Visienota voor de toekomst van de arbeidsgeneeskunde in België
Een gemeenschappelijk standpunt van de vertegenwoordigers van de B.B.v.Ag.-A.P.B.M.T., V.W.V.A., S.S.S.T., V.V.I.B.-A.M.T.I.
Visienota voor de toekomst van de arbeidsgeneeskunde in België
Een gemeenschappelijk standpunt van de vertegenwoordigers van de B.B.v.Ag.-A.P.B.M.T., V.W.V.A., S.S.S.T., V.V.I.B.-A.M.T.I.
1
Auteurs : Lode Godderis (B.B.v.Ag.-A.P.B.M.T., V.W.V.A.), Bart Curvers (B.B.v.Ag.A.P.B.M.T., V.V.I.B.-A.M.T.I.), Philippe Mairiaux (S.S.S.T.), Simon Bulterys (B.B.v.Ag.-A.P.B.M.T.) , Philippe Farr (B.B.v.Ag.-A.P.B.M.T.). Corresponding author: Lode Godderis, KULeuven, Kapucijnenvoer 35/5, 3000 Leuven Tel: +32-16-337080
[email protected] Leden van de werkgroep: André Delandtsheer (V.V.I.B.-A.M.T.I.), Guy Vogt (B.B.v.Ag.-A.P.B.M.T., V.W.V.A.), Dominique Lison (S.S.S.T.), Lutgart Braeckman (V.W.V.A.), Marc van Sprundel (V.W.V.A.). Eindversie: 06/02/2012
2
INDEX 1 Inleiding ....................................................................................................................................... 4 1.1 Historiek van de nota...................................................................................................... 4 1.2 Belangrijkste boodschappen van de nota ............................................................... 5 2 Standpunten i.v.m. preventie en bescherming op het werk .................................... 6 2.1 Arbeidsgeneeskunde voor iedereen ......................................................................... 6 2.2 Globale financiering met garanties voor medische opvolging ....................... 7 2.3 Multidisciplinariteit ........................................................................................................ 8 3 Standpunten i.v.m. medische activiteiten ....................................................................... 8 3.1 Opvolging en bevordering van de gezondheid van de werknemer .............. 8 3.1.1 Gezondheidsbeoordeling ...................................................................................... 9 3.1.1.1 Voorafgaandelijke gezondheidsbeoordeling ........................................ 9 3.1.1.2 Periodieke gezondheidsbeoordeling .................................................... 10 3.1.1.3 Spontane consultatie ................................................................................... 10 3.1.1.4 Voortgezet gezondheidstoezicht ............................................................ 11 3.1.2 Gezondheidspromotie......................................................................................... 11 3.2 Opvolging, begeleiding en re-integratie van zieke werknemers ................ 12 3.3 Kennis van het bedrijf en de werkposten ............................................................ 13 3.4 Integratie en rapportering van bedrijfsgegevens ............................................. 14 3.5 Communicatie met werknemers, werkgevers en collega-artsen ............... 15 3.5.1 Communicatie met werknemers en werkgevers...................................... 15 3.5.2 Communicatie met collega-artsen.................................................................. 15 3.6 Wettelijke erkenning en inzet van de bedrijfsverpleegkundigen .............. 16 4 Specifieke aandachtspunten, vragen, acties voor instanties en overheden 17 4.1 FOD WASO ....................................................................................................................... 17 4.2 RIZIV................................................................................................................................... 17 4.3 Fonds voor Beroepsziekten ...................................................................................... 18 4.4 Permanente vorming ................................................................................................... 19
3
1 Inleiding 1.1 Historiek van de nota In 2008 heeft de toenmalige Raad van Bestuur van de Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren gewerkt aan een witboek arbeidsgeneeskunde naar aanleiding van 40 jaar beroepspraktijk in België. In 2009 is er dan, op vraag van de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, een zeer uitgebreide bevraging geweest van de arbeidsgeneesheren waarbij een aantal stellingen uit het witboek werden afgetoetst. Ook de jonge bedrijfsartsen, leden van de Vlaams Wetenschappelijke Vereniging voor Arbeidsgezondheidskunde (V.W.V.A.), hadden hun eigen consensusnota opgesteld. Deze standpunten zijn traag, maar zeker geëvolueerd tot een visienota. De volgende stap was om de visienota van de Belgische Beroepsvereniging voor Arbeidsgeneesheren af te toetsen aan de standpunten van de Wetenschappelijke Verenigingen (S.S.S.T. en V.W.V.A.) en de Vereniging voor Interne Bedrijfsartsen (V.V.I.B.-A.M.T.I.). Dit gemeenschappelijk overleg heeft geleid tot een aantal vrij belangrijke aanpassingen zodat de nota zowel qua vorm als qua inhoud nog verbeterd werd. Wat sterk opviel is dat de evolutie in het denken de laatste twee jaren zeer snel gegaan is, ook al omdat de werkdruk op de arbeidsgeneesheren toeneemt en hun aantal vermindert. De vrees om volledig teruggedrongen te worden in het medisch kabinet is niet onterecht. Het belangrijkste resultaat is dat er een consensus is over het inzetten van de arbeidsgeneesheer als specialist in de relatie tussen arbeid en mens; en als specialist in preventie (algemene en arbeidsspecifieke gezondheid). De consequenties hiervan moeten dan ook genomen worden. Was de rol van verpleegkundigen nog beperkt tot een ondersteunende rol in het witboek, dan zien we dat er enkele jaren later reeds gepleit wordt voor het breder inzetten van verpleegkundigen bij periodieke gezondheidsbeoordelingen, individuele werkplekbezoeken en bezoeken van ondernemingen zonder CPBW. Het multidisciplinair denken en de evolutie naar geïntegreerde preventie worden gemeengoed. De kerntaken van de arbeidsgeneesheer-specialist worden dan verschoven naar het kennen van de onderneming en de arbeidsomstandigheden, naast het preferentieel inzetten van de arbeidsgeneesheer in het preventiebeleid van ondernemingen en het uitvoeren van speciale onderzoeken. Deze visienota is dus waarschijnlijk eerder een etappe in het denken over de toekomst van de arbeidsgeneeskunde en het welzijn op het werk in het algemeen. Het belang om deze nota nu uit te brengen is evenwel groot. Na 15 jaar Welzijnswet en 10 jaar externe en interne preventiediensten moet de bestaande wetgeving immers met een kritische blik worden onderzocht door alle 4
betrokkenen en moeten wetsaanpassingen worden overwogen. Op maatschappelijk vlak ontstaan er bovendien nieuwe noden die een verlenging van het beroepsleven aanmoedigen. Deze nota wil van dit gunstige klimaat gebruik maken om de stem van de arbeidsgeneesheren te laten horen. Ze getuigt van de wil om zich klaar en duidelijk uit te spreken en om een diepgaande dialoog met alle partijen die bij de toekomst van de arbeidsgezondheidszorg betrokken zijn aan te gaan.
1.2 Belangrijkste boodschappen van de nota Arbeidsgeneesheren moeten het vertrouwen van onze klanten, zijnde de werkgevers, werknemers en overheid, behouden om doeltreffend en in volle vrijheid te kunnen handelen. De arbeidsgeneesheer is een specialist die zijn steentje wil bijdragen tot preventie en het oplossen van de problemen en behoeften waarmee de werknemers en ondernemingen worden geconfronteerd. In die context willen we meer aandacht dan vroeger besteden aan de probleemgevallen rekening houdend met de noden en dit op verzoek van de onderneming. De betrokkenheid van de geneesheer en het hele plaatje is hierbij belangrijk, dus niet enkel de gezondheidsbeoordeling. De klant is maar tevreden als de geneesheer hem helpt om te anticiperen op of een oplossing te vinden voor een behoefte of een probleem. De arbeidsgeneesheer moet dus situationeel kunnen (re)ageren. In die zin zal de financiering ook moeten worden aangepast. Momenteel is het beroep overgereglementeerd en wordt er teveel naar de ingezette middelen (aantal medische onderzoeken, bedrijfsbezoeken, …) en personen (aantal artsen, aantal onderzochte werknemers, …) gekeken en te weinig naar het resultaat (is de preventie effectief? is het probleem opgelost? …). Ons doel is om meer tijd te hebben voor de werknemers bij problemen. De periodieke gezondheidsopvolging van de werknemers blijft heel belangrijk voor ons, maar we denken niettemin dat de medische opvolging gekaderd moet worden in een nieuwe organisatie, gebaseerd op een reële complementariteit tussen arbeidsgeneesheer en speciaal daarvoor opgeleide verpleegkundige. De arbeidsgeneesheer beheert het gezondheidskapitaal van de medewerkers zowel op collectief als op individueel vlak. De keuze van methode (medisch onderzoek, overleg en/of analyse van de werkpost) behoort tot de “therapeutische vrijheid” en de organisatie ervan zou dit moeten reflecteren (wie doet wat, hoe en wanneer). Arbeidsgeneesheren moeten in overleg met alle partners in het bedrijf en gesteund - maar niet gehinderd - door de wetgeving naar de geest van de Welzijnswet kunnen handelen. De standpunten van de nota worden hierna verder toegelicht. De belangrijkste boodschappen die de ondertekenende organisaties willen meegeven zijn: - arbeidsgeneeskunde voor iedereen - meer aandacht en dus meer tijd voor probleemsituaties en zowel collectieve als individuele behoeften o betere opvolging voor werknemers met problemen
5
-
o meer aandacht voor werkhervatting na ziekte en re-integratie (disability management) globale forfaitaire financiering binnen de huidige begrotingsenveloppe gezondheidspromotie in de werkomgeving verhoogde inzet van verpleegkundigen voor allerlei opdrachten goede opleiding en 'evidence-based' werken.
2 Standpunten i.v.m. preventie en bescherming op het werk 2.1 Arbeidsgeneeskunde voor iedereen Uit wetenschappelijk onderzoek blijkt dat niet alleen werkgerelateerde factoren maar ook de algemene gezondheid van een werknemer bepaalt of hij al dan niet actief kan blijven op de arbeidsmarkt. Volgens de Wereldgezondheidsorganisatie is arbeidsgeneeskunde een basisrecht voor iedereen. Daarom moeten we een basispakket arbeidsgezondheid aanbieden voor iedereen om discriminatie tussen werknemers te vermijden op basis van hun arbeidscontract of statuut om onze maatschappelijke opdracht van algemene gezondheidspromotie te kunnen waarmaken. De inhoud van dat pakket moet worden samengesteld op basis van wetenschappelijk onderbouwde gegevens en in overleg met de sector en de diverse stakeholders. Het moet dus rekening houden met de karakteristieken van het bedrijf, de sector, de blootgestelde beroepsgroepen, de aard en ernst van het risico, … De arbeidsgeneesheer moet toegankelijk zijn voor iedereen, los van elk, al dan niet aangetoond, risico. Dat wil zeggen dat er geen onderscheid meer zou mogen worden gemaakt tussen de basisaanpak voor onderworpen en niet onderworpen werknemers. Dit is bijzonder belangrijk gezien de huidige trend van veroudering van de bevolking en de overtuiging dat we allen langer zullen moeten werken. Een degelijke bescherming en bevordering van de gezondheid vergt een dubbel evenwicht: - tussen de twee eigenschappen van de arbeidsgeneeskunde: o een individuele benadering, gedekt door het medisch beroepsgeheim en o een collectieve benadering, geïnspireerd op de principes en methoden van de volksgezondheid; - tussen de gezondheidsbeoordeling van de werknemer en de echte kennis van zijn arbeidsomstandigheden. Dat laatste kenmerk vormt het grootste onderscheid tussen de arbeidsgeneesheer en de behandelende geneesheer. De arbeidsgeneesheer als expert heeft zowel een rol van clinicus (bv. voor de vroegtijdige detectie van arbeidsgebonden gezondheidseffecten en gezondheidsproblemen van de werknemer) als van public health professional (gezondheidspromotie en
6
epidemiologische opvolging van gezondheidsindicatoren op het niveau van de bevolking of specifieke bevolkingsgroep).
2.2 Globale financiering met garanties voor medische opvolging Preventie en bescherming op het werk zijn momenteel opgesplitst in risicobeheersing enerzijds en medisch toezicht anderzijds. De financiering van het huidige systeem is niet aangepast aan de filosofie van een preventiebeleid en kan ongewilde gevolgen hebben waarbij de voorkeur doorgaans uitgaat naar periodieke onderzoeken, los van de kwaliteit, om de financiering van de diensten te garanderen. Deze prioriteit voor periodieke onderzoeken “aan de lopende band” zorgt ervoor dat de arbeidsgeneesheer in het bedrijf minder tijd kan besteden aan de analyse van de arbeidsvoorwaarden, de bedrijfsbezoeken en de deelname aan het CPBW. Het systeem moet evolueren naar een geïntegreerde dienstverlening waarbij de werkgever dan een forfaitair bedrag voor gezondheid op het werk betaalt (bedrag dat vergelijkbaar is met het huidig wettelijk bepaald preventiebudget). Dit bedrag zou dan worden opgesplitst in 3 delen: - een vast bedrag voor risicoanalyse, - een vast bedrag voor gezondheidstoezicht - een belangrijk deel (25% van het totale bedrag bv.) om aan preventieprojecten te werken in overleg met de arbeidsgeneesheer, de preventieadviseurs, de werkgever en de werknemers (dus via het “CPBW”). Het is belangrijk dat erop toegezien wordt dat de werkgever daadwerkelijk de afgesproken projecten uitvoert. Dat risico is echter miniem aangezien de werkgevers nu meer gesensibiliseerd zijn voor het feit dat de financiering hun verzekert van de steun van hun preventiedienst voor de invoering van een doeltreffend welzijnsbeleid. Tot op heden lijkt de wetgeving eerder geschreven voor grote ondernemingen. Ze is vaak minder realiseerbaar voor kleine en middelgrote ondernemingen (KMO’s). Het is belangrijk dat de dienstverlening evenwaardig en effectief toepasbaar is. Omwille van financiële en organisatorische redenen kan men evenwel niet hetzelfde doen voor kleine als voor grote bedrijven. Toch is er een volwaardige wetgeving en dienstverlening nodig, aangepast aan de karakteristieken van KMO’s. Daarvoor moeten sectorale benaderingen ontwikkeld worden want ze lijken beter aangewezen voor KMO’s. In het buitenland bestaat bv. de tendens dat bepaalde diensten zich specialiseren in een bepaalde sector. De gevolgde aanpak en de dienstverlening voor grote en kleine bedrijven kunnen dus verschillen. Voor preventie zou gewerkt kunnen worden met een aantal standaardpakketten (“good practices”) opgesteld op basis van wetenschappelijke studies en overlegd met de sectoren. We denken hierbij aan een geïntegreerde aanpak en campagnes om bv. KMO’s van een bepaalde sector (bv. kappers) te benaderen. Voor deze aanpak zou dan een pakketprijs voor het geheel van de betrokken ondernemingen onderhandeld kunnen worden. Overleg met sociale partners,
7
comité, de HRM-verantwoordelijke en andere preventieadviseurs is voor de arbeidsgeneesheer dus heel belangrijk om aan globale preventie te kunnen doen en om substantieel te kunnen bijdragen aan het dynamisch risicobeheersingssysteem.
2.3 Multidisciplinariteit Laat het duidelijk zijn dat multidisciplinair samenwerken wordt aanzien als een belangrijke meerwaarde. Een optimale samenwerking tussen de afdelingen medisch toezicht en risicobeheersing is wenselijk waarbij de expertise van elke preventieadviseur gerespecteerd en gebruikt wordt. We nodigen nu de collega preventieadviseurs, waarmee we nauw en graag samenwerken, de sociale partners en de overheid uit om mee te reflecteren over de arbeidsgeneeskunde en preventie en bescherming op het werk in het algemeen. Elke discipline binnen dit gebeuren beschikt over zijn eigen middelen en methodes om een probleem te benaderen of op te lossen. Ons inziens zijn deze complementair. M.a.w. medisch toezicht is een volwaardige methode om aan preventie te doen die complementair en evenwaardig is aan de andere methodes. Het is wenselijk dat in elke context wordt nagegaan hoe de medische opvolging enerzijds en de risicoanalyse anderzijds het best gecombineerd kunnen worden. Het is niet realistisch om de ene in de plaats te stellen van de andere, de medische opvolging maakt integraal deel uit van de risicoanalyse. Inzake preventie en bescherming op het werk speelt de arbeidsgeneesheer een cruciale rol en blijft hij de centrale contactpersoon als het om het menselijke kapitaal gaat.
3 Standpunten i.v.m. medische activiteiten 3.1 Opvolging en bevordering van de gezondheid van de werknemer Volgens het Internationaal Arbeidsbureau, de Wereldgezondheidsorganisatie en de Europese Unie moet de arbeidsgeneeskunde gericht zijn op het behoud en de bevordering van de hoogste graad van lichamelijk, geestelijk en sociaal welzijn van de werknemers in alle beroepen. Concreet betekent dit dat arbeidsgeneeskunde instaat voor: - De preventie van gezondheidsproblemen verbonden aan de arbeidsomstandigheden: o zo vroeg mogelijk arbeidsongebonden beroepsziekten en aandoeningen opsporen; o de werknemers informeren en adviseren over de aandoeningen en gebreken waardoor zij zijn getroffen; o ervoor zorgen dat de werknemers die het slachtoffer zijn van een ongeval of getroffen worden door ziekte eerste hulp en dringende verzorging krijgen;
8
o aangifte doen van beroepsziekten. - De bescherming van de werknemers tegen de risico’s op het werk: o meewerken aan het opsporen en de studie van de risicofactoren die van invloed zijn op beroepsziekten en aandoeningen gebonden aan de uitvoering van het werk; o personen die getroffen zijn door ernstige besmettelijke aandoeningen of die een gevaar voor de veiligheid van de andere werknemers inhouden, verwijderen. - De tewerkstelling van de werknemer in een werkomgeving aangepast aan zijn fysiologische en psychologische capaciteiten: o vermijden dat werknemers worden tewerkgesteld aan taken waarvan zij, wegens hun gezondheidstoestand, normaal de risico’s niet kunnen dragen; o de tewerkstellingskansen bevorderen voor iedereen, o.m. door het voorstellen van aangepaste werkmethodes, het voorstellen van aanpassingen aan de werkpost en het zoeken naar aangepast werk, ook voor personen met een beperkte arbeidsgeschiktheid; - De aanpassing van het werk aan de mens en van ieder mens aan zijn werk: o het onderzoeken van de wisselwerking tussen de mens en de arbeid en o hierdoor bijdragen tot een betere afstemming van de mens op zijn taak enerzijds en de aanpassing van het werk aan de mens anderzijds. De arbeidsgeneesheer beschikt hiervoor over een set aan specifieke methodes. De gezondheidsbeoordeling is een belangrijke methode die eigen is aan de arbeidsgeneesheer, maar ze is niet de enige. De arbeidsgeneesheer kan gebruik maken van een uitgebreid arsenaal aan andere methoden en instrumenten. 3.1.1 Gezondheidsbeoordeling Haar doel is vroegtijdig eventuele gezondheidsproblemen bij de werknemer(s) opsporen die al dan niet afhankelijk van het beroepsrisico het behoud van de arbeidsrelatie in gevaar kunnen brengen. Voor werknemers met een bepaald beroepsrisico en kwetsbare groepen wordt een ruimer pakket uitgewerkt in functie van de risico’s en op basis van een aangepaste periodiciteit. Het comité voor preventie en bescherming op het werk en de preventieadviseurs kunnen ook de noodzaak van een medisch onderzoek en de periodiciteit ervan bespreken met de arbeidsgeneesheer. 3.1.1.1 Voorafgaandelijke gezondheidsbeoordeling Elke werknemer (onafhankelijk van het risico) wordt gezien bij zijn intrede in een beroep. De bedoeling van dit onderzoek is om informatie te geven en om een referentiedossier (nulmeting) qua algemene gezondheid op te stellen. Dit onderzoek staat los van het soort contract - onbepaalde duur, bepaalde duur, interim, … - en van de werkgever. Als iemand verandert van werkgever (bv. bakkerij), maar binnen hetzelfde beroep blijft (bv. bakker) dan dient geen nieuwe voorafgaandelijke gezondheidsbeoordeling uitgevoerd te worden. Pas als
9
iemand een ander beroep (bv. elektricien) gaat uitvoeren, wordt een nieuw intrede-onderzoek uitgevoerd. 3.1.1.2 Periodieke gezondheidsbeoordeling De periodiciteit van de gezondheidsbeoordeling hangt af van het beroepsrisico, de leeftijd en de vooraf bestaande medische toestand van de werknemer. De periodiciteit wordt vastgelegd door de arbeidsgeneesheer tijdens de voorafgaandelijke gezondheidsbeoordeling en bijgestuurd volgens de beroepsloopbaan (bv. werkpostverandering). De arbeidsgeneesheer verklaart en verdedigt zijn analyse en zijn beheersstrategie voor het comité voor preventie en bescherming op het werk dat hierover een advies kan verlenen. Aangezien we arbeidsgezondheidsprestaties voor iedereen willen aanbieden, stellen we voor om elke werknemer met enige regelmaat te zien. De periodiciteit kan ook aangepast worden op advies en initiatief van de arbeidsgeneesheer: bv. kwetsbare groepen, bij problemen, … Er moeten maatregelen genomen worden om te vermijden dat kwetsbare groepen gestigmatiseerd of gediscrimineerd kunnen worden. Voorbeeld van wijziging: - Onderzoek voor jongeren bv. driejaarlijks - Onderzoek voor 45-plussers bv. driejaarlijks omdat algemeen erkend wordt dat de fysische en psychische capaciteiten vanaf de leeftijd van 45 jaar afnemen en er vaker gezondheidsproblemen rijzen. Het gezondheidstoezicht op het werk voor uitzendkrachten moet de verantwoordelijkheid zijn van de (arbeidsgeneesheer van de) werkgevergebruiker. Voor uitzendkrachten met opeenvolgende korte tewerkstellingen bij verschillende werkgevers moet de ontwikkeling van een centraal systeem om gegevens tussen diensten uit te wisselen versneld uitgewerkt worden(Co-Prev), rekening houdend met de vereisten van de privacywet en conform het beroepsgeheim. De arbeidsgeneesheer kan, in overleg met de betrokkene, die hij ziet bij een werkhervatting, een spontane consultatie of in het kader van de moederschapbescherming, de planning en/of inhoud voor het eerstkomende periodieke onderzoek aanpassen. 3.1.1.3 Spontane consultatie Elke werknemer moet op elk moment de mogelijkheid hebben om een arbeidsgeneesheer te consulteren. Dit past binnen de visie om prioriteit te geven aan werknemers met problemen om ze efficiënt te kunnen oplossen. De arbeidsgeneesheer moet vlot bereikbaar zijn zonder administratieve beslommeringen. Dat betekent dat de arbeidsgeneesheer de nodige maatregelen moet nemen om ervoor te zorgen dat hij gekend is bij zijn werknemers en dat de dienst en het bedrijf waar hij werkt een organisatie moet opzetten om snel de spontane consultaties te plannen. De spontane consultatie kan plaatsvinden in het medisch kabinet, maar op vraag van de werknemer kan ze ook plaatsvinden 10
in het bedrijf of op de werkpost zelf. In elk geval moet een direct gevolg/actie op de werkvloer of in het bedrijf mogelijk zijn. We pleiten dus voor voldoende ruimte voor contactmomenten, ook buiten het kabinet en voor een verlaging van de drempel voor een spontaan consult. 3.1.1.4 Voortgezet gezondheidstoezicht Het bestaande ‘voortgezet gezondheidstoezicht’, zoals gedefinieerd in het KB van 28 mei 2003, heeft thans geen concrete toepassing waarvan de preventieve waarde aangetoond werd. Als alternatief stellen we voor om op het einde van de beroepsloopbaan een balans van het arbeidsgeneeskundig consult op te maken om de blootstellingen en risico’s te evalueren. Deze individuele historiek van blootstelling aan de beroepsrisico’s en arbeidsgebonden gezondheidseffecten zou op dat ogenblik opgemaakt en overhandigd worden aan de werknemer die het aan zijn behandelende geneesheer kan overmaken. 3.1.2 Gezondheidspromotie Een goede algemene gezondheid is een essentiële voorwaarde om te kunnen werken. Daarom is het belangrijk om aan gezondheidspromotie binnen het bedrijf te doen. Gezondheidspromotie is het proces waardoor mensen in staat gesteld worden om meer controle te verwerven over de determinanten van hun gezondheid en zo hun gezondheid te verbeteren. Ook internationaal wordt deze visie ondersteund: - Het charter van Bangkok inzake gezondheidspromotie (WGO 2005) heeft trouwens als vierde aanbeveling: “de gezondheidspromotie als vereiste van goed bestuur aan de ondernemingen opleggen”. - De Luxemburg Declaration van het European Network for Workplace Health Promotion (ENWHP) benoemt als één van de bepalende factoren expliciet "an integrated occupational H&SS". Vanuit zijn opleiding en positie in het bedrijf is de arbeidsgeneesheer zeer goed geplaatst om aan gezondheidspromotie te doen, zowel op het individuele vlak in het kader van het periodiek onderzoek, als op het collectieve vlak door specifieke acties in de onderneming. De arbeidsgeneesheer adviseert en bepaalt mee welke acties of programma’s in het bedrijf worden ondernomen en functioneert op die manier als moderator en expert om een evidence-based, onderbouwde en duurzame gezondheidspromotie te stimuleren en te beheren. Hij ondersteunt daarmee de inspanningen van andere collega's (huisartsen, schoolartsen, ...) en verenigingen die op dat terrein werken. Complementariteit en samenwerking zijn dus erg belangrijk om de efficiëntie en het impact van preventiecampagnes in verschillende leefomgevingen te verhogen. Gezondheidspromotie mag niet beperkt blijven tot screeningonderzoeken, maar moet ook een gezondheidscultuur in de onderneming en de nodige voorzieningen (Workplace Health Promotion (WHP)) creëren die mensen aanzetten en helpen ('empowerment') bij het maken van de juiste keuzes inzake levenswijze en (medische) opvolging om hun algemene gezondheid te behouden 11
of te verbeteren. De efficiëntie van dit soort benadering hangt af van de mate waarin de gecreëerde voorzieningen en programma’s zowel de algemene (bv. cardiovasculaire) gezondheidsaspecten als de gezondheid op het werk behelzen en niet alleen de fysische maar ook de psychosociale gezondheidsaspecten in acht nemen. Bij deze programma’s moeten dus niet alleen de arbeidsgeneesheren, maar ook andere actoren (HR-beleid, management, opleiding, preventieadviseurs psychosociale aspecten, ...) betrokken worden. Voor wat de promotie van de fysieke gezondheidspromotie betreft, spelen we doorgaans een sleutelrol. We denken hier aan het opzetten van gezondheidspromotieprojecten, van sensibilisatiecampagnes en screening/vaccinatie voor het grote publiek of voor specifieke doelgroepen, … die niet ten koste gaan van de wettelijk voorziene opdrachten en middelen. De arbeidsgeneesheer is het best geplaatst om dit soort acties in het bedrijf te coördineren en eventueel te organiseren. De potentiële rol die de arbeidsgeneesheer in het domein van de gezondheidspromotie op het werk kan spelen, houdt in dat het opleidingsprogramma van de kandidaat-specialisten in arbeidsgeneeskunde in die zin aangepast wordt en dat zij de nodige vaardigheden verwerven op het vlak van ontwerp, beheer en evaluatie van volksgezondheidsprogramma’s.
3.2 Opvolging, begeleiding en re-integratie van zieke werknemers Elke werknemer moet tijdens zijn ziekteperiode vrij toegang kunnen hebben tot de bedrijfsgeneeskunde zonder overdreven administratie. Doel is om de zieke werknemer te helpen en te begeleiden tijdens het genezingsproces en om hem medisch gezien zo goed als mogelijk te re-integreren. De arbeidsgeneesheer dient hiervoor de gezondheidstoestand van de werknemer vóór de werkhervatting en ook de organisatie en de werkpost grondig te kennen. Aangezien de kans op een succesvolle re-integratie afneemt met het aantal ziektedagen, is het belangrijk dat de zieke werknemer de arbeidsgeneesheer kan consulteren tijdens de eerste 4 weken van de ziekte. We benadrukken dat controle op de gegrondheid van de afwezigheid wegens ziekte niet de taak is van de arbeidsgeneesheer. Naast de individuele begeleiding moet de arbeidsgeneesheer actief betrokken worden bij de collectieve benadering en het ondernemingsbeleid inzake ziekteverzuim en re-integratie (disability management). Hij zou dus betrokken moeten worden bij de analyse van de rol van de beroepsfactoren en toegang moeten krijgen tot de gegevens inzake ziekteverzuim die door het bedrijf worden verzameld, om ze te kunnen analyseren en interpreteren met het oog op zijn toezicht op de arbeidsomstandigheden, de preventie- en de reintegratiemaatregelen. De arbeidsgeneesheer dient met name info te krijgen van de werkgever (bv. via het sociaal secretariaat) i.v.m. frequente kortdurende afwezigheden (niet voorzien in de bestaande regelgeving) en langdurige ziekteperiodes ( ≥ 4 weken) (daadwerkelijke toepassing van de huidige regelgeving). De arbeidsgeneesheer moet correct opgeleid worden voor deze nieuwe aspecten van zijn rol in de onderneming.
12
De arbeidsgeneesheer kan in de toekomst een essentiële rol spelen in het beleid tot behoud van de tewerkstelling en re-integratie op het werk en op die manier een gunstige impact hebben op de kost van de vergoedingen wegens arbeidsongeschiktheid en op de preventie van de overgang naar invaliditeit. Daarom pleiten we ervoor dat deze rol waarin de welzijnswetgeving voorziet, erkend wordt en mee wordt opgenomen in de RIZIV/INAMI-wetgeving. In die optiek is een verduidelijking van de wetgeving m.b.t. de contacten tussen arbeidsgeneesheer, behandelende geneesheer en adviserend geneesheer noodzakelijk.
3.3 Kennis van het bedrijf en de werkposten De arbeidsgeneesheer moet niet alleen de werkposten en het bedrijf kennen, maar ook zijn organisatie en zijn type van management. Elk bedrijf wordt bij zijn toetreding bezocht. Op dat moment worden de periodiciteit van de toekomstige bezoeken en de vereiste expertise van de bezoeker vastgelegd op basis van de risico’s en de sector. Bedrijfsbezoeken dienen dus niet noodzakelijk jaarlijks door een arbeidsgeneesheer te worden uitgevoerd maar kunnen, op basis van risico’s, sector, een vraag of een vaststelling, worden uitgevoerd door preventieadviseurs psychosociale aspecten, ergonomie, veiligheid of hygiëne. Hetzelfde principe geldt voor de werkpostbezoeken en de risicoanalyses: afhankelijk van de risico’s, vragen en vaststellingen kunnen deze worden uitgevoerd door preventieadviseurs arbeidsgeneeskunde, psychosociale aspecten, ergonomie, veiligheid of hygiëne. Arbeidsgeneesheren moeten de mogelijkheid behouden om een werkpost op eigen initiatief te bezoeken (bv. n.a.v. de vaststelling van een probleem gedetecteerd door medisch onderzoek) net zoals de verpleegkundigen in de kleinere ondernemingen. De arbeidsgeneesheer dient ook de comités voor preventie en bescherming op het werk en andere overlegmomenten met werkgever, werknemers en collega's (bv. sociaal overleg, HRM-afdeling, interdisciplinair overleg) actief bij te wonen. Dit overleg is heel belangrijk om aan globale preventie te kunnen doen. We pleiten dus voor een multidisciplinaire samenwerking. Het is belangrijk dat preventieadviseurs elkaars expertise kennen en respecteren, maar ook aandacht hebben voor de sterke en zwakke punten van hun eigen discipline en methode. Overleg is hier het sleutelwoord en een vlotte uitwisseling van werkpostgebonden informatie is noodzakelijk. In de praktijk kan het dus zijn dat de arbeidsgeneesheer of een collega preventieadviseur of verpleegkundige (zie verder) het werkpostbezoek/risicoanalyse uitvoert, maar het is belangrijk dat, vooraleer het afgewerkt document (verslag, risicoanalyse) naar de werkgever gaat, een overleg plaatsvindt tussen de betrokken disciplines. In die context pleiten we ervoor om de biologische monitoring van de blootstelling los te koppelen van het medisch onderzoek. De afname van stalen wordt best anders georganiseerd om op het juiste moment de stalen te kunnen
13
afnemen. De stalen zouden bv. kunnen worden genomen door het analytisch labo of door de verpleegkundige.
3.4 Integratie en rapportering van bedrijfsgegevens In dit document verklaren de arbeidsgeneesheren dat ze “evidence based” praktijken willen toepassen. De kennis, wetenschappelijke gegevens die de basis van deze “evidence” vormen, bestaan echter niet van zelf, maar ontstaan in samenspel met anderen. Daarom willen we actief meewerken aan een kritische evaluatie van de praktijken op basis van de bestaande gegevens in de verschillende diensten voor preventie en bescherming op het werk. Tal van potentieel heel nuttige gegevens bestaan, maar worden niet actief gebruikt. Door ze effectief te gebruiken, zou het focussen van de activiteiten van de arbeidsgeneesheer op hetgeen echt nuttig is, beter verantwoord kunnen worden en zou hij ontlast worden van sommige door de wetgeving voorgeschreven praktijken waarvan het voordeel in termen van gezondheid niet aangetoond is. Dat zou mede gestaafd kunnen worden door een systematische wetenschappelijke analyse die vooral de plaats en het imago van de arbeidsgeneesheer zou verstevigen, want hij zou er niet louter meer zijn omdat hij reglementair voorgeschreven is, maar omdat hij nuttig is en het hoe en waarom daarvan aangetoond heeft. Gegevens die arbeidsgeneesheren en preventieadviseurs verzamelen tijdens de medische onderzoeken en tijdens bezoeken van de arbeidsplaatsen zouden statistisch moeten kunnen verwerkt en gerapporteerd worden en verder gebruikt worden als wetenschappelijke basis voor doelgerichte preventie. Belangrijke voorwaarde is dat dit gebeurt conform de regels van de privacy en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dus enkel gegevens betreffende een groep werknemers kunnen gerapporteerd worden. Om kwaliteitsvolle preventie te kunnen bieden is dus praktijkgericht wetenschappelijk onderzoek essentieel. De arbeidsgeneesheer is door zijn/haar opleiding uitstekend geplaatst om op een kritische manier de wetenschappelijke vakliteratuur te beoordelen en advies te geven over concrete problemen gekoppeld aan het welzijn van de werknemers. Van elke arbeidsgeneesheer kan verwacht worden dat hij/zij oog en oor heeft voor praktijkgerichte vragen en vaststellingen, en vanuit zijn/haar voorkennis een aanzet kan geven tot de probleemoplossing (“evidence-based occupational medicine”). Hij/zij moet in staat zijn om een probleem op een wetenschappelijke manier te benaderen en een wetenschappelijk onderzoek op te zetten op vraag van de bedrijven. Meer complexe problemen vereisen een goede ondersteuning door een multidisciplinair team. Bovendien is de arbeidsgeneesheer goed geplaatst om mee te werken aan grotere onderzoeksprojecten of initiatieven (bv. samenwerking met andere EDPB/IDPB, universiteiten) waardoor nieuwe wetenschappelijke inzichten in de arbeidsgeneeskunde en volksgezondheid kunnen verworven worden. Alleen zo
14
kan een hoge kwaliteit van het geleverde werk gegarandeerd worden, waarbij wetenschappelijke “knowhow” van de verschillende experts gekoppeld wordt aan de dagelijkse praktijkervaring van de arbeidsgeneesheer. EDPBW, IDPBW en de betrokken arbeidsgeneesheren zouden een belangrijke rol moeten spelen op het vlak van het wetenschappelijk onderzoek, zoveel is duidelijk. Dit standpunt wordt trouwens ondersteund door de wetgever die bepaalt dat de financiële opbrengst van de activiteit van de diensten uitsluitend moet besteed worden aan het verrichten van wetenschappelijk onderzoek of het uitwerken van specifieke actieprogramma’s m.b.t. het welzijn van de werknemers bij de uitvoering van hun werk in de ondernemingen of instellingen of voor een bepaalde sector.
3.5 Communicatie met werknemers, werkgevers en collega-artsen 3.5.1 Communicatie met werknemers en werkgevers Tot op heden was de enige wettelijke communicatie tussen arbeidsgeneesheer enerzijds en werknemer en werkgever anderzijds mogelijk via het formulier van de gezondheidsbeoordeling. Het lijkt nuttig om het formulier van gezondheidsbeoordeling in het kader hiervan kritisch te evalueren en aan te passen. Ook de formuleringen die gebruikt worden en de juridische impact dienen verfijnd te worden. We pleiten ervoor om het formulier aan te passen en de term “geschiktheid” af te schaffen. We willen het formulier voor gezondheidsbeoordeling als hulpmiddel gebruiken voor een gestructureerde communicatie tussen arbeidsgeneesheer en werkgever (bv. over werkaanpassingen, gemaakte afspraken, …), waarover de werknemer geïnformeerd wordt. We stellen ook voor om na afloop van elk medisch onderzoek een beknopt medisch verslag (met alle medische gegevens en betreffende de werkvoorwaarden) op te stellen ten behoeve van de werknemer. Dit wordt dan, met het akkoord van de werknemer, overhandigd aan zijn huisarts of specialist. Op het einde van de loopbaan zou de werknemer een “gezondheidsloopbaanoverzicht” overhandigd krijgen dat de behandelende arts en de artsen die hem later opvolgen moeten toelaten om beroepsgebonden aandoeningen sneller te herkennen, behandelen, erkennen en, indien nodig, de vergoeding via het FBZ sneller aan te vragen. 3.5.2 Communicatie met collega-artsen Er moet synergieën tot stand komen tussen de schoolartsen en bedrijfsartsen. Deze moeten een effectieve bescherming bieden aan de leerlingen, vooral in het kader van het technisch en beroepsonderwijs. Dat overleg moet hen ook sensibiliseren voor een preventiecultuur. We pleiten ook voor een verbetering van de communicatie met de overige medici en paramedici (kinesisten, psychologen, …) in het voordeel van de werknemer. 15
De arbeidsgeneesheer moet vlot bereikbaar zijn voor de curatieve arts en omgekeerd. Dit is bv. essentieel in het kader van de re-integratie. Zo zouden medische gegevens vlot uitwisselbaar moeten zijn tussen geneesheren en instanties (bv. huisartsen, mutualiteit, FBZ, …) onafhankelijk van het aangewende medium en conform het medische beroepsgeheim. We denken hier bv. aan het overzicht van blootstelling aan risico’s en advies over aanpassingen aan de werkpost of taakinhoud en contactgegevens van de bedrijfsarts. Gebrek aan kennis van de werkpost, het bedrijf en de re-integratiemogelijkheden door de behandelende arts en de adviserende verzekeringsarts leidt momenteel in vele gevallen tot verlenging van de afwezigheden wegens ziekte, of zelfs tot de onnodige verwijdering van sommige werknemers van de arbeidsmarkt.
3.6 Wettelijke erkenning en inzet van de bedrijfsverpleegkundigen De arbeidsgeneeskunde en het medisch toezicht worden uitgevoerd door een arbeidsgezondheidsteam bestaande uit arbeidsgeneesheren en bedrijfsverpleegkundigen die vaak worden ondersteund door een medisch secretariaat. In de huidige wetten en Koninklijke Besluiten over welzijn op het werk worden de functie en de taken van bedrijfsverpleegkundigen niet beschreven. We pleiten ervoor om de functie en opleiding van bedrijfsverpleegkundigen te erkennen en op te nemen in de wetgeving. In dit overzicht maken we een onderscheid tussen 2 types van bedrijfsverpleegkundigen: bedrijfsverpleegkundigen met enkel een basisopleiding en bedrijfsverpleegkundigen met een bijkomende opleiding in arbeidsgezondheidskunde. De bedrijfsverpleegkundige met een aanvullend diploma in de arbeidsgezondheidskunde is per definitie een goed opgeleide professional (in de praktijk hebben ze vaak ook het getuigschrift van preventieadviseur niveau 2). Onder functie van bedrijfsverpleegkundige verstaan we een reeks activiteiten eigen aan de verpleegkundige met een bijkomende opleiding, zoals bijvoorbeeld een ‘verpleegkundig contact’ dat voor bepaalde werknemerscategorieën (beeldschermposten, stagiairs, …) ingevoerd zou kunnen worden in het kader van uitgeschreven protocollen. Mits goede ondersteuning, begeleiding en voortdurende kwaliteitsvolle bijscholing zullen deze verpleegkundigen met een bijkomende opleiding in staat zijn om gezondheidsgesprekken met de werknemers te voeren, sommige periodieke gestandaardiseerde medische onderzoeken (screening) autonoom uit te voeren waarbij gedetecteerde probleemgevallen naar de arbeidsgeneesheer doorverwezen worden. Uiteraard kan elke werknemer die het wenst steeds bij de arbeidsgeneesheer terecht. Voorts kunnen deze gespecialiseerde verpleegkundigen ook ingezet worden voor werkpost- en bedrijfsbezoeken. We wensen ook dat deze verpleegkundigen actief kunnen meewerken aan preventiecampagnes van collectieve aard en de werknemers aanmoedigen om aan deze campagnes deel te nemen (zie 3.1.2 gezondheidspromotie).
16
De bedrijfsverpleegkundige met een basisopleiding ondersteunt de arbeidsgeneesheer en werkt onder zijn verantwoordelijkheid. Deze verpleegkundigen staan in voor de biometrie en het uitvoeren van technische onderzoeken na opleiding (bv. biomonitoring van de blootstelling).
4 Specifieke aandachtspunten, vragen en acties voor instanties en overheden 4.1 FOD WASO De arbeidsgeneesheren willen meehelpen aan de uitwerking van een aangepaste en toepasbare wetgeving die rekening houdt met deze consensustekst. Een sterke overheid en wetgeving zijn een noodzakelijke voorwaarde om ons beroep te kunnen uitvoeren. Toch mag de wet geen juridisch keurslijf worden die alle zin voor initiatief ontneemt. We pleiten voor het vermijden van ingewikkelde procedures en onrealistisch hoge verwachtingen. Veel arbeidsgeneesheren vinden dat de overleg- en beroepsprocedure te complex is en dat ze een goede werking belemmeren. We stellen voor dat de FOD WASO een staten-generaal organiseert om met alle partijen te praten over de arbeidsgezondheidszorg. De Belgische arbeidsgeneesheren vragen bovendien een sterke arbeidsinspectie als bevoorrechte partner, zodat alle inspanningen ter bevordering van welzijn op het werk maximaal benut worden. Met het oog op een verhoogde deelname van de verpleegkundigen aan de opdrachten van de diensten voor preventie en bescherming op het werk is het ook belangrijk dat de overheid de uitbreiding van opleidingen in arbeidsgezondheidszorgkunde aanmoedigt in de onderwijsinstellingen die verpleegkundigen opleiden.
4.2 RIZIV Arbeidsgeneesheren blijven in de eerste plaats 'artsen', m.a.w. geschoold in het voorkomen, opsporen en diagnosticeren van ziektes en letsels die meer bepaald hun oorsprong vinden in het werk. Bijgevolg moeten geneesheren-specialisten in de arbeidsgeneeskunde in staat blijven om als arts zowel voor hun familiale omgeving als voor hun opdrachten arbeidsgeneeskunde (zie infra) voorschriften voor medicatie en technische prestaties uit te reiken die terugbetaalbaar zijn door het RIZIV. Arbeidsgeneesheren die na 2004 afgestudeerd zijn mogen nu geen verpleegkundige zorgen, kiné of laboratoriumanalyses meer voorschrijven. Dat leidt tot problemen in de arbeidsgeneeskundige praktijk. Veel ziekenhuizen, waar we werknemers naar doorverwijzen voor bv. radiologie en labo-analyses in 17
het kader van de arbeidsgeneeskunde, en die betaald worden door de werkgever, accepteren niet langer onze aanvragen. Hierdoor kunnen we de preventieve geneeskunde niet meer naar behoren uitoefenen en ontstaat het gevoel dat arbeidsgeneesheren als "tweederangs" artsen beschouwd worden. Preventie via de arbeidsgeneeskunde is een essentiële schakel in ons socialezekerheidsstelsel, vb. arbeidsgeneesheren voorkomen jaarlijks duizenden aandoeningen door hun zeer efficiënte vaccinatie van werknemers. Arbeidsgeneesheren dienen dus toegang te krijgen tot e-health (bv. vaccinnet) niet alleen met het oog op de betere opvolging van werknemers en om het werkgezondheidsbilan te kunnen toevoegen, maar ook in het kader van de reintegratie op het werk van de personen die afwezig zijn wegens langdurige ziekte. Door het aanbevelen van collectieve en persoonlijke beschermingsmiddelen, door ergonomische adviezen, … zorgt de arbeidsgeneesheer ervoor dat de werknemers ook gezond kunnen blijven werken en minder arbeidsongevallen krijgen. Het argument dat daarvoor precies het Fonds voor Beroepsziekten en de wetgeving op de Arbeidsongevallen bestaat, houdt slechts ten dele steek. Heel wat aandoeningen die door het werk veroorzaakt zijn, zijn als zodanig niet erkend door het Fonds voor Beroepsziekten (denk maar aan de lijst van musculo-skeletale aandoeningen) en zelfs indien ze erkend kunnen worden, doet de behandelende geneesheer zeer vaak geen aangifte. Als arbeidsgeneesheer dragen we dus substantieel bij tot de volksgezondheid en de beheersing van de gezondheidskosten door vaccinaties, promotie van de gezondheid en re-integratie van zieke werknemers. Om die redenen pleiten we om in een specifieke RIZIV-code te voorzien voor alle specialistenarbeidsgeneesheren waardoor onze interventies met een impact op de sociale zekerheid erkend worden door het RIZIV. Als bijkomend voordeel kan het voorschrijfgedrag van arbeidsgeneesheren opgevolgd worden.
4.3 Fonds voor Beroepsziekten We pleiten voor een verbetering van de communicatie met het Fonds. De aangifte van een beroepsziekte zou administratief vereenvoudigd moeten worden, zodat verdachte associaties tussen werk en ziekte sneller en op een eenvoudige wijze kunnen gemeld en gedetecteerd worden. Als arbeidsgeneesheer vinden we een opvolging en terugkoppeling van de voortgang van een aangifte en aanvraag tot vergoeding wegens beroepsziekte heel belangrijk. Daarnaast zou ook de administratieve flow voor terugbetalingen van prestaties (bv. vaccinaties) moeten geoptimaliseerd worden zodat vertragingen, inkomensverlies en verhoogde kosten voor de preventiediensten vermeden worden. Ten slotte zijn we van mening dat het Fonds meer aandacht moet hebben voor primaire en secundaire preventie.
18
4.4 Permanente vorming De opvolging van een bijscholingssysteem (met accreditering) ontbreekt momenteel binnen de arbeidsgeneeskunde. Accreditering voor geneesheren werd geïntroduceerd in december 1992 op het vlak van de gezondheidszorg. De idee hierachter was “kwaliteitsbevordering” van de geneesheren: kennis bevorderen, beter gebruik van middelen, kwaliteitsvoller voorschrijfgedrag zowel van medicatie als van technische prestaties. Arbeidsgeneesheren zijn zich ervan bewust dat continue navorming in hun vakgebied een absolute must is.
19