CATHARINASCHOOL
(V.)S.O. voor Z.M.L.K.
PROTOCOL
SIGNALEREN EN MELDEN MISHANDELING/MISBRUIK/VERWAARLOZING
Smidserweg 4 6419 CP Heerlen Telefoon 045-5741409
1
Je hebt een vermoeden van kindermishandeling bij een van je leerlingen. Er wordt dan gehandeld volgens een bepaald protocol. Dit bestaat uit de volgende zes basiselementen: 1) 2) 3) 4) 5) 6)
1)
Vermoeden Overleg Plan van aanpak Hulp op gang brengen Evaluatie Nazorg
VERMOEDEN Naar aanleiding van een “niet-pluis-gevoel” en/of een signaal van kindermishandeling is het in de eerste plaats noodzakelijk dat je dit serieus neemt. Wees extra alert en begin met zoeken naar meer duidelijkheid. Dat kun je niet alleen. Deel je gevoel met je directe collega’s en IB-er. Toets bij hen jouw indrukken en vraag ook hen extra alert te zijn. Leg intussen alle aanwijzingen voor jezelf vast, zodat e.e.a. helder kan worden samengevat in Eduscope. Leg met name objectieve zaken vast: “de blauwe plek” en niet de interpretatie. Het gaat hier om het in kaart brengen van het gedrag van het kind, de interactie tussen ouders en kind, tussen ouders onderling, fysieke aanwijzingen waarnemingen van derden …… Alle stappen in deze fase zijn gericht op het krijgen van meer helderheid. Overleg met de IB-er hoe e.e.a. in Eduscope wordt vastgelegd. Ouders van kinderen tot 16 jaar en kinderen boven 12 jaar hebben recht op inzage en correctie van het dossier, de formulering in Eduscope moet dus zorgvuldig zijn en niet contraproductief werken. In deze eerste fase staat het vermoeden en het verzamelen van zoveel mogelijk informatie, samen met anderen centraal. Blijft het “niet-pluis-gevoel” bestaan, wordt overgegaan naar de volgende fase.
2
2)
OVERLEG Hoewel het overleg al in de eerste fase aanvangt, staat ze in de tweede fase centraal. Deze tweede fase kan al parallel aan de eerste fase aanvangen. Het overleg wordt nu verbreed en de waarnemingen worden voorgelegd aan en gedeeld met de CvB. Ook kan er ruimte gegeven worden aan emoties die een proces als dit met zich mee kunnen brengen. Vermoedens ontstaan op basis van signalen die lang niet altijd even duidelijk zijn, waarmee het risico ontstaat dat de situatie verkeerd wordt ingeschat. Het kan zijn dat je de signalen uitvergroot, maar ook dat je ze ten onrechte bagatelliseert. Daarom is het heel belangrijk je vermoedens te uiten en te toetsen bij je directe collega’s en IB-er. In de tweede fase brengt de IB-er het vermoeden in de CvB De stappen die vervolgens worden gezet gebeuren onder verantwoordelijkheid en coördinatie van de CvB, om zoveel mogelijk de relatie tussen de leerkracht en het kind en de leerkracht en de ouders, maar ook de positie van de leerkracht veilig te stellen. Een en ander vanzelfsprekend in nauw overleg met de leerkracht. Als zorgvuldige observatie het “niet-pluis-gevoel” niet wegneemt, zal de CvB kiezen voor consultatie van het AMK, waarbij de inbreng van de leerkracht van het grootste belang is. Het AMK kan in de eerste plaats ondersteuning bieden bij de interpretatie van de signalen en meedenken over de vervolgstappen die noodzakelijk zijn. Hierbij valt onder meer te denken aan mogelijkheden voor verder onderzoek van het vermoeden, vragen naar diagnostiek, vragen naar mogelijke hulpverlening mogelijke verdeling van verantwoordelijkheden gedurende het traject. De rapportage in Eduscope van het verdere proces gebeurt door de CvB. Het dagelijkse journaal wordt door de leerkracht bijgehouden, voor wat betreft de onderhavige problematiek in overleg met de IB-er.
3
3)
PLAN VAN AANPAK In deze fase staat het onderzoek naar de situatie van het kind centraal Blijft gedurende de overlegfase de ongerustheid bestaan, wordt een plan van aanpak gemaakt, om uiteindelijk helderheid te krijgen omtrent de situatie van het kind. Er zullen hierbij afspraken worden gemaakt omtrent:
de verder observatie en benadering van het kind Naast een nadere observatie kunnen, als de leeftijd en de mogelijkheden van het kind het toelaten gesprekken met het kind meer duidelijkheid bieden. Anders dan in de eerste fase zullen deze gesprekken in tegenwoordigheid van een lid van de CvB worden gevoerd en kan, nog altijd afhankelijk van de leeftijd en de mogelijkheden van het kind, de mogelijke relatie tussen het gesignaleerde probleemgedrag en mogelijke mishandeling/misbruik aan de orde gesteld worden.
de benadering van de ouders In een gesprek met de ouders worden de zorgen omtrent de signalen van hun kind met hen gedeeld. De mogelijke relatie tussen het gedrag en problemen in de thuissituatie, zoals mishandeling, verwaarlozing of misbruik kunnen expliciet aan de orde gesteld worden. Aan dezelfde kant van de ouders gaan staan. Hulpvraag kan zijn: “Wat is uw grootste frustratie?”
mogelijke rol van de schoolarts Voordat een leerling wordt opgeroepen door de jeugdarts, moet de Commissie van Begeleiding1 , verder CVB genoemd, eerst hun zorg uitspreken daarover naar de ouders. De jeugdarts kan hier dan namelijk bij de oproep op inspelen. We kunnen het noodzakelijk achten het kind te laten onderzoeken Hiervoor is altijd toestemming van de ouders of de voogd noodzakelijk. Indien ouders deze toestemming niet geven, wordt door de CVB zorgvuldig overwogen of onderzoek toch nodig is in het belang van het kind.
mogelijke rol van de orthopedagoog We kunnen het noodzakelijk achten het kind te laten onderzoeken Hiervoor is altijd toestemming van de ouders of de voogd noodzakelijk. Indien ouders deze toestemming niet geven, wordt door de CVB zorgvuldig overwogen of onderzoek toch nodig is in het belang van het kind.
1
Commissie van begeleiding bestaat uit de voorzitter en tevens directielid, de jeugdarts, de schoolmaatschappelijk werkster, de GZ-psycholoog en de intern begeleidsters
4
4)
HULP OP GANG BRENGEN In deze fase staat het vinden van hulp voor het kind om zijn ontwikkeling veilig te stellen centraal. In de voorgaande fases is a) het vermoeden van mishandeling weerlegd. Het kan zijn dat de casus nu kan worden afgesloten, ook kan in de voorgaande fases andersoortige problematiek aan het licht zijn gekomen die in overleg met de ouders (en/of kind) kan worden aangepakt. Aan ouders/kind wordt hulpverlening aangeboden c.q er wordt bemiddeld naar hulpverlening. b) het vermoeden van mishandeling weerlegd noch bevestigd. Het kan zinvol zijn nu te overleggen met BJZ om al dan niet tot een melding over te gaan. c) het vermoeden van mishandeling wordt bevestigd. Met ouders wordt een hulpverleningstraject uitgezet In deze laatste situatie worden eerst de hulpverleningsmogelijkheden die voor de betreffende situatie in aanmerking komen geïnventariseerd. De bevindingen van de school, de vergaande consequenties van mishandeling binnen het gezin voor alle betrokkenen en de hulpverleningsmogelijkheden worden met de ouders besproken. Getracht wordt hierbij ouders te motiveren voor het accepteren van hulpverlening bij het oplossen van de problemen en bij het herstellen van de ontwikkelingskansen van het kind, omdat werkelijk vrijwillige hulpverlening de beste kans van slagen heeft!! Als de ouders niet openstaan voor enige vorm van hulp, of de problemen blijven ontkennen kan (zal) een melding worden gedaan bij het BJZ. Daarnaast is er ook de optie om bij het AMK2 te melden. Ook beroepskrachten met een beroepsgeheim of zwijgplicht hebben het recht (morele plicht) om een melding te doen bij het AMK en om daarbij relevante gegevens over te dragen aan het BJZ.
2
) Het AMK is een onderdeel van BJZ met een eigenstandige positie. Er zijn 2 redenen om bij het
AMK te melden: 1. Wanneer de melding anoniem moet geschieden (als professional moet hiervoor dan wel een zwaarwegende reden hebben). 2. Op het moment dat er op school problemen op lichamelijk vlak (bijv. ondervoeding / en dus niet “blauwe plekken”) geconstateerd worden. De vertrouwenspersoon van het AMK doorbreekt binnen gesprekken met beroepsgenoten zijn / haar beroepsgeheim niet. Een belangrijk verschil tussen een melding bij Bureau Jeugdzorg en het AMK is dat: - Het AMK onderzoek doet om informatie te vergaren rondom het kind. - Bureau Jeugdzorg gaat met ouders praten of zij openstaan voor hulp. Wanneer je een melding neerlegt bij Bureau Jeugdzorg en zij zien dat het AMK meer kan in een zaak, dan verwijzen zij door. Bureau Jeugdzorg checkt altijd of een zaak bekend is bij het AMK.
5
Deze melding zal altijd gebeuren namens de CvB om de melding te objectiveren en de positie van de leerkrachten te beschermen. Ziet ook het BJZ geen mogelijkheden om hulp op vrijwillige basis op gang te brengen, dan kan zij de Raad voor de Kinderbescherming vragen een onderzoek in te stellen.
6
5)
EVALUATIE In deze fase staat het evalueren van het traject met betrokkenen centraal om daarvan te leren en zo nodig de afspraken voor de toekomst bij te stellen.
6)
NAZORG In deze fase staat het alert blijven op het verloop/effect van de hulpverlening centraal. Het op gang brengen van hulp in een gezin is de aanzet tot het verhelpen van de problemen. Het kost enige tijd voordat die hulp vruchten gaat afwerpen. Het is van belang alert te blijven op de vraag of het traject ook daadwerkelijk leidt tot een verbetering van het welzijn en de ontwikkelingskansen van het kind. In deze fase staat de leerkracht weer centraal in het proces, via de IB-er die ruggesteun krijgt van de CVB. De rapportage in Eduscope gebeurt door de leerkracht via het dagelijks journaal. Zijn er precaire zaken, geeft de leerkracht informatie door aan de Intern begeleidsters; zij zetten het dan afgeschermd weg. Als de indruk ontstaat dat geen of te weinig verbetering komt in de situatie van het kind roepen de leerkracht en de IB-er de betrokkenen weer bij elkaar om te zien welke acties nodig zijn om het kind beter te ondersteunen. Zo nodig wordt er alsnog of opnieuw contact met het BJZ opgenomen. Ouders worden hiervan door de CvB tevoren op de hoogte gebracht.
… Meldteam kindermishandeling
Adjunct-directeur SO Naam:
Rita Peeren
Telefoon:
045-5741409
Intern begeleidster SO Naam: Yvette Vievermanns
Adjunct-directeur VSO Naam:
Vivian Spapens
Telefoon:
045-5741409
Intern begeleidster VSO Naam:
Manon Wetzels 7