Viktor Staudt 12
TvC | december nr. 4 2014
BESCHOUWING
LEVENSKUNST
”Meneer Staudt, bent u nu gelukkig?” Vaker dan mij lief is, overkomt het mij dat een interview met deze vraag wordt afgesloten. Of ik nu wel gelukkig ben? Voor wie mijn achtergrond niet kent: na een mislukte zelfmoordpoging (ik sprong voor de trein) ben ik mijn beide benen verloren. Sindsdien zit ik in een rolstoel. Pas ruim vijf jaar na deze onfortuinlijke gebeurtenis, werd bij mij de juiste diagnose gesteld: een aan een Borderline-persoonlijkheidsstoring gerelateerde depressie. AUTEUR: VIKTOR STAUDT
Telkens weer slaak ik een diepe zucht. Niet omdat ik de vraag al vaker heb beantwoord, maar omdat deze mij teleurstelt. De moed zakt mij op zo’n moment in mijn schoenen. Of, bij gebrek hieraan glijdt de moed af tot aan de kleine wieltjes van mijn rolstoel. Want net heb ik een interview achter de rug, waarin ik oprecht mijn best heb gedaan om uit te leggen hoe het zit, met bijvoorbeeld het gebruik van antidepressiva en hoe hierdoor mijn meest depressieve gedachten verdwijnen. En dan komt deze vraag. Mij blijft geen andere keus dan te concluderen dat degene aan de andere
kant van de tafel of telefoonlijn absoluut niet heeft begrepen waar het over gaat. Wat is geluk? Want gelukkig zijn en niet depressief zijn, zijn twee totaal verschillende dingen. Toegegeven: natuurlijk vergroot het feit, dat ik de depressie nu onder controle heb, mijn levenskwaliteit, in plaats van dat de depressie mij het dagelijks leven praktisch onmogelijk maakt. En niet zo’n beetje ook! Maar geluk en als gevolg daarvan gelukkig zijn, zit volgens mij in hele andere dingen. Geluk is een goede gezondheid
TvC | december nr. 4 2014
13
hebben, zonder een spoor van depressiviteit. Of een liefdevolle partner. Een stralende zon tegen een blauwe lucht. Vrienden om je heen. Luisteren naar je favoriete muziek. Of het winnen van de staatsloterij. Hoewel ik weleens heb gelezen dat dat laatste juist ook weer tot groot ongeluk kan leiden. Depressie en geluksgevoel Sterker nog, iemand die depressief is, kan zeker wel gelukkig zijn. Of beter gezegd: de factoren die de mate van geluk bepalen, zijn vaak bij iemand die is getroffen door een depressie wel degelijk aanwezig. Het gevolg is dat het des te moeilijker is voor de omgeving om een depressie te kunnen begrijpen. “Maar je hebt toch een leuke baan? Je hebt toch een fijne partner? Het gaat toch goed met je? Jullie zijn pas nog op vakantie geweest?” Een depressie verhindert echter dat je je eigen geluk kunt waarnemen. Laat staan dat je er iets van kunt voelen! Daardoor groeien de wanhoop en de vertwijfeling. Want vaak tasten depressieve mensen in het duister als het gaat om de vraag: maar waarom voel ik mij toch zo slecht? Tel daar een – al dan niet latent – schuldgevoel bij op. Want durf maar eens toe te geven dat je je, ondanks die goede baan, een fijne partner en dat afbetaalde huis, uitermate slecht voelt. Oftewel: durf maar eens toe te geven dat je depressief bent. Praten over een depressie, of alleen al denken aan suïcide, is nog altijd taboe. Zo ervaar ik dat nog steeds. Onze maatschappij schrijft nu eenmaal voor dat we happy moeten zijn. Gelukkig. Het liefst allemaal. En het liefst altijd. Ook daardoor is het vinden van de weg naar de dokter geen gemakkelijke opgave.
lang met een depressie rondlopen. Naarmate de tijd verstrijkt, nemen de wanhoop en de vertwijfeling toe. Als een dichte mist, die om je heen hangt. En steeds dikker wordt. Dat hoeft nog niet eens lineair te zijn. Want natuurlijk zijn er ook goede dagen. Maar uiteindelijk wordt deze mist zo dik, dat je de realiteit om je heen niet langer kunt beoordelen voor wat ze is. Laat staan dat je het geluk om je heen nog kunt zien. Ten slotte kan het idee ontstaan dat er niets is wat je nog kunt doen om door de mist heen te breken. Niets meer om de ‘onzichtbare vijand’, zoals ik de depressie in mijn boek noem, te verslaan. De ‘gelukkig-zijn-maand’ Als er één periode in het jaar is, waarin het vrijwel onmogelijk is om aan dit opgedrongen gelukkig zijn te ontkomen, dan is het de maand december. De ‘gelukkig-zijn-maand’. Of het nu rond de kerst is, of rond oud en nieuw, of voor het sinterklaasfeest, met of zonder vrolijk lachende Pieten. Nergens anders in het jaar krijgen we zoveel indrukken van ultimate happiness te verwerken. Maar let op, het gaat hier wel over het geluk van een ander! Want je hoeft maar naar de reclame te kijken en je krijgt een wereld te zien waarin iedereen het wel heel goed heeft getroffen. Zowel met zichzelf als met elkaar. In tv-spotjes komen goed uitziende twintigers en dertigers, schattige kinderen en lief lachende opa’s en oma’s voorbij. Daar waar families en vrienden samenkomen, is het per definitie gezellig. Alsof tien paar armen je tegelijk omarmen.
Iemand die depressief is, kan zeker wel gelukkig zijn
Ik ben geen arts en ook geen psycholoog. Maar als ervaringsdeskundige heb ik begrepen dat een depressie in een groot aantal gevallen goed te behandelen is. Een voorwaarde is dat je er op tijd bij bent. Veelal blijven mensen (te)
14
TvC | december nr. 4 2014
Behalve de ‘gelukkig-zijn-maand’, is december ook de ‘feestmaand’. Een uitdrukking, die minstens zo bedrieglijk is. Want als het een beetje tegenzit met de kalender, zijn er in de laatste maand van het jaar minder vrije dagen om van te genieten, dan met elke willekeurige Pasen. Wat betreft het opkloppen van de bijbehorende emoties, kan echter niets of niemand
de decembermaand overtreffen. Zolang ik mij kan herinneren, heb ik met december een haat-liefdeverhouding gehad. Als twintiger, kampend met wat later een depressie bleek, kon ik me oprecht zorgen maken wanneer het einde van het jaar naderde en ik nog altijd niet was uitgenodigd op zo’n warm en gezellig Kerstfeest. Maar al snel vond ik daar een mooie oplossing voor. Lange tijd heb ik namelijk in wisseldiensten gewerkt op luchthaven Schiphol. Het toeval wilde dat werkelijk al mijn collega’s met iemand samen waren. De meesten hadden ook nog kleine kinderen. Omdat ik wist dat bij deze collega’s juist tijdens de Kerst een aantal familiebezoekjes op het programma stond, bood ik altijd spontaan aan om tijdens de Kerstdagen te werken. Of het nu de vroege dienst op Kerstochtend was, of de late op eerste en tweede Kerstdag. Of alledrie. Een nieuw jaar In ruil daarvoor wilde ik echter op 1 januari vrij zijn. Niet dat ik zo vreselijk veel van plan was op oudejaarsavond. Sterker nog: het gebeurde regelmatig dat ik de laatste avond van het jaar helemaal alleen doorbracht. Met een niet geringe afgunst nam ik kennis van ouden-nieuwfeestjes, die om mij heen werden georganiseerd. Telkens als mij werd gevraagd wat ik ging doen op 31 december, antwoordde ik laconiek dat ik was uitgenodigd door de buren. Jarenlang heb ik een relatie met mijn buren geveinsd. Alles om maar niet te hoeven toegeven dat ik helemaal moederziel alleen was op de laatste avond van het jaar. Want daar schaamde ik mij voor. Wie geeft er graag eenzaamheid toe? Over taboes gesproken! Wel was het probleem ‘oudejaarsavond’ altijd goed te overzien. Want, in tegenstelling tot een lang Kerstweekend, duurt oudjaar niet langer dan een avond. Bovendien – en dat was het allerbelangrijkste – meteen daarna zijn alle decemberemoties voorbij. In één keer. Beter nog: er begint een heel nieuw jaar. Een nieuw begin. Letterlijk. En deze keer zou alles lukken. Dat wist ik zeker.
Alleen zijn Nadat ik vanwege de matige rolstoeltoegankelijkheid noodgedwongen uit Amsterdam was weggetrokken, viel de eerder besproken vluchtmogelijkheid met de kerstdagen weg. De allereerste Kerst, kort nadat ik uit de revalidatiekliniek was ontslagen, kan ik mij nog goed herinneren. De uitnodigingen van mijn familie had ik afgeslagen. Ik denk dat ik eenvoudigweg nog te verward was, door alles wat er was gebeurd, om feest te kunnen vieren. Tijdens de donkere dagen keek ik ‘s avonds laat vanuit mijn slaapkamerraam naar een flatgebouw, dat tegenover het huis stond waarin ik woonde. De meeste bewoners waren weg tijdens de feestdagen. Nergens brandde licht. Behalve op een verlaten balkon, recht tegenover mijn slaapkamerraam. Daar stond op een plastic terrastafel een kleine, kunststof kerstboom met lampjes in verschillende kleuren. De kleuren wisselden elkaar af. Maar in plaats van kort en fel knipperend, ging de overgang op een rustige, bijna beheerst te noemen manier. Ik geloof dat het kerstboompje op een tijdschakelaar was aangesloten, want ondanks dat de rolluiken van de woning al dagen achter elkaar dicht waren, brandden elke avond rond middernacht, de lichtjes in het boompje. Ik weet nog goed hoe ik op de allereerste kerstavond-in-de-rolstoel door mijn slaapkamerraam naar buiten keek. In de verte hoorde ik de kerkklok luiden. Het was inmiddels kort na middernacht. Op straat was niemand te bekennen. Alleen de straatlantaarns brandden. En natuurlijk het kerstboompje, met de kleine, gekleurde lichtjes, die door de eromheen hangende nevel, rond en wollig leken. Eerst donkerblauw, toen donkerrood, dan goudkleurig, donkergroen en daarna opnieuw donkerblauw. Zonder verder enig geluid en in een wereld die donkerder leek dan ooit, als een baken van hoop. Dát is Kerstmis. Handreiking Bijna vijf jaar nadat ik mijn eerste Kerstmis in een rolstoel had beleefd, klopte ik op de deur
TvC | december nr. 4 2014
15
van mijn huisarts. Ik vertelde haar dat het niet goed met mij ging. En dat ik eerlijk gezegd niet wist, hoe ik verder moest. Het was tijdens het spreekuur en ik keek op mijn horloge, toen ik zag dat ik al ruim een kwartier in de spreekkamer was. “Ik kom een andere keer wel terug,” stelde ik voor. Ik wist dat er nog een aantal patiënten wachtte. Maar de dokter schudde haar hoofd en zei: “Nee, blijft u alstublieft hier. Ik zie u niet vaak en dit is belangrijk. De andere patiënten kunnen wel even wachten.” Inderdaad kwam ik zelden bij mijn huisarts. En als ik langskwam, ging het meestal om een blessure aan mijn schouder, als ik weer eens te veel had gezwommen. “Ik wil graag nog even met u praten,” voegde zij eraan toe. Haar woorden voelden als een handreiking. Een goede hulpverlener of coach zal dit zeker herkennen. Het zogenaamd ‘ophalen’ van de patiënt daar waar hij zich bevindt, door het uitwerpen van een reddingsboei. Een uitgestrekte hand, om uit het water te komen, het land op. Het is het begin van een traject dat je samen zult begaan, op zoek naar een uitweg.
16
TvC | december nr. 4 2014
Ondertussen is de mist opgetrokken, letterlijk en figuurlijk, en kan ik de lichtjes om mij heen in hun volle glorie zien schijnen. Therapie en een goed antidepressivum hebben daaraan bijgedragen. Ik ben in staat om mee te doen met de mensen om mij heen. Een praatje maken als ik iemand tegenkom, of zelfs een kopje koffie drinken in een café, zonder angst- of paniekaanval; symptomen van depressie. Want die depressie kan ik controleren. Dat is een ding wat zeker is. Of ik gelukkig ben? Gelukkig word ik van dezelfde dingen als alle niet-depressieve mensen. Oftewel, van alles wat aan de eenzaamheid voorbij gaat. Juist in de donkerste maand van het jaar. . ■ Viktor Staudt (1969) studeerde na het gymnasium enige jaren rechten en werkte tien jaar lang voor een luchtvaartmaatschappij. Hij schreef twee boeken: ‘Het verhaal van mijn zelfmoord’ en ‘Een leven op rolletjes’. Met het delen van zijn ervaringen hoopt hij mensen te bereiken die er iets aan hebben.