Vijf korte artikelen vanuit de werkgroep Roma-project van R.-K. Tabor Nieuwegein door Hans Oldenhof, pastoraal werker, voor het parochieblad Roma en Nieuwegein, tot elkaar veroordeeld Vraag een willekeurige Nieuwegeiner naar zijn of haar ervaringen met Roma, en er komt een verhaal. Soms over een goed contact, bijvoorbeeld als buren. Maar meestal zul je al snel woorden horen als: overlast, criminaliteit, dikke auto’s, uitkeringen, pakken contant geld, vechtpartijen, uithuwelijking, grote monden, etc., etc.. Nogal eens zijn er eigen ervaringen; vaker nog is het van horen zeggen of uit de media. Zo zijn er over en weer tussen Roma en andere Nieuwegeiners vele ervaringen opgedaan, positieve én veel negatieve. Dat is een realiteit. In 1978 verhuisden, naar aanleiding van een landelijk Generaal Pardon, 17 families, afkomstig van de Balkan, van een caravanpark in Hilversum naar portakabins op de Smellekenhof bij de Buizerdlaan (waar nu het gebouw van de Zwolse Algemeene staat). De groep bestaat nu uit ongeveer 400 mensen. Ze mochten door de veranderde wetgeving niet in een kamp blijven wonen; ze kregen huizen en werden geacht snel in te burgeren. Dat dit proces een hele lange adem vraagt voorzag bijna niemand. Als dank kreeg het toen nog veel kleinere Nieuwegein van de provincie Utrecht hulp bij de bouw van het zwembad in Merwestein. Wat heeft de parochie met de Roma hier te maken? Ze zijn niet katholiek maar oostersorthodox. Voor hun uitvaarten, altijd in Utrecht, komt er een priester van elders, een Serviër die geen Rom is. Toch is er een geschiedenis met onze kerk. Roma halen op de beide pastorieën hun wijwater en bidden in de dagkapellen. Vele huisbezoeken zijn er in de loop der jaren gedaan door pater Martin van Dijk († 2011) van de Missionaire Leefgroep. En ook door zuster Ulrike Braun uit Utrecht en pater Jan van der Zandt uit Den Bosch, landelijk pastor voor woonwagenbewoners, Roma en Sinti.
1978: het gezin van Milan Duric wordt uit huis gezet
Een huisuitzetting leidde in 1978 tot het logeren van een gezin in het parochiecentrum en in een caravan in het pastoorsbos naast de Nicolaas. Er was veel publiciteit; pastoor Ben Tiedink nam het voor deze mensen op en ze kregen een nieuwe woning. De laatste jaren komen er af
en toe hulpverzoeken bij de werkgroep Diaconie en Caritas terecht. In overleg met die werkgroep en met pater Van der Zandt ging ik in het kader van mijn diaconale taak op onderzoek uit. Wat leeft er bij de Roma? Hoe verloopt hun inburgering? Wat is het overheidsbeleid en in hoeverre werkt het? Wat kan de kerk doen en waar moeten we op letten bij hulpverlening vanuit de werkgroep Diaconie en Caritas? Wat drijft mij bij dit project? Er is de oproep vanuit het instituut kerk: het Vaticaan roept al jaren alle Europese landen en ook de kerk op om meer zorg te hebben voor de Roma. Paus Franciscus roept alle gelovigen op om de armen actief op te zoeken. Zijn alle Roma hier arm dan? Hun situatie is niet vergelijkbaar met de Roma in Oost Europa. Toch ben ik teveel mensen tegen gekomen zonder perspectief; onvoldoende diploma’s, geen kansen op de arbeidsmarkt, geen ervaring met werken onder een baas, een slechte gezondheid, wantrouwen t.a.v. burgers (gadje genoemd; enkelvoud gadjo of gadji), leven tussen twee culturen en meer zaken die bij niet-westerse migranten voorkomen. Als je, zoals ik, als beroepskracht vanuit de kerk komt ben je meestal welkom om binnen te komen en te praten. Met een aantal mensen is een band gegroeid. Ik zal in de komende nummers wat van mijn ervaringen vertellen.
Roma en Nieuwegein, 37 jaar zoeken Er zijn mensen die denken dat er in 37 jaar niets bereikt is. Alle geld dat hier in Roma geïnvesteerd is (vaak uit Europese fondsen) zou weggegooid geld zijn. Dat klopt niet. Thuis wordt er nog steeds bijna uitsluitend Romanes gesproken, een taal met wortels in het oude India. De oudste generatie is vaak analfabeet gebleven, maar het nageslacht spreekt goed Nederlands. Vanaf 1978 is er veel ingezet op onderwijs. Maar mensen met een betaalde baan zijn er weinig, en er worden ook weinig diploma’s gehaald. Hoe komt dat? Er is veel onderzoek gedaan. Zie bijvoorbeeld op internet www.movisie.nl/Monitor%20Inclusie%3A%20Nulmeting. Ik wil deze gegevens en inzichten alleen aanvullen met wat ik zelf in gesprekken met Roma en een aantal mensen uit de zorgketen heb gehoord. De ouders van de oudste generatie hebben de Tweede Wereldoorlog op de Balkan meegemaakt. De nazi’s waren daar nog veel wreder dan hier. Angst en onrust is in de botten van deze mensen gaan zitten. Hun kinderen kwamen naar hier. Zij kenden niet de discipline die bij ons heel gewoon is. Hun volk was eeuwenlang nomadisch geweest. Reizen zit in het bloed. Men werkte meestal niet onder een baas maar als kleine zelfstandige in de ambulante handel. Men sprak vele talen, was heel praktisch ingesteld, leefde op afstand van overheden en scholen en droeg de eigen cultuur van vader op zoon en van moeder op dochter over. Men leefde bij de dag. Het ging om overleven en de onderlinge band bewaren. Wat zou je je druk maken om een carrière, want daar zit de omliggende maatschappij, die in de loop der eeuwen steeds gecompliceerder en vijandiger is geworden t.a.v. Roma, niet op te wachten. Libertá, vrijheid, was en is een centrale waarde. Jongens moeten man worden, gezag uitstralen en geld binnen brengen; meisjes worden moeder. Als Roma in kleine aantallen ergens wonen, integreren zij sneller. In Nieuwegein, waar de 17 families van 1978 vaak ook onderling verwant, een clan waren, is de groepsdruk groot: je krijgt er last mee als je andere keuzes maakt, meer vernederlandst. Dit is niet vreemd. Als je als minderheidsgroep helemaal onderaan de maatschappelij-
ke ladder staat is je eigen cultuur zowat je enige bezit. Het geeft een gevoel van individuele en collectieve eigenwaarde. “Denk jij soms dat je beter bent dan wij?”. Roma zijn is genoeg.
De leden van de werkgroep Roma-project: Hans Oldenhof, Jan van der Zandt msc en Bert Eggink
Tegen deze achtergrond is het verbazingwekkend maar ook verheugend dat na 37 jaar meer en meer ouders zeggen dat ze belang hechten aan goed onderwijs. Ook al is de uitval groot: veel jongeren, met name jongens, beseffen heel goed dat een eigen bedrijfje of een baan de enige manier is om uit de armoede te komen. Vanuit hun nomadische achtergrond en vrijheidsdrang missen ze veelal de discipline en regelmaat om een school te bezoeken. Vanuit de familie wordt schoolgang ook weinig gestimuleerd. De frustratie dat het niet lukt om een zelfstandig bestaan op te bouwen is groot. Het is dan moeilijk om de verleiding te weerstaan om door criminaliteit snel geld te verdienen. En misdaad loont. Maar lang niet altijd. Een strafblad maakt de afstand tot de arbeidsmarkt extra groot. En de groepsdruk blijft. Zo heb ik regelmatig gehoord:”Wat denken jullie toch van ons? Wij zijn geen moordenaars of verkrachters. We stelen alleen maar. En dat doen Marokkanen en Nederlanders ook. En toch hopen we dat wij of onze kinderen een eigen zaak kunnen openen. Daar hebben we hulp bij nodig, maar die krijgen we niet”. Zo zitten Roma en Nieuwegein gevangen in een vicieuze cirkel. De hulp zoals de Roma die willen kan niet geboden worden zonder dat zij een tegenprestatie bieden zoals ook van anderen verwacht wordt. De hoop is aan beide kanten gevestigd op de komende generatie. En de vrouwen en meisjes? Van een huisarts weet ik dat er onder hen veel gebeurd is. De gemiddelde leeftijd waarop meisjes worden uitgehuwelijkt is verschoven van 12 naar 16 jaar. Meer en meer jonge vrouwen doen aan geboortebeperking, omdat ze geen groot gezin meer willen. En bij herhaald huiselijk geweld zetten zij eerder de stap naar een echtscheiding, ook al blijft dat als een grote schande gezien. Ook hier geldt: je moet de vooruitgang willen zien. Dat lukt beter als je weet wat de geschiedenis is. De volgende keer gaat het over de relatie met de Gemeente.
Roma en de Gemeente, nog een lange weg te gaan
Ontmoeting tussen Roma en burgers in het Stadshuis van Nieuwegein Vanaf het begin is er door de Gemeente beleid gemaakt. Het werd meer en meer een hoofdpijndossier. Want er zijn geen grote resultaten te melden. Het gaat om kleine stappen vooruit, om een denken in generaties. Zoveel geduld heeft de gemiddelde burger niet. Tijdens een door de parochie georganiseerde avond in het stadshuis, in november 2013, waren 25 Roma aanwezig. Op de foto is ook burgemeester Backhuys te zien. Diverse Roma uitten hun frustraties. Sinds 2009 is er meer drang en dwang gekomen in de uitvoering van het beleid. Dat kwam niet uit de lucht vallen; de publieke opinie verhardde en dat heeft zijn weerslag op ambtenaren, raadsleden en bestuurders. Het heeft geen zin daar vanaf de zijlijn laatdunkend over te doen. Ik heb diverse beroepskrachten gesproken die jarenlang met Roma gewerkt hebben en zelf ook vonden dat het beleid strakker moest. “Europa” en de rijksoverheid hebben graag dat beleid samen met vertegenwoordigers van minderheidsgroepen wordt gemaakt. Dus ook met de Roma hier. De Gemeente heeft jarenlang geprobeerd zulke vertegenwoordigers te vinden. Uit de oudste generatie meldde zich niemand. De afstand was blijkbaar te groot. Twee kinderen van Milan Duric hebben het geprobeerd. Maar zij verwierven geen gezag, aan beide zijden niet. De Gemeente kiest nu voor een aanpak per gezin. Veel multi-problemgezinnen in Nieuwegein hebben een Romaachtergrond. Als er geen overlast is en geen criminaliteit, als de kinderen naar school gaan en de ouders hun financiën op orde hebben, worden gezinnen met rust gelaten. Maar naar de mate dat dit niet zo is wordt de drang en dwang sterker. Dat stuit logischerwijs op weerstand. Menige ambtenaar is overspannen thuis komen te zitten “omdat de mensen niet meewerken maar een grote mond opzetten”. In de tijd dat het beleid losser was en men meer gedoogde waren er nauwelijks conflicten met de Roma. Zij kregen de vrijheid die ze wensten en hulpverleners, onderwijskrachten en de politie probeerden binnen dat gedoogbeleid nog iets te bereiken. Ook nu het beleid anders is blijft het voor beroepskrachten de kunst om uit te stralen dat je echt om deze mensen geeft (en dat ook van binnenuit menen). Oprechte belangstelling voor de ander hebben en doen wat je belooft helpt om gezag te verwerven en op basis daarvan ook bespreekbaar te kunnen maken dat bepaalde zaken echt niet kunnen.
Ik ben ze tegengekomen: mensen uit de reclassering, het onderwijs, de politie en de zorg, die een band krijgen met Romagezinnen zonder de noodzakelijke afstand te verliezen. Er zou meer geluisterd kunnen worden naar hun ervaringen en inzichten. Want zij hebben iets belangrijks te zeggen. Ik leerde een echtpaar kennen in een extreme situatie. Er waren bij hen 23 verschillende hulpverleners over de vloer geweest. Omdat er echt iets moest gebeuren. Slechts enkelen onder hen waren erin geslaagd een vertrouwensband op te bouwen. Ik heb vooral één kant gehoord en besef goed hoe moeilijk het is om zo’n band op te bouwen als je bepaald gedrag wilt corrigeren en bijvoorbeeld kinderen uit huis moeten worden geplaatst. Toch is het werken aan die vertrouwensband belangrijk, wil het ooit wat worden met de integratie. Ik heb genoeg voorbeelden gezien dat het mogelijk is. In het volgende artikel wil ik ingaan op de positieve en negatieve rol die ons eigen geloof kan spelen in het contact met Roma en anderen die moeilijk hun weg vinden in onze “samenleving”.
Contact met de Roma vanuit de kerk: een leerschool in presentie De belangrijkste reden om extra tijd te besteden aan de Roma was: beter leren omgaan met hulpvragen vanuit deze groep. Deze vragen kwamen af en toe binnen bij de werkgroep Diaconie en Caritas via landelijk pastor Jan van der Zandt uit Den Bosch, die veel mensen hier kent. Hij stimuleerde ons om zelf meer contacten te leggen en netwerk op te bouwen, niet als hulpverlener maar vanuit de presentiebenadering (zie www.presentie.nl). Als je dit vanuit de kerk doet heeft het pastorschap een groot voordeel: Roma hebben een heilig ontzag voor een “rachai” (Romanes voor pastor), ook als hij niet van hun eigen kerk is. Ik voelde me bijna altijd welkom, ook als ik aanbelde bij mensen die mij nog niet kenden. Met sommigen groeide een band. Als je onder Roma en binnen de zorgketen een netwerk opbouwt kom je van de een bij de ander. Zo wordt de kerk bekend en weet men je ook eerder te vinden voor hulpvragen. Wil je de drempel verlagen, dan moet je dus actief contacten leggen. Dit is helemaal in lijn met wat paus Franciscus zegt: “Zoek de armen op!”. Presentie is: contact maken en oprechte belangstelling tonen. En niet meteen problemen signaleren en aan oplossingen werken. Roma willen eerst contact, jou en je intenties leren kennen voor je ‘zaken’ kunt doen. Roma hebben mij gevraagd mee te gaan naar de Sociale Dienst, de rechtbank, de hulpverlening. Niet als belangenbehartiger, maar om de morele steun. Men blijft dan rustiger en kan de eigen situatie beter verwoorden. Gevolg is wel dat je met hen tegen muren oploopt. Je deelt in hun frustratie en onmacht. Je ontdekt dat menig beroepskracht zich geen raad weet met deze mensen omdat ze niet in de gangbare procedures en protocollen passen. Er blijkt wederzijds nogal eens een groot onvermogen om zich te verplaatsen in de positie en de beleving van de ander. Een korte training in de presentiebenadering voor professionals zet geen zoden aan de dijk; je moet echt kunnen houden van mensen die anders zijn dan gemiddeld. De een kan dat, de ander leert het nooit. Zoals een wijkagent zei: “Je moet echt geïnteresseerd zijn in mensen die anders zijn dan gemiddeld. Geïnteresseerd in hun cultuur en in wat hen beweegt om te denken zoals ze denken en te doen zoals ze doen”.
We leven in een land waar het christendom veel invloed gehad heeft. De liberale tijdgeest is nu dominant, ook onder veel christenen. Je kunt naar Roma kijken vanuit een burgerlijke spiritualiteit, die een tweedeling maakt tussen nette hardwerkende burgers enerzijds en luiwammesen, profiteurs, onaangepasten, fraudeurs en andere criminelen anderzijds. De charitatieve houding die daarbij past is: “Ik, met mijn hoge moraal, zal jouw gebreken dit keer door de vingers zien en je een steuntje in de rug geven in de hoop dat je zult leren weer op eigen benen te staan”. Bij deze burgerlijke benadering past naadloos een bepaalde interpretatie van de klassieke opdracht uit het katholieke sociale denken: eerst zien, dan oordelen, dan handelen. Er wordt dan wel gekeken naar de situatie van de ander in nood, maar er is geen reflectie op het eigen wereldbeeld, de eigen (voor-) oordelen en de daaruit voortkomende manier van reageren.
Mijn ervaring de afgelopen vier jaar is dat de franciscaanse benadering (het aanbieden van vriendschap, ontmoeting, ook wel het paradigma van de omhelzing genoemd) burgerlijke mensen zoals wij zijn enorm kan helpen om veel beter de ander én jezelf én Gods verborgen aanwezigheid te leren zien. Deze benadering is niet soft; lees bijvoorbeeld maar eens de verhalen over Franciscus en zijn ontmoetingen met rovers en melaatsen en met een wolf. Voor mensen die vanuit de kerk de armen willen opzoeken is er langs deze weg veel te ontdekken. Ik beveel deze zoektocht aan omdat ze mij zoveel rijker heeft gemaakt en mij dichter heeft gebracht bij een van de centrale inzichten van het christelijk geloof: ieder mens is beeld van God. Ik ging deze zoektocht aan door contacten te leggen onder Roma. Maar je kunt een soortgelijk proces doormaken als je veel omgaat met anderen die moeilijker mee kunnen komen in onze samenleving en gemakkelijker uit de boot vallen. Bijvoorbeeld vluchtelingen, dak- en thuislozen, gevangenen en psychiatrische patiënten. In het volgende artikel doe ik verslag van de geloofsinzichten die gedurende mijn zoektocht sterker zijn geworden.
De Roma; wat verborgen is mag aan het licht komen Welke geloofsinzichten zijn voor mij in mijn contact met Roma gegroeid? Voorzienigheid bestaat Het hing van zoveel toevalligheden aan elkaar dat ik het gezin in IJsselstein leerde kennen. En het contact betekent heel veel voor de leden ervan tot op de dag van vandaag, hoewel hun situatie vooralsnog uitzichtloos is. Voor mij was dit een voorbeeld van “lijden mee uithouden” uit de definitie van diaconie. Ik zag in dat ik hier moest zijn. Ik had een gezinslid leren kennen door op een adres in Nieuwegein het Sint Jorisfeest mee te vieren. Een half jaar later
plaatste ik voorop een brandbrief aan de zorgketen een afbeelding van een icoon van St. Joris met de draak met als onderschrift: “Een draak van een situatie, door Sint Joris aan het licht gebracht”.
Rechtsboven in de hoek een hand; een verwijzing naar Gods voorzienigheid. Geleidelijk aan besefte ik dat ik hierheen geleid was. Om iets te betekenen en ook om er zelf veel van te leren, over de kracht en de beperkingen van Roma, de zorgketen en mezelf. Wie uit de eigen comfortzone treedt leert de ander en zichzelf beter kennen Eerst wilde ik niet ingaan op het verzoek van pater Van der Zandt om Roma te bezoeken. Je moet ook een eigen drempel over. Het gezin dat ik hielp bij een herhuisvesting had ik jaren eerder al aan de deur van de pastorie gehad: men wilde bidden bij Maria om kracht bij het maken van een nieuwe start na detentie. De man met wie ik toen gebeden had wilde ik nu beter leren kennen. Ik was ook nieuwsgierig naar het onbekende. Stap voor stap overwon ik mijn angst. Bij een ander gezin (in IJsselstein), dat al een jaar leefde van diefstal omdat er geen uitkering meer binnenkwam, was ik eerst hulpverlener: zorgen dat er weer eten kwam. Maar door een jaar lang, tot aan de huisuitzetting, elke week een half uur langs te gaan leerde ik iedereen beter kennen. En ook mezelf: ik trok me de situatie teveel aan omdat ik onbewust eigen ervaringen van machteloosheid herbeleefde. Toen ik daar aandacht aan schonk kwam er weer meer balans tussen nabijheid en distantie. De ander is net zo’n Godzoeker als ik Roma in Nieuwegein zijn oosters-orthodoxe christenen. Ze bezoeken zelden een kerk. Van buitenaf oordelend kun je denken dat hun geloof magisch en devotioneel is en weinig bijdraagt aan hun discipline. Maar dan zie je niet hun ongelooflijke overlevingsdrang, die gevoed wordt door het geloof dat God hen ziet en nooit in de steek laat, ook als de hele wereld zich tegen hen keert. Er ontstonden aan de keukentafel soms onverwachte gesprekken over het geloof. Zo vertelde een jongeman een keer over een droom die hij had gehad: een engel trok hem omhoog uit het drijfzand. Ik duidde dat als de extra kracht die hij van God kreeg om als Rom tegen de verdrukking in door te blijven gaan. Ook heb ik nog nooit zo intens gebeden met iemand als in de vrouwengevangenis in Nieuwersluis.
Wat bitter leek wordt zoet Franciscus doet deze ervaring op als hij, in de tijd van zijn bekering, vriendschap sluit met melaatsen, de paria van die tijd. Wie dichtbij zichzelf en bij de ander blijft, tijd neemt voor stilte en gebed en zich niet groter of kleiner maakt dan hij is, kan ontdekken dat God aanwezig is in het contact met de paria van onze tijd. Het is voor Franciscus een vreugde geweest om te “leven tussen waardeloze en verachte mensen, armen en gebrekkigen, zieken en melaatsen” (uit de Eerste Regel, hoofdstuk 9). Dat kan het ook voor ons zijn, mits we de weg naar binnen en naar buiten durven te gaan. De Geest geeft je de goede woorden in De burgemeester van IJsselstein begreep de verwijzing naar Pilatus toen ik op Goede Vrijdag, vlak voor de huisuitzetting van het Romagezin, schreef “De zorgketen wast zijn handen in onschuld”. Hij was woedend. Zijn mensen hadden toch hun werk goed gedaan? De Roma “waren te weinig ingegaan op het hulpaanbod”. De ruzie werd uitgepraat. Ik zei dat de zorgketen niet de machtswellust en de onverschilligheid van Pilatus had; wel de onmacht. De kou was van de lucht en de stellingname leidde tot iets goeds. De burgemeester vond het niet goed dat ik steeds van het kastje naar de muur was gestuurd. Er kwam een bijeenkomst van de Sociale Dienst met alle diaconieën uit het Lekstroomgebied over betere communicatie. Ik was heel dankbaar dat uit iets slechts iets goeds was voortgekomen.