie Buitenland” van het Vlaams parlement bij beurzen en zendingen te betrekken, worden eveneens op dit krediet aangerekend. Ook de kosten van meereizende leden van de pers worden op dit krediet aangerekend. Nu onze uitvoer onder druk komt te staan, zal nog meer aandacht moeten besteed worden aan een actieve bewerking van de voornaamste buitenlandse markten met het oog op de aanzwengeling van de exportprestaties van Vlaamse ondernemingen. Bij de technische begrotingsonderhandelingen van dit jaar ging de Inspectie van Financiën akkoord met een gevoelige verhoging van het krediet voor 2003, aangezien er van uitgegaan werd dat in 2003 eenmalige manifestaties gefinancierd en/of georganiseerd werden. In 2003 werden inderdaad volgende bijkomende kosten op deze BA aangerekend: een eenmalige bijkomende subsidiëring voor FITA in het kader van een samenwerkingsovereenkomst, en de kosten voor een gezamenlijke economische vertegenwoordiger in Havana. Voor 2004 wordt het kredietbedrag dienovereenkomstig gevoelig verminderd. Basisallocatie 30.03: Subsidies ter cofinanciering van Europese programma’s Cijfermatig overzicht (in duizend Euro) Kredietsoort NGK BVJ
Krediet 362
2001 Uitvoering %
Krediet 362
2002 Uitvoering %
2003 Krediet 129 164
2004 Kredietvoorstel 254
Inhoudelijke toelichting Ten einde maximaal in te spelen op de mogelijkheden geboden door het Europees Fonds voor Regionale Ontwikkeling ( EFRO ) ter ondersteuning van de regionaal - economische ontwikkeling, worden in de
523
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
programmaperiode 2000-2006 een aantal operationele programma's uitgevoerd binnen de daartoe erkende regio's in Vlaanderen, meer bepaald in het kader van : * doelstelling 2 ( bevordering van de industriële reconversie, plattelandsontwikkeling, stedelijke
ontwikkeling, kustvisserij ); * de communautaire initiatieven Interreg ( bevordering van de grensoverschrijdende en transnationale samenwerking) en Urban (stedelijke problemen ), en “Innovatieve acties”. Deze programma's werden na goedkeuring door de Vlaamse regering ingediend bij de Europese Commissie en houden een engagement in van (co)financiering van maatregelen en acties in het kader van de tenuitvoerlegging ervan. Daarnaast hebben ook de projectindieners en de lokale/regionale besturen terzake een verantwoordelijkheid. De betrokken operationele programma's lopen over een periode van 7 jaar en vormen een samenhangend geheel van projecten, acties en maatregelen in diverse domeinen die elk een bijdrage leveren tot de economische ontwikkeling ( of omschakeling ) van het betrokken gebied of tot samenwerking, zoals : -
advisering en begeleiding van KMO's inzake management en bedrijfsvoering, export, innovatie, … ; promotie voor het aantrekken van buitenlandse investeringen; infrastructuur en bedrijfshuisvesting (bedrijventerreinen, doorgangsgebouwen, …); technologie en innovatie; opleidingsinfrastructuur; landschapvalorisatie en recreatief-toeristische ontwikkeling; plattelandsontwikkeling; bescherming van het leefmilieu.
In principe komt iedere actie die kan bijdragen tot de economische ontwikkeling van het gebied of tot samenwerking in aanmerking voor EFRO – subsidiëring, op voorwaarde dat zij past binnen het opgestelde programma en het ter beschikking staande budget. Over de concrete aanvragen wordt beslist door een Comité van Toezicht, bestaand uit vertegenwoordigers van de Vlaamse regering, de Vlaamse administratie, de sociaal-economische organisaties uit de streek, de sociale partners, de regionale/lokale besturen en de Europese Commissie aan de hand van vooraf vastgestelde objectieve criteria. In tegenstelling tot Limburg waar voor de Vlaamse cofinanciering een beroep kan worden gedaan op het Limburgfonds, bestaat voor de overige regio's geen apart begrotingsartikel voor de cofinanciering van deze Europese acties. Voor het vinden van de noodzakelijke co-financieringsmiddelen dient - afhankelijk van het betrokken domein - een beroep te worden gedaan op de functionele begrotingsartikels van de diverse departementen. Het krediet van 254 duizend euro is noodzakelijk om aan de cofinancieringsverplichtingen te kunnen voldoen voor acties binnen het domein van de exportbevordering en buitenlandse handel. De aanvragen tot cofinanciering worden ingediend bij de Vlaamse minister, bevoegd voor Buitenlands Beleid. Na inwinning van het advies terzake van Export Vlaanderen, worden zij - via de gebruikelijke procedure ( advies van Inspectie van Financiën, begrotingsakkoord ) - door de administratie Economie ( afdeling Europa Economie ) ter beslissing aan de minister of de Vlaamse regering voorgelegd. Basisallocatie 30.06: Subsidies en haalbaarheidsstudies met betrekking tot bouw- en milieuproblemen in het buitenland, met Vlaamse betrokkenheid. Cijfermatig overzicht (in duizend Euro) Kredietsoort GVK GOK
Krediet 1.239,5 1.239,5
2001 Uitvoering % 93,1 0
Krediet 1.239 1.239
2002 Uitvoering % 46,8 0
2003 Krediet 0 580
2004 Kredietvoorstel 1.400 500
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
524
Inhoudelijke toelichting In 2001 werd deze basisallocatie als nieuw initiatief voorgesteld met het oog op het subsidiëren van haalbaarheidsstudies met betrekking tot bouw- en milieuproblemen in het buitenland door Vlaamse studiebureau’s. Totnogtoe werd een gedeelte van de kredieten vastgelegd in 2001 en 2002, maar werd er geen enkel bedrag geordonnanceerd. Belangrijk is dat bovenstaande subsidieregeling momenteel het voorwerp uitmaakt van een aanmelding bij de Europese Commissie in het kader van een onderzoek vanwege de Europese Commissie m.b.t. het respecteren van de Europese regelgeving i.v.m. productiesteun aan kleine en middelgrote ondernemingen. Door deze aanmeldingsprocedure zal er in 2003 niets meer vastgelegd kunnen worden. Daarom dat het volledige GVK naar andere basisallocaties werd overgeheveld evenals een deel van het GOK. Op moment van schrijven dient deze wel nog goedgekeurd te worden door het Vlaams parlement. Volgende herverdeling werd voor 2003 opgenomen: Vastleggingskrediet: Ordonnanceringskrediet
€ 250.000 naar B.A. 41.02 € 1.150.000 naar B.A. 51.01 € 250.000 naar B.A. 41.02 € 170.000 naar B.A. 51.01
Vermits het resultaat van de aanmelding bij de Europese Commissie nog ongekend is, wordt voor 2004 opnieuw een GVK van 1.400 duizend euro voorzien en een GOK van 500 duizend euro. Basisallocatie 31.01: Toekenning van rentesubsidies in het kader van de buitenlandse handel Cijfermatig overzicht (in duizend Euro) Kredietsoort GOK
Krediet 248
2001 Uitvoering % 70,62%
Krediet 180
2002 Uitvoering % 98,33%
2003 Krediet 140
2004 Kredietvoorstel 90
Inhoudelijke toelichting Het betreft een gesplitst ordonnanceringskrediet dat betrekking heeft op dossiers die in 1994 en 1995 beslist werden. Deze dossiers hebben een looptijd van 10 jaar en volgen een vastgesteld uitbetalingschema. Basisallocatie 41.01: Dotatie aan Export Vlaanderen Cijfermatig overzicht (in duizend EURO) Kredietsoort NGK
Krediet 22.908
2001 Uitvoering % 100
Krediet 23.797
2002 Uitvoering %
2003 Krediet 26.421
2004 Kredietvoorstel 26.857
Inhoudelijke toelichting (zie ook Deel 3) De werkingsdotatie van initiële begroting van Export Vlaanderen is voor 2004 bepaald op 26.857.000 euro (Programma 51.4 B.A.41.01). Bij de opmaak van de begroting 2004 had Export Vlaanderen een dotatie van 28.157.000 euro aangevraagd. In deze hogere dotatieaanvraag zit voornamelijk de grote meerkosten vervat ter wille van de uitvoering van de Lambermont-akkoorden. In concreto vallen de overgedragen BDBHwerknemers in 2004 integraal op het budget van Export Vlaanderen, tegenover 9 maanden in 2003. Bovendien dient bij de verdere integratie tussen deze werknemers en dat van Export Vlaanderen het Instelling Specifiek Besluit (ISB) van EV herzien te worden. De BDBH-personeelsleden worden ingeschaald in de wedde- en salarisschalen van de Vlaamse Gemeenschap. Bij deze aanpassing van het ISB dient eveneens aandacht geschonken te worden aan de budgettaire meerkost van de verworven rechten.
525
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
De begroting 2004, zoals in deze memorie van toelichting opgenomen, zal m.a.w. een tekort kennen voor de personeelsuitgaven. Zoals echter op de technische bilaterale tijdens de begrotingsronde in juli 2003 afgesproken zal Export Vlaanderen (F.I.T.) bij de begrotingscontrole in 2004 een nauwkeurig gebudgetteerde en gemotiveerde meerkost voor de bezoldigingen voorleggen. Op deze manier kunnen de overgedragen federale middelen tengevolge van de Lambermontakkoorden correct overvloeien naar Export Vlaanderen (F.I.T). Basisallocatie 41.02: Bijzonder dotatie aan Export Vlaanderen Cijfermatig overzicht (in duizend EURO) Kredietsoort GVK GOK
Krediet 3.438 3.223
2001 Uitvoering %
Krediet 3.438 3.000
2002 Uitvoering %
2003 Krediet 3.950 3.650
2004 Kredietvoorstel 3.700 3.400
Inhoudelijke toelichting (zie ook Deel 3) De dotatie voor de financiële stimuli (Pr. 51.4 BA 41.02) blijft op het initiële niveau van 2003, zijnde 3.700 euro voor het GVK en 3.400 euro voor het GOK. Ondanks het grote succes van deze diensverlening bij de bedrijven zal in 2004 de initiële dotatie van 2003 volstaan gezien het feit dat op 1 mei 2004 10 nieuwe landen zullen toetreden tot de Europese Unie en Export Vlaanderen geen subsidies vanaf deze datum kan toekennen voor prospectiereizen naar de betreffende landen. Basisallocatie 41.03: Dotatie voor het Agentschap voor Buitenlandse Handel. Cijfermatig overzicht (in duizend EURO) Kredietsoort NGK
Krediet 0
2001 Uitvoering % 0
Krediet 0
2002 Uitvoering % 0
2003 Krediet 1.487
2004 Kredietvoorstel 1.785
Inhoudelijke toelichting In toepassing van artikel 12 van het Samenwerkingsakkoord van 24 mei 2002 tussen de federale overheid en de gewesten met betrekking tot de oprichting van het Agentschap voor Buitenlandse Handel goedgekeurd bij Decreet van 18 december 2002 "wordt het Agentschap gefinancierd door een jaarlijkse federale dotatie. De gewesten kunnen een financiële bijdrage leveren op grond van een verdeelsleutel inzake de personenbelasting voorzien in artikel 35 sex. van de voormelde bijzondere Wet". De Raad van State zegt in zijn advies dat de gewesten een dotatie leveren aan het Agentschap op grond van de verdeelsleutel voorzien in de bijzondere Wet. Ingevolge een akkoord tussen de federale eerste-minister en de minister-presidenten op 19 juli 2001 werd beslist om de federale dotatie voor het Agentschap aan te vullen met 115,5 mio BEF, waarvan 72 mio BEF voor Vlaanderen, 33,4 mio BEF voor Wallonië en 10,5 mio BEF voor Brussel. Na introductie van deze BA in 2003 wordt in 2004 het voorziene aandeel voor Vlaanderen (72.0 mio BEF) bereikt.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
526
Basisallocatie 51.01: Ter beschikking stellen van Vlaamse uitrustingsgoederen Cijfermatig overzicht (in duizenden EURO):
GVK GOK
Krediet 4.303 2.573
2001 Uitvoering% 99,4 14,0
Krediet 4.368 2.573
2002 Uitvoering% 96,4 85,9
2003 Krediet 5.716 2.709
2004 Krediet 5.634 3.577
Inhoudelijke toelichting De beleidsnota 2000-2004 van de Vlaamse regering voorziet in een streven naar een toename van het aantal exporterende bedrijven in Vlaanderen. Vlaamse bedrijven staan over het algemeen vrij sterk wat export betreft. In een moeilijke economische periode dienen zij nog extra gestimuleerd te worden om te exporteren. Zeker de eerste stappen bij export naar verre landen zijn immers moeilijk, zeker voor KMO’s. Om vooral de kleinere ondernemingen te stimuleren om te exporteren buiten Europa werd in 1994 het project “Ter beschikking stellen van Vlaamse uitrustingsgoederen” opgestart. In 2002 werden met een budget van 4.360 duizend euro 23 dossiers gunstig beslist. In 2003 werden tot nu toe 24 dossiers gunstig beslist met een budget van 4.566 duizend euro. In de tweede begrotingscontrole van 2003 werd een overheveling van 1.150 duizend euro (GVK) gevraagd van basisallocatie 30.06 naar 51.01. Het GVK van 30.06 zal immers niet kunnen vastgelegd worden in 2003 en voor basisallocatie 51.01 staan er enkele dossiers op een wachtlijst. Ook werd een gelijklopende overheveling van 170 duizend euro (GOK) gevraagd. Deze begrotingscontrole moet nog goedgekeurd worden door het parlement. Het budget voor deze subsidie was reeds uitgeput sinds de maand juli. Vandaar dat voor 2004 een verhoging wordt gevraagd tot 5.634 duizend euro. In essentie gaat het om het voortzetten van het huidig beleid. Deze subsidie vormt een essentieel instrument om de uitvoer van uitrustingsgoederen van KMO’s naar verre markten aan te zwengelen. Uit de dossiers blijkt overigens dat het multiplicatoreffect groot is. De meeste bedrijven konden bijkomende contracten afsluiten nadat ze een subsidie ontvingen voor een eerste contract.
527
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
DEEL 3: TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN VAN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN
PROGRAMMA 51.4 EXPORT VLAANDEREN (Categorie B) Verantwoording Export Vlaanderen is een instelling in volle evolutie. Deze evolutie wordt niet alleen gekenmerkt door een gevoelige uitbreiding van het personeelsbestand a.g.v. de volledige regionalisering van de buitenlandse handel, maar tevens door de cohabitatie van Export Vlaanderen met de Dienst Investeren Vlaanderen (DIV). Deze cohabitatie is reeds de aanzet tot een volledige integratie en consolidatie van deze twee instellingen in wat Flanders Investment and Trade of F.I.T. moet worden: een slagvaardige instelling die als centrum van uitmuntendheid een fundamentele bijdrage zal leveren tot het duurzaam “internationaal ondernemen” van de Vlaamse bedrijven. Daarnaast zal een nieuwe strategische aanpak (de zgn. focusstrategie) inzake de determinering van bij voorrang te bewerken exportmarkten en –sectoren, resulteren in een uitgebreid en uiterst performant actie- en communicatieprogramma 2004 dat meer dan ooit “de vinger aan de pols” zal houden inzake marktevolutieen tendenzen. Dit zal de Vlaamse bedrijven toelaten op een gerichte wijze hun prospectie-inspanningen verder te zetten en deze te vertalen in exportsuccessen. . Deze bedrijven, die in toenemende mate een beroep doen op de dienstverlening van Export Vlaanderen, zullen niet ontgoocheld worden. Zo werd het dienstverleningspakket van Export Vlaanderen verder uitgebreid met o.m. de oprichting van een cel “reglementeringen” en een cel “financieel instrumentarium”, zal Export Vlaanderen niet minder dan 4 van de 8 in 2004-2005 geplande prinselijke missies leiden, zullen de bedrijven via een recent ontwikkeld intranet-systeem gericht informatie kunnen opvragen en wordt het binnen- en buitenlands netwerk verder geoptimaliseerd. Export Vlaanderen zal actief bouwen aan synergieën met andere economische actoren. Hierna een toelichting bij de activiteiten en de veranderingen binnen het EV-FIT gebeuren. Uitbreiding van het personeelsbestand met 63 ex-BDBH personeelsleden. Als gevolg van het Lambermontakkoord is Vlaanderen sinds 1 januari 2002 exclusief bevoegd voor zijn eigen afzet- en uitvoerbeleid. Ter uitvoering van deze volledige regionalisering van de buitenlandse handel verscheen het Koninklijk Besluit van 9 maart 2003 tot overdracht van personeelsleden van de Belgische Dienst voor de Buitenlandse Handel naar het Vlaamse Gewest (B.S. van 14 maart 2003). Dit KB heeft de overdracht mogelijk gemaakt van 63 agenten van deze instelling (intussen vervangen door het Agentschap voor Buitenlandse Handel) naar Export Vlaanderen. Vanaf 2004 vallen deze bijkomende personeelsleden voor het eerst voor een volledig jaar op het budget van Export Vlaanderen. Bovendien dient bij de verdere integratie tussen het voormalige BDBH-personeel en dat van Export Vlaanderen het Instelling Specifiek Besluit (ISB) van EV herzien te worden. De BDBH-personeelsleden worden ingeschaald in de wedde- en salarisschalen van de Vlaamse Gemeenschap. Bij deze aanpassing van het ISB dient eveneens aandacht geschonken te worden aan de budgettaire meerkost van de verworven rechten. Bij de opmaak van begroting 2004 en het bepalen van de noodzakelijke dotatie waren deze meerkosten nog niet bekend. Zoals op de technische bilaterale tijdens de begrotingsronde in juli 2003 afgesproken zal Export
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
528
Vlaanderen (F.I.T.) bij de begrotingscontrole in 2004 een nauwkeurig gebudgetteerd en gemotiveerde personeelsmeerkost voorleggen tengevolge van de uitvoering van de Lambermontakkoorden. Export Vlaanderen en Dienst Investeren Vlaanderen: F.I.T., een nieuwe strategie Export Vlaanderen en de Dienst Investeren Vlaanderen (D.I.V.) wonen reeds fysiek samen. Eens de volledige integratie van de beide instellingen tot Flanders Investment and Trade of F.I.T. een voldongen feit zal zijn, zal deze instelling een fundamentele bijdrage leveren tot het duurzaam internationaal ondernemen, door o.m.: het promoten van de Vlaamse exportactiviteiten het aantrekken van buitenlandse investeringen in Vlaanderen het begeleiden van Vlaamse investerings- en samenwerkingsprojecten in het buitenland Vanuit dit raamwerk heeft Export Vlaanderen zijn nieuwe strategie uitgetekend, waarbij het optimaliseren van de efficiëntie van het buitenlands en binnenlands netwerk toch wel centraal staat. Export Vlaanderen beschikt over een uniek wereldwijd netwerk van Vlaams economisch vertegenwoordigers en handelssecreatarissen in het buitenland. Dit netwerk is het sleutelinstrument waarover de instelling beschikt om zijn ondersteunende rol ten aanzien van de Vlaamse bedrijven waar te maken. Om dit buitenlands netwerk thans nog efficiënter in te schakelen, werd een zgn. “regionale focus-strategie” uitgewerkt. Deze strategie, die opteert voor een regionale aanpak met een wereldwijde opdeling in regio’s en sub-regio’s, moet tot volgende resultaten leiden: Optimalisatie van de geografische structuur van het buitenlands netwerk Inhoudelijke bijsturing: gericht in kaart brengen van de internationale opportuniteiten en bedreigingen voor het Vlaamse internationaal ondernemen Uitbreiding van de “networking”-activiteiten: focussering op de in de regio aanwezige Vlaamse bedrijfswereld en alumni in functie van een verhoogde dienstverlening, ook ter introductie en integratie van nieuwkomers op de markt Opbouwen van een “sectoriële marketingspecialisatie” in 3 geselecteerde sectoren Maximaliseren van het effect van deelname aan beurzen door actieve promotie binnen de volledige geografische regio waarop deze beurs uitstraalt Aan de andere kant detecteren onze exportadviseurs in de Vlaamse provincies alert de opportuniteiten en verzuchtingen van de Vlaamse ondernemers. Het “matchen” van al deze gegevens – m.a.w. het maken van keuzes op basis van realistische inschattingen van de buitenlandse markten en van de interesses van het Vlaams bedrijfsleven – stuurt inhoudelijk de werking van onze diensten en is bepalend voor het opstellen van ons actieprogramma 2004, waarin alle belangrijke Vlaamse economische actoren een waardevolle inspraak hebben. Actieprogramma 2004 Het actieprogramma 2004 zal, naast de “klassieke”acties die elk jaar terugkomen omwille van hun reeds bewezen belang voor de Vlaamse exporteur, een significant aandeel nieuwe acties in groeisectoren omvatten als resultante van de regionale focus-strategie. Voor 2004 werden reeds verplichtingen aangegaan voor ISM Keulen, SIAL-Parijs, ALIMENTARIA Barcelona, BIOFACH Nurnberg en de K-Messe in Düsseldorf. Andere vaste waarden op het programma, zoals FOODEX Tokyo, Foodasia in Singapore, INDEX Dubai, CeBIT Hannover, Jewellery Fair Las Vegas en Hong Kong Jewellery Show worden ook hernomen. Er dient evenwel rekening gehouden te worden met het feit dat, in vergelijking met 2003, de kostprijs van dit alles zal stijgen, aangezien door politieke (oorlog in Irak), economische (zwakke wereldgroei) en andere omstandigheden (SARS) een aantal voorziene acties in 2003 niet doorgingen of er minder deelnemers dan voorzien deelnamen.
529
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Wat betreft zendingen en contactdagen zal de nieuwe strategie zich vertalen in een duidelijke aanwezigheid van EV/FIT in het buitenland met een aantal markante zakenreizen. Hiervoor dienen de nodige middelen te worden voorzien, evenals voor de Prinselijke Missies die in 2004-2005 zullen worden geroganiseerd, waarvan Export Vlaanderen er 4 van 8 zal leiden. Hierna een summier en voorlopig overzicht van de geplande uitbreiding inzake acties en evenementen per regio: APAC: Subregio Pacific (Japan-Korea-Australië-NZ) Rond enkele doelsectoren wordt een uitbreiding van de acties aanbevolen. Dit betekent voor de automobielsector een deelname aan de Tokyo Motor Show en voor voeding een uitbreiding met Food & Hotel Korea naast de traditionale Foodex te Tokyo. Inspelend op de demografische evolutie in Japan lijkt een deelname aan de beurs rond ouderen- en gehandicaptenzorg, de Barrier Free Fair te Osaka aanbevolen. Voorts dient de diamant sterker te worden gepromoot door deelnames aan de International Jewelry Fair te Tokyo en te Kobe. In Vlaanderen worden heel wat producten vervaardigd die uniek zijn in hun design en functionaliteit. Heel wat belangstellenden uit de design-sector verlenen vandaag reeds hun medewerking aan de uitbouw van de actie “Design from Flanders” te Melbourne, een pilootproject dat bij succes kan worden herhaald in andere landen de volgende jaren. Deelnames aan Interior Lifestyle te Tokyo en Seoul Living Design Fair te Seoul zouden de aandacht voor de sector mee in de verf moeten zetten. Voor de agro-industrie en bio-technologie wordt voorgesteld deel te nemen aan de toonaangevende New Zealand National Fieldays te Hamilton. Tenslotte wordt de wegens herorganisatie uitgestelde multisectorale zakenreis Osaka- Tokio-Seoul hernomen. Naast de reeds genoemde sectoren zijn hierbij nog prioritair de biotechnologie, de chemie en de logistiek. Subregio Greater China Naast de hernemingen van de beurzen Domotex te Shanghai, Hofex te Hongkong en Jewellery and Watch Fair te Hongkong, wordt een uitbreiding aanbevolen met een deelname aan Sweets China te Shanghai, gezien het belang van de voedingssector. Verder wordt er prioritair aandacht besteed aan de automobielsector, de medische en farmaceutische sector en de havensector. Zij zullen zeker aanbod komen tijdens de geplande multisectorale prinselijke zending. De idee om te werken rond heel specifieke diensten en producten zou worden in de praktijk gebracht door de opportuniteiten in de amusementsindustrie in Macau snel te benutten en dit door middel van mini-zendingen in beide richtingen. Subregio SE Asia Er wordt heel wat studiewerk gepland in deze regio als voorbereiding op latere acties rond de doelsectoren agro-industrie en automotive. Te Singapore wordt de stand op de International Furniture Fair hernomen alsook Food & Hotel Asia. Subregio Indian Subcontinent De prioritaire sectoren voor deze regio zijn de agro-industrie, voeding en dranken, logistiek, havens, software/IT/ICT en gezondheidszorg. Deze kunnen aanbod komen tijdens de uitgestelde multisectorale zakenreis die zal worden hernomen. De agro-industrie dient te worden aangeboord met als start een catalogusstand op de Agro Tech beurs te New Delhi. Als voorbereiding voor een latere sectorale zending voor de Vlaamse meubelindustrie dient een voorbereidende studiereis te worden georganiseerd voor Belgofurn. Een toename van activiteiten in de regio wordt eveneens verwacht in het kader van de geplande bilaterale regioconferenties met Karnataka.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
530
NAFTA In de sector Nafta (VSA, Canada, Mexico) wordt het actieprogramma van vorig jaar uitgebreid. Er worden een aantal bijkomende acties voorzien in die sectoren die tijdens de strategievergaderingen als prioritair werden bestempeld: voeding en dranken, toelevering aan de VN, bouw, interieurtextiel, machines, automotive, chemie, logistiek en micro-electronics. Voor Mexico werden werden daar ook nog een jaarlijkse aanwezigheid via een multisectorale zending en de prioritaire sectoren milieu, voeding en dranken logistiek en bouwmaterialen aan toegevoegd. Voor de voedingssector wordt de afgelaste deelname aan de SIAL in Montreal vervangen door groepsdeelnames aan de Natural Products Expo West (Los Angeles) en de All Candy Expo (Chicago). Daarnaast wil Export Vlaanderen ook met een informatiestand aanwezig zijn op de Fancy Food en ook op de Chocolate Show in New York. Ook nieuw is de toelevering aan de UN. Daarvoor wordt op twee fronten gewerkt: deelname aan het EU-UN Procurement Seminar in New York, en een uitnodiging voor aankopers van de VN naar Brussel. Voor de andere prioritaire sectoren volgen bijkomende acties in 2005. Daarnaast worden ook de succesvolle deelnames aan de Miami Seatrade Cruise Shipping Convention en de JCK Jewellery Fair in Las Vegas (ism. de HRD) herhaald. Deelname aan de Furniture Fair werd niet weerhouden. In Mexico wordt het succes van de Prinselijke missie 2003 voortgezet in een multisectorale zakenreis. Daarmee kan een jaarlijkse aanwezigheid gegarandeerd worden. De actie interieurtextiel in 2003 wordt vervangen door een uitgebreide actie rond milieu (beursdeelname Enviro-Pro of uitgebreide actie in de rand van deze beurs). EUROPA Gelet op het feit dat de buurlanden als afzetmarkt heel belangrijk zijn voor nagenoeg alle sectoren, werden voor de buurlanden niet minder dan 10 doelsectoren weerhouden (weliswaar met bijzondere accenten per land), alsook twee thema’s die voor de betrokken landen van groot belang zijn, meer bepaald de bijzondere aandacht die moet uitgaan naar de startende exporteurs en het verhogen van marktaandeel in de distributiesector (grootdistributie, handelsagenten, postorderverkoop, ed.). Bovenop de belangrijke internationale vakbeurzen waaraan Export Vlaanderen traditioneel deelneemt (zoals ISM, Sial, Cebit, Interbuild, K Düsseldorf, Equipauto, ed.), werd een ganse reeks bijkomende vakbeurzen geselecteerd die specifiek voor de weerhouden doelsectoren van groot belang zijn (vb. SITL in Parijs, een tweejaarlijkse beurs voor transport en logistiek ; de zakenconventie “Aérosolutions/Aéromart” in 2004 en SITEF 2006 te Toulouse voor de luchtvaartsector, SI Carrosserie in 2005 te Lyon voor de automobielnijverheid, Batimat of Norbat 2005, respec. te Parijs en te Rijsel voor de bouwsector, eventueel bij voldoende belangstelling ook Medica 2005 te Utrecht en Medica 2006 te Düsseldorf voor de medische sector, Techtextil 2005 in Frankfurt voor technisch textiel, ...). Dit zal uiteraard belangrijke inspanningen vergen op budgettair vlak. Er zal uiteraard ook bijzondere aandacht uitgaan naar “business to business”-contacten, o.m. in de vorm van contactdagen en uitnodiging van aankopers. Wat de contactdagen met Franse en Duitse handelsagenten betreft, zal men de verschillende werkingsgebieden om beurt aan bod laten komen ; er is ook een zending voor startende bedrijven voorzien naar elk werkingsgebied in Frankrijk, gespreid over de periode 2004-2006. Prioritaire sectoren voor Noord- en Zuid-Europa zijn de bouw-, milieu- en voedingssector ; bijkomend voor Noord-Europa : oil & gas, de medische en farmaceutische nijverheid en biotechnologie ; voor Zuid-Europa is er ook de automobielnijverheid, logistiek, textiel/mode/interieurdecoratie, toerisme/horeca. Specifiek voor Denemarken en Zwitserland wordt gestreefd naar betere contacten met de internationale organisaties (via networking en de organisatie van contactdagen). Terwijl er de vorige jaren weinig acties waren op Ierland, zal hierin de komende jaren verandering komen. Gelet op de vele opportuniteiten die zich in de milieusector aandienen, is er een seminarie over de milieusector in Ierland gepland in 2004 en een milieuzending in 2005. In de Scandinavische landen zijn er naar verluidt heel wat gespecialiseerde beurzen die voor Vlaamse exporteurs zeer interessant kunnen zijn en van belang voor gans Scandinavië. Deze beurzen ontbraken tot nu toe op het actieprogramma van Export Vlaanderen. Bijkomende beurzen in Noord-Europa die in functie van de doelsectoren zullen worden voorgesteld, zijn o.m. : Biotec Forum in Zweden (biotechnologie), Norwegian Building Exhibition in Oslo (bouw), de vakbeurs “Milieu” in Herning (Denemarken), de voedingsbeurzen Ruoka Food Fair 2004 in Helsinki, TEMA 2005 in Kopenhagen en Gastro Nord 2006 in Stockholm, alsook de offshorebeurzen “Offshore Northern Sea” (2004 of 2006) in Stavanger en “Offshore Europe” 2005 in Aberdeen (Schotland).
531
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Vermeldenswaard voor wat Zuid-Europa betreft, zijn o.m. : een zending “toelevering automobiel” in 2004 en een zending “voeding” in 2005 naar Turkije, een aantal bijkomende vakbeurzen zoals “Conxemar” 2006 te Vigo in Spanje (diepvriesvoeding), Posidonia 2006 te Athene (logistiek), EVTEKS 2005 in Istanbul (home textiles) en de “Semana Internacional de la Moda” 2006 in Madrid. Het Kabinet Buitenlandse Handel heeft voor de komende jaren ook verschillende bilaterale regioconferenties voorzien tussen Vlaanderen enerzijds en Schotland, Baden-Württemberg, Sachsen-Anhalt, Catalonië en Nord-Pas de Calais anderzijds. Export Vlaanderen zal hieraan actief meewerken. Deze acties komen bovenop de gebruikelijke initiatieven van Export Vlaanderen en zullen uiteraard ook belangrijke extra budgetten vereisen. Een heel belangrijke conclusie die bij de bespreking van de SWOT-analyse voor gans Europa en meer in het bijzonder voor de buurlanden naar voor kwam, is het feit dat de buitenlandse EV-kantoren in Europa sterk onderbemand zijn in verhouding tot de “workload”. De situatie wordt als ernstig ervaren, zeker indien met dit vergelijkt met het aantal personeelsleden en de financiële middelen die andere binnen- en buitenlandse promotiediensten (en in het bijzonder AWEX) ter beschikking krijgen. Door de zeer vele aanvragen van Vlaamse exporteurs is 80 à 90% van het geleverde werk reactief ; er blijft dus weinig tijd over voor actieve prospectie. Met de bijkomende opdrachten die er met de FIT zullen bijkomen en de gevraagde proactieve inbreng in functie van de doelsectoren, is het aangewezen dat er aan deze personeelsproblematiek bijzondere aandacht wordt besteed en desgevallend na begrotingscontrole bijkomende financiële middelen worden uitgetrokken. LATIJNS-AMERIKA Op het actieprogramma 2003 stonden twee acties ingeschreven voor deze regio: 1 groepsstand en 1 multisectorale zakenreis (beiden in Brazilië). Het na de regiostrategie-oefening opgestelde actieprogramma voorziet in een uitbreiding van het programma waarbij een klemtoon gelegd wordt op sectoren die een groeipotentieel bieden: machines (voedingsindustrie, textiel,...), milieu, olie en gas, havens en transport. Het programma 2004 voorziet in 1 multisectorale zending (Dominicaanse Republiek); 1 zending toegespitst op machines voor verschillende industriële sectoren (Brazilië); 1 regionale zending "milieu"; de groepsstand op de Intermodal-beurs wordt opnieuw opgenomen (Sao Paulo) en twee nieuwe beurzen gericht op toelevering aan de olieindustrie (Rio Oil in Brazilië en Maracaibo Oil in Venezuela) worden toegevoegd. AFRIKA Ook voor Afrika is in een uitbreiding van het actieprogramma voorzien. In 2003 werden drie acties opgenomen waarvan er uiteindelijk twee weerhouden werden : een multisectorale zakenreis naar de DR Congo en een deelname aan de Internationale Jaarbeurs van Algiers. Er worden 4 zendingen gepland: de prinselijke zending naar Algerije en Tunesië (formeel te bevestigen door de Raad van Bestuur van het Agentschap), een zending “toeristische sector” (in brede zin: interieur, meubelen,...) naar Zuid-Afrika, een zending naar Madagascar en Mauritius (focus op textiel, toerisme, ICT en distributie) en een zending “olie- en gas” naar Egypte en Libië. Het aantal beursdeelnames wordt eveneens uitgebreid: de deelname aan de Internationale Jaarbeurs in Algiers blijft behouden. In het kader van het bezoek van het koningspaar aan Marokko wordt in september 2004 een deelname voorzien aan de Trade Fair Belgica in Casablanca. Hieraan worden eveneens enkele seminaries gekoppeld (agro-industrie, textiel, toerisme). Het programma voorziet verder in de organisatie van volgende seminaries: havens en visserij (Marokko), diamant en juwelen (Rabat/Casablanca) en olie-en gas (in het kader van de zending naar Egypte en Libië). Er worden een drietal uitnodigingscampagnes van kopers voorzien: naar de Decosit-beurs en het Internationaal Meubelevent (beiden voor kopers uit de toeristische sector “in brede zin”) en naar Antwerpen voor kopers actief in de Libische olie- en gasindustrie. MIDDEN-OOSTEN Van het actieprogramma 2003 vinden enkel de beursdeelnames (alle vier in Dubai) plaats. De prinselijke zending naar de Verenigde Arabische Emiraten (VAE) en Oman werd doorgeschoven naar 2004. De voorziene zending naar Libanon, Jordanië en Syrië werd van het programma afgevoerd. De enige zending op het programma 2004 is de prinselijke missie naar de VAE en Oman.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
532
De overige acties weerspiegelen de prioriteiten zoals die naar voren gekomen zijn tijdens de regiostrategieoefening: textiel, voeding en medische sector. Er komt een groepsstand op 3 beurzen in Dubai die gericht zijn op deze sectoren (Gulf Food, Index en Arab Health). Aan de Gulf Food beurs in Dubai wordt een Vlaamse gastronomische week gekoppeld in een tophotel. Er zijn contactdagen textiel voorzien in Libanon en Jordanië. Er komt inzake textiel tevens een uitnodiging van kopers naar de Decosit-beurs. Een deelname aan “Project Lebanon”-bouwbeurs kan eveneens in het programma opgenomen worden gezien het belang ervan. Uitbreiding van het dienstverleningspakket van Export Vlaanderen Creatie van een cel “reglementeringen” en een cel “financieel instrumentarium De cel ‘reglementeringen’ verstrekt zowel op individuele basis als via de publicatietools van Export Vlaanderen inlichtingen aan de bedrijven over de wettelijke en administratieve voorschriften waarmee ze geconfronteerd worden bij hun internationale handel. Bemiddeling in handelsgeschillen tussen Vlaamse ondernemers en enerzijds hun buitenlandse handelspartners of anderzijds buitenlandse administraties behoort ook tot deze dienstverlening. De cel ‘financieel instrumentarium’ staat in voor het begeleiden van onze bedrijven bij zowel regionale, nationale als internationale projectfinanciering. Zij informeert, sensibiliseert, adviseert en ondersteunt Vlaamse bedrijven bij de benutting van de aangeboden financierings- en subsidieopportuniteiten. Uitbreiding en optimalisering van de communicatie en IT-systemen Het hele buitenlandse netwerk wordt verbonden via het intranet waarin in het komende anderhalf jaar speciale modules worden geïntroduceerd met specifieke aandacht voor de interactie met het buitenlands netwerk. Meer en meer van deze modules zullen ook rechtstreeks toegankelijk worden voor het bedrijfsleven via het internet. Bovendien wordt er gewerkt aan een concept van internetsites per land waarin FIT vertegenwoordigd is. Voor deze upgrading van het IT-systeem in het buitenlands netwerk, dient voor begrotingsjaar 2004 200.000 euro extra verkregen te worden. Van groot belang in het geleidelijk “on line” gaan van onze diensten zijn kwaliteitsstandaarden, aangepast aan de situatie in elk land, een uniform klantenbestand en filters die onvolledige, onzinnige of dubbele vragen vermijden. Op het nu geïntroduceerde intranet zal ook een KIS- en MIS- systeem kunnen draaien waardoor FIT enerzijds beter zijn prestaties kan meten en anderzijds zijn kennis beter kan beheren en sneller ter beschikking kan stellen van de bedrijven. Communicatie ten dienste van de Vlaamse exporteurs Een gestroomlijnde communicatie is voor Export Vlaanderen onontbeerlijk voor het goed uitvoeren van zijn opdrachten en het bereiken van zijn doelstellingen. De middelen die hiervoor worden aangewend zijn o.a. de website, de exportbrief, het jaarverslag, verscheidene folders en brochures, promotiemateriaal, gerichte advertentie- en informatiecampagnes,…. Naast de restyling en intensifiëring van de reeds bestaande communicatiemiddelen staan er ook enkele nieuwe projecten op stapel in 2004. Enkele voorbeelden: - de publicatie van sectorgerichte brochures (beschikbaar in verschillende taalversies) waarin een illustratie wordt gegeven van het Vlaamse aanbod, in functie van het Vlaams economisch weefsel en/of in functie van doellanden en -regio’s; - de aanmaak van een slidemanager die de medewerkers van Export Vlaanderen zal toelaten op elk moment de meest geactualiseerde gegevens op te roepen als PowerPoint slides, uitgewerkt in een uniforme professioneel ogende grafische design; - de commercialisering van het exporteursbestand op CD-Rom.
533
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
In het kader van enerzijds de consolidatie van Export Vlaanderen en de Dienst Investeren in Vlaanderen tot de nieuwe instelling Flanders Investment & Trade en van de bekendmaking van de nieuwe strategie anderzijds zien we ons genoodzaakt om een grootse bekendmakingscampagne te lanceren in 2004. Financiële Stimuli aan Vlaamse ondernemingen en bedrijfsgroeperingen ter bevordering van de export Export Vlaanderen kent in het kader van zijn opdracht sinds 1998 stimuli toe aan Vlaamse ondernemingen en bedrijfsgroeperingen ter ondersteuning van exportgerichte activiteiten, zoals individuele beursdeelnames, initiatieven van bedrijfsgroeperingen en prospectie en andere initiatieven van ondernemingen Gegeven de hernieuwde reglementering en vooral de mogelijkheid tot elektronische inschrijven biedt Export Vlaanderen een drempelverlagende service en is het toekennen van stimuli aan bedrijven een enorm succes geworden. In 2002 kende Export Vlaanderen een realisatiegraad van 100% van deze dotatie. Ook in 2003 verwacht Export Vlaanderen dezelfde realisatiegraad, ondanks de verhoging van de dotatie naar 3.650.000 euro (GOK), 3.950.000 euro (GVK). Op 1 mei 2004 zullen 10 nieuwe landen toetreden tot Europese Unie, waarvoor geen financiële stimuli aan bedrijven kunnen verleend worden. Daardoor wordt verwacht dat ondanks het grote succes kan volstaan worden met een dotatie gelijk aan deze initieel uit 2003 (3.400.000 euro GOK en 3.700.000 euro GVK)
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
534
PROGRAMMA 51.5 NATUURLIJKE RIJKDOMMEN EN ENERGIE (Deel minister Ceysens) NATUURLIJKE RIJKDOMMEN DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK GVK GOK
Krediet 303 580 1.155
2001 Uitvoering % 85 71 43
Krediet 284 518 669
2002 Uitvoering % 76 98 100
2003 Krediet 317 518 882
2004 Krediet 257 271 454
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten Uitgangspunt van een duurzaam beleid inzake natuurlijke rijkdommen is het zo goed mogelijk invullen van de economische behoefte aan delfstoffen door zo zuinig mogelijk om te springen met de beschikbare delfstoffen en zo weinig mogelijk ruimte in te nemen. Daarom moet toegezien worden op een zo optimaal mogelijk gebruik van de delfstoffen. De ondergrond is niet alleen belangrijk voor de delfstoffen. Een goede kennis van de geologische gesteldheid is onder meer van primordiaal belang ter ondersteuning van de besluitvorming inzake mogelijke economische valorisatie van de diepere ondergrond, grondwaterbeheer, de behandeling van bodem- en waterverontreiniging, benutten van ondergrondse ruimten voor opslag van energiebronnen of voor aanleg van infrastructuur. A. De omschrijving van de strategische doelstellingen De strategische doelstelling bestaat uit de economische valorisatie van de natuurlijke rijkdommen, met inbegrip van het verzekeren van de bevoorrading van grondstoffen en het centraliseren van de gegevens van de Vlaamse ondergrond. B. De omschrijving van de operationele doelstellingen De operationele doelstellingen in het kader van het beheer van de natuurlijke rijkdommen zijn de volgende: x Bijdragen tot de optimale ontginning van de ontginningsgebieden; x Een zo efficiënt mogelijk gebruik van de in de ondergrond aanwezige natuurlijke rijkdommen bevorderen; x Een zo maximaal mogelijk gebruik van duurzamere alternatieve materialen bevorderen; x De geologische gegevens van de Vlaamse ondergrond verzamelen, verwerken, beheren en ter beschikking stellen. C. De omschrijving van de instrumenten x Bevoegdheden die worden nagestreefd met het oppervlaktedelfstoffendecreet: duurzame economische valorisatie van de oppervlaktedelfstoffen reguleren Het oppervlaktedelfstoffendecreet werd definitief goedgekeurd en bekrachtigd op 4 april 2003. Dit decreet laat toe de behoefteplanning te structureren, de afdwingbaarheid van een optimale ontginning binnen de ontginningsgebieden mogelijk te maken, het gebruik van secundaire delfstoffen en alternatieve materialen te
535
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
bevorderen, de milieuhygiënische kwaliteit van de delfstoffen te garanderen en de realisatie van de nabestemming af te dwingen. x Bevoegdheid binnen huidige wetgeving: adviesbevoegdheid In Vlaanderen wordt het ontginningsbeleid, met uitzondering van de grindwinning, niet uitsluitend gevoerd op basis van een specifieke delfstoffenwetgeving. Via de wetgeving op de ruimtelijke ordening en vooral de milieureglementering wordt eveneens getracht de ontginning van delfstoffen in goede banen te leiden. Vanuit het bevoegdheidsdomein natuurlijke rijkdommen is de impact op de milieuvergunningsvoorwaarden beperkt tot een adviesbevoegdheid. Dit advies dient een gemotiveerde beoordeling te bevatten inzake de verenigbaarheid met het ontginningsbeleid. x Centraliseren en verwerken van de gegevens van de Vlaamse diepe en ondiepe ondergrond Geologische gegevens van de Vlaamse ondergrond worden verzameld, gedigitaliseerd en op een voor de klanten (administraties, burgers, wetenschappelijke wereld, ontginners) toegankelijke wijze ter beschikking gesteld. Sedert 1990 is de systematische geologische kartering met digitalisering van de geologische gegevens opgestart. Jaarlijks worden twee kaartbladen gerealiseerd na uitbesteding en dit respectievelijk voor de Quartairkaart en de Tertiairkaart. De tertiairkartering is volledig afgerond: alle kaartbladen zijn gedrukt. Tegen eind 2004 zullen alle quartairkaarten gerealiseerd zijn. Veel geologische informatie is nog versnipperd beschikbaar bij diverse overheden, instellingen en bedrijven. Vanuit het oogpunt van de optimale beleidsvoorbereiding is het noodzakelijk de beschikbare gegevens eenvormig in een databank te verzamelen en op een eenvoudige wijze toegankelijk te maken. Voor een gecoördineerde opmaak, een gestructureerd en doelgericht beheer van de databank werd in 1996 de Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV) opgestart. De databank wordt modulair uitgebouwd en houdt ook de aanmaak van beleidsondersteunende geologische, geotechnische en hydrogeologische kaarten in. De databank is sinds medio 2002 raadpleegbaar via het internet. D. De omschrijving van de prestaties, de prestatiedrijvers en de budgettaire parameters Er worden vanuit het bevoegdheidsdomein natuurlijke rijkdommen dagelijks verschillende adviezen verleend aan andere administraties en particulieren inzake het oppervlaktedelfstoffenbeleid, de vergunningen voor delfstoffenwinning, de milieu-effectenrapportering, het Grinddecreet, enzovoort. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de verworven kennis, in het bijzonder in het kader van de Databank Ondergrond Vlaanderen en de geologische kaarten en de gerealiseerde studies. Op het terrein worden metingen en controles uitgevoerd en verwerkt op de naleving van de ontginningsvergunningen en de bepalingen van het grinddecreet. Dit vergt een afzonderlijke investering in werkingsmiddelen. Er werden diverse beleidsondersteunende studies uitgevoerd ter ondersteuning van het delfstoffenbeleid die tastbare bijdragen leverden tot de optimalisering van de wetgeving, de optimalisering van de adviesverlening, de voorbereiding van delfstoffenplannen en delfstoffenvoorraadbepaling en een voorontwerp van oppervlaktedelfstoffendecreet. Deze wetenschappelijke onderbouwing van het beleid verbetert de kwaliteit van de dienstverlening en verhoogt de efficiëntie van de dossierbehandeling.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
536
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 12.02: Allerhande uitgaven voor onderzoek over de vraagstukken van de ondergrondse aardkundige structuur en met betrekking tot de automatische gegevensverwerking. 2001 NGK
Krediet 181
Uitvoering % 83
Krediet 96
2002 Uitvoering % 93
2003 Krediet 126
2004 Krediet 63
Dit krediet wordt vooral aangewend voor kortlopend toegepast onderzoek inzake delfstofwinning en de geologische structuur van de Vlaamse ondergrond. In dat kader kan verwezen worden naar het opstellen van statistieken over verbruik en productie van primaire en secundaire grondstoffen en van het daaraan gekoppelde ruimtebeslag. Er worden ook ondersteunende projecten uitgevoerd ter bevordering van het gebruik van alternatieve grondstoffen. Tevens wordt strategisch geologisch structuuronderzoek verricht o.a. naar metallische mineralisaties waarbij aandacht wordt besteed aan mogelijk economisch haalbare ontginningen. Het beschikbare krediet 2004 zal worden aangewend voor de actualisatie van de behoefteramingen van delfstoffen. Basisallocatie 12.03: Uitgaven voor onderzoek van de ondergrondse aardkundige structuur, van de eventuele aanwezigheid van delfstoffen en met betrekking tot de Databank Ondergrond Vlaanderen. 2001 GVK GOK
Krediet 580 1.155
Uitvoering % 71 43
Krediet 503 664
2002 Uitvoering % 100 100
2003 Krediet 493 857
2004 Krediet 271 454
Deze basisallocatie wordt aangewend voor recurrente of meer routinematige opdrachten die een beleidsondersteunende output leveren, met name inzake de geologische kartering van Vlaanderen en de Databank Ondergrond Vlaanderen (DOV). Het beschikbare krediet 2004 zal onder meer worden aangewend voor de financiering van volgende onderzoeksprojecten: x Onderbouwing van het actieplan 'alternatieven voor primaire delfstoffen' (mogelijkheden van LD-staalslakken als alternatief); x In de Kempen werden verschillende gegevens over de Vlaamse ondergrond verworven die evenwel nog nooit globaal bestudeerd werden. Zo zijn er aanwijzingen uit de seismiek dat in het gebied verschillende Viseaankoepels voorkomen op grote diepte die hun economisch belang kunnen hebben (cfr. aardgasopslag Loenhout; eventuele bruikbaarheid als CO2-opslagreservoir). Een geïntegreerde interpretatie van al deze data kan de aanwezigheid van die structuren verder bevestigen of ontkennen. x Een bemonsteringscampagne van oppervlaktedelfstoffen teneinde hun chemische samenstelling verder te definiëren. Deze bemonsteringscampagne is dringend nodig om een afstemming te bereiken tussen de VLAREBO-normen en de normen betreffende de natuurlijke samenstelling van delfstoffen. Basisallocatie 12.04: Specifieke werkingskosten inzake het beleid op het vlak van natuurlijke rijkdommen m.i.v. o.m. erelonen, kosten voor publicaties en publiciteitscampagnes. 2001 NGK
Krediet 72
Uitvoering % 97
Krediet 137
2002 Uitvoering % 58
2003 Krediet 139
2004 Krediet 141
De specifieke werkingskosten bestaan onder meer uit: x Het drukken van brochures (o.a. in verband met de uitvoering van het oppervlaktedelfstoffendecreet); x Aankoop van documentatiemateriaal; x De opmaak van het kaartmateriaal en de bijhorende toelichtingenboekjes; x Juridische ondersteuning bij geschillen.
537
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Basisallocatie 74.02: Aankoop van specifiek materiaal en machines. 2001 NGK
Krediet 50
Uitvoering % 70
Krediet 51
2002 Uitvoering % 96
2003 Krediet 52
2004 Krediet 53
Deze middelen laten toe om landmeetkundige apparatuur, toebehoren en verwerkingsinstallaties om van landmeetkundige opnames kaarten te maken, aan te kopen. Tevens worden de investeringen om controlemetingen in het kader van de grindproblematiek uit te voeren, jaarlijks geactualiseerd. Samenvattende tabel: Strategische doelstelling Bevoorrading van grondstoffen verzekeren
Centraliseren van de gegevens van de Vlaamse ondergrond
Operationele doelstelling Bijdragen tot de optimale ontginning van de ontginningsgebieden
Basisallocatie(s) b.a. 12.04 b.a. 74.02
Bevorderen van een zo efficiënt mogelijk gebruik van de in de ondergrond aanwezige natuurlijke rijkdommen
b.a. 12.03 b.a. 12.04 b.a. 74.02 b.a. 12.03 b.a. 74.02 b.a. 12.02 b.a. 12.03 b.a. 12.04 b.a. 74.02
Een zo maximaal mogelijk gebruik van duurzame alternatieve materialen bevorderen Geologische gegevens verzamelen, verwerken, beheren en ter beschikking stellen
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
538
DEEL 3: TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN VAN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN
PROGRAMMA 51.5 GRINDFONDS (Categorie A) Algemeen Op 6 juli 2001 werd het decreet houdende wijziging van het decreet van 14 juli 1993 tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning goedgekeurd. Het Grindfonds heeft rechtspersoonlijkheid. Het werd opgericht als een instelling van categorie A in de zin van de wet van 16 maart 1954 betreffende de controle op sommige instellingen van openbaar nut. Voor zover in het decreet tot oprichting van het Grindfonds en tot regeling van de grindwinning niet van deze regels wordt afgeweken, zijn de bepalingen terzake van toepassing. De middelen van het Grindfonds worden omschreven in artikel 3 § 3 van het decreet. Zij omvatten: 1° de opbrengsten van de in artikel 15 bedoelde grindheffing; 2° de intresten op de overeenkomstig 1° aan het Grindfonds toegewezen middelen. Uit de bepalingen van het decreet kan worden afgeleid dat het Grindfonds zelfbedruipend is. Decretaal worden geen andere inkomsten voorzien dan de grindheffingen en de intresten die deze grindheffingen genereren. De ontvangsten worden overeenkomstig de omslagsleutel, die door de Vlaamse regering vóór 1 januari van het daaropvolgend begrotingsjaar wordt vastgesteld, verdeeld. Het Grindfonds dient volgende uitgaven te dragen: 1° de maatregelen die in het kader van het decreet worden getroffen door de Vlaamse regering of het grindcomité en de subcomités, bedoeld in artikel 4 van het decreet; 2° de schadevergoedingen die voortvloeien uit de maatregelen genomen in het kader van dit decreet en, in voorkomend geval, nadat de bevoegde gerechtelijke instanties hierover een in kracht van gewijsde gegane uitspraak hebben gedaan. Begroting 2003 De inkomsten worden voor het begrotingsjaar 2004 geraamd op 27.077 duizend euro. De inkomsten uit heffingen in 2004 omvatten de heffingen van het 2de semester 2003 en het 1ste semester 2004. De te verwachten inkomsten in 2004 worden in grote mate mede bepaald door: x De productiecontinuïteit en het niveau inzake economische activiteit in het algemeen en in de bouwsector in het bijzonder. Sinds 2001 is er een duidelijke terugval te merken. x Bij het in voege treden van het wijzigingsdecreet (6 juli 2001) werd de gangbare heffingsregelgeving grondig gewijzigd en deels vervangen door een waarborgsysteem, waarbij de grindbedrijven een belangrijk deel van de herinrichtingswerken (de afwerking) voor eigen rekening nemen. Dit impliceert dat het heffingsbedrag per ton grindfractie merkelijk is verminderd. De grindheffing wordt vastgesteld op 0,42 euro per ton valleigrindfractie en 0,29 euro per ton berggrindfractie, vermenigvuldigd met een heffingscoëfficiënt die jaarlijks wordt bepaald. Voor 2003 bedraagt die coëfficiënt 1,2769. x De berggrindproblematiek: sinds 1996 werd er aangegeven dat er een tekort aan ontginningsterreinen was voor diverse berggrindontginners teneinde het voorziene quotum te kunnen realiseren. Tot op heden is de noodzakelijke terreinuitbreiding nog niet gerealiseerd en dreigt de activiteit van deze ontginners stil te vallen in de loop van 2004. Dit laat zich gevoelen in verminderde inkomsten uit berggrind.
539
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Samenvatting raming overdracht einde 2003 Overdracht 12/02 Raming Inkomsten 2003 Raming Uitgaven 2003 Grindcomité Onderzoekscomité Sociaal Comité Herstructureringscomité
440.109 3.700.260 6.758.465 33.944.425
Totaal
44.843.259
425.957 377.553 758.332 1.665.104 +10.807.622 +702.330,6 14.736.899
435.500 296.500 1.159.500 33.992.330
35.883.830
Raming overdracht 12/2003 in euro 430.566 3.781.313 6.357.297 13.127.152
23.696.328
Bij de inkomsten van het Herstructureringscomité voor 2003 werden apart vermeld: x Inkomsten uit achterstallen van de grindsector ten bedrage van 10.807.622 euro, gerealiseerd in februari 2003; x Inkomsten van intrestopbrengsten 2002 waarvan 702.330,6 euro naar het Sectorfonds gaan en dus slechts heel even als inkomsten van het Grindfonds werden geboekt omdat zij meteen ook deel uitmaken van de 33.992.330 euro aan uitgaven van het Herstructureringscomité. Het is nagenoeg uitgesloten om een gefundeerde raming te formuleren voor effectieve uitgaven van het volgend begrotingsjaar. Men zou er kunnen van uitgaan dat alle inkomsten ook zullen uitgegeven worden. In dat geval zouden de uitgaven per comité er uitzien zoals hieronder weergegeven. Teneinde de begroting te kunnen opmaken en een idee te krijgen over de beschikbare middelen per post wordt voor de heffingsopbrengsten 2004, gerekend met dezelfde omslagsleutels als voor de inkomsten 2003. Dit betekent dat het geraamde bedrag aan inkomsten uit heffingen, namelijk ca 2.781.000 euro en de geraamde intrestopbrengsten van 600.000 euro als volgt verdeeld worden (in duizend euro): Grindcomité Onderzoekscomité Sociaal Fonds Herstructureringsfonds
13,12% 11,7% 23,5% 51,6%
446 396 794 1.745
Men kan de geraamde inkomsten uit overdrachten per comité overnemen en optellen bij de inkomsten uit intrestopbrengsten en heffingen teneinde de totale geraamde inkomst per comité te bekomen. Dit geeft (in duizend euro): Grindcomité Onderzoekscomité Sociaal Fonds Herstructureringsfonds Totaal in duizend euro
431 3.781 6.357 13.127
+ + + +
446 396 794 1.745
= = = =
877 4.177 7.151 14.872 27.077
Op basis van de uitgaven van de comités in de voorbije jaren kan men er echter vanuit gaan dat niet alle inkomsten worden uitgegeven en dus lager moeten ingeschat worden dan door bovenstaande verdeling aangegeven. Een meer realistische inschatting wordt als volgt voorgesteld (in duizend euro): Grindcomité Onderzoekscomité Sociaal Fonds Herstructureringscomité Totaal in duizend euro
300 400 500 8.181 9.381
Er ontstaat bijgevolg een over te dragen overschot naar het volgend boekjaar van 17.696 duizend euro.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
540
De uitgaven onderzoekscomité worden ingeschat op basis van te verwachten kosten ingevolge de oproep tot het indienen van voorstellen waaruit concrete grindbesparende projecten dienen te komen. De uitgaven sociaal comité worden ingeschat op basis van te verwachten afvloeiingen in de grindwinningssector.
541
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 51.5 NATUURLIJKE RIJKDOMMEN EN ENERGIE (Deel minister Bossuyt) ENERGIE DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK GVK GOK VRK Macht.
Krediet 1.934 2.372 2.518 0
2001 Uitvoering% 97% 98% 65% -
Krediet 3.578 2.220 2.278 0
2002 Uitvoering% 94% 98% 75% -
2003 Krediet 3.295 2.220 2.720 2.211
2004 Krediet 4.795 1.818 2.429 3.600
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. De omschrijving van de strategische doelstellingen De strategische doelstellingen voor het Vlaams energiebeleid zijn: x Stimulering van het rationeel energiegebruik (REG) met het oog op een vermindering van het energieverbruik in de residentiële sector in 2004 t.o.v. 1998. x Stimulering van het rationeel energiegebruik (REG) met het oog op een toename van de energieefficiëntie in de industrie en de dienstensector x Verhoging van de milieuvriendelijke productie van energie in de globale energievoorziening. x Optimale energiedienstverlening tegen correcte en sociaal aanvaardbare prijzen voor alle maatschappelijke groepen. B. De omschrijving van de operationele doelstellingen Volgende operationele doelstellingen worden voor het energiebeleid vooropgesteld: x Meer energiebewust handelen van de Vlaming; x Vermindering van de brandstofleveringen; x Vermindering van de CO2-emissies in de residentiële sector in 2004 t.o.v. 1998; x Vermindering van de leveringen door de elektriciteitsdistributiesector; x Daling van de CO2-intensiteit van de industrie; x Daling van de CO2-intensiteit van de tertiaire sector; x Een aandeel van 6% groene stroom in de totale elektriciteitsleveringen in Vlaanderen tegen 2010; x Een bijkomend WKK-vermogen van 600 MW tussen 1998 en 2005; x Daling van de energiefactuur van de huishoudens; x Daling van het aantal wanbetalers; x Verbetering van de concurrentiepositie van de KMO’s door een daling van de energiefactuur. C. De omschrijving van de instrumenten De huidige beleidsinstrumenten zijn beperkt tot: x Toezicht houden op de naleving van de isolatiereglementering; x De verschillende REG-initiatieven van de sector en de overheid coördineren via sectoroverleg;
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
542
x Voorlichtingscampagnes uitwerken over de milieuvoordelen en de financiële voordelen die verbonden zijn aan een bewuster omgaan met energie; x Het ondersteunen van initiatieven en investeringen die een efficiënter energieverbruik beogen (ecologiesteun, financiële ondersteuning van demonstratieprojecten, fiscale attesten voor verhoogde investeringsaftrek) of de uitbouw van de milieuvriendelijke productie van energie bevorderen (ODE Vlaanderen, Cogen Vlaanderen); x De regulering van de Vlaamse elektriciteitsmarkt via het Elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000 en het Aardgasdecreet van 6 juli 2001. De verschillende bepalingen van het Elektriciteits- en Aardgasdecreet worden met specifieke uitvoeringsbesluiten in werking gesteld in de loop van 2001-2004. D. De omschrijving van de prestaties, de prestatiedrijvers en de budgettaire parameters De prestaties, de prestatiedrijvers en de budgettaire parameters zijn: x Adviesverlening aan andere administraties en particulieren inzake het energiebeleid; x Er worden diverse beleidsondersteunende studies uitbesteed en opgevolgd; x Adviezen uitbrengen ter ondersteuning van het energiebeleid (o.m. Interdepartementale Windwerkgroep); x Beleidsvoorbereiding (ontwerpen van decreet en ontwerpen van uitvoeringsbesluiten mee voorbereiden); x Inhoudelijke en secretariaatsondersteuning in het kader van de opvolging van het Vlaams Klimaatbeleidsplan, o.a. de opmaak van de Voortgangsrapporten; x Gemiddeld worden per jaar 1000 dossiers behandeld met betrekking tot de naleving van de isolatiereglementering; x Op het terrein worden gemiddeld 600 werfcontroles per jaar uitgevoerd met betrekking tot de naleving van de isolatiereglementering; x Gemiddeld worden per jaar 140 demonstratieprojecten beoordeeld waarvan er een 120-tal worden gesubsidieerd (PV en energiezuinige technologieën) en de uitvoering ervan verder wordt opgevolgd; x Gemiddeld worden per jaar 140 attesten afgeleverd aan bedrijven die aldus in aanmerking kunnen komen voor een verhoogde investeringsaftrek voor energiebesparende investeringen; x Gemiddeld worden per jaar 500 adviezen verstrekt in het kader van het ecologiecriterium van de economische expansiesteun; x Jaarlijks worden een vijftal nieuwe informatiebrochures over REG en hernieuwbare energiebronnen uitgewerkt en op grote schaal verspreid; x Gemiddeld worden 130.000 informatiebrochures verspreid per jaar; x Gemiddeld worden 4 externe communicatieacties gevoerd per jaar (o.a. Maand van de Energiebesparing); x Jaarlijks wordt aan een drietal beurzen deelgenomen om bedrijven en kandidaat-bouwers te informeren over energiebesparende energietoepassingen; x Gemiddeld worden er 180 dossiers geadviseerd per jaar in het kader van de cluster energie van de samenwerkingsovereenkomst met de gemeenten en de provincies x In het kader van het project ‘De meest energiebewuste gemeente van Vlaanderen’ worden er jaarlijks een 20 kandidaatdossiers van gemeenten behandeld; x Er worden 18 REG-actieplannen van elektriciteitsdistributienetbeheerders beoordeeld per jaar. x Gemiddeld worden er dagelijks 250 vragen om informatie over rationeel energieverbruik of hernieuwbare energiebronnen via de website, e-mail, Vlaamse Infolijn, brief, fax of telefoon verwerkt. Alle energieverbruikers (huishoudens, tertiaire sector, scholen, verzorgingsinstellingen, industrie, energiesector, ….) worden aldus benaderd om hen aan te zetten tot rationeel energiegebruik of om hernieuwbare energiebronnen te gebruiken.
543
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 12.01: Specifieke werkingskosten inzake het beleid op het vlak van energie, andere dan deze bedoeld in de overige basisallocaties 2001 NGK
Krediet 99
2002 Uitvoering 56%
Krediet 87
Uitvoering 66%
2003 Krediet 98
2004 Krediet 99
Op dit artikel worden algemene werkingskosten aangerekend die de optimale organisatie van de afdeling moeten ondersteunen, zoals: x Aankoop van gespecialiseerde publicaties; x Juridische bijstand in rechtszaken; x Juridische begeleiding bij decretaal werk; x Reiskosten van derden voor studiereizen; x Inrichting van studiedagen. Basisallocatie 12.05: Allerlei uitgaven voor communicatieacties rond het energiebeleid, met inbegrip van media-initiatieven, publiciteitscampagnes, publicaties, tentoonstellingsmateriaal, voorlichting en vorming ter bevordering van het rationeel energiegebruik en de hernieuwbare energiebronnen 2001 GVK GOK
Krediet 706 583
2002 Uitvoering 100% 85%
Krediet 804 680
Uitvoering 100% 100%
2003 Krediet 804 750
2004 Krediet 402 402
Door de kredietbeperking vanaf 2004 zullen de directe communicatieacties hoofdzakelijk beperkt worden tot het verstrekken van basisinformatie (brochures, studiedagen, enz.) omtrent de nieuwe energieprestatieregelgeving voor gebouwen, de energie-efficiëntieconvenanten met de industrie, de subsidieprogramma's die kaderen in het REG-decreet en de nieuwe aftrekposten voor REG-investeringen in de personenbelasting. Hierbij wordt gestreefd naar een optimale combinatie met een aantal indirecte acties die het energiebewustzijn en -handelen van de huishoudens, bedrijven, enz. dienen te verhogen (bijvoorbeeld aanwezigheid op beurzen, artikelen in de media, enz.). De doelgroepwerking voor 2004 zal volgende accenten kennen: x Communicatie naar doelgroepen zoals de huishoudens, bouwers en verbouwers (energiezuinige apparatuur, energiezuinig bouwen en verbouwen, fiscale voordelen en premies van de netbeheerders, gebruik van hernieuwbare energie); x Architecten - studiebureaus - aannemers - bouwheren: verbeterde energieprestaties van gebouwen; x Overheden: interne sensibilisering binnen overheden en lokale besturen; x Andere: scholen, industrie en ad hoc initiatieven. De afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie zal in 2004 deelnemen aan minstens drie bouwbeurzen (Bouw en Reno, Batibouw en ten slotte het Bouw- en Immobiliënsalon). De uitwerking van de communicatiecampagnes zal worden begeleid door een communicatiebureau. De mediakanalen die bespeeld zullen worden zijn print, bouwbeurzen, drukwerk en zogenaamde ‘direct mail’. Basisallocatie 12.25: Overeenkomsten i.v.m. het energiebeleid 2001 GVK GOK
Krediet 853 992
2002 Uitvoering 100% 99%
Krediet 953 992
Uitvoering 100% 64%
2003 Krediet 503 625
2004 Krediet 853 800
De kredieten op deze basisallocatie worden verhoogd om de noodzaak aan de bijkomende externe ondersteuning op te vangen als gevolg van de versnelling in de wetgevende en andere beleidsinitiatieven van
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
544
het energiebeleid. De prestaties worden vooral gemeten aan de hand van de kwaliteit van de rol van de administratie. Het beschikbare budget zal in 2004 maximaal moeten ingezet worden, vooral voor het voorbereiden en ondersteunen van de (reeds genomen maar ook toekomstige) beleidsbeslissingen van de Vlaamse regering in het kader van de energieprojecten van het Vlaams Klimaatbeleidsplan 2002-2005, zoals definitief goedgekeurd door de Vlaamse regering op 28 februari 2003 en geactualiseerd in het Voortgangsrapport, goedgekeurd door de Vlaamse regering op 5 september 2003. Het is immers het fossiele energiegebruik dat voor het grootste deel verantwoordelijk is voor de CO2-uitstoot. 37 maatregelen en projecten moeten de uitstoot van broeikasgassen in Vlaanderen doen dalen. Daarbij zijn zowel projecten met een direct meetbare emissiereductie opgenomen als beleidsondersteunende projecten en sensibiliserende maatregelen. Het betreft een hele waaier van instrumenten: regelgeving, subsidiëring, certificaten en vrijwillige overeenkomsten. Deze projecten worden met de budgetten van basisallocatie 12.25 onderbouwd en voortdurend geactualiseerd. Basisallocatie 12.90: Fonds Hernieuwbare Energiebronnen (Decreet 17.07.2000) 2001 VRK
Krediet 0
2002 Uitvoering -
Krediet 0
Uitvoering -
2003 Krediet 2.211
2004 Krediet 3.600
Om een aanzet te geven tot het daadwerkelijk wegwerken van het beleidstekort inzake groenestroomproductie in het Vlaams Gewest, werd voor de besteding van de middelen van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen een actieplan 2003-2004 uitgewerkt. Dit actieplan werd toegevoegd aan de nota aan de Vlaamse regering tot operationalisering van het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen welke op 20 juni 2003 door de Vlaamse regering werd goedgekeurd. Om de complementariteit tussen de bestaande regelgeving en de uitgaven uit het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen te garanderen en vanuit de overheid de markt van de groenestroomcertificaten niet te verstoren, dienen de uitgaven uit het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen zich te concentreren op: x sectorbegeleidende maatregelen voor de marktrijpe technieken met een groot marktpotentieel; x sensibilisatie- en informatiecampagnes ter ondersteuning van een groter maatschappelijk draagvlak voor de elektriciteitsopwekking op basis van hernieuwbare energiebronnen; x demonstratie-, voorbeeld- en marktintroductieprojecten voor beloftevolle maar nog niet marktrijpe technieken; x het aanmoedigen van de productie van groene warmte. De projecten die weerhouden worden voor de financiering uit het Fonds Hernieuwbare Energiebronnen dienen maximaal invulling te geven aan de voormelde prioriteiten voor de uitbouw van hernieuwbare energie in Vlaanderen. Voor de initiële begroting 2004 werd een schatting gemaakt van de aan dit begrotingsfonds rechtstreeks toegewezen inkomsten, voortvloeiend uit enerzijds de opbrengst van de administratieve geldboeten die betrekking hebben op het systeem van groenestroomcertificaten en anderzijds de aan dit fonds toegewezen opbrengst uit concessies voor energieprojecten die gebruik maken van hernieuwbare energiebronnen. In het kader van de begrotingscontrole 2004 zullen de toegewezen ontvangsten (basisallocatie 36.90 van de middelenbegroting) opnieuw geëvalueerd worden. Afhankelijk van deze evaluatie en de evolutie rond het REG-decreet, zullen eventueel ook de uitgaven lastens basisallocatie 12.90 van de uitgavenbegroting herbekeken worden.
545
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Basisallocatie 12.91: Energiefonds (Decreet 17.07.2000) 2001 VRK
Krediet 0
2002 Uitvoering -
Krediet 0
Uitvoering -
2003 Krediet 0
2004 Krediet 0
Voor het begrotingsjaar 2004 worden nog geen effectieve inkomsten voor het Energiefonds verwacht. Rekening houdend met dit gegeven worden in 2004 ook nog geen uitgaven lastens het Energiefonds voorzien. In het kader van de begrotingscontrole 2004 zullen de toegewezen ontvangsten (basisallocatie 36.91 van de middelenbegroting) opnieuw geëvalueerd worden. Afhankelijk van deze evaluatie zullen eventueel ook de uitgaven lastens basisallocatie 12.91 van de uitgavenbegroting herbekeken worden. Basisallocatie 30.01: Subsidies voor energieprojecten die kaderen binnen ontwikkelingssamenwerking 2001 GVK GOK
Krediet 99 50
2002 Uitvoering 100% 0%
Krediet 99 50
Uitvoering 100% 90%
2003 Krediet 99 99
2004 Krediet 99 99
Op dit artikel worden projecten inzake samenwerkingsontwikkeling aangerekend. Hiermee wordt invulling gegeven aan de beslissing van de Vlaamse regering dat elke minister 10% van zijn internationale budgetten dient te spenderen aan ontwikkelingssamenwerking. Basisallocatie 30.02 (en de oorspronkelijke 50.01-uitdovend): Subsidies voor initiatieven die het internationale federale en regionale energiebeleid ondersteunen BA 30.02 GVK GOK
2001 Krediet -
BA 50.01 GVK GOK
2002 Uitvoering -
Krediet 99 45
Uitvoering 84% 74%
Krediet 0 69
2001 Krediet 99 102
Uitvoering 94% 20%
2003 Krediet 254 150
2004 Krediet 254 150
Uitvoering 100%
2003 Krediet 0 31
2004 Krediet 0 0
2002
Dit krediet wordt voornamelijk ingezet voor het toekennen van facultatieve subsidies aan verenigingen die actief zijn op het vlak van de promotie van REG en de hernieuwbare energiebronnen. Het grootste deel van het beschikbare krediet is bestemd voor een projectsubsidie aan de vzw Bond Beter Leefmilieu. Het project omvat twee deelprojecten met name de klimaatwijken en het klimaatcharter. In het kader van het project klimaatwijken zal de vzw BBL weddenschappen coördineren tussen gemeentebesturen en gemeentewijken om een vooraf afgesproken energiebesparing te realiseren. Met het klimaatcharter wil de vzw BBL zoveel mogelijk marktactoren stimuleren om lage energiewoningen en passiefhuizen te realiseren. Hierdoor kunnen ze label verdienen. Het project zal nog in 2003 worden opgestart. Na evaluatie kan het voor een tweede werkingsjaar verder worden gesubsidieerd.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
546
Basisallocatie 33.01: Subsidie voor de vzw Cogen Vlaanderen voor de promotie en voorlichting over warmtekrachtkoppeling 2001 NGK
Krediet -
2002 Uitvoering -
Krediet 148
Uitvoering 100%
2003 Krediet 148
2004 Krediet 148
Eén van de meest effectieve manieren om CO2-emissies te verminderen op een economisch verantwoorde manier, is de inzet van warmtekrachtkoppeling te verhogen. Om de voordelen van warmtekrachtkoppeling ruim bekend te maken en om potentiële gebruikers wegwijs te maken op de markt, is een centrale informatiezender rond warmtekrachtkoppeling onmisbaar. De taken van de zender zijn algemene voorlichting en sensibilisering (verspreiden brochures, aanwezigheid op beurzen,…) en individuele informatieverstrekking, eerstelijnsadvies en doorverwijzing. Het promotieorgaan pleegt ook overleg met de gebruikers, aanbieders, producenten en regelgevende instanties over de knelpunten en opportuniteiten van de markt en koppelt deze informatie terug naar het beleid. Basisallocatie 33.02: Subsidie aan de vzw ODE Vlaanderen voor promotie en voorlichting over duurzame energiebronnen 2001 NGK
Krediet -
2002 Uitvoering -
Krediet 174
Uitvoering 100%
2003 Krediet 174
2004 Krediet 174
Gezien de ambitieuze beleidsdoelstellingen van de Vlaamse regering inzake hernieuwbare energie (waaronder de groenestroomnorm voor de elektriciteitsleveringen zoals vastgelegd in het Elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000), is het noodzakelijk de informatiecampagnes die nu gevoerd worden naar de potentiële gebruikers van 'duurzame energie' en de potentiële investeerders te continueren. Om de voordelen van hernieuwbare ruim bekend te maken en om potentiële gebruikers wegwijs te maken op de markt, is een centrale informatiezender rond hernieuwbare energie onmisbaar. De vzw ODE Vlaanderen groepeert verschillende organisaties, onderzoeksinstellingen en individuele personen en heeft als maatschappelijke doel de toepassing van duurzame energie en energiebesparing te bevorderen. Basisallocatie 41.40: Dotatie aan de Vlaamse Reguleringsinstantie voor de Elektriciteits- en Gasmarkt (VREG) (Decreet 17.07.2000) 2001 NGK
Krediet 669
2002 Uitvoering 100%
Krediet 2.000
Uitvoering 100%
2003 Krediet 1.776
2004 Krediet 2.540
De volledige vrijmaking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt is ingegaan op 1 juli 2003. 2004 dient zich aan als het eerste normale werkingsjaar van de VREG. Voor de begroting 2004 wordt dus teruggegrepen naar de initieel vooropgestelde begroting 2002 van 2.479 duizend euro (niet-geïndexeerd) zoals weergegeven in de memories van toelichting bij de nota's aan de Vlaamse regering van respectievelijk het Elektriciteits- en Aardgasdecreet. Op deze initieel voorziene begroting worden de nodige indexeringen 2003 en 2004 toegepast. Basisallocatie 50.02: Subsidies in het kader van het rationeel energieverbruik toegekend voor demonstratieprojecten, voor de ontwikkeling van nieuwe materialen, procédés of producten, alsook voor de commercialisering ervan (art. 6 en 7 van het koninklijk besluit van 10 februari 1983 houdende aanmoedigingsmaatregelen voor het rationeel energieverbruik) 2001 GVK GOK
Krediet 615 754
2002 Uitvoering 93% 10%
Krediet 265 442
Uitvoering 88% 61%
2003 Krediet 210 890
2004 Krediet 210 800
547
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
De huidige subsidieregeling is gebaseerd op het koninklijk besluit van 10 februari 1983, houdende aanmoedigingsmaatregelen voor het rationeel energieverbruik. Het Vlaams Interdepartementaal Comité (VICo) dat belast is met de organisatie van het overleg tussen de betrokken departementen, werd opgericht bij besluit van de Vlaamse regering van 16 december 1992 (wijziging van het KB van 10 februari 83). Bij de beoordeling wordt naast de energiebesparing ook rekening gehouden met het bijkomend nut op het vlak van het leefmilieu, zoals een vermindering van emissies van CO2 en andere schadelijke stoffen. De bedoeling is nieuwe energiebesparende technieken te laten doorbreken op de markt. Basisallocatie 50.03: Subsidies voor het plaatsen van fotovoltaïsche systemen 2001 NGK
Krediet 496
2002 Uitvoering 99%
Krediet 994
Uitvoering 100%
2003 Krediet 992
2004 Krediet 1.725
Fotovoltaïsche zonne-energie (PV) wordt algemeen beschouwd als de duurzame energiebron voor de toekomst met het grootst realiseerbaar potentieel in Vlaanderen. Gelet op de prijsontwikkeling op lange termijn, waarbij zowel een forse ontwikkeling van de technologie als een stijging van het geproduceerde volume van PV-cellen verondersteld wordt, zal PV pas daarna doorbreken. Het beleid is er derhalve op gericht om die doorbraak mogelijk te maken zodat dit marktstimuleringsprogramma voor fotovoltaïsche systemen werd ingesteld. Rekening houdend met de lange tijdshorizon is het duidelijk dat om het beoogde doel te bereiken, de inspanning gedurende meerdere jaren zal moeten worden volgehouden. Verder kadert dit programma perfect in de doelstelling van het Vlaamse regeerakkoord om het aandeel aan hernieuwbare energie op te trekken. Het feit dat reeds in februari 2003 het ganse jaarbudget 2003 was toegewezen, toont aan dat er een ruime vraag bestaat voor dergelijke projectsubsidies. Het budget werd substantieel verhoogd om de wachtlijst van aanvraagdossiers weg te werken. De Vlaamse overheid houdt vast aan een subsidiepercentage van 50%. De gemengde netbeheerders (GEDIS) behouden via hun REG-actieplannen het budget 2003 (globaal 500.000 euro). Er werd overeengekomen een globaal subsidiepercentage van 66,6% of 2/3 van de investeringskost toe te kennen (2003: 75% of 3/4). Dit steunpercentage aangevuld met de andere bestaande maatregelen (belastingsaftrek, groenestroomcertificaten) resulteert in een terugverdientijd van 11 à 12 jaar, wat voldoende incentive moet bieden aan geïnteresseerden om in PV te investeren. Het saldo van het overheidsbudget zal worden besteed aan een personeelsuitbreiding voor de Taskforce Groene Energie bij de administratie. Deze Task Force maakt onderdeel uit van het Actieplan Fonds Hernieuwbare Energiebronnen dat op 20 juni 2003 door de Vlaamse regering werd goedgekeurd. De opdracht van de Taskforce bestaat er voornamelijk in om als frontoffice te fungeren voor alle vragen van projectpromotoren inzake hernieuwbare energie. Het gaat om een impulsproject teneinde de realisatie van de beleidsdoelstelling inzake de productie van groene stroom vanuit de Vlaamse overheid met de nodige mankracht te ondersteunen. Het gamma activiteiten dat tot hun opdrachten behoort, is zeer ruim en voor een groot deel conceptueel van aard: x contactpunt voor projectpromotoren en lokale besturen; x op vraag van een lokaal bestuur procedurele begeleiding verstrekken bij een lokaal project; x intermediair tussen projectpromotoren en bij de vergunningenprocedures betrokken instanties; x initiatieven van verschillende projectpromotoren in eenzelfde gebied op mekaar trachten af te stemmen; x interessante locaties voor windenergieprojecten uitzoeken en hierover overleg plegen met de betrokken instanties; x verstrekken van communicatieadvies; x uitwerken van algemene communicatie- en sensibiliseringsacties, x opvolging van de uitwerking van een aantal sectorbegeleidende maatregelen (kwaliteitslabels, uitbouw van een geoloket, haalbaarheids- en inplantingsstudies,…). In het begrotingsdecreet is een decreetsbepaling voorzien om de noodzakelijke kredietoverdracht te kunnen realiseren.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
548
Basisallocatie 50.04: Subsidies ter aanmoediging van de uitvoering van de energieprestatieregelgeving met inbegrip van softwaretoepassingen 2001 GVK GOK
Krediet 0 0
2002 Uitvoering -
Krediet 0 0
Uitvoering -
2003 Krediet 350 175
2004 Krediet 0 178
In 2003 heeft de Vlaamse regering aan het WTCB een projectsubsidie toegekend om een gebruiksvriendelijke software te ontwikkelen voor de Vlaamse energieprestatieregelgeving die in voorbereiding is. Het project loopt door in 2004 zodat de nodige betalingskredieten worden ingeschreven. Basisallocatie 74.20: Investeringen ter ondersteuning van de sensibiliseringsopdracht en voorbeeldrol van de Vlaamse overheid inzake rationeel energieverbruik en de hernieuwbare energiebronnen 2001 NGK
Krediet 174
2002 Uitvoering 99%
Krediet 175
Uitvoering 0
2003 Krediet 107
2004 Krediet 109
Dit krediet ondersteunt de voorbeeldrol van de overheid inzake de toepassing van REG en hernieuwbare energiebronnen in de door haar beheerde gebouwen. Met dit budget wordt de door het Vlaams Parlement aanvaarde resolutie betreffende de voorbeeldrol van de overheid met betrekking tot energiebesparing (Eloi Glorieux, Jos Geysels, Jul Van Aperen, Robert Voorhamme en Jos Bex), mede-ondersteund vanuit het energiebeleid. Dit budget is complementair met de budgetten voor de energieaudits van overheidsgebouwen binnen het begrotingsprogramma van de diensten van AOGGI, waarmee het nodige overleg wordt gepleegd.
549
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Samenvattende tabel: Strategische doelstelling
Enkele beoogde effecten
Optimale energiedienstverlening tegen correcte en sociaal aanvaardbare prijzen voor alle maatschappelijke groepen.
Daling van de energiefactuur van de huishoudens Daling van het aantal wanbetalers Verbetering van de concurrentiepositie van de KMO’s
b.a. 12.01 b.a. 12.05 b.a. 12.25 b.a. 41.40
Stimulering van het rationeel energiegebruik (REG) met het oog op een vermindering van het energieverbruik in de residentiële sector in 2004 t.o.v. 1998.
Meer energiebewust handelen Vermindering van de brandstofleveringen Vermindering van de CO2-emissies in de residentiële sector in 2004 t.o.v. 1998 Vermindering van de leveringen door de elektriciteitsdistributiesector
b.a. 12.01 b.a. 12.05 b.a. 12.25 b.a. 30.02 b.a. 74.20
Stimulering van het rationeel energiegebruik (REG) met het oog op een toename van de energie-efficiëntie in de industrie en de dienstensector
Daling van de CO2-intensiteit van de industrie Daling van de CO2-intensiteit van de tertiaire sector
b.a. 12.05 b.a. 12.25 b.a. 30.02 b.a. 50.02 b.a. 74.20
Verhoging van de milieuvriendelijke productie van energie in de globale energievoorziening.
Een aandeel van 6% groene stroom in de totale elektriciteitsleveringen tegen 2010
b.a. 12.05 b.a. 12.25 b.a. 12.90 b.a. 30.01 b.a. 33.02 b.a. 50.02 b.a. 50.03 b.a. 12.05 b.a. 33.01
Een bijkomend WKK-vermogen van 600 MW tussen 1998 en 2005
Basisallocatie(s)
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
550
DEEL 3: TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN
PROGRAMMA 51.5 VLAAMSE REGULERINGSINSTANTIE VOOR DE ELEKTRICITEITS- EN GASMARKT (VREG) (Categorie Sui Generis) Begroting 2004 (in duizend euro) ONTVANGSTEN ESR Code 08.2 46.1 Totaal ontvangsten
Omschrijving Overgedragen saldo Dotatie (Pr. 51.50 - ba 41.40)
Bedrag 0 2.540 2.540
UITGAVEN ESR Code 11.0 12.0 74.0 Totaal uitgaven
Omschrijving Personeelskosten Werkingskosten Patrimoniale kosten
Bedrag 1.414 1.028 98 2.540
De decretale basis voor de oprichting en taakstelling van de VREG, meer bepaald het toezicht op de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt, zit vervat in respectievelijk het Elektriciteitsdecreet van 17 juli 2000 en het Aardgasdecreet van 6 juli 2001. Volgens de decretale bepalingen zal de reguleringsinstantie beschikken over een dotatie die jaarlijks wordt ingeschreven op de begroting van de Vlaamse Gemeenschap. De VREG is een instelling sui generis die passende en doelmatige mechanismen voor regulering, controle en transparantie ontwikkelt voor de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt. De reguleringsinstantie heeft als dusdanig, enerzijds, een algemene taak van toezicht en controle op de toepassing van de betreffende wetten, decreten, uitvoeringsbesluiten en reglementen, en anderzijds, een raadgevende taak ten behoeve van de Vlaamse regering inzake de organisatie en werking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt. De VREG is officieel van start gegaan op 1 december 2001 met aanduiding van de voorzitter door de Vlaamse regering1. In de loop van 2002 werd de operationele werking van de VREG uitgebouwd. De volledige vrijmaking van de Vlaamse elektriciteits- en gasmarkt is ingegaan op 1 juli 2003. Dit betekent dat voor de VREG in 2003 voor de eerste maal een volledig werkingsjaar zal doorlopen zijn. Het is echter 2004 dat zich aandient als het eerste normale werkingsjaar van de VREG. Voor de begroting 2004 wordt dus teruggegrepen naar de initieel vooropgestelde begroting 2002 van 2.479 duizend euro (niet-geïndexeerd) in de memories van toelichting bij de nota's aan de Vlaamse regering van het Elektriciteits- en Aardgasdecreet. Op deze initieel voorziene begroting worden de nodige indexeringen 2003 en 2004 toegepast. Het jaar 2004 dient zich dus aan als een eerste jaar in regimetoestand, nochtans duiken er nieuwe elementen op in de werking van de VREG, die niet of onvoldoende konden ingeschat worden bij de oprichting van deze instelling. Door de zich ontwikkelende jonge markten, waar er moet kunnen ingespeeld worden op niet voorspelbare gebeurtenissen en de zich sterk manifesterende behoeften uit de Vlaamse bevolking naar begeleiding en objectieve informatie in deze nieuwe situatie van een vrijgemaakte energiemarkt, wordt de 1 Op basis van het besluit van de Vlaamse regering van 27 april 2001 houdende de vaststelling van de nadere regels voor de aanwerving van de leden van het dagelijks bestuur van de reguleringsinstantie, de onverenigbaarheden voor de leden van het dagelijks bestuur en de zetel van de reguleringsinstantie (B.S. 24 mei 2001)
551
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
VREG geconfronteerd met een druk om aanvullende taken op zich te nemen. Voor deze taken kunnen het personeelskader en de werkingsmiddelen niet onder constant beleid gecatalogeerd worden. Bij de begrotingscontrole werd overeengekomen voorlopig te beperken tot constant beleid, wat impliceert dat er geen andere verwachtingen kunnen ingelost worden dan louter constant, met andere woorden, stagnerend beleid. Aandachtspunten zoals klantenbehandeling, communicatie en marktonderzoek kunnen slechts beperkt uitgevoerd worden met de voorgestelde begroting van 2.540 duizend euro (2.506 euro niet-geïndexeerd).
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
552
PROGRAMMA 51.7 TOERISME
DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN (in duizend euro) Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
2001 Uitvoering % 50 100 %
Krediet
2002 Uitvoering % 51 100 %
2003 Krediet
2004 Krediet 52
53
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten Het krediet van 53 duizend euro wordt ingeschreven voor de werking en ondersteuning van de Vlaamse Raad voor het Toerisme. Deze adviesraad werd opgericht bij decreet van 7 juli 1998 betreffende de openbare instelling Toerisme Vlaanderen en de Vlaamse Raad voor het Toerisme. Art. 32, § 1, bepaalt dat de Raad tot taak heeft advies te verstrekken over alle aangelegenheden op het vlak van toerisme en over de aangelegenheden die hiermee verband houden, uitgezonderd die aangelegenheden welke betrekking hebben op de organisatie en de werking van de openbare instelling. Het werkingsbudget van het jaar 2004 wordt voornamelijk aangewend voor: -
uitbetaling van reisvergoedingen en presentiegelden; organisatie van seminaries en studiedagen; deelname aan seminaries in binnen- en buitenland; bestelling van publicaties en betaling van abonnementen; organisatie van de vergaderingen.
553
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 51.9 EXTERN ECONOMISCH BELEID DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK GVK GOK
Krediet 7997 0 0
2001 Uitvoering % 95,1
Krediet 7350 0 0
2002 Uitvoering % 82
2003 Krediet 4.415 0 0
2004 Krediet 4.982 0 0
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Daar dit programma met zijn 3 basisallocaties wordt beheerd door verschillende administraties worden ze inhoudelijk en cijfermatig (indien nodig) toegelicht per basisallocatie. Basisallocatie 12.01: Uitgaven voor allerlei initiatieven in Midden- en Oost-Europa
NGK
krediet 37
2001 Uitvoering % 40
krediet 92
2002 Uitvoering % 96,5
2003 krediet 93
2004 krediet 93
Hoofdstuk 1: Beleidsprioriteiten De landen van Centraal- en Oost-Europa zullen ook in de komende jaren prioritaire partners blijven voor Vlaanderen. De steeds verder doorgevoerde democratische, sociale en economische hervormingen hebben tot gevolg dat zij nog meer vragende partij zijn voor de ondersteuning van deze hervormingsprocessen. Deze landen zijn overgeschakeld naar een markteconomie. Zij willen een volwaardige plaats veroveren op de wereldmarkt en dit heeft een invloed op de internationale economische betrekkingen. Voor het Vlaamse bedrijfsleven valt heel wat voordeel te rapen door aanwezig te zijn op de groeimarkten die de landen in Centraal- en Oost-Europa meer dan ooit zijn. Hierbij is het van belang dat in deze landen een open en volwaardige vrije markteconomie bestaat die opportuniteiten biedt voor een toenemend economisch verkeer tussen Vlaanderen en de partnerlanden, en omgekeerd. Het bestaan van een politieke stabiliteit is een vereiste voor het Vlaamse bedrijfsleven om in deze regio te investeren, terwijl de creatie van welvaart zal resulteren in toenemende afzetmarkten. Dit geldt bij uitstek voor die landen die nu reeds kandidaat zijn of zich voorbereiden op het lidmaatschap van de EU (Hongarije, Polen, de Tsjechische Republiek, de Slowaakse Republiek, Roemenië, Bulgarije, Slovenië en de Baltische Staten). A. De omschrijving van de strategische doelstellingen De strategische doelstelling van het beleid m.b.t. Centraal- en Oost-Europa is de betrokken landen te helpen bij de creatie van een volwaardige democratie, een functionerende vrije markteconomie en een evenwichtig sociaal en ecologisch beleid.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
554
B. De omschrijving van de operationele doelstellingen In het kader van het buitenlands economisch beleid wordt het budget o.a. aangewend voor : - Deelname uit de functioneel bevoegde diensten aan de vaste gemengde commissies en aan het Selectiecomité. - De gemengde commissies/vergaderingen worden gehouden met alle 10 betrokken partnerlanden (10 kandidaten toetreders bij de EU); - De functionele bevoegde diensten moeten zorgen voor de follow-up (uitvoering, controle, …); - Ontvangsten van vertegenwoordigers uit Centraal- en Oost-Europa o.a. ministeries, kamers van koophandel, lokale besturen, …; - Voorbereidende missies en evaluatiemissies naar Centraal- en Oost-Europa; - Verzekeringspolissen voor zendingen en ontvangsten; - Organisatie van seminaries; C. De omschrijving van de instrumenten, van de prestaties, van de prestatiedrijvers en van de budgettaire parameters - Ontvangsten van delegaties uit Centraal- en Oost-Europa in het kader van de uitvoering van de verdragen.
In het luik "Economisch, industrieel, regionaal en exportbeleid" wordt o.a. per uitvoeringsverdrag door de administratie Economie een kleine delegatie (studiereis) uitgenodigd om gedurende maximaal één week in Vlaanderen ervaring en kennis over het economisch, industrieel en regionaal beleid uit te wisselen. - Zendingen van delegaties naar Centraal- en Oost-Europa in het kader van de uitvoering van de verdragen. In het luik "Economisch, industrieel, regionaal en exportbeleid" wordt o.a. per uitvoeringsverdrag een kleine delegatie (studiereis) van de administratie Economie gedurende maximaal één week uitgenodigd om in één van de gastlanden van Centraal- en Oost-Europa ervaring over het economisch, industrieel en regionaal beleid uit te wisselen. - Het organiseren van economische seminaries (huur van vergaderzalen, tolken, …) over o.a. het economisch en regionaal beleid en opgenomen in het uitvoeringsverdrag met de landen van Centraal- en Oost-Europa. - Ontvangsten van vertegenwoordigers uit o.a. de ministeries van Economie uit Centraal- en Oost-Europa, de Kamers van Koophandel en Industrie, … . - Zendingskosten naar Centraal- en Oost-Europa o.a. in het kader van de Vaste Gemengde Commissies (5 Vaste Gemengde Commissies worden in het vooruitzicht gesteld voor 2003 in het kader van het nieuwe buitenlands beleid) en administratieve uitwisseling van ambtenaren in het kader van de verdragen, zendingen ter voorbereiding en uitvoering van programmapunten door de administratie Economie), … . - Informatieverstrekking m.b.t. economische materies (brochures, Cd-rom's, mailings, …). Voor de toekomst zullen de voorstellen enerzijds een uitbreiding van de invulling van de verdragen omvatten en anderzijds de actieve rol van Vlaanderen op de internationale markt en de daarmee gepaard gaande uitstraling benadrukken. Basisallocatie 33.01: Subsidies in het kader van het beleid ter bevordering van de kwaliteitszorg door het bedrijfsleven. Kredietsoort NGK
Krediet 372
2001 Uitvoering % 100
Krediet 372
2002 Uitvoering % 100
2003 Krediet 372
2004 Kredietvoorstel 372
555
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. De omschrijving van de strategische doelstellingen Het bedrijfsleven en de consumenten bewust maken van de noodzaak om te streven naar kwaliteit. B. De omschrijving van de operationele doelstellingen - het aantal iso- en emas-certificaten in 2004 moet minstens gelijk blijven met het aantal verstrekt in 2003; - de oplage van de kwaliteitskrant bedraagt minstens 18.000 exemplaren; - de frequentie en het volume waarmee het VCK de pers en media haalt wordt omgerekend in advertentiewaarde en bedraagt in 2004 evenveel als in 2003; - het aantal V.A.L.K.-leden (Vlaamse Associatie voor Leiders in Kwaliteit) moet minstens 200 bedragen. C. De omschrijving van de instrumenten Kwaliteitszorg is een actie die permanent ondersteund moet worden. Hiertoe neemt het VCK voortdurend nieuwe initiatieven. Sedert deze acties ondernomen worden is het aantal iso-gecertificeerde bedrijven fors gestegen. Het aandeel van Vlaanderen in deze iso-gecertificeerde bedrijven ligt zeer hoog, wat te danken is aan de blijvende aandacht die hieraan vanuit het beleid besteed wordt. D. De omschrijving van de prestaties, de prestatiedrijvers en de budgettaire parameters Prestaties: - organisatie Vlaamse Kwaliteitsweek; - uitgave Kwaliteitskrant; - de verdere ontwikkeling van de website; - sensibilisatie KMO/consument (o.a. kwaliteitsclub); - Kwaliteitslogo K2; - Ondersteuning VALK en VINC (Vlaams Innovatiecentrum). Prestatiedrijvers: - aantal deelnemers Kwaliteitsweek; - lezers Kwaliteitskrant; - aantal hits website; - aantal leden kwaliteitsclub; - aantal bedrijven Kwaliteitslogo; - aantal leden VALK en VINC. Basisallocatie 41.08: Dotatie aan de dienst met afzonderlijk beheer Investeren in Vlaanderen Kredietsoort NGK
Krediet 7.588
2001 Uitvoering %
Krediet 6.866
2002 Uitvoering %
2003 Krediet 3.950
2004 Kredietvoorstel 4.517
Daar het verhaal van de FIT gekend is (cf de uitleg bij Export Vlaanderen) wordt hieronder enkel het cijfermatige gedeelte toegelicht. Naast de dotatie van 4.517.000 euro heeft de D.I.V. een over te dragen saldo van 1.000.000 euro. Hierdoor komt de totale begroting op 5.517.000 euro. De volgende verduidelijkingen kunnen gegeven worden omtrent de budgettering van de verschillende activiteiten van de DIV. De begroting 2004 houdt reeds rekening met bepaalde te verwachten gevolgen op budgettair vlak ingevolge de versterkte synergie tussen Export Vlaanderen en de DIV.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
1. Personeel Brussel:
556
0,982 miljoen Euro
Het personeelskader voor het binnenland blijft ongewijzigd. De personen die de dienst verlaten worden vervangen in de loop van 2003 zodat het personeelskader in 2004 terug volledig zal ingevuld zijn. In het kader van de BVR van 31/05/2002 zullen deze aanwervingen worden afgetoetst aan de synergiemogelijkheden met Export Vlaanderen, o.m. door de influx van ex-BDBH-personeelsleden bij Export Vlaanderen. Tot slot dient er rekening mee gehouden te worden dat de nieuw aangeworven directeur geen statutaire maar een contractuele aanwerving is waardoor de loonkost ten laste komt van de DAB. Een gedetailleerd overzicht van de ingeschatte personeelskosten Brussel vindt u terug in tabblad PKBR van Bijlage I Personeelskosten. 2. Personeel Buitenland:
1,290 miljoen Euro
Voor Noord-Amerika bevat de begroting vier investeringsprospectoren met standplaatsen New York, Chicago, San Francisco en Dallas. Het Verre Oosten wordt bewerkt door drie investeringsprospectoren vanuit standplaatsen Singapore en Tokio. Hierbij staat het stimuleren van het kennisintensief economisch weefsel in Vlaanderen centraal door de technologie-overdracht die dikwijls gepaard gaat met het aantrekken van buitenlandse investeringen. Ook zullen met Export Vlaanderen aftoetsingen gebeuren naar synergieën op het vlak van personeelsinzet voor gemeenschappelijke doelstellingen. Dit heeft tot gevolg dat in het kader van de oprichting van het Vlaams Huis te Londen een mutatie wordt voorzien waarbij de bestaffing van het kantoor in Singapore verminderd wordt ten gunst van de bestaffing van het kantoor van het Vlaams Huis in Londen. Dit geldt evenzeer voor de kostenaffectatie inzake de werking buitenland (zie punt 4). Een gedetailleerd overzicht van de ingeschatte personeelskosten Buitenland vindt u terug in tabblad PKBUI van Bijlage I Personeelskosten. 3. Werking Brussel:
0,872 miljoen Euro
De activiteiten omvatten: x Marktonderzoek x Technieken van branding en advertising x Centrale onthaalcel voor buitenlandse investeerders x Op systematische wijze contacten leggen x Lidmaatschap van internationale organisaties op het domein van investeren x Documentatie materiaal verzamelen x Werkingskosten van de investeringsprospectoren Europa & de internationale product managers x Werkingskosten voor project-coördinatie en centraal databeheer x Hoofdkwartierfunctie van de Dienst Investeren in Vlaanderen wereldwijd (incl. algemene bureelkosten). De werkingskosten Brussel kunnen worden opgesplitst in een gedeelte ‘vaste kosten’ en gedeelte uitgaven voor internationale marketingprojecten die worden geïnitieerd vanuit Brussel. Het gedeelte ‘vaste kosten’ bedraagt 0,147 mio Euro. De voornaamste kostenrubrieken die behoren tot deze ‘vaste kosten’ omvatten: Aankopen bureelmateriaal (hoofdkwartierfunctie) Abonnementen (verzamelen documentatie) Huur van het kantoor en bijhorend onderhoud (hoofdkwartierfunctie) Catering en restaurant (centrale onthaalcel voor buitenlandse investeerders) Reiskosten en hotelkosten bij zendingen (contacten leggen) Koerierdiensten en telefoonkosten (hoofdkwartierfunctie) Informatica en Knowledge Management (projectcoördinatie en onthaalfunctie)
557
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Naast de ‘vaste kosten’ zijn er ook nog de uitgaven die worden besteed aan de internationale marketingprojecten ten belope van 0,725 mio Euro. De voornaamste uitgaven in deze rubriek omvatten: Personeelskosten voor copywriter Drukken van jaarverslag en brochures Mailings Onderhoud en update van de slidemananger en de website Promotiemateriaal 4. Werking Buitenland: 2,188 miljoen Euro De begroting voorziet een aantal wereldwijde internationale communicatie- en promotieprojecten (b.v. advertenties) evenals de zendingen van het kaderpersoneel van de Dienst Investeren in Vlaanderen, publicatie strategie en planning, media relaties- en educatieve artikels. Meer dan de vorige jaren zal de nadruk gelegd worden op bedrijfsgerichte en sectorgerichte acties. Daarnaast vallen ook de werkingsbudgetten van de investeringsprospectoren ten laste van de post werking Buitenland. Ook in de rubriek werkingskosten buitenland kan een onderscheid worden gemaakt tussen de vaste werkingskosten en de internationale marketingprojecten die worden geïnitieerd vanuit het buitenland. De rubriek vaste werkingskosten bedraagt 1,430 mio Euro. Deze rubriek omvat voornamelijk de werkingskosten, de representatiekosten en de bureelkosten van de investeringsprospectoren in het buitenland. Naast de vaste werkingskosten worden er ook nog uitgaven verricht voor internationale marketingprojecten die worden geïnitieerd vanuit het buitenland ten belope van 0,758 mio Euro. Deze rubriek omvat als voornaamste rubriek de vaste marketingbudgetten voor de buitenlandse prospectoren. Een verdere uitsplitsing van de vaste kosten en van de internationale marketingprojecten vindt u terug in Bijlage II Werkingskosten. 5. Patrimonium Brussel:
0,100 miljoen Euro
Door de verhuis naar de gebouwen van Export Vlaanderen kunnen er op het vlak van patrimonium Brussel een aantal besparingen worden gerealiseerd. 6. Patrimonium Buitenland:
0,085 miljoen Euro
De kosten van het buitenlands patrimonium worden als overgangsmaatregel op hun niveau 2003 gehandhaafd ingevolge de nog niet volledig geïnventariseerde herberekeningen van de invloed van de verhuisbewegingen van de DIV-kantoren naar de federale ambassades en consulaten-generaal.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
558
PROGRAMMA 52.10 BEROEPSOPLEIDING
DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN
NGK
Krediet 88.108
2001 Uitvoering % 100,0
Krediet 92.596
2002 Uitvoering % 100,0
2003 Krediet 97.086
2004 Krediet 98.633
Dit programma omvat hoofdzakelijk werkingsmiddelen voor de VDAB. De uitkering van premies sociale promotie bedraagt 86 duizend EUR in 2004 (vorige jaren: 114 duizend EUR).
DEEL 2 : INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1: Beleidsprioriteiten A. Omschrijving van de strategische doelstellingen Sinds 1994 beschikt de VDAB over een beheersovereenkomst afgesloten door de Vlaamse regering. In 2001 werd een nieuwe beheersovereenkomst 2001-2004 afgesloten aansluitend op de vorige die inging op 1 januari 1999. De nieuwe overeenkomst past de opdracht van de VDAB aan in het kader van de door de Vlaamse regering goedgekeurde beleidsnota Werkgelegenheid 2000-2004 en de daarin vervatte strategische doelstellingen. De in 1999 geïntroduceerde globale trajectbenadering laat daarbij geen strikte scheiding meer toe tussen de doelstellingen van het programma Beroepsopleiding en het programma Werkgelegenheid. Meer bepaald vervult de VDAB een rol in het verhogen van de Vlaamse werkzaamheidgraad, het verhogen van de participatie van de bevolkingsgroepen die ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt en het streven naar meer individuele en maatschappelijke ontplooiing voor iedereen.
B. Omschrijving van de operationele doelstellingen De VDAB zal naast meer algemene op de arbeidsmarkt gerichte acties, die besproken worden bij het programma Werkgelegenheid, instaan voor de organisatie en het stimuleren van permanente vorming voor werkzoekenden en werknemers. Hierin kaderen o.m. initiatieven met het oog op het verstrekken van vraaggerichte opleidingen, het stimuleren van het volgen van opleiding en vorming, de organisatie van de cursisteninspraak, het diversiteitbeleid en het levenslang leren. De beleidsuitvoering leidt deze globale doelstellingen tot volgende twee operationele doelstellingen: Operationele doelstelling 1 : Via permanente screening van de arbeidsmarkt, de opleidingsmarkt voor volwassenen en de opleidingsproducten vanuit kwalificatie-oogpunt, wil de VDAB de economischindustriële activiteit in Vlaanderen toekomstgericht ondersteunen.
Dit houdt een aantal acties in: - het kennen en inspelen op functie-evoluties in het bedrijfsleven; - het kennen en inspelen op technologische/ organisatorische ontwikkelingen binnen de werkomgeving; - het kennen en inspelen op het ontstaan van nieuwe tewerkstellingsmarkten en de daarbinnen vereiste kwalificaties; - het inspelen op nieuwe methodologie en aanbiedingsvormen van opleiding;
559
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
- het kennen van en inspelen op subregionale evoluties en noden; - het samenwerken en coördineren van het eigen aanbod met andere opleidingsacties /-actoren in Vlaanderen.
Operationele doelstelling 2 : Het voeren van een beleid gericht op evenredige participatie in de beroepsopleiding en de trajectwerking van alle bevolkingsgroepen met het oog op hun integratie op de arbeidsmarkt. Via het voeren van een effectief en efficiënt beleid, gericht op de evenredige participatie van alle bevolkingsgroepen aan de arbeidsmarkt, wil de overheid bijdragen tot meer instroom- en doorgroeimogelijkheden in een baan voor personen uit bevolkingsgroepen die momenteel ondervertegenwoordigd zijn in de werkende populatie. Er wordt gestreefd naar een vertegenwoordiging van deze bevolkingsgroepen in de werkzoekendenpopulatie die evenredig is met haar aandeel in de totale bevolking. Dit principe wil de overheid reeds bij de toeleiding naar de arbeidsmarkt hanteren of m.a.w. ook in de toeleiding naar de arbeidsmarkt dienen alle kansengroepen reeds in evenredige mate vertegenwoordigd te zijn. De objectieven terzake worden sinds 2002 jaarlijks gemeten op basis van een in 2001 op punt gesteld systeem.
VDAB neemt initiatieven met betrekking tot opleiding in functie van: - het verhogen van de kansen op tewerkstelling voor werkzoekenden, met speciale aandacht voor groepen met integratieproblemen op de arbeidsmarkt; - het ondersteunen van het carrièrepad van individuele werknemers, met speciale aandacht voor de positie van risicowerknemers; - het ondersteunen van sectoren en bedrijven die via het werken aan de kwalificaties van hun werknemers een stabiele economische toekomst willen opbouwen.
C. Prestaties en parameters De engagementen van de VDAB m.b.t. de beroepsopleiding worden opgevolgd aan de hand van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren. Deze schakelen zich uiteraard in bij de indicatoren voorzien bij de opvolging van de actie, bij het programma Werkgelegenheid. De kwantitatieve opvolging bij de beroepsopleiding richt zich in hoofdzaak op een objectief bij de modules beroepsspecifieke opleiding, persoonsgerichte vorming en opleiding en begeleiding op de werkvloer. Bij deze objectieven wordt gestreefd naar een proportionele samenstelling van de kwetsbare kansengroepen. De kwalitatieve opvolging gebeurt op basis van een kwaliteitsparameter gebaseerd op tevredenheidscijfers bij een representatief staal van klanten in de hierboven aangehaalde modules en op interne metingen o.m. naar wachttijden voor beroepsopleiding en interne communicatie over de resultaten.
Hoofdstuk 2: Toelichting per basisallocatie BA. 41.01: Dotatie aan de VDAB tot dekking van zijn werkingskosten (beroepsopleiding)
NGK
Krediet 87.994
2001 Uitvoering % 100
Krediet 84.682
2002 Uitvoering % 100
2003 Krediet 88.305
2004 Krediet 90.500
De verhoging is te verklaren door de indexen en de toepassing van de CAO voor de ambtenaren (vakantiegeld).
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
560
BA. 61.01: Dotatie aan de VDAB tot dekking van zijn investeringen (beroepsopleiding)
NGK
Krediet -
2001 Uitvoering % -
Krediet 7.800
2002 Uitvoering % 100
2003 Krediet 8.667
2004 Krediet 8.047
Deze basisallocatie is in 2002 ontstaan door de splitsing van de vroegere basisallocatie 41.01 in twee basisallocaties, namelijk 41.01 (werkingsdotatie) en 61.01 (investeringsdotatie). De vermindering is te wijten aan het wegvallen van een eenmalige verhoging in 2003 voor de aankoop van een verkeerssimulator.
561
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PROGRAMMA 52.2 MIDDENSTANDSVORMING DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN Krediet NGK GVK GOK
2001 Uitvoering %
0 0
Krediet 49.988 0 0
2002 Uitvoering %
2003 Krediet 55.943 0 0
2004 Krediet 54.714 0 0
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Dit programma kan opgedeeld worden in een dotatie aan het VIZO (zie deel 3) en BA 3401
BA 3401: Subsidie voor sociale promotie aan zelfstandigen en helpers uit de middenstand
NGK
Krediet 5
2001 Uitvoering % 86
Krediet 5
2002 Uitvoering % 28
2003 Krediet 5
2004 Krediet 5
Krachtens de wet van 1 juli 1963 kunnen aan zelfstandigen en helpers uit de middenstand die cursussen volgen in het kader van sociale promotie voor hetzij dagcursussen ter vervolmaking van hun intellectuele, morele en sociale vorming, hetzij voor avond- en weekendonderwijs ter verhoging van de beroepskwalificatie, vergoedingen worden uitbetaald. Wat de dagcursussen betreft, werden er de laatste jaren geen aanvragen ingediend.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
562
DEEL 3: TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN VAN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN
PROGRAMMA 52.2 VIZO (Categorie Sui generis)
Activiteiten VIZO. De esr begroting 2004 gaat uit van een constant beleid. De activiteiten 2003 kunnen geïndexeerd verder gezet worden in 2004. De initiële begroting 2004 laat dan ook toe om de decretale opdrachten van VIZO (bedrijfsbegeleiding, vormgeving en vorming) in 2004 op eenzelfde niveau verder te zetten als in 2003. Het nieuw initiatief 2004 bonusregeling SYNTRA ter zijde gelaten, stijgen de ingeschreven bedragen op de esr codes met de in de begrotingsinstructies voorziene indexatieparameters. De strategische objectieven van het VIZO-netwerk zijn, bondig samengevat, de realisatie van meer verantwoord ondernemerschap via partnerschap, marketing en communicatie en de realisatie van beter verantwoord ondernemerschap via een kenniscentrum van het ondernemerschap en een vernieuwing van de producten leertijd, gecertificeerde ondernemersacties, bedrijfsversterkende acties, bedrijfsadvies en vormgeving. Om deze doelstellingen te halen zijn de reorganisatie en dynamisering van het VIZO en de schaalvergroting en professionalisering van de centra de kritische succesfactoren. Het is duidelijk dat bij de operationalisering van de strategische objectieven en bij de implementatie van de kritische succesfactoren terdege rekening wordt gehouden met de contouren van het Beter Bestuurlijk Beleid, zoals deze zich aandienen. Tot slot dient opgemerkt te worden dat budgettaire (structurele) herschikkingen in het kader van de hervormingen “Beter Bestuurlijk Beleid” in het voorliggend ontwerp buiten beschouwing werden gelaten. Dotatiekrediet 2004. Het dotatiekrediet 2003 bedraagt 55.938 duizend euro. Van dit dotatiekrediet werd vooreerst 2.500 duizend euro afgetrokken ingevolge de éénmalige rechtzetting in 2003 met betrekking tot de afroming van het kassaldo. Aldus werd het overgedragen tekort van vorige boekjaren (esr code 03.21) ten belope van 2.500 duizend euro weggewerkt. Het basisbedrag voor de indexatie 2004 is dan ook 53.438 duizend euro. Het totaal van de index 2004 werd berekend op 751 duizend euro en het nieuw initiatief 2004 in verband met de financiering bonusregeling SYNTRA op 520 duizend euro, zodat het dotatiekrediet 2004 op 54.709 duizend euro werd vastgelegd. Nieuw initiatief 2004 bonusregeling SYNTRA. De basis van dit nieuw initiatief ligt in het besluit van de Vlaamse regering van 14 december 2001 betreffende de erkenning en subsidiëring van de SYNTRA (voorheen : centra voor vorming van zelfstandigen en kleine en middelgrote ondernemingen) , bedoeld bij het decreet van 23 januari 1991 betreffende de vorming en de begeleiding van zelfstandigen en de kleine en middelgrote ondernemingen. In het bijzonder handelt hoofdstuk IV – subsidiëring van een centrum – Afdeling 4 over evaluatie en bonus. De kredietbehoefte voor de bonusregeling wordt voor de SYNTRA bepaald op 5% van hun globaal werkingsbudget. Dit bedrag wordt echter verdeeld over een periode van 3 jaar. Dit budgettair surplus in de vorm van een bonus moet de SYNTRA toelaten om het opgestarte kwaliteitsprogramma PROZA volledig te implementeren en vooral verder te professionaliseren op voorwaarde dat de resultaten die worden behaald door elk SYNTRA op de externe metingen (naam- en productbekendheid, marktaandeel, klantentevredenheid en effectiviteit) evenals op de meting kwaliteitszorg, voortreffelijk zijn én/of de gemaakte progressie uitermate significant is. Het investeren in een bonus is een goede oplossing voor de Vlaamse overheid omdat enerzijds de overheid via de uitbouw van evaluatie en metingen een continu
563
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
instrumentarium in handen krijgt waarop via verfijnd gekozen parameters de resultaten van de SYNTRA worden uitgetekend en gepubliceerd en anderzijds de bonus slechts wordt toegekend voor deze resultaten met een belangrijke maatschappelijke waarde zoals de activiteitsgraad van (ex) cursisten leertijd, het % cursisten dat ondernemer wordt, het in dienst nemen van personeel, de kennisoverdracht, de klantentevredenheid, de efficiënte en doelmatige organisatie van SYNTRA. Het krediet voor de bonusregeling SYNTRA ten belope van 520 duizend euro werd (bovenop de toepassing van de wettelijke indexeringen van lonen en tarieven) toegevoegd aan esr code 44.30.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
564
PROGRAMMA 52.4 WERKGELEGENHEID INLEIDING Weerslag op de Werkgelegenheidsbegroting 2004 van het Werkgelegenheidsakkoord 2003-2004 van 21 maart 2003 Op 21 maart 2003 hechtte de Vlaamse regering haar goedkeuring aan het binnen VESOC voorgestelde werkgelegenheidsakkoord tussen de Vlaamse regering en de sociale partners. Dit akkoord heeft budgettaire gevolgen voor de Werkgelegenheidsbevoegdheid: extra middelen worden in 2004 ingezet zowel ter versterking van bestaande maatregelen als voor geheroriënteerde en nieuwe maatregelen. Zoals dit reeds het geval was bij de begrotingscontrole 2003 worden deze "bijkomende middelen van het Werkgelegenheidsakkoord" in 2004 eveneens provisioneel ingeschreven onder programma 24.60, basisallocatie 00.18 ‘provisie maatregelen werkgelegenheidsakkoord’ voor een bedrag van 25 miljoen euro. In de loop van het begrotingsjaar 2004 worden deze middelen via een herverdelingsbesluit van de Vlaamse regering ingeschreven op de programma’s 52.10 Beroepsopleiding en 52.40 Arbeidsbemiddeling naargelang de aanwending. Deze middelen zijn dus (nog) niet vervat in de nu decretaal voorziene bedragen voor beide programma’s. De toewijzing en benutting van deze bijkomende middelen worden hieronder geduid : - opleidings- en begeleidingscheques voor werknemers: deze nieuwe maatregel (gestart 01.09.2003) kende al onmiddellijk succes: 10.660.000 euro (BA 41.01 PR 52.10) - sectorconvenanten: 750.000 euro voor de uitbreiding van het systeem van sectorale convenants tot een 30tal sectoren (BA 32.04 PR 52.40)
-
een bedrag van 9.780.000 euro wordt ingezet voor de volgende werkgelegenheidsmaatregelen:
1. trajectbegeleiding: 2.000.000 euro de uitbreiding met 40 trajectbegeleiders voor de realisatie van 2000 extra trajecten (BA 41.01 PR 52.40) 2. jobcoaching: 1.490.000 euro voor 30-tal jobcoaches die circa 1.500 begeleidingen op de werkvloer zullen realiseren (BA 41.01 PR 52.40) 3. taalverwerving via nieuw model van inwerkingstraject : 3.360.000 euro extra hiervoor bovenop het bedrag van 5.888.000 euro dat reeds voorzien is (BA 41.08 PR 52.40) 4. diversiteitplannen: 1.500.000 euro voor uitvoering diversiteitprojecten in een 150 tal (overheids)bedrijven en non-profit organisaties brengt het totaal hiervan op 300 plannen (BA 01.07 PR 52.40) 5. inschakelingspremies arbeidsgehandicapten: 1.430.000 euro laat een uitbreiding toe met 1.500 trajecten voor toeleiding van deze kansengroep (BA 01.07 PR 52.40) - substantiële versterking van het impulsprogramma kinderopvang door: 1. financiering van 140 bijkomende begeleidsters voor buitenschoolse kinderopvang (creëert meer opvang voor circa 1.400 kinderen): 1.930.000 euro (41.02 PR 52.40) 2. harmonisering van Weer-werk-gesco’s: het betreft hier uitsluitend tewerkgestelde gesco’s in kinderopvang die billijker verloond worden: 710.000 euro (BA 41.02 PR 52.40).
565
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
DEEL 1 : EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN 2001 NGK GVK GOK VRK MACH
2002
Krediet 547.798 18.611 6.009
Uitvoer. % 97,5 97,5 19,7
Krediet 547.757 5.518 7.369
Uitvoer. % 98,0 94,2 75,5
1.239
7,6
20.426
94,1
2003 Krediet 538.899 5.468 11.815 n.v.t. 16.299
2004 Krediet 548.006 5.186 7.946 n.v.t. 17.436
Naast de werkingsmiddelen voor de VDAB (arbeidsbemiddeling) en het budget voor het uitkeren van Vlaamse aanmoedigingspremies in het kader van opleidingskrediet, zorgkrediet en loopbaanvermindering, subsidies voor opleiding en loopbaanbegeleiding in bedrijven, maken de werkgelegenheidsprogramma’s nog steeds de grootste rubriek uit van dit programma. Aanzienlijke budgetten (o.a. onder vorm van GVK’s) worden echter ook uitgetrokken voor VESOC actieplannen ter bevordering van evenredige arbeidsmarktparticipatie van kansengroepen (allochtonen, arbeidsgehandicapten, ex-gedetineerden, ouderen) en dit onder de algemene noemer ‘diverstiteitsbeleid’. Het herplaatsingsfonds (cf. outplacementbegeleiding van werknemers van gefailleerde bedrijven) wordt reeds sinds 2001 gefinancierd via machtiging en bijhorende dotatie. Sinds de begrotingscontrole 2002 werd de Vlaamse cofinanciering van Hefboomprojecten (innovatieve opleiding in bedrijven) en voor genderacties via machtiging en dotaties aan het nu autonoom optredend ESF-agentschap overgedragen. Het systeem van de dienstencheques werd sinds medio 2003 operationeel en kent succes: de Vlaamse overheid (naast federale inbreng en deze van de eindgebruiker) subsidieert mee deze ‘gewitte’ tewerkstelling die tegemoetkomt aan reële maatschappelijke behoeften en weinig geschoolden kans geeft op een volwaardige job. Een ander aspect van de dienstwerkgelegenheid, m.n. de sociale economie wint ook aan belang. De lokale werkwinkels zullen in 2004 over heel Vlaanderen verspreid zijn, zodat de huidige werking van de plaatselijke kantoren van de VDAB grotendeels kan worden opgeheven. Voor de totaliteit van de werkgelegenheidsprogramma’s is binnen de begroting 2004 een krediet voorzien van 377.943.000 EUR verspreid over de basisallocaties 41.02, 41.05, 41.06, 41.07, 41.09 en 43.01. Het krediet 2004 onder pr. 52.40 realiseert omgerekend naar voltijdse eenheden een tewerkstelling van: WERKGELEGENHEIDSPROGRAMMA GESCO’s DAC WERKERVARING MEERWAARDENECONOMIE
KREDIET IN DUIZEND EUR
VIA-AKKOORD VOOR SWP GESCO’s CONTINGENTOVEREENKOMSTEN TOTAAL
1.476
120
221.538 377.036
21.156 32.645
63.800 18.851 24.380 46.991
AANTAL WERKNEMERS IN VOLTIJDSE EENHEDEN 4.760 786 2.325 3.498
In 2003 realiseerde men vanuit pr. 52.40 nog een tewerkstelling van 34.033 voltijdse eenheden voor een budget van 380.341.000 euro. De vermindering is voornamelijk het gevolg van de verdere regularisatie van DAC-projecten, o.m. in de sector "toerisme".
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
566
DEEL 2 : INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. Omschrijving van de strategische doelstellingen De minister van Werkgelegenheid legde in 1999 de strategische doelstellingen voor het werkgelegenheidsbeleid 2000 - 2004 vast in zijn beleidsnota. Deze doelstellingen blijven onverminderd geldig. Strategische doelstelling 1: ‘Het verhogen van de werkzaamheidsgraad van 61,5% in 1997 naar 66,5%1 tegen 2004’. Het verhogen van de werkzaamheidsgraad werd door de Vlaamse minister voor Werkgelegenheid en Toerisme in zijn beleidsnota 2000-2004 naar voor geschoven als de centrale indicator voor het Vlaamse werkgelegenheidsbeleid. De doelstelling hangt nauw samen met het door de huidige regering voorgestane maatschappijmodel. De notie ‘actieve welvaartsstaat’, die daarbij centraal staat, stelt de participatie en de individuele ontplooiing van de burger voorop. Het beleid van de overheid is dan ook gericht op het realiseren van een recht op duurzame werkgelegenheid voor iedereen, waarbij de burger alle kansen krijgt om via arbeidsdeelname verantwoordelijkheid op te nemen voor de eigen ontplooiing.
Strategische doelstelling 2: ‘Het verhogen van de participatie van bevolkingsgroepen die ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt’. Een beleid dat duurzame werkgelegenheid als een recht voor iedereen beschouwt, is noodzakelijk ook een inclusief beleid, dat bijzondere aandacht besteedt aan groepen die op de huidige arbeidsmarkt nog ondervertegenwoordigd zijn. Deze aanpak wordt beleidsmatig vertaald in het principe van de evenredige arbeidsdeelname, waarbij de verschillende groepen in de samenleving op dezelfde wijze op de arbeidsmarkt vertegenwoordigd zijn als in de bevolking. Ook de personeelssamenstelling van ondernemingen is bij voorkeur een weerspiegeling van de bevolking.
Strategische doelstelling 3: ‘Het verbeteren van de kwaliteit van de arbeid’. Het recht op duurzame werkgelegenheid dat in het Vlaamse beleid centraal staat, wordt ook kwalitatief ingevuld. Het gaat er dus niet alleen om zoveel mogelijk mensen aan het werk te krijgen, maar ook de kwaliteit van de jobs te verbeteren. Volwaardige en aantrekkelijke jobs zijn niet alleen een voorwaarde voor een hogere arbeidsdeelname, de maatschappelijke kost van een lage kwaliteit van arbeid is bovendien erg groot. De kwaliteit en aantrekkelijkheid van werk en arbeid heeft zowel betrekking op werkomgeving en bedrijfsvoering als op de individuele jobinhoud en de wijze waarop deze overeenstemt met de vaardigheden en competenties van de werknemer. Elementen als jobzekerheid, opleiding, loopbaanperspectieven, mobiliteit en kinderopvang zijn dan ook kernbegrippen voor het verhogen van de kwaliteit van de arbeid.
1
Wegens een tijdreeksbreuk bij de brongegevens (Enquête naar de arbeidskrachten, NIS) werden de werkzaamheidsgraden herzien t.a.v. de oorspronkelijk gehanteerde cijfers in de beleidsnota 2000-2004 van de Vlaamse minister van Werkgelegenheid en Toerisme. In termen van het aantal bijkomende jobs blijft de doelstelling onverminderd gelden: 150.000 bijkomende jobs tegen 2004. Een extrapolatie van dit groeipad brengt de werkzaamheidsgraad op meer dan 70% in 2010. Met dit laatste cijfer bereikt Vlaanderen de in de Europese richtsnoeren vooropgestelde doelstelling van 70% in 2010.
567
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Strategische doelstelling 4: ‘Meer individuele en maatschappelijke ontplooiing voor iedereen'. Onze samenleving wordt gekenmerkt door voortdurende en ingrijpende veranderingen op allerlei domeinen. Sociale vooruitgang kan slechts dan verwezenlijkt worden als de samenleving (en de mensen en organisaties erin) een “lerende samenleving” wordt. Elkeen moet daarom, ongeacht zijn of haar leeftijd, de kansen krijgen om door vorming ‘bij te blijven’. De overheid wil vanuit die overtuiging bijdragen tot het stimuleren van de individuele ontplooiing in de meest ruime betekenis, door levenslang en levensbreed leren vorm te stimuleren. Het recht op individuele en maatschappelijke ontplooiing gaat uit van de noden en talenten van elk individu. Het doel is o.m.: (het stimuleren van) het participatief handelen van eenieder “als burger” aan het maatschappelijke gebeuren (verenigingsleven, cultureel leven,…); de eigen persoonlijke en artistieke /creatieve ontplooiing; het “mee” zijn met maatschappelijke evoluties; het verhogen van de weerbaarheid van elk individu zodat het kan opkomen voor zijn /haar rechten in de samenleving en aldus een impact kan hebben op de maatschappelijke evoluties; de aanpassing van het individu aan de technologische veranderingen. Hoewel “levenslang en levensbreed leren” per definitie een individuele uitdaging is, hebben overheid, bedrijven, organisaties en verenigingen de opdracht om de bevolking, hun werknemers of hun leden te stimuleren om deze uitdaging aan te gaan. Deze doelstelling verduurzaamt de werkgelegenheid maar draagt in zich nog een grotere ambitie. Via een actieve participatie van de mondig geworden burger aan het maatschappelijk leven wordt mee de basis gelegd voor de toekomstige sociale vooruitgang van alle inwoners van Vlaanderen. Het is daarom een uitdaging voor de hele Vlaamse regering die eigenlijk geldt voor alle beleidsdomeinen: het is een horizontale doelstelling.
B. Omschrijving van de operationele doelstellingen Operationele doelstelling 1.1 : ‘Het verhogen van de werkzaamheidsgraad tot 66,5%2 in 2004’. De eerste strategische doelstelling is meteen ook een operationele doelstelling, aangezien zij kwantitatief is uitgedrukt. Dit objectief impliceert een jaarlijkse toename van het aantal werkende Vlamingen met ongeveer 30.000. Een extrapolatie naar het jaar 2010 resulteert in een werkzaamheidsgraad van 69,5%. Daarmee benadert Vlaanderen de Europese doelstelling van 70% in 2010, een engagement dat door de Vlaamse regering en sociale partners werd onderschreven in het Pact van Vilvoorde. In 2001 zorgde een wereldwijde economische groeivertraging voor een kentering in de jobcreatie. Het vooropgestelde jaarlijkse groeicijfer, dat de voorgaande jaren in Vlaanderen vlot gehaald werd, werd daardoor voor 2001 niet bereikt. In 2002 nam het aantal inwoners met een job in 2002 opnieuw licht toe (+9.000 werkenden, tegen -2.700 in 2001), maar de toename is veel kleiner dan in de jaren 1999-2000. De evolutie van het aantal jobs moet in verhouding gezien worden met het aantal Vlamingen op beroepsactieve leeftijd. De Vlaamse werkzaamheidsgraad, die we op die manier bekomen, bedroeg in 2002 63,5%, wat een stabilisatie betekent ten opzichte van 2000 en 2001. Na de groei aan het einde van de jaren ’90 is de werkzaamheidsgraad dus niet meer toegenomen, waardoor het bereiken van de doelstelling van 66,5% in 2004 steeds moeilijker wordt. Het bereiken van dit streefcijfer veronderstelt immers een jaarlijkse stijging van de werkzaamheidsgraad met 1,5 procentpunten (ppt.) in 2003 en 2004. Voor 2003 verwachten het Instituut voor de Nationale Rekeningen (INR) en het Federaal Planbureau opnieuw een lichte daling van de werkgelegenheid (voor België bedraagt de prognose -5.000 jobs). Pas in 2004 zou het aantal werkende inwoners en de werkgelegenheidsgraad opnieuw toenemen (+16.500
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
568
werkenden in België). Zoals uit tabel 1 blijkt, zal het realiseren van het vooropgestelde groeipad een grotere toename van het aantal jobs vereisen, wat een krachtige economische heropleving veronderstelt. Tabel 1 : Evolutie van de werkzaamheidsgraad (Vlaams Gewest, 1997-2002) Wijzing t.o.v. het voorgaande jaar (aantal werkenden) 1997 1998 1999 2000 2001 2002 2004 2010
Werkzaamheidsgraad (bevolking 15-64 jaar) 61,5% 61,7% 62,6% 63,5%* 63,4% 63,5%
+8.400 +36.500 +53.000 -2.700 +9.000 Doelstelling Jaarlijks gemiddeld +30.000
66,5% 70,0%
Bron: NIS EAK, bewerking Steunpunt WAV (Jaarboek 2001, 2002 en 2003), Administratie Werkgelegenheid
* Als gevolg van een methodologische wijziging in de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) van het NIS (o.m. voltijdse loopbaanonderbrekers van meer dan 3 maand worden niet langer als werkend beschouwd), is ook de werkzaamheidsgraad voor 2000 herraamd door het Steunpunt WAV (63,5% i.p.v. 63,9%), waardoor de evolutie 2000-2001 meer betrouwbaar kan worden ingeschat. De indicator voor 1999 en vroeger werd niet aangepast, waardoor een tijdreeksbreuk ontstaat tussen 1999 en 2000.
Operationele doelstelling 2.1 : Het verlagen van de werkloosheidsgraad van kansengroepen Het realiseren van de tweede strategische doelstelling –het verhogen van de participatie van bevolkingsgroepen die ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt– veronderstelt een afname van de werkloosheidsgraad van deze groepen. De globale Vlaamse werkloosheidsgraad steeg in 2002 voor het eerst sinds 1994. De toename bedraagt 0,6 ppt. op jaarbasis, wat de globale werkloosheidsgraad op 7% brengt. Op basis van de gegevens met betrekking tot de eerste helft van het jaar kan verwacht worden dat de werkloosheidsgraad voor 2003 verder zal toenemen tot ongeveer 8%. De evolutie van de werkloosheidsgraad loopt evenwel niet voor alle bevolkingsgroepen gelijk. Zo nam de werkloosheid bij de allochtonen tussen 2001 en 2002 af, terwijl de gemiddelde werkloosheidsgraad licht toenam. De arbeidsmarktpositie van allochtonen blijft niettemin problematisch: de werkloosheidsgraad ligt voor deze groep als gevolg van de bestaande rechtstreekse en onrechtstreekse discriminaties op de arbeidsmarkt en de gebrekkige kwalificaties van vele allochtonen nog steeds meer dan vijf maal zo hoog als gemiddeld. Tabel 2: De werkloosheidsgraad van kansengroepen, Vlaams Gewest, 1998 - 2002 1998 %
1999 %
2000 %
2001 %
2002 %
2001-2002 ppt.
Jongeren, 15-24 jarigen
18,1
16,7
14,5
15,0
17,0
+2,0
Ouderen, 50-64 jarigen
3,8
3,5
3,1
3,0
3,3
+0,3
Vrouwen
11,3
9,8
8,6
8,2
8,6
+0,4
Laaggeschoolden
14,9
13,3
12,3
12,7
13,5
+0,8
-
-
-
39,4
36,2
-3,2
8,1
7,2
6,4
6,4
7,0
+0,6
Allochtonen Totaal 15-64 jarigen
Bron: VDAB, NIS EAK, (Bewerking Steunpunt WAV, Jaarboek 2003)
569
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Operationele doelstelling 2.2 : ‘Het verhogen van de werkzaamheidsgraad van kansengroepen Het verhogen van de werkzaamheidsgraad is zoals gezegd de kerndoelstelling van het Vlaamse beleid. Deze aanpak heeft als voordeel dat niet alleen transities van uitkeringsafhankelijkheid naar een job opgevolgd worden, maar ook transities van inactiviteit (zonder uitkering) naar activiteit. Bij de opvolging gaat bijzondere aandacht naar de werkzaamheidsgraad van de kansengroepen. Onder operationele doelstelling 1.1. gaven we al aan dat de globale werkzaamheidsgraad in de periode 20002002 stabiliseerde rond 63,5%. Zoals uit tabel 3 blijkt, steeg de werkzaamheidsgraad van de verschillende kansengroepen tussen 2001 en 2002 licht, met uitzondering van de werkzaamheidsgraad bij de jongeren (-0,1 ppt.). De werkzaamheidsgraad van laaggeschoolden is lichtjes gestegen en bedraagt 45,1%. De verontrustende daling tussen 2000 en 2001 (-0,9 ppt.) wordt daarmee deels tenietgedaan. De kloof met de globale werkzaamheidsgraad blijft niettemin aanzienlijk: per 100 laaggeschoolden op actieve leeftijd zijn er anno 2002 ongeveer 45 aan het werk, tegenover een gemiddelde van meer dan 63 werkenden per 100 Vlamingen op actieve leeftijd. Hetzelfde geldt voor arbeidsdeelname van ouderen (50-64 jaar), die licht stijgt (+0,4 ppt.) maar erg laag blijft, zeker in vergelijking met het EU-gemiddelde (40,6% vs. 51,7%). Binnen de groep 50- tot 64-jarigen is vooral de oudste subgroep (ouder dan 55) in Vlaanderen zeer weinig actief (25,6%). De lage werkzaamheidsgraad bij de ouderen wordt door de Europese Commissie traditioneel als één van de belangrijkste pijnpunten van de Belgische en Vlaamse arbeidsmarkt aangemerkt. Dankzij een extra module bij de Enquête naar arbeidskrachten van het NIS beschikken we voor 2002 ook over een werkzaamheidsgraad voor arbeidsgehandicapten. Deze bedraagt 45,7%, wat betekent dat de werkzaamheidskloof voor personen met een handicap of een langdurig gezondheidsprobleem (t.o.v. de globale werkzaamheidsgraad) 17,8 ppt. bedraagt. De werkzaamheidsgraad van de allochtonen (hier gedefinieerd als niet EU-burgers) bedroeg 37,5% in 2002, een opmerkelijke stijging met 3,5 ppt. ten opzichte van 2001. De positieve evolutie is ongeveer even groot voor mannen als voor vrouwen. De kloof met de werkzaamheidsgraad van Belgen en EU-bevolking vertoont dus een gunstige evolutie maar blijft groot: 26 ppt. in 2002, tegenover 31,6 ppt. in 2001. Tabel 3: Werkzaamheidsgraad van de kansengroepen in Vlaanderen, 1999-2002
15-24 jarigen Laaggeschoolden Vrouwen 50-64 jarigen Arbeidsgehandicapten Allochtonen (niet EU-bevolking) Totaal (15-64 jarigen)
1999 %
2000 %
2001 %
2002 %
2001-2002 ppt.
32,9 45,0 52,9 38,0 62,1
33,7 45,7 54,0 39,9 63,5
34,5 44,8 54,5 40,1 34,0 63,4
34,4 45,1 55,2 40,6 45,7 37,5 63,5
-0,1 +0,3 +0,6 +0,4 +3,5 +0,1
Bron: NIS EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WAV, Jaarboek 2003)
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
570
Operationele doelstelling 3.1 : Een lager aandeel onvrijwillige deeltijdarbeid Het verhogen van de kwaliteit van de arbeid is een van de vier strategische doelstellingen van het werkgelegenheidsbeleid voor de periode 2000-2004. Over deze doelstelling ontbreekt vooralsnog een adequate indicator, in de toekomst zou de operationalisering van de ‘werkbaarheidsgraad’ hierop een antwoord kunnen bieden3. Een partiële kwaliteitsindicator die wel beschikbaar is, is de mate waarin werknemers onvrijwillig deeltijds werken. Dit aandeel daalde in de periode 1999-2002 van 17,3% tot 11,3%, een positieve trend die het Vlaamse beleid de komende jaren nog wil versterken. Deeltijdarbeid –en dus ook onvrijwillige deeltijdarbeid– blijft intussen vooral een vrouwenzaak (in 2002 werkte 40,7% van de vrouwen deeltijds tegenover 5% van de mannen). Tabel 4: Onvrijwillige deeltijdarbeid (percentage van het totaal aantal deeltijdse arbeidskrachten) volgens regio en geslacht, 1999-2002
Vlaams Gewest
België
EU
mannen vrouwen totaal mannen vrouwen totaal mannen vrouwen totaal
1999 % 18,3 17,3 17,4 33,9 23,1 24,6 24,4 15,0 16,8
2000 % 21,6 15,5 16,3 34,0 21,5 23,4 22,7 14,1 15,8
2001 % 16,8 13,9 14,2 30,0 20,1 21,5 19,9 13,4 14,7
2002 % 13,8 11,3 11,6 27,6 17,4 19,0 18,8 12,7 14,0
Bron: NIS EAK, Eurostat LFS (Bewerking Steunpunt WAV, Jaarboek 2003)
Operationele doelstelling 4.1 : Een hogere deelname aan permanente vorming Na een lichte maar gestage stijging tussen 1999 en 2001 (+0,8 ppt.) daalde de deelnamekans aan permanente vorming tussen 2001 en 2002 fors naar 6,7% (-0,7 ppt.). Het herstellen van de positieve trend met het oog op een verhoging van de opleidingsparticipatie tot 10% tegen 2010 vormt dan ook een belangrijke beleidsuitdaging voor de komende jaren.
Tabel 5 : Participatie aan permanente vorming (in % van de bevolking 25-64 jaar) %
1999
2000
Vlaams Gewest 6,6 6,9 België 6,1 6,2 EU 8,1 8,3 Bron: Eurostat, NIS EAK (Bewerking Steunpunt WAV, Jaarboek 2003)
3
2001
2002
7,4 6,4 8,3
6,7 6,0 -
Doelstelling 2010 10,0
In het Pact van Vilvoorde is de substantiële verhoging van de ‘werkbaarheidsgraad’ in Vlaanderen expliciet als doelstelling voor 2010 opgenomen. In 2003 gaan de Vlaamse sociale partners concreet van start met een nulmeting van deze ‘werkbaarheidsgraad’, via een schriftelijke vragenlijst bij een steekproef van 20.000 werknemers. Een herhalingsmeting van dezelfde omvang is voorzien in 2006 en 2009. In deze enquête komen de diverse dimensies van de kwaliteit van de arbeid aan bod, met bijzondere aandacht voor de ‘intrinsieke’ kwaliteit van de arbeid (jobgerelateerde stressrisico’s). Deze nulmeting zal toelaten om in 2004 concrete benchmarks te bepalen voor de bevordering van de ‘werkbaarheidsgraad’ in Vlaanderen.
571
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
C. Omschrijving van de instrumenten
Verhoogde werknemerstevredenheid (cf. Op. Dlst. 3.1) via het verbeteren van de rechtspositie van de werknemers uit de werkgelegenheidsprogramma’s door de regularisatie van hun statuut. De Vlaamse Regering startte in 2001 met de regularisatie van een aantal klassieke werkgelegenheidsprogramma’s met het oog op een verbetering van de rechtspositie en de arbeidsvoorwaarden van de betrokken werknemers. Hiertoe werd ongeveer 60% van de tewerkgestelden in het ‘Derde ArbeidsCircuit’ (functies in de welzijns- en gezondheidssector) en alle tewerkgestelden in het ‘Programma ter Bevordering naar de Werkgelegenheid’ overgeheveld naar het departement Welzijn, Volksgezondheid en Cultuur. In 2002 en 2003 werd de regularisatie verder gezet door de overheveling van een belangrijk gedeelte van de onderwijsgesco’s naar het departement Onderwijs, alsook verdere overdracht van DAC-projecten Cultuur, Jeugdbeleid en Sport, Monumentenzorg en Brussel. In 2004 komen, naast enkele individuele projecten binnen welzijn, in het kader van het DAC de sectoren Leefmilieu en Toerisme aan bod. Verminderde werkloosheid bij kansengroepen (cf. Op. Dlst. 2.1) in samenhang met verhoging van hun werkzaamheidsgraad (cf. Op. Dlst. 2.2) door het aanbieden van werkervaring en de creatie van nieuwe vormen van werkgelegenheid in het regulier arbeidscircuit De evenredige arbeidsdeelname van kansengroepen wordt in de eerste plaats gestimuleerd door in het reguliere begeleidings- en opleidingsaanbod van de VDAB te waken over de evenredige deelname van de verschillende kansengroepen. Dit gebeurt onder andere via de beheersovereenkomst van de VDAB met de Vlaamse regering. Een aantal initiatieven spelen nog specifieker in op de opleidings- en begeleidingsnoden van de kansengroepen. Zo doen werknemers in het WEP-plus-plan gedurende één jaar werkervaring op met het oog op doorstroming naar het reguliere arbeidscircuit. De nieuwe dienstenwerkgelegenheid beoogt het stimuleren van een kwaliteitsvolle dienstverlening binnen het reguliere arbeidscircuit of de sociale economie en wordt georganiseerd via de draaischijffunctie van de lokale werkwinkels. Dienstencheques en diverse instrumenten vanuit meerwaardeneconomie dienen er voor te zorgen dat persoonlijke en maatschappelijke noden worden ingevuld. De opleidings- en vormingsinspanningen van de sectoren worden beter afgestemd en gepromoot via het afsluiten van sectorconvenants, waarin ook de aandacht voor leden van de kansengroepen ingeschreven staat. Toeleiding en aanbod naar opleidings- en vormingsinitiatieven worden verbeterd via de aanstelling van sectorconsulenten. De meerwaardeneconomie beoogt het verhogen van de kwaliteit van de arbeid binnen de actieve welvaartstaat. Hierbij wordt duurzame werkgelegenheid voor kansengroepen, sociale cohesie, ecologische bewustzijn, duurzame ontwikkeling en combinatie gezin en arbeid geïntegreerd in de reguliere economie. Ondernemingen worden via zogenaamde diversiteitsplannen gestimuleerd om in hun personeelsbeleid bijzondere aandacht te besteden aan het potentieel van de kansengroepen. De sociale werkplaatsen vormen het sluitstuk om waar nodig het reguliere arbeidscircuit aan te vullen met beschermde werkgelegenheid via een maximale trajectbegeleiding van de werknemers.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
572
Het verbeteren van de kwaliteit van de arbeid en verhoogde werknemerstevredenheid (cf. Op. Dlst. 3.1) via betere afstemming tussen arbeid, gezin en vrije tijd door het aanmoedigen/faciliteren van loopbaanonderbreking en deeltijds werk en door vormingsmogelijkheden. De Vlaamse regering wil voorwaarden scheppen voor een verhoging van de kwaliteit van de arbeid. Goede arbeidsvoorwaarden zij daarbij van groot belang, in het bijzonder de toegang tot vorming en de mogelijkheid van passende arbeidstijden. Hiertoe werden 1998 de aanmoedigingspremies voor loopbaanonderbreking en deeltijdarbeid gelanceerd. Deze premies reiken de beroepsbevolking een instrument aan om arbeid te combineren met zorgtaken in de privé-sfeer en met levenslang en -breed leren. De Vlaamse aanmoedigingspremies vormen een flankerende maatregel ten opzichte van het federale tijdskrediet. Het zijn dus aanvullende premies, vandaar ook dat de uitgekeerde som per begunstigde relatief bescheiden is (max. 150 euro per maand). Als belangrijk onderdeel van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social Profit draagt het bijzondere stelsel van de aanmoedigingspremies voor de sociale sector bij tot het verhogen van de werkgelegenheid en de werkbaarheid in deze sector. De beleidseffecten die de Vlaamse regering hiermee wil bereiken zijn onder meer de volgende: - een duurzame arbeidsmarktloopbaan, met ruimte voor gecombineerde trajecten arbeid – vorming (o.a. via opleidingskrediet en het invoeren van de individuele leerrekening); - een betere afstemming tussen arbeid, gezin(szorg) en vrije tijd door toekenning van zorgkrediet; - afremmen van voortijdige en abrupte uitstap uit de arbeidsmarkt.
Hoofdstuk 2 : Toelichting per basisallocatie BA 01.01 Allerhande uitgaven in het kader van Levenslang Leren
NGK
2001 Krediet 4281
Uitvoering % 97,97
2002 Krediet Uitvoering % 4.652 99,72
2003 Krediet 5.149
2004 Krediet 4.649
Deze middelen worden aangewend voor het uitvoeren van het door de Vlaamse regering op 07 juli 2000 onderschreven horizontaal actieplan ‘Een leven lang leren in goed banen’ (LLL) en veronderstelde immers ook vanuit Werkgelegenheid een versterkte ondersteuning. In het kader van het LLL wordt hiervoor jaarlijks een aanvullende dotatie aan de VDAB toegekend en in 2003 bedroeg deze dotatie 4.499 duizend euro. De VDAB zet deze dotatie, hierin aangestuurd door het VESOC-overleg, vooral in voor enerzijds het verder ontwikkelen van acties aangaande ICT-vaardigheden, het ter beschikking stellen van toptechnologie voor kansengroepen en anderzijds het verder uitbouwen van de competentiecentra. Vanuit de administratie Werkgelegenheid worden eveneens verschillende LLL acties opgezet en voortgezet. Zo zal 2004 vooral in het teken staan van de evaluatie van pilootprojecten zoals “Investors in People”, “Bijblijfrekening” en “Leerwerkcentrum” en het werk maken van de implementatie ervan in Vlaanderen. Ten slotte zal de voortzetting moeten gewaarborgd worden van de recente actiesporen zoals erkenning verworven competenties en loopbaanbegeleiding. De vermindering van deze basisallocatie is het gevolg van een heroriëntering van de werkgelegenheidsmiddelen.
573
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
BA 33.14 Subsidie aan het ESF-agentschap voor de betaling van subsidies voor permanente vorming en opleiding BA 99.13 Vastleggingsmachtiging ESF-agentschap voor de betaling van subsidies voor permanente vorming en opleiding
GVK (BA 32.03 BG 2001) GOK (BA 33.11) NGK (BA 33.14) MACH (BA 99.13)
Krediet 11.254
2001 Uitvoering % 100 %
-
-
2002 Krediet Uitvoering % Vervangen Nvt door MACH 3.451 99,99 4.030 100,0 11.235 100,0
2003 Krediet -
2004 Krediet -
5.000 7.500 11.235
2.803 4.500 11.353
De implementatie van het geheroriënteerde Hefboomprogramma, uitgaande van het éénloket-principe, kon in 2001 van start gaan. In dat jaar werd een eerste indieningronde gelanceerd, waarbij promotoren subsidies konden aanvragen voor meerjarenprojecten die starten in 2001. De subsidieaanvragen overstegen in ruime mate het toewijsbaar budget. Het beschikbare budget voor 2001 werd voor 100% vastgelegd voor de uitvoering van 141 opleidings- en begeleidingsprojecten ten behoeve van bedrijven en hun werknemers (dit gebeurde in 2001 op een GVK BA 32.03, met een daarbij horend GOK 33.11 dat ook nog in 2004 betalingskredieten blijft bevatten voor de verdere financiering van de projecten 2001). Begin 2002 werden de selectiecriteria voor opleidingsprojecten verder bijgesteld en nog meer toegespitst op deelname van kansengroepen, ICT-vaardigheden, diversiteit, enz…, waarna een tweede indieningronde werd gelanceerd. Ook in deze ronde werden veel meer middelen gevraagd dan beschikbaar. Uiteindelijk werden 193 projecten geselecteerd. Deze projecten starten in 2002 en kunnen 24 maanden lopen. Voor de uitvoering hiervan werd het volledige beschikbare budget vastgelegd. Aangezien vanaf 2002 de uitvoering van de regelingen inzake het hefboomkrediet werd overgedragen van de Administratie Werkgelegenheid naar de VZW ESF-agentschap werden de kredieten vanaf 2002 ingeschreven onder respectievelijk een vastleggingsmachtiging (BA 99.13) en een daarbij horende subsidie aan het ESF-agentschap (BA 33.14). In het jaar 2003 werd een derde indieningronde gelanceerd op basis van dezelfde selectiecriteria als het voorgaande jaar. De middelenvraag overschreed ruimschoots het beschikbare budget. Van de 197 ingediende projecten werden op basis van de ontvankelijkheids-, de inhoudelijke- en de prioriteitscriteria uiteindelijk 104 projecten geselecteerd die al het beschikbare budget vereisen. Voor 2004 wordt verwacht dat het programma op dezelfde kruissnelheid zal worden uitgevoerd.
BA 34.01 Uitgaven in het kader van het stimuleren van de arbeidsherverdeling en de arbeidsduurvermindering
NGK
Krediet 31.691
2001 Uitvoering % 94,24
Krediet 23.122
2002 Uitvoering% 100,0
2003
2004
24.098
24.281
Het stelsel van de aanmoedigingspremies werd reeds in 1994 ingevoerd en werd sindsdien meermaals bijgestuurd en verruimd. Krachtens de besluiten van de Vlaamse regering van 6 oktober 1998 en 22 september 1998 wordt aan respectievelijk de werknemers uit de privé-sector en de personeelsleden van de Vlaamse openbare sector en het Nederlandstalig onderwijs een aanmoedigingspremie toegekend wanneer zij vrijwillig hun arbeidsduur verminderen of (volledige of gedeeltelijke) loopbaanonderbreking opnemen. Het verhogen van de kansen op de arbeidsmarkt (stijging werkzaamheidgraad) door vorming en opleiding enerzijds en het zoeken naar een beter evenwicht tussen arbeid en gezin anderzijds vormen twee belangrijke pijlers van het huidig Vlaams werkgelegenheidsbeleid. De Vlaamse regering heeft zich geëngageerd om het stelsel van Vlaamse aanmoedigingspremies hiertoe mede als hefboom te gebruiken. In overleg met de sociale partners werd dan ook besloten om, vanaf 2002, het bestaande premiestelsel voor de privé-sector te hervormen in functie van voornoemde doelstellingen. Dit nieuwe stelsel is een aanvulling op de nieuwe
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
574
federale regeling inzake tijdskrediet, loopbaanvermindering en vermindering van de arbeidsprestaties tot een halftijdse betrekking. In het besluit van de Vlaamse regering van 1 maart 2002 worden vier Vlaamse aanmoedigingspremies voorzien: voor opleiding, voor zorg, voor werknemers van ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering die hun arbeidsduur verminderen, en een aanvullende of suppletieve regeling. De aanmoedigingspremies voor landingsbanen en 1/5de-loopbaanvermindering werden overgenomen door de federale overheid (geherfederaliseerd). Het oorspronkelijk voorziene budget van 31.550.000 EUR werd daarom in 2002 verminderd naar 23.122.000 euro. Bij constant beleid en rekening houdende met het feit dat het nieuwe premiestelsel voor de privé-sector in 2004 op kruissnelheid zal zijn gekomen, wordt voor 2004 een krediet voorzien van 24.281.000 euro. Ter duiding van de ingezette middelen en het bereik van het premiestelsel volgen hieronder de kerncijfers.
Aanmoedigingspremies (privé oud stelsel + openbare sector) Jaar 2001
Periode 1e kwartaal 2e kwartaal 3e kwartaal 4e kwartaal
Bedrag (in duizend euro) Aantal begunstigden 7.206 28.045 8.459 31.452 7.416 30.700 6.187 26.653
TOTAAL
29.868
116.850
In 2001 was voor de privé-sector enkel het oude stelsel van kracht. Vanaf 2002 trad naast het oude, uitdovende stelsel voor de privé-sector ook de nieuwe regeling in werking. Voor 2003 worden de uitgaven voor de eerste drie kwartalen weergegeven.
Privé oud stelsel
Privé nieuw stelsel
Openbare sector
Totaal
2002
11.738.851,81
5.027.300,19
6.279.656,83
23.045.808,83
jan. – sept. 2003
2.495.166,48
8.502.570,90
11.352.309,57
22.350.046,95
Evolutie van het aantal aanvragen (opgesplitst naar privé- en openbare sector) Periode 2001 oud stelsel privé 2002 oud stelsel privé 2002 nieuw stelsel privé 2003 (jan-sept) nieuw stelsel privé
Privé-sector 31.509 3.240 17.193 18.084
Openbare sector 15.392 16.808 11.468
575
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
BA 34.02 Uitgaven in het kader van het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social Profitsector (VIA)
NGK
Krediet 4.933
2001 Uitvoering % 24,39
Krediet 5.722
2002 Uitvoering% 99,14
2003
2004
6.610
6.266
Door het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de Social Profitsector 2000-2005 werd het zorgkrediet, het loopbaankrediet en de landingsbanen voor de werknemers van de betrokken sector ingevoerd. In uitvoering hiervan werd het besluit van de Vlaamse regering van 8 december 2000 genomen tot instelling van de aanmoedigingspremies bij loopbaanonderbreking in geval van zorgkrediet, loopbaankrediet en landingsbanen in de social profitsector. Deze regelgeving, die van kracht was sedert 1 januari 2001, werd door het besluit van de Vlaamse regering van 3 mei 2002 gewijzigd. De doorgevoerde wijzigingen betreffen een vermindering van de premiebedragen voor de landingsbanen en het loopbaankrediet, in functie van de hogere federale uitkeringen. Tevens werden, naar analogie met deze voor de privé sector, twee nieuwe premies gecreëerd : een eerste voor het volgen van opleiding en een tweede voor werknemers van ondernemingen in moeilijkheden of in herstructurering die arbeidsduurvermindering nemen.
2001
Aantal aanvragen 1.970
Bedrag (duizend euro) 1.203
2002
3.791
5.673
Jan. – sept. 2003
3.294
5.116
In het Vlaams Intersectoraal Akkoord voor de social profitsector 2000-2005, afgesloten op 29 maart 2000, werd de budgettaire ruimte voor de aanmoedigingspremies bij zorgkrediet, loopbaankrediet en landingsbanen vastgelegd op jaarbasis. Het bedrag voor 2003 werd bij de budgetcontrole 2003 aangepast aan de reële benutting 2002 zonder het in het akkoord overeengekomen groeipad voor de betrokken periode op te geven. Bij de begrotingscontrole 2004 zullen deze kredieten opnieuw worden aangepast aan de reële benutting 2003. BA 41.01 Dotatie aan de VDAB voor werkingskosten arbeidsbemiddeling
NGK
Krediet 54.628
2001 Uitvoering % 100
Krediet 52.773
2002 Uitvoering % 100
2003 Krediet 55.107
2004 Krediet 53.915
Sinds 1994 beschikt de VDAB over een beheersovereenkomst afgesloten door de Vlaamse regering. In 2001 werd een nieuwe beheersovereenkomst 2001-2004 afgesloten aansluitend op de vorige die inging op 01.01.1999. Deze beheersovereenkomst past de opdracht van de VDAB aan in het kader van de door de Vlaamse regering goedgekeurde beleidsnota Werkgelegenheid 2000-2004. Meer bepaald vervult de VDAB een rol in het verhogen van de Vlaamse werkzaamheidsgraad tot 66,5 % in 2004 en tot 70% in 2010, het verhogen van de participatie van de bevolkingsgroepen die ondervertegenwoordigd zijn op de arbeidsmarkt en het streven naar meer individuele en maatschappelijke ontplooiing voor iedereen.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
576
Daartoe zal zij: - bijdragen tot een verbetering van de afstemming van de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt; - in haar acties aandacht schenken aan de evenredige arbeidsmarktparticipatie van alle bevolkingsgroepen; - de nodige maatregelen treffen teneinde elke vorm van rechtstreekse of onrechtstreekse discriminatie op de arbeidsmarkt tegen te gaan; - permanente vorming voor werkzoekenden en werknemers organiseren en stimuleren; - haar instrumentarium transparanter, efficiënter en effectiever maken. Hierin kaderen initiatieven van de VDAB met het oog op het optimaliseren van het toeleidingsproces, het verstrekken van vraaggerichte opleidingen, een snellere en betere invulling van vacatures, het verbeteren van de trajectbegeleiding, het bewerkstelligen van meer coördinatie tussen de verschillende acties en actoren, het transparanter maken van het arbeidsmarktgerichte opleidings- en vormingsaanbod, het stimuleren van het volgen van opleiding en vorming, het inzetten van performante actoren, het maken van duidelijke afspraken over de rolverdeling van actoren (regiefunctie), de organisatie van de cursisteninspraak, het sensibiliseren van ondernemingen in het kader van het arbeidsmarktbewust personeelsbeleid, het diversiteitbeleid en het levenslang leren. Deze verbintenissen vertalen zich in onderstaande concrete engagementen die gekwantificeerd worden in het meerjarenondernemingsplan dat deel uitmaakt van de beheersovereenkomst en ieder jaar geactualiseerd en goedgekeurd wordt door de Vlaamse regering.
1. Universele dienstverlening In het kader van een algemene verbetering van de afstemming van de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt verbindt de VDAB zich tot het verlenen van een vrij toegankelijke, gratis en kwaliteitsvolle universele dienstverlening aan elke werkzoekende en werkgever die zich aanmeldt bij de VDAB. Hierbij gaat bijzondere aandacht naar kansengroepen en KMO’s. De VDAB zal in dit kader meer bepaald werken met een nieuw model van universele dienstverlening in alle lokale werkwinkels. Dit engagement wordt onder meer opgevolgd aan de hand van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren. De kwantitatieve opvolging gebeurt op basis van zes indicatoren. 1. contacten met bedrijven (opgesplitst in KMO/GO) 2. jobaanbod (opgesplitst in KMO/GO) 3. vervullingspercentage 4. contacten met werkzoekenden (op de door de klant verkozen wijze) 5. aantal arbeidsmarktrijpheidsdiagnoses 6. uitstroomnorm voor gestarte individuele actieplannen. De kwaliteit van de dienstverlening wordt gemeten via een kwaliteitsindicator gebaseerd op: - tevredenheidmetingen bij de klant; - interne metingen over de dienstverlening. 2. Trajectwerking voor werkzoekenden Vanuit het oogpunt van een verbetering van de afstemming van de vraag en het aanbod op de arbeidsmarkt en meer in het bijzonder met het oog op een meer evenredige arbeidsmarktparticipatie van alle bevolkingsgroepen op de arbeidsmarkt, worden werkzoekenden die een diepgaande begeleiding nodig hebben, doorverwezen naar de trajectwerking. Binnen de trajectwerking engageert de VDAB zich tot het aanbieden aan de werkzoekenden van een kwaliteitsvol traject op maat.
577
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
In het kader van het verhogen van de werkzaamheidgraad worden ook initiatieven (inschrijvings- en /of toeleidingsinitiatieven) genomen bestemd voor kansengroepen die niet meer formeel geregistreerd zijn als werkzoekende, met het oog op een inschrijving als werkzoekende. De trajectwerking zal dan ook gericht zijn op de jongeren (Europese Werkgelegenheidsrichtsnoeren - zie basisallocatie 41.04) en de volgende kansengroepen: x x x x x x x x x
langdurige werkzoekenden vrouwen (inzonderheid herintreedsters) laaggeschoolden allochtonen meerderjarige anderstalige nieuwkomers oudere werkzoekenden +50 jaar bestaansminimumtrekkers deeltijds leerplichtigen arbeidsgehandicapten.
In het kader van het inburgeringsbeleid worden door de VDAB activiteiten in de trajectwerking opgezet die de snelle integratie van meerderjarige anderstalige nieuwkomers op de arbeidsmarkt beogen. In het kader van de bestrijding van de langdurige werkloosheid worden systematisch activiteiten in de trajectwerking opgezet t.a.v. de werkzoekenden die de werkloosheidsduur van vijf jaar bereiken (verder aangeduid als “zeer langdurig werkzoekenden”). In functie van de middelen die vrijkomen binnen de globale trajectwerking kan deze instapdrempel verlaagd worden op voorstel van het Beheerscomité. De objectieven naar doelgroepen worden sinds 2002 jaarlijks gemeten op basis van een in 2001 op punt gesteld systeem. Dit engagement wordt opgevolgd aan de hand van kwantitatieve en kwalitatieve indicatoren. De kwantitatieve opvolging gebeurt op basis van drie indicatoren: 1. het aantal opgestarte begeleidingsovereenkomsten op jaarbasis (trajectenplannen en individuele actieplannen); 2. het aantal bereikte werkzoekenden per module en per kansengroep; 3. uitstroom naar tewerkstelling 6 maanden na het beëindigen van traject: deze indicator meet de effectiviteit van de trajectwerking. De kwaliteit van de dienstverlening wordt gemeten via een kwaliteitsindicator gebaseerd op: - tevredenheidmetingen bij de klant; - interne metingen over de dienstverlening. 3. Additionele basisopdrachten Met het oog op een efficiënte en effectieve inzet van instrumenten in het werkgelegenheidsbeleid worden een aantal activiteiten wegens hun relatie met het operationele werkgelegenheidsbeleid toevertrouwd aan de VDAB. Voor deze activiteiten garandeert de VDAB ook dat de dienstverlening op een economische, efficiënte, effectieve en kwaliteitsvolle wijze wordt uitgevoerd.
4. Opdrachten in het kader van het nieuwe beleid. De VDAB krijgt in het kader van het nieuwe beleid een aantal taken vanwege de Vlaamse regering toegewezen. De Vlaamse regering bepaalt het kader van deze nieuwe taken waaraan de VDAB gehouden is.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
578
De uitwerking van deze opdrachten is een ontwikkelingsproces waarvoor de VDAB zijn engagement opneemt onder de vorm van een middelverbintenis, tenzij anders bepaald. De VDAB zal daartoe een planning opstellen, waarbij ook duidelijk melding wordt gemaakt van de middelen die vereist zijn voor de realisatie van deze planning en de uitvoering van de nieuwe doelstellingen. Innovatieve acties die resulteren in productie-activiteiten kunnen verrekend worden in de objectieven. Kaderen nu reeds binnen deze opdrachten: 4.1. Lokale werkwinkels Op 25 februari 2000 keurde de Vlaamse regering het concept van de lokale werkwinkels goed. In de periode 2000-2004 worden jaarlijks 35 nieuwe lokale werkwinkels in Vlaanderen opgericht. Hiervoor wordt een jaarlijks budget van 6.098 duizend EUR voorzien voor de opstartkosten en jaarlijks een bijkomend budget van 2.727 duizend EUR voor de recurrente kosten van het jaar voordien opgestarte werkwinkels. Voor 2003 werd het opstartbudget beperkt tot 2000 EUR aangezien verwacht werd dat niet alle werkwinkels zouden opgestart zijn. Op de begroting van 2004 wordt nu opnieuw 2000 euro voorzien voor de opstart van de resterende werkwinkels.De lokale werkwinkels zullen in 2004 over heel Vlaanderen verspreid zijn, zodat de huidige werking van de PK’s grotendeels kan worden opgeheven. Dit heeft tot gevolg dat op de basisallocatie 41.01 een terugverdieneffect op de VDAB- begroting is ingeschreven wat de vermindering van het krediet t.o.v. 2003 verklaart. Binnen de werking van de lokale werkwinkels neemt de VDAB volgende verbintenissen op zich: A. Resultaatsverbintenis: -
Opzetten van de universele dienstverlening. Het integreren van de universele dienstverleningen van VDAB met het dienstenaanbod van gemeente, OCMW, ATB, deeltijds onderwijs en derden met respect voor de eigenheid van deze organisaties. De ontwikkeling van nieuwe services, zoals screeningsinstrumenten en virtueel aanbod. Het uitbouwen en het ter beschikking stellen van het cliëntvolgsysteem voor alle door de VDAB gecertifieerde actoren in de Werkwinkel. Het opleiden en het certifiëren van de niet - VDAB personeelsleden die tewerkgesteld worden in de lokale werkwinkel. Het opzetten van een systeem voor kwaliteitsbewaking van de dienstverlening in de geïntegreerde basisdienstverlening. Het garanderen van de kwaliteit van de geïntegreerde basisdienstverlening en de rapportering erover aangezien en voor zover de VDAB de eindverantwoordelijkheid kan opnemen en de andere actoren onder de coördinatie van de VDAB staan.
B. Middelverbintenis: geïntegreerde basisdienstverlening.
-
In de overgangsperiode wordt in het kader van de geïntegreerde basisdienstverlening gewerkt aan het garanderen van toeleiding naar lokale nieuwe dienstenwerkgelegenheid.
4.2. EPD3-zwaartepunt 1 en 2 De Administratie Werkgelegenheid heeft samen met de VDAB, in overeenstemming met het enig Programmeringsdocument voor ESF doelstelling 3 in Vlaanderen, voor de uitoefening van de regisseursfunctie een Agentschap opgericht, heeft het geoperationaliseerd en heeft hiervoor het nodige personeel ter beschikking gesteld. 4.3. Het actieplan levenslang leren De VDAB draagt bij tot de realisatie van het actieplan “Een leven lang leren in goede banen”, dat werd goedgekeurd door de Vlaamse regering op 7/7/2000.
579
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Hiertoe heeft de VDAB in functie van het VESOC- overleg o.m.: - acties ontwikkeld m.b.t. ICT-vaardigheden en toptechnologie voor kansengroepen; - concepten uitgewerkt en geîmplementeerd zodat de T&O-centra evolueren tot competentiecentra: bij de uitbouw van deze sectorale competentiecentra zullen de sectorale sociale partners betrokken worden. 4.4. Sectorale werking De VDAB draagt bij tot de uitvoering van de afspraken gemaakt tussen de Vlaamse regering en de sectoren en die betrekking kunnen hebben op: -
de organisatie van sectorale screeningen; de organisatie van opleidingen m.b.t. knelpuntvacatures; het stimuleringsbeleid voor oudere werknemers; de uitbouw van een sectoraal ondersteund competentiebeleid.
4.5 Nieuwe taken in functie van de regie-functie In het kader van de in het regeerakkoord voorziene regiefunctie zal de VDAB initiatieven nemen om een aantal taken terzake uit te werken. BA 41.04 Dotatie aan de Vlaamse Dienst voor Arbeidsbemiddeling en Beroepsopleiding in het kader van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren
NGK
Krediet 31.284
2001 Uitvoering % 100
Krediet 42.580
2002 Uitvoering % 100
2003 Krediet 47.833
2004 Krediet 51.117
Het betreft de middelen die via de VDAB zullen uitgegeven worden voor maatregelen die kaderen in het Vlaamse actieplan ter uitvoering van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren. Deze richtsnoeren zijn bindend voor de lidstaten. Het bedrag van de dotatie staat in verhouding tot de te nemen acties die ervoor moeten zorgen dat aan elke jongere een nieuwe start wordt geboden voordat hij zes maanden werkloos is en aan iedere volwassene werkzoekende voor hij twaalf maanden werkloos is, alsook tot de te bereiken doelstelling om 20% van de werklozen een opleiding te bieden. Deze acties kaderen niet alleen in het bindend Europees beleid maar geven ook uitvoering aan het Vlaams regeerakkoord: recht op een startbaan voor elke jongere na zes maanden werkloosheid. Het krediet omvat: x 24.649 duizend EUR voor de voortzetting van het in 1998 opgestarte beleid met betrekking tot deze Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren, de compensatie voor het federaal inschakelingsplan en voor de verderzetting van het in 2000 genomen initiatief om bijkomende IBO's te realiseren als onderdeel van het Vlaams actieplan inzake de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren. Deze middelen worden besteed in overeenkomst met de bepalingen van de beheersovereenkomst met belangrijke accenten op veralgemening van screening, oriëntatie en investeringen in knelpuntopleidingen; x 9.168 duizend EUR voor de voortzetting van het in 2000 opgestarte initiatief “startbanen”, dat aansluit bij richtsnoer 1 van de Europese werkgelegenheidsrichtsnoeren en de doelstelling van de federale overheid om de jongerenwerkloosheid terug te dringen; x 15.430 duizend EUR voor de voortzetting van de in het regeerakkoord voorziene en in 2000 opgestarte lokale werkwinkels. Het betreft de geïndexeerde recurrente kost van de opgestarte werkwinkels en antennes en de kost voor de nog in 2004 op te starten werkwinkels. Het is voornamelijk de stijging van de recurrente kost die de toename van het krediet op deze basisallocatie verklaart; x 620 duizend EUR is bedoeld om de mobiliteit van de werkzoekende te verhogen. Het Vlaamse regeerakkoord wijst immers op de werkloosheidsval ingevolge te lage mobiliteit. Ter bestrijding hiervan wordt voorzien in de aanschaf van vervoersmiddelen voor de instandhouding van een fietsen- en scooterpark; x 1.250 duizend EUR voor het voortzetting van het opleidingsbeleid social profit.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
580
Grosso modo kan deze basisallocatie gekaderd worden binnen zowel strategische doelstelling 1 als 2 en binnen de operationele doelstellingen om meer personen aan het werk te stellen door betere afstemming van vraag en aanbod op de arbeidsmarkt en de arbeidsmarktpositie te verbeteren van groepen die ondervertegenwoordigd zijn op deze arbeidsmarkt.
Basisallocaties houdende budgetten voor de werkgelegenheidsprogramma’s (41.02, 41.05, 41.06, 41.07, 41.09 en 43.01) De regularisaties van de tewerkstellingsprogramma's, die in 2001 startten met de overheveling van een groot deel van de DAC-ers en het Programma voor de Bevordering van de Werkgelegenheid, zet zich voort in 2004. Na de regularisatie van DAC-projecten uit de sectoren Cultuur, Jeugd en Sport, Monumentenzorg, Onderwijsgesco's en Ontwikkelingssamenwerking, worden met ingang van 01 januari 2004, naast enkele individuele projecten binnen Welzijn, DAC-projecten uit de domeinen Leefmilieu en Toerisme aangepakt. BA 41.02 ‘Allerhande uitgaven in het kader van gesco’s en geregulariseerde gesco’s
NGK
Krediet 75.315
2001 Uitvoering % 100
Krediet 65.694
2002 Uitvoering % 100
2003 Krediet 53.320
2004 Krediet 63.800
Deze basisallocatie voorziet in 2004 de kredieten voor de nog niet geregulariseerde gesco’s. Het schijnbare sprongeffect 2003/2004 is een gevolg van de (weder)aanwending in 2003 van 10 miljoen euro aan overgedragen saldi 2002 van alle tewerkstellingsprogramma’s, wat een aanwendingsbasis 2003 opleverde van 63.320.000 euro. Er is dus sprake van constant beleid 2004 t.a.v. 2003. Binnen de gesco’s wordt voor projecten Buitenschoolse Kinderopvang, omgerekend naar voltijdse eenheden, een bezetting geraamd van 1.160 plaatsen. BA 41.05 Allerhande uitgaven in het kader van het Derde Arbeidscircuit
NGK
Krediet 62.144
2001 Uitvoering % 100
2002 Krediet 38.822
Uitvoering % 100
2003 Krediet 26.805
2004 Krediet 18.851
Deze basisallocatie voorziet de kredieten voor de overblijvende DAC-ers. In het kader van de verdere regularisatie van de tewerkstellingsprogramma's worden met ingang van 01 januari 2004, naast bijkomende projecten uit de sector Welzijn, de DAC-projecten van de sectoren Toerisme en Leefmilieu geregulariseerd. BA 41.07 Allerhande uitgaven in het kader van de meerwaardeneconomie
NGK
Krediet 34.651
2001 Uitvoering % 76,71
Krediet 37.634
2002 Uitvoering % 70,98
2003 Krediet 40.724
2004 Krediet 46.991
Deze basisallocatie voorziet de kredieten voor de meerwaardeneconomie. Voor de dienstencheques wordt een aanvullend krediet van circa 6 miljoen euro ingeschreven teneinde de volledige jaarkost in 2004 op te vangen. Verwacht wordt ook dat de tendens die zich in 2003 manifesteerde m.b.t. de invoegbedrijven en -afdelingen, namelijk het gegeven dat ook reguliere bedrijven zich interesseren in de maatregel, zich verder zet in 2004.
581
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
BA 41.09 ‘Uitgaven in het kader van het VIA akkoord 2000-2005 voor de social-profitsector voor werknemers van de Sociale Werkplaatsen’
NGK
Krediet -
2001 Uitvoering % -
Krediet 570
2002 Uitvoering % 100
2003 Krediet 1.023
2004 Krediet 1.476
Op deze basisallocatie zijn enerzijds kredieten voorzien voor de loonharmonisatie van het omkaderingspersoneel bij de sociale werkplaatsen en anderzijds voor de financiering van de vrijstelling van de arbeidsplaatsen met behoud van loon en van de extra verlofdagen voor de oudere werknemers binnen de sociale werkplaatsen via een uitbreiding van het aantal arbeidsplaatsen voor doelgroepwerknemers. De verhoging van dit bedrag in 2004 is het gevolg van een verhoging met 75.000 euro ingevolge het voorziene groeipad van het VIA akkoord voor 2004 en de aanpassing met 363.000 euro vanuit de basisallocatie 41.07.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
582
DEEL 3: TOELICHTING BIJ DE BEGROTINGEN VAN DE DIENSTEN MET AFZONDERLIJK BEHEER EN VAN DE VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN VLAAMSE OPENBARE INSTELLINGEN x HERPLAATSINGSFONDS (CATEGORIE A) x VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOPLEIDING (VDAB) (CATEGORIE B)
583
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PR 52.4 HERPLAATSINGSFONDS
DEEL 1 : EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN Basisallocatie 99.11: Vastleggingsmachtiging Herplaatsingsfonds MACH
Krediet 2003 3.329
Wijziging (+/-) +993
Krediet 2004 4.322
Gelet op het feit dat in 2004 niet onmiddellijk een verbetering van de conjuncturele toestand wordt verwacht, wordt de vastleggingsmachtiging van het Herplaatsingsfonds voor 2004 verhoogd met 993 duizend euro, wat een totale machtiging van 4.322 duizend euro betekent.
Basisallocatie 41.03: Dotatie van het Herplaatsingsfonds NGK
Krediet 2003 3.945
Wijziging (+/-) +520
Krediet 2004 4.465
Gelet op het feit dat de uitbetaling van de tegemoetkomingen gebeuren in drie schijven (een eerste voorschot van 55%, een tweede voorschot van 30% en 15% bij oplevering van alle bewijsstukken), blijven de gevolgen van enkele dossiers van de vorige jaren ook voelbaar in 2004. Aldus wordt de dotatie van het Herplaatsingsfonds 2004 (in feite de betalingskredieten van de machtiging) met 520 duizend euro aangepast tot 4.465 duizend euro.
DEEL 2 : TOELICHTING In 2001 werd het initiële budget van het Herplaatsingsfonds vastgesteld in een periode van hoogconjunctuur. Door het geringe aantal faillissementen enerzijds en de grote absorptiegraad van de arbeidsmarkt anderzijds, diende er in het eerste werkingsjaar bijna geen beroep te worden gedaan op het Herplaatsingsfonds en werd het budget dan ook hieraan aangepast. Wanneer de economie in 2002 geen tekenen van herstel vertoonde, ontstond de vrees dat men was terecht gekomen in een zgn. recessie. De gevolgen voor het Herplaatsingsfonds bleven dan ook niet uit: jaarlijks diende het budget n.a.v. de begrotingscontrole substantieel te worden verhoogd. Om een vlotte werking van het Herplaatsingsfonds niet in het gedrang te brengen en gezien op dit ogenblik geen duidelijke tekenen van een economisch herstel zichtbaar zijn, wordt de machtiging voor 2004 opnieuw verhoogd met 993.000 euro om te vermijden dat goedgekeurde dossiers niet tijdig kunnen worden vastgelegd. Bovendien heeft de slechte conjuncturele toestand nog een belangrijk neveneffect teweeg gebracht: onmiddellijk na het faillissement van Sabena heeft de Vlaamse regering op 9 november 2001 beslist om de nodige financiële middelen te voorzien om outplacementbegeleiding in het kader van het Herplaatsingsfonds aan te bieden aan alle ontslagen werknemers. Op 24 maart 2002 heeft de Vlaamse Regering op basis van het door de curator ingediende dossier beslist om aan de NV Sabena in faling een tegemoetkoming van maximaal 6.282.842,94 euro toe te kennen voor de outplacementbegeleiding van 2.581 personen. Uit de ervaring met andere dossiers was gebleken dat het initieel toegekende budget steeds in ruime mate het werkelijk benutte budget oversteeg. Gelet op de (toen) verwachte herneming van de economie werd het dossier Sabena - in het kader van het goed beheer van de aanwezige middelen - maar voor 85% vastgelegd, in de veronderstelling dat de resterende 15% effectiever konden worden benut voor andere faillissementen. Waar oorspronkelijk algemeen verwacht en gebudgetteerd werd dat het ‘dossier Sabena’ dus de facto zou beperkt blijven tot 85% van het oorspronkelijke geraamde budget, heeft de blijvende malaise in de
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
584
luchtvaart- en aanverwante sectoren ertoe geleid dat meer ex-werknemers van Sabena in de outplacementbegeleiding zijn gestapt dan voorzien, waardoor het initieel toegekende budget voor 100% nodig is. Vandaar ook o.m. de aanpassing van de budgetten 2004 zowel in vastleggings- als in betalingskrediet. Bovendien zal in 2004 voor het eerst rekening moeten gehouden worden met de uitbreiding van het toepassingsgebied van het Herplaatsingsfonds naar bedrijven in moeilijkheden (o.m. toeleveringsbedrijven van Ford Genk) en naar bedrijven die een gerechtelijk akkoord hebben bekomen. De financiële gevolgen van de uitbreiding van het toepassingsgebied zullen pas in de loop van 2004 duidelijk(er) worden. Naar aanleiding van de begrotingscontrole 2004 zal er beter zicht zijn op de financiële impact ervan en kan desgevallend hiermee rekening worden gehouden. Om de werking van het Herplaatsingsfonds te versnellen en te verbeteren zijn een aantal initiatieven genomen zoals de samenwerking met de nieuwe ‘Sociale Interventieteams’ bij de VDAB, afspraken met de verschillende sectoren (o.m. Houtsector, Bouwsector en Cevora), e.a. ... . Deze initiatieven hebben als doel om een vlottere en snellere indiening en begeleiding van de dossiers te bewerkstelligen. Hierdoor kunnen meer dossiers worden ingediend. Dit heeft natuurlijk maar zin in de mate dat de nodige financiële middelen tijdig beschikbaar zijn, anders dreigen deze inspanningen alleen maar frustraties bij alle betrokken partijen teweeg te brengen.
585
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
PR 52.4 VLAAMSE DIENST VOOR ARBEIDSBEMIDDELING EN BEROEPSOPLEIDING (VDAB) Een overzicht van de voornaamste aanpassingen begrotingsopmaak 2004 t.o.v. de aangepaste begroting 2003 volgt hierna.
VDAB - Algemeen De kosten dalen ongeveer met 1,5 miljoen EUR: x De personeelskosten stijgen met r 4,7 miljoen EUR voornamelijk ingevolge een stijging met 0,9 miljoen EUR voor de meerkost van het vakantiegeld ingevolge CAO 2001-2002 voor de ambtenaren, de meerkost van 1 miljoen EUR ingevolge de CAO voor het instructiepersoneel en een stijging met 2,8 miljoen EUR als geraamde personeelskost voor de bijkomende opdrachten in het kader van het Vlaams werkgelegenheidsakkoord (vnl. het diversiteitsbeleid). x De werkingskosten dalen met 5,8 miljoen EUR in hoofdzaak als resultaat van een stijging van de recurrente kost van de lokale werkwinkels en de werkingskosten in het kader van het werkgelegenheidsakkoord en van een daling ingevolge het wegvallen van de in de begroting 2003 opgenomen vastleggingen van 2002 en een besparing op de informatica- en andere werkingskosten ingevolge de invoering van de LWW. x De kosten aan derden dalen met r 2 miljoen EUR in hoofdzaak ingevolge het wegvallen van de in de begroting 2003 opgenomen vastleggingen van 2002. x De kosten voor sociale prestaties nemen toe met 1,6 miljoen EUR voornamelijk ingevolge de meerkost t.o.v. 2003 van de opleidingscheques voor werknemers.
De opbrengsten stijgen met 7,2 miljoen EUR ingevolge: x De stijging van de middelen uit het werkgelegenheidsakkoord met 6,1 miljoen EUR. x De stijging van de dotaties met 2,8 miljoen EUR ingevolge de toename van de recurrente kost van de LWW's en ingevolge de indexering. x De minderontvangst van de Europese opbrengsten ingevolge het wegvallen van de restbudgetten (0,8 miljoen EUR) en van de andere eigen opbrengsten ingevolge het wegvallen van een aantal éénmalige ontvangsten (0,9 miljoen EUR).
TEWERKSTELLINGSPROGRAMMA'S Bij de tewerkstellingsprogramma's wordt de dotatie voor de gesco's (basisallocatie 41.02) met 10,5 miljoen EUR verhoogd, vnl. door het terugzetten van het bedrag van 10 miljoen EUR waarmee de dotatie bij de eerste begrotingscontrole 2003 werd verminderd omwille van het saldo van 2002. De dotatie voor DAC blijft verder verminderen omwille van de toenemende regularisatie van de tewerkgestelde DAC'ers (o.a. in de toeristische sector en de sector leefmilieu). De dotatie in het kader van de meerwaardeneconomie neemt verder toe ingevolge de verdere uitbouw van de sociale economie. De impact van het werkgelegenheidsakkoord (aantal BKO'ers) is in 2004 1,3 miljoen EUR groter dan in 2003.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
586
PROGRAMMA 53.1 LOKALE EN REGIONALE BESTUREN
DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN Het programma 53.1 bevat voor het begrotingsjaar 2004 15 basisallocaties voor een totaal bedrag van 1.722.942.000 euro ( 1.676.642.000 euro beleidskredieten). Hiermee vormt het programma 53.1 één van de grootste uitgavenpakketten in de begroting van de Vlaamse Gemeenschap, waarmee het belang wordt aangetoond dat de Vlaamse overheid hecht aan bestuurskrachtige lokale overheden.
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 1.368.833 98,16 1.399.450 99,47 121.605 49.131 5.999 80,65 5.623 81,25 1.548.654 1.673.811 5.367 70,90 4.689 82,67 1.416.635 1.688.787 0 nvt 0 nvt 128.468 nvt 131.525 nvt
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten A. Strategische doelstellingen
De relatie van de Vlaamse overheid tot de steden, gemeenten, intergemeentelijke samenwerkingsverbanden, OCMW’s en provincies is manifest aanwezig in de verschillende onderdelen van het Vlaamse beleid. Voor de organisatie van het Vlaams binnenlands bestuur was het Lambermontakkoord zonder twijfel een echte mijlpaal. De bijzondere wet van 13 juli 2001 maakte Vlaanderen bevoegd om het bestuur van onze gemeenten en provincies op een samenhangende wijze in te passen in de Vlaamse bestuurlijke organisatie. De Vlaamse randgemeenten en Voeren maken daar onlosmakelijk deel van uit. Het Lambermontakkoord versterkte deze verbondenheid door de overdracht naar Vlaanderen van de bevoegdheid om het administratief toezicht ook op deze gemeenten te organiseren. De Vlaamse regering wenst haar beleid te voeren, niet vanuit een centralistische visie, maar met toepassing van het subsidiariteitsbeginsel, responsabilisering en samenwerking met de lokale overheden. Het bestuursakkoord van 25 april 2003 tussen Vlaanderen, de provincies en de gemeenten en de ontwerpen van Vlaams gemeente- en provinciedecreet zijn hier concrete voorbeelden van. Het beleidsdomein “binnenlands bestuur” moet de voorwaarden kunnen scheppen om optimaal bij te dragen tot een kwalitatief overheidsbestuur waarin bestuurskrachtige lokale overheden op een efficiënte en democratische wijze hun taken vervullen ten voordele van de bevolking. Deze aandacht voor het lokale bestuursniveau vindt ook zijn vertaling in de Vlaamse begroting.
587
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
SD 1. Optimaliseren van de lokale bestuurskwaliteit als basiscomponent van het Vlaamse overheidsbestuur door te zorgen voor een aangepast juridisch en administratief instrumentarium SD 2. Optimaliseren van de lokale bestuurskwaliteit door te zorgen voor een afdoend bestuurlijk en financieel draagvlak voor de gemeenten en provincies SD 3. Doelmatig uitoefenen van het administratief toezicht als waarborg voor een democratisch bestuur, binnen de grenzen van de wet, de rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur en het algemeen overheidsbeleid SD 4. Implementeren van de strategische samenwerking en communicatie tussen Vlaanderen en de lokale besturen teneinde de kwaliteit van het Vlaamse overheidsbestuur voor de bevolking te optimaliseren.
B. Operationele doelstellingen, instrumenten en budgettaire parameters
Een aangepaste, moderne regelgeving, een functioneel personeelsbeleid en een deskundig financieel management zijn voor de lokale overheden de noodzakelijke instrumenten om de kwaliteit van hun bestuur voor de burger te verbeteren en bestuurskrachtig te kunnen optreden. Het ontwikkelen van die instrumenten vergt in eerste plaats een deskundige beleidsvoorbereiding en beleidsevaluatie, door bekwame en gemotiveerde ambtenaren, ondersteund door een gerichte inzet van de budgettaire middelen. Kredieten zoals werkingsmiddelen voor de beleidsimplementatie, studiekosten voor een wetenschappelijke externe ondersteuning van de beleidsvoorbereiding, de initiatieven voor vorming van lokale mandatarissen en ambtenaren en de impulsen voor een beter binnenlands bestuur staan hier centraal. Ook de organisatie en de uitoefening van het toezicht als waarborg voor een democratische bestuursuitoefening is een kerntaak in het binnenlands bestuur. Dit vergt, buiten de inzet van de ambtenaren en het kunnen beschikken over voldoende werkingsmiddelen, slechts beperkte budgettaire middelen. Budgettair bijzonder belangrijk zijn de dotaties die de Vlaamse Gemeenschap verstrekt aan de lokale besturen. Hierbij moeten in eerste plaats de algemene fondsen vermeld worden: gemeentefonds, provinciefonds en het stedenfonds (programma 53.2). Daarnaast worden specifieke subsidies verstrekt aan de lokale besturen met het oog op: -
werken aan onroerende goederen bestemd voor de uitoefening van erkende erediensten; werken aan onroerende goederen bestemd voor verenigingen van vrijzinnigen; de bouw van openbare crematoria
Buiten het beheren van de fondsen en het toekennen van een aantal subsidies, heeft het overgrote deel van door de administratie Binnenlandse Aangelegenheden uitgeoefende activiteiten geen onmiddellijke weerslag op de begroting van het programma 53.1.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
588
SD 1. Optimaliseren van de lokale bestuurskwaliteit als basiscomponent van het Vlaams overheidsbestuur door te zorgen voor een aangepast juridisch en administratief instrumentarium Operationele doelstellingen
Instrumenten
Financieringsbronnen
¾Opmaken gemeente- en provinciedecreet
ĺ uitvoering door eigen administratie
ĺ ba 12.01 en 12.03 werkingskosten
¾Opmaken decreet op de erediensten
ĺ uitvoering door eigen administratie
ĺ ba 12.01 en 12.03 werkingskosten
¾Opmaken van een gemeente- ĺ uitvoering door eigen administratie en provinciekiesdecreet ĺ ondersteuning door studieopdracht
ĺ ba 12.20 studiekosten
SD 2. Optimaliseren van de lokale bestuurskracht door te zorgen voor een afdoend bestuurlijk en financieel draagvlak voor de gemeenten en provincies Operationele doelstellingen
Instrumenten
Financieringsbronnen
ĺ uitvoering door eigen ¾Voorbereiden uitvoeringsbesluiten Vlaams administratie gemeente- en provinciedecreet
ĺ ba 12.01 en 12.03 werkingskosten
ĺ uitvoering door eigen administratie
ĺ ba 12.01 en 12.03 werkingskosten
¾Uitwerken van een nieuw financieel instrumentarium gemeenten, OCMW’s en provincies
ĺ ba 12.20 studiekosten
ĺ uitvoering door eigen ¾Definiëren profiel gemeentelijke en provinciale administratie topambtenaren ĺ ondersteuning door studieopdracht
ĺ ba 12.01 en 12.03 werkingskosten
ĺ uitvoering door eigen ¾Voorbereiden statuten administratie gouverneurs, arrondissementscommissaris sen en gewestelijke ontvangers
ĺ ba 12.01 en 12.03 werkingskosten
¾Verdelen, uitbetalen van de diverse fondsen op vaste tijdstippen en subsidiëring van sommige onroerende investeringen
ĺ subsidiëring
ĺ ba 43.06 gemeentefonds 43.09 provinciefonds 51.03, 63.02 en 63.09 subsidies voor de bouw van crematoria, kerkfabrieken en voor vrijzinnigen
589
¾Toekennen subsidies lokale ambtenaren en mandatarissen via het Vormingscentrum
ĺ uitvoering door eigen administratie
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
ĺ ba 33.02 en 43.03 subsidies voor vorming en managementopleiding lokale mandatarissen en ambtenaren
SD 3. Doelmatig uitoefenen van het administratief toezicht als waarborg voor een democratisch bestuur, binnen de grenzen van de wet, de rechtsbeginselen van behoorlijk bestuur en het algemeen overheidsbeleid Operationele doelstellingen Instrumenten Financieringsbronnen ¾Uitoefening toezicht
ĺ ba 12.01 werkingskosten
SD 4. Implementeren van de strategische samenwerking en communicatie tussen Vlaanderen en de lokale besturen teneinde de kwaliteit van het Vlaamse overheidsbestuur voor de bevolking te optimaliseren Operationele doelstellingen Instrumenten Financieringsbronnen ¾Optimalisering van de communicatie door Binnenband, publicaties, webstek, colloquia, internationale contacten
ĺ uitvoering door eigen administratie
ĺ ba 12.02 uitgaven ivm de rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement ĺ ba 12.03 communicatie
¾Deelneming aan en ondersteuning van initiatieven over het binnenlands bestuur
ĺ uitvoering door eigen administratie
ĺ ba 33.01 participaties initiatieven binnenlands bestuur
¾Ondersteuning en begeleiding van gemeenten bij implementatie van het decreet op de intergemeentelijke samenwerking
ĺ uitvoering door eigen administratie
ĺ subsidiëring ĺ ba 12.01 werkingskosten ba 12.03 communicatie
Hoofdstuk 2: Toelichting per basisallocatie Enkel voor de basisallocaties die nieuw zijn of waarvoor het gevraagde krediet meer dan 5 % afwijkt van het krediet voor 2003, wordt een inhoudelijke toelichting verstrekt.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
590
Basisallocatie 12.01 - Werkingskosten met inbegrip buitenlandse contacten
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 188 100 190 100 155 344
Ter gelegenheid van budgetcontrole 2003 werd geopteerd om het krediet éénmalig te verminderen met 35.000 euro ten behoeve van basisallocatie 12.02: Uitgaven ivm de rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement. Dit bedrag wordt terug aan de oorspronkelijke basisallocatie toegevoegd. Daarnaast besliste de Vlaamse regering op 18 juli 2003 de competentie en ervaring van de NOB in het project Nieuw Financieel Instrumentarium te valideren. Dit gebeurt door de overdracht naar de administratie Binnenlandse Aangelegenheden van de plaatselijke OCMW-ontvanger en de gewestelijke ontvanger die de NOB-invoering momenteel ondersteunen. Hiervoor werd 152.000 euro overgedragen van programma 41.1, basisallocatie 12.25.
Basisallocatie 12.02 – Uitgaven ivm de rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement
Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
2001 Uitvoering in %
Krediet
2002 Uitvoering in %
2003 2004 Krediet Krediet 125 1.525
Overeenkomstig de bijzondere wet van 16 juli 1993 neemt de Vlaamse overheid een aantal kosten ten laste zoals de presentiegelden, de reisvergoedingen, verzekeringspremies, de kosten van de stembiljetten, prestaties van de Postdiensten en de uitgaven voor de verwerking van de resultaten. Zij is ook bevoegd voor de bekendmaking van de verkiezingsuitslagen. Voor de verkiezingen van 2004 sluit de administratie een overeenkomst met OC GIS-Vlaanderen voor de creatie van een webstek die de uitslagen on line ter beschikking stelt.
Basisallocatie 12.03 – Aanvullende werkingskosten communicatie
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 112 100 113 100 88
57
591
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Basisallocatie 12.20 – Studiekosten betreffende de regionale en lokale besturen 2001 Uitvoering in %
Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
483 459
99,79 13,07
Krediet 408 525
2002 Uitvoering in % 43,40 90,27
2003 Krediet
2004 Krediet
460 492
243 200
Basisallocatie 21.02 – Rentelasten op de in de loop van het begrotingsjaar op te nemen voorschotten op trekkingsrechten op het Investeringsfonds
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 793 97,47 900 66,00 1.300 1.300
Basisallocatie 33.01 – Subsidies voor participaties in projecten en voor ondersteuning van initiatieven ter verbetering van het binnenlands bestuur.
Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 74 40,54 74 38,27 34
74
Ter gelegenheid van budgetcontrole 2003 werd geopteerd om het krediet éénmalig te verminderen met 40.000 euro ten behoeve van basisallocatie 12.02: Uitgaven ivm de rechtstreekse verkiezing van het Vlaams Parlement. Dit bedrag wordt terug aan de oorspronkelijke basisallocatie toegevoegd.
Basisallocatie 33.02 – Subsidies voor de vorming en managementsopleiding van lokale mandatarissen en topambtenaren
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 Krediet Uitvoering in % 384 47,91
2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 384 61,04 384 384
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
592
Basisallocatie 33.50 – Subsidie aan het Steunpunt Bestuurlijke Organisatie Vlaanderen
Krediet
2001 Uitvoering in %
Krediet
NGK GVK GOK VRK MACH
2002 2003 2004 Uitvoering in % Krediet Krediet 75 99,16 75
75
Basisallocatie 43.03 – Subsidies voor vorming van lokale ambtenaren
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 372 94,62 372 100 372 372
Basisallocatie 43.06 – Vlaams Gemeentefonds Krediet
2001 Uitvoering in %
Krediet
2002 Uitvoering in %
NGK GVK GOK VRK MACH
2003 Krediet 1.542.979 1.411.979
2004 Krediet 1.593.281 1.619.481
Basisallocatie 43.09 – Vlaams Provinciefonds
Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
2001 Uitvoering in %
Krediet
2002 Uitvoering in %
2003 Krediet
2004 Krediet 75.072 65.099
De Vlaamse regering wenst het uitbetalingsritme van het provinciefonds in de tijd te spreiden, zonder aan de berekening van het evolutiepercentage te raken. De effectieve uitbetaling van een gedeelte van het provinciefonds wordt voor een bedrag van 9.973.000 euro uitgesteld tot januari 2005. De betaling gebeurt samen met de eindafrekening van de aandelen voor 2004. Parallel met de regeling voor het gemeentefonds wordt eenzelfde operatie doorgevoerd tot en met 2009, met dien verstande dat elk jaar 20% minder wordt doorgeschoven.
593
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Basisallocatie 51.03 – Subsidies aan intercommunale verenigingen voor de bouw van openbare crematoria (eerste investering) Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
2001 Uitvoering in %
1.054 307
Krediet 0 0
2002 Uitvoering in %
454 307
2003 Krediet 0 0
1.054 307
2004 Krediet 1.054 307
Basisallocatie 63.01 – Betaling geprefinancierde trekkingsrechten.
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 136.837 82,12 105.320 93.85 45.000 45.000
Basisallocatie 63.02 –Subsidies aan de lokale openbare besturen en aan de kerkfabrieken en andere rechtspersonen die de voor de uitoefening van de erkende erediensten nodige onroerende goederen beheren, ten bate van de uitvoering van werkzaamheden, met uitzondering van die aan beschermde monumenten. Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
3.778 3.758
2001 Uitvoering in % 99,78 91,59
Krediet 4.300 3.388
2002 Uitvoering in % 99,67 93,24
2003 Krediet 3.700 3.388
2004 Krediet 3.700 3.500
Basisallocatie 63.09 – Subsidies aan de met openbare besturen gelijkgestelde rechtspersonen die voor verenigingen van vrijzinnigen onroerende goederen beheren, voor het uitvoeren van sommige werkzaamheden. Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
461 397
2001 Uitvoering in % 99,34 56,17
Krediet 461 469
2002 Uitvoering in % 22,97 71,79
2003 Krediet 461 469
2004 Krediet 461 400
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
594
PROGRAMMA 53.2 STEDENBELEID EN SOCIAAL IMPULSFONDS
DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN Het programma 53.2 bevat voor het begrotingsjaar 2004 7 basisallocaties voor een totaal bedrag van 105.293.000 euro beleidskredieten.
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 598 86,95 1.602 95,96 1.333 1.179 197.500 97,50 197.021 98,08 103.412 104.114 190.593 99,26 202.461 92,66 194.917 154.056
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1: Beleidsprioriteiten A. strategische doelstellingen SD1 HET TERUGDRINGEN VAN DE STADSVLUCHT SD2 DE LEEFBAARHEID VAN DE STEDEN VERHOGEN, ZOWEL OP STADSNIVEAU ALS OP WIJKNIVEAU SD3 DE DUALISERING TEGENGAAN SD4 HET VERHOGEN VAN DE KWALITEIT VAN HET BESTUUR EN HET VERSTERKEN VAN HET DEMOCRATISCH DRAAGVLAK IN DE STEDEN
Het stedenbeleid is een van de prioriteiten van de Vlaamse regering. In het regeerakkoord vangt het hoofdstuk 4 over stedenbeleid aan met de volgende zinnen : “Een Vlaams stedelijk beleid moet een duurzaam beleid zijn en structurele oplossingen bieden voor de grote steden Antwerpen, Brussel en Gent. Maar ook de middelgrote steden vragen om een structurele aanpak. Een dergelijke aanpak moet in de eerste plaats de stadsvlucht een halt toeroepen”. Het stedenbeleid wordt gevoerd via een intermediaire doelgroep m.n. de lokale besturen. De uiteindelijke doelgroep zijn de bewoners en de gebruikers van de steden.
595
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
B. Operationele doelstellingen OD 1: IMPLEMENTATIE VAN HET DECREET OP HET STEDENFONDS OD 2: IMPLEMENTATIE VAN HET DECREET HOUDENDE DE ONDERSTEUNING VAN STADSVERNIEUWINGSPROJECTEN (VASTLEGGEN VOOR WELKE PROJECTEN DE SUBSIDIE UIT HET FINANCIERINGSFONDS VOOR EENMALIGE INVESTERINGEN, AANGEWEND ZAL WORDEN) OD 3: IMPLEMENTATIE VAN HET INCLUSIEF STEDENBELEID DOOR HET NAUWGEZET OPVOLGEN VAN HET ACTIEPROGRAMMA (ACTIES, INDICATOREN EN TIMING) OD 4: OP BASIS VAN HET WITBOEK STEDENBELEID DE LANGETERMIJN VISIE VERDER ONTWIKKELEN EN ONDERZOEKEN OF ER NOOD IS AAN EEN PERMANENT KENNISEN ONDERSTEUNINGSCENTRUM ROND STEDELIJKHEID (BREED MAATSCHAPPELIJK DEBAT OPZETTEN, VERSCHILLENDE RONDETAFELS ORGANISEREN, STUURGROEP OPRICHTEN OM HET OVERLEG TUSSEN DE VERSCHILLENDE BELEIDSDOMEINEN EN OVERHEIDSNIVEAU’S TE BEGELEIDEN) OD 5: UITSCHRIJVEN EN AANSTUREN VAN EEN AANTAL WELOMSCHREVEN RELEVANTE WETENSCHAPPELIJKE STUDIES OMTRENT STEDEN EN DE STEDENPROBLEMATIEK (STADSMONOGRAFIEËN, STADSMONITOR, CONFLICTEN IN DE PUBLIEKE RUIMTE, SCHOOLOPBOUWWERK) OD 6: OPSTARTEN VAN EEN VORMINGSPROGRAMMA IN SAMENSPRAAK MET DE STEDEN (DRAAGVLAK BIJ GROTE INFRASTRUCTUURWERKEN, PPS, STADSPROJECT,…) OD 7: ORGANISEREN VAN OVERLEG MET DE FEDERALE OVERHEID OVER MOGELIJKE FISCALE MAATREGELEN EN AFSTEMMING OP VLAK VAN INSTRUMENTARIUM OD 8: DE KENNIS EN ERVARINGSUITWISSELING MET NEDERLAND VIA HET PROJECT VITALE STAD VERDER ZETTEN OD 9: COMMUNICEREN EN SENSIBILISEREN OVER STEDENBELEID DOOR ADVERTEREN IN DE MEDIA, PR-OPVOLGING EN DE WEBSITE "THUIS IN DE STAD" OD 10: CONTROLE EN UITBETALING VAN DE SALDI VAN HET SOCIAAL IMPULSFONDS
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
596
C. Instrumenten en activiteiten
Het decreet op het Stedenfonds - De steden blijven informeren over het stedenfonds - De decretaal bepaalde trekkingsrechten uitbetalen - De implementatie van de beleidsovereenkomsten opvolgen - Het ontwikkelen van een databank voor de opslag van alle gegevens van de beleidsovereenkomsten die via de website publiek toegankelijk wordt. - Het opstellen van een set van indicatorenfiches voor het opvolgen van de strategische doelstellingen en de geformuleerde maatschappelijke effecten. - Elke bijsturing van de beleidsovereenkomst die een wijziging betreft van de strategische doelstellingen of van de nagestreefde maatschappelijke effecten ter goedkeuring voorleggen aan de Vlaamse regering. Wijzigingen aan de operationele doelstellingen ter goedkeuring voorleggen aan de minister, bevoegd voor het Stedenbeleid - De voortgangsrapportering door de steden en de werkzaamheden van de visitatiecommissie operationaliseren
Ondersteunen van stadsvernieuwingsprojecten Administratieve ondersteuning van de jury beoordeling van de gedetailleerde dossiers door de jury (2° fase eerste oproep) opmaken van het ontwerp van shortlist door de jury (1° fase tweede oproep) studiewerk rond PPS in samenwerking met het kenniscentrum PPS de verdere uitwerking van de projecten eerste oproep laten begeleiden door de jury Aanpassing van het uitvoeringbesluit stadsvernieuwingsprojecten Goedkeuring van de shortlist tweede oproep door de Vlaamse regering Toewijzing van de subsidies aan de definitief geselecteerde projecten door de Vlaamse regering eerste oproep De ervaringen, opgedaan tijdens de conceptondersteuning verwerken in een publicatie Onderzoeken op welke wijze een degelijk ondersteuningsmechanisme verder kan worden uitgebouwd Actieprogramma stedenbeleid - Vergaderingen van de Interkabinettenwerkgroep bijwonen - Bilateraal overleg organiseren rond bepaalde aspecten van het actieprogramma - Zesmaandelijkse rapportage aan de Vlaamse regering via een voortgangsrapport
Witboek en wetenschappelijk onderzoek - Vertaling Witboek naar het Frans en het Engels - Workshops organiseren in de veertien steden waar het publiek debat over het Witboek ‘De eeuw van de stad’ gevoerd wordt - Overleg organiseren tussen de verschillende beleidsdomeinen en overheidsniveaus - Stuurgroep oprichten die instaat voor de begeleiding van het vervolgtraject witboek : noodzakelijk wetenschappelijk onderzoek voor de verdere uitdieping van concepten, overleg organiseren tussen verschillende beleidsdomeinen alsook tussen de verschillende overheidsniveaus, de noodzaak van een meer permanent kennis- en ondersteuningscentrum rond stedelijkheid onderzoeken
Bijdrage vanuit de administratie aan de nieuwe Vlaamse regering - Verzamelen van input uit materiaal Witboek en voorstudieboek, de stedelijke monografieën, de stadsmonitor - Organiseren van rondetafelgesprekken met diverse stakeholders (Colleges burgemeester en schepenen, stedelijke administraties, Vlaamse administraties, (new) urban actors, middenveld, bedrijven, academici,…)
597
-
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Samenstellen stuurgroep Redactie Bijdrage
Stedelijke monografieën - Publiceren van de 5 resterende monografieën - Bekendmaken van de publicaties via de website - Actualiseren van statistisch materiaal via SMOL (Stedelijke monografieën on line) - Vorming voor een aanspreekpunt in elk van de steden voor het gebruik van het materiaal in SMOL
Stadsmonitor - De vordering van de opmaak van de stadsmonitor bewaken - De stadsmonitor afstemmen op de stadsmonografieën - De afgewerkte studie opleveren en uitbetalen - De studie en het instrument stadsmonitor bekendmaken via de website - Begin 2004 een Vlaams symposium organiseren over de stadsmonitor
"Thuis in de Stad"-prijs - Het jureren voor de prijs 2003 organiseren - De uitreiking van de prijs 2003 organiseren (december 2003) - De "Thuis in de Stad"-prijs 2004 uitschrijven (begin mei 2004) - Een jury samenstellen voor de prijs 2004 - De jury administratief en logistiek ondersteunen - Persconferentie organiseren bekendmaking prijs 2003
Vormingsprogramma - Organiseren van een workshop met de gerenommeerde Franse Stichting Arc-en-Rêve uit Bordeaux over het creëren van draagvlak bij bewoners en gebruikers voor grote infrastructurele ingrepen in de stad - Organiseren van een PPS-opleiding in samenwerking met het PPS-Kenniscentrum - Organiseren van een studiedag (in samenwerking met Welzijn en Onderwijs) rond instrumenten die lokale besturen kunnen inzetten ter ondersteuning van schoolcarrières van kinderen en jongeren - Ontwikkelen en organiseren van een masterclass ‘Stadsproject’ - (Eventueel) organiseren van een workshop in kader van Vitale stad
Communicatie over het Vlaams stedenbeleid - Geregeld overleg organiseren met het kabinet, de afdeling Communicatie van AZF, Statt en het communicatiebureau over communicatieaspecten van het project - Evaluatie geregionaliseerde thuisindestad-campagne in samenspraak met de steden - Effectmeting geregionaliseerde thuisindestad-campagne in samenwerking met de diensten van de informatieambtenaar - Evalueren van werkwijze en output communicatie- en PR-bureau - Naargelang de uitkomst van de evaluatie uitschrijven van offerteaanvraag Communicatie Stedenbeleid of verlengen van de bestaande overeenkomst - Naargelang de uitkomst van de evaluatie uitschrijven van offerteaanvraag Public Relations Stedenbeleid of verlengen van de bestaande overeenkomst - (start en) opvolgingsvergaderingen voor de dienstopdracht met het communicatiebureau - In overleg met Statt de nodige mediaruimte bestellen en de uitgaven vastleggen - De website voor stedenbeleid onderhouden en aanvullen
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
598
Sociaal Impulsfonds - Financiële en administratieve afhandeling van de convenanten - De controle en de uitbetaling van de saldi - In voorkomend geval terugvordering van trekkingsrechten op basis van volledige afrekening convenanten 1997-1999 en 2000-2002 - Archivering 1997-1999 en 2000-2002
Ad hoc opdrachten - Beantwoorden parlementaire vragen en schrijven van toelichtingen voor de commissie Binnenlandse Aangelegenheden van het Vlaams Parlement. - Voorbereiden beleidsnota bij aantreden nieuwe Vlaamse regering - Opmaken en verantwoorden van de begroting - Informatie verstrekken aan derden.
Dagelijks management van de eigen organisatie - Bepalen van vormingsbehoeften omtrent stedenbeleid bij de Vlaamse administratie - In samenspraak met de steden een inventaris opstellen van vormingsbehoeften bij de steden - Een informatiepakket ontwikkelen dat aangeboden wordt aan de steden - Doornemen van vakliteratuur - Deelnemen aan studiedagen, colloquia rond aspecten stedenbeleid - Uitnodigen van externe experts - Een systeem met tweewekelijkse teamvergaderingen - Jaarplanning - kwartaalplanning - individuele planningsdocumenten - groepsevaluatie
Rapporteren - Rapportering aan de administratieve hiërarchie (afdelingshoofd, directeur-generaal en secretarisgeneraal) - Overleg tussen administratie en het bevoegde kabinet via vergaderingen op regelmatige basis
D. Prestaties, prestatiedrijvers en budgettaire parameters
a) Prestaties -
de tijdige en correcte uitbetaling van de trekkingsrechten Het organiseren van vorming voor lokale besturen in het kader van het stedenfonds Het halfweg evalueren van de voortgang beleidsovereenkomsten Stedenfonds De werking van de jury voor de stadsvernieuwingsprojecten logistiek ondersteunen Uitschrijven tweede oproep stadsvernieuwingsprojecten Het wetenschappelijk onderzoek over stedenbeleid, de opmaak van de stedelijke monografieën en de stadsmonitor verder begeleiden Het samenwerkingsverband Vitale Stad met Nederland evalueren Communicatie van de Vlaamse regering over het stedenbeleid tot stand brengen Algemene beleidsondersteuning Zesmaandelijks voortgangsrapport van het actieprogramma aan de Vlaamse regering Het organiseren van alle overlegstructuren Informatiegaring Deskundigheidsbevordering teamleden Het afsluiten van onderzoeksopdrachten
599
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
b) Prestatiedrijvers Met betrekking tot het Stedenfonds - Het decreet op het Stedenfonds - Het besluit van de Vlaamse regering betreffende de uitvoering van het decreet op het Stedenfonds Met betrekking tot de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten - Het decreet van 22 maart 2002 houdende de ondersteuning van stadsvernieuwingsprojecten - Het besluit van de Vlaamse regering van 5 juli 2002 betreffende subsidiëring van stadsvernieuwingsprojecten Met betrekking tot het Sociaal Impulsfonds - Het decreet van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds - Het besluit van de Vlaamse regering van 14 mei 1996 tot vaststelling van de regelen inzake de werking en de verdeling van het Sociaal Impulsfonds Met betrekking tot de andere activiteiten Diverse beslissingen van de Vlaamse regering of van de Vlaamse minister bevoegd voor stedenbeleid voor volgende activiteiten: - Het actieprogramma inclusief stedenbeleid - De opmaak van de stedelijke monografieën - De opmaak van de stadsmonitor - Het uitschrijven van studieopdrachten rond stedenbeleid - Het uitschrijven van de "Thuis in de Stad"-prijs 2004 - Het uitwisselingsprogramma "Vitale stad" met Nederland - Het communicatieplan stedenbeleid - Het vormingsprogramma c) Budgettaire parameters De budgettaire parameters zijn op dit ogenblik niet aan te geven.
Hoofdstuk 2: Toelichting per basisallocatie Enkel voor de basisallocaties die nieuw zijn of waarvoor het gevraagde krediet meer dan 5 % afwijkt van het krediet voor 2003, wordt een inhoudelijke toelichting verstrekt.
Basisallocatie 12.02 - Werkingskosten
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 124 100 125 98,66 125 126
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
600
Basisallocatie 12.03 – Studiekosten en onderzoeksopdrachten in het kader van Stedenbeleid en Sociaal Impulsfonds
2001 Uitvoering in %
Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
620 421
47,74 49,88
Krediet
2002 Uitvoering in %
571 598
81,25 98,40
2003 Krediet
2004 Krediet
614 498
307 249
Basisallocatie 12.04 – Allerhande uitgaven ivm communicatie
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 248 99,59 251 99,97 251 127
Basisallocatie 12.05 – Communicatie Stedenbeleid
2001 Uitvoering in %
Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
0
2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 1.000 99,38 731 700
In 2003 werd aan de voorafname op het Stedenfonds de begroting voor het congres toegevoegd. Deze 31.000 euro vervalt in 2004.
Basisallocatie 43.01 - Stedenfonds
Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
2001 Uitvoering in %
Krediet
2002 Uitvoering in %
2003 Krediet 102.500 102.500
2004 Krediet 103.807 103.807
601
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Basisallocatie 43.03 – Subsidies voor originele en innoverende stedelijke projecten met inbegrip van de "Thuis in de Stad" prijs
NGK GVK GOK VRK MACH
2001 2002 2003 2004 Krediet Uitvoering in % Krediet Uitvoering in % Krediet Krediet 226 65,92 226 73,01 226 226
Basisallocatie 43.11 – Subsidies in het kader van het Sociaal Impulsfonds (decreet 14 mei 1996)
Krediet NGK GVK GOK VRK MACH
196.880 190.593
2001 Uitvoering in % 97,66 99,38
Krediet 196.450 201.863
2002 Uitvoering in % 98,13 92,65
2003 Krediet 0 91.621
2004 Krediet 0 50.000
Teneinde de resterende saldi van de SIF-convenanten 2000-2002 uit te betalen wordt een ordonnanceringskrediet voorzien van 50.000.000 euro.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
602
PROGRAMMA 54.10 LANDBOUW, TUINBOUW EN PLATTELANDSBELEID DEEL 1: EVOLUTIE VAN DE KREDIETEN 2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 29.147 97,3
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 39.710 98,8
2003 2004 Krediet in Krediet in duizend EUR duizend EUR NGK* 38.977 43.992 NGK** 39.577 43.992 GVK 6.911 83,2 17.631 93,5 9.528 9.419 GVK** 13.915 13.708 GOK 1.693 13,6 4.581 42,4 6.166 6.268 GOK** 6.166 9.527 VRK 2.361 70,3 1.846 88,0 1.535 152 MACH 83.224 70,6 80.109 79,5 54.128 59.932 * exclusief basisallocatie 33.02 (subsidie Vlam): bevoegdheid minister Gabriëls 2001-2002, Ceyssens 2003-2004 ** in 2003 werd via een herverdelingsbesluit Lambermont 4.387 KEUR GVK en 600 NGK overgeheveld naar PR 54.10, waardoor 39.577 KEUR NGK en 13.915 KEUR GVK effectief beschikbaar is in 2003 in 2004 zal opnieuw via een herverdelingsbesluit Lambermont 4.289 GVK en 3.259 GOK KEUR overgeheveld worden naar PR 54.10, waardoor 13.708 KEUR GVK en 9.527 KEUR GOK effectief beschikbaar zal zijn in 2004
DEEL 2: INHOUDELIJKE TOELICHTING Hoofdstuk 1. Beleidsprioriteiten Uitbouw tweede pijler Europees landbouwbeleid -
de afstemming landbouwbeleid met milieu- en natuurbeleid, ruimtelijke ordening, sanitair beleid en volksgezondheid; het uitwerken van een coherent beleidskader + goede afstemming op de diverse regelgevende niveaus; vereenvoudiging van de regelgeving; opvolging Programmeringsdocument Plattelandsontwikkeling 2000-2006 (PDPO); evaluatie van de beheersovereenkomsten en mid term evaluatie van het PDPO; decreet duurzame landbouw.
Uitbouwen van een studiedienst en Steunpunt Duurzame Landbouw -
-
om beleid te kunnen voeren is het verzamelen van grotendeels binnen verscheidene administraties bestaande gegevens het absolute minimum; simulaties uitvoeren bij het beleidsvoorbereidend werk; beleidseffecten meten en rapporteren; integratie Vlaamse Onderzoekseenheid Land- en Tuinbouweconomie (VOLT) en Centrum voor Landbouweconomie (CLE) in één studiedienst en in samenwerking met de administratie Landbouwbeleid; verdere uitbouw Steunpunt Duurzame Landbouw; publicatie van een activiteitenverslag 2003
Vlaams Landbouwinvesteringsfonds Verdere uitbouw van de VLIF steun naar milieuvriendelijkheid, diversificatie, diervriendelijkheid en ammoniakreductie.
603
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Milieu-, diervriendelijke én sociaal verantwoorde productiemethodes -
uitbouw verbrede multifunctionele landbouw (marktgerichte, natuurgerichte, sociale en recreatieve verbreding); milieumodule koppelen aan de bedrijfseconomische boekhoudingen; uitwerken van Codes van goede landbouwpraktijken (begeleiding, voorlichting en responsabilisering); stimuleren milieuvriendelijke productiemethodes (vermindering gebruik onkruidbestrijdingsmiddelen, pesticiden, meststoffen, gebruik alternatieve plantaardige eiwitbronnen, steun voor genetische diversiteit).
Biologische landbouw -
uitvoering geactualiseerd Actieplan Biologische Landbouw toekennen van hectaresteun biologische landbouw; ontwikkeling en uitbreiding markt bio-producten; ondersteunen productie, begeleiding en vorming; opzetten van demonstratieprojecten en voorbeeldbedrijven; tewerkstelling in biologische landbouw bevorderen.
Armoedebestrijding -
Begeleidingsmaatregelen, bedrijven heroriënteren naar andere productie binnen de landbouw of naar inkomen buiten de landbouw.
Landbouwvorming -
aanpassing programma's aan nieuwe evoluties (duurzame technieken, biologische landbouw); uitbreiden naar verwante beroepen; uitbreiden naar kandidaten van buiten land- en tuinbouw; sociale promotie; opzetten demonstratieprojecten en voorbeeldbedrijven; een nieuw besluit voor de landbouwvorming
Communicatie -
Tijdschrift "Buitenkansen" uitbouwen van een eenduidig en goed onderbouwd communicatiebeleid; creëren van een maatschappelijk draagvlak (toekomst land- en tuinbouw).
Visserijbeleid -
-
-
economisch : - meer diversificatie van de vismethoden, herbekijken van het quotabeheer en het stelsel van de visvergunningen; - steun voor modernisering en vernieuwbouw van vissersvaartuigen; ecologisch: - aanmoedigen van het omschakelen naar meer selectieve en ecologische visserijmethoden die een aanzet moeten zijn om op een energiebesparende en milieuvriendelijke wijze te vissen - ontwikkelen van een ecologisch verantwoord beheer van de Belgische wateren (afbakening van beschermde mariene gebieden); maatschappelijk: - stimuleren van de tewerkstelling van jongeren in de zeevisserij en de aanverwante nevenbedrijven via campagnes om het beroep van visser aantrekkelijk te maken; - waarborgen van de competitiviteit van de Vlaamse visserijsector binnen het Europees kader.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
604
A. Strategische doelstellingen -
De economische leefbaarheid van de Vlaamse land- en tuinbouw en visserijondernemingen ondersteunen door diversificatie en risicospreiding te bevorderen en de multifunctionele rol te ontwikkelen; Het duurzame karakter van de Vlaamse land- en tuinbouw versterken; Het maatschappelijk draagvlak van de Vlaamse land- en tuinbouw versterken; De vakbekwaamheid van de Vlaamse land- en tuinbouwers verhogen; De heroriëntatie van de Vlaamse landbouwsteun in de richting van de hervorming van het Europese landbouwbeleid; Inpassen van de Vlaamse maatregelen in de Europese Plattelandsverordening teneinde Europese Fondsen maximaal te benutten voor de Vlaamse Plattelandsontwikkeling.
B. Operationele doelstellingen De economische leefbaarheid van de Vlaamse land- en tuinbouw en visserijondernemingen ondersteunen door diversificatie en risicospreiding te bevorderen en de multifunctionele rol te ontwikkelen: -
-
-
Promotie van diversificatie en risicospreiding in het beheer van landbouwbedrijven Voorlichting inzake beheerslandbouw Opvolging van onderzoeksprojecten en uitbouw databank en boekhoudnetwerk VOLT Begeleiden van de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad bij zijn bestuurs- en algemene vergaderingen (5 algemene vergaderingen) Uitvoeren van een LEADER+programma De implementatie van de nieuwe VLIF-regelgeving en het Vlaams programma plattelandsontwikkeling in het bijzonder de maatregelen "investeren in de landbouw" en "vestiging van jonge landbouwers" bewerkstelligen en verruimen van deze regelgeving tot kapitaalpremies en openstellen van het Vlif voor nevenberoepslandbouwers De implementatie van het Belgisch EU-programma Visserij en Aquicultuur 2000-2006 voor Vlaanderen bewerkstelligen Samengaand de actualisatie van de FIVA-regelgeving mede rekening houdend met de nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun van de visserijsector doorvoeren De coördinatie op Vlaams vlak van de toepassing van de gemeenschappelijke marktordening groenten en fruit verzorgen met passende maatregelen om de advisering, administratie, opvolging en controle van de steunverlening nog beter te optimaliseren De implementatie van een aangepaste regelgeving tot ondersteuning van bedrijven in moeilijkheden bewerkstelligen Uitgaven in het kader van de administratieve vereenvoudiging
Het duurzaam karakter van de Vlaamse land- en tuinbouw versterken: -
-
-
Bekend maken bij land- en tuinbouwers van de codes goede landbouwpraktijken nutriënten, bestrijdingsmiddelen en agrarisch natuurbeheer, door het geven van voordrachten en opstellen van artikelen Samenstellen van praktijkhandboeken In toepassing van het Programmeringdocument voor Plattelandsontwikkeling, afsluiten van contracten voor mechanische onkruidbestrijding, groenbedekking, registratie bestrijdingsmiddelen en meststoffen in de sierteelt, bescherming genetische diversiteit en aanplant plantaardige eiwitbronnen, hectaresteun bio landbouw en geïntegreerde fruitproductie; Goedkeuren en begeleiden van demonstratieprojecten duurzame landbouw Vertegenwoordiging bij instellingen en organisaties op regionaal, provinciaal en lokaal niveau m.h.o. op de stimulering van milieuvriendelijke landbouwmethodes Advisering in het kader van de uitvoering van het decreet op de ruimtelijke ordening, het mestdecreet, het decreet natuurbehoud en het landschapsdecreet,… Advisering en vertegenwoordiging in comités van infrastructuurprojecten nl. ruilverkaveling en landinrichting met actieve deelname aan de comitévergaderingen Het actieplan biologische landbouw uitvoeren en bijsturen Begeleiden en ondersteunen van projecten gericht op duurzame land- en tuinbouw
605
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Het maatschappelijk draagvlak van de Vlaamse land- en tuinbouw versterken : Het wantrouwen in de land- en tuinbouwsector wegwerken door: - Een grotere aanwezigheid van de landbouwers en tuinders in het maatschappelijk debat te bevorderen; - Door het stimuleren van milieuvriendelijke en diervriendelijke landbouwproductiemethodes en het stimuleren van korte afzetcircuits. De vakbekwaamheid van de Vlaamse land- en tuinbouwers verhogen : -
Verder uitbouwen van een informatiseringsprogramma voor landbouwvorming Inrichting en uitvoering van installatieattestproeven in de provincies (5 x 2 proeven) Een nieuw decreet en aanpassing van het besluit inzake landbouwvorming Verplicht maken van het thema milieuvriendelijke productiemethodes in de vormingsactiviteiten.
De heroriëntatie van de Vlaamse landbouwsteun in de richting van de hervorming van het Europese landbouwbeleid en de Europese milieudoelstellingen -
-
De steunverlening aan de eerste installaties evalueren en desgevallend bijstellen om duurzaam tewerkstellingsniveau te realiseren. Het stimuleren van de biologische en milieuvriendelijke productiemethoden. De steun oriënteren naar producties met hoge toegevoegde waarde door afbouw van de productie in volume met gelijklopend een verhoging van de kwaliteit van het eindproduct. De leefbaarheid van bedrijven toetsen aan de sociale werkomstandigheden: de relatie met milieu, omgeving en dierenwelzijn; de inkomens die resultaat zijn van verkoop van producten en de vergoeding voor diensten aan de maatschappij (toerisme, beheerslandbouw,…) Verderzetten van de afbouw van de veestapel.
Inpassen van de Vlaamse maatregelen in de Europese Plattelandsverordening teneinde Europese Fondsen te benutten voor de Vlaamse Plattelandsontwikkeling. -
De coördinatie van het regionaal Programmeringdocument voor Plattelandsontwikkeling in samenwerking met AMINAL afdeling Land en VLM. Het toepassen van het Programmeringdocument voor Plattelandsontwikkeling 2000-2006 in de regio Vlaanderen.
C. Instrumenten Voor wat de afdeling Land- en Tuinbouwvorming betreft werd reeds een aanzet gemaakt met doelmatigheidsanalyse en prestatiebegroting. De instrumenten die hierbij ingezet worden zijn de volgende: erkenning, goedkeuring, subsidiëring, inspectie, inrichting van de installatieattestproeven, sociale promotie en verstrekking van informatie. Voor wat de werking van het VLIF betreft bestaan boordtabellen, die inmiddels nog verder verfijnd worden.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
606
Strategische doelstelling 1. De economische leefbaarheid van de Vlaamse land- en tuinbouw en visserijondernemingen ondersteunen door diversificatie en risicospreiding te bevorderen en de multifunctionele rol te ontwikkelen
Operationele doelstelling -
-
-
-
-
-
2. Het duurzaam karakter van de Vlaamse landen tuinbouw versterken
-
-
-
-
-
Promotie van diversificatie en risicospreiding in het beheer van landbouwbedrijven. Voorlichting inzake beheerslandbouw. opvolging van onderzoeksprojecten en uitbouw databank en boekhoudnetwerk VOLT Begeleiden van de Vlaamse Land- en Tuinbouwraad bij zijn bestuurs- en algemene vergaderingen (5 algemene vergaderingen) Uitvoeren van het Vlaamse LEADER+programma. De implementatie van de heroriëntering van de VLIFregelgeving en het Vlaams programma plattelandsontwikkeling in het bijzonder de maatregelen "investeren in de landbouw" en "vestiging van jonge landbouwers" bewerkstelligen en verruimen van deze regelgeving tot kapitaalpremies en openstellen van het Vlif voor nevenberoepslandbouwers. De implementatie van het Belgisch EU-programma Visserij en Aquicultuur 200-2006 voor Vlaanderen bewerkstelligen. Samengaand de actualisatie van de FIVA-regelgeving mede rekening houdend met de nieuwe richtsnoeren inzake staatssteun van de visserijsector doorvoeren. De coördinatie op Vlaams vlak van de toepassing van de gemeenschappelijke marktordening groenten en fruit verzorgen met passende maatregelen om de advisering, administratie, opvolging en controle van de steunverlening nog verder te optimaliseren De implementatie van een aangepaste regelgeving tot ondersteuning van bedrijven in moeilijkheden bewerkstelligen Uitgaven in het kader van de administratieve vereenvoudiging Decreet duurzame landbouw Bekend maken bij land- en tuinbouwers van de codes goede landbouwpraktijken nutriënten, bestrijdingsmiddelen en agrarisch natuurbeheer, door het geven van voordrachten en opstellen van artikelen Samenstellen van praktijkhandboeken In toepassing van het Programmeringdocument voor Plattelandsontwikkeling, afsluiten van contracten voor mechanische onkruidbestrijding, groenbedekking, registratie bestrijdingsmiddelen en meststoffen in de sierteelt, bescherming genetische diversiteit en aanplant plantaardige eiwitbronnen. Goedkeuren en begeleiden van demonstratieprojecten duurzame landbouw. Vertegenwoordiging bij instellingen en organisaties op regionaal, provinciaal en lokaal niveau m.h.o. op de stimulering van milieuvriendelijke landbouwmethodes. Advisering in het kader van de uitvoering van het decreet op de ruimtelijke ordening, het mestdecreet, het decreet natuurbehoud en het landschapsdecreet,… Advisering en vertegenwoordiging in comités van infrastructuurprojecten nl. ruilverkaveling en landinrichting met actieve deelname aan de comitévergaderingen Het Actieplan Biologische Landbouw uitvoeren en bijsturen Begeleiden en ondersteunen van projecten gericht op duurzame land- en tuinbouw
Basisallocatie(s) 31.07 31.03 12.05 12.08
12.11 31.02 41.41 99.31
41.42 99.34
32.03
12.09
12.04
12.04 51.01
31.90 31.02
12.03 31.09 12.05 52.10
607 3. Het maatschappelijk draagvlak van de Vlaamse land- en tuinbouw versterken
4. De vakbekwaamheid van de Vlaamse land- en tuinbouwers verhogen -
5. De heroriëntatie van de Vlaamse landbouwsteun in de richting van de hervorming van het Europese landbouwbeleid en de Europese milieudoelstellingen -
-
6. Inpassen van de Vlaamse maatregelen in de Europese Plattelandsverordening teneinde Europese Fondsen te benutten voor de Vlaamse Plattelandsontwikkeling. -
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Het wantrouwen in de land- en tuinbouwsector wegwerken door: - een grotere aanwezigheid van de landbouwers en tuinders in het maatschappelijk debat te bevorderen; - Door het stimuleren van milieuvriendelijke en diervriendelijke landbouwproductiemethodes en het stimuleren van korte afzetcircuits Verder uitbouwen van een informatiseringsprogramma voor landbouwvorming. Inrichting en uitvoering van installatieattestproeven in de provincies (5 x 2 proeven) Een nieuw decreet en aanpassing van het besluit inzake landbouwvorming. Verplicht maken van het thema milieuvriendelijkeproductiemethodes in de vormingsactiviteiten De steunverlening aan de eerste installaties evalueren en desgevallend bijstellen om duurzaam tewerkstellingsniveau te realiseren. Het stimuleren van omschakelen naar biologische en milieuvriendelijke productiemethoden. De steun oriënteren naar producties met hoge toegevoegde waarde door afbouw van de productie in volume met gelijklopend een verhoging van de kwaliteit van het eindproduct. De leefbaarheid van bedrijven toetsen aan de sociale werkomstandigheden: de relatie met milieu, omgeving en dierenwelzijn; de inkomens die resultaat zijn van verkoop van producten en de vergoeding voor diensten aan de maatschappij (toerisme, beheerslandbouw,…) verderzetten afbouw veestapel De coördinatie van het regionaal Programmeringdocument voor Plattelandsontwikkeling in samenwerking met AMINAL afdeling Land en VLM. Het toepassen van het PDPO2000-2006 in de regio Vlaanderen voor wat ALT betreft. Financiële bijdragen samenwerkingsakkoorden
12.04 31.05
31.03 31.90 34.01 12.03
41.41 99.31 31.09 12.03
Mina-Fonds 12.10
diverse ba's 12.06 35.01
Hoofdstuk 2. Toelichting per basisallocatie Basisallocatie 12.03: Allerhande uitgaven in het kader van de stimulering van de biologische landbouw
NGK
Krediet in duizend EUR 223
2001 Uitvoering in % 83,3
2002 Krediet in duizend EUR 0
2003 Krediet in duizend EUR
Uitvoering in % 0
138
2004 Krediet % tov 2003 125
Deze basisallocatie is bestemd voor uitgaven die kaderen binnen de uitvoering van het Vlaams Actieplan voor de Biologische Landbouw II dat op 13 juni 2003 werd medegedeeld aan de Vlaamse regering en werd goedgekeurd. Concreet worden volgende acties gefinancierd: - project ter verbetering van het controle-systeem en de communicatie erover - uitbouw en beheer van de databank bio-zaad en -pootgoed
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
608
De vermindering van de voorziene kredieten op deze basisallocatie is te wijten aan een overheveling van middelen van basisallocatie 12.03 'uitgaven' in het kader van de stimulering van de biologische landbouw naar basisallocatie 31.09 'subsidies' in het kader van de stimulering van de biologische landbouw. Basisallocatie 12.04: Allerhande uitgaven in verband met communicatie
NGK
2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 545 85,1
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 403 100
2003 Krediet in duizend EUR 399
2004 Krediet % tov 2003 201
Deze basisallocatie heeft betrekking op uitgaven in verband met communicatie i.v.m. het land- en tuinbouwbeleid; o.m. jaarverslag Alt, maandblad Buitenkansen, jaarverslag VLIF, jaarverslag FIVA, code van goede landbouwpraktijken, hand-out-folders,… Als gevolg van een beslissing van de Vlaamse regering in het kader van de begrotingsopmaak 2004, worden de communicatiebudgetten gehalveerd, zo ook deze van landbouw. Basisallocatie 12.06: Uitgaven in het kader van samenwerkingsakkoorden en ontwikkelingssamenwerking
GVK GOK
2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 372 94,4 297 23,6
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 252 0 173 27,5
2003 Krediet in duizend EUR 252 272
2004 Krediet % tov 2003 100 151
Met deze basisallocatie kunnen initiatieven genomen worden aangaande samenwerking- en uitwisselingsprogramma’s (o.a. knowhow) met landen in Centraal- en Oost-Europa en ontwikkelingslanden. In 2004 zijn, conform de beleidsprioriteiten, middelen vanuit deze basisallocatie geheroriënteerd naar initiatieven ter stimulering van de biologische landbouw. Basisallocatie 12.10: Uitgaven in het kader van de evaluatie van het programmeringdocument plattelandsontwikkeling (pro memorie) 2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % GVK GOK
2002 Krediet in Uitvoering Duizend EUR in %
2003 Krediet in duizend EUR 250 160
2004 Krediet % tov 2003 0 0
De algemene vereisten inzake mid term en eindevaluatie van het Programmeringdocument voor Plattelandontwikkeling zijn vastgelegd in artikel 54 en 55 van EG Verordening 455/2002. Voor de uitvoering van het PDPO zijn enkele evaluatiemomenten voorzien : - mid-term evaluatie: Deze evaluatie dient uiterlijk op 31 december 2003 aan de Europese Commissie te worden overgemaakt. Hiertoe werd in 2003 deze basisallocatie ingeschreven. - bijwerking van de mid term evaluatie: De Commissie voorziet, zo nodig, tegen 31 december 2005 een bijwerking van de evaluatie halverwege. - evaluatie ex post : de eindevaluatie dient specifiek de doeltreffendheid en de doelmatigheid na te gaan en conclusies te trekken aangaande het plattelandsbeleid. De eindevaluatie dient uiterlijk twee jaar na afloop van de programmeringsperiode bij de Europese Commissie te worden ingediend. Aangezien in 2004 geen evaluaties van het PDPO zijn voorzien, worden ook geen middelen in de begroting 2004 op deze basisallocatie ingeschreven. De basisallocatie wordt wel behouden voor de toekomstige vereiste evaluaties.
609
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
Basisallocatie 12.11: Uitgaven in het kader van de uitvoering van Leader+ 2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in %
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in %
GVK GOK
2003 Krediet in duizend EUR 145 25
2004 Krediet % tov 2003 42 50
Deze basisallocatie werd als nieuwe basisallocatie ingeschreven in de begroting 2003 in het kader van de uitvoering van het communautair initiatief voor plattelandsontwikkeling 'Leader+'. Het Vlaamse Leader+ programma werd door de Europese Commissie goedgekeurd op 20 december 2001 en wordt gezamenlijk gefinancierd door het Vlaamse Gewest en de EU (EOGFL, afdeling Oriëntatie). Binnen het programma zijn vier onderdelen voorzien: 1. ontwikkelingsplannen 2. samenwerkingsprojecten 3. netwerkvorming 4. beheer en technische bijstand Binnen deze basisallocatie worden voor 2004 middelen voorzien voor de verdere uitvoering van onderdeel 3 en 4 van het Vlaamse programma. Basisallocatie 31.02: Subsidies in het kader van de plattelandsontwikkeling, Leader+ en de structuurverbetering in de visserij- en aquicultuursector
GVK GOK
2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 372 0 322 0
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 4.783 89,4 0 /
2003 Krediet in duizend EUR 1.859 1.834
2004 Krediet % tov 2003 1.859 1.678
Binnen deze basisallocatie worden uitgaven aangerekend die kaderen binnen: - het communautair initiatief Leader+ 2000-2006 - het Visserijprogramma 2000-2006 - het Vlaams Programmeringdocument voor Plattelandsontwikkeling 2000-2006 (PDPO) Het Vlaamse Leader+ programma werd door de Europese Commissie goedgekeurd op 20 december 2001 en wordt gezamenlijk gefinancierd door het Vlaamse Gewest en de EU (EOGFL, afdeling Oriëntatie). Binnen het programma zijn vier onderdelen voorzien: 1. ontwikkelingsplannen 2. samenwerkingsprojecten 3. netwerkvorming 4. beheer en technische bijstand Binnen deze basisallocatie worden voor 2004 middelen voorzien voor de verdere uitvoering van onderdeel 1 en 2 van het Vlaamse programma. De steunverlening voor de visserij- en aquicultuursector wordt bepaald binnen de programmering "Visserij buiten doelstelling 1" 2000-2006. Een gedeelte van de maatregelen verkrijgt de noodzakelijke steun van het Vlaamse gewest binnen het FIVA of Econex; voor een gedeelte van het programma vervat in de acties binnen Maatregel 4 “Andere maatregelen” en Maatregel 5 “Technische bijstand” dienen ad hoc Vlaamse middelen voorzien.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
610
Binnen deze basisallocatie kaderen eveneens een aantal projecten en initiatieven rond plattelandsontwikkeling en duurzame landbouw in uitvoering van het PDPO en/of het decreet duurzame landbouw. Voor 2004 worden o.m. middelen voorzien m.b.t. PDPO: demonstratieprojecten en agrarisch plattelandsbeleid - demonstratieprojecten Binnen het PDPO is onder hoofdstuk 9.3.3.2 'Steun voor opleiding in de landbouw' een onderdeel voorzien met betrekking tot demonstratieprojecten. Via een algemene oproep wordt sinds 2000 jaarlijks een oproep om voorstellen voor demonstratieprojecten rond welbepaalde thema's in te dienen gedaan. Tot 2003 konden deze projecten worden aangerekend op ba 31.90, variabel krediet. Aangezien dit krediet uitdovend is, dient voor de uitvoering van deze maatregel een afzonderlijke kredietlijn te worden voorzien. In het kader van de uitvoering van het PDPO kan beroep gedaan worden op 50% Europese cofinanciering vanwege het EOGFL, garantie. - agrarisch plattelandsbeleid Naar aanleiding van de wijzigingen 2002 in het Programmeringsdocument Plattelandsontwikkeling Vlaanderen die in 2003 worden goedgekeurd is één deze wijzigingen het uitwerken van landbouwgerelateerde projecten onder de noemer van agrarisch plattelandsbeleid in hoofdstuk 9.3.9.. Ingediende projecten onder hoofdstuk 9.3.9. kunnen landbouwgerelateerd zijn vanuit landbouweconomisch standpunt (bijv. projecten ter begeleiding van multifunctionele landbouw, projecten in kader van het actieplan diversificatie). Hieronder valt bijvoorbeeld het projectmatig begeleiden van een aantal land- of tuinbouwers in de richting van een gebiedsgebonden multifunctionele of verbrede land- of tuinbouw zoals activiteiten omtrent zorgboerderijen, landschaps- en natuuronderhoud, educatie en recreatie op de hoeve, energieteelten, innovatieve productie,... . Naast projecten die uitwerking vinden via de provinciale plattelandsontwikkelingsplannen worden er door de Administratie Land- en Tuinbouw (ALT) provinciegrensoverschrijdende thematische oproepen gelanceerd voor landbouwgerelateerde projecten omtrent activiteiten zoals hierboven beschreven. Deze projecten kennen een totale maximale projectduur van 3 jaar. In 2004 zijn vanuit deze basisallocatie betalingsmiddelen geheroriënteerd naar initiatieven ter stimulering van de biologische landbouw. Basisallocatie 31.09: Subsidies in het kader van de stimulering biologische landbouw 2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % GVK GOK
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in %
2003 Krediet in duizend EUR 805 555
2004 Krediet % tov 2003 1.968 1.298
Binnen deze basisallocatie kaderen allerhande subsidies ter stimulering van de biologische landbouw. In de begroting 2004 werden de kredieten binnen deze basisallocatie opgetrokken voor de uitvoering van het Vlaams Actieplan voor de Biologische Landbouw II dat op 13 juni 2003 werd medegedeeld aan de Vlaamse regering en goedgekeurd. Voor 2004 zijn o.m. volgende acties voorzien: - opleiding van gespecialiseerde bedrijfsbegeleiders voor de biologische productiemethode - ondersteuning van omschakeling naar biologische landbouw (het BVR van 20/4/2001 houdende de erkenning en subsidiëring van centra voor bedrijfsbegeleiding in de biologische landbouw en het MB van 20/4/2001 betreffende de voorwaarden tot het subsidiëren van bedrijfsontwikkelingsplannen en bedrijfsbegeleidingen in de biologische landbouw)
611
-
-
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
onderzoek en ontwikkeling in de biologische landbouw beter afstemmen op de noden door een coördinatiepunt voor onderzoek biologische landbouw op te richten projecten laten uitvoeren om problemen i.v.m. de wijziging van de wetgeving biologische landbouw aan te pakken verdere uitbouw en onderhoud van een kennis- en informatiecentrum voor de biologische landbouw ondersteuning gedurende drie jaar van de publicatie van BioVisie verlenging van de werking van de ketenmanagers met drie jaar. In de periode 2001- 2003 werden middelen ter beschikking gesteld van VLAM om twee bioketenmanagers aan het werk te zetten. Zij zijn verantwoordelijk om pijnpunten in de biologische afzetketen op te sporen en er oplossingen voor te vinden. bevordering van de afzet in de biologische keten door projecten die gericht zijn op korte ketens en samenwerkingsverbanden imagoacties en ondersteuning initiatief week van de biologische landbouw lessen over biologische landbouw in het niet-landbouwonderwijs ondersteunen door lessenpakketten aan te maken en ze te introduceren bij de leerkrachten afstemming binnen de sector stimuleren door het uitbouwen van een koepelstructuur te ondersteunen
Basisallocatie 31.90: Subsidies in het kader van het landbouwvormingsbeleid
VRK
2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 2.361 70
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 1.846 88
2003 Krediet in duizend EUR 1.535
2004 Krediet % tov 2003 152
Dit variabel krediet is uitdovend, omwille van het feit dat door een nieuwe betalingswijze aan het Vlaamse betaalorgaan Europa geen geld inzake landbouwvorming meer terugstort. Tot 2003 stortte Vlaanderen 100% en Europa 25% van de uitgaven i.k.v. de landbouwvorming aan het Betaalorgaan, waarna de 25% van Europa doorgestort werd naar bovenstaand variabel krediet. Vanaf 2004 stort Vlaanderen 75% en Europa 25% van de uitgaven i.k.v. de landbouwvorming aan het Betaalorgaan. Basisallocatie 32.03: Subsidies als steun voor de begeleiding van land- en tuinbouwers in moeilijkheden of in reconversie 2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 248 0
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 0 /
2003 2004 Krediet in Krediet duizend EUR % tov 2003 NGK 248 120 NGK* 848 120 * in 2003 werd via een herverdelingsbesluit Lambermont 600 KEUR overgeheveld naar deze basisallocatie 32.03, waardoor dit jaar 848 KEUR effectief beschikbaar is in het financieel systeem (600 KEUR voor bedrijfsbegeleiding)
Deze uitgave is een rechtstreeks gevolg van het Besluit van de Vlaamse regering van 8/11/2002 inzake steun voor de begeleiding van land- en tuinbouwers in moeilijkheden of in reconversie en het bijhorend ministerieel besluit van 17/2/2003. De subsidie is bedoeld om bedrijven die zich in een financiële moeilijke situatie bevinden, aan te sporen beroep te doen op een begeleiding door een erkend centra om hun bedrijfsinkomen te verbeteren. De bedrijfsbegeleiding omvat een begeleiding in technisch en economisch opzicht voor die bedrijven waar het tij gekeerd kan worden en een sociale begeleiding voor de bedrijven die niet meer te redden zijn. Het besluit van de Vlaamse regering (8/11/2002) maakt de maatregel ook toegankelijk voor bedrijven in reconversie zodat het introduceren van bijkomende activiteiten o.a. thuisverwerking van landbouwproducten, thuisverkoop van hoeveproducten, hoevetoerisme, natuurbeheer, kinderboerderijen, zorgboerderijen door een intensieve begeleiding op meest de efficiënte manier kan gebeuren.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
612
Basisallocatie 33.01: Subsidies in verband met het land- en tuinbouwbeleid
NGK
2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 620 91,3
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 541 76,7
2003 Krediet in duizend EUR 312
2004 Krediet % tov 2003 292
Binnen deze basisallocatie kaderen diverse subsidies die worden gebruikt voor de uitbouw van een positief imago aangaande het land- en tuinbouwbeleid via de informatieverstrekking over landbouw aan het grote publiek en via landbouweducatie gericht op schoolgaande jeugd. Basisallocatie 34.01: Subsidies voor sociale promotie aan de zelfstandigen en hun helpers uit de landbouwsector zoals bepaald in het KB van 02.07.1974 en van 27.05.1975, zoals gewijzigd bij KB van 12.06.1978 en het KB van 21.08.1979
NGK
2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 55 97,1
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 56 58,8
2003 Krediet in duizend EUR 57
2004 Krediet % tov 2003 24
De subsidie is bedoeld om de landbouwers aan te zetten tot het volgen van vormingsactiviteiten. De landbouwvorming is een essentieel onderdeel van het landbouwbeleid. De vergoeding is een soort vervangend loon om lessen en stages te volgen. De diverse KB’s terzake voorzien in de mogelijkheid tot het toekennen van een vergoeding van 1,49 EUR per lesuur voor sociale promotie aan de zelfstandigen in de landbouwsector en hun helpers. Basisallocatie 35.01: Subsidies in het kader van samenwerkingsakkoorden en ontwikkelingssamenwerking 2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in %
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in %
GVK GOK
2003 Krediet in duizend EUR 496 300
2004 Krediet % tov 2003 200 241
Binnen het horizontaal beleid voor ontwikkelingssamenwerking startte de VR bij de aanvang van haar legislatuur de samenwerking met Z.Afrika, Mozambique en Marokko. In het kader van de directe samenwerking bleef eveneens de samenwerking met Chili (die haar oorsprong vindt in 1995) bestaan. Sinds 2002 volgt de ALT dit beleid inhoudelijk op en in 2003 wordt specifiek voor de directe samenwerking met Z-Afrika een bedrag van 496.000 EUR gereserveerd. Naast ontwikkelingssamenwerking, is er ook mogelijkheid tot samenwerking en uitwisseling van knowhow met andere landen waarmee Vlaanderen een bilateraal akkoord heeft afgesloten. In 2004 zijn, conform de beleidsprioriteiten, middelen vanuit deze basisallocatie geheroriënteerd naar initiatieven ter stimulering van de biologische landbouw. Basisallocatie 41.41: Dotatie aan het Vlaams Landbouwinvesteringsfonds
NGK
2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 19.551 100
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 28.766 100
2003 Krediet in duizend EUR 32.000
2004 Krediet % tov 2003 38.000
De VLIF-dotatie is een sluitpost: verschil tussen uitgaven en eigen inkomsten. De uitgaven stijgen telkenjare gezien het systeem met rentesubsidies. Rentesubsidies die zijn toegekend genereren immers gedurende 5 tot
613
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
15 jaar uitbetalingen. Het VLIF startte in 1993 zonder lasten van vóór de regionalisering. Daarenboven kunnen vanaf 2001 volgens de nieuwe regelgeving ook kapitaalpremies worden toegekend. Deze verhogingen in 2002 en 2003 komen vooral voort uit de overschakeling naar kapitaalpremies naast de rentesubsidies. In tegenstelling tot eind 2001 toen er nog een aanzienlijk kassaldo was voor gebruik in 2002, was dit eind 2002 niet het geval en ook eind 2003 zal er geen kassaldo zijn. Voor 2004 werd de behoefte budgettair afgetopt naar 38 MEUR. Vanaf 2004 wordt verwacht dat de uitgaven min of meer zullen stabiliseren rond 38 à 40 MEUR vermits de omschakeling naar kapitaalpremies in betalingsevenwicht is en ook de uitbetalingen van rentesubsidies in een dynamisch evenwicht komen na ruim 10 jaar VLIF. Basisallocatie 41.42: Dotatie aan het Financieringsinstrument voor de Vlaamse Visserij- en Aquicultuursector
NGK
2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 3.587 100
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 1.728 100
2003 Krediet in duizend EUR 1.737
2004 Krediet % tov 2003 1.100
De steunverlening inzake structuurverbetering in de visserijvloot verloopt via het FIVA dat bij decreet van 13 mei 1997 werd opgericht en sedert 1998 operationeel is geworden. Steun wordt toegekend via rentesubsidies en kapitaalpremies. De actualisatie van de regelgeving is goedgekeurd door de Vlaamse regering op 9 mei 2003 met terugwerkende kracht van 1 januari 2002. Basisallocatie 51.01: Ondersteuning m.b.t. het toepassen van milieuvriendelijke landbouwproductiemethoden en bedrijfsbegeleiding 2001 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 4.856 99,5
2002 Krediet in Uitvoering duizend EUR in % 10.757 100
2003 2004 Krediet in Krediet in duizend EUR duizend EUR GVK 3.497 3.007 GVK* 7.884 7.296 GOK 578 24,6 3.001 29,7 1.100 917 GOK* 1.100 4.176 * in 2003 werd via een herverdelingsbesluit Lambermont 4.387 KEUR GVK overgeheveld naar PR 54.10; ba 51.01, waardoor in totaal 7.884 KEUR GVK beschikbaar is in het financieel systeem in 2004 zal opnieuw via een herverdelingsbesluit Lambermont 4.289 KEUR GVK en 3.259 KEUR GOK overgeheveld worden naar deze basisallocatie, waardoor 7.296 KEUR GVK en 4.176 KEUR GOK effectief beschikbaar zal zijn
Binnen deze basisallocatie kaderen de milieumaatregelen van het Programmeringdocument voor Plattelandsontwikkeling (2000-2006), waarvoor de Administratie Land- en Tuinbouw optreedt als beheersdienst. Volgende maatregelen zijn voorzien: - groenbedekking - mechanische onkruidbestrijding - vermindering van gewasbeschermingsmiddelen en meststoffen in de sierteelt - instandhouding genetische diversiteit - reconversie naar biologische zeugenhouderij - bedrijfsgebonden teelt van plantaardige eiwitbronnen Verder worden op deze basisallocatie ook volgende milieumaatregelen aangerekend die tot 2002 op federaal niveau werden betaald: - hectarepremies biologische landbouw - hectarepremie geïntegreerde fruitproductie. Deze maatregel werd laatst toegepast in 2003, waardoor vanaf 2004 enkel nog betaalkredieten worden voorzien.
Stuk 13 (2003-2004) – Nr. 1-B
614
In 2004 zullen op deze basisallocatie eveneens de maatregelen aangaande bedrijfsbegeleiding en steun voor milieu-advies aangerekend worden. Concreet betreft het de subsidiëring van de bedrijfsleidingsdiensten, adviezen, zijnde 5-jarige overeenkomsten. Basisallocatie 99.31: Vastleggingmachtiging Vlaams Landbouwinvesteringsfonds 2001 2002 2003 Krediet in Uitvoering Krediet in Uitvoering Krediet in Duizend EUR in % duizend EUR in % duizend EUR MACH 79.377 * 72,6 77.139 * 81,7 52.000 * incl. overdracht niet aangewende machtiging van 2000 naar 2001 en 2001 naar 2002
2004 Krediet % tov 2003 57.780
De voorziene machtiging is berekend op basis van de verwachte dossiers voor 2004, nl. 57,780 MEUR. Er is dus een stijging t.o.v. 2003 omdat de initieel 2003 toegekende machtiging van 57 MEUR bij de begrotingscontrole 2003 werd teruggebracht naar 52 MEUR voor de financiering van de krengenophaling.