Verzilveren van waarden in het landschap Probleemeigenaren gezocht Hoe verzilver je de waarde van het landschap? Die vraag stond centraal tijdens een kennisbijeenkomst op 31 mei die was georganiseerd door Servicenet Nationale Landschappen in samenwerking met de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed. De conclusie van het ochtendprogramma was duidelijk: om landschappelijke waarden om te zetten in concrete waarde geld dus - heb je vooral mensen nodig. Probleemeigenaren en mensen bij de overheid en het bedrijfsleven en terreineigenaren die willen samenwerken en investeren in het behoud, beheer en de ontwikkeling van het landschap. De bijeenkomst vindt plaats bij de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Henk Baas, hoofd Landschap, heet de circa honderd aanwezigen welkom. Ook de Nederlandse cultuurlandschappen behoren tot het cultureel erfgoed. Behoud, beheer en ontwikkeling hiervan is een maatschappelijke opgave die is vastgelegd in de Visie Erfgoed en Ruimte. Tot 2015 draait het kennisprogramma Levend Landschap, waarin hoogleraren kennis uitwisselen. Ook zijn er diverse projecten, zoals een project in de Beemster voor duurzame energie. De opgave ligt, volgens Henk Baas, vooral in het vinden van ontwikkelruimte, om bijvoorbeeld windmolens te plaatsen, zonder het historische cultuurlandschap al te zeer aan te tasten. Servicenet Nationale Landschappen Vervolgens neemt landschapsarchitect Yttje Feddes, bestuurslid van Servicenet Nationale Landschappen, het woord. ‘Nu het landschap een vervallen rijkstaak is, moeten de Nationale Landschappen deels de eigen broek ophouden. De bal ligt bij de provincies, maar die staan er verschillend in. Overheden, bedrijven en particulieren moeten de krachten bundelen om nieuwe energie en dynamiek te genereren.’ ‘Servicenet richt zich op drie zaken die met elkaar samenhangen: versterken van identiteit en kwaliteit (Q), het neerzetten van de Nationale Landschappen als een sterk merk (M), maar we moeten beginnen met de E van economie. Vandaag gaan we kijken hoe we de waarde van het landschap kunnen verzilveren. De resultaten worden ook samengevat in een statement dat als input dient voor de Natuurtop die op 22 juni plaatsvindt, op initiatief van het ministerie van Economische Zaken.’
‘Momenteel werkt Servicenet onder meer samen met het Nationaal Groenfonds aan een investeringsfonds voor het landschap. Met het Nederlands Bureau voor Toerisme wordt bekeken hoe de marketing, nationaal en internationaal kan worden opgepakt. En we experimenteren met nieuwe financierings- en organisatiemodellen, onder meer in de IJsseldelta. Het is de bedoeling om alle projecten onder te brengen in een community of practice, waarin de Landschappen de krachten kunnen bundelen om een gezamenlijke strategie te ontwikkelen.’ Waardevolle landschappen van nationaal belang Dagvoorzitter Lennart Graaff kondigt twee inleidingen aan van respectievelijk Hans Renes, hoogleraar Erfgoed van Stad en Land, en Hans Farjon van het Planbureau voor de Leefomgeving. Gemene deler in beide presentaties, die elkaar aanvullen, is dat geld een middel is en geen doel. Volgens Hans Renes worden landschap en natuur in Nederland vooral gezien als kostenpost. Ook gelden er allerlei hinderlijke beperkingen; je mag bijvoorbeeld niet zomaar bouwen. Maar dit beeld begint te kantelen; een aantrekkelijk landschap trekt mensen en bedrijven die zich er graag (in de buurt) willen vestigen. Landschap en natuur brengen dus wel degelijk geld in het laatje. Dat rechtvaardigt het investeren van gemeenschapsgeld in behoud, beheer en ontwikkeling. De zorg voor landschap en natuur werd vanaf de jaren ’70 vooral gezien als een taak van de Rijksoverheid. Door ruilverkaveling en grootschalige landbouw stond het landschap onder druk. Vanaf 1975 verschenen er drie groene nota’s, waarin voor het eerst melding werd gemaakt van zogeheten landschapsparken. Het beheer werd in handen gelegd van de landbouw. Zo hoopte de overheid onder meer de landbouwoverschotten te beperken. En de Stichting Natuur en Milieu hield een pleidooi om de landschapsparken te gebruiken als proefgebieden voor duurzame landbouw. Maar nadat het in 1983 misliep in Winterswijk trok het ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij de stekker eruit. Nadien werden nieuwe nota’s, namen, plannen en grenzen gelanceerd, zoals de Waardevolle Cultuurlandschappen (WCL’s) die werden gefinancierd uit de recreatiepot. Totdat in 2001 de eerste drie Nationale Landschappen werden aangewezen: Laag Holland, het Groene Hart en de Hoeksche Waard, vooral ter afbakening van de Randstad. Met de nota Ruimte van 2004 kwamen er twintig Nationale Landschappen totdat het Rijk hier onlangs weer z’n handen vanaf trok.
Volgens de hoogleraar loopt Nederland achter als het om de bescherming van het landschap gaat. In heel Europa vind je landschapsparken, vooral in de buurt van de steden. Nederland heeft ook nooit de moeite genomen om haar landschappen in Europa aan te melden als bijzondere gebieden die bescherming verdienen. De overheid biedt geen continuïteit en is een onbetrouwbare partner gebleken. De Nationale Landschappen zijn (nog) geen sterk merk zoals de National Parks in Groot Britannië. Verschil met de Nederlandse situatie is dat daar kwaliteit centraal staat, dat het landschap echt wordt beschermd en in samenhang wordt beheerd. Maar ook hier zijn een paar lichtpuntjes; de provincies willen door met de Nationale Landschappen en er komen steeds meer private initiatieven van de grond, zoals in de Ooijpolder waar met particulier en overheidsgeld aan behoud en restauratie wordt gewerkt. Die private initiatieven moeten we honoreren, want er is een grote behoefte aan probleemeigenaren. Leren van het energieke platteland Hans Farjon van het Planbureau voor de Leefomgeving toont zich iets positiever. Onder de titel ‘Leren van het energieke platteland’ presenteert hij een aantal praktijkvoorbeelden van regionale en lokale coalities voor duurzame plattelandsontwikkeling. Hij opent met een beeld van roodbonte koeien die uitgelaten rondspringen omdat ze voor het eerst weer de wei op mogen, gadegeslagen door een publiek van belangstellende burgers. ‘Dit beeld is tekenend voor de huidige ontwikkelingen, want het platteland is steeds meer van alle Nederlanders. Daarom moeten we samen naar oplossingen zoeken. Daarbij staan we voor de uitdaging om economische groei los te koppelen van het gebruik van hulpbronnen. We moeten geld halen uit het vermarkten van sociale goederen. Er komen genoeg initiatieven uit de samenleving, die allerminst passief is, maar helaas biedt de overheid weinig aanknopingspunten. Zij zou zich proactief en faciliterend moeten opstellen, een heldere visie moeten hebben op de verdeling van verantwoordelijkheden en knelpunten moeten wegnemen op het gebied van regelgeving en financiering.’ Verspreid over heel Nederland zijn voorbeelden te vinden van coalities die onder te verdelen zijn in negen categorieën van hoogproductieve landbouw en hernieuwbare energieopwekking tot zorg, wonen en recreëren en natuur- en waterbeheer. Een voorbeeld van duurzame akkerbouw is de Stichting Veldleeuwerik, opgezet door boeren en grote bedrijven als Heineken en McCain. Het initiatief is succesvol - inmiddels is
4 procent, in totaal ca. 500, van de akkerbouwers bij de stichting aangesloten – maar er is een aantal verbeterpunten. Zo zouden consumenten directer moeten worden betrokken. Nederland telt zo’n 300 lokale energiecoöperaties. Hans Farjon noemt er zes in de stedendriehoek Apeldoorn, Zutphen, Deventer. Het uiteindelijke doel is om 100 procent hernieuwbare energie op te wekken uit lokale bronnen, maar een haalbaar doel is voorlopig 41 procent, deels uit biomassa (50 km2), zonnepanelen (22 km2) en windmolens (136). De coöperatie Lochemenergie telt 250 leden en draait op enthousiaste vrijwilligers, maar om echt succesvol te zijn is een zekere professionalisering nodig, toegang tot de kapitaalmarkt en vergroening van BTW en energieheffing. Voor succesvolle coalities is samenwerking en draagvlak nodig. Zoek elkaar op, benader ontbrekende actoren, koester en versterk leiderschap en werk aan professionalisering. Het Groene Woud is een succesvol voorbeeld. Een ander aandachtsveld is regelgeving. Te vaak loopt men op tegen rigide regels en langdurige procedures. De overheid is terughoudend in plaats van proactief en faciliterend en vergunningverleners hebben te weinig afwegingsruimte, ook op lokaal niveau. De nieuwe Omgevingswet zou hierin meer vrijheid moeten bieden. Knelpunten op het gebied van financiering zijn ten slotte: teruglopende inkomsten en een beperkte toegang tot de kapitaalmarkt. Het speelveld moet gelijk zijn en laagdrempelige financiering moet mogelijk zijn. ‘Geef ontwikkelruimte en vergoedingen als aan groene voorwaarden wordt voldaan en formuleer een heldere visie op de financiering van publieke goederen. Steek die sloot over! En ga aan de slag.’ Vragen en discussie Ger van den Oetelaar, voorzitter van de stichting Streekrekening Groene Woud, vraagt zich af wat de relatie met het landschap is in de genoemde voorbeelden. Hans Renes denkt dat er in Nederland meer ruimte moet komen voor ontwikkelingen. In Duitsland is veel aandacht voor het behoud van het landschap, toch zie je er meer windmolens, koolzaadvelden en zonnepanelen. Hans Ghijsels van LTO Nederland wil weten of de terugtrekkende overheid vraagt om andere vormen van beheer en nieuwe financieringsmodellen. Hans Farjon vindt dat er nog steeds een verplichting bij de overheid ligt. Lennart Graaff denkt dat het probleem vaak ligt bij het financieringsvermogen. Biedt een investeringsfonds geen oplossing?
Volgens Hans Farjon biedt dat geen garantie op succes. Zo is een fonds met grote recreatieondernemers niet van de grond gekomen. De discussie gaat vervolgens over de verbinding van ecosystemen met publieke waarden. ‘Zijn landschap en natuur publieke waarden,’ vraagt Hans Farjon zich af. ‘Dat is niet vanzelfsprekend. Hoe betrokken zijn we? Diezelfde discussie speelde en speelt zich nog af in de cultuursector, hoewel die misschien elitairder is.’ Jos Teeuwisse van de IJsselmeervereniging wil weten waarom het Blauwe Hart geen Nationaal Landschap is. Volgens Hans Farjon komt dat omdat de landschappen zijn opgezet vanuit de landbouw. Kan water ook een cultuurlandschap zijn of eerder een Nationaal Park? En wat te denken van de Flevopolders. Er is een voorstel geweest om de Noordoostpolder voor te dragen als Werelderfgoed, maar dat wilden ze daar zelf niet. Bernt Feis van de Stichting Groene Hart vraagt zich af waarom er in Nederland zo weinig draagvlak is. Volgens Hans Farjon zijn de National Parks in Engeland afgedwongen door de stedelijk bevolking. In Nederland zijn de Nationale Landschappen door de overheid in het leven geroepen en daardoor is het merk (nog) niet echt aangeslagen, met uitzondering van de Hoeksche Waard. Rondetafelgesprek Verschillende gasten schuiven aan voor een Rondetafelgesprek over een aantal actuele onderwerpen: Frans Holleman, directeur Bouwfonds regio Noord Oost, over de waarde van vastgoed; Jan van Muyden, en Ger van den Oetelaar, respectievelijk voorzitter Veluwefonds/Veluwecollectief en Stichting Streekrekening Groene Woud over streekfondsen en – rekeningen en investeringsfondsen; Peter Ros, Nieuwe Hollandse Waterlinie over samenwerken met ondernemers en benutten van Europa en Ronald Buiting, Buiting Advies over slimme beheersconcepten. Gespreksleiders zijn Lennart Graaff en Jan Rutten van Servicenet Nationale Landschappen. Streekfondsen Lennart Graaff wil van Jan van Muyden en Ger van den Oetelaar weten of een streekrekening/fonds een onmisbaar instrument is en of het merk Nationaal Landschap helpt om fondsen te verwerven. Op beide vragen is het antwoord positief. Hoe maak je de stap van subsidiëren naar investeren? Volgens Ger van den Oetelaar begint het met willen. ‘Je moet je kwaliteit vermarkten en de kip met de gouden eieren voeden en niet plukken, dus meer geven dan nemen.’
Wat is eigenlijk het onderscheid tussen een rekening en een fonds en tussen een fonds en een collectief? Volgens Van den Oetelaar is een rekening een middel. Binnen het fonds kunnen nieuwe producten en methodieken worden ontwikkeld. Jan van Muyden legt het als volgt uit: ‘Het fonds is een rechtspersoon. Collectief klinkt misschien als een term uit de voormalige Sovjetunie, maar het gaat om de gezamenlijkheid. In goed Nederlands zou je het een community kunnen noemen. Doel is om de krachten binnen het bedrijfsleven te bundelen; van ziekenhuis tot waterwinbedrijf tot koffiebrander, ze hebben allemaal een maatschappelijke taak te vervullen. Wij roepen ze op om naar hun eigen achtertuin te kijken. We hebben inmiddels 25 niet officiële ambassadeurs met een eigen bedrijf.’ Waar lopen jullie tegenaan, wil Lennart Graaff weten. Bij het Veluwefonds hebben ze moeite om de eigen doelstelling scherp te krijgen, zo bleek onlangs tijdens een overleg met de directeur van Univé die had aangeboden om het communicatieplan te laten schrijven. Voor de Stichting Streekrekening Groene Woud is geld op zich geen probleem. De provincie investeert al in het Nationaal Landschap, de streekrekening is aanvullend en er zijn grote investeerders. De lage rente is momenteel wel een probleem. Ook is het door de structuur van het fonds lastig om bijvoorbeeld lange onderhoudscontracten te financieren. ‘Er is onvoldoende continuïteit. Ze kunnen het elk moment er af halen.’ Jan Rutten vraagt zich af waarom geen particulieren hun geld op een streekrekening bij Rabo kunnen zetten. Nu kunnen alleen bedrijven dit doen. Van den Oetelaar: ‘Het fonds is overgegaan van de ASN naar de Rabobank en die laat, vanwege de regels, geen particulieren toe omdat dit blijkbaar nadelig is voor de bestaande rekeningen. Van mij zouden ze iets flexibeler mogen zijn, want de Rabobank wil aan de andere kant ook Triple A worden in duurzaamheid.’ Lennart Graaff wil van Jan van Muyden weten wat het Veluwefonds, dat in december 2012 is opgericht, tot nu toe heeft opgeleverd. Van Muyden: ‘We hebben een benefietdiner georganiseerd en je merkt dat het begint te gonzen. De notaris die gratis de statuten liet passeren is inmiddels donateur geworden en we zijn aangemeld bij het ANBI register, zodat we zijn vrijgesteld van erfbelasting.’ Lennart Graaff: ‘Dus het fonds triggert samenwerking?’ ‘Ja, maar dat moet ook wel, want het Rijk en de provincie voelen zich niet verantwoordelijk voor de Veluwe. Dat is gek want natuur en landschap zijn in mijn ogen geen luxe.’ ‘Het gaat niet alleen om geld,’ vult Ger van den Oetelaar aan. ‘Maar als het geld oplevert gaat alles wel makkelijker. Dat stimuleert ook de (semi)overheid - van waterschap tot corporatie en provincie – om over de brug te komen.’
De waarde van vastgoed Met 500 hectare aan grond die door de crisis niet wordt bebouwd en inmiddels is afgeboekt tot de agrarische waarde zou je Bouwfonds Noord Oost de grootste boer van Nederland kunnen noemen, zegt directeur Jan Holleman niet zonder zelfspot. Daarom is Bouwfonds zich noodgedwongen aan het bezinnen op mogelijke andere bestemmingen voor die grond. Voor Holleman is dit letterlijk onontgonnen terrein: ‘We zijn aan het kijken wat we kunnen doen door middel van communityplanning. Wat ons betreft kan alles als het minimaal 5 euro per hectare opbrengt.’ Wat levert dat op, vraagt Jan Rutten? ‘Dingen waar we zelf nooit aan gedacht hadden. Zo is er een sociale werkvoorziening die een stuk grond wil gebruiken om er Kerstbomen te kweken. Nou is dat vanuit landschappelijk oogpunt misschien niet het beste idee, maar het is wel een voorbeeld van creativiteit.’ Hoe krijg je overheden mee voor dat soort plannen? Waar loop je tegenaan? Holleman: ‘Ook dat moet allemaal opnieuw worden uitgevonden, want het vraagt wel een omschakeling. In mijn ogen moet de overheid vooral faciliteren. In de IJsseldelta onderzoeken ze nu bijvoorbeeld of het mogelijk is om de landschappelijke waarde te belasten. Een ander punt is dat er, voordat je wat kunt doen, wel geïnvesteerd moet worden in ontsluiting en dergelijke. Voor ons als projectontwikkelaar is dat heel gewoon, maar andere partijen moeten nog aan dat idee wennen.’ Europa op de derde etage Peter Ros houdt zich bezig met internationale zaken op het projectbureau voor de Nieuwe Hollandse Waterlinie (NHW). Vijf procent van de begroting voor 2013, zo’n 10 miljoen euro is afkomstig uit Europese subsidies. Lennart Graaff: ‘De NHW loopt voorop en maakt optimaal gebruik van Europese subsidies; zijn jullie nou zo slim of …?’ Peter Ros: ‘Vanaf 2006 hebben we in totaal 300 miljoen euro beschikbaar voor ons uitvoerend programma. Een deel daarvan is afkomstig uit Europese subsidies, maar daar hebben we dan ook een halve fte op zitten. Trouwens in het Groene Woud weten ze de EU-fondsen ook aan te boren. Mensen denken dat het heel ingewikkeld is om Europese subsidies aan te vragen, maar ik zeg altijd als je op de tweede werkt, moet je op de derde etage zijn. In ons geval is dat bij de provincie, want die neemt de besluiten over de verdeling van de POP-gelden.’ Lennart Graaff: ‘Ik bespeur vaak een zekere terughoudendheid om er tijd in te investeren.’ Peter Ros: ‘Het betekent veel administratie, maar als je het goed organiseert, is dat niet moeilijk. En het is het waard, want behalve geld, halen we nu ook kennis binnen. Er is veel samenwerking onder de landschapsparken in Europa en dat leidt tot een hele productieve
uitwisseling. Zo organiseren wij zelf binnenkort een bijeenkomst over de inzet van nieuwe media en zijn daarmee op onze beurt een voorbeeld voor anderen.’ Ook op het gebied van de samenwerking met ondernemers vervult de NHW nationaal en internationaal een voorbeeldfunctie. Peter Ros: ‘We hebben de Stichting Liniebreed Ondernemen opgericht. Langs de NHW vind je zo’n 85 kilometer aan ondernemers die activiteiten in en om de forten willen ontplooien. Nu zijn alle forten nog heel individueel bezig en daar zijn we nu een netwerk van aan het maken met behulp van INTERREG-geld. De Stichting krijgt van ons een vertrekpremie voor productontwikkeling. Het projectbureau bestaat twintig jaar en we moeten het beheer borgen. De ondernemers moeten het gaan doen en de NHW in stand houden.’ Peter Ros sluit af met een duidelijk advies: ‘Subsidie voor 2014 – 2020 kun je nu nog aanvragen. Smeed colities, stel een duidelijke visie op en ga naar de derde etage.’ Slimme beheersconcepten Als ‘ecologisch adviesbureau’ is Buiting Advies onder meer gespecialiseerd in het efficiënter beheren en onderhouden van natuur en landschap. Ronald Buiting: ‘In het gebied tussen Rheden, Bronckhorst en Brummen begeleiden we nu een project waarin beheer wordt gekoppeld aan warmteontwikkeling door biomassa. We doen dit in samenwerking met Prorail, de provincie, Rijkswaterstaat en particuliere landgoedeigenaren. Zo krijgen de houtwallen, die tot voor kort als probleem werden ervaren, in feite weer hun historische functie terug. Alleen op iets grotere schaal, dus je moet het wel goed organiseren en op tijd leveren. Daarom hebben we een indeling in werkblokken gemaakt.’ Lennart Graaff constateert dat het afsluiten van langdurige contracten essentieel is voor het slagen van dit soort regionale ontwikkelingen. Hoe zijn de partners in deze regio daarmee om gegaan? Ronald Buiting: ‘De gemeente en landgoed Middachten hebben zich bereid verklaard om stroom af te nemen tegen de huidige gasprijs. Dat moet wel, want er valt niet te concurreren tegen goedkope pallets hout uit Oregon. Maar als het landschap aantrekkelijk is, stijgt de OZB en op deze manier doet de gemeente daar iets voor terug. Je moet partijen verbinden aan je doelstelling zodat ze bereid zijn om te betalen.’ ‘Hoe zouden we die gedachte kunnen toepassen op de Nationale Landschappen’, vraagt Jan Rutten zich af. ‘Je zou bijvoorbeeld een bijdrage kunnen vragen voor het grondwater.’ Tot slot van het rondetafelgesprek wordt er nog een kanttekening geplaatst. De Raad voor de Leefomgeving heeft onlangs vastgesteld dat beheer door boeren de natuur in een gebied niet ten goede komt. Dat werpt de vraag op of we natuurbeheer en landbouw wel moeten verweven
of juist moeten scheiden. Er ontstaat bij de overheid nu waarschijnlijk nog minder bereidheid om hier geld voor uit te geven. Vragen en discussie Hans Renes wijst er op dat het in het rapport van de Raad voor de Leefomgeving om de effecten van agrarisch natuurbeheer op de ecologie gaat. De effecten op het landschap moeten nog onderzocht worden. Ingrid van Huizen van de vereniging Noordelijke Friese Wouden wil de uitkomst van het rapport graag nuanceren. In haar ervaring zijn er wel degelijk positieve effecten op de ecologie, zoals de weidevogelstand. Het is volgens haar belangrijk dat grondeigenaars betrokken zijn. Johanneke Smalbraak van de Stichting Waardevol Cultuurlandschap Winterswijk meldt dat de provincie welwillend staat tegenover een natuurgerichte pilot van het WCL met een gebiedscollectief. Ger van den Oetelaar juicht dit soort initiatieven toe. ‘Nog niet alles is bekend, maar POP3 of LEADER zijn kansrijk, ga er mee aan de gang.’ Egbert Jaap Mooiweer van de Vereniging Nederlands Cultuurlandschap wijst er op dat er via het Nationaal Groenfonds 200 miljoen euro per jaar nodig is. Volgens hem is het mogelijk om het Deltaplan Landschap uit te voeren met 6 miljoen per provincie en 3 miljoen per waterschap als je het van de tweede pijler van het GLB - plattelandsontwikkeling – naar de tweede pijler –marktordening – verschuift. Yttje Feddes van Servicenet Nationale Landschappen vraagt aan Frans Holleman of Bouwfonds ook samenwerking zoekt met andere projectontwikkelaars. Holleman geeft aan ook hier mee bezig te zijn. ‘Maar het is voor ons een nieuwe wereld. We zijn bezig om een route uit te stippelen, maar het is voor ons wel wennen dat we niet meer op de bok zitten.’ De oplossing ligt vooral in samenwerking, besluit Lennart Graaff. ‘Coalities zijn belangrijk. En niet zoeken naar draagvlak, maar elkaar vinden op het raakvlak’.