VERVOLGADVIES BRANDVEILIGHEID STADHUIS EN PARKEERGARAGE ALPHEN AAN DEN RIJN STADHUISPLEIN 1 TE ALPHEN AAN DEN RIJN
Opdrachtgever T. Noordenbos Hoof Beleid en Beheer Afd. Stadsbeheer - Beleid en Beheer Gemeente Alphen aan den Rijn Stadhuisplein 1 Postbus 13 2400 AA Alphen aan den Rijn Telefoon : 0900 – 481 1111 Fax : 0172 – 465 671 Contactpersoon: M.C.J. Strooker
Opdrachtnemer Falck AVD Postbus 142 5680 AC Best Telefoon : 0499 - 328 400 Fax : 0499 - 328 401 Internet : www.falck.nl
Rapportagedata Kenmerk Versie/datum Status Opgesteld door Paraaf
: : : : :
12.00134- 2 2.0/29-02-2012 Concept R.C.M. van Offeren ……………………
Gecontroleerd Datum Paraaf
: ir. B.J. Kolman : 29-02-2012 : ……………………
© Falck AVD / 12.00134–2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
1
INHOUDSOPGAVE 1
2
3
4 5 6
7
INLEIDING .................................................................................................................... 3 1.1
Opdracht ................................................................................................. 3
1.2
Werkwijze ............................................................................................... 3
1.3
Opbouw van de rapportage ....................................................................... 3
REALISTISCH EN VERANTWOORD BRANDVEILIGHEIDSNIVEAU ................................ 5 2.1
Begripsbepaling ....................................................................................... 5
2.2
Bepaling Streefniveau ............................................................................... 6
2.3
Restrisico’s .............................................................................................. 7
2.4
Bouwbesluit 2012 ..................................................................................... 8
OPLOSSINGSALTERNATIEVEN ....................................................................................10 3.1
Overschrijding loopafstand en ontvluchting ter hoogte van centrale trappenhuis op de begane grond. ...............................................................................10
3.2
Overschrijding loopafstand in het personeelsrestaurant op de 1e verdieping ...11
3.3
Brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie .................................................11
PRIORITERING VAN DE MAATREGELEN ......................................................................13 VERHAALBARE KOSTEN ...............................................................................................14 CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN .............................................................................15 6.1
Beantwoording onderzoeksvragen .............................................................15
6.2
Aanbevelingen ........................................................................................15
BIJLAGE .......................................................................................................................17 7.1
Bijlage 1: Overzicht van de te treffen maatregelen op basis van het streefniveau inclusief kostenraming en prioritering. .....................................18
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
2
1
INLEIDING
1.1
OPDRACHT
Het stadhuis van de gemeente Alphen aan den Rijn is een complex bouwwerk. Dit wordt mede veroorzaakt door het ontwerp dat streeft naar een open karakter. Om dit open karakter te bereiken zonder het brandveiligheidsniveau tekort te doen, is bij de bouw van het stadhuis onder andere gekozen voor de toepassing van een sprinklerinstallatie en een overdruktrappenhuis. Ook de stapeling van functies - onder het stadhuis is een grote parkeergarage gelegen - draagt bij aan de complexiteit van het bouwwerk. De Afdeling Stadsbeheer - Beleid en Beheer heeft behoefte aan het verkrijgen van inzicht in het huidige (feitelijke) bouwkundige brandveiligheidsniveau van het stadhuis en de parkeergarage enerzijds en het vereiste niveau anderzijds. Aan Falck AVD is gevraagd dit te onderzoeken. Het onderzoek naar het brandveiligheidsniveau in het stadhuis en de parkeergarage is reeds afgerond en vastgelegd in het rapport met kenmerk 11.00269 d.d. 30 januari 2012, aangevuld met het rapport met kenmerk 12.00134-1 d.d. 24 februari 2012. Dit afgeronde brandveiligheidsonderzoek heeft een grote hoeveelheid en verscheidenheid aan gebreken aan het licht gebracht. Om weloverwogen keuzes te kunnen maken over het oplossen van deze gebreken is antwoord nodig op de volgende onderzoeksvragen: a. Wat is een realistisch en verantwoord brandveiligheidsniveau ten aanzien van de bouwkundige en installatietechnische eisen? b. Wat zijn de gevolgen van de verschillen tussen Bouwbesluit 2003 en Bouwbesluit 2012 (ingangsdatum 1 april aanstaande) ten aanzien van de geconstateerde gebreken? c. Zijn er alternatieven/gelijkwaardige oplossingen voor het oplossen van ingrijpende gebreken? d. Welke maatregelen hebben prioriteit? e. Welke gebreken zijn eventueel te verhalen op de aannemer(s) en/of installateur(s)?
1.2
WERKWIJZE
Het onderzoek is uitgevoerd volgens de volgende stappen: 1. 2. 3. 4. 5.
Analyse op basis van het afgeronde brandveiligheidsonderzoek en overige relevante informatie; Beantwoording onderzoeksvragen; Opstellen concept rapportage; Bespreken concept rapportage met opdrachtgever; Opstellen definitieve rapportage.
1.3
OPBOUW VAN DE RAPPORTAGE
Een voorstel voor een realistisch en verantwoord brandveiligheidsniveau (streefniveau) ten aanzien van de bouwkundige en installatietechnische eisen is beschreven in hoofdstuk 2. Daarnaast is een risicoanalyse voor een tweetal restrisico’s (niet geborgd in wet- en regelgeving) opgesteld en zijn de geconstateerde gebreken tevens getoetst aan Bouwbesluit 2012.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
3
In hoofdstuk 3 zijn oplossingsalternatieven, inclusief gelijkwaardige oplossingen, beschreven voor de volgende gebreken:
De overschrijding van de loopafstand op de begane grond rondom het centrale trappenhuis en de ontvluchting vanuit dit trappenhuis; De overschrijding van de loopafstand in het personeelsrestaurant op de 1e verdieping tussen stramien 6/11; De brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie (inclusief gefaseerde ontruiming).
Een prioritering van de maatregelen op basis van het streefniveau is beschreven in hoofdstuk 4. Een opsomming van de gebreken welke eventueel zijn te verhalen op de bij de bouw betrokken aannemer(s) en/of installateur(s) zijn opgenomen in hoofdstuk 5. Ten slotte zijn in hoofdstuk 6 de antwoorden op de gestelde onderzoeksvragen opgenomen evenals de aanbevelingen. Deze rapportage is aangevuld met een bijlage waarin de te treffen maatregelen op basis van het streefniveau zijn voorzien van een kostenraming en prioritering.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
4
2
REALISTISCH EN VERANTWOORD BRANDVEILIGHEIDSNIVEAU
2.1
BEGRIPSBEPALING
Bestaande bouw(niveau) De technische voorschriften in het Bouwbesluit 2003 bevatten minimumvoorschriften die erop zijn gericht te waarborgen dat bestaande bouwwerken ten minste een bepaald kwaliteitsniveau hebben. De bestaande bouwvoorschriften gelden alleen voor bestaande bouwwerken. Deze voorschriften vormen een bodemniveau dat nooit mag worden onderschreden omdat anders de brandveiligheid direct in het geding is. Nieuwbouw(niveau) De technische voorschriften in het Bouwbesluit 2003 bevatten minimumvoorschriften die erop zijn gericht te waarborgen dat nieuwe bouwwerken ten minste een bepaald kwaliteitsniveau hebben. Een hoger kwaliteitsniveau is uiteraard ook mogelijk. Aan nieuw te bouwen bouwwerken worden hogere eisen gesteld dan aan bestaande bouwwerken. Daarnaast gelden de nieuwbouwvoorschriften in beginsel ook voor ingrijpend onderhoud of verbouw van bouwwerken, tenzij die voorschriften de mogelijkheid bieden tot ontheffing, te verlenen door B&W, tot een lager kwaliteitsniveau (Bouwbesluit 2003, artikel 1.11). Bouwvergunnings(niveau) Voorafgaand aan de bouw van een bouwwerk dient een bouwvergunning (tegenwoordig omgevingsvergunning) bij Burgemeester en Wethouders te worden aangevraagd. De ingediende vergunningaanvraag wordt vervolgens getoetst aan de op dat moment geldende wet- en regelgeving. Indien hieraan wordt voldaan, wordt de vergunning verleend en kan worden gestart met de bouw. Na het gereedkomen van de bouw expireert de vergunning. Dat wil zeggen dat deze zijn rechtskracht verliest. Zodra een bouwwerk is opgeleverd, is er sprake van een bestaand bouwwerk. Dit betekent echter niet dat door ingrepen het kwaliteitsniveau van het bouwwerk mag worden verlaagd tot de bestaande bouwvoorschriften. Het door ingrepen veranderen van de kwaliteit kan namelijk gezien worden als ‘bouwen’ in de zin van de Woningwet, waardoor deze ingrepen aan de nieuwbouwvoorschriften moeten voldoen. Het “rechtens verkregen niveau” (vergunningsniveau) van een bouwwerk zal in de meeste gevallen gelegen zijn tussen niveau bestaande bouw en nieuwbouwniveau. Afwijkingen boven nieuwbouwniveau zijn uiteraard mogelijk. Gebruiksbesluit Het Gebruiksbesluit kent geen onderscheid tussen bestaande bouw- en nieuwbouwvoorschriften. Deze voorschriften zijn ongeacht het bouwjaar/leeftijd van een bouwwerk van kracht. Gelijkwaardigheid In zowel het Bouwbesluit als het Gebruiksbesluit zijn prestatie-eisen opgenomen waaraan een bouwwerk dient te voldoen. Beide besluiten bieden echter ook de mogelijkheid om een gelijkwaardige oplossing toe te passen die dezelfde mate van brandveiligheid biedt, als is beoordeeld met de relevante prestatie-eisen (Bouwbesluit 2003, artikel 1.5 en Gebruiksbesluit, artikel 1.4). Het bevoegd gezag bepaalt of het voorgestelde alternatief voldoet aan het gelijkwaardigheidbeginsel en mag worden toegepast.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
5
Streefniveau Het streefniveau is een realistisch en verantwoord brandveiligheidsniveau ten aanzien van de bouwkundige en installatietechnische voorschriften voor het stadhuis en de parkeergarage. Restrisico’s De minimumvoorschriften ten aanzien van de bouwkundige en installatietechnische brandveiligheid in bouwwerken zijn geborgd in het Bouwbesluit 2003 en Gebruikbesluit. Desondanks zijn er risico’s, die bijvoorbeeld samenhangen met het gebruik of het ontwerp van een bouwwerk, die niet geborgd zijn in de wet- en regelgeving maar die wel het brandveiligheidsniveau nadelig (kunnen) beïnvloeden. Deze risico’s worden gebundeld onder de term restrisico’s.
2.2
BEPALING STREEFNIVEAU
In het afgeronde brandveiligheidsonderzoek zijn er verschillen tussen het bouwvergunningsniveau en nieuwbouwniveau geconstateerd. Deze verschillen bieden in dit geval de ruimte om een weloverwogen keuze te maken op de bouwkundige onderdelen (brand- en rookcompartimentering en ontvluchting) en brandbeveiligingsinstallaties (brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie, overdrukinstallatie en sprinklerinstallatie). Hieronder volgt per bouwkundig onderdeel en brandbeveiligingsinstallatie een voorstel voor het streefniveau met een korte onderbouwing. Op basis van het streefniveau zijn vervolgens de noodzakelijke maatregelen te bepalen. Deze maatregelen zijn opgesomd in bijlage 1. Brandcompartimentering Voor wat betreft de brandcompartimentering zijn bouwvergunnings- en nieuwbouwniveau gelijk aan elkaar. Het streefniveau ten aanzien van de brandcompartimentering is nieuwbouwniveau. Rookcompartimentering Voor de rookcompartimentering is het bouwvergunningsniveau hoger dan het nieuwbouwniveau. Op bouwvergunningsniveau dienen de technische ruimten (4e verdieping) en de schachten te beschikken over een Weerstand tegen rookdoorgang (WRD) van ten minste 30 minuten terwijl dit op nieuwbouwniveau niet is vereist. Het rookwerend afscheiden van de technische ruimten en de schachten heeft echter geen meerwaarde, aangezien het grootste gedeelte van het gebouw reeds via het atrium en de vides met elkaar in open verbinding staan. Het streefniveau ten aanzien van de rookcompartimentering is nieuwbouwniveau. Ontvluchting Voor de ontvluchting van het gebouw is het nieuwbouwniveau hoger dan het bouwvergunningsniveau. Op nieuwbouwniveau worden in de parkeergarage deel A en B en op de begane grond en 1e verdieping de maximale loopafstanden overschreden terwijl dit op bouwvergunningsniveau niet het geval is. Het streefniveau ten aanzien van de ontvluchting in de parkeergarage deel A en B is bouwvergunningsniveau omdat nieuwbouwniveau gezien het ontwerp van het gebouw zodanig veel investeringen en ingrepen op het ontwerp met zich meebrengt dat dit niet realistisch is. Zeker gezien de lage bezettingsgraadklasse (maximaal aantal personen per m2) en de overzichtelijkheid van de parkeergarage. Daarnaast kan voor de ontvluchting van de parkeergarage tevens gebruik worden gemaakt van de toerit van de parkeergarage. Deze is in de huidige situatie niet meegenomen als vluchtroute, terwijl dit wel mogelijk is (geen speedgates, alleen slagbomen). Het streefniveau ten aanzien van de ontvluchting van het overige gedeelte van het gebouw en in het bijzonder de begane grond en 1e verdieping is nieuwbouwniveau.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
6
Doorslaggevend hierbij is de aanzienlijk hogere bezettingsgraadklasse (B2/B3) in dit deel van het gebouw. Brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie De brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie dient te worden aangepast conform de desbetreffende artikelen uit het Gebruiksbesluit. Overdrukinstallatie De overdrukinstallatie in het trappenhuis is vereist op basis van het bouwvergunningsniveau (gelijkwaardigheid voor rooksluis voor elke toegang van het trappenhuis). Op nieuwbouwniveau worden geen rooksluizen voorgeschreven. Het streefniveau ten aanzien van de overdrukinstallatie is nieuwbouwniveau. De overdrukinstallatie kan hiermee komen te vervallen of in de huidige functionele staat worden onderhouden. Sprinklerinstallatie De sprinklerinstallatie dient te worden aangepast conform de desbetreffende artikelen uit het Gebruiksbesluit.
2.3
RESTRISICO’S
In het afgeronde brandveiligheidsonderzoek zijn een tweetal risico’s benoemd die niet zijn geborgd in de wet- en regelgeving. Desondanks is het gewenst om deze risico’s af te dekken. Het betreft het ontbreken van een rookwerende scheiding tussen de parkeergarage (deel A en B) en het stadhuis en het niet aangesloten zijn van de elektrische sprinklerpomp op de aanwezige noodstroomvoorziening. Rookwerende scheiding tussen de parkeergarage en het stadhuis In het afgeronde brandveiligheidsonderzoek (rapport met kenmerk 11.00269 d.d. 30-012012, hoofdstuk 6) zijn op verzoek van de opdrachtgever de gevolgen en consequenties van een brand en/of de daarbij vrijgekomen rook in de parkeergarage voor het bovenliggende stadhuis reeds geanalyseerd. Uit deze gevolgenanalyse is naar voren gekomen dat een brand in de parkeergarage aanzienlijke gevolgen heeft voor het bovenliggende stadhuis, vooral ten aanzien van de rookverspreiding. De kans op rookverspreiding van de parkeergarage naar het stadhuis wordt enerzijds veroorzaakt doordat de trappenhuizen/schachten niet of onvoldoende brand- dan wel rookwerend zijn uitgevoerd, zoals vereist op basis van het bouwvergunnings- en nieuwbouwniveau, en anderzijds doordat de vloerconstructie niet rookwerend is uitgevoerd. Het rookwerend uitvoeren van deze vloerconstructie is niet vereist op basis van het bouwvergunnings- en nieuwbouwniveau terwijl uit de gevolgenanalyse blijkt dat het ontbreken van deze rookwerende scheiding een aanzienlijke rookverspreiding en roetschade in het stadhuis te weeg kan brengen. De rook verspreidt zich onder andere via de ventilatiekanalen naar het plenum (computervloer) onder het SCO, en vervolgens via de inblaaszuilen naar de verblijfsvloer van het SCO en het publieksplein op de begane grond. Vandaar verspreid de rook zich eenvoudig door de rest van het stadhuis gezien het open karakter van het gebouw. Hierdoor kan het stadhuis geruime tijd niet in gebruik worden genomen en zijn diverse bouwdelen een aantal dagen buiten gebruik in verband met het opruimen van de roetschade. Advies Op basis van het bovenstaande is ons advies om de scheiding tussen de parkeergarage en het stadhuis uit te voeren met een Weerstand tegen rookdoorgang (WRD) van ten minste 30 minuten. Daarnaast heeft het rookwerend afscheiden van de parkeergarage ook nog een ander bijkomend voordeel. De ontruimingsalarminstallatie kan namelijk zodanig worden aangepast dat bij een brand(alarm) in de parkeergarage niet tevens het
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
7
gehele stadhuis direct ontruimd hoeft te worden. De parkeergarage en het stadhuis dienen hiervoor ieder in een aparte alarmeringszone te worden ingedeeld. Noodstroomvoorziening sprinklerpomp Uit het afgeronde brandveiligheidsonderzoek (rapport met kenmerk 12.00134 d.d. 2702-2012, paragraaf 5.2) is naar voren gekomen dat de elektrische sprinklerpomp niet is aangesloten op de aanwezige noodstroomvoorziening (dieselaggregaat). Dit is ook geen formele eis vanuit de Voorschriften Automatische Sprinklerinstallaties (VAS). Desondanks is het wel gewenst om de sprinklerpomp aan te sluiten op de noodstroomvoorziening. Zeker gezien het feit dat het gehele gebouw (ca. 38.000 m2) afhankelijk is van de werking van de sprinklerinstallatie bij brand. Daarnaast is een noodstroomvoorziening reeds aanwezig in de parkeergarage nabij de sprinklerpompruimte. Advies Wij adviseren om de elektrische sprinklerpomp aan te sluiten op de reeds aanwezige noodstroomvoorziening.
2.4
BOUWBESLUIT 2012
Op 1 april 2012 treedt het nieuwe Bouwbesluit in werking. Dit betekent met name een grondige herziening van het begrippenkader. Bovendien worden de voorschriften uit het huidige Gebruiksbesluit geïntegreerd in het nieuwe Bouwbesluit. Ook het nieuwe Bouwbesluit kent voorschriften voor nieuwbouw en bestaande bouwwerken. Een verschil met het huidige Bouwbesluit is dat speciaal voor verbouw het “rechtens verkregen niveau” wordt geïntroduceerd. Dit is het niveau dat wordt bepaald door de voorschriften of de bouwvergunning die op de oorspronkelijke oprichting van het gebouw of latere verbouwing(en) daarvan van toepassing waren. Concreet betekent dit dat voor een groot aantal voorschriften niet langer ontheffing door B&W verleend hoeft te worden om een lager niveau dan nieuwbouw te realiseren. Op verzoek van de opdrachtgever zijn de geconstateerde gebreken uit het afgeronde brandveiligheidsonderzoek tevens getoetst aan Bouwbesluit 2012. Daarnaast is het gezien de doorlooptijd van het realiseren van de aanpassingen noodzakelijk om reeds rekening te houden met de wijzigingen die voortvloeien uit het nieuwe Bouwbesluit. Bij toetsing van de geconstateerde gebreken uit het afgeronde brandveiligheidsonderzoek aan het Bouwbesluit 2012 zijn met uitzondering van de brandmeldinstallatie geen verschillen geconstateerd. Alleen de eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie worden in dit geval verzwaard. Deze verzwaring geldt voor de vereiste ruimtebewaking (doodlopend eind detectie, Bouwbesluit 2012 artikel 6.20 lid 5) voor de vluchtweg vanaf de 4e verdieping. De eisen ten aanzien van de bewakingsomvang en de doormelding naar de regionale alarmcentrale van de brandweer voor het overige gedeelte van het gebouw wijzigen echter niet. Dit geldt ook voor het onderhoud en de certificering van de installatie. Advies Op basis van het bovenstaande is ons advies om de bewakingsomvang van de brandmeldinstallatie aan te passen conform de eisen uit het Bouwbesluit 2012. De vluchtweg vanaf de 4e verdieping naar de 3e verdieping (trappenhuis) dient te worden voorzien van ruimtebewaking. Concreet betekent dit dat zowel de vluchtweg tussen de 3e en 4e verdieping alsmede aan deze vluchtweg grenzende verblijfsruimten en ruimten met een verhoogd brandrisico (bijv. de technische ruimte en Cv-ruimte) dienen te worden voorzien van detectie. Aanvullend op deze eis adviseren wij om het gehele trappenhuis tussen het souterrain en de 4e verdieping te voorzien van detectie. De reden hiervoor is dat personen die eenmaal het trappenhuis zijn ingevlucht over het algemeen niet op de 3e verdieping het trappenhuis zullen verlaten maar door zullen vluchten naar het souterrain en van daaruit naar het aansluitende terrein. Door ook hier detectie aan te
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
8
brengen kan reeds in een vroegtijdig stadium eventuele rookontwikkeling in het trappenhuis worden gedetecteerd en de aanwezige personen tijdig worden gealarmeerd. De maatregelen welke zijn vereist ten aanzien van de ruimtebewaking zijn opgenomen in bijlage 1.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
9
3
OPLOSSINGSALTERNATIEVEN
In dit hoofdstuk worden oplossingsalternatieven, inclusief eventuele gelijkwaardige oplossingen, beschreven voor de volgende gebreken:
De overschrijding van de loopafstand op de begane grond rondom het centrale trappenhuis en de ontvluchting vanuit dit trappenhuis (Afd. 2.16 en 2.18); De overschrijding van de loopafstand in het personeelsrestaurant op de 1e verdieping tussen stramien 6/11 (Afd. 2.16); De brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie (inclusief gefaseerde ontruiming).
3.1
OVERSCHRIJDING LOOPAFSTAND EN ONTVLUCHTING TER HOOGTE VAN CENTRALE TRAPPENHUIS OP DE BEGANE GROND
Op de begane zijn in het afgeronde brandveiligheidsonderzoek de volgende gebreken geconstateerd op nieuwbouwniveau (streefniveau):
De loopafstand vanaf het middelste gedeelte van het publieksplein (rondom centrale trappenhuis, stramien 50/52) tot aan een (nood)uitgang van het rookcompartiment bedraagt meer dan 30 meter (binnen verblijfsgebied loopafstand vermenigvuldigd met 1,5); De vluchtroute vanuit het centrale trappenhuis (stramien 50/52) tot aan het aansluitende terrein (uitgang van het gebouw) voldoet niet aan de eisen van een “rookvrije” vluchtroute. Het centrale trappenhuis komt uit in het midden van de begane grond. Aangezien alle verdiepingen met elkaar in verbinding staan via het atrium en samen één rookcompartiment vormen, wordt op de begane grond terug het (bedreigde) rookcompartiment in gevlucht van waaruit in eerste instantie de ontvluchting is gestart. De vluchtroute is hierdoor niet gevrijwaard van rook.
Om de bovenstaande gebreken op te lossen is in het vorige onderzoek reeds een aantal maatregelen voorgesteld. Deze maatregelen zijn echter zodanig van aard dat deze of in grote mate afbreuk doen aan het ontwerp (open karakter) van het gebouw, bijvoorbeeld door het gebouw nader in te delen in rookcompartimenten met rookwerende scheidingsconstructies, of waarvan het twijfelachtig is of door middel van een berekening (vultijdenmodel) en/of installatietechnisch (rook- en warmteafvoerinstallatie) een gelijkwaardig veiligheidsniveau kan worden aangetoond/behaald. Deze maatregelen zijn dan ook niet realistisch en/of realiseerbaar. Een mogelijk oplossingsalternatief (gelijkwaardigheid) voor de bovenstaande gebreken is het plaatsen van een extra nood(uitgang)deur in de gevel tussen stramien 46/47-80 in combinatie met het uitbreiden van de bewakingsomvang van de brandmeldinstallatie op de begane grond. In dat geval dient de gehele begane grond (excl. achterbouw) te worden voorzien van gedeeltelijke bewaking. Dit verzoek tot gelijkwaardigheid dient, conform Bouwbesluit 2003 artikel 1.5, schriftelijk ter goedkeuring te worden ingediend bij burgemeester en wethouders. Deze gelijkwaardige oplossing is tevens als maatregel meegenomen in bijlage 1. Door het plaatsen van de extra nood(uitgang)deur wordt het gebied waarbinnen de maximale loopafstand wordt overschreden aanzienlijk verkleind. Het betreft met name het gedeelte dat nu in gebruik is als kantoorfunctie. Het gedeelte waarbinnen de loopafstand nog steeds wordt overschreden is over het algemeen verkeersruimte. Naar onze mening is het acceptabel dat in dit gedeelte de loopafstand met ca. 5-10 meter wordt overschreden. Zeker gezien het open karakter van het publieksplein waardoor een eventuele brand snel wordt waargenomen. Daarnaast zorgt de uitbreiding van de bewakingsomvang van de brandmeldinstallatie ervoor dat een beginnende brand op de begane grond sneller wordt gedetecteerd, waardoor tijdig kan worden gestart met de
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
10
ontruiming van het gebouw. Hiermee is naar onze mening ook de ontvluchting op de begane grond vanuit het centrale trappenhuis voldoende gewaarborgd. Een beginnende brand wordt verder tijdig beheerst door de aanwezige sprinklerinstallatie.
3.2
OVERSCHRIJDING LOOPAFSTAND IN HET E PERSONEELSRESTAURANT OP DE 1 VERDIEPING
Op de 1e verdieping in het personeelsrestaurant is in het afgeronde brandveiligheidsonderzoek het volgende gebrek geconstateerd op nieuwbouwniveau (streefniveau):
De loopafstand vanaf het deel tussen stramien 6/11 tot aan een (nood)uitgang van het rookcompartiment bedraagt meer dan 30 meter (binnen verblijfsgebied loopafstand vermenigvuldigd met 1,5).
Net als in paragraaf 3.1 zijn ook voor het oplossen van dit gebrek in het vorige onderzoek reeds een aantal maatregelen voorgesteld die niet realistisch en/of realiseerbaar zijn. Ons voorstel is om het bovenstaande gebrek mee te nemen in het oplossingsalternatief zoals beschreven in paragraaf 3.1. Het personeelsrestaurant hangt namelijk als balkon (open verbinding) in de overkapping van het SCO. Ook in dit geval geldt dat door de uitbreiding van de brandmeldinstallatie een beginnende brand sneller zal worden gedetecteerd, waardoor de ontruiming van het gebouw tijdig kan worden gestart. Daarnaast is het grootste deel van het personeelsrestaurant waarbinnen de maximale loopafstand wordt overschreden verkeersruimte. Deze gelijkwaardige oplossing is tevens als maatregel meegenomen in bijlage 1.
3.3
BRANDMELD- EN ONTRUIMINGSALARMINSTALLATIE
Brandmeldinstallatie In de parkeergarage en op de 1e verdieping wordt niet voldaan aan de vereiste bewakingsomvang (huidige situatie), niet-automatische bewaking. De eerste verdieping (bijeenkomstfunctie), inclusief vluchtroutes dient te worden voorzien van gedeeltelijke bewaking conform de NEN 2535. De parkeergarage dient te worden voorzien van volledige bewaking. Ten aanzien van de vereiste volledige bewaking in de parkeergarage kan een beroep worden gedaan op gelijkwaardigheid, zoals verwoord in artikel 1.4 van het Gebruiksbesluit. De aanwezige sprinklerkoppen dienen als gelijkwaardigheid voor de automatische brandmelders (rookdetectie). In een parkeergarage is het thermisch melden van een brand juist wenselijk i.v.m. uitlaatgassen die loze meldingen kunnen veroorzaken. Bovendien zorgt de lage plafondhoogte al snel voor hoge temperaturen ter plaatse van de melders, en dus een relatief snelle alarmering. Thermische melders treden in werking (en melden een brand) als de temperatuur van 68 graden Celsius wordt bereikt. Dezelfde temperatuur geldt ongeveer voor het in werking treden van een sprinklerkop. Op basis hiervan kan naar onze mening de aanwezige sprinklerkoppen als gelijkwaardigheid wordt gezien voor de vereiste volledige bewaking. Deze gelijkwaardige oplossing is tevens als maatregel meegenomen in bijlage 1. Ontruimingsalarminstallatie In zowel de parkeergarage als het stadhuis dient de huidige type B (slow whoops) ontruimingsalarminstallatie te worden vervangen door een type A (gesproken woord). Hierdoor is het mogelijk om tijdens een ontruiming doelgerichte informatie te verspreiden afgestemd op de situatie. Indien de parkeergarage tevens rookwerend is afgescheiden van het stadhuis dan kan de ontruimingsalarminstallatie (type A) ook zodanig worden ingedeeld in alarmeringszones dat de parkeergarage separaat van het stadhuis kan worden ontruimd en omgekeerd (gefaseerde ontruiming). Hetzelfde geldt indien de
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
11
brandwerende scheiding tussen het stadhuis en de achterbouw is hersteld. Ook het stadhuis en de achterbouw kunnen dan zodanig in alarmeringszones worden ingedeeld dat deze separaat zijn te ontruimen. In totaal is het gebouw hiermee in drie alarmeringszones in te delen, te weten parkeergarage, achterbouw en overig gedeelte van het stadhuis.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
12
4
PRIORITERING VAN DE MAATREGELEN
In de voorgaande hoofdstukken is het streefniveau bepaald en zijn gelijkwaardige oplossingen voorgesteld om te komen tot een realistisch en verantwoord brandveiligheidsniveau. Om vervolgens dit brandveiligheidsniveau te bereiken zijn een groot aantal maatregelen noodzakelijk. Het is daarom wenselijk om voorafgaand aan de uitvoering van de maatregelen eerst een prioritering te maken op basis van een risicoafweging. Voor het stadhuis en de parkeergarage zijn de maatregelen ingedeeld in de volgende categorieën met bijbehorende prioritering: 1. 2. 3. 4. 5.
Tijdig vaststellen van brand; Vluchten bij brand; Automatisch bestrijden van brand; Beperken van verspreiding van rook; Beperken van uitbreiding van brand;
Deze prioritering van de maatregelen is verwerkt in bijlage 1.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
13
5
VERHAALBARE KOSTEN
Tijdens de bespreking van het afgeronde brandveiligheidsonderzoek is reeds ter sprake gekomen dat enkele gebreken/kosten eventueel zijn te verhalen op de bij de bouw betrokken aannemer(s) en/of installateur(s). Dit geldt in ieder geval niet voor de volgende categorieën gebreken:
Gebreken ten aanzien van de brand- en rookwerendheid van constructie-onderdelen. Dit gezien het bouwjaar van het gebouw (rond 2000) en voortschrijdend inzicht op dit onderwerp. Destijds lag de kennis van met name brand- en rookwerende deurconstructies op een lager niveau. Inmiddels hebben diverse testresultaten uitgewezen dat bepaalde materialen of combinaties van materialen niet voldaan aan de vereiste brand- en/of rookwerendheid. Een bekend voorbeeld is de toepassing van spiegeldraadglas; Gebreken die samenhangen met het gebruik van het gebouw. Het gebouw is inmiddels meer dan 10 jaar in gebruik waardoor niet meer is na te gaan of gebreken zijn ontstaan/veroorzaakt tijdens de bouw, of in de gebruiksfase. Voorbeelden zijn de brand- en rookwerende afwerkingen/doorvoeringen of deurdrangers; Gebreken als gevolg van de verschillen tussen de bouwvergunningstekeningen en de Programma’s van Eisen/Nota van Aanvulling van de sprinklerinstallatie. Dit betreft de ongesprinklerde ruimten/schachten die niet brandwerend zijn afgescheiden van het gesprinklerde gedeelte. Deze zijn op de tekeningen niet als zodanig aangeduid.
Ten aanzien van de volgende gebreken adviseren wij om nader te onderzoeken of kosten te verhalen zijn op basis van de bestekken dan wel contracten:
Het ontbreken van de gedeeltelijke bewaking in de bijeenkomstfuncties op de 1e verdieping (inclusief vluchtroutes); Het ontbreken van een ontruimingsalarminstallatie met gesproken woord (type A); Het ontbreken van een rook- en warmteafvoerinstallatie in het atrium en SCO.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
14
6
CONCLUSIES EN AANBEVELINGEN
6.1
BEANTWOORDING ONDERZOEKSVRAGEN
Verspreid door voorgaande hoofdstukken zijn alle onderzoeksvragen, zoals verwoord in paragraaf 1.1, aan bod gekomen. Hieronder worden al deze vragen kort en/of door middel van een verwijzing beantwoord. a. Wat is een realistisch en verantwoord brandveiligheidsniveau ten aanzien van de bouwkundige en installatietechnische eisen? Een realistisch en verantwoord brandveiligheidsniveau is een combinatie van het voorgestelde streefniveau in hoofdstuk 2 en de oplossingsalternatieven in hoofdstuk 3. Daarnaast is het wenselijk om de benoemde restrisico’s in hoofdstuk 2 af te dekken. b. Wat zijn de gevolgen van de verschillen tussen Bouwbesluit 2003 en Bouwbesluit 2012 (ingangsdatum 1 april aanstaande) ten aanzien van de geconstateerde gebreken? Bij de toetsing van de geconstateerde gebreken uit het afgeronde brandveiligheidsonderzoek aan het Bouwbesluit 2012 zijn met uitzondering van de brandmeldinstallatie geen verschillen geconstateerd. Alleen de eisen ten aanzien van de brandmeldinstallatie worden in dit geval verzwaard. Deze verzwaring geldt alleen voor de vereiste ruimtebewaking. c. Zijn er alternatieven/gelijkwaardige oplossingen voor het oplossen van ingrijpende gebreken? Ja, voor een drietal gebreken zijn alternatieven/gelijkwaardige oplossingen voorgesteld. Zie hiervoor hetgeen beschreven in hoofdstuk 3. d. Welke maatregelen hebben prioriteit? In hoofdstuk 4 zijn de maatregelen ingedeeld in een vijftal categorieën met bijbehorende prioritering. Categorie 1 heeft de hoogste prioriteit en categorie 5 de laagste. De maatregelen ten aanzien van het tijdig vaststellen van brand en vluchten bij brand hebben in dit gebouw de hoogste prioriteit. e. Welke gebreken zijn eventueel te verhalen op de aannemer(s) en/of installateur(s)? Slechts een beperkt aantal (alleen installatietechnische) gebreken kan eventueel worden verhaald op de aannemer(s) en/of installateur(s). Zie hiervoor hetgeen beschreven in hoofdstuk 5.
6.2
AANBEVELINGEN
1. Uitvoeren van de maatregelen op basis van het in hoofdstuk 2 voorgestelde streefniveau, met uitzondering van de in hoofdstuk 3 voorgestelde oplossingsalternatieven. 2. Toepassen van de voorgestelde oplossingsalternatieven dan wel gelijkwaardige oplossingen uit hoofdstuk 3. Deze dienen echter eerst te worden voorgelegd aan burgemeester en wethouders. Pas na goedkeuring kunnen deze worden uitgevoerd. 3. Afdekken van in hoofdstuk 2 benoemde restrisico’s, ondanks dat dit formeel niet is vereist. 4. Uitvoeren van de ontbrekende ruimtebewaking in de vluchtweg vanaf de 4e verdieping conform het Bouwbesluit 2012.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
15
5. Aanpassen van de brand- en rookcompartimentering op de bouwvergunningstekeningen. Deze dienen overeen te komen met het voorgestelde streefniveau en de benoemde oplossingsalternatieven, en te worden voorgelegd aan burgemeester en wethouders. 6. Opvragen en onderling vergelijken van meerdere offertes, alvorens wordt gestart met het uitvoeren van de maatregelen, met name ten aanzien van de brandmeld- en ontruimingsalarminstallatie. Zeker gezien de hoge kosten en de vereiste functionaliteit van deze installaties. 7. Aanpassen van de ontruimingsalarminstallatie, zodat gefaseerde ontruiming mogelijk is, wanneer de bouwkundige maatregelen ten aanzien van de brand- en rookscheidingen tussen de parkeergarage en het stadhuis en het stadhuis en de achterbouw zijn getroffen. 8. Aanpassen van het ontruimingsplan en de BHV-organisatie, zodra de ontruimingsalarminstallatie is aangepast en gefaseerde ontruiming mogelijk is.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
16
7
BIJLAGE
U treft bij deze rapportage de volgende bijlage aan: Nr.
Bijlage
1
Overzicht met de te treffen maatregelen op basis van het streefniveau inclusief kostenraming en prioritering.
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
17
7.1
BIJLAGE 1: OVERZICHT VAN DE TE TREFFEN MAATREGELEN OP BASIS VAN HET STREEFNIVEAU INCLUSIEF KOSTENRAMING EN PRIORITERING
© Falck AVD / 12.00134-2 / Vervolgadvies Brandveiligheid Stadhuis en P-garage / versie 2.0 / 29-02-2012
18