DE GOEDE OUDE TIJD HOE WAS HET IN DE JAREN 1890-1905 ?
Dr. P. H. BITTER
VERSPREIDE FRAGMENTEN GEESTDRIFT-OVER DRIJVING-GEWOONTE - VALSCHE SCHAAMTE - WAARDEERING OVEROPVOEDING - SOLIDARITEIT - WANTROUWEN - SCHIJN EN ZIJN - GRENZEN - WAARHEID - EEREPOSTEN - KLEIN VAN GEEST - GAVE - NIEUW BEGINNEN - ORDE - GROEI - RECHT - GELOOF - VRIJ - ZELFOPVOEDING - INVLOED - BEZIT - BEROEP - CRITIEK - GELD - WIJSHEID - CONCLUSIES - ORGANISATIE-CONVERSATIE-VORMEN VOLTOOIEN - EVENWICHT
72 ONDERWERPEN - 470 Biz . 2 BUNDELS SAMEN f 3 .00
VERSPRETDE FRAGMENTEN
VERSPREIDE FRAGMENTEI DOOR
DR . P. H . HITTER
E.ERSTE BTINDEL
HAARLEM
H . D . TJEENK WILLINK & ZOOM 1914
VOORWOORD Na het overlijden van mijn Vader deelden. v~ienden en leerlingen mij mede, dat er order de lezers der „Paedagogisehe" en „Ethisehe Fragmenten" velen warm, die den Overledene in zij7~.e werkzaamheid als Hoo fdredaeteur van „Het Nieuws van den Dag" h-adder gevolgd, en er pros op stelden eerie bloemlezing zijner hoo fdartiketen in dat blad to bezitten . Dit ga f mij aanleiding twee bundels herdrnkken uit to geven, waartoe H.H. Commissarissen en Directeur van „Het Nieuws van den Dag" gaarne hunne medewerking verl eend hebben . Bij het doer eerier keuze ontbraken mij helaas! bepaalde aanwijzingen . Het denkbeeld eerier uitgave van de verzamelde ii oo fdartikelen hee ft tijdens het Hoo fdredaetevrsehap nimmer een vaster vorm gehad, en is na de benoeming tot Hoogleeraar op den achtergrond gekomen . In deze bundels zijn de artikelen opgenomen welke, blijkens bri,even van instemzing, indertijd het meest belangstelling wekten . De volgorde is ehronologisch . De opstellen welke in hun geheel over personen o f indertijd actueete omstandigheden handelen, zjn ach.terwege gebleven, terwijl ook in de bier aangeboden artikelen een enkete volzin die op indertijd actueete omstandiglied en betrekking hee ft, is weggelaten. In d e meening
VI dat nagelaten werk
he halve orn ziehzelf ook wit gelezen
worden om nader to kornen tot de persoonljkheid van den schrij'ver, getoofde 1k niet goed to doers, eenig artikel ach ter-
wege to later omdat het sehjnbaar een herhaling bevat van wat in andere artiketen is gezegd. De lezer ziet flu aan wet ken kring van denkbeeidn des schrjvers aandaeht bj roorkeur gewfd was .
Hoe mij'n Vader zic,h de tank van den Redacteur heeft voorgesteld, k.an blijken nit hetgeen hj gesehreven lice ft in zn laatste hoofdartikel : Groot is de verwantschap tussehen het amht van redacteu2
,,en dat
an geesteljke . Beiden hebben to spreken over den
,,mense/i met at zjn omstandigheden, zijn zonden en zj'n „wonders, zjn wet en zjn wee, zjn zwakheid en zjn kraeht . En beiden hebben woorden to spreken naar hun heste weten
,,en geweten, woorden van nadenken, woordem net zout ,,besprengd, boven alles woorden nit en tot het hart . Geen van beide snag ooit versa
In elk geval, geen uitgezonde'rd,
/iebben zif den horizon to ontsluiten van onwankelbuar vertrouwen, de gouden poort der licht dragende hope .'
Met deze woorden mope de uitgave der nagelaten opstetlen
worden ingete'td . P . H . RITTEu Jr . VOORBURG, 31 Augustus 1913
INHOUD Bladz.
I Geestdrift II Lezen. III Overdrijving IV Kennen en Kunnen , V Gewoonte VI Binden VII Humour VIII Wat wij noodig hebben IX Atrophie . X Valsche Schaamte XI Waardeering XII Overopvoeding XIII Behouden. XIV's Levens Tweesprong . XV Solidariteit XVI Wantrouwen XVII Schijn en Zijn. XVIII Grenzen XIX Waarheid. XX Eereposten XXI Klein van Geest XXII Een gereserveerde honding .
1 7 32
45 50 5f)
63 70 76 82
91 98 104 110
117 123 130 13f, 142 149
VIII
XXIII XXIV XXV XXVI XXVII XXVIII XXIX XXX XXXI XXXII XXXIII XXX IV XXXV XXX VI
Palliatievei . Naar zich toe . . In eens anders plaats . Grondstof . . Een nieuwe aanloop Onmisbaar Over denzelfden kam . Zaterdagavond . . Dorre Levens . . Elasticiteit Haaks Heer en werkman . Voor de practijk . De Tijd is mijn Akker.
Bladz .
156 161 167 174 180 187 195 201 208 216 221 228 234 241
I GEESTDR1FT
E
en vader had drie zonen . De een deed altijd wat hem werd gezegd. Nooit was er aanleiding om hem to berispen . Het kind was goed, wijl het nu eenmaal geen reden had om anders to zijn . Dit was een flegmatisch kind . De tweede deed niet altijd, wat hem bevolen werd . Met moeite moest men hem bij zijn werk houden ; dikwijls zelfs hem tot arbeid dwingen. Meest volbracht hij zijn arbeid, omdat hij niet anders moeht . Dit was een ondeugend kind .
2
GEESTDRIFT
Heel antlers was het evenwel met den derde . Evenmin als zijn flegmatisehe broeder behoefde hij to worden gedron gen tot arbeid . Maar bij den arbeid, dien hij verriehtte, had hij een zeker jets, dat zijn tweede broeder vertoonde bij zijn spel . Gelijk die tweede broeder moeite had van zijn spel of to blijven, had hij moeite om zijn werk op to geven . Dit was een kind met geestdrift . Het was eigenaardig den vader over zijn kinderen to hooren spreken . Tot den eerste zei hij dikwijls „wees toch wat fermer . Zie eens naar uw jongsten broer" . En tot anderen zei de vader, wanneer de,jongen er niet bij was : „ik wenschte wel, dat hij eens ondeugend was" . Sprak de vader tot den tweede, dan klonk het „denk toch aan uw toekomst ; werk toch ; zie eens naar uw jongsten broer" . En tot anderen zei de vader flock! er zit Loch zoo veel goeds in den jongen . Als hij eens wilde, dan overtrof hij misschien zijn jongsten broeder nog" . Tot den derden zoon zei de vader niets . Alleen vergat hij, wanneer hij in gezelschap van vreemden was, dat men anderen niet moet bezig houden met de voortreffelijkheid van zijn eigen kind . Wat is het dan, dat ,, zekere jets", zonder hetwelk
GEESTDRIFT
3
de braafheid onbevredigend is en dat, als het zich vertoont verbonden met het ongeoorloofde, ons betreuren duet, dat het niet wordt gebruikt voor een beter Joel? Dat ,, zekere jets" drukken we liefst in beelden uit. We noemen het : glued, your, verheffing . En wanneer die verheffing, dat your, die glued verbonden is met een goed duel, dan spreken we van geestdrift. Natuurlijk : niet al wat gloeit is geestdrift . De menigte houdt vaak onduidelijkheid voor diepzinnigheid ; geraas voor kracht ; vroolijkheid voor blijdschap ; en zoo wordt opgewondenheid dikwijls aangezien voor geestdrift . Maar ten onrechte . De opgewondenheid van heden is morgen afgewonden, de geestdrift is blijvend . De opgewondenheid van heden is de moeder van het berouw op morgen -- de geestdrift van heden is voor de toekomst weldadig. De opgewondenheid wil alles in eens de geestdrift werkt met taxi geduld aan een grout duel, dat duel niet opgevend, voor het is bereikt . Vervuld to zijn van eene, van eene grouts gedachte ; haar nooit nit het oog to verliezen ; aan haar alles ten offer to brengen, wat een mensch ten offer brengen mag ; voortdurend vervuld to wezen van den horizon in de verte ; to arbeiden, to dulden, als het most to 1 jden voor dat eene, en dat gewillig to doen, gaarne to doen, to doen zonder morgen, -- dat is geestdrift .
4
GEESTDRIFT
Veel is er van haar to zeggen . Thans slechts dit geestdrift is machtiger dan aantal . Die staatkundige partij is niet de machtigste, die de talrijkste is, maar zij, die de rijkste is aan geestdrift . Zoo ook is dat yolk niet het eerste, dat bestaat uit het grootste aantal millioenen, machtiger dan dat is de kleinste natie, wier manners de kunst van sterven verstaan . Geestdrift is machtiger dan aantal . Een man van geestdrift is genoeg our een huisgezin, een school, een kerk, een partij, een yolk to redden, to verheffen, op to tillers tot een hooger bestaan . En voor den mensch zelf is geestdrift alles . Wie over grooten aanleg to beschikken heeft en daaraan geestdrift parrt, die bereikt het allerhoogste . Maar ook wiens aanleg slechts klein is, die brengt het met het heilige vuur van de geestdrift ver. En daarenboven : geestdrift maakt gelukkig . Gelukkig is hij, die zich uitstrekt naar een welgekozen doel ; gelukkig hij, die voor iets gloeit ; die nog niet heeft afgerekend met het levers ; die nog idealen koestert } in een woord : gelukkig hij, die weet wat inwendig levee is . Voortdurend gevoelt hij zich sterk . net wee van het ledige kent hij niet . En sours - sours stijgt, in oogenblikken van overwinning, zijn geestdrift tot verrukking, de hoogste van alle menschelijke aandoenlngen .
GEESTDRIFT Hoe is
5
dat vuur to bekomen ? Moeilijk is het ant
woord op deze vraag. Versehillende antwoorden word en trouwens gegeven . Zeker is het, dat omgang met
mensehen van groote geestkracht weldadig is voor onze eigene geestdrift . De werken van groote geesten to lezen, het woord van groote manners to hooren, ziedaar een middel . Maar er is nog een antler . wiens ziel is als een gesprongen vioolsnaar ; wiens werkader is doorgesneden ;
wie door het lot vermoeid is -- die vange aan to arbeiden . Aan alle redeneering make men een einde en neme het werk op . Hoe verder men komt, des to gemakkelijker woodt het dan . Eindelijk krijgt de arbeid macht over ons - en de beginselen der geestdrift zijn aanwezig .
IN DEN AANVANG IS DE DAAD" . Kan er to veel geestdrift zijn ? Missehien wel . De week heeft maar een Zond ag - wij levee van zuurstof, en toch heeft de lucht, die wij inademen, maar zuurstof voor een vijfde gedeelte . Te ver gevoerde geestdrift verteert .
Toch is het nog niet zoover, dat we tegen overmaat van geestdrift hebben to waarschuwen . Verslappende invloeden, aangeboren traagheid, flegma, ten kwade gebruikt vuur - van dat alles is er nog meer dan genoeg. Meer dan genoeg mensehen zijn er, van wie
6
GEESTDRIFT .
gezegd moet worden, wat de vader zei van zijn tweeden zoon : ,,als hij eens wilde, wat zou hij dan veel kunnen!" -meer dan genoeg zijn er, onberispelijk als de eerste zoon, maar wier braafheid niet wortelt in den bodem van een vurig gemoec . Nog genoeg flauwheid en ondeugd is er in alle kringen, om met Martinus van der Hoeven uit to roepen „Were een edelen hartstocht in de ziel van dit yolk" . 18 Mei 1891 .
II LEZEN
W
lezen en schrijven als vanzelf. Het kost ons geen moeite . Even weinig als b .v . loopen . Maar dat lezen en schrijven, dat ons de eenvoudigste zaak van de wereld toeschijnt, is toch inderdaad zoo eenvoudig niet . Vele eeuwen moesten verloopen eer de rnenschheid kwam tot het geschreven woord . Hoe za zij daartoe gekomen zijn? Het zal wel ontstaan zijn uit behoefte, en claarom moeten wij vragen : hoe ontstond de behoefte aan het geschreven woord? Het gesproken woord werkt sleehts op een plaats en in een tijd . ilet geschrevene werkt op meer plaatsen en in meer tijden . Het moet dus o ntsta.an zijn, toen de behoefte ontstond om dar to spreken waar men
LEZEN
zelf niet tegenwoordig kon zijn en om de kennis van
feiten to bewaren voor later . Wie eenmaal na lang zoeken een weg had gevonden, wilde de vrucht van dat zoeken ook door anderen laten
genieten _ • de behoefte aan een wegwijzer ontstond . Wie eenmaal een doorwaadbare plaats gevonden had, wilde anderen het zoeken sparen . Hij plaatste een stok bij dat punt van den never, waar de ondiepte was . Die stok was het eerste uitroepsteeken - ! -
En ook : de groote laden der overledenen wilde men
bewaren voor het nageslacht . De dankbaarheid en de pieteit, vooral ook de weerzin tegen de vergankelijkheid, . alien menschen ingeschapen, deden de grafschrif ten ontstaan .
Het schrift, ontstaan door de behoefte van den mensch om zich uit to breiden in plaats en in tijd, heeft een
geschiedenis . Eerst richtte men steenen op, onze monumenten ; men vond het knoopenschrift uit, de knoop
in onzen zakdoek ; men had het beeldschrift, onze nithangborden ; eindelijk kwam men, na een groot aantal overgangen, tot ons letterschrift . Tusschen den stok aan de doorwaadbare plaats en den Eben-Haezer des
Ouden Testaments en ons alphabeth liggen vele eeuwen . Maar nog in een antler opzicht is lezen en schrijven niet zoo eenvoudig als wij wel meenen . Daar is iemand
bezig een gedicht over to schrijven, b . v . het Volks-
LEZEN
9
lied . Wat heeft er nu plaats ? Hij leest : „alien Neer-
landsch bloed" . Die gedrukte letters werpen hun beeld in het oog van den lezer . Dat beeld wordt overgebraeht
naar de hersenen . Daar wordt het opgenomen in het
bewustzijn. Hoe? - dat weet niemand . Dat bewustzijn
geeft bevel aan de hand die woorden : „alien Neerlandsch bloed" to schrijven . Die hand gehoorzaamt . Maar hoe dat bewustzijn werkt op die hand - wederom, niemand weet het . Dit ,,alien Neerlandsch bloed" heeft nu eerst den weg afgelegd van het boek naar het oog, toen
van het oog naar het bewustzijn, daarna van het bewustzijn naar de hand, ten slotte van de hand naar het papier - en dit in een zoo klein oogenblik, dat het ons toeschijnt alsof apes to gelijk geschiedt . In dat eenvoudige lezen en schrijven liggen de
moeilijkste problemen .
Aangaande het lezen nu, die schijnbaar zoo eenvou-
dige, maar inderdaad zoo wondervolle werkzaalnheid en niet eens werd apes genoemd
- willen wij een
viertal vragen trachten to beantwoorden . 1 . Waarom zullen wij lezen ? 2 . Wat zullen wij lezen?
3 . Wanneer zullen wij lezen ?
4 . Hoe zullen wij lezen ?
Vooreerst dan : waarom zullen wij lezen ?
10
LEZEN
Lezen is een weg tot kennis . Van al wat de menschen hebben uitgevonden en ontdekt, kunnen wij kennis bekomen door het lezen. De spoorwegen hebben de
afstanden doers verdwijnen, maar in veel grootere
mate is dat waar van het boek . Kant heeft in zijn
tachtigjarig levers nooit zijne geboortestad KOnigsberg verlaten . En wie wist meer dan Kant? Maar het lezen brengt ons meer aan dan kennis . Wij zijn omringd van engelen, die ons dienen . Een engel was of is voor onS : onze moeder, onze vrouw, ons kind . Engelendienst kan ons worden bewezen door een schilderij, eene redevoering, een lied . En zoo kan ook een boek een engel in ons levers zijn . Talrijk zijn zij, die u kunnen vertelfen : ,,toen ik dat boek gelezen
had, bee 1k een antler menseh geworden ." Een bock
kan troosten, kan nieuw levee in ons wekken, kan in
de borst van den man een groot plan doers geboren worden, kan ons de oogen openers voor eene onzichtbare wereld .
Geen grooter invloed dan die van mensch op mensch . Heerlijk is het to mogen orngaan met groote persoon-
lijkheden . Heilzame, beschavende, tot arbeid prikke-
lende kracht gaat van hen uit . Maar met groote persoonlijkheden om to gaan is niet iedereen beschoren . Evenwel het bock maakt dit mogelijk . Mogelijk : Goethe to hooren spreken, om to gaan met Shakespeare,
LEZEN
11
de gedachten to vernemen van Dante . Gij zet u neder op
een stillen Zondagmiddag - een regenachtige Zondagmiddag heeft een eigenaardige bekoorlijkheid ! - of in het stille avonduur . Gij sluit de deur uwer kamer . Gij opent uw boek .. Wees eerbiedig : de Groote, wiens boek dit is, verschijnt u . Hijzelf. Eenmaal zat hij aan zijn
schrijftafel en stelde de volzinnen, die gij thans leest ; dezelfde Lezende, zijt gij met hem in aanraking, met
hemzelf. Wonderlijk ! De letterzetter, die zijn kopie ; de drukker, die haar drukte ; de bookheeft genet
binder, die de vellen vervormde tot boek ; de boekverkooper, die u hot exemplaar heeft geleverd, - zij alien weten wellicht mots van wat die kopie behelsde,
en toch worden door hun bemiddeling u de rijke gedachten overgebracht, die eenmaal opkwamen in des schrijvers brein .
Waarom zullen wij lezen ? Om beter to worden . Om
rijker to worden in kennis . Om rijker to worden in gemoedsleven . Om to worden gesteund en getroost . Om den handdruk to gevoelen van de besten van ons
geslaeht . Om ons een to weten met alien, die met ons worstelen om hot hoogste, en met hen, die daarom
worstelden, reeds voor wij tot onze eigene worsteling onze plaats ontvingen op de aarcle .
Ten tweede deden wij de vraag: wat zullen wij lezen
Zij waren dikker dan de hedendaagsche, die boeken
1
LEZEN
van vroeger. En als het waar is, dat het a:anbod zich regelt naar de vraag, dan zou daaruit moeten volgen, dat er geen dikke boeken meer worden geschreven, omdat dikke boeken niet meer worden gelezen . En inderdaad, een boek, dat zwaar weegt op de sehaal, is geen boek dat thans nog wordt gezocht. Men heeft er geen tijd meer voor . Dat zegt men, maar laat ons zien . Een enkel half uur zal men toch wel van iederen dag kunnen afnemen, in het belting van de opvoeding van eigen geest . 1k neem aan, dat men langzaam leest, en stel tien bladzij den per half uur. Nemen wij verder aan, dat een jaar driehonderd leesdagen heeft en dat iemand op zijn twintigsten verjaardag met de loffelijke gewoonte van elken dag een half uur to lezen een aanvang maakt . Dan zal hij op zijn vijftigsten verjaardag hebben gelezen : 30 X 300 10 = 90,000 bladzijden, of 150 boekdeelen van 600 bladzijden ieder . Maar behalve dat het lezen van groote werken dus mogelijk blijkt - een half uur moet er dagelijks voor lezen of kunnen - het aandurven van zulke boeken heeft nog een tinder voordeel. Het verhoogt de wilskracht, het oefent het geduld ; het is een wapen tegen de oppervlakkigheid . Nog iets anders dan haften, dan boeken van een dag moeten wij kiezen voor de vulling van omen geest . De groote standaardwerken moeten wij aandur-
x
LEZEN
13
yen . En wie zulk een werk heeft aangedurfd en doorgeploeterd zal zich aan het einde een rijker mensch gevoelen .
Natuurlijk moeten wij ook andere werken lezen .
Ons hart moeten wij ophalen aan de fraaie letteren . Wij moeten de meesterstukken van onze eigene taal lezen . En ook die nit andere talen, en deze, wanneer
men die talen niet kept, in vertalingen . Maar wat wij lezen zij van goed gehalte . Het beste is voor ons niet goed genoeg .
Titels behoef ik zeker niet to noemen . Wie zich
heeft voorgenomen het beste to lezen, kan die titels zeer gemakkelijk to weten komen .
Op een snort van literatuur moet nadruk worden gelegd. En vooral voor jonge menschen kan zij niet
genoeg worden aanbevolen ; biographieen . Zij zijn van zoo groote opvoedende kracht, die levensbesehrijvingen van groote mannen . Och ! wij, zwakke menschen, heb
ben zoo dringend behoefte aan prikkels, die omen wil in beweging zetten, aan leidslieden, die ons een staf in de hand geven . Wanneer wij getuigen zijn van het
lijden en strijden der groote voorgangers ; van de moeite, die het hun kostte, tot kennis van zichzelf to komen ;
van hun langdurig tasten in den blinde, eer zij hun ideaal gewaar werden ; wanneer wij de geboortege-
14
LEZEN
schiedenis banner onsterfelijke werken lezen, dan gevoelen wij ons aangegrepen om bun voorbeeld, zij bet dan ook in de verte, to volgen . De brieven en de levensgesehiedenis der groote mannen zijn al onze aandacht waard . Zullen wij ook rowans lezen? Een goede roman is niet kwaad . Hij is zelfs aan to bevelen voor de opvoeding der verbeelding. Maar bet is in bet belang dies zelfde verbeelding, dat vooral bier met verstand gekozen worde . Het meeste kwaad, dat in de wereld door de menschen wordt bedreven, wordt eerst hedreven in gedachten . Daarna wordt bet nog eens in gedachten gedaan, en nog eens, en eindelijk treedt bet naar buiten, in de werkelijkheid . Die werkelijkheid is dus niets dan eene herhaling van wat vooraf bestond in de voorstelling ; een zichtbare uitvoering van meer dan eene onziehtbare repetitie . Wie de laatste uitvoering nu niet wil, moet de eerste smoren, reeds bij haar ontstaan . Met een enkel steentje laat de bron zich verstoppen tegen den stroom is zelfs geen dijk bestand . En daarorn : wie gedoogt, dat zijn phantasie wordt bezoedeld, die zal de daad, die bet levee bezoedelt, weT zien volgen . Wees daarom kieschkeurig op de rowans, die ge leest - en wel zeer kieschkeurig . En dat vooral in dien ieeftijd, waarin de phantasie meer aan bet wooed is
LEZEN
15
dan het koele verstand, den leeftijd van den jongeling . Eene opmerking moet nog worden gemaakt . ledereen
bezitte een of antler werk, dat handelt over zijn levenstack . Ouders een boek over de opvoeding ; predikanten een boek over de practische godgeleerdheid ; officieren
een boek over hun werk ; onderwijzers een boek over de paedagogiek, enz . Dat boek ligge steeds voor de hand en worde nu en dan, in een verloren oogenblik,
opgeslagen . Men meene niet, dat de verschillende tijdschriften geschikt zijn voor dit doel . De mensch he,eft behoefte altijd weer to worden teruggebracht naar de beginselen . En wie daartoe telkens terugkeert, zal ondervinden dat hij ieder jaar, dat hij ouder wordt, die
beginselen beter leert verstaan en ze rijker ziet worden aan inhoud . Daarenboven : zoolang de mensch de beginselen in zichzelf vloeiend houdt blijft hij frisch en jong .
Reeds rekenden wij uit hoeveel iemand in eenige
jaren leest, wanneer hij dagelijks een enkel half uur aan het lezen wijdt, en wij leerden toen de kracht
der vermenigvuldiging kennen . Wij bespreken thans de vraag : wanneer zullen wij lezen ? Aanstonds ontdekken wij, dat men alleen kan lezen en to zamen . Groot is het genot van het eerste, het
bekende : ,,in een hoekj e met een boek] e ." En daarvoor
16
LEZEN
moet men tijcl weten to vinden . De vroegere morgen en de avond leenen zich daartoe . En de verloren halve uurtjes
- wier aantal groot is! - zijn daarvoor als
aangewezen. Wie het geheim kept, de oogenblikken,
waarin men hem laat wachten, die tusschen twee werkzaamheden in en andere to gebruiken ; wie al het vreeselijke van de uitdrukking : ,,mijn avond is nu toch verloren" gevoelt, die verstaat de kunst zijn
leven to verlengen en behoeft niet meer to vragen : wanneer zal ik lezen? Maar vooral moet nadruk worden gelegd op het
samen lezen . Als jonge menschen in het huwelijk treden,
ontvangen zij vele wensehen, zegenbeden en raad-
gevingen, to veel our to onthouden . Toch wagen wij het, er nog een raad bij to voegen : maakt er een gewoonte van des avonds to zamen to lezen . Ook de
rijkste geest is eenmaal uitgeput . Vele huwelijksreizen vallen daarom zoo tegen, wiji men, eenige dagen alleen
met elkander in gezelsehap, eindelijk geen stof ineer
heeft voor gesprek . En in het leven, dat daarna komt, gaat het evenzoo . Langzamerhand hebben man en vrouw den voorraad denkbeelden, dien ieder had, uitgewisseld
en dan wordt het leven eentonig. En daarom : leest
to zamen . Dan vermeerderen zich de denkbeelden, dan vermenigvuldigen zich de onderwerpen voor een gesprek, dan voedt men elkarider op . Sours - bij sehoone
passages - zoekt men, door dezelfde aandoening to
17
LEZEN
gelijk getrofen, elkanders oog. Dat bindt . Saam geleden smart smelt zielen ineen - maar saam genoten edele
en verhevene aandoeningen doen het ook .
De mensch heeft behoefte aan kunst . Dit to bewijzen
zal wel overbodig zijn . Maar die kunst heeft nog op
verre na hare roeping niet vervuld . Zij heeft nog eene revolutie tot stand to brengen in onze langdradige, vervelende, leugenachtige „avondjes" . De muziek heeft hier een tack . Maar niet alle menschen zijn muzikaal
genoeg om genot to vinden in luisteren - en, hoeveel muziek er ook onderwezen worde, klein is het aantal dergenen, die muziek kunnen maken, de moeite van
het luisteren waard . En zoo vertoont zich op de „avondjes" het stuitend schouwspel, dat de een speelt, om aan de anderen gelegenheid to geven ongestoord to kunnen doorpraten . Wat afschuwelijk is .
Welnu - kunnen niet alien muziek maken of ge-
nieten, alien kunnen lezen . Niet moeilijk zal het vallen met vrienden en bekenden een achttal to vormen, dat elke maand een paar malen samenkomt om dramatisehe werken to lezen . Ieder leest een rol en kan die, zoo
noodig, vooraf tehuis eens doorlezen . Wie eenmaal in zulk een kring is opgenomen, kan geen vrede meer hebben
met de gewone opvatting van „een avondje Op zulk een leesavond spreekt men geen kwaad van andere
menschen ; men verveelt zich niet ; men behoeft dus 2
18
LEZEN
ook niet to veinzen, dat men zich heeft ,,geamuseerd",
want men heeft genoten, men heeft op de aantrekkelijkste wijs kennis gernaakt met de groote dramatische kunstwerken.
Wanneer zal men lezei? Elke dag is een nieuwe gelegenheid die ons geschoiiken wordt om uit to
wisschen wat niet goed was in ons verleden ; om to
grijpen naar jets hoogers, dan waarnaar wij gisteren grepen ; een nieuwe gelegenheid orn voort to schrijden
naar het heerlijke dod van het heerlijke levee . Wie dat inziet, gevoelt dat iedere dag gegeven is tot jets groots . Maar alien, die ooit jets groots deden, keerden
vooraf tot zichzelf in. Zoo zoekt ook de zaadkorrei,
vOor zij het mysterie van haar groei vertoont aan het oog van den voorbijganger, eerst in den grond de eenzaamheid.
Voordat de leden van het gezin zich vertoonen in
de maatschappij, de een in de school, de ander in het atelier, een derde in de kazerne, keere het gansche
gezin tot zichzelf in aan het ontbijt, waar de vader of de moeder, of de oudste zoon, of de oudste dochter - deze het liefst, om hare stem - jets voorleest . Dan
beginners alien den dag geiijk ; met geiijke gezindheden, met gelijken cooed . Vergeet een der kinderen zich later op den dag in het ecu of ander, kort kan
LEZEN
19
dan de vermaning aldus luiden : „hebben 'wij dat nu
hedenmorgen gelezen ?" Allerlei eischen worden in onze dagen voor de arbeiders *) gesteld. Maar ik zou wenschen dat het
mogelijk werd gemaakt, dat ieder arbeider elken morgen het half uur van 8 tot half 9 in zijn gezin kon doorbrengen en zich char een enkel kwartier met vrouw en kinderen kon verdiepen in de dingen, die des geestes zijn .
En als de arbeiders niet anders dan in de werkplaats hun ontbijt kunnen gebruiken, mocht dan door een
hunner of door hun patroon lets worden voorgelezen,
lets aangrijpends, lets goeds, lets heiligs, jets dat goed
stemt . Een goede stemming is het halve werk .
M Hoe zullen wij lezen?" zoo luidee de laatste vraag,
die wij stelden .
Op verschillende wijzen kan die vraag worden opgevat. Vooreerst als een vraag naar de wijze van overluid lezen . En dan kan het antwoord wel niet
anders luiden dan : duidelijk en natuurlijk . Toen
wij beweerden, dat iedereen lezen kan,
*) Het is niet goed, dat het woord : „arbeider" alleen gebruikt wordt voor den man, die met de handers werkt . Denken is ook arbeider . En wie met de harden arbeidt, moet daarbij toch ook zijn gedachten gebruiken .
20
LEZEN
hadden wij alleen de technisehe vaardigheid op her oog . Maar zoodra wij zelfs maar zeer liehte eisehen
van duidelijkheid en natuurlijkheid stelleri, komen wij tot de ervaring, dat lang niet alien kunnen lezen . Nu is duidelijk lezen een zaak van spraak en
van begrip ; welluidend lezen een zaak van gehoor ; en natuurlijk lezen een zaak van groote studie . Wanneer ge op uw kamer gezeten zijt, zult gij hooren, dat in het vertrek beneden een gesprek
wordt gevoerd, zonder to verstaan wt er wordt gesproken . En begint iemand dan iets voor to lezen, ge
kunt het aanstonds bemerken aan de verandering van toon . Het leven gaat er nit . Dit zou niet geschieden ais men las gelijk men spreekt .
Licht wordt over dat hardop lezen heengeloopen .
En het is toch zulk een schoone kunst!
Maar onze vraag iaat ook ruimte voor eene antlers
opvatting. Onder : ,,hoe zullen wij lezen ?" kunnen wij verstaan : welke methods zal ik bij
her lezen volgen?
Zal ik plompweg een boek lezen van de eerste tot de laatste bladzijde en daarna weder een antler boek, of kan men de zaak ook antlers aanleggen? En her antwoord is : zeer zeker kunnen wij de zaak ook antlers aanleggen, Op den voorgrond sta deze waarheid : dat men niet
leeft van war men set, maar van war verduwt . De
LEZEN
21
vraag : verstaat gij wat gij leest ? moet ons voortdurend voor den geest zweven. Wie het heel ver brengen wil in de wereld, moet de kracht - of, wilt ge, het geduld bezitten, niet aan blz . 2 to beginners, voor hij blz . 1 volkomen begrepen heeft.
Maar dit alleen is niet genoeg . Zeer vruchtbaar is
het lezen met een potlood in de hand . Het is waar, daartoe moet men eigenaar van het boek zijn,
maar - bij alle mogelijke waardeering voor het bestaan van bibliotheken - hij leest maar half, die
een geleeed boek leest. Straks komen wij daarop nog terug .
Wie met een potlood in de hand leest, heeft daarin een middel om actief to blijven . Zoo licht worden wij onder het lezen lijdelijk en betrappen wij ons eensklaps
de laatste tiers minuten slechts woorden to hebben gelezen . Maar als wij hier een schoone gedachte onderstrepen, een gelukkig beeld merken, bij een gewaagde onderstelling een vraagteeken plaatsen, elders een ver-
wijzing schrijven naar een antler boek, dan blijven
wij wakker en wordt het lezen een nuttige werkzaamheid van den geest . Maar hierbij mogen wij het niet laten . Is een boek gelezen, dan stelle men een kleiner of grooter resume van den inhoud op, zoo mogelijk begeleid van een
kleine critiek . En aanbevelenswaardig is ook, den inhoud van een gelezen boek to vertellen aan een, die
22
LEZEN
het niet las . Slechts wat wij aan anderen hebben medegedeeld, komt in ons voile bewustzijn . En later moeten wij een eenmaal gelezen book nog eens lezen . Dit is in het belang van onze zelfkennis . Nemen wij een boek ten hand, dat wij ties jaren geleden lawn, dan zullen wij den indruk van heden kunnen vergelijken met den indruk van toen en daarin een moat hebben voor onszelf . Dan zullen die kant-
teekeningen - ons eigen beeld van toen - ons zeggen of wij zijn veranderd, vooruit of achteruit gegaan, of wij zijn gebleven bij onze meening van toen . En daarom : een boek zij eerst ons boek, omdat wij het hebben betaald : daarna ons boek, omdat wij het
hebben opgenomen in onzen geest - het hebben „gegeten" was de uitdrukking van Thorbecke - en
eindeiijk zij het ons boek, omdat het een deel onzen eigene levensgeschiedenis uitmaakt .
0, als na iemands flood zijn boeken naar de auctie gaan ;
als die boeken, die zoo geregeld jaren lang mast elkander in het gelid stonden als een schaar van trouwe vrienden,
waaraan niemand raken mocht, door gehuurde handers
worden gestapeid op een wagers en char worden geschikt naar hun formaat ; weg worden gereden, of worden geladen, neer worden geworpen . . . dan is het maar goed flat de overledene de oogen niet meer kan opslaan .
LEZEN
23
Er is jets wreeds in een boekverkooping . Veel lezen kan gevaarlijk zijn . Wie langen tijd alleen
opneemt, verliest het vermogen om to geven . Hij verliest daarenboven zichzelf. Hij weet niet meer welke
gedachten de zijne, welke die van een ander zijn . Critisch lezen en het weergeven van het gelezene is daarom zoo noodig .
Maar daarom moot ook flog jets worden gezegd over de wijze van stellen . Wie over een of ander onder-
werp zijn gedachten wil neerschrijven, vange aan met over dat onderwerp to lezen .
niet
Hij beginne met zelf er over na to denken en schrijve
die gedachten op . En heeft hij voor zichzelf het onderwerp uitgeput ; heeft hij nit eigen geest al het mogelijke verzameld - dan eerst sla hij zijn boeken op . Hem, die deze methode volgt, wacht dan een eigenaardig
genot . Zijn eigen gedachten zal hij terugvinden bij anderen . En het nieuwe, dat hij vindt, zal hem tevens de grenzen van zijn eigen geest leeren kennen .
Wie den omgekeerden weg volgt, eerst anderen er
op naslaat en dan zelf denkt, verwoest de productiviteit van zijn geest .
Laat ik deze beschouwingen molten eindigen met
het beeld op het lezen toe to passers, dat Baco gebruikte voor de verschillende soorten van wijsbegeerte .
24
LEZEN
Mier, spin en bij arbeiden . De mier verzamelt, wat zij vindt, zonder het . to
verwerken tot eel geheel . Aan haar is de man gelijk, die maar plompweg leest, om to lezen .
De spin verzam It geen stof van buiten, maar° spilt
haar° web uit ziehzelf. Aan haar is de man gelijk, die die niet leest, en slechts put nit eigen geest.
De bij verzamelt stof van buiten, maar de aldus
verzamelde stof verwerkt zij tot honig . Aan haar is de man gelijk die leest, maar, lezende met oordeel,
het gelezene verwerkt in eigen geest. Hoe moeten wij lezen ? De bij kan het ons leeren . 14 Febr . . 1892 . 21 Febr
III 0VERDBIJVING
S
tiptheid is zeldzaam. En eene van de dikwijls voorkomende afwijkingen van stiptheid is de overdrijving . Haar treffen we reeds aan in den stijl. Er zijn slechts weinige geschriften, die den lezer niet spoedig doer stuiten op woorden als oneindiy en o-ndenkbaar. Vele schrijvers schijnen to vergeten, dat over het ,,ondenkbare" al heel weinig to zeggen is en dat eveneens al wat „oneindig" is buiten debat moet blijven, wijl het oneindige aan de waarneming ontsnapt evengoed als het ondenkbare . Ook zou nog to wijzen zijn op het misbruik, dat wordt gemaakt van ontzettend, verschrikkel k, verbazend en
26
OVERDRIJVING
dergelijke groote woorden . Maar liever dal langer to verwijien bij den stiji, wenden wij ons naar maatschappij en huisgezin . Want ook char is stiptheid zeldzaam . De menschen overdrijven hunne smarten, hunne vreugde, hunne bekwaamheden - ja zelfs huniie tekortkomingen . Overdrijving is er vaak in de schattirig van ondervonden beleedigingen en, wanneer men met iemand is ingenomen, in de waardeering van zijn talenten en deugden . Overdrijving is er dikwijls evenzeer in het tafereel der maatschappelijke elleiiden, ons geschetst door wijsgeer, dichter of leidsman des yolks, als in de woorden van den optimist, die zijn hoorders gaarne in eene stemming van tevredenheid van zich wil laten gaan . Op overdrijving stun men in het dagelijksch level, wanneer de mensehen de toestanden mededeelen, waarin zij zeif of anderen verkeeren, of wanneer zij de feiten meedeelen, op grond waarvan zij of zeif eel besluit willen nemen of anderen tot eel besluit willen br'engen . Nu is deze overdrijving niet altijd even onsehuldig . Den stylist willen wij voor zijn ,,oneindig" en ,,ontzettend" log wel vergiffenis schenken . Van slordigheid getuigen die woorden, niet van schuld . Ook is het verklaarbaar, dat de eene mensch de talenten van den antler wat to hoop schat, wanneer hij is gekomen older de bekoring van die talenten . In jonge menschen is die oversehatting zelfs natuurlijk en van eel genot
OVERDRIJVING
27
to weinig is het leven van hem of van haar vervuld, die in jonge jaren nooit heeft gedweept . Maar schuldig is de overdrijving, die een bepaald doel beoogt . Wie van
een to beschrijven toestand eene zijde in het donkey laat en op de andere zijde niet alleen het daglicht, maar nog kunstlicht laat vallen daarenboven, en wie
dat doet om daardoor zijn wil door to drijven, zijn wenschen bevredigd to zien - die handelt niet be-
tamelijk .
En wederom - het is niet altijd met voorbedachten
rade, met artistiek overleg, met opzet, dat men overdrijft. Ook groote gemoedsbewegingen zijn in staat ons
er toe to brengen . Als de smart ons onze bezinnning verliezen doet ; wanneer verontwaardiging ons het bloed
naar het aangezicht jaagt ; ook wanneer een ongedachte uitkomst, een plotselinge vreugde ons als een
knaap in beweging brengt - dan spreekt de mond woorden, die morgen door de teruggekeerde rede niet kunnen worden volgehouden .
Van de overdrijving uit boos opzet spreken wij niet
vender . Maar door welke oorzaak zij overigens ontsta,
door groote gemoedsbeweging, door be wondering, door gewoonte - altijd is zij in minstens drie opzichten schadelijk .
Vooreerst vermindert de overdrijving de waarde onzer
persoonlijkheid . Niet genoeg kunnen wij er aan denken, dat al wat iemand zegt of doet zijn waarde ontleent
2$
OVERDRIJVING .
aan hemzelf. Niet alleen wat iemand zegt heeft invloed, invloed heeft hot vooral, dat hij of dat zij hot heeft gezegd . En wanneer flu iemand gewoon is to overdrijven, dan gebeurt er met de waarde van zijn persoonlijkheid jets gelijksoortigs aan wat er gebeurt met de thee, die voortdurend wordt aangelengd met water . Zij verslapt . Omgekeerd stijgt hot woord van hem, die zich in stiptheid oefent, voortdurend in waarde . Wordt zijn naam aan een woord verbonden, dat woord schiet vleugelen aan, anderen beroepen er zich op : hot ontvangt den rang van text . o, Dikwijls woodt jets, dat behartiging verdient, gezegd door iemand, van wien men overdrijving gewoon is . Dan wacht hem een droeve ervaring . Men neemt zijn woorden niet ernstig op . Toen we kinderen waxen, hebben we in ons schoolbook gelezen van een jongen, die nit een grail des avonds riep : „de wolf komt" . Gewapend kwamen de landlieden op dat geroep to hulp . Den tweeden avond evenwel kwam de wolf. Toen riep de jongen ook, maar to hulp kwam niemand . Wie liegt en wie overdrijft, beiden treft hetzelfde lot : zij worden niet geloofd . En - dit ten tweede - hierbij blijft hot niet. Wie zijn recht, zijn eischen overdrijft, hem worden de eischen ontzegd, die rechtmatig zijn, hot recht onthouden, waarop hij inderdaad aanspraak heeft . Een klacht, hoe billijk overigens, verliest haar gewicht, wanneer zij wordt
OVERDRIJVING
29
geuit in hooge bewoordingen, wanneer zij de waarheid vermeldt in to groote afmetingen . De hoorder, de man, die recht moet spreken, begint met het onwezenlijke of to brokkelen . Wat er overblijft maakt daardoor weinig indruk - en gewoonlijk wordt dan de kracht voor niet ontvankelijk verklaard . Iederen dag kunnen wij dezen gang van taken waarnemen . De wijze bedenkt zich daarom lang voor hij klaagt . Het oogenblik van toorn, van opwinding laat hij voorbijgaan . Vervolgens raadpleegt hij liefst een goed vriend . En eerst wanneer hij gevoelt, dat het hoofd koel is ; eerst wanneer hij alles heeft gewikt en gewogen, elk van zijn woorden heeft overdacht - dan eerst treedt hij op, met sobere woorden . Maar dan ook is elk van die woorden een hamerslag en komt de klager tot het gewenschte doel . Nog in een derde opzicht is overdrijving schadelijk . Zij ontneemt ons de kracht tot handelen, vooral die tot just handelen . Wie verkeerd aanlegt, raakt niet . Wie met denkbeeldige gevaren worstelt, treft geen duel . Een gevaar moet under de oogen worden gezien . Het vermogen der verbeelding is een onzer heerlijkste vermogens . Maar in den levensstrijd kan het ons van weinig dienst zijn . Daar moet het verstand de omstandigheden meten en, als het de macht van den vijand kept, de kracht bepalen, over welke tot verweer kan worden beschikt . Te weten waar men zich
30
OVERDRIJVING
aan to houden heeft ; to weten, en zooveel dat mogelijk is stipt to weten, wat men moet en wat men kan, dat maakt stork en moedig, dan, zelfs, wanneer men eon strijd heeft to bestaan, die ongehjk is .
Zij, die door burs ambt de raadslieden der menschen
zijn, geestehjken en geneesheeren, kunnen getuigen, dat de menschen de ellende van hun toestand plegen
to overdrijven . En de geestelijke en de geneesheer begint dan ook met den leek terug to brengen tot de
waarheid, hem de ware afmeting van zijn ellende to does zien en erkennen . Want van daar nit is meest de overwinning .
Ziehier algemeene beginselen. Maar de toepassing
is to makers door ieder . Zij liggen voor het grijpen . In staat en kerk, in school en maatschappij, in ambtelijk en huiselijk levers komen deze toestanden voor . En in al die verhoudingen is behoefte aan vole dingen,
maar vooral behoefte aan - WAARHEID .
Allen menschen is de neiging tot overdrijving, we zouden bijna zeggen : aangeboren . Hoe zullen wij
dan komen tot deze zoo gewenschte stiptheid, tot dit
correcte zien en voorstellen van dingen ? Wij moeten voortdurend op onze neiging tot vergrooten bedacht
zijn, ons voorbedachtelijk in stiptheid oefenen . De geleerde moot met voorbedachten rade den man, wiens beweringen hij weerleggen wil, bet uiterste recht doers ; dims argumenten in het beste licht plaatsen ;
zijn
OVERDRIJVING
31
dwalingen in bijkomstige dingen als dwalingen in bijkomstige dingen voorstellen . Met voorbedachten rade moeten wij verzaehtende omstancligheden opzoeken voor onzen tegenstander ; voor wie ons teed doers,
zoeken naar de zachtste verkiaring hunner handelwijze.
En wij moeten dit alles onzen kinderen leeren . Van jongs of hen terugdringen naar wat is en afbrengen van hetgeen hunne verbeelding van de dingen maakt . Aan manners heeft de rnaatschappij behoefte . En hij
is een MAN, wiens sober woord gedekt wordt door een voile werkelijkheid . 15 Februari 1892 .
Iv KENNEN EN KTJNNEN
directeur van een uitgebreide zaak vraagde A aneendenjongeling een betrekking . De minste zou hij
willen aanvaarden, wiji het hem slechts to doer was aan den gang to komen . Eenmaal geplaatst zou hij door zijn kennis en ijver wel zorgen verder to komen . ,,Kunt ge optellen?" vroeg de chef . ,,Ik heb verleden week met goed gevoig het eindexamen van de hoogere burgersehool met vijfjarigen cursus afgelegd," was het antwoord . ,,Kom dan morgenochtend to 10 urea, dan kunnen wij aanstonds beginner," zei de directeur . En de jonge man snelde huiswaarts met een van vreugde kioppend
KENNEN EN KUNNEN
33
hart en kwam den volgenden morgen - maar was den volgenden avond reeds ontslagen . Men had hem eenvoudig werk gegeven, maar toen zijn arbeid wend
nagezien, bleken de uitkomsten foutief - en men kon
op dit kantoor niet iemand gebruiken, naast wien men een tweede moest plaatsen om voortdurend zijn werk
to controleeren . Deze gediplomeerde voor het eindexamen, deze geexamineerde in een groot deel der wiskunde - kon niet optellen .
Dit feit - het is historisch ! - staat niet op zichzelf. Goed en vlug lezen, schrijven, rekenen en stellen worden zeldzaam . Die klacht wordt niet alleen door ons geuit ; ieder, die door zijn betrekking of om welke
andere reden dan ook veel brieven ontvangt ; examinatoren, die veel schriftelijk werk onder de oogen krijgen, zij klagen evenzeer . Iedere chef eener administratie kan getuigen, dat het moeilijk is een beambte
to bekomen, die goed en vlug lezen, schrijven, rekenen en stellen kan . Werk is er wel, maar het aantal geschikte menschen is niet groot.
Zijn de menschen dan zooveel dommer dan vroeger Volstrekt niet . De menschen zijn zelfs geleerder maar daarin schuilt juist de font . Van het hoogere weet men veel - maar dit geschiedt ten koste van het lagere . De zeer moeilijk to begrijpen benamingen voor de tijden van het werkw oord worden u verklaard 3
34
KENNEN EN KUNNEN
door uw zoon van aehttien jaar - maar een fatsoenlijken brief sehrijven, dat kan hij missehien niet . Voor dezen toestand moet een oorzaak, inoeten missehien oorzaken bestaan - en het wil ons voorkomen, dat het vooral de volgende drie zijn, die den treurigen toestand, welken wij beschreven, hebben doers komen . Vooreerst zijn de eischen, die aan het onderwijs worden gesteld, to hoog . De algemeenheid deter klacht ontslaat ons van het leveren van bewijs . Wij zouden er dan ook niet eens van hebben gewaagd, indien uit het to hoog opvoeren van die eisehen niet lets bij den leerling ontstond, dat wij thans noernen in de tweede plaats : rninachting voor het lagere . Goed schrift, juist rekenen, zuiver stellen - wat beteekent dit, vergeleken bij de zaak, waarover geschreven wordt, bij algebra, bij letterkunde! Zoo denkt de leerling bij zichzelf en overluid . Doordien zijn aandaeht bij het hoogere wordt bepaald, verliest hij achting en hart voor het eenvoudige . Maar er is nog een derde reden . Vele geslachten zijn gebukt gegaan onder louter machinaal onderwijs . Het geheugen der kinderen werd aan het werk genet en niet het verstand . Daartegen is reactie ontstaan . Zoo is een tijd gekomen, waarin het heette : geen van buiten leeren meer - begrijpen is het eene noodige .
KENNEN EN KUNNEN
35
De tafel van vermenigvuldiging werd niet meer uit het hoofd geleerd --- zij moest worden begrepen, zij moest door het kind zelf worden gezocht . En deze methode werd zooveel maar mogelijk was doorgevoerd
in elk yak . Het KENNEN kwam hierdoor op den voorgrond - en zoodoende moest van het KUNNEN weinig terecht komen . Te betreuren is het, dat in deze zaak zoo overdreven
is . Louter machinaal onderwijs is slecht -- maar daarmede vervalt geenszins het recht van het machinaae . Daar zijn dingen die werktuigelijk moeten worden van buiten geleerd . Spreek bejaarde mensehen, en ge zult vernemen, dat zij dankbaar zijn voor wat zij in
hun jeugd hebben opgenomen in hun geheugen . Men heeft het kind den last van zooveel machinaal werk wildn ontnemen . En het is ook een last . Multa tulit puer -- de knaap heeft veel gedragen, zei reeds een
oude . Maar daaraan is
flu
eenmaal niets to veranderen .
Zeker valt het den mensch in zijn jeugd nog lichter machinaal allerlei dingen in het geheugen op to nemen, zich to oefenen in good cijferen en keurig schrijven, dan dit to moeten doer op verder gevorderden leeftijd, wanneer de strijd des levens zijn aandacht voor zoo
veel andere dingen vraagt, En laten zij, die met begrijpen willen aanvangen, niet vergeten, dat begrjpen voor een kind ook zulk
licht werk niet is . De ervaring - en dit woord heeft
36
KENNEN EN KUNNEN
immers veel gewieht in onzen tijd - de ervaring leert, dat begrjpen niet komt aan den aanvang maar aan het einde der ontwikkelirig . Eerst de stof - dan het begrip Kunnen eerst - dan kennen . Meer dan de omvang van dit artikel gedoogt, is over dat onderwerp to zeggen . Wij laten dit dan ook gaarne aan deskundigen over . Er zijn reeds teekenen van kentering . Maar om zoo mogelijk de meeningen in die richting to leiden ; anderen op to wekken het hunne to doers aan verandering van den toestand, willen wij nog ecu enkel woord zeggen over de waarde van dat zoogenaamd lage, van het kunnen. Dat lagere, dat kunnen - in ons geval : lezen, schrijyen, rekenen en stellen, is van de grootste waarde, zoodra de werkelijkheid er achter schuilt . Verkeerd lezen op de schoolbanken is zoo erg niet . Maar het verkeerd lezen van e .en brief over zaken kan de noodottigste gevolgen hebben . Een foutief cijfer bij het uitwerken van een rekenkundig vraagstuk - wederom : het is spoedig to herstellen . Maar wanneer de cijfers werkelijke waarde vertegenwoordigen, dan wikkelt een font ons in een reeks van moeilijkheden . Daarom is in de maatschappij iemand goud waard, wiens geschreven woorden en cijfers zoo zijn, dat er op to bouwen is . Menschen die kunnen lezen, schrijven en rekenen, behoeven geen honger to lijden. Want zij zijn zeldzaam .
KENNEN EN KUNNEN
37
Missehien zal iemand zeggen : die jongeling van straks
was op dat kantoor niet op zijn plaats . Die betrekki.n g was beneden hem . Had men hem moeielijker, hooger arbeid gegeven, hij zoude hebben geschitterd . Voorzeker - in het algemeen moet worden toegegeven,
dat wie to huffs is in het hoogste onbekend kan zijn met het eenvoudige . Hoevelen van alle doctoren in de verschillende wetensehappen, die op dit oogenblik in Nederland levee, zouden morgen in staat zijn een good
hulponderwijzers-examen of to leggen ? Maar dit is hier het onderwerp niet . Wij spreken thans over lezen,
schrijven en rekenen, en dat moet ieder kennen . Is dan het kennen minder dan het kunnen ? Geenszins.
Wetenschap is de roem van de menschheid . Zelfs waar
de wetenschap geenerlei practisch doel heeft ; zelfs daar, waar zij geen enkele vrucht afwerpt voor de
samenleving - daar zelfs moet zij worden geeerd en hoog gehouden en gesteund. Zij maakt de aarde bewoonbaar ; zij maakt het levee aangenaam - ontelbaar zijn de zegeningen, die zij verspreidt . Maar wanneer de wetenschap dit niet doet - dan heeft zij tochh haar doel in zichzelf. Te weten is een edele aandoening . Maar de wegen, waardoor wij tot wetenschap komen
en haar aan anderen mededeelen, zijn al weder : lezen, schrijven en rekenen . Zij zijn de deuren, waardoor wij
den tempel der wetenschap binnenkomen, en aan een schooners tempel voegen schoone deuren .
38
KENNEN EN KUNNEN
Hoe we de zaak dus bezien, we komen steeds tot dezelfde slotsom . Laat het opkomende geslacht het toch gelooven : juistheid en dtudelijkheid in het geschreven en gelezen woord en cijfer zijn van de grootste waarde . Een schoone hand is een groote aanbeveling. 29 Februari 1892 .
V GEWOONTE
T
oen Donders, in het jaar 1848, het hoogleeraarsambt aanvaardde, hield hij een rede, waarvan een derde gedeelte gewijd was aan „de gewoonte" . „Duizendmaal" - zoo sprak de groote natuurvorscher - „duizendmaal hebt gij het woord gewoonte uitgesproken, maar veellicht zijn diepen zin niet altijd wel doorgrond . Gij hebt haar genoemd een tweede n atuur - ik noem haar de natuur zelve" . En inderdaad : in de gansche schepping luistert alles naar de invloeden, die er op werken, en voegt zich naar die invloeden .
40
GEWOONTE
Wie de vingers buigt, dan de hand zoo neerlegt, dat zij alleen op poll, duim en vingertoppen rust, en vervolgens beproeft om de geheele hand stil to houden en alleen den ringvinger als een hamer to bewegen, ondervindt, dat dit rnoeilijk is . Om dien vinger op to lichten heeft hij de kracht noodig van zijn geheele bewustzijn ; eeu gevoel van machteloosheid en, na eenige proeven, van uitputting komt over hem . Maar wie nu elken dag de proef herhaalt, zal voortdurend minder moeite er merle hebben, en bij voortgezetten arbeid komt eens de tijd, dat het in beweging brengen van dien ringvinger in het geheel geen moeite meer kost . De eerste maal was al de kraeht van het bewustzijn noodig - maar later kunnen we onze gedachten bij lets anders bepalen, een gesprek voeren en intussehen den vinger even snel bewegen als de andere . Men noernt dit oefening rnaar in het algemeen is het de werking van de wet der gewoonte . Er zijn violisten, wier linkerhand langer is dan de reehter . In den aanvang hebben zij de vingers flier hand met inspanning moeten rekken om de begeerde punten der snaren to bereiken . Maar langzamerhand heeft de hand zich gevoegd naar die bewegingen en is langer geworden . Daar bestaan vele machten . Honderdduizend bajonetten zijn een maclit . De wetenschap is een macht . Een macht is de kunst . Maar op de liefde na is er misschien geen grooter macht dan de gewoonte . Wat
41
GEWOONTE
zwaar is maakt zij licht, wat onaangenaam is onontbeerlijk ; onafhankelijk maakt zij den mensch en slaaf . De macht der gewoonte is zoo groot, dat uit die gewoonte zelfs recht ontstaat, dat onbewust door anderen wordt erkend . Wanneer iemand bij samenkomsten, waar
men geen vaste plaatsen heeft, eenigen tijd achtereen zich op denzelfden zetel heeft nedergezet, zullen anderen - ofschoon zij daartoe niet verplieht zijn
dien zetel
niet innem.en . Nu is het nooit raadzaam met een macht
to spotter . De wijze maakt de machten aan zich dienstbaar. Laat ons, dit voor oogen houdende, de macht
der gewoonte nader beschouwen . En dan ligt het voor de hand, dat wij haar moeten ontgaan, waar zij ons
nadeelig zou zijn, en haar moeten to hulp roepen, waar
zij ons dienen kan . De gewoonte schept behoeften . Laat iemand eenige dagen achtereen 's morgens to half twaalf uren een kop
koffie nemen - den volgenden dag zal op dat uur zijn
maag een kop koffie vragel2 . Die koffie dan niet to nemen zal hem een kleinen strijd kosten : hij is reeds in slavernij . Deze zaak is vrij onschuldig, maar er zijn
andere dingen, waaraan behoefte to hebben niet on-
schuldig is .
Het is daarom een wijze regel, wel het lever, voor zooverre geoorloofd is, in al zijn volheid to genieten ; maar van niets een gewoonte to maker . moeten flu en dan eens overslaan .
wij
42
GEWOONTE
Wacht u voor de beginselen", zoo luidt een verstandige les . Zet op een verkeerden weg ook niet eene schrede . Maar voor wat niet schuldig is, voor het geoorloofde moet het heeten : wacht u voor geregelde herhaling . De wet der gewoonte, die de gansche natuur beheerscht, begint to werken : lichaam en geest zetten er zich naar, en de mensch wordt slaaf desnoods van een glas water. Dat een Spartaansche opvoeding, consequent doorgevoerd, aanbeveling verdient, gelooven wij niet . Maar later wij onze kinderen aan geen enkele snort weelde gewennen . Wij moeten overal buiten kunnen, op eenvoudig voedsel en eenvoudig deksel na . Wie heden een glas wijn kan genieten en morgen even grooten vrede heeft bij een glas water, die is een onaf hankelijk man . Maar aan den anderen kant kan ons de macht der gewoonte uitstekende diensten bewijzen . Indien niet ieder, dan hebben toch de meesten dil wijls onaangenamen arbeid to verrichten . Aan onvriendelijke toestanden heeft menigeen zich onvermijdelijk to onderwerpen . De fierheid mokt niet tegen het onontkoombare . Maar behalve de fierheid kan de gewoonte ons to hulp komen . Den arbeid, die onaangenaam is, moeten wij herhaaldelijk verrichten ; in de toestanden, die niet aangenaam zijn, moeten wij ons dikwijls plaatsen . Dit kost
GEWOONTE
43
dan in den aanvang inspanning, pijn, alle kracht van het bewustzijn . Maar weldra zal het gaan als met het oplichten van den ringvinger . Al minder inspanning zal noodig zijn ; al minder zal het bewustzijn diensten
moeten verrichten ; eindelijk zal lichaam en geest zich naar arbeid en toestanden hebben genet
de gewoonte
zal het zware licht hebben gemaakt . Hierbij moet lets gevoegd worden . Daar zijn toe-
standen, waaraan niemand mag gewennen . Het gewennen zou dan ontaarden worden . Is iemand genoodzaakt
to levee in een omgeving van zedelijke ruwheid, dan is het zaak voor hem to waken, dat hij zijn reinheid
beware door in zijn vrije uren een andere sfeer to zoeken ; door in zijn boezem levend to houden een
andere wereld . De mensch is zoodanig ingericht, dat hij dit kan . Niemand behoeft met zijn gedachten to
levee in den kring, waarin het lot hem heeft geplaatst .
Men kan boven zijn omgeving staan . Maar om voortdurend daarboven to staan, moet men bedacht zijn op
de nedertrekkende macht der gewoonte . Zoo stuurt de
veerman, die naar den overkant moet, naar een punt veel hooger op gelegen . Hij rekent op den stroom, dien hij tegen heeft .
Een kind van de gewoonte is de sleur. Wanneer de
gedachte aan de handeling ontzonken is ; wanneer de
wagen maar blindelings wordt voortgeduwd in het eenmaal gelegde spoor, dan noemt men dit sleur . En
44
GEWOONTE
evenals de gewoonte, zoo heeft ook de sleur haar goede en haar kwade zijde, maar haar kwade zijde vooral . Die sleur ontmoeten wij overal . Zij heeft een krachtigen steun in de gemakzucht der mensehen . Denken is nu eenmaal een zwaar werk . Len zaak to drijven zonder denken, zonder nieuw denken vooral, is niet onbehagelijk voor den tragen mensch . Maar de tijd gaat intussehen voort . Nieuwe behoeften ontstaan ; nieuwe denkbeelden ontkiemen en vragen toepassing bij monde van een nieuw geslacht . Wie niet de Goliath ri1 z ij n, di e d oor een steep uit den sli nger van D avid
ter aarde wordt geworpen, die moet kampen tegen de sleur, d . i . : die moet onophoudelijk zichzelf verjongen . Door alle tijden been is de waarheid dezelfde zij is nosh oud, nosh jong, zij is eeuwig . Maar de vormen wisselen met de tijden . Bekrompen is hij, die meent, dat de waarheid zich in slechts een vorm hullen kan . Maar wie zich er op toelegt voortdurend zijn tijd to verstaan ; wie bet trage vleesch voortzweept en zijn geest sterker maakt dap de verlammende macht van de sleur, die zal jong blijven, hoewel zijn jaren toenemen in aantal - en de j ongeren zullen gaarne naar hem luisteren en daardoor bewaard blijven voor de dwaasheden hunner jeugdige overhung . 21 Maart 1892 .
VI BINDEN
E
en onderwijzer had twee leerlingen. Aan beiden gaf hij tot tack : vijf paarden en vijf kameelen bij elkander to tellen, en hij beloofde een prijs aan hem, die het vraagstuk zou oplossen . De een peinsde en dacht en kon maar niet slagen . Hij schreef op zijn lei : 5 paarden, daaronder 5 kameelen, char weer onder een streep, telde 5 bij 5 op, maar was nu in verlegenheid wat hij achter de 10 schrijven moest : „paarden" of „kameelen" . Na lang zwoegen : „dit vraagstuk kwam hij bij zijn onderwijzer en wide kan niet worden opgeJost : paarden en kameelen zijn ongelijknamige grootheden, en ongelijknamige groot-
46
BINDEN
heden kunnen niet bij elkander worden opgeteld ." Ook de antler tong aan het werk . Ook hij schreef de paarden en de kameelen onder elkander, en ook hij begreep, dat kameelen en paarden niet bij elkander kunnen geteld worden . Toch - de prijs moest gewonnen worden, en daarom zon hij op een middel om het onmogelijke mogeljjk to maken . De rnoeilijkheid school in de ongelijknarnigheid, dat was duidelijk . Daar viel hem jets in. Waren kameelen en paarden niet beide viervoetige dieren ? En hij schreef op : 5 paarden + 5 kameelen - 10 viervoetige dieren . En uit 's meesters handen ontving hij den prijs . Er is veel ongelijknamigs in de wereld . Er is verschil van opvatting, van gedachten, van beginselen, van overtuiging, van bilk op de dingen . Er is verschil van karakter, van aanleg, van streven, van levensbeschouwing . Er is verschil in godsdienst en staatkunde . En het is goed dat er zulke verschillen zijn . Als we het eens alien precies eens waren, dan zou het een stille wereld worden . Een weinig beweging, een weinig strijd is wel heilzaam, als prikkel tot arbeid bijvoorbeeld. Maar de wereld is zoo heel ver verwijderd van dezen toestand, dat we, omgekeerd, moeten vragen : wat kan den strijd doen bedaren ? En op die vraag kunnen we een antwoord bekomen van den leerling van zoo even : wij moeten ongelijk-
BINDEN
namige grootheden
47
gelijknamig zoeken to maken -
m . a . w. wij moeten niet zoeken naar versehil, wij moeten zoeken naar overeenkomst.
Dat moeten wij doen in het dagelijksch levee . Daar
treffen wij dikwijls goed bespraakte mensehen aan, die aanstonds datgene uit onze woorden aangrijpen,
waarin zij het niet met ons eens zijn . Wees met zoo
iemand vijf minuten in gezelsehap en gij zijt met hem in dispuut . Maar het levee is toch to ernstig om er een disputeer-college van to maken . Daarenboven
zoo juist kan zelfs een engel uit den hemel zich niet
uitdrukken of de j uistheid van het eerie of het andere woord kan in twijfel worden getrokken . Wij moeten
in het begrijpen van elkander van goeden wine zijn wij moeten in het dagelijksch levee zoeken naar dat
wat ons vereenigt en ons niet spitsen op datgene, waarin wij van elkander verschillen . Pit is niet alleen een zaak van karakter, het is ook
een zaak van beschaving. De gastheer en de gastvrouw, die hue wereld verstaan, zullen dan ook altijd aan
het gesprek een andere wending geven, zoodra verschil van meening zich tusschen de gasten openbaart . En de redenaar, die waarachtig redenaar is, zal altijd
zijn rede aanvangen met datgene, waarin de hoorders het met hem eens zijn .
De toepassingen van dit beginsel : OPZOEKEN WAT
48
BINDEN
ONS MET DE MENSCHEN VERBINDT, EN NIET DATGENE,
WAARIN WIJ VAN HEN VERSCHILLEN, zijn vele . Ieder oogenblik kan dit beginsel ons diensten bewijzen - en wel diensten van groote waarde Ons eigen levensgeluk en dat van anderen is er mede gemoeid . Niet daartoe zijn wij geboren, dat wij eenlingen zouden zijn op aarde . Wij moeten onder de menschen levee en met
de menschen arbeiden . En hij kan onder die menschen
het meeste tot stand brengen, die zooveel mogelijk opzoekt wat bindt en voorbijgaat wat verdeelt . „Laten rusten" is de kraeht van den wijze .
Behalve in het dagelijksche zijn wij ook de een meer, de antler minder, betrokken in het staatkundig en godsdienstig levee . her stann de tegenstanders dik-
wijls heel scherp tegen elkander over. En niet altijd
is het even verkwikkelijk, wat staatkundige en godsdienstige strijd to aanschouwen geven . De geschiedboeken getuigen er van, hoe versehillen op deze twee
terreinen in staat zijn de menschelijke hartstochten gaande to makers . Die gesehiedenis is char, opdat wij zullen leeren . Zullen we leeren ?
Indien ja, dan moeten wij, hoe onze overtuiging ook zij, beginners met den andersdenkende to waardeeren -
met to gelooven aan zijn ernst - met to zoeken naar dat, wat hij met ons deep .
En wie daarnaar zoekt, zal vinden . Zal vinden,
BINDEN
49
dat het den ernstigen tegenstander evengoed als ons to doen is om het welzijn der menschen .
En op dat gebied . waar de menschen alle eeuwen
door het bitterst jegens den tegenstander gezind waxen,
het gebied van den godsdienst, daar zullen wij een lieflijk plekje ontwaren, waar alien - alien zonder onderseheid - eenstemmig zijn : het terrein van de barmhartigheid .
Zoeken wij naar wat bindt, niet naar wat verdeelt . En ieder onzer, die dat doet, trouw doet, altijd doet
die gelijknamigheid ontdekt in wat voor duizend
anderen slechts ongelijknamig is - die spoedig in eens
anderen borst de snaar hoort trillen, die ook toon geeft in eigen borst die heeft een moeielijk vraagstuk opgelost.
Hem is de prijs van den Meester . 25 April 1892 .
4
VII HUMETJR
O
nze taal inaakt onderseheid tussehen : iemand is al of niet in zijn humeur, en iemand heeft een goed of een slecht huineur . Het eerste ziet op een voorbijgaande, het tweede op de gewone stemming van een mensch. Het humeur is als onze krankheden : aeuut of ehronisch . Wie to besehikken heeft over een fijne pen en seherpe opmerkiugsgave kan een boekdeel vullen met de duizenderlei openbaringen van het humeur . Hoe het vandaag gesteld is met het humeur hunner ouders of onderwijzers, dat weten kinderen aanstonds, als bij instinct . Al naar iemands humeur is groet hij joviaal of stiff, beweegt hij zich levendig of afgemeten, antwoordt hij
HUMEUR
overvloedig
51
of ternauwernood . Is iemand goed ge-
humeurd, dan begint hij uit ziehzelf to spreken - is hij het niet, dan laat hij anderen beginners .
Van het humeur is het gelaat de spiegel . De mond van den slecht gehumeurde is stiff gesloten . Men moet hem dan ook de woorden uit de keel halen . En de woorden, die dan komen, zijn uitsluitend eritisch .
Er zijn menschen, die doorgaans zoo gestemd zijn .
Gelukkig zijn er ook, wier stemming doorgaans anders is . Mensehen, die des morgens evengoed to spreken zijn als des avonds, beminnelijke menschen, van wie
men zegt, dat zij „altijd eender" zijn . De gevolgen van het humeur reiken zoo ver, dat zij de quaestie makers tot een zees belangrijke.
Laat - om hiermede to beginners - toch niemand, wiens humeur slecht is, hoog opgeven van zijn onpartijdigheid . Er zijn menschen, die vandaag in een bui van opgewektheid zonder aarzelen heenstappen over
bezwaren, die zij, in een slecht humeur, gisteren breed
hebben uitgemeten en geaeht hebben als niet to overkomen . Zoo wispelturig worden we, als we ons humeur niet bewaken . Dan ergeren we onze welmeenendste vrienden . Zij hebben ons gisteren getraeht to overreden, maar het was vruehteloos . Heden doers we uit luim,
wat zij gisteren to vergeef's hebben bepleit met hun beste argumenten . Als zij zieh thans beleedigd aehten, doen zij ons geen onreeht .
52
HUMEUR
Voor wie gedwongen zijn met hem our to gaan is iemand van acuut of chronisch slecht humeur een
waar levenskruis . Hij vernielt een deel hunner levensvreugd . Hij richt een hoogen muur op tussehen de
menschen en hem . Hij vergiftigt de atmosfeer . Op een
vriendelijk en welgemeend woord geeft hij een bijtend antwoord . Er is niet met hem to eggen of to ploegen . Maar ook voor hemzelf zijn de gevolgen zijns humeurs
verre van aangenaam . Hij wordt ontweken . En nu moge hij zeggen, dat hem niets liever is, dan dat de
menschen hem ongemoeid laten, -- in zijn hart meent hij anders . Dit blijkt, wanneer men hem in eerbewijs ook maar een handbreed to kort doet . Dan giet hij de fiolen van zijn verontwaardiging nit op de hoofden van alien, die maar onder zijn bereik komen .
Hij wordt ontweken - en dit vooral is zijn straf
de man van slecht humeur wordt ontweken door zijn kinderen . En wanneer hij sours getuige is van de aanhankelijkheid, die andere ouders van hunne kinderen
ondervinden ; getuige er van is, dat kinderen naar de deur stormen, wanneer hun vader in aantocht is, -den verbleekt hij van jalouzie . Bron van verdriet voor zichzelf en voor anderen,
is de slecht gehumeurde onrechtvaardig in zijn oordeel, onverstandig in zijn besluiten en onthoudt hij de
menschen veel van het goede, waartoe hij door vermogen en aanleg bekwaam is .
HUMEUR
53
En neem nu van dit alles het omgekeerde, dan kept ge de waarde van een goed humeur . Dit kweekt onbevangenheid, rechtvaardigheid en verdraagzaamheid ja het maakt zelfs een mensch van weinig aanleg
tot een weldaad voor anderen - tot een zon in de samenleving .
Uit welke oorzaken ontstaat dan dat humeur, waar-
van zoo heel veel afhangt? Het heeft zijn nut die
oorzaken op to sporen, want kennen wij ze, dan ontdekken we missehien ook de middelen om een slecht humeur to verbeteren . Zonder twijfel is een ziekelijk lichaam de oorzaak
van menig slecht humeur . In stilte wordt er meer geleden, dan menigeen wel weet . Er zijn krankheden,
die juist door een slecht humeur to onderkennen zijn . Daarom moeten slechte humeuren met toegevendheid worden behandeld . Zij zijn niet altijd toerekenbaar .
Men moet derhalve hun woorden niet ten zwaarste uitleggen .
Andere invloeden, die ongunstig op het humeur werken, zijn : voortdurende zorgen, tegenwerking,
miskenning . Deze maken een mensch prikkelbaar . Daar alzoo meest een of andere smart, lichaamssmart of
zielesmart, de verborgen oorzaak is van een ruw of onaangenaam optreden, hebben de sterken van geest dit optreden met geduld en edelmoedigheid to dragen . Intussehen
daarmede zijn de slechte humeuren
54
HUMEUR
zelf niet verontsehuldigd . Hebben zij een grooter strijd op aarde dan andere menschen ; hebben zij verborgen zieleleed, verborgen liehaamssmart - ieder menseh heeft toch ook het vermogen zich boven de smart to verheffen . Voorbeelden zijn voor het grijpen . Niemand mag anderen laten boeten voor eigen leed . Wij moeten de kracht bezitten - en zoo wij hair niet bezitten, dan moeten wij haar verwerven - om wat niet meer to veranderen is zonder morren to aanvaarden . Een slecht humeur is in den grond der zaak geniis aan fierheid . Fier is het niet to klagen over het onvermijdelijke, maar dit onvermijdelijke zwijgend to dragen . Onze tijd is vol van groote vragen . Die vragen nemen de aandacht in van de besten . Eigenlijk kan niemand, die met zijn tijd medeleeft, aan de overpeinzing dier vragen ontkomen . En zelfs wie niet medeleeft met zijn tijd, wordt zijns ondanks voor die vragen gesteld . Daardoor wordt aan het kleine minder belangstelling betoond . Een dier kleinere zaken is : het humeur . Maar wij, kortzichtige menschen, maken dikwijls zees wi llekeurig verschil tussehen groot en klein . En zoo moeten we vragen of dat humeur een kleine zaak is, dat humeur, dat de vreugde van gansehe gezinnen verwoest ; dat samenwerking, die tot grooten zegen zou zijn, onmogelijk maakt ; dat de hasten toeschroeit ; dat kinderen van ouders en ouders van kinderen vervreemdt ! Door samenwerking alleen kunnen groote
HUMEUR
55
dingen tot stand komen . En voor samenwerking zijn noodig : welwillendheid, beschaafde gedachtenwisseling,
geduld. ,,Gelukkig is een vast gemoed, - Dat in geen warme weelde smut, -- Maar dat, gelijk een taaie sehild Stuit d' onvermijdbren tegenspoed," zong vader Vondel . Wie heer is van zichzelf, die is ook heer van zijn
humeur . Hij heerseht over de ornstandigheden zijns levees . Zulk ecu is een man - en onze tijd heeft aan hunne kracht behoefte . 27 Juni 1892 .
VIII WAT WIJ NOODIG HEBBEN
N
ieolaas Beets heeft het gezegd .
Toen de leden van het Provinciaal Utrechtseh
Genootsehap van Kunsten en Wetensehappen bijeen waren 1 ), toen klonk het uit den mood van den grijzen
diehter : „Mijne Heeren, wij hebben harten noodig!" En inderdaad : er is meer gebrek aan harten dan
aan hoofden . De wetenschap gaat ver in onze dagen .
Wat onmogelijk scheen is mogelijk, wat onbereikbaar was is bereikbaar geworden . Onze tijd is geen tijdperk
1 ) In het artikel, zooals het voorkomt in „Het Nieuws van den Da.g" van Maandag 11 Juli 1892, staan voor het woord „bijeen" de woorden „twee weken geleden" . - Noot van den Uitgever .
WAT WIJ NOODIG HEBBEN
57
van duisternis. Overal mag het licht schijnen en alle krachten worden ingespannen om overal het licht to doen
schijnen Wij hebben scholen en bibliotheken,
leerzalen en leeszalen, volksvoordrachten en volksvoorlezingen . En wat onze ouders zeiden van ons „zij leeren, wat wij nooit hebben geleerd", dat zeggen op onze beurt wij van onze kinderen .
Hierover klagen wij niet - integendeel, wij zegenen
het, dat er zoo vele heldere hoofden zijn, en dat er zoo
veel wordt gedaan voor de ontwikkeling des verstands . Maar - wij hebben ook harten noodig . Bepalingen zijn moeilijk . En in een paar regels to
zeggen wat hart is, dat is heel moeilijk . Maar waar
de bepaling ontbreekt char rest ons nog de omschrijving . Daar komt iemand tot u met zijn bezwaren, zijn nooden, zijn omstandigheden . Hij vraagt u om hulp,
of voor het minst, hij vraagt u raad . Nu kunt ge antwoorden, dat het niet op uw weg ligt u met deze zaak in to latent zeggen dat ge geen tijd of geen
bevoegdheid hebt - ge kunt u zelfs van uw bezoeker
of maken, door u to beroepen op een of ander beginsel - en dan is het mogelijk dat hij, op straat gekomen,
bij zichzelf van u zegt, dat ge een man zijt „zonder hart" . Ge kunt ook anders doen . Ge kunt hem met geduld
aanhooren, u in zijn toestand indenken, zijn zaak u
58
WAT WIJ NOODIG HEBBEN
aantrekken, begaan ziju met zijn toestand - en doet ge dit, wees dan verzekerd, dat hij u ,,een man met een hart" noemt, zelfs wanneer het u onmogelijk was hem to helpen .
Onder hart verstaan we dus medegevoel, aantrekke-
lijkheid, de bereidwilligheid our de omstandigheden
van andere mensehen to verstaan. en hen in hunne omstandigheden to helped .
En zulke mensehen met een hart hebben we nu noodig . Noodig voor de maatschappij . Is er weinig hart onder een yolk, dan wordt dat yolk niets anders
dan een verzameling menschen, die hetzelfde land
bewonen Tot een natie worden zij slechts gemaakt door dat hart - het cement, dat mensehen met menschen verbindt . Geleerde hoofden kunnen moeilijke kwesties uitmaken
maar wanneer er geen harten
zijn, is hun arbeid vergeefsch geweest, inderdaad blijven de kwesties dan in leven . Sours kunnen we tot het begrip van ecu zaak
komen, door to vragen naar het tegenovergestelde . Welnu, tegenover
hart", staat koelheid, berekening,
gevoelloosheid, kleinzieligheid . De kleinzielige, die
dood blijft op een woord, op een penning, op een beginsel - maaksel, niet van de grooten, maar van zijn eigen kleine ziel, en door die ziel tot beginsel gepromoveerd
-
die brengt de maatschappij niet
vender. De man van berekening, die bij alles vraagt
WAT WIJ NOODIG HEBBEN
59
naar de vruehten die het zal afwerpen voor hem, die
brengt de maatschappij niet verder . De bevroren ziel, die den menschen de woorden toemeet, en zich
alleen met haar eigen zaken bemoeit, die brengt de maatschappij niet verder . Neen, we hebben harten noodig, open harten, geopend voor de menschen,
die huip vragen ; geopend voor de mensehen, opdat zij er in kunnen lezen het beste wat wij denken en gevoelen .
Laat ons een ding niet vergeten : van alle belangen is dit belang het grootste : dat de wereld zedelijk goed worde . En nu is er geen beter middel misschien ook geen ander middel
om den mensch goed to makers, dan de levende persoonlijkheid . Levende to
midden van zoo heel veel ruwheid, liefdeloosheid, platheid, eigengerechtigheid, vermogen we daartegen niets, dan door het offer van eeri vurig gemoed .
Maar ,,hart" heeft nog een tweede beteekenis . ,,Deze en dan
man heeft hart voor zijn werk" zeggen wij
bedoelen we, dat hij zijn werk om dat werk verricht, dat hij het doet uit lust . Van zoo iemand zeggen we, dat hij niet kan worden betaald . Wel is het een heerlijke gedachte, dat de mensch
ever iets to besehikken heeft, dat niet betaald kan worden : waarvan de waarde dus niet kan worden uitgedrukt in geld . Zij, die hart voor hun zaak hebben,
60
WAT WIJ NOODIG HEBBEN
zijn de menschen, van wie gezegd wordt, dat zij onmisbaar zijn, dat zij niet zijn to vervar gen . En hart, ook in dezen zin genomen, is noodig in elken kring der samenleving . Een enkel man, die zich met hart aan een zaak wijdt, is maehtig genoeg om die gansehe zaak to dragen en vooruit to brengen . En voor den mensch zelt is dat hart ook van de grootste waarde - het brengt ook hem vooruit. Men prijze helderheid van hoofd zoo sterk als men wil „de groote gedaehten komen" - niet uit het hoofd, maar - „uit het hart" . Verteerd to worden door de liefde voor een wetenschap -- ziedaar de noodzakelijke voorwaarde om die wetenschap to verrijken met nieuwe waarheden . Verteerd to worden door de liefde voor een kunst - dit is de noodzakelijke voorwaarde om de moeilijkheden diet kunst to overwinnen . Hart schenkt geduld, schenkt moed, schenkt volharding - het hart is een kracht tot den arbeid en de ontdekker van nieuwe werelden . Waarom wordt er zoo weinig hart, waarom worden er zoo weinig harten gevonden ? De reden ligt voor de hand . Mensehen, die met hun hart leven, hebben in den regel een moeielijk lot. Het edelste lijdt gewoonlijk het eerst en het meest . De diepste smart is het deel van het diepste gevoel . Ziehier een wet, waaraan geen ontkomen is . Wij heb-
WAT WIJ NOODIG HEBBEN
61
bee harten noodig, komt neer op : wij hebben behoefte aan menschen, die bereid zijn voor anderen to lijden . Maar er is ook een keerzijde . Het hart, dat een bron van lijden is, is tevens een bron van genot . De geestdrift voor een goede zaak, voor een hoog doel, ontsluit de poorten eener zaligheid, ontoegankelijk voor wie in kleinzielige berekening zijn levee doorbrengt. Het levee voor de menschen, het ingaan in hunne nooden, vertegenwoordigt een weelde, waarbij elke andere weelde verbleekt . De menigte, die, and€re afmetende naar zich zelf, niet in belangeloosheid gelooft, is toch niet to benijden boven hem, die zich aan haar met vurige toewijding geeft . Zijner is een zaligheid, die het besef der meesten to boven gaat . Verkwikkelijk is de omgang met menschen van hart . Zij brengen levee, beweging, vreugde . Daar zij het beste geven, wat zij bezitten, zijn zij oorspronkelijk . In de samenleving vertegenwoordigen zij het zout . Van velen neemt de levensgeschiedenis dezen loop . Zij beginners met zich zelf to geven - maar deinzen op een gegeven dag terug voor de ontvangst, die hue daardoor wordt bereid . Naarmate zij ouder worden sluiten zij zich . Dezen zijn het, die zich laten overwinnen door de wereld . Enkelen zijn er, die volhouden . Hun gaat het ads den nachtegaal, die nu eenmaal zingers moet . Dezen zijn het, die de wereld overwinnen . Maar overwinnen
62
WAT WIJ NOODIG HEBBEN
niet alleen . Dezen zijn het, die de wereld verwarmen, bezielen, levend waken . En er is in de wereld zooveel koude, zooveel zielloosheid, zooveel flood -- flat het niet genoeg kan weerklinken, en doorklinken, flat woord des grijzen dichters : „Mijne Heeren ! wij hebben harten noodig ." 11 Juli 1892 .
IX ATROPHIE
J
aren lang ziet een kind scheel . Eindelijk raadplegen de ouders den geneesheer en deze ontdekt bij zijn onderzoek, dat een der oogen het gezichtsvermogen verloren heeft . wat is er gebeurd? Eens was er een tijd, dat het -kind uit beide oogen kon zien . Door den bijzonderen stand van zijn oogen gebruikte het voortdurend slechts een oog . Het andere oog werd dus nooit gebruikt en daardoor verloor dat oog eindelijk het vermogen om to zien . Een orgaan, dat niet gebruikt wordt, vermagert, verschrompelt, kwijnt weg . Dit heet atrophies
64
ATROPHIE
„Alles is in alles," heeft de diehter gezegd . Wat wij waarnemen in de stoffelijke wereld, nemen wij dikwijls waar ook in de zedelijke en geestelijke wereld . Daarvan hebben wij bier een voorbeeld . Kwijnt een orgaan van bet lichaam langzamerhand weg wanneer bet niet wordt gebruikt, - ook de vermogens van den geest ook de neigingen, ook de karaktertrekken verkwijnen, wanneer zij niet aan bet werk worden genet. Ziehier een felt, waaruit lets valt to leeren, - een wet, in menig geval nuttig om toe to passen . Vooreerst is zij toe to passen in de opvoeding . Wij hebben in ons kind lets leelijks ontdekt . Het is opvliegend, bet is stijfhoofdig, bet is slordig, bet spreekt onwaarheid . Na kunnen wij daartegen ingaan . Ons overwicht is groot . Onzer is de maeht . Wij kunnen waarsehuwen, dreigen, ouze verontwaardiging uiten, genoegens onthouden, straffen - wij kunnen kastijden . Maar bet is een andere vraag, of dit alles jets helpt .
Er zijn ouders, die met al bun overwicht en overmacht eindigen, geeindigd zjn - met aemechtig de armen to laten hangen en de zaak op to geven . De leelijke trek moet er nit - en hij bleef er in, en vertoonde zich weer, en altijd weer, en spotte met vermaning, met toorn, met straf. Leeren wij bier van de natuur . Het kind gebruikte jaren achtereen dat eene oog niet -- en nu is dat oog zonder licht . Zooals wij bet betreuren van dat
ATROPHIE
65
oog, dat het is verschrompeld, zoo verheugd zouden wij zijn, wanneer die leelijke karaktertrekverschrompeld was. Welnu : laat ons doen gebeuren met dien karaktertrek, wat er is gebeurd met dat oog : laten wij zorgen, dat die karaktertrek nice aan het werk worde gezet . Hij zal dan langzamerhand afnemen in kracht, wegkwijnen : atrophieeren . Een voorbeeld? Uw jongen is opvliegend . Het is u bekend, welke oorzaken die opvliegendheid in werking brengen . Zorg flu gedurende eenigen tijd, een jaar lang bij voorbeeld, dat die oorzaken niet voorkomen . Een jaar lang is uws zoons opvliegendheid met rust gelaten, nice aan het werk gezet . Poet zich nu na die jaar een oorzaak voor, die de opvliegendheid prikkelt, dan zal de uitbarsting minder hevig zijn dan vroeger : de opvliegendheid is aan het atrophieeren . Jets heel leelijks . Uw kind liege . Spoor met inspanning de redenen op, waarom het liege . Missehien is uw kind bang voor u . Neem die vrees weg . Wees zachtmoedig, Wees feeder. En wanneer het kind nu langen tijd achtereen nice gelogen heeft, zal deze zeer leelijke karaktertrek zwakker worden - atrophieeren . Ook in wijder kring dan in dien van ouders en kinderen is die wet der atrophic leerzaam . Wij moeten met menschen omgaan . In ons huffs en in onze betrekking moeten wij met menschen omgaan . En nu
66
ATROPHIE
heeft ieder van die mensehen, juist als wijzelf, zijn eigenaardighederi - ieder heeft zijn eigen steep,
waaraan hij zich scoot, waarover hij struikelt . Botsingen zijn daarvan het gevoig - en botsingen zijn niet aangenaarn en in de meeste gevallen niet nuttig . Van
het levensgeluk - en op levensgeluk dienen we zuinig to zijn - plegen zij een groot deel to verwoesten . Nu is het wel waar, dat wij niet in de eerste plaats
elkanders opvoeders behoeven to zijn . Maar laten wij
dat dap wezen in de tweede plaats en derhalve de blokken zooveel mogelijk wegnemen, waarvan we vooraf kunnen berekenen, dat een medemensch zich er aan stooten zal . Indien niet nit menschenliefde,
dap aithans nit eigenbelang. Wie tegen de zwakheden
zijns naasten ingaat, bereidt zichzelf uren, dagen en jaren van leed en maakt then naaste ook niet beter .
Maar wie hem in zijn zwakheden tegemoet kornt, hem de ergernissen uit den weg neemt, die voorkomt veel
kwaad - en maakt hem daarenboven beter . Zijn sleehte hoedanigheden worden niet aan het werk genet .
Daardoor worden zij al zwakker en zwakker - eindelijk
verdwijnen zij : atrophie .
En in nOg wijder cirkel dap in then van ons gezin
en van omen werkkring kan de wet, die wij bespreken, worden toegepast . 1k denk aan de zedelijke verbetering van de menschheid . Weldenkenden sluiten zich aaneen
om krijg to voeren tegen de zonden des yolks . Het
ATROPHIE
67
lijstje der volkszonden zal ik mijn lezers sparen . Het is bekend genoeg . Met beseheidenheid zij het gezegd, maar gezegd zij het : in de namen van vele vereenigingen : „Vereeniging tot bestrij ding van enz .", ligt een font, een wijsgeerige, of wilt ge : een zielkundige foot . Zonden, en dus ook volkszonden, groeien tegen bestrijding in . Een zonde verdwijnt door atrophie verkwijning door gemis aan voedsel . Wie een zonde wil bestrijden, moet trachten de aanleidingen, de oorzaken, de gelegenheden, de prikk:els tot zondigen weg to nemen . In de schoonste bewoordingen kunt ge de gemeenheid, de ellende, de rampzalige gevolgen van het kwadd in het licht stellen ; afmalen in gloeiende kleuren, wat er wordt van den booze - en de ondervinding heeft bewezen, dot de hoorder uw rede schoon vindt, maar zelf de oude knecht blijft . Neemt gij daarentegen de aanleiding, de oorzaak weg, don sterft het booze in den mensch : atrophie . Oingezet in andere woorden : wij moeten niet negatief werken, maar positief. Nog eens omgezet : het komt veer op den ouden, op den eeuwenouden regel : overWin het kwade door het goede . Te spreken over het kwade zelfs is in de meeste gevallen verloren tijd . Zijt ge welsprekend - gezegend is uw naam . Maar don ook : liever don to zeggen hoe leelijk het booze is, loot mij hooren - loot mij positief - door uw woorden gevoelen : de heerlijkheid van het goede .
68
ATROPHIE
Richt mijn gedachten daarop en daarop alleen . Wat niet gebruikt wordt, wat niet geprikkeld wordt, wat niet genoeind wordt, verschrompelt, kwijnt weg
atrophie.
Twee in getal ziju de bedenkingen, die tegen een en ander worderi gemaakt . De eerste is deze : moeten wij oris dan zoo inspannen voor onze kindereii, onze huisgenooten, onze medemensehen, dat wij alles ut den weg moeten nemen, wat hen kan brengen tot de openbaring van het kwade, dat er in hen schuilt? Zullen zij vooral ten opziehte van kinderen en van hen, die in rang beneden ons zijn, wordt deze bedenking gemaakt - ons dan niet ten laatste regeeren? Maar hierop antwoorden wij : vooreerst, dat er grerzen zijn aan alle dingen - ook aan het voorkOmen, dat wij in dit artikel aanprijzen . ,,VoorkOmen" en ,,ontzien" zijn twee . Wie de heerschzucht van een medemensch zou willen genezen door voortdurend eigen waarde weg to werpen - en wie meenen zou, dat dit door ons wordt aanbevolen, die zou ons artikel slecht hebben gelezen . Dit en niets anders bedoelen we : prikkel niemand tot kwaad ; ontzie leders teere punt, ieders zwakke plek, zooveel bestaanbaar is met uw eigen waarde - maar tot zoover doe het dan ook. Een tweede bedenking is deze : de weg, die hier ge- • wezen wordt, is zoo lang. Wij antwoorden : wijs een
ATROPHIE
69
eeuwen hebben het korteren weg . Boetpredikaties geleerd - werken niet veel uit . Straf helpt niet langer
dan voor een oogenblik . Toorn is onmacht . Wie een
beteren weg kept, dan dien wij wezen : laat het kwade
door gebrek aan prikkels en voedsel sterven ; bestrij d het niet dan door het goede to bezingen als het hoogste schoon,
-
wie een snelleren weg weet, dat hij dien
noeme, en met hem zullen wij dien weg aanprijzen. 5 September 1892 .
x VALSCHE SCHAAMTE
is een sterke aandoening . S chaamte Wie zich schaamt, gevoelt zich klein, durft niet
opzien, is zichzelf ontzonken . Niettemin is het een teeken van zijn voorname plaats in de nj der wezens, dat de rnensch zich sehamen kan . Den geleerden willen wij gaarne laten wat der geleerden is, maar zoolang er nog schaamtegevoel gevonden wordt blijven we spreken van grenzen tussehen mensch en diet . Dit toeh is niet to ontkeirnen, dat op de vraag, waarvoor de mensch zich hebbe to schamen, in de eerste plaats moet worden geantwoord : voor het dierlijke . En verder : een mensch kan fouten maken, daar is
VALSCHE SCHAAMTE
71
hij mensch voor ;
maar wanneer hij een zedelijke laagheid heefc begaan, dat hij zich schame . Dat den leugenaar, den lasteraar, den bedrieger, dat schaamte hen alien bedekke . En dit sterke gevoel, die hevige
smart der schaamte is weldadig als de koorts, die de
ziekte uitdrijft . Zij is het gloeiende vuur, dat den onreine loutert .
Maar deze zelfde schaamte, trouwe wachtster op de
grenzen, die het menschelijke van het dierlijke, het hooge van het lage scheiden, redster vaak van menschenzielen, diezelfde schaamte kan dienzelfden mensch ten verderve worden, wanneer hij niet is toegerust met zedelijken moed, of, wilt ge, met karakter .
Uw zoon komt onder makkers . Deze willen een slechten weg op . Hij aarzelt . Zij noemen help laf. Hij
gaat merle - valsche schaamte . Ziehier in weinig woorden de oorzaak beschreven van de heift der menschelijke
overtredingen . Net velen durum de meening trotseeren van eene aanwezige meerderheid .
Maar hiermede is nog maar een gedeelte gezegd van
wat gezegd moet worden .
Behalve tegenover een andersdenkende aanwezige
meerderheid over zijn deugd schaamt menigeen zich over zijn gevoel . Als over een zwakheid blozen velen
over hunne aandoeningen van teederheid. Vooral schaamt zich menigeen over zijn godsdienstig gevoel . Eenmaal heeft een redenaar zijn gehoor gegrepen
72
VALSCHE SCHAAMTE
met deze woorden : wanneer de menschen het zoover in de toepassing van photographic en eleetriciteit hadden gebracht, dat ik, door to drukken op dit knopj e, op de
witte wanden van deze zaal in sehrift kon to voorschijn brengen al wat gijlieden op dit oogenblik denkt, wat zou er dan wel op die wanden komen to staan ? Welnu, was ons die macht gegeven, dan mogen we
zeker zijn van het volgende . Was de geheele maatsehappij in een groot lokaal vereenigd, en drukten wij
op zulk een wonderknopje - op de witte wanden zou to staan komen : van A : ik blijf onder dezen bepaalden kring van menschen, omdat ik niet terug kan : van
B . : ik blijf tot deze partij behooren, omdat ik opzie tegen het verloochenen van mijn verleden ; van C . : ik ken deze bloedverwanten en die vrienden niet meer, omdat zij minder in de wereld zijn dan ik ;
van D . : ik heb wel een verlangen om mijn
stem to mengen in het koor eener godsdienstige gemeente, maar het staat zoo dwaas ; van E . : ik zou wel zitting nemen in het bestuur van deze godsdien-
stige of van die zedelijke vereeniging, maar men zou
mU er om uitlachen . En al die gedachten, char geschreven op den witten muur, zouden wij kunnen omhalen door een groote accolade, waarboven wij zouden kunnen sehrijven : Valsche Schaanzte .
Dit is van de valsche schaamte de verderfelijke wer-
VALSCHE SCHAAMTE
73
king : zij houdt het goede, neen, het allerbeste, terug . Doordring uw kind van de ure zijner geboorte of met de beste beginselen ; bewaak zijn paden ; geef hem een goed voorbeeld ; voed hem op met opoflering van al wat ge offeren kunt - en het blijft mogelijk, dat hij in een enkel uur alles verspeelt, door valsehe schaamte gedreven . En wij behoeven niet to blijven staan bij onze kinderen . Bezitten wijzelf altijd en overal den cooed onzer overtuiging? Durven wijzelf altijd en tegenover iedereen zwart zwart noemen en wit wit? Uiting geven aan onze aandoeningen en gevoelens van teederheid en mededoogen? Zijn wijzelf bestand tegen den lath, den vreeselijken spotlach van wie minder fijn gevoelen dan wij ? Zijn wijzelf gepantserd tegen het wapen der satire? „Mijn jongen!" zoo sprak een vader tot zijn zoon, toen deze de wereld inging, - ,,voorzie u thans van de traditioneele olifantenhuid . Die huid is dik, en daarom dringt maar weinig door tot het gevoel van het beest. Wanneer ge zeker van uw zaak zijt, zoodat ge voor uzelf u verantwoord gevoelt, bekommer u dan niet om het oordeel van de menschen, op welke wijze dat zich ook uite . Voor den weldenkende hoont hij dan zichzelf, die u denkt to hoonen" . De raad van dien vader was niet kwaad, maar er is een betere . Niet een olifantenhuid hebben wij noodig, wij hebben behoefte aan KARAKTER . Karakter, dat is
74
VALSCHE SCHAAMTE
de heroleke moed om alleen to staan . Karakter, dat is de fierheid, om den armoedigen lack der boozers, den goedkoopen spot van grove zielen, to verduren . Karakter, dat is de heldhaftigheid om openlijk to bekennen, dat
wij inzien to hebben gedwaald : karakter, dat is de moed om in een gansche vergadering de eenige to zijn, die „neen" zegt : karakter, dat is de trots, waarmede
een man tot de gansche wergild zegt : „zeker, met deze
eenvoudigen, met deze minsten in de maatschappij gaa
ik op ten tempel ; ik sehame mij mijn geloofsgemeensehap met deze eenvoudigen niet ." Wie de woelende menschenwereld aandachtig gade-
slaat, haar tot een voorwerp maakt zijner opzettelijke en voortdurende studie, kan ervaren, dat de invloed van het karakter drieledig is .
Ten eerste : de man van karakter maakt indruk . Wie in een vergadering de eenige is, die „neen" zegt, behoeft nooit met zijn figuur verlegen to zijn . In het hart van
de anderen, van alle anderen, leeft in zulk een oogen-
blik, zoowel als later, de overtuiging : „hij is een man" .
Wie in een gezelsehap van markers de eenige is, die niet wil meedoen aan een plan, dat niet goed is, hij kan er zeker van zijn, dat in het hart van sommigen
jaloersehheid is op zijn moed en in dat van de anderen
eerbied voor zijn vasten wil . Karakter wordt geeerd door boozers, door tegenstanders, j a het wordt geeerd door vijanden .
VALSCHE SCHAAMTE
75
En in de tweede plaats : het karakter van een, die
alleen durft staan, steunt de zwakken . Wat in ons leeft, leeft toch ook wel in anderen . En die anderen zullen zich uiten, wanneer maar een den moed van het uiten
heeft gehoond . In de geschiedenis, in de staatkunde,
in den godsdienst zijn de voorbeelden voor het grijpen .
Voor het grijpen zijn zij ook in het dagelijksch en
maatschappelijk levee . De valsche schaamte van den een wordt overwonnen door den moed van den antler . En ten derde : alle zwakken, alle boozen, alien, die hoonen en spotten, eindigen met hulp to vragen aan
wie zij hebben belachen en gehoond en bespot . Niet hunner is het erode ; het erode is aan wie staan bleven voor de overtuiging hues harten . In alle tijden, maar in onze dagen vooral hebben
wij behoefte aan menschen van overtuiging . Behoefte is er aan menschen met teen gevoel, met groot verstand
en met een wil van erts . Niemand, die gloeit voor wat goed en heilig is, late zich ombuigen door de opinie
van luidruchtigen - dit gericht gaat door de wereld,
en alle dagen wordt het voltrokken : wie het goede en het heilige hebben gehoond, zij eindigen met wie
er aan trouw bleef vast to houden aan de slippen van zijn kleed, hem vragende om zijn zegen . 21 November 1892 .
XI WAARDEERING
A
is aan het dagelijksche brood, zoo heeft de menseh behoefte aan waardeering . Vooral de kunstenaar kept die behoefte ; een voile zaal, vurig handgeklap, algemeene aandaeht, ademlooze stilte, een vleiend oordeel, een onderseheiding, eene bekroning - al deze vormen van waardeering prikkelen hem tot nieuwe inspanning ja deze waardeering is voor velen onmisbare voorwaarde tot inspanning . Blijft de waardeering weg, dan gaat dikwijls het talent verbleeken ; de ziel, zoo noodig tot voortbrengen, gaat kwijnen . Ook in de wetensehap is het zoo . Een steeds gevulde college-zaal moedigt den hoogleeraar aan. Te worden
WAARDEERING
77
gelezen en aangehaald sehenkt den geleerde werklust . Aan deze orde van taken ontkomt ook het dagelijkseh levee niet . In zijne betrekking en in zijn huffs wil ieder mensch gaarne op prijs worden gesteld . Daar wil hij de achting, de eer genieten, waarop hij recht heeft . De mensch wil worden gekend . Zullen wij het in hem Taken, dat hij dit begeert? Beweren, dat de behoefte aan waardeering in den grond der zaak een bewijs is, dat wij eigenlijk alien ijdele wezens zijn ? Er zijn menschen, die voor waardeering onverschillig heeten to zijn . De wijsgeer Spinoza b . v . had er weinig behoefte aan . Er zijn ook menschen, wien niemand grooter genoegen kan bewijzen, dan hen maar stilletjes hue gang to laten gaan . Hoe minder men zich met hen bemoeit, hoe liever hue dat is . Ook trotsche menschen begeeren geen lof. Maar - die bodem des harten . Als we eens konden zien, wat char wel op ligt ! Maar aangenomen, dat wie zeggen ongevoelig to zijn voor menschelijke goedkeuring, dat ook zijn inderdaad - dan blijft er toch zulk een groote meerderheid over, die daarvoor wel gevoelig is, dat we mogen blijven beweren : de behoefte aan waardeering is algemeen . En - dit zij er aanstonds bij gevoegd - zij is niet afkeurenswaardig . Wij eeren hem, op wiens waardeering wij gesteld zijn. Wie gaarne de instemming der menschen verwerft, stelt daardoor die menschen hoog .
78
WAARDEER1NG
Mensehenhaat kan die instemming verachten, - maar
menschenhaat kunnen wij niet goedkeuren . In de behoefte aan waardeering ligt voor een dccl een groot gevoel voor de gemeensehap, het besef, dat wij niet
besterncl zijn om op onszelf to staan, rnaar om samen
to levee en to arbeiden op cleze aarde . En zoo alge-
meen die behoefte is, zoo sterk is zij ook : een volwasserie beroept zich op de instemming zelfs van een kind .
Hieruit ontstaat voor iedereen een dune plicht . Wij
dienen onze medemensehen to waardeeren - d . i, to eeren naar hetgeen zij zijn . Allard Pierson heeft eens,
in een voordracht over de welsprekendheid, gezegd : ,,De spreker heeft zooveel aan de aandacht zijner
hoorders to danken . Hun aandacht maakt hem welsprekend ." Die aandacht, die de hoorder voor den
spreker heeft, moet ieder hebben voor de gaven van de mensehen, met wie hij in betrekking staat . Zangers,
dichters, schrijvers, arbeiden alien voor het sehoone
en goede, geven het beste wat zij hebben aan de
menschen . Zij geven dat, hun lied, hun toespraak, hun schulderij, hun book - en dan wordt het stil om
hen been, doodstil . Wat hebben zij nu nitgericht? Dc metselaar kan nog met zijn kind voorbij een hues wandelen en zeggen : ,,zie, dat geveitje heb 1k gernetseld ."
Maar waar is bet werk to zien, dat verrieht is door wie arbeidt op geestelijk terrein? Waar is bet werk,
WAARDEERING
79
door den
onderwijzer voltooid? Slaagt zijn leerling voor een exalnen, dan wordt de leerling geprezen ; slaagt deze niet, dat wordt de onderwijzer gelaakt . Daarom : vergeten wij in de eerste plants niet onze waardeering to uiten aan hen, wier arbeid op geestelijk
gebied ligt . Zij vooral hebben dat noodig, om cooed to houden bij hum werk .
Maar er zijn nog anderen, die haar evenzeer behoeven . Daar is eentonig werk, ruw werk, vervelend werk ; werk, dat den geest niet verheft en dat toch
moet worden verricht, wijl het in het geheel der dingen onmisbaar is . Zullen wij hen vergeten, die
elken dag trouw zijn in hun eentonige, moeilijke en weinig verhevene tank? Dozen, dozen vooral mogen wel eons worden toegesproken, geprezen, aangemoedigd . Een woord van goedkeuring is vooral voor hen een vriendelijke star ill bet donkey beweegkracht .
bron van nieuwe
Die waardeering dringe ook door in ons huffs . Van
elkander to ontvangen :
voortdurend dienstbetoon ;
voortdurende insehikkelijkheid ; geduld, zorg, bezorgdheid ook - hot moot niet gaan of dit alles nu zoo behoort. Zeker : zoo behooren - doet hot, many dan behoort hot tevens, dat wij elkander er dankbaar voor
zijn en de wederkeerige toegenegenheid en zorgen naar waarde -- en die waarde is hoog - schatten .
Hoe wij in de wereld onze waardeering Zullen toonen ?
$o
WAARDEERING
Die vraag is belangrijk . Voortdurende ophemeling is walgelijk en smakeloos . Genoeg is het, wanneer wij in ons de stemming der waardeering levend houden . Die stemming komt dan van zelf naar buiten . Zij uit zich : door het licht, afstralend van het gelaat, door een blik, een handdruk, een woord . Zij uit zich, door geen gelegenheid ongebruikt to laten, waarbij de gewoonte reeds medebrengt, dat wij elkander eeren zullen . Zij nit zich door belangstelling . Bij zichzelf het plichtgevoel aankweeken in die mate, dat men zijn post op de aarde getrouw en opgewekt vervullen blijft, ook wanneer de menschen ons hun lof daarvoor onthouden - en intusschen zelf in iedereen eeren, wat hij goeds verricht op zijn post - dat is een van de idealen, welke to bereiken het doel is van den wijze.
Nog een tweetal opmerkingen moeten wij hierbij voegen . Menig oordeel, gunstig, ongunstig en gemengd, wordt uitgesproken . Er zijn menschen, wier levenstaak het is, arbeid van anderen beoordeelen . De ware d . i . de edele beoordeelaar vangt altijd aan met waardeering. ©p den voorgrond plaatst hij het goede . En is hij daarmede gereed, dan volgt, indien het er is, het mindere . Maar dat volgt dan, met deze bij voeging : „Hoe j ammer ! Wanneer dit nu ook goed ware geweest, wat zou het geheel er door gewonnen hebben !" Zoo doende breekt
WAARDEERING
81
men bouwt op . Men wondt niet, men moedigt aan . Men ontsticht niet, men sticht . Zoo handelt de onderwijzer met het antwoord van den leerling . men niet af,
Zoo handelt ook de criticus, de recensent, met het kunstwerk, dat hij bespreekt, ni . wanneer men bij de recen sie zich leiden laat door zedelijke beginselen.
Ten tweede : door een recensie leeren wij het werk
niet kennen, dat beoordeeld wordt, maar den man, die
beoordeelt . Sours wordt een en hetzelfde kunstwerk, een schilderij, een gedicht, de vervulling van een rol
op het tooneel, door den eenen criticus aldus, door den tweeden juist omgekeerd beoordeeld . Uit die
oordeelvellingen leeren wij dus het kunstwerk niet kennen, maar het oordeel flier manners over flat kunstwerk . Niet de werken, die hij bespreekt, maar Buskers
Huet zelf leeren we kennen uit zijn Litterarische Fantasieen . En zoo is het met alle critici .
Zoo is het ook met alien in het dagelijksch levers .
In ons oordeel over de menschen spreken wij onszelven
lit . En wie flu over de menschen en hun werken zich waardeerend uitspreekt, die geeft daarin van zichzelf het bewijs eener edele inborst . 12 December 1892 .
XII 0VER0PV0EDING
T
wee broertjes hadden twist. „Laat ze begaan," zei de vader, die zich met een vriend in een aangrenzend vertrek beyond, „waneer ik mij er mede bemoei is het eerst over een uur nit, en bemoei ik mij er niet mede, dan is het uit in vij f minuten ." Dit was een wijze vader . En hij kon de dingen goed zeggen ook . Want in dien eenen voizin wees hij op het felt, dat ouders to veel kunnen doen in de opvoedding - dat overopvoeding hare gevaren heeft -- en dat ook in de opvoeding de juiste maat gezegend is in hare werking .
OVEROPVOEDING
83
Er is overopvoeding. En wie daarop wij st, speelt wel een weinig met vuur. Aan al to veel ouders, die hunne plichten als vader en moeder lastige plichten achten, zal de tijding welkom zijn : „doet niet to veel ; laat uw kinderen wat meet aan zichzelf over." Mochten - wat ik niet hoop - zulke vaders en moeders zich bevinden onder mijn lezers, dan roep ik hun al aanstonds toe : „wanneer het u to doen is om uw eigen gemak, leest dan niet vender . Want ik vraag lets van u, dat moeielijk is, lets, dat nog veel moeielijker is dan overopvoeding . Die vader, die zijn jongens hun twist liet uittwisten, en die dat deed nit beginsel, had daardoor veel zwaarder post dan wanneer hij tusschenbeide ware gekomem" Te wijzen op overopvoeding is nog om een tweede reden een gevaarlijk werk . Overopvoeding heeft noon plaats dan door edele motieven . En alles, wat door edele motieven gedreven wordt, heeft recht op onze waardeering en op eene omziehtige behandeling . Wanneer edele gevoelens leiden tot een dwaling, dan kwetst de bestrijding diet dwaling zoo licht de gevoelens, waaruit die dwaling voortvloeide . Het uittrekken van den kranken Land wondt dikwijls ook het kaakbeen . Ook deze waarschuwing ga daarom vooraf : „vaders en moeders, wanneer gij missehien to veel doet in de opvoeding uwer kinderen - gij kunt noon to veel doen voor die opvoeding en noon voor die opvoeding to veel zijn,
84
OVEROPVOEDING
Wij willen, dat ons kind het beter zal hebben dan wij het hadden, dat het niet zal vervallen in de fouten, waarin wij vervielen en waaraan wij slechts ontkwamen door sehade en sehande ; ontnemen willen wij aan het kind de gelegenheden tot vallen ; wij willen het behoeden voor ellende, ons bij ervaring bekend - wij willen trachten, dat deze maal de wereld eens een model-mensch zal aansehouwen . En flu moet onze jongen, ons dochtertje van alles het beste hebben, dat wij in staat zijn to geven . De beste voeding, de fraaiste kleeding, het beste onderwijs, de beste lessen . Wij roepen ons kind toe, wij doen dat duizend malen : „wees voorziehtig !" Wij zien andere kinderen, welker karakter en geven ons buitengewoon voorkomen, en wij trachten vriendschap to wekken tussehen deze en onze eigen kinderen . Wij spreken over deugd, wij spreken over godsdienst . En gelijk wij overvloed geven van het beste, zoo zijn wij ook overvloedig in ons afkeuren van het kwade . Een kleine overtreding behandelen we, of er leven en dood mede gemoeid zijn . Een leugentje - straks daarover meer - rooft ons onze nachtrust en behandelen we als een niet uit to wissehen doodzonde . Ook het onderwijs zien wij in onze dagen dezen weg opgaan . Alles wordt onderwezen -- met zorg en methode onderwezen . Het aantal leervakken neemt toe . Het netwerk van het onderwijs vertoont al fijner
OVEROPVOEDING
85
en fijner mazen. Het Hooger Onderwijs ging voor . Elke wetenschap en elk onderdeel eener wetenschap en elk onderdeel van die onderdeelen moet `tiTorden onderwezen door een bepaald Hoogleeraar . Neem een vel wit papier . Trek evenwijdige lijnen . Trek een tweede stel evenwijdige lijnen er doorheen . Nu ziet ge ruiten . Maak die ruiten kleiner door andere lijnen to trekken tussehen de getrokkene . Zet dit werk voort - dan zullen de lijnen eindelijk samenvloeien het papier wordt een groote inktvlek - het beeld van den geest der toekomstige menschen, welke geest een tooneel van verwarring zal zijn geworden, door de overdrijving van ons tegenwoordig onderwijs . Zonder het to willen zijn we gekomen tot het tweede punt : de gevaren der overopvoeding. De gevaren van de overdrijving in het onderwijs zijn deze : verwarring des geestes en vermindering van het aantal knappe menschen . In den geest is dan helderheid, wanneer hij de stof kan overzien. Alleen wie de stof overzien kan, kan haar beheersehen . Alleen wie de stof beheerscht, kan haar gebruiken . Waarom vermindert het aantal knappe menschen ? Alles wordt onderwezen en in alles moet men examen afleggen. Daardoor hebben onze jongelingen niet meer to beschikken over vijjen tijd. Nooit zijn zij eens overgelaten aan zichzelf . Nooit heeft hun geest eens
86
OVEROPVOEDING
vrijheid zeif zijn onderwerp to kiezen en dat to onderzoeken langs zelfgekozen wegen . Gewis, een girls brengt ons speller tot het doeL Maar wie aan de hand van ecu girls wandelt, leert den weg niet kennen, leert de streek niet kennen, aithans niet zoo kennen, als eigen dwalen en zoeken hem streek en weg zouden hebben gebracht tot het bewustzijn . AUTODIDACT TEN DEELE, dat zij ieder, die studeert, en onze tegenwoordige onderwijs-regeling - wij spreken van alle soorten van ollderwijs - beneemt aan de jeugd de gelegenheld orn dat to worden . Keeren wij van de school terug naar het gezin . In
dat gezin moeten hart en karakter worden gevormd, moetzin voor deugd en godsdienst worden aangekweekt . Nu is er in onze dagen helaas! geen reden om to kiagen over to groote aankweeking van godsdienstzin bij de jeugd . Integendeel : de nalatigheid in deze is huiveringwekkend . Zonder to hooren van God of godsdienst groeien duizenden kinderen op. Dit is zoo in de gezinnen, en hoe het op de scholen is, wij zullen er van zwijgen, om het verwijt to ontgaan, dat we generaliseeren . Wel willen wij mededeelen, dat we laatst een openbare school bezochten, waar, in den text van een versje, dat de kinderen zongen, en welk versje - derde couplet van een lentelied - een hymne aan God bevatte, het woord ,,God" door den onderwijzer was doorgehaald en vervangen door het woord ,,dag" .
OVEROPVOEDING
87
Deze toestanden latende voor wat ze zijn wij meenen : ze zijn pijnlijk, - wijzen we er thans op, dat overopvoeding op godsdienstig gehied mogelijk is . Godsdienstig is het kind van nature . Wat zwemmen is voor den visch, wat vliegen is voor de vogels, dat is bidden voor het kind . Maar men overdrijve niet . Antlers komt op lateren leeftijd de reactie - haat tegen alles wat godsdienst is en met godsdienst in verband staat . Ook voor de worming van hart en karakter kan men to veel doer . De diepzinnige Paulus zei het reeds : ,,de wet is de moeder van de zonde ." Waar geen gebod is char is geen overtreding . Wij moeten niet zooveel praten over de deugd, niet zooveel voorschriften geven . Geef geen voorschrift, geef een voorbeeld, een voorbeeld in uw eigen rein, onberispelijk, ernstig leven - en gij doet wonderen . Doet men to veel voor de zedelijke opvoeding, dan prikkelt men tot overtreding. De trek naar het verbodene is ieder aangeboren . Schildert men het kwaad of met to vurige kleuren, dan krijgt dat kwaad in den geest van het kind de afmctingen van iets voornaams . En men zij sober in het berispen . . Een leugen is zeker iets afschuwelijks . Maar door van een leugen to veel drukte to maken streeft men het doel voorbij . De leugen is afschuwelijk, maar dan behandele men
88
OVEROPVOEDJNG
haar ook als zoodanig . Over het afsehuwelijke spreekt men niet veel - men trekt er den news voor op . En dit zwijgend gebaar dat men ook alleen voor de leugen gebruike - heeft meer uitwerking dan luidruchtige afkeuring en zware straffen . Overigens doordringe men zich er van, dat het kind, niet voiwassen van liehaam, ook niet voiwassen in de deugd is. Het liegen van een kind is in de meeste gevallen niet iets blijvends . ilet vergroeit . Tot het groote, vroeger door ons uitgesproken beginsel van de opvoeding keeren wij terug : wij moeten ons voor onze kinderen overbodig makers . Ons ingrijpen, ons leiden, ons zorgen moeten we dus beperken tot het noodige . Wat het kind bereiken kan uit zichzelf, daartoe mag het niet worden gehopen . Wordt hij daariu toch geholpen, dan wordt hij nooit een sterk, karaktervol, zelfstandig man . Dc ontwikkeling van het beste, dat hij heeft, zijin eigenaardigheid, wordt vertraagd, koint niet tot haar reeht . Welke vruchten zal nu die opvoeding afwerpen, die niet to veel doet, maar die de juiste maat betraeht? De vader heeft het gezegd : ,,bemoei ik mij er niet mede, dan is de twist het spoedigst uit ." M, a, w . de goede natuur van het kind verricht het spoedigst haar werking. Wie deze natuur maar laat werken, zich er voor wacht storend tusschen beide to treden, die bevordert
OVEROPVOEDING
89
haar groei . Maar die bevordert nog meer . Openheid, fierheid, oprechtheid vertoonen zich in den regel bij de menschen, die door hunne ouders in vrijheid zijn
opgevoed. Daar zij voor hun ouders geen vrees koesteren deelen zij alles mede - en die ouders kunnen dus een biik werpen in de ziel hunner kinderen . Zij leeren
aldus die ziel kennen - en die kennis wordt hun een leiddraad voor hun tack als ouders .
En wanneer het onderwijs niet to veel wil doen ; wanneer het onderwijs niet wil doen, dan waartoe het : n . 1, LEEHEN ZOEKEN - dan kweekt het zelfdiem standige menschen, menschen met dorst naar kennis,
menschen, die uit eigen oogen zien . Hebben wij alien, die niet leefden in een tijdperk van overlading, niet het meest
geleerd door onze liefhebberij-studie, door onze eigen
studie? „Waar blijven toch de knappe kinderen?" is gevraagd . Waar ze blijven ? Zij verdwijnen onder de menigte . En de reden er van ligt voor de hand . „Knappe kinderen" zijn zij, die precies weten, leeren, afinaken, wat
door hunne onderwijzers wordt verteld en opgegeven . De kinderen ontvangen den hoogsten lof, wijl zij het beste passers in het kader . Maar later, wanneer andere eischen worden gesteld dan die worden gesteld in dat kader ; wanneer andere personen moeten oordeelen,
dan de personen van dat kader, - later wanneer eigen oordeel, eigen biik, eigen kennis worden gevraagd, dan staan zij verlegen en komen op den voorgrond
90
OVEROPVOEDING
de anderen, die reeds in hun jengd de gelegenheid hadden - of namen - om zeif to zoeken, zeif to dwalen, maar dan om ook zeif to vinden . En dat is
het innigst ons eigendom, wat we zeif gevonden hebben . Wij eindigen met wat wij zeiden in den aanvang :
het betraehten van de juiste maat in de opvoeding is
moeielijker dan de overopvoedhig . Want tot het betraehten van die juiste maat is noodig : een diep inzieht in de kinderziel en een oordeelkundig optreden als we optreden . Gering is het aantal grondbeginselen, dat wij in het
hart onzer kinderen hebben to prenten .
Gering in omvang is de kennis, die het kind inder-
daad onontbeerlijk is . Maar om aan het kind die kennis to geven, en om in zijn ziel die weinige grondbeginselen to prenten
voorgoed, daarvoor zijn noodig - van den oiiderwijzer
de gansehe man en van de ouders het gansehe leven. 29 Januari 1893 .
XIII BEHOUDEN
egen het uitgeven van mijn tweede boek heb ik meer opgezien, dan tegen dat van mijn eerste" n zoo heeft eens een onzer letterkundigen, thans reeds overleden, gezegd . Dat tweede boek kon hem jets doen verliezen. Ofschoon niet alle menschen schrijvers zijn, valt voor alle menschen uit dit gezegde lets to leeren . Roekeloos omgaan met het eenmaal verworvene is immers geen zeldzaamheid . her zijn redenaars, zangers, schilders, die door talent en vlijt de toejuiching der menschen hebben verkregen . Die toejuiching heeft hen bedwelmd . Hun kracht overschattend, zijn zij zorgeloos geworden .
92
BEHOUDEN
Langzamerhand stompt hun scherpte af, dalen zij beneden wat zij eenmaal waren . Hoewel zij het aanvankelijk zeif niet bemerken, wordt het opgemerkt door de mensehen . Nu is het einde noodlottig . Hun kapitaal hebben zij verteerd, in plaats van to hebben geleefd van de rente . Ginds is een handelszaak . De grootvader heeft haar opgericht en tot bloei gebracht door zijn helderen geest en rusteloozen arbeid . Ook de zoon, waardig kind zijns vaders, heeft haar met al zijn krachten gediend . Maar nu de kleinzonen het heft in handers hebben komt er daling. Sterker dan zij is de weelde . Het heft, waarvan gezegd wordt dat zij het in handers hebben, is inderdaad in de handers hunner bedienden . Stipt gesproken is het ook dat niet, want het is in niemands handers . Het hoofd ontbreekt, en nu ontbrekkn ook leiding, zuinigheid, eerlijkheid, snelheid, regel -- nu ontbreekt alles . Den losgelaten wagers gelijk, beweegt de zaak zich nog eenigen tijd door de kracht, die haar eenmaal voortstuwde, om eindelijk stil to staan . Op gelijke wijze kunnen alle goederen verloren gaan, die eenmaal in ons bezit kwamen : kennis, invloed, vriendschap, gezondheid . Dat verlies doet pijn, vooral wanneer het een gevolg is van eigen schuld . Een kunstwerk zonder climax bevredigt niet . ,,Als een nachtkaars gaat het uit", zegt het yolk . Evenmin bevredigt ons een menschenleven, waarin het eens verkregene ver-
BEHOUDEN
93
loren ging . Daarom is dit dan ook jets, dat den wijze kenmerkt, dat hij niet in de eerste plaats zich uitstrekt naar nieuwe dingen, maar zich beijvert het eenmaal verworvene to behouden .
Gebrek aan waardeering van hetgeen hij bezit, is de groote oorzaak van 's menschen roekeloosheid . Maar dat gebrek aan waardeering heeft weer een oorzaak
op zijne beurt . Al wat inderdaad goed is dringt zich
niet of maar weinig op aan onze opmerkzaamheid . Niemand voelt dat hij gezond is - gezondheid bestaat
just daarin, dat men aan zijn lichaam niet herinnerd
wordt . Maar niet het minste kan er aan haperen, of het komt als pijn tot ons bewustzijn . Een rekening,
die men in staat is to voldoen, trekt onze opmerkzaamheid niet. Men voldoet haar en gaat over tot de orde van den dag . Maar een rekening, waarvan iemand
de betaling moet uitstellen, kost hem hoofdbreken . Een aangename, vriendschappelijke verhouding, bezorgt ons geen moeite, vraagt niet om onze aandacht. Er haakt
evenwel niet het minste, of wij moeten ons er merle bemoeien en ondervinden allerlei leed . Van zijn aanwezigheid geeft een goed geweten geen enkel blijk
maar het eerste, dat een kwaad geweten doet, is
aankloppen . Kortom, wat goed is hindert niet, doet ons geen overlast, geeft geen teekenen van zijn d arzijn -- en daarom vergeet de kortzichtige mensch zoo
94
BEHOUDEN
licht, dat het er niettemin is, dat hij het niettemin geniet, en dat hij treuren zal, wanneer het er niet meet is . Want dat zid hij . Om zijn verloren gezondheid treurt de kranke, om zijn verloren fortuin de gerumneerde, orn zijn verloren sucees de kunstenaar, die zichzelf overleeft - en de gevallene treurt om het verloren paradijs . Daarom hebben, alle eeuwen door, de verstandigen dan ook hierop aangedrongen, dat de mensch voortdurend de oogen zoude vestigen op wie minder bezitten dan hij, opdat hij daardoor zou komen to waardeering van het zijne . Vreemd! Wie tot die waardeering van het zijne gekomen is, er zich dagelijks in oefent, die bernerkt ook dagelijks rijker to zijn, dan hij zeif wel wilt . Uiterst nuttig - en noodig - voor menigen ontevredene is b .v . een bezoek aan een ziekenhuis of aan eeii blindeninrichting . De gelatenheid, de blijmoedigheid, de zielenadel van lijders en lijderessen, van mensehen, die een der kostbaarste organen missen, is heilzaam besehamend voor den gezonden, jeugdigen, sterken man, die niet weet waar hij het zoeken zal . Maar wij zijn niet gekomen tot waardeering van wat wij bezitten, of wij komen tot de wetenschap, dat alles op de wered vermindert, zoodra het niet meet wordt verzorgd, beschermd, aangevuld, onderhouden . Een onbewoond huffs vermindert in een enkel jaar meet dan in tien jaren, waarin het bewoond is.
BEHOUDEN
95
Hoe de dingen voor ons behouden kunnen blijven iedereen weet het wel, zoodra hij er maar van overtuigd is, dat daartoe jets dient to worden gedaan .
Gezondheid wordt behouden door slaap - er wordt
to wejnig geslapen! - door matigheid, door een geregeld levers . Kennis wordt behouden door herhalen en altijd weer herhalen . Vriendschap wordt behouden door een rechtschapen handel en wandel vooreerst,
maar dan ook door deel to nemen in elkanders lief en leed . De bloei eener onderneming wordt behouden
door voortdurende inspanning ; door kennis to nemen van de teekenen des tijds en met dien tijd merle to gaan ; vooral door elken dag to arbeiden alsof het de
eerste dag der onderneming ware . Een van 's levens
schoonste dagen is de dag van het huwelijk . Hooge gedachten, heilige voornemens stroomen dan door's menschen borst. Dan viert de liefde haar lentefeest. Behouden
kan zij blijven, die refine stemming, die hooge verrukking, wanneer ieder van de twee van deze ure of maar hun levers beschouwe als middel om den ander gelukkig to makers . De roem van den kunstenaar blijft behouden, wanneer hij aan elk nieuw kunstwerk op
nieuw zijn ziel geeft . Kortom : zullen wij niet achter-
uitgaan, niet verliezen datgene, wat we eenmaal verkregen en op welks bezit wij prijs stellen, wij kunnen het behouden - maar dan moeten wij het hoofd koel
doers blijven en het hart warm ; dan moeten we inge-
96
BEHOUDEN
togen en matig leven ; geen alkohol vergiftige onze
hersens ; geen zonde vervulle ons gemoed met angst ; geen kleinzieligheid verduistere ons oog voor de groote waarheden . Altijd vaardig, altijd op zijn post, altijd levend met het hart, kan de mensch - en leeft hij
anders, dan kan hij het niet - behouden wat hij heeft. Met een tweetal opmerkingen besluiten wij dit artikel . Moeten wij trachten alles to behouden, wat wij eenmaal verwierven ? Zijn er geen dingen, die wij moeten laten
verloren gaan ? Missehien - in een enkel geval . In
den regel zal het wijs zijn niet prijs to geven wat eenmaal wend verworven . Honderden meisjes, die piano-
spelen hebben geleerd, laten, vrouw en moeder geworden, deze kunst verloren gaan . Haar zouden wij willen
toeroepen : houdt wat ge hebt ! Gij kunt dat, door elken
dag een enkel kwartier u to blijven oefenen . Gij behoeft u niet nit to strekken naar een hoogeren trap in de
kunst, maar laat wat ge eenmaal hebt bereikt niet verloren gaan . Dikwijls hebben wij Opzoomer hooren
zeggen : „Toen ik hoogleeraar in de wijsbegeerte werd,
stond ik voor de vraag of ik mijne studien in het Recht zou aanhouden of niet . Than s, mijn leven overziende, kan ik niet dankbaar genoeg zijn, dat ik die
studien niet heb laten varen ." En zoo meenen wij, dat niemand er ooit berouw over zal gevoelen, zij het dan
ook ten koste van eenige moeite, to hebben behouden, wat hij zich eenmaal verwierf.
97
BEHOUDEN
Ten tweede : „Voeg de seherven saam van uw stuicgebroken levensgeluk," - zoo zegt in Sudermann's „Heimat" de Predikant tot Magda - „ en bouw u een nieuw levensgeluk van die scherven" . Die woorden bevatten practische levenswijsheid . Niemand late zich overwinnen door het lot, overheerschen door de smart, breken door clroeve ervaringen . Wie dat doet, hij laat
ook verloren gaan wat hij nog heeft, al is dat dan zeer weinig. Niets ga verloren van wat wij bezitten - al is dat dan niet meer dan een handvol gnus van vroeger geluk . Maar aan iedereen, wiens geest zoo groot is, dat
hij Sudermann's woorden en verstaat en opvolgt ; aan iedereen, wiens idealen wel zijn gesleurd door het slijk, wiens levee wel vol is van verborgen leed - hartzeer
wordt dit treffend genoemd - maar die toch van wat overbleef tracht to maken wat er nog van to maken is ; aan iedereen, die zich daartoe vermant - durven wij voorspellen, dat zijn oogen een nieuwen horizon zullen aanschouwen . Dit zal wel een andere horizon
zijn dan die van weleer - maar een horizon is het toch . 20 Maart 1893 .
7
XIV 'S LEVENS TWEESPRONG
I
n den laatsten middernacht van het oude jaar zoo sehreef ongeveer een eeuw geleden Jean Paul stond een oud man aan het venster . Als spookversehijnsels kwarnen hem de sehoone dagen zijner jeugd voor den geest . Levendig herinnerde hij zich den heerlijken lentedag, toen zijn vader hem op den tweesprong des levens braeht, die rechts langs de zonnebaan der deugd op een uitgestrekt vreedzaarn land, vol lieht en vol oogst, uitloopt, en links door de molshoopen der zonde afdaalt in een spelonk, vol afdruipend vergift . Hij was links gegaan - en nu was hij in de spelonk . Aan zijn tong hingen de giftdroppels . Vol angst zag hij op naar den hemel en riep : ,,Geef mu de jeugd
'S LEVENS TWEESPRONG
99
weer, o Vader ! Plaats mij weer op den Tweesprong, opdat ik een andere keuze doe ."
Duizenden jongelieden hebben trouw beloofd aan
de beginselen, waarin hunne ouders hen lieten onderwijzen . 1 ) Mogen die beginselen niet bij alien dezelfde zijn, niet een is er of hij heeft beloofd zijn levee to willen rein houden, den weg to willen kiezen, die
„uitloopt op een land vol lieht" .
Daar stond die oude man aan het venster . Ook hij
had eenmaal reinheid van levee beloofd . Maar hij was die belofte niet nagekomen . Daar stood hij nu, met -een verwoesten geest, met een verwoest lichaam, zonder vrienden, door geen liefde omringd . Knagende pijnen
pijnen van de wroeging - verseheurden hem de
borst . 0, als hij zijn levee nog eens over kon levee ! Dan zou hij alles anders doers . Hij zou dan wijzer zijn . Nu wist hij, dat de genoegens, die hij had nagej aagd, gelij k zijn aan uitgebrand vuurwerk . Kon de dag nog maar terugkomen, de heerlijke dag, waarop hij trouw aan het goede beloofde, de dag, toen hij
nog j ong was en onbedorven .
Wat die oude man to vergeefs vraagde, dat, waarom hij to vergeefs d e handers wrong, Gij bezit het, Jonge1 ) Dit opstel is geschreven met de gedachte aan jonge mensehen, die burs belijdenis hebben gedaan . - Noot van den Uitgever.
100
'S LEVENS TWEESPRONG
lieden ! die heden trouw belij dt aan het beste, dat er is . Gij bezit nog uw jeugd, uw onbedorven jeugd . Gij staat nog aan 's Levees Tweesprong . Nog ligt het levee voor u open . Nog hebt gij dien schat in de hand . De jaren des levees komen slechts eene maal . Die eene maal moeten zij nog komen voor U . Gij gaat dat levee, de wereld thans in . Met dat levee wilt ge iets verriehten ; in en voor de wereld wilt ge iets zijn . Een ideaal zweeft u voor oogen . En weet gij nu, welke de donkere plekken in uw levee zullen zijn ? De dagen, de uren, waarin ge dat ideaal uit het oog verliest . De oogenblikken, waarin ge aan dat ideaal niett arbeidt . En daarom moet ge alle mogelijke middelen aanwenden, naar alle mogelijke middelen zoeken, die u dat ideaal voor den geest houden . Er zijn van die middelen . Vooreerst : zoekt het gezelsehap van edele en beschaafde menschen . leder gesprek met hen, onversehilig waarover het loopt, wijst u ten slotte op uzelf terug en op uw idealen . Bij edele en beschaafde menschen zult ge spoedig ontdekken, dat in bun borst hetzelfde woont, wat in a leeft, wanneer ge in de edelste stemming zijt . Die ontdekking zal u altijd sterker maken en gelukkiger tevens . Niet voor iedereen staat de omgang met voortreffelijke menschen open. Maar wel liggen voor iedereen open de geschriften van de besten . Die geschriften moet ge lezen . Elken dag uw tiers bladzijden -- dat
'S LEVENS TWEESPRONG
101
zij uw levensregel . Dan komt ge elken dag in aanraking met de groote gidsen . En wanneer de neertrekkende maehten, die u in de wereld aan alle kanten omringen, uw gedachten hebben afgeleid, die bladzijden zullen ze weer vestigen op het eene noodige .
De keerzijde hiervan is, dat ge slechte menschen en slechte boeken vermij den moet . Trouw aan wat ge hebt beloofd zal a van zelf reeds zooveel strij d kosten,
dat ge dien niet noodeloos behoeft to vergrooten . Kwade samensprekingen bederven goede zeden . slechte
lectuur verwart den geest . Ook de sterksten zijn to verleiden . Vermijdt menschen en boeken en plaatsen, die u zouden kunnen verleiden .
In Frankrijk's hoofdstad stood een man voor zijn rechters . Daar sprak hij deze woorden : ,,J'ai fait,
pendant ces derniers fours,
un long examen de con-
science ." - „ Ik ben in deze laatste dagen afgedaald in de
diepte van mijn geweten ." Of die man schuldig is, wij wij willen het niet beoordeelen . Maar wij leeren hieruit,
dat een beroep op dat „Geweten" het eenige is, wat
een menseh in de ernstigste en gevaarlijkste oogenblikken overblijft, en hem in die oogenblikken, wanneer hij het inderdaad kan doen, kracht schenkt . Maar zullen wij dat geweten rein houden, dan moet dat „examen de conscience" voortdurend plaats hebben . Gij hebt geleerd, Wien ge in dat geweten ontmoet .
En die ontmoeting is voor de reinheid uwer idealen
102
'S LEVENS TWEESPRONG
nog noodiger dan de leetuur van wat de grootsten der menschen hebben to boek gesteld . G aat dan zoo de wereld in . Die wereld heeft groote behoefte aan u. Zij is vol cynisme, alledaagschheid, kleinzieligheid . Van geestelijke dingen begrijpt ze weinig . Gij zult hoe ouder gij wordt des to meer bemerken, dat zij zich weinig bezighoudt met datgene, waarvoor gij heden gloeit . Van idealen bij voorbeeld, ik bedoel van refine en hooge, heeft zij bijna geen verstand . Toch zou die wereld to gronde gaan, indien er niet voortdurend menschen bij kwamen met in hun hart jets van hetgeen gij heden gevoelt . Spottend met fijnheid van gemoed, leeft de wereld intusschen van de fijnheid des gemoeds, die in anderen is . Sedert de dagen van Columbus verrijkt dezelfde wereld zich met de schatten, door geloof en geestdrift ontdekt, dezelfde wereld, die dit geloof en die geestdrift uitmaakt voor krankzinnigheid . Op een land vol oogst loopt de zonnebaan der deugd uit . Die oogst is tweeerlei . Een, dien gij misschien, en een, dien gij zeker zult ontdekken . De eerste is de vrucht van uwen arbeid . Die zult ge misschien noon zien . Daarom moet ge leeren er noon naar to vragen . Wel is die oogst gewis, want arbeid geschiedt noon to vergeefs . Maar uw oog zal hem misschien noon aanschouwen . Gij hebt hem dan ook niet to zien
'S LEVENS TWEESPRONG
103
gij hebt to zaaien en den oogst over to laten aan de hoede eens Anderen . Maar er is nog een oogst, voor wie de wereld
doorgaat, trouw aan een ideaal, dat leeft in zijn hart . Die oogst heet zielevrede, heet kalmte to midden van den levensstrijd, heet cooed om alles aan to durven, heet lust in het levee en vrede bij het sterven . Dit flu hebben wij U nog eens willen zeggen, nu
Gij aan 's Levees Tweesprong staat . Toen de oude
man van Jean Paul handenwringend uitriep : „Keen weer, Jeugd ! keen weer !" toen keerde zijn j eugd weer,
want hij was nog een j ongeling : hij had op Oudejaarsnacht slechts zoo benauwd gedroomd . Maar zijn dwalen was geen droom, en nu werd hij een tinder mensch .
Die droom, zoo gaat de schrijver dan voort, zal voortaan de rechter zijn van zijn lezers . Evenzeer zal van U, die thans aan het einde staat van het onderwijs
in godsdienst en zedelijkheid, dat onderwijs de rechter worden . T ooit zult ge kunnen zeggen : ,,had ik het maar geweten ! hadden mijn ouders het mij maar doen
leeren !"
Het onderwijs, door U. ontvangen, ligt uw gansche levee to uwer verantwoordelijkheid . 27 Maart 1893 .
.V SOLID AR IT El T
en vreemd woord, dat, als meer vreemde woorden,
E nog niet door alle menschen woodt begrepen .
Velen verstaan het woord, maar gevoelen weinig voor de zaak - anderen maken ernst met de zaak, ofschoon zij geen verstand hebben van het woord . Solidariteit beteekent : WEDERZIJDSCHE VERPLICHTING . Men kan het ook vertalen door : ONDERLINGE VERANTWOORDELIJKHEID . Wanneer iemand zoo onbeschaafd zou zijn om in tegenwoordigheid van een officier, een predikant, een geneesheer, zich ongunstig uit to laten over een officier, een predikant of een geneesheer, en de tegenwoordige officier neemt het op voor zijn kameraad, de predikant of geneesheer voor zijn collega, dan doen zij dit uit een gevoel van
SOLIDARITEIT
solidariteit .
105
Solidariteit is het, wanneer iemand zegt
„ik laat mijn vriend niet beleedigen," kortom, wanneer
de eene mensch zich aantrekt wat een ander is wedervaren, en wel zoo, alsof dat wedervaren was aan hemzelf, dan noemen wij dat : solidariteit .
Nu is er tweeerlei opvatting van die onderlinge
verantwoordelijkheid :
een valsche en een ware . Op
beide vestigen wij achtereenvolgens de aandacht .
De valsche opvatting van solidariteit bestaat in de
meening, dat de fouten en misslagen van den een
verhaald mogen worden op den ander . Men noemt,
naar deze opvatting, iemand, die een misstap begin g,
„een schandvlek van de familie" . Maar - zoo mogen we toch vragen - kan die familie dan helpers, dat een harer leden zich Inisdroeg? Moeten de ouders, die meer zorg hebben besteed aan, meer smart hebben
geleden door dit eene kind dan door alle andere
kinderen to zamen, moeten die ouders nu daarenboven nog worden beschouwd als hadden zij de font begaan en niet hun kind? Moeten de broeders en zusters van
den of van de gevallene nu worden beschouwd alsof
zij zelf warm gevallen ? Moet de vader de schande
dragen zijns kinds, het kind de schande des vaders ? Aldus geschiedt het dikwijls in de wergild, maar alle gevoel van rechtvaardigheid, dat in ons is, verzet zich
daartegen . Wie een enkel oogenblik nadenkt, wie
106
SOLIDARITEIT
overweegt, dat bijna elke familie een afgedwaalde heeft to dragen, en dat Been enkele familie zeker is, of niet morgen een harer leden afdwalen zal - wie dat ook maar een oogenblik in overweging neemt, die zal voorgoed moeten afzien van zijn valsehe opvatting van solidariteit . In sommige kringen trefl'en wij een sterk gevoel van solidariteit aan . Dit is gewettigd voor het geval, dat niemand tot zulk een kring words toegelaten, tenzij hij voldoe aan zekere eischen van moraliteit, en niemand tot zulk een kring kan blijven behooren, zoodra hij een dier voorwaarden heeft geschonden . Gnat het dragen van de epaulette of van de toga, gaat het voeren van zekeren titel noodwendig samen islet achtenswaardigheid, dais is het plicht, dat alien, die then titel voeren, dat alien, die toga dragen of epaulette, voor elkander opkomen . In het tegenovergestelde g evil zou de solidariteit iemand in de onaangename noodzakelijkheid kunnen brengen het onverdedigbare to moeten verdedigen, en zulk eene solidariteit is de ware niet Op die ware solidariteit willen wij thans alien nadruk leg gen . Daartoe dienen wij to letten op het feit, dat alle mensehen op elkander invloed oefenen . Denken wij niet aan de geheele mensehhei.d, denken wij slechts aan een enkel yolk, b .v . aan het onze . Gijn scholen
SOLIDARITEIT
107
en kerken, zijn steden en wegen, ganseh zijn besehaving ontving het tegenwoordig geslacht van zijn vaderen,
gelijk onze kinderen haar ontvangen van ons . En de vies millioenen Nederlanders, die in den zelfden tijd
leven, staan ook niet op zichzelf . Een enkel goed mensch is velen ten zegen : een enkele booze is velen ten verderve . Een ramp voor de geheele natie is de ramp van een enkele provincie, ja die van een enkele stad, en ook vaart de
gansehe natie wel bij de welvaart van een hares deelen . Staakt een enkele levensverzekering haar betalingen dan wordt het vertrouwen in levensverzekeringen in het alge~ meen geschokt, en alle bestaande maatschappijen, ook de
soliedste, ondervinden er den nadeeligen invloed van . Wanneer van een reeks stilstaande wagens de laatste een duw ontvangt, kunnen wij de mededeeling dies kracht van wagen op wagen waarnemen . Eindelijk
ontvangt de voorste wagen een schok - op hem is door middel van den geheelen trein de duw overgebracht, then de laatste wagen ontving . In de maatschappij
gaat het evenzoo . Alle belangen hangen samen . Met elkander in verband staan de toestanden, waarin de
verschillende menschen zich bevinden . Wie meent in deze wereld op zichzelf to staan, hij dwaalt .
Wie zich nu goed doordringt van dezen samenhang van alley handelen ; het zich duidelijk voor den geest
brengt, dat in de maatschappij alien den invloed onder-
vinden van alien ; in hem moet, wanneer hij een goed
108
SOLIDARITEIT
mensch is -- en minder flog : reeds wanneer hij alleen maar een verstandig mensch is, - het gevoel diet solidariteit ontwaken, die wij de ware zouden willen noemen . Voor wat anderen wedervaart gevoelt hij zich voor zijn deel aansprakelijk . Hij gevoelt, dat in wat de anderen zijn zich jets weerspiegelt van wat hij zelf is . Niet dit is de ware solidariteit, dat de een moet verdedigen van den ander wat inderdaad niet to verdedigen is, noch dat de een de schande moet dragen van den ander, van welke schande de oorzaak geheel buiten hem ligt, maar dit, dat wij voor elkanders welzijn verantwoordelijk zijn, in zooverre wij in staat zijn dat welzijn to behartigen . En ja, stood het in ooze macht een misstap to voorkomen, en voorkwamen we dien misstap niet, dan komt de schande van dien misstap ook op het hoofd van wie haar had kunnen verhinderen, maar het niet deed . Nog is het gevoel der ware solidariteit niet algemeen genoeg . Tegenover deze solidariteit staat de stemming van hem, die vraagt : ,,ben ik mijns broeders hoeder ?" en die voor zichzelf heeft uitgemaakt dat hij dat niet is . Menschen, die dat voor zichzelf hebben uitgemaakt, zijn er flog altijd. Daarom moet flog altijd met het gesproken en geschreven woord over dit onderwerp worden gehandeld, opdat meet en meet het aantal toeneme van hen, die zich voor alley heil verantwoor-
SOLIDARITEIT
109
delijk gevoelen naar de mate hunner eigen kracht . Is nu eenmaal het gevoel van solidariteit ontwaakt, dan staat men voor de practische vraag : „wat moet ik voor de anderen doen ?" Op die vraag komen allerlei antwoorden, maar niet vele zijn afdoende . Toch alleen een afdoend antwoord heeft waarde. Misschien verdient het oude antwoord overweging : vervul den plicht, die voor de hand ligt . Een onderwijzer zou aan zijne klasse duidelijk waken wie onze naaste is . In de klasse warm vele intelligence leerlingen gezeten . Maar een, die veel ouder was dan
de anderen, was achterlijk en spraakgebrekkig . Men hoorde nooit zijn geluid . „Wanneer ge op weg naar school" - zoo vraagde de onderwijzer aan een der knapen - ,,iemand in het water zaagt vallen, zoudt ge hem er dan uithalen ?" Na eenig stilzwijgen antwoordde de gevraagde : „daarover zou ik mij nog eens moeten bedenken ." En hoor, daar klinkt nit den mood, die antlers zich nooit opende, stotterend en driftig : „ dan is het al to laat " Wat minder spreken, wat minder bedenken en wat meer vervulling van den voor de hand liggenden plicht, ziedaar wat, naar onze bescheidene meening, het gevoel van solidariteit voorloopig van ieder onzer vraagt . 1 Mei 1893 .
xv' WANT
A
0UWEN
an het onvomaakte sehepsel, dat ,,rnenseh" beet, is geen alwetendheid gesehonken. Nooit is hij op sneer dan eerie plaats to gelijk, en wanneer hij jets waarneemt, is dat th den regel nog gebrekkig . Vooral heeft hij moeite met bet beoordeelen zijner medesehepselen . IIij vermag niet door to dringen tot hunne gedachten . Nooit ziet hij den bodem hunner ziel . Hunne woorden hoort, hunne daden aansehouwt hij, maar de bron, waaruit die daden en woorden vloeien, blijft voor hem een niet to ontsluieren geheim Het hoogste, dat hij bereiken kan, is jets orntrent die bron ult die daden en woorden of to leiden. Aangaande de ziel onzer
WANTROUWEN
medemensehen
is ons
111
geen wetenschap gegund. Wij
hebben to leven bij vertrouwen .
Maar voor samenwerking is dat vertrouwen noodzakelijk, als licht voor het zien en geluid voor het hooren . Door wantrouwen wordt het huwelijk vernietigd, des huisgezins vrede verstoord, vriendschap verbroken,
dienstbetoon verijdeld, veerkracht verlamd, ijver afgestompt, de maatschappij ondermijnd . Het wantrouwen wapent de natien tot de tanden en drijft de oorlogsbudgetten op tot aan de grens van bersten . Het vergalt het genot van elke teug water, door vreemde hand gereikt . Het maakt den geestigsten man stroef, den
moedigsten bevreesd, den kalmsten onrustig . Zoo doet het wantrouwen samenwerking - een der schoonste verschijnselen in de menschheid -- verkeeren in ellende
en heft haar eindelijk op . „Aan een kettinghoild" zoo heeft eens iemand gezegd - ,,is het wantrouwen gelijk . Het houdt onze vijanden op een afstand, maar onze vrienden ook" Toch is daarrnede nog geen kwaad
genoeg er van gezegd. Het maakt die vijanden nog boozer dan zij waxen, en het brengt in die vrienden boosheid, die zij niet kenden . Wantrouwen vernietigt het cement,
dat menschen met menschen verbindt, en daarom is het niet overbodig eens na to denken over menschen,, die wantrouwen,
menschen, die gewantrouwd worden, en menschen, die wantrouwen zaaien .
112
WANTROUWEN
De ineeste menschen vangen aan met vertrouwen .
De jeugd is openhartig, denkt geen kwaad en heeft
behoefte om zich to openbaren. Door duizend droeve
ervaringen wordt men eindelijk wijs -- als men het wordt. Geen pessimist behoeft men to zijn om to ver gedreven openhartigheid gevaarlijk to heeten . Lezen kunrien weinig mensehen . Maar even weinig mensehen kunnen goed verstaan . Domine vrienden zijn daarom
dan ook iiiet minder gevaarlijk dan vijanden met een viug verstand . Die vijanden zeif zijn overal, en dik-
wijis char, waar men ze het minst verwacht . ilet onschuldigste wooed maken zij tot een wapen tegen u . Dikwijls berokkenen zij u nadeel meer nog door hun
zwijgen dan door hun spreken . En zoo ondervindt de
menseh op zijn tocht door het leven teleurstelling op teleurstelling. Telkens meent hij nu eens den man to hebben gevonden, op wien hij bouwen kan - en telkens ziet hij zijn geloof beschaamd . Zoo ontkiemt in de ziel het wantrouwen .
En toch - heel in de diepte onderzocht, pleit wantrouwen tegen ieder, die het koestert . Wie zich beklaagt over de boosheid der menschen, moest zich eigenlijk bekiagen over elgen geniis aan tact om met de mensehen
om to gaan . Wie teleurgesteld wordt in de verwachtingen, door hem omtrent bepaalde personen gekoesterd - die onderzoeke eens of hij voor die verwachtingen reeht had, of hij ze koesteren rnoeht.
113
WANTROUWEN
Gelijk de kinderen
kleine menschen zijn, zoo zijn
de menschen groote kinderen . Laat ons dan van de kinderen leeren . En di-t leeren zij ons : ons wantrouwen maakt hen slecht, ons vertrouwen heft hen op en prikkelt hen om datgene to worden, waarvoor wij ze houden .
In onze dagen heerscht veel wantrouwen .
Gelijk het tussehen twee menschen, bij wie jets broejt, eindebjk tot een uitbarsting komen moet, zoo
zal het ook in de maatschappij tot een uitbarsting
komen, wanneer niet spoedig het onderling vertrouwen terugkeert. En wij kunnen de menschen vertrouwen . Voor vertrouwen is proud . Die proud is het geweten, dat ieder bezit, rijk of arm . flet geweten, dat ook hij bezit, die zelf zegt niet to weten wat het is . vertrouwen op het
wij kunnen
rnensehelijke, dat nog nooit door
een menseh geheel en al kon worden uitgeschud .
Hebben tivantrouwende naturen peen gelukkig levee -
het pad van hen, die gewantrouwd worden, en dat
ten onreehte, loopt ook niet over rozen . Onsehuldig to zijn en zich verdaeht to weten van allerlei bedoelingen, gezindheden, overtredingen, waaraan men vreemd is, ziedaar een pijnigend besef. Zelfs de sterkste geesten lijden hieronder . En wat het gevaarlijke van de zaak is : men loopt kans datgene to worden, waarvoor men
wordt gehouden . Reeds zeiden wij het : wantrouwen
114
WANTROUWEN
en voiwassenen evenzeer. maakt ecu kind slecht Tegen het wantrouwen der medemensehen is van oudsher de raad gegeven : ,,hoed u voor den schijn van het kwaad" . En die oude raad is niet zonder reden in de wereid gekomen . Dc rnenigte, niet opgeleid in het doordringen tot wat zij niet ziet, oordeelt alleen naar wat zij voor oogen heeft . De wijze zal dan ook de rnenigte niet door den schijn op ecu dwaalspoor brengen . Evenwel - de opmerking is van Schleiermacher het is niet genoeg zich to hoeden voor den schijn van het kwaad . Er moet jets bij kornen . Het is noodig, dat van ons het goede openbaar worde . Dc schiju van ontrouw moet niet vermeden worden alleen - trouw moet daarbij blijken . Aan de verdenking van oneerlijkheid moet niet alleen elke schijnbare grond ontnornen worden - bewijzen van eerlijkheid moeten voortdurend aan het licht treden . Kortom : wie aan het wantrouwen van mensehen on aan de gevaren, die voor hem daaraan verbonden zijn, ontkomen wil, hij beantwoorde het met eon streng levee . Zaak zal het zijn voor alien, die kinderen hebben op to voeden, die kinderen reeds vroeg to gewennen aan deze twee levensbeginselen, opdat zij goed toegerust zijn, wanneer do strijd des levees voor hen begint . Dit onderwerp is rijk als het levee . Wij kunnen het hier dan ook niet behandelen zooals het verdient to
WANTROi7WEN
115
worden behandeld. Slechts eene opmerking willen we nog makers . In den regel wordt wantrouwen met wantrouwen beantwoord . Maar wie dit doet, will vuur blusschen met brandstof. Met den vinger is aan to wijzen
hoe zij, die dit deden, daardoor to gronde zijn gegaan . Neen - een wantrouwende wordt niet anders ontwapend dan door vertrouwen . In den aanvang wordt dit aan-
gezien voor spel -- maar indien het vertrouwen crust is, indien het inderdaad berust op geloof aan's mensehen
beter ik, dan is aan dat vertrouwen in het eind de overwinning . Jaren volgehouden, maakt het vijanden tot vrienden - tegenstanders tot bondgenooten .
Deze besehouwing wordt door de meesten niet ge-
deeld . Wij dringen h a.ar dan ook aan niemand op . Men kan evenwel een proef nemen . Wanneer iemand tot u kwaad spreekt van een ander, zeg dan eens - als ge
dit naar waarheid kunt - : „de ander spreekt beter over u dan gij over hem", en let dan eens op wat er
gebeurt. De kwaadspreker zal ontroeren . Hij zallangzamerhand inbinden - en zijn vermoedens zal hij niet
nicer herhalen . Slechts door vertrouwen wordt wantrouwen weggenomen .
Wanneer we nu nagaan hoeveel iced dat wantrouwen brouwt, hoeveel het in de wereld onnoodig doer lijden, dan is het duidelijk dat zij, die wantrouwen zaaien,
niet in de eerste plants de weldoeners der meli .schheid
116
WANTROUWEN
kunnen genoemd worden . Helaas' er zijn menschen, die er genoegen in vinden goede verhoudingen to verstoren, vijandsehap to kweeken, haat to strooien . Deze moedwil is vreeselijk . Er is een afdoend middel om hem to breken, het heet : niet-luisteren . Een beschaafd mensch luistert dan ook niet naar de woorden van hem, die argwaan wekken wil . Maar - het woord „beschaafd" aldus opgevat - er zijn maar weinig besehaafden . In de meeste gevallen vindt de man, die onkruid zaaien wil, een toebereiden bodem, vindt de kwaadspreker een gewillig oor . Onze hoed is er voor, om door ons to worden opgenomen, zoodra iemand begirt kwaad to spreken . Verstrooidheid van gedachten is ons geoorloofd, wanneer een afwezige het moet ontgelden . Het is niet in strijd met den goeden toon, slechts naar goede toners to luisteren . Kwaadspreken wie heeft het ook weer gezegd ? kwaadspreker sehaadt drie menschen : hem die het doet -- hem, van wien het wordt gedaan, --- hem, die er naar luistert. De eerste niet to zijn, noch de laatste dat althans staat in ieders macht. 15 Mei 1893 .
XVII SCHIJN EN ZIJN
D
ie meer wenschen to schijnen dan zij zijn, bereiden zichzelf onn.oodig een leven, vol van moeiten en verdriet . WW nu iedereen van nature een vijand is van moeiten en verdriet, zoo zou men verwachten, dat er niemand is, die schijn verkiest boven wezen, en toch komt die verwachting niet nit . Dit echtpaar richt zich in boven zijn krachten ; ginds dingt iemand naar een betrekking, waarvoor hij niet is berekend ; een ander plaatst zich op een standpunt, waarop hij niet behoort ; weer anderen houden beweringen vol, die zij niet waar kunnen maken . Van dit „gaan boven zijn krachten" zijn de gevolgen,
118SCHIJN EN ZIJN
gelijk we widen : moeiten en verdriet, en dit willen wij eens uitrekenen . Tot die gevolgen hebben we to i'ekenen : uitputting. Wie ineer uitgeeft dan hij ontvangt, moet zijn kapitaal aanspreken . Dit is over to brengen op ieder terrein . Wie zich uitgeeft voor jets, dat hij niet verstaat, sloopt zijn krachten door de bovenmenschelijke inspanning om datgene, waarvoor hij niet berekeid is, toch to verrichten . In allerlei bochten moet hij zich wringen, die meer beweert, dan hij kan volhouden, en wie zich in allerlei bochten moet wringen verliest ten laatste het vermogen om waar en niet waar, goed en kwaad nit elkander to houden . Dc krachten nemen of ; elken
dag nadert met groote zekerheid en met meer snelheid tevens het oogenblik, waarop het verborgene zal koinen aan het licht, de waarheid zich een weg zal maken door het kleed van den schijn en zoo is de uitputting, die de waarheid aan het licht zal brengen, to gelijk de moeder van den angst, dat die waarheid aan het licht komen zaL Van onwaarheid spreken wordt gewaagd - maar men wijde wat meer aandacht aan het onwaar ZIJN . Menschen over wier lippen nooit een onwaarheid kwam, kunnen nochians een schijnleven leiden, dat zeif een enkele groote onwaarheid is . Nu wreekt alle onwaarheid zich maar geene zoo geducht als het onwaarachtige ZIJN .
Dit ontneemt den mensch een zijner kostbaarste goe-
SCHIJN EN ZIJN
119
deren ; het ontneemt hem zijn VRIJHEID . Wanneer iemand is zooals hij zich voordoet, wat gaan hem de mensehen aan? Maar wie anders wiT schijnen dan hij
is, geeft zieh in dat zelfde oQgenbhk gevangen, en wel -- bitter lot! - gevangen aan tie mensehen .
Waarom haalt men zich dan toch zooveel verdriet
en moeiten op den hall ? Waarorn puttee de menschen
dan Loch hunne kraehten nit, ziehzelf minder goed beliandelende dan hue kip, die zij niet slaehten, maar voeden, tot het geven van eleren? Waarom brengen
zij onrust over hue levee, zich werpend in een stroom
van onwaarachtigheid? Waarom zet men zijn vrijheid
op het spel? Omdat men to weinig trots bezit en to
weinig cooed . Trots hebben we noodig, dat is : de kraeht orn goed
to noernen wat, volgens onze innigste overtuiging, goed is, al zou de heele wereld er anders over denken . Wanneer iemand om ,,zijn stand op to houden" zich inricht boven zijn krachten, dat niemand dat trots noeme . Orngekeerd, wanneer hij sober leeft naar zijri inkomen, dan is het joist de trots, die hem laag
doet iieerzien op het gesmaal tier mensehen, tie trots, die hem kraeht geeft zich boven tie rninaehting van sommigen verheven to gevoelen . Noem het geen nederigheid, wanneer iemand een
tank niet aanvaarden wil, zeggende : ,,ik bee er niet
120
SCHIJN EN ZIJN
toe bekwaam" . Een hoog gevoel van trots is het, dat
hem sterk doet zijn om de verzoeking to weerstaan,
hem doet verlangen to blijven, die hij is . Voorzeker uit andere motieven kan dit alles ook voortkomen, nit
bekrompenheid, uit gebrek aan zelfkennis, uit beschroomdheid - maar liefst kome het voort nit het fiere gevoel van niet to willen schijnen wat men niet
is, een fierheid, waarin immers dit ligt opgesloten : wat
ik nu schijn, al is het weinig, dat Uen ik dan nu ook . Maar bij dien trots hebben we moed noodig . In een vergadering wordt het voorstel gedaan bij een bepaalde
gelegenheid een feestelijken maaltijd to houden . Een
zekere som zal daartoe van ieder worden gevorderd .
Phantaseer ik, wanneer ik zeg, dat vrouw en kinderen zich dikwijls het brood uit den mond moeten sparen, wijl vader, „om zijn fatsoen op to houden", aan dien
maaltijd moest meedoen ? Laat ons dit geval niet licht rekenen . Ni et licht rekenen den moed, die noodig was, om alleen in die vergadering op to staan en to zeggen ,,Mijne Heeren ! Ik ben voor het brengen der bedoelde
hulde . Gaarne zoude ik die hulde gebracht zien door het
houden van een feestmaaltijd - maar mij aangaande, ik kan niet meedoen, want mijne middelen laten het niet toe" . Indien iemand dien moed missen zou
wie zou
hem er hard over durum vallen ? En toch, ,ls hij zoo sprak de load zou mannelijkk zijn, eerbied waardig,
SCHIJN EN ZIJN
en . . . zij zou worden gerespeeteerd . Want trek valt waar to nemen bij de mensehen
121 ook die
MOED MAAKT INDRUK .
Ongedwongen, vredig, een hemel gelijk is het levee, wanneer onze tack overeenkomt met onze kracht, onze uitgaven met onze inkomsten, onze beweringen met onze argumenten, onze plaats in de wereld met onze beteekenis . De wijze gaat zelfs nog iets verder . Hij geeft minder uit dan hij ontvangt, beweert minder dan hij kan bewijzen, maakt op minder 'eer aanspraak, dan waarop hij reeht heeft, en tracht naar grooter bekwaamheden, dan de tack, waarvoor hij staat, van hem eischt -- hij tracht MEEK TE ZIJN DAN TE SCHIJNEN . Jan de Graan grog de wereld in met de schoonste brieven van aanbeveling aan de aanzienlijkste personen, maar h hee ft die brieven nooit overhandigd . Het levee van dezulken is een massief levee Waar men het openbreekt, het is overal vol waarde . Het is een hemel op aarde. Maar een schijnwereld is een hel . Het verbreken van die wereld mag gepaard gaan met een schok, na dien schok komt een gevoel van verademing, verbssing, bevrijding. Een teringlijder had maandenlang zijn erode voelen
122
SOHIJN EN ZIJN
naderen, maar niemand had hem daarvan gesproken, integendeel : iedereen had hem beterschap voorgespiegeld . Zijn zuster had eindelijk den cooed hem de waarheid to zeggen . En zie, wat er gebeurt . Juist het omgekeerde van wat men had verwaeht . Gees wanhoop, rnaar na den schok de uitroep : ,,Goddank! dat 1k nu die schijnwereld nit ben, dat 1k verlost ben van miju leugenachtig bestaan" . En nu kwamen er nog eenige dagen, zalige dagen van beschikkingen, van betuigingen van dank en van liefde - weemoedvolle, maar toch zalige dagen - ja - de waarheid en de waarheid alleen kan ons vrij makes . Zij nu, die ors den mond der stervenden den glimlach des vredes legt - zou zij gees rust kunnen brengen in de harten der levenden? 19 Juni 189 3 .
XVIII GRENZEN
E
en kenmerk van ware grootheid is zelf beperking . Dunkler - zoo wordt verhaald - ontving eens de uitnoodiging om een vocaal en instrumentaal concert to dirigeeren . „wil mij verontschuldigen-" - zoo moet de kunstenaar hebben geantwoord „ik blijf liever bij mijn koper ." En welk een zelfbeperking treffen wij niet aan bij Thorbecke . „Reeds toen ik student was" - zoo getuigde Opzoomer - „reeds toen ik student was, trof mij in den beminden leermeester een eigenschap, die ik ook later bij niemand heb weergevonden . Ik bedoel een gave der soberheid, der matigheid, der onthouding, als bijna
124
(RENZEN
nooit een geleerde eigen is . De kunst our op te nemen treft men bij velen aan ; hij bezat meer dan iemand de zeldzame kunst our to laten liggen . Bij al wat hij ondernam was het zijn lens : recht op het doel af, maar dan ook geen enkel zijpad in, door niets van den grooten weg a.fgeleid . Wie is er, die niet veel uit nieuwsgierigheid leest, uit begeerte our ook to kunnen spreken over hetgeen op alley lippen is? Wie laat zich niet dikwijls, veel meer dan door eigen behoefte, door het voorbeeld, door de opwekking van anderen leiden? Niets van dit alley bij hem . Hij kon wachten ; wat eerst morgen to pas kwam, seheen heden sehadelijk ; hij zou het opnemen waar hij het noodig had, maar ook geen oogenblik vroeger . Van boeken, van richtingen zelfs, waarover tot aan de theetafel gesproken werd, schaamde hij zich niet to zeggen : ik heb daar niets van gelezen, ik ben nog zoo ver niet . Maar van hetgeen werkelijk noodig was werd niets op zij gesehoven . Bij de meesten is menige dag, naar het sehijnt aan de ernstigste studie gewijd, toch onnut, omdat hij to vroeg of to laat komt . her ging geen enkel uur van inspanning verloren ." Neen, de groote voorgangers hebben zich niet laten gain . Hun handel en wandel werd bestuurd door de rede, door de rede gehouden binnen zekere, door haar zelf gestelde palen . Sours verschijnen onder ons ge-
GRENZEN
125
niale geesten, maar die zich op een of antler terrein niet betoomen . Dan roepen alle welmeenenden jammer, omdat de buitensporigheden op dit eene gebied den grooten en zegenrijken invloed van het genie krachteloos maken. Groote en blijvende invloed toch gaat alleen uit van harmonische persoonlijkheden, en Been harmonie is in het leven desgenen, die zichzelf niet aan grenzen bindt . Twee vragen dient iedereen zich to stellen, zich voortdurend to stellen, zich to stellen bij elke handeling en op ieder gebied . Vooreerst deze : hoever mag ik gaan ? De ambtenaar, die zich deze vraag ernstig stelt, gaat nimmer zijn bevoegdheid to buiten. Aan vernederingen van schuldeischers is hij nooit blootgesteld, die in zijn uitgaven met deze vraag getrouwelijk rekening hield . Geen onbekookte, geen onhebbelijke, geen onheusche woorden komen over de lippen, ook van den driftigsten en benepensten alley egoisten, indien hij deze vraag maar als een wacht plaatst voor zijne lippen . Kortom - want de schrandere lezer kan dit onderwerp gemakkelijk zelf uitwerken - wie zich tot gewoonte maakt voor hij handelt eerst to bepalen tot hoever hij gaan mag, die bewaart zichzelf voor allerlei onheil . Hij bewaart zich voor het ontvangen van een wenk, - en het ontvangen van een wenk is altijd pijnlijk, hetzij die
126
GRENZEN
wenk kome van een menseh, hetzij hij kome van de natuur. Veel is geschreven en gedacht over middelen omrn de wilskracht to verhoogen . Gezegende instellingen zijn gestieht, waar alcoholisten in heilzame tucht herstel van wilskracht kunnen zoeken . Eigenlijk is de gansehe maatschappij met haar middelen om de orde to handhaven, met haar machtig wapen, dat „publieke opinie" heet, er op ingericht, om buitensporigen in het spoor terug to brengen en anderen to bewegen in het spoor to blijven . Maar ook in de vraag, die wij bespreken, ligt een heerlijk middel tot verhooging van de wilskracht . Laat een alcoholist, om bij dit voorbeeld to blijven, zichzelf toestaan het gebruik van een buitengewone hoeveelheid sterken drank . Het is hem geoorloofd - indien hij dan ook maar niet verder ga . Is eens de hoeveelheid genoten, dan komt hij aan een punt, waarop hij niet verder mag. En is hij daaraan getrouw gaat hij over die grens niet, - dan zal het niet lang duren of hij maakt de grens nauwer - tot hij eindelijk niet meer drinkt . Want dit is een feit, dat wie eenmaal ten opzichte van een of anderen hartstocht zich een grens heeft gesteld, zich geplaatst heeft op den weg van beterschap, waarop hij zoolang voort moet, tot de hartstocht overwonnen is . Hierbij mag het evenwel niet blijven . Een tweede
GRENZEN
127
vraag hebben we ons to doers : hoever moet ik gaan ? Ontplooien moet zich onze persoonlijkheid ; ontwikkelen moot zich onze kracht ; uiten moet zich onze geest . Te besnoeien hebben we ons, maar zonde doet hij, die zich besnoeit zoodat er de flood op volgt . En het is de vraag wie er erger aan toe is, hij, die zich maar laat gaan, of hij, die in het geheel niet gaat. Gewaarschuwd moet worden tegen het zich overwerken . Maar wie, uit vrees voor overwerken, nu in het geheel niet werkt, vervalt in misschien nog grooter kwaad . Wie to veel uitgeeft doet zonde . Maar wie to weinig uitgeeft doet ook geen goed en verspeelt in ieder geval zijn lievenswaardigheid . Wie waakt, flat hij binnen de perken blijft zijner bevoegdheid, handelt wijs - maar wie, door de vrees van die perken to overschrijden, nalaat to handelen als het er op aankomt, - - is laf. Te eerbiedigen hebben we de mensehen, ieder in zijn rang en waardigheid, zijn leeftijd en zijn verdiensten - maar wie uit vrees van anderen to grieven over zich laat loopen, verdient de achting niet, zonder welke hij zelf niets v ermag . De vraag luidt : hoever MOST ik gaan ?" flat wil zeggen : hoever to gaan is PLICHT ? Zeker is het antwoord op die vraag niet altijd even gemakkelijk . Sours is flat antwoord buitengewoon moeilijk . In zijn geweten zij iedereen overtuigd . Dat is het laatste appel voor iederen sterveling . Toch hoe hachelijk het ook zij
128
GRENZEN
raad to vragen -- wanneer een mensch na het ernstigste overwegen niet kan komen tot zekerheid, dan ga hij to rade met wijzeren dan hij . Wellicht dat zij jets zeggen, waarmede jets in hemzelf instemt . En zoodra dat het geval is, komt de zekerheid . Versehillend is der menschen lotsbedeeling. Gemakkelijk heeft het de een, een zwaar lot is het deel van den ander . Maar wijl komen kan wat nog niet kwam, zoo zij seder voorzichtig . Hoe 's menschen lot evenwel ook zij - hij is veilig, die getrouw wandelt op den breeden heirweg, die ligt tussehen wat hij moet en wat hij mag . In maatschappij en in staat, in d e opvoeding en in het huwelijk, tegenoverr meerderen en tegenover minderen, jegens vrienden en jegens vijanden, in geldzaken en in beleefdheidsbetuigingen, overal trekt de wijze die twee lijnen, en wijze blijft hij, zoolang hij niet een dier lijnen oversehrijdt . Dan is zijner : rust des gemoeds en vrijheid van beweging . Kracht straalt van hem nit, wijl er harmonie in zijn wezen is, - die harmonie, waarvoor de menigte op den duur zich buigt . alzoo DE JEUGD OEFENE ZICH IN HET BEPALEN Multatuli, daarmede bedoelend, dat de jeugd zich moet oefenen in het zoeken van definities . Maar die woorden van den dichter laten nog eene andere opvatting toe .
GRENZEN
129
Ja, oe fene de jeugd zich in het bepalen, d, i, in het zoeken van de palm, aan het gedrag gesteld, links
door den plicht, rechts door de kracht . En wij, helpers wij onze kinderen daarin .
Als wij 's avonds alleen zijn, niet waar? dan denken wij er wel eens over, wat er met hen gebeuren zal,
als wij er niet meer zijn . Dan worden we wel eens
angstig door die gedachte . 0 ! elke dag, waarop wij door ons voorbeeld, door onze tucht, door onzen ernst, de twee grenzen des levees, waarbuiten ellende en verderf, waarbinnen vrijheid en rust worsen, als vurige
lijnen prenten in het gemoed van ons kroost - elke dag, waarop we dat doers, komt in mindering van
then 3
angst .
Juli
1893 .
9
XIX WAARHEID
F de meeningen der mensehen . Zij doers dit, of afzonderlijk, of to zamen .
antasie en werkelijkheid leveren de grondstof voor
Het eenvoudigste geval is dat, waarin alleen de werkelijkheid aan het woord is . De refine waarheid veroorzaakt de minste moeite . Ook hebben we weinig moeite met louter fantasie . De leugen, die geheel en al leugen is, komt spoedig als leugen aan het lieht . Maar lastig zijn de gevallen, waarin fantasie en werkelijkheid dooreen zijn gemengd . Zoo groot is de maeht der waarheid, dat zij zelfs de leugen eenigen tijd
WAARHEID
131
in het leven houdt, wanneer deze aan haar is vastgehecht . Wat der waarheid en wat der fantasie is, is in
zulke gevallen niet spoedig uit to maken en eischt kennis van taken, kennis van toestanden en bovenal : mensehenkennis . De vraag : „wat is waarheid ?" mag niemand laten
rusten, maar hebben wij ons voortdurend en met klimmenden ernst to stellen . Om twee redenen is dit
onze plicht. Wij vragen er een weinig aandacht voor . Vooreerst hebben wij to vragen : „wat is waarheid ?"
wijl in de meeste gevallen de waarheid onzuiver tot ons komt . Laat ons niet spreken van de boosaardigheid,
die, om can het gevoel van wrack of haat to voldoen, of ook die door wangunst wordt aangezet, den evenmensch tracht zwart to maken . We hebben to wijzen op jets anders : op de eigenaardigheid n.1 . van velen -
en wie heeft van die eigenaardigheid heelemaal niets in zich ? - om de dingen uit to leggen, zooals men ze gaarne uitgelegd ziet . Wat men aan godgeleerden en rechtsgeleerden wel verweten heeft, dat zij eerst een eigen meening hadden en daarna die meening afleidden nit Schrift of Wetboek
- naar zich toe
exegetiseeren -- dat hebben in meerdere of mindere
mate eigenlijk alle mensehen. De neiging om „scheef to zien in de richting van onszelf" is ons aangeboren . Vie flu niet zichzeif, maar de waarheid dienen wil,
132
WAARHEID
die gewenne zich to vragen, niet : , y wat zou ik gaarne zien, dat waarheid was?" maar „wat is waarheid ?" En tot die hoogte hebben de meeste menschen het nog niet gebracht . Daardoor wordt er valsch gegroepeerd, verkeerd uitgelegd, hier en char iets onvermeld gelaten - en het slot is, dat van het geheel een onjuiste voorstelling in de wereld komt . En dit „naar zich toe uitleggen" is de eenige oorzaak niet van het vervalsehen der waarheid . Het rein weergeven van de werkelijkheid is op ziehzelf moeilij k . Uit dien hoofde noemde Donders - wij haalden dit woord reeds meermalen aan - de werkelijkheid niet eenvoudig . Om haar goed weer to geven moet men goed kunnen hooren en goed kunnen zien en goed kunnen onderseheiden . En dat
onderseheidings-vermogen missen de meeste menschen .
Als twaalf ooggetuigen van eenzelfde feit verslag geven van dat feit - hoe groot verschil is er dan dikwijls niet tusschen die verslagen . Doe een verhaal aan twaalf personen to gelijk, en laten zij het navertellen . Wat een verschil zal er zijn tusschen wat de een er van mededeelt en de ander. Snel, op lose gronden, op den schijn of en zonder nadenken spreken de meeste menschen hun oordeel uit . Om redenen van gezondheid heeft iemand buitengewoon verlof aangevraagd . Toch is hij aanwezig bij een feestelijken maaltijd van een zijner vrienden . Aanstonds ligt het oordeel gereed, dat de
WAARHEID
133
ongesteldheid zoo heel ernstig wel niet zal zijn - missehien wel, dat zij maar voorgewend is . En men vergeet, dat iemand naar lichaam en ziel doodvermoeid kan zijn en daardoor ongeschikt voor arbeid, maar daarom toch wel kan aanzitten aan een vriendenmaaltijd, ja, dat die maaltijd misschien de voor hem hoog noodige medicijn uitmaakt . Hoe hooger men staat in de maatschappij, zoo meer men gedwongen is zich to ompantseren en zich voor den schijn to bewaren . Daarom moeten aan de Hoven de gesprekken sleehts over onbeduidende onderwerpen loopen, wijl ieder woord, in die kringen gesproken, zoo ver doorklinkt en zoo Lang naklinkt, en wie voor vele menschen spreekt ook aan vele valsche oordeelvellingen bloot staat . Alles saamgenomen, trekken we deze slotsom : niemand mag kwaad gerucht of een slecht oordeel omtrent zijn medemenschen klakkeloos aanvaarden . Te lichtvaardig is de meening der meesten, to spoedig worden de meeste oordeelen geveld, to gering is, in doorsnee genomen, het menschelijk onderscheidingsvermogen om zonder critiek aan to nemen wat er wordt geschreven en gezegd . Critiek is een gebiedende eisch . Ook om een tweede reden is zij dit . Wanneer wij omtrent onze medemenschen een onwaarheid aanvaarden of verbreiden, doen we een groot kwaad .
134
WAARHEID
Gelijk wij zeiden : de boosaardigheid, die liegt uit lust tot liegen ; die verdacht maakt uit boos opzet ; die valsch groepeert uit wrack of haat ; die boos uitlegt, door wangunst gedreven, - die boosaardigheid bespreken wij niet . Maar hebben wij ons daarom niet to wapenen tegen onze eigen lichtvaardigheid ? De lichtvaardigheid toch, waarmede we oververtellen wat ons werd verhaald, kan de oorzaak zijn, dat iemand flood-ongelukkig wordt . Hebben we ons niet to wapenen tegen onze lichtgeloovigheid ? Die lichtgeloovigheid toch kan ons er toe leiden menschen to wantrouwen, die ons vertrouwen ten voile verdienen, en wier levensgeluk door ons wantrouwen wordt aangetast . De wetten des lands beschermen leven en eigendom der burgers . Ook de laster wordt gestraft . Maar er is een gansche wereld van kwaadsprekerij, die buiten het bereik flier wetten valt . Laat ons eigen besef van zedelijkheid voorzien in datgene, waarin geen wet voorziet . De kwaadspreker mag noon in het bezit komen van onze aandacht . En wanneer we een oordeel moeten vellen, vellen wij het flan noon voordat we onszelf de twee bekende vragen hebben gesteld Is het vellen van een oordeel inderdaad onvermijdelijk ? en wat is het zachtste oordeel, flat met de ons geschonken gegevens bestaanbaar is?
WAARHEID
135
Wat is waarheid ? zoo klinkt het de eeuwen door . Welke bepalingen men ook moge vinden van een » karakter", - man van karakter zal hij steeds zijn,
die streng en zonder omzien zich in alle dingen die vraag stelt . En wie zich die vraag in alle dingen stelt, die zal niet alleen onschuldig blijven aan de smart, die de leugen over eens menschen leven brengen
kan, maar hij staat zelf tegen de leugen van anderen
wel ompantserd . De tijd - en dit strekke alien, die
aan boos gerucht blootstaan, tot troost - de tijd werpt de meeningen en de oordeelvellingen der menschen
in den smeltkroes, scheidt waarheid van leugen en geeft aan de eerste de overwinning . 24 Juli 1893 .
xx EEREPOSTEN
G
root is het aantal dier betrekkingen, voor welker vervulling geen bezoldiging wordt uitgekeerd . Leden van Plaatselijke Schoolcommissien, van Kerkeraden, van departementale Nutsbesturen, van vereenigingen, aan kunst, wetensehap, vermaak of philanthropic gewijd, worden als zoodanig niet gesalarieerd . Het lijstje dezer eereposten is nog eenige maim langer to makers, maar we laten dit over aan het vernuft van den goedgunstigen lezer . Ons is het heden to doers om to wijzen op drie feiten en op twee plichten . Het geven van een raad zij ons dan nog vergund aan het slot .
EEREPOSTEN
137
Een feit dan is het, dat van de wijze, waarop die
eerebetrekkingen worden vervuld, dikwijls zeer veel afhangt . Men lette maar eens op de manifesten in tijden van verkiezing . „Kiezers ! wilt gij, dat - - -", aldus luidt de aanhef, en op dien aanhef volgt dan
een opsomming van al de belangen van u, die dit leest,
en van mij, die dit schrijft, en bovendien van onze kinderen en de kinderen onzer kinderen, al Welke
belangen heeten gemoeid t€ zijn - en ze zijn dat ook
inderdaad - met de verkiezing van A of B . Niemand kan den invloed van Staat en K .erk op ons welzijn loochenen ; niemand de beteekenis ontkennen der vereenigingen, waarvan we boven gewaagden, voor de maatschappij . Voor een groot deel hangt de kracht
dier lichamen of van de mannen, die ze besturen . Wie de beteekenis van een plaats in zulk een bestuur Be-
ring acht, is in strijd met de werkelijkheid .
De beteekenis van een man voor de maatschappij
ligt sours nog meer in zijn lidmaatschap van dit of dat bestuur, dan in de betrekking, waarmede hij zijn dagelijksch brood verdient .
Een tweede feit staat hiernaast . Van zoo groot ge-
wicht zulk een niet bezoldigde betrekking in den repel
is, zoo slordig wordt zij sours waargenomen . Er zijn leden van plaatselijke schoolcommissien, die maar spaarzaam de scholen bezoeken, welke zijn opgedragen aan
hun toezicht . Er zijn kerkeraadsleden, die de gemeente
138
EEREPOSTEN
voorgaan in slecht kerkbezoek . Er zijn secretarissen, wier notulen, voor zooverre zij niet bestaan uit hiaten, een gewrocht zijn vooral hunner fantasie . Er zijn geachte leden, die ter vergadering afwezig zijn, ten tijde dat van hun eene stem een benoeming of een beslissing afhangt, terwijl zij indertijd gekozen werden, just opdat die beslissing of benoeming zou uitvallen in een bepaalden zin . Het is wederoin de goedgunstige lezer, die dit lijstje van tekortkomingen gemakkelijk zal kunnen aanvullen . Dat er inderdaad reden tot klagen is blijkt ten overvloede hieruit, dat trouwe vervulling van een eerepost aanstonds opvalt en aanstonds wordt vermeld en geprezen . Men heet dan „een ijverig lid van het bestuur." Waar men nu staat voor de gewoonte om wat niets meer is dan eenvoudige plichtsbetrachting bijzonder to vermelden, char heeft men to doers met een veeg teeken . Tot verklaring van een en tinder kan missehien dienen een derde feit : dat eereposten n .1 . dikwijls zoo lichtvaardig worden aangenomen . Voor vele menschen i s de verleiding to groot . Door achtbare manners gekozen to zijn tot een achtbare tank - wiens zelfgevoel wordt er niet door gestreeld ? Populariteit, zij het ook in kleinen kring, is een niet to versmadeu weelde . Tenzij zij zich onmisbaar wisten to makers, hebben gehate personen zulk een weelde nooit mogen smaken . Ook
EEREPOSTEN
139
mag hij, die gekozen werd, zich er merle vleien, niet gansch en al onbeduidend to zijn . Laat men zich flu de keuze welgevallen, dan treden al deze dingen naar buiten . Zij worden openbaar . En zoo is de plaats aan een bestuurstafel of in een college van perk of Staat de welaangename bron eener niet to verwerpen vreugde . Geen wonder, dat niet iedereen zich voor het aanvaarden der benoeming even ernstig afvraagt : Bezit ik voor die tack de noodige kennis ? Ben ik voor die plaats de rechte man? Heb ik er den tijd voor, en, zoo ja, ben ik bereid mijn tijd er voor to geven ? Lichtvaardig wordt daardoor menige betrekking aangenomen . En lichtvaardig aannemen baart slecht waarnemen . Van de teiten komen we tot de pliehten . Niemand dit is een eerste plicht, - mag een eerepost aanvaarden, wanneer de belangen van zijn beroep of van zijn gezin er door moeten lijden . Meer dan ooit wordt in onze dagen gesproken over „de gemeenschap" en over onze plichten jegens haar . Voorzeker, der gemeenschap onze toewijding en onze liefde . Maar ons zijn voorbeelden bekend van manners, die alleen in de Januari-maand acht-en-dertig vergaderingen hadden bij to worsen. Nu mag toch worden gevraagd of zulk een offer van tijd en inspanning aan de gemeenschap mag worden gebracht . Wat kan zulk een man doers
140
EEREPOSTEN
voor de opvoeding zijner kinderen ? Wat kan hij zijn voor zijn vrouw? Voorbeelden zijn ons bekend van onderwijzers, die in velerlei besturen zitting hebben en veel arbeiden voor de meergemelde „gemeenschap", maar wier leerlingen niet kunnen rekenen . Voorbeelden zijn ons bekend van gegoede burgers, die, tot bestuurslid van een rederijkerskamer gekozen, des avonds dikwijls laat to huffs kwamen, den anderen morgen dan niet bij hun taken konden zijn en eindigden met aan lager wal to geraken en ten laste to komen van hunne familie . Die vrouw en die kinderen van den man van achten-dertig vergaderingen, die leerlingen van dien veel besturenden onderwijzer en de familie van dien rederijker behooren toch ook tot ,,de gemeensehap", en een eerste plicht is het, geen eere-ambten to aanvaarden voor en aleer voldaan is aan wat door Multatuli genoemd is „de voor-de-hand-liggende plicht ." Ten tweede : is eenmaal een eerepost door ons aanvaard, dan moet hij ook getrouw worden waargenomen . Dit is de tweede der plichten, voor welke wij aandacht hebben gevraagd, maar het is meer dan een plicht het is een zaak van eer . Wie tot een onbezoldigde betrekking wordt gekozen, ontvangt in die keuze een bewijs van vertrouwen . En wie vertrouwen beschaamt, doet iets heel leelijks . wie eergevoel bezit, zal eene onbezoldigde betrekking met to meer nauwgezetheid vervullen, joist wijl zij niet bezoldigd wordt .
EEREPOSTEN
141
Voor alien, die geroepen zijn een keuze to doen, volgt uit een en ander de raad, om bij de keuze er zelf op to letters of een genoemde candidaat wel over tijd, bekwaamheid en gelegenheid, voor de betrekking noodig, to beschikken heeft . We mogen niemand in verzoeking brengen. Vooral, we mogen niemand dringen . Vaak antwoordt een benoemde met een weigering, wijzende op zijn vele bezigheden . Dan blijft men aandringen, tot de benoemde toegeeft en een tack op zich neemt, die hij noon op zich had mogen nemen . Ambtelooze burgers, emeriti, kin derloozen zijn voor eereposten de aangewezen personen . Hieruit volgt, dat er in onze maatschappij vele betrekkingen onbezoldigd zijn, die zeer zeker bezoldigd moesten wezen en daardoor worden gemaakt tot de hoofdzaak van een jong en krachtig mensehenleven -- een onderwerp, waarop we later wellicht nog terugkomen . Maar voor eereposten moesten in den regel slechts ambtelooze burgers, emeriti of kinderloozen worden benoemd . Zij, die uit deze leden der maatschappij voor onbezoldigde betrekkingen de personen kiezen, doen een dubbel goed werk : zij vullen een ledige betrekking met een geschikten man, en in den man vullen zij iets ledigs met een geschikte be trekking . 27 Augustus 1893 .
XXI KLEIN VAN GEEST
n de wereld, ook van het mensehelijk gemoedsbestaan, wordt onderseheid gemaakt tussehen groot en klein . Grootmoedigen zijn er en er zijn kleingeestigen . Een blik to werpen in de motieven der eersten is verkwikkelijk ; aandaeht to sehenken aan de handelingen en overwegingen der laatsten kan, mits het niet to veel geschiede, leerzaam zijn . Hoe de kleingeestige zijn medemensehen beoordeelt, en hoe hij ze bejegent - ziedaar de twee vragen, die wij deze maal trachten te beantwoorden . Want dat doet hij, de kleine van geest -- hij
beoordeelt
KLEIN VAN GEEST
143
zijn medemensehen, d .i . hij schat hunne zedelijke waarde . Leg hem, dat oordeelen onmogelijk is ; dat wij noch alle omstandigheden kennen, waaronder, noch alle motieven, waarom iemand dus heeft gedaan en niet anders ; zeg hem, dat opvoeding, verleden, bloedmenging van zoo grooten invloed zijn ; dat de vorstenzoon blootstaat aan grooten verleiding dan de zoon van den landbouwer zeg hem ten laatste, dat een zuiver oordeel alleen kan worden geveld door den Alwetende - - vermoei u niet - de kleine van geese laat zich niet overtuigen hij blijft meenen recht to hebben tot oordeelen . En van dat recht maakt hij gebruik ook, en wel op zijn wijze . Er is in de maatschappij een stel zeden, oirbaar geachte handelingen, gewoonten, zedelijke opvattingen . Wie daaraan voldoet ; wie zorgvuldig waakt tegen niet een dier voorschriften to zondigen, hem vale de toejuiching van den kleine van geese ten deel, als deze toejuicht, want hij doer die slechts spaarzamelijk . Wee echter over den ongelukkige, die de algemeen gangbare opvattingen een oogenblik in den wind slant ; die een oogenblik zichzelf vergeet ; die een enkele maal over gemeenheid of laagheid spreken wij natuurlijk niet - die een enkele maal zich-zelf niet aan den teugel heeft . De kleingeestige houdt het hem flog jaren, dikwijls zijn geheele leven lang, na . Starende op het kleine, is hij blind voor het groote . Groote zonde is mogelijk bij een uitwendig onberispe-
144
KLEIN VAN GEEST
lijk bestaan . Een levee, saamgeweven van egolsme, gedreven door egolsme, lang durende door egolsme gierigaards en beuzelaars worden oud -- zulk een levee is vrij wat zondiger dan dat van den man, die zich met een open hart toewijdt aan de belangen van anderen, voor deze belangen die van zich-zelf vergeet, maar die een enkel oogenblik heeft gehad van zwakheid, van gebrek aan zelfbeheersching, missehien slechts van . . . . nalveteit . Evenmin als de kleingeestige de grootte gevoelt van de zonde eens zelfzuchtigen levees, evenmin gevoelt hij de grootheid van genie, talent, de grootheid van het groote hart . Daarom bewondert de kleingeestige zoo zelden . Het groote genot van het genie to kunnen toejuichen is zijner niet . Wel zal hij den man veroordeelen, veroordeelen voor goed, die een enkele maal een onverstandige load beging, ook al was een enkele dag van diens levee voor het heden en de toekomst der menschheid van meet zegen dan duizend geheele levees van onberispelijke egozsten . Natuurlijk komt het niet in ons op de stelling to verdedigen, dat genie kan opwegen tegen zedelijke tekortkomingen . Wie de zonde, onder welke verhoudingen of omstandigheden dan ook, in bescherming neemt, diens zaak staat hachelijk . Evenmin als eleetrisch lieht een middel is tegen koude voeten, evenmin maakt een begaafde aanleg een zedelijke laagheid goed .
KLEIN VAN GEEST
145
taar zonde en zonde zijn twee . De eigenlijke zonde ligt in het hart - en de kleingeestige vraagt niet naar het hart, maar naar uiterlijke woorden en gedragingen, tot een stelseltje gemaakt, klein en eng, als zijn eigen bekrompen gemoed . En zooals hij de menschen beoordeelt, zoo bejegent hij ze ook . Hoofdbeginsel zijns levees is : zwat de mensehen a doen, doe hue ook alzoo, - hoofdkenmerk out houden van grieven . Gij viert uw geboortedag en zegt des avonds tot uw vrouw : „Onze vriend A . is niet geweest" . wil nu niet lang peinzen over de reden zijner afwezigheid - gij hebt zjn laatsten verjaardag vergeten . „Hij kan het niet helpen, maar hij is nu eenmaal op die dingen gesteld . En wat hem betreft, hij blijft zelf nooit in gebreke" . Gij ontmoet uw vriend B . en bemerkt, dat zijn aangezicht de gewone vriendelijke plooi mist . Ge kent hem en weet, dat er iets niet in den hack is . Na herhaald vragen komt ge tot de wetenschap, dat ge hem een kleine attentie had kunnen bewijzen, maar die hebt verzuimd . Behalve in het dagelijksch levee valt kleinheid van geest waar to nemen in „taken" . De krachtige volkstaal spreekt van mensehen die „flood blijven op een halven cent" . Zeker, begrijpelijk is het, flat iemand veertien dagen lang, flag en nacht, zoekt om de font 10
146
KLEIN VAN GEEST
to vinden, waardoor de uitkomst zijner rexeUiin e ii deel van een cent to hoog of to laag is . Dit evenwel raakt een beginsel en heeft geen betrekking op het onderwerp, dat wij thans behandelen . Kleingeestig is de uitgever, die de kopij meet met den Inaatstok, alsof het linnen ware of katoen, en de ruimte berekent d .i, in dit geVal niet berekent - ingenomen door een ; kleingeestig is de illustratie aan den voet der paging groothandelaar, die, terwijl zijn arbeiders bezig warm aardappelen op to laden, de arme vrouw, die eenige ver weggerolde aardappels opraapte, dwingt ze terug to geven : kleingeestig is in taken en in het gewone levee iedereen, die niet rekent ook bij de qualiteit, maar bij de quantiteit alleen ; niet Vraagt naar het hart, maar naar de uiting ; niet naar den geest, maar naar den vorm ; niet in de eerste plants naar wat hij geven kan, maar naar wat hij recht heeft to ontVangen, - kleingeestig zijn de mensehen niet die rekenen, maar die oVeral en altijd berekenen, - kleingeestig Vooral en bovenal zijn zij, die niet kunnen vergeven. In harm beroemden roman „Vorstengunst" Verhaalt Walks, dat Person door koning Erik werd Verheven tot den adelstand, daarna door de edellieden, en onder dezen door den jongen, onbezonnen Nils Sture, werd beleedigd, en in die woordenwisseling zich tot den geheelen addl richtte met de woorden : ,,Ik bee err trotsch op geen edelman to wezen", lunar na de Ver-
KLEIN VAN GEEST
147
gadering komt in het hart van den jongen Sture berouw . Hij wacht Person op en zegt : „Heer Person, er is jets tussehen ons voorgevallen, dat mij leed doet . Ik wenschte U daarover jets to zeggen" . En dan met een hoogen blos op het gloeiend gelaat : „Ik heb een besehuldiging tegen U uitgesproken, waartoe ik geen recht had . Ik vraag U vergiffenis daarvoor" . Maar als hij flu de hand naar zijn tegenstander uitstrekt, ontsluiten dims over elkaar gekruiste armen zich niet . Ilonde schuldbekentenis wordt ontvangen door koele hoogheid . En nu zegt Sture : „Gij hebt gelijk - een edelman zijt ge niet" . Velerlei zijn de oorzaken van kleingeestigheid . Men ontmoet haar overal, zoowel bij armen als bij rijken, bij geleerden als bij eenvoudigen . De omgeving, waarin we groot werden gebracht, is van grooten invloed op de ruimte onzer begrippen . Hoewel het niet gemakkelijk is zich over eigen kleingeestigheid heen to zetten, moeten wij ons daartoe toch moeite geven . Immers, een bekrompen opvatting van het leven, van de menschen, van de omstandigheden kan de oorzaak zijn van heel veel leed . Eigenlijk is ieder mensch kleingeestig op een of under punt . Daarom nu en dan de hand gestreken door de harm ; den boezem losgeknoopt ; naar den grooten, wijden hemel geschouwd ; de zee ingestaard ; nu en dan
148
KLEIN VAN GEEST
onszelven herinnerd dat het Heelal er niet is om ons noch de mensehheid om een enkelen menseh. Hoe hooger we zelven staan, hoe kleiner de voorwerpen worden. Dat weet ieder, die ooit een toren beklom . Desgelijks wordt een groot deel van wat anders het levee vergalt gering van beteekenis voor hem, die voortdurend arbeidt aan de verheffing van zijn geest . 25 September 1893 .
XXII EEN GERESERVEERDE HOTDING
„De ouderen gaan heen, en waar zijn de jongeren, die hen kunnen vervangen ?" Laat die klacht overdreven zijn, voor een deel althans behelst zij waarheid . Idealisme en enthousiasme, beide zoo behoorende bij de jonkheid, worden bij het opkomend geslacht slechts spaarzamelijk aangetroffen . Beter kan de toestand wel niet worden beschreven, dan het gedaan is door C . Wagner, in zijn keurig boekske „Jeunesse" . „Wat het meeste opvalt in het opkomende geslacht van den tegenwoordigen tijd" - zoo zegt hij -- ,,is dit, dat het tegenover het leven een gereserveerde hooding schijnt aan to nemen ." 1) 1) C . Wagner. Jeunesse. Paris '92 . Pag . II.
150
EEN GERESERVEERDE HOUDING
Een gereserveerde houding . Wanneer de een den ander niet kept en niet veel goeds van hem verwacht, dan neemt hij zulk een houding aan . De voorzichtigheid eischt, dat men zich niet blootgeve . De wijsheid leert, dat men zichzelf moet beschermen . Toch is er in zulk een houding altijd jets pijnlijks . Zij zweemt naar wantrouwen . Maar kan zij door een wijze bedachtzaamheid worden geboden tegenover sommige menschen en in sommige ornstandigheden -- een j ongelingschap, die een gereserveerde houding aanneemt tegenover het levee, d . i . tegenover haar eigen toekomst en tegenover de menschheid en haar beste goederen, die jongelingschap is lijdend . Wie angstvallig het levee begluurt ; bedenkelijk naar 's levees waarde vraagt ; bedaehtzaam van de toekomst zegt, dat hij haar zal afwachten en dit doet, terwijl het levee nog voor hem beginners moet, die is niet normaal. Want jets anders wordt van de j eugd verwacht . Verwaeht wordt van haar, dat zij zich op het levee werpen zal met voile borst ; dat zij in levensvolle stemming, de wereld beziende zooals zij zelf is, die wereld schoon zal vinden ; dat zij niet zal opzien tegen vermoeienjs, tegen arbeid, tegen het onmogelijke ; dat zij reuzenkracht voelt stroomen door de nog niet volwassen ziel ; dat zij zal dwepen met groote manners, groote gedachten, groote planner . Overmatig enthousiasme wordt verwacht van
EEN GERESERVEERDE HOUDING
151
de jeugd, opclat er nog gerioeg overblijve, wanneer de jaren, die komen zullen, een bepaalde hoeveelheid
aan dat enthousiasme hebben ontriornen . Kortom :
normaal is een jongelingschap, wanneer zij, overvloeiend van stoute kracht, aan levees-idealen gelooft,
die idealen schept en ze tracht to verwezenlijken maar zij is niet norrnaa, wanneer zij dat levee to gernoet treedt met een - gereserveerde houthng.
Vanwaar dat fiegma onzer jonge merischen? Vanwaar
dat zich beperken tot wat onder het bereik valt van maten en gewichten? Vanwaar dat geniis aan onschuldige vrooiijkheid, aan scherts, aan geest? Wagner
geeft in de voorrecle van zijn werkje dit ten antwoord :
,,oindat niet alleen de jeugd van onzen tijd, rnaar wiji geheel onze tijd aan deze euvelen lijdende is ." En Wagner heeft gelijk . Orize tijd is laag bij den grond, aithans : er is Been stof voor de bewering, dat men
het in de wolken zoekt . Nuchterheid is in de gemoederen . Naar cynisme behoeft men niet lang to zoeken . In plaats van to zoeken naar de onvergankelijke waarheid, die in de overgeleverde stellingen is neergelegd,
verkwikt men zich, wanneer die stellingen belachelijk
worden gemaakt . Werkelijkheid zegt men to begeeren,
en voor werkelijkheid ziet men dan aan en als werkelijkheid stelt men to bock, wat naIveteit meende dat
uitsluitend behoorde bj het departement , ,gemeente-
152
EEN GERESERVEERDE HOUDING
reiniging" of in de college-kamers van de hoogleeraren in de medicijnen . Zullen we kwaad zeggen van de sport? Immers neon . Lang genoeg en met genoeg nadruk is geroepen our ontwikkeling van het lichaam, dan dat wij thans zouden klagen over wat het lichaam sterk kan maken en gehard . Maar een gevaar is aan de sport verbonden, en geen sport-lief hebber duide ons ten kwade, dat wij op een gevaar, dat we zien, ook wijzen . Sport geeft den jongeling sours een roem tot aan en zelfs tot over de grenzen van zijn vaderland . En roem is verleidelijk . Zeker - bekranst worde de overwinnaar, heden ten dage evenzeer als vroeger bij de Olympisehe spelen . Maar de harmonie van het menschelijk wezen worde niet verstoord . Roem op geestelijk gebied is ook roem, en voor dezen worde de jeugd niet onversehillig . De jongeling, die in een zwemwedstrijd den eersten prijs behaalt, maar die op denzelfden dag de tijding ontvangt, dat hij nog een jaar in dezelfde klasse van gymnasium of hoogere burgersehool moet blijven die jongeling heeft een levensfout gemaakt . Meer op de stof dan op den geest is onze tijd gericht, en het opkomende geslacht is van zijn tijd een kind . Wanneer eenmaal de geschiedenis der besehaving van onze eeuw gesehreven wordt, dan zullen de oorzaken kunnen worden blootgelegd, waaruit deze tijdgeest is
EEN GERESERVEERDE HOUDING
153
voortgekomen . Een practische vraag is evenwel deze
hebben de ouderen zelf ook schuld aan de nuchterheid der jongeren ? Ware het nice eerlijker, wanneer zij, die klagen over de jeugd, klaagden over ziehzel f 2
In onze eeuw is alles onderzocht . En wanneer na
het onderzoek cell of andere stelling moest vallen, dan heette het :
„zie, de stelling vale wel, maar de
waarheid, die zij behelst, niet ." Welnu - wat is er
gedaan in school en in huisgezin, om de waarheid, die dan nice gevallen was, to brengen in het kinderlijk gemoed ? Geheeten heeft het : „die gebouw breek ik af,
maar nit de steenen riche ik een antler gebouw op,
dat schooner is dan het eerste ." Nog cells : wat heeft men gedaan in school en huisgezin om de schoonheid van dat tweede gebouw to doen verschijnen aan der kinderen geese? Heeft men nice vergeten, dat de mensch van de menschheid het beeld is, en dat de mensch in zijn
kindsheid dus diem to worden gevoed met dat, waarmede in haar kindsheid de menschheid zich voedde met poezie 2 Moeten de ouderen, wanneer zij klagen,
niet zichzelf een weinig er van beschuldigen, dat zij steenen hebben gegeven waar brood broodnbodig was? Plichtbesef, geloof in de zegepraal van waarheid en
zedelijkheid, liefde tot de menschheid, bewondering
voor het groote in natuur en kunst, eerbied voor ouderdom en genie, krachtig grijpen naar een zelfgebouwd
154
EEN GERESERVEERDE HOUDING
of aan de besten ontleend ideaai - en dan : cooed op de toekomst, guile scherts, een geestvol tintelend oog dat, ja, dat wenschen wij in het opkomend geslacht . Zeker - zulke jongeiieden zijn er nog, al zijn zij klein in aantal . Niet alien zijn oud voor bran tijd. En daarenboven : laat ons hopen . in den tuin van Sanssouci - wie herinnert zich riiet dit schoone gedichtje van Geibe? - zit een man, geleund in zijn zetel . Het hoofd is voorover gezonken . Het biauwe oog is dwaiend. De driekante hoed bedekt het hoofd. Hij schrijft met den stok verwarde teekens in het zand . Koning Frits! Waar denkt hij aan? Denkt hij aan Kunersdorf, aan Rossbach, aan Leuthen? Denkt hij aan den nacht van Hochkirch? Zweeft hem voor den geest ecu nieuwe wet, waardoor hij zijn strijdhaftig yolk zal brengen tot hoogere beschaving? Peinst hij op een gedieht, op een epigram, waarmede hij Voltaire zal kastij den? Denkt hij aan den tijd terug, toen hij in het midden van den nacht roerende melodieen ontlokte aan zijne fluit, ergernis zijns vaders? Niets van dat alles houdt zijne gedachten bezig. Hoor, daar spreekt hij in zichzelf : o Diepe smart! Onder mijn yolk leeft geen dichter . Verschijn, verschijn, o dageraad, die ons den lieveling der muzen brengen zal!
EEN GERESERVEERDE HOUDING
155
En op hetzelfde oogenblik, waarin de Oude Frits klaagde en treurde over het proza zijns yolks, over
het geniis aan een dichter - speelde in zijn vaderhuis to Frankfort een knaap, wiens naam was JOHAN WOLFGANG GOETHE .
9 October 1893 .
XXIII PALLIATIEVEN
iemand zal beweren, dat het palliatief, „het verN zachtend geneesmiddel, dat de verschijnsels der ziekte in hevigheid doet afnemen, zonder de ziekte zelve tot genezing to brengen," niemand zal beweren, dat dit in de rij der geneesmiddelen in rang het eerste is . Hooger staat wat de kwaal aantast in den wortel, wat de oorzaak wegneemt en daarmede het lijden . En nog hooger staan de voorschriften en middelen der hygiene, middelen en voorschriften, die, wanneer zij worden opgevolgd en gebruikt, de gezondheid bestendigen en het kwaad voorkomen . Maar al staat het palliatief het laagste in de rij, daarom behoeft het niet onvoorwaardelijk to worden verworpen . Het tegendeel is waar. Een tijdelijk geneesmiddel ; een
PALLIATIEVEN
157
middel, dat, ofschoon het niet geneest in den grond, dan toch de pijn verzacht, is in twee gevallen niet
to versmaden . V o o r e e r s t niet, wanneer de ziekte ongeneeslijk is . Niet waar, alien, die ooit een dierbaar levers moesten afstaan aan het graft alien, die maanden,
sours jaren lang getuigen moesten zijn van een lijden,
waarvan zij wisten dat de dood het einde zou wezen -
zij alien weten hoe wij tot het laatste toe ons nog de
grootste offers getroosten voor het versehaffen van een middel, dat - daarvan zijn we overtuigd - niet genezen kan, maar dat althans het lijden eenigermate
verzacht . Als dan het stoffelijk overschot wordt uitgedragen, dan werkt het palliatief nog na
- de
overtuiging het weinige, dat we doers konden, to hebben gedaan, bevat althans eenigen troost .
Maar nog in een t w e e d e geval heeft het palliatief
recht van bestaan . Wanneer een kwaal haar tijd moet
hebben our to genezen ; wanneer men eerder met de handers aan den hemel kan reiken, dan haar oorzaak en haar pijn onmiddellijk weg to nemen, dan zou het
onverantwoordelijk zijn niet toe to reiken wat tijdelijk kan
verzachten, onverantwoordelijk aldus to redeneeren : wij
gebruiken dit middel niet, wijl het toch niet afdoende is .
En eigenlijk is er nog een d e r d e geval, waarin het palliatief van groote waarde is . Dikwijls hoort men den geneesheer zeggen : wanneer ik mijn patient nog maar zooveel dagen in het levers kan houden,
158
PALLIATIEVEN
dan zijn we er. Dan wordt alles in het werk gesteld, om de krachten, noodig tot het doorstaan van de crisis, op to wekken . En menigeen dankt dan aan een palliatief het levee . De lezer heeft reeds begrepen waar wij heen willen . Er is gebrek aan werk . Er zijn handers zonder arbeid en dus monden zonder brood . Geen wonder, dat deze toestand besproken wordt en beschreven, zoo algemeen, dat er weinig nieuws meer over to schrijven of to zeggen valt . Er wordt geklaagd, gemanifesteerd, geredeneerd, ja geredeneerd wordt er. Er zijn tijden geweest, waarin het gansche yolk hoofd en hart had bij godsdienstige en kerkelijke vraagstukken . Thans levee wij in een tijd, waarin de staathuishoudkunde aan de menschen belangstelling inboezemt . Theorieen links en theorieen rechts . Dat het Rijk moet helpers zegt de een - van de Gemeente verlangt de ander hulp - een derde acht dat particulieren moeten bijspringen . En tusschen dit alles door wordt er geroepen „dit alles is slechts een tijdelijk middel, een middel, dat de oorzaak niet wegneemt, een palliatief ." De oorzaken van de behoefte aan werk weg to nemen, - thans weg to nemen, - onmiddellijk weg to nemen, niemand zal dit mogelijk achten . Niemand zal willen beweren, ook hij niet, die het geneesmiddel meent to kennen, dat er voor de komst van een andere orde van taken geen tijd noodig is . Trouwens, de
PALLIATIE VEX
159
tijd verwoest alles, waarin hij niet is gekend . Hulp, al is die dan ook slechts tijdelijk ; hulp, al is zij dan ook slechts tot verzachting, is dus noodig en gewettigd . Noemt men haar een palliatief, goed, - maar dan verkeeren «zij in het geval, dat een palliatief op zijn plaats is .
Maar ook het derde geval is aanwezig. Onder de
werkloozen zijn er, voor wie de behoefte aan arbeid
slechts tijdelijk is . Kunnen zij door de eerstvolgende
weken heen worden geholpen, dan komt voor hen de betere tijd weer aan . Ook hier is het palliatief op zijn
plaats, indien men bet middel, dat den patient de kracht verschaft om door de crisis heen to komen,
een palliatief wil noemen . Was het Hamerling niet, die gezegd heeft, dat de
geneesheeren niet veel meer vermogen, dan in het
Grieksch to zeggen wat ons scheelt . Zoo erg is bet
nu wel niet . Steeds grooter vorderingen maakt de edele wetenschap der geneeskunde . Maar dat zij in vele gevallen reeds dankbaar is een palliatief to kunnen aanwijzen, het is nog de waarheid .
Gelijk in de wetenschap, die zich met de ziekten
van het lichaam en hare genezing bezighoudt, zoo is
het in de wetenschap, die de kwalen van de huishouding van den Staat en de middelen tegen die kwalen behandelt . Groote verdeeldheid onder de deskundigen en
dikwijls, in plaats van middelen tegen, een Grieksche
naam voor de kwaal . Laat ons althans dankbaar
160
PALLIATIEVEN
zijn, als we nu en dan een palliatief kunnen aanwenden . ,,Naar de oorzaken van die telken winter terugkeerende kwaal - de werkloosheid n .l . - naar de middelen tot genezing wordt gezocht, maar in afwachting van hetgeen tot voorkoming of genezing verricht zal kunnen worden, dringt de hood ook than weep tot onziddelijke help", zoo schrijft de commissie die geld vraagt, om der werkloozen hood to lenigen. Een maag, die honger heeft, kan niet wachten tot de geleerden bet eens zijn, niet wachten tot de wereldhervormers geslaagd zijn, niet wachten tot de ideate Staat is verschenen . Wie geld heeft, geve geld . Wie werk heeft, geve werk . En bovendien zie ieder eens rood om zich been . Geen beter, geen schooner hulp, dan die persoonlijk wordt verstrekt . Wie menschen zonder werk heeft ontdekt in zijn kring ; wie die menschen heeft aangetrokken en ze den winter heeft doorgeholpen, die heeft wet op de schoonste wijze gearbeid aan de leniging van den bestaanden hood, zij dan dit zniddel niet meer dan een palliatief . Die persoonlijke arbeid is ook daarom zoo schoon, omdat daardoor de menschen nader tot elkander worden gebracht - en een weinig verbroedering kan de maatschappij hog wet verdragen . 11 December 1893 .
XXIV NAAR ZICH TOE
oung de schrijver der „Xachtgedaehten" y hield de ijdelheid voor den menschelijken hartstocht . Deze meening van den zoo scherp zienden Engelschman bestrij den we niet . Maar we zouden de algemeen mensehelijke tekortkomingen niet tot de ijdelheid willen beperken . Algemeen toch als zij, is de gewoonte van het „naar zich toe rekenen" ; de gewoonte om de dingen nit to leggen in eigen voordeel ; gewoonte, waaraan de bangle geestigheid, volgens welke men liever dan van uitlegkunde to spreken heefc van inlegkunde, hair bestaan to danken heeft . In een kamer zijn twee personen . De een heeft bet 11
162
NAAR ZICH TOE
koud en wil dear en vensters gesloten houden ; de ander vindt het to warm en wil vat open zetten . Ziehier twee meeningen omtrent een en dezelfde temperatuur . Dit naar zich toe rekenen, deze bijzondere soon van uitlegkunde kunnen wij aan het werk zien in alle krin gen, in alle verhoudingen, bij alle gebeurtenissen en bijna bij alle mensehen . De zoon des huizes zal worden opgeleid voor de Delftsehe Academie - ende oogen der ouders schitteren van vreugde, wanneer zij u verhalen, dat hun jongen student zal worden . Later zou de knaap voor de derde mail de vierde klasse moeten doorloopen en verlaat hij daarom de Hoogere Burgerschool . Men zal hem privaat-onderwijs laten geven, om hem bekwaam to makers voor de Posterij en . Men wil hem niet wagers aan de verleiding van het studenten-levers, en de betrekking van ingenieur is zoo vol onaangenaamheden, dat men den jongeling „hij is toch ons kind !" -- daarvoor wil bewaren . Al kost het veel offers, voor wien zal men die Never brengen dan voor hem? En wanneer de jongeling een jaar later van den privaat-onderwijzer verneemt, dat hij zich voor het examen nog niet kan aaumelden, en hij - die intussehen door het vrije levers en den omgang met tijdgenooten, die al verder zijn, zich een optreden heeft veroorloofd, waaraan noch zijn bekwaamheden,
NAAR ZICH TOE
163
noch zijn positie beantwoorden - en hij nu solliciteeren gaat naar een betrekking, waarvoor in het geheel geen examen wordt vereischt, dan kunt ge nit den
mond dierzelfde ouders smaadredenen vernemen over de positie van de ambtenaren bij het postwezen, en een verheerlijking van
- nu, van het een of het
andere, waarnaar zoonlief op het oogenblik bezig is to dingen .
Neen Young! de ijdelheid is niet de eenige algemeen menschelijke eigenaardigheid . Voor het rangschikken van de cijfers, zoo, dat ze zeggen wat `vij zoo gaarne wenschten dat ze zouden zeggen ; voor het groepeeren van gebeurtenissen, van eigenschappen, van voor en van tegen, zoo, dat ten laatste de dingen in wonderlijke
harmonic zijn met onze begeerten ; voor die kunst heeft iedereen een „aangeboren talent" .
Intussehen - om evesu terug to komen op de twee
mensehen in dezelfde kamer, van wie de een het koud
noemde en de ander warm - in die kamer bevindt zich nog een derde : de thermometer aan, den wand .
Die thermometer getui gt in stilte van d e eerie zuivere waarheid . A . en B. rnogen met elkander twisters over de temperatuur ; de een moge het vertrek verlaten wegens de stijfhoofdigheid van den ander of wegens
liens stijfhoofdigheid zich aan liens wil onderwerpen de thermometer stoort zich niet aan de kleinheid
164
N AAR ZICH TOE
der menschen, niet aan hun gekibbel, net aan hunne
meening. De kwikkolom daalt en rijst met de temperatuur, trouw, zwijgend . Hoe die temperatuur inderdaad is, niet de menschen zeggen bet, maar z j .
Als die kwikkolom in den thermometer is de wericelijkh eid . Zij is zooals zij is, onverschillig wat A of B ook omtrent haar berekenen . Zij weeft voort, gestadig voort, aan zichzelf getrouw, nu en dan zich openbarend in sprekende feiten . Haar deert bet niet wat men van haar zegt ;
zij verandert zich niet om der wille van
de een of andere vreemde voorstelling, die men van haar geeft . Voor niemand buigt zij bet hoofd, maar
zij dwingt in bet Bind alle menschen bet hoofd to buigen voor haar . Daarom komt ieder, die niet in de
werkelijkheid, maar in den nevel van eene door hem
zelf gefantaseerde wereld leeft, eenmaal bedrogen nit . Aan de studentenwereld, aan het ambt van ingenieur,
a an eene betrekking bij de posterijen haperde niets die alle warm wel goed, maar er haperde jets aan den knaap, die zich niet wilde inspannen . Bij den
jongen hadden de ouders de font moeten zoeken, niet buiten hem . En de werkelijkheid werkte voort, ondanks de praatjes van de zichzelf in slaap sprekende ouders, en verscheurde de nevelen, waarin zij zichzelf hadden
geplaatst, - die werkelijkheid plaatste hen in het eind
voor bet feit van bet verongelukte leven buns zoons . Hieruit volgt, dat bet klaar zien van de waarheid
NAAR ZICH TOE
165
in ieders belang is . We hebben het talent, om de dingen antlers to kleuren dan ze zijn, to begraven in de aarde ;
of to leeren de kunst om de cijfers to groepeeren in een ons welaangename orde . Hoe onbarmhartiger iemand hierin to werk gaat, zoo grooter deel der wijsheid is op hem. Niet altijd kan men het bedrog van anderen voorkomen ; men bedriege voor het minst zichzelf niet . Zichzelf bedriegt intusschen ook hij, die meent dat waar to zijn zoo gemakkelijk, dat niet naar zich toe
to rekenen zoo eenvoudig is . De veerman is ons tot voorbeeld gesteld .
Hij moet naar de overzijde, recht over het punt, waar hij thans is aan dezen oever . Maar hij stuurt naar een punt, veel vender gelegen dan dat, waar hij moet aankomen . Hij houdt rekening met den stroom,
die een deel zijner kracht vernietigt en hem, juist
door zijn to hoog aansturen, doet aankomen op het punt waar hij zijn moet . Wie in de werkelijkheid lever wil en niet in de wereld zijner fantasie, rekene op de tegenwerkende kracht van het aangeboren talent om
de dingen to kleuren naar ons welbehagen . Wie een-
voudig niet naar zich toe rekent is den ongeoefenden veerman gelijk, die met den tegenwerkenden stroom geen rekening houdt en aanstuurt op het punt, waar
hij wezen moet . Hij bereikt de overzijde wel, maar ver beneden het begeerde punt van aankomst .
166
NAAR ZICH TOE
Daarom rekent de wijze van zich af. Hij stelt zich liever de nadeeligste mogelijkheid voor oogen, en heeft daardoor de grootste kans om to komen tot de waarheid . Als we menschenlevens gevaar zien loopen van to mislukken door de onwaarachtigheid, dan kan de vraag bij ons oprijzen of we niet verplicht zijn, die wergild van glas to verbreken en de dwazen in hun eigen, waaraehtig belang aan zichzelf to ontdekken . Het mag niet de vraag zijn of we daartoe den cooed bezitten - het mag alleen de vraag zijn of we kunnen slagen . En wie anderen tot de waarheid wil brengen, slaagt in de meeste gevallen niet . Gevraagde adviezen worden in den regel niet aangenomen - hoe uiterst zelden moet dan wel een ongevra agd advies in goede aarde vallen ! Het zeggen van de waarheid is de roeping der profeten, en de profeten zijn ook wel geeerd, maar in den regel eerst nadat men ze had gedood. wie mensehen wil ontdekken aan en brengen tot zichzelf - hij zal niet slagen zonder lie fde en tact . Ongevraagde tereehtwijzing treft meest Been doel ; gevraagde adviezen doen goed, zoolang zij bepaald blijven tot het algemeene . Wie voor zichzelf in de waarheid leeft, is de wijze, die zelf niet bedrogen uitkomt en wiens zuiver bestaan louterend werkt ook op anderen . 23 April 1894 .
xxv Ix EENS ANDERS PLAATS
W
el is zij een wonder vermogen, die verbeelding, voor wie geen afstand bestaat, hetzij in tijd, hetzij in ruimte . Even duidelijk als wij het theeblad hier voor ons op de tafel zien staan, en de lamp en het werkmandje onzer vrouw - even duidelijk zien wij in dit zelfde oogenblik, als we maar even de oogen dicht doen, de huiskamer onzer ouders, met dat schilderijtje tusschen de twee vensters, en de groote, staande klok - en toch - zij is er niet meet, die huiskamer, en het is al, ja hoe lang wel niet, geleden, dat zij er nog was . En niet alleen kunnen wij in onze verbeelding teruggaan, het verleden in -- we kunnen
168
IN EENS ANDERS PLAATS
ons ook de toekomst voorstellen, voor oogen stellen
de toekomst, wanneer di .t zus en dat zoo zal zijn . We
zeggen het dikwijls tot elkaar : ,,over zooveel jaren ik zie ze al" - en wat er vender volgt . Een ding sehijnt evenwel voor onze verbeelding een
al to zwaar werk to wezen : onszelf to verplaatsen in
den toestand van een antler . Dat kunnen - dat beproeven althans slechts weinigen . Juister missehien
slechts weinigen denken er aan, dat ze het moeten beproeven . En dat moeten wij toch alien - alle dagen . Het is een eisch den rechtvaardigheid, wat al aanstonds
hieruit blijkt, dat ieder, die zich moet verdedigen, begint met de woorden :
stel u eens in mij n plaats !
En waaruit het ook blijkt? Er is een leeftijd, die het gansch en al niet doet - de jeugd . Het wordt haar gezegd, dat zij zich eens moet stellen in de plaats van
haven onderwijzer, geacht en bekwaam man, vader van
een gezin, gekweld door zorgen bovendien, en die zijn brood zal verliezen, wanneer de orde niet spoedig
terugkeert in de klasse . Het wordt aan de jeugd voorgehouden, maal zij luistert niet . Zij stelt zich niet in de plaats van den onderwijzer - en om dat felt noemen wij de jonkheid l'cge sans pine. Zijn de volwassenen dan beter? Bezitten zij die
, .pine" dan wel - door hen ontzegd aan de jeugd ? Och ! onze verbeelding is op dit punt zoo zwak, dat
IN EENS ANDERS PLAATS
169
de wijsheid der volken, die is neergelegd in de spreekwoorden, de onderwinding beter leermeesteres heeft genoemd dan de verbeelding . Toen Jozef II eens incognito een bezoek bracht bij een hooggeplaatst persoon, liet men hem eerst na een uur toe . ,,Nu heb ik"
zoo sprak hij - „geleerd nooit iemand to later wachten . Ik wist niet dat wachten zoo onaangenaam was ." We schijnen eerst zelf elke soon van iced to moeten
ondervinden, voor we ten opzichte van dat iced denken
aan een antler. Weinigen slechts denken daaraan zonder die leersehool to hebben doorgemaakt . En met een weinig goeden wil zou dat toch wel kunnen . Of is het zoo moeilijk, als we op het punt staan onze
ondergeschikten to berispen, in tegenwoordigheid van hun gelijken of van wie ondergeschikt zijn aan hen ons eens to stellen in hunne plaats ? Zoo moeielijk,
om nog eens van „wachten" to gewagen, - ons to
denken in de plaats van den barbier, den bode, den
bediende, den koetsier, dien we wachten later zonder noodzaak, en dien we daardoor tijd ontstelen en een van de vervelendste gewaarwordingen bezorgen ? Zoo moeielijk ons to verplaatsen in den toestand van wie ons een gunst komt vragen, en vooral in zijn toestand, toen hij tot het gaan vragen zich vermande ?
Sans pitie ! -- zoo noemen de volwassenen de kinderen .
Is die volwassen wergild dan beter 2 Denkt zij ooit zij, die zoo hard in haar oordeel is denkt zij ooit
170
IN EENS ANDERS PLAATS
aan al den strijd, die voorafging aan zoo menigen val en aan den sullen angst na den val - angst, die reeds seherper vlijmde in stilte, dan het vlijmende oordeel der wereld in het openbaar ?
Recht moet er gesehieden . Orde moet er zijn . Onschadelijk gemaakt moet er worden . Geen maatsehappij zonder tucht . Maar gij, volwassenen, die de j eugd „sans
pine"
noemt, haalt zelf uw hart niet op aan schandaal,
hebt zelf geen vermaak in het voltrekken der straf,
maar stelt u zelf eens ears oogenblik in de plaats der afgedwaalden, en hebt lead over hun zedelijke armoede . Om kort to gaan : willen wij redelijk zijn, willen we
onpartijdig, rechtvaardig, humaan wezen, dan hebben
we onze verbeelding voortdurend in to spanners, en in ons handelen en spreken met de menschen gedurig voor oogen to houden hoe het wezen zou, indien de
rollers warm omgekeerd . Dat hebben we ons voor to stellen in onzen omgang met onze kinderen, met onze
medewerkers, met onze vrienden, met wie voor en wie tegen ons zijn . En wie in gesehillen, wie in versehillen, wie in strijd alzoo handelt, die toont een edel karakter, en
vertoont aan de menschen iets van zedelijke schoonheid . Stelt u in eens antlers plaats . Dat wij wader eens terugkomen op de sociale quaestie . Ontdoen wij de
beweging van den tegenwoordigen tijd van alles, waarmede wij hat niet eens zijn ; van hat stelsel, dat zij
IN EENS ANDERS PLAATS
171
aanbeveelt ; van de vormen, waarin ze zich uit ; van de middelen, die zij kiest ; van de wegen, waarlangs zij haar doel wil bereiken - dan houden wij toch een
beginsel over, waarmede wij instemmen : zij vraagt, dat we ons eens in de plaats zullen stellen dier duizenden, op wier levensweg maar luttel rozen bloeien,
wier strijd om het bestaan hoog gait, indien niet al to
hoog . En ieder, die dat doet - ieder, die de nooden en levensverhoudingen der minst bedeelden zich een oogenblik voorstelt als eigen levensverhoudingen en
eigen nooden, die zal er niet onverschillig voor blijven . Andere wegen, dan die worden voorgesteld, zal hij
zoeken ; andere middelen bedenken ; andere vormen
om zich to uiten kiezen : naar een antler stelsel uitzien maar onverschillig blijven zal hij niet . En aanstonds
zal hij beginners met zelf in zijn eigen kringetje to doers, wat hij char to doers vermag. Laat ons dit niet
vergeten onder al wat ons in den tijd, dien wij beleyen, bedroeft, dat die tijd ook een schooners kant heeft deze, dat hij luide roept om humaniteit .
Noem mij moeilijke dingen, en ik noem u er twee
voor velen moeilijker dan deze : vergiffenis schenken en troosten . Vergifl'enis schenken schijnt eene der zwaarste zedelij ke inspanningen to zijn, en maar weinigen weten balsem to gieten in een gewond hart . flier is het, dat gij uitgenoodigd wordt, a to stellen in de
172
IN EENS ANDERS PLAATS
plaats van den antler, vooreerst van hem, die tegen u misdaan heeft. Na to gaan wat voorafging en wat volgde,
de omstandigheden waaronder, de geestestoestand waarin, de bedoelingen waarmede, de vooronderstellingen waardoor men u onaangenaam was . Missehien eindigt
ge met to zeggen : „ik zou in uw plaats ook zoo hebben gedaan" - - en als ge elkander de hand hebt gereikt en in vrede de taken nog eens bespreekt, met to zeggen „'t is toch waar, dat begrijpen vergeven is ."
Maar troosten ! Laat ons ophouden met elkander in
smart to wijzen op allerlei, waarvan we vooruit kunnen
weten, dat het Loch het hart niet raakt . Laten wij ons niet langer vernederen, met, uit goede bedoeling voorzeker, dingen to zeggen, die we niet zeggen om hun
inhoud, maar omdat we den klank onzer stem willen laten hooren . Er is een betere weg . Stellen wij ons in de plaats van wie leed heeft . Zijn lijden ga door onze ziel alsof het ons eigen lijden ware. En toonen we dan
door een enkel woord, dat we zijn lijden verstaan . Dat
woord is een troost, en de eenige . Wie leed heeft, voelt zich verlaten . En uit die verlatenheid woodt hij getrokken, zoodra hij ervaart, dat er een mensch op de aarde leeft, die iets van zijn leed begrijpt . Door alle tijden heen zijn het vooral de vrouwen
geweest, die zich in den toestand van anderen hebben ingedacht . Daarvoor is . een verklaring to vinden . De vrouw voedt het kind op in de eerste levensjaren, en die
IN EENS ANDERS PLAATS
173
omgang met het hulpbehoevende kind heeft in het gemoed der vrouwen deze zachtheid - deze rechtvaardigheid ontwikkeld . In het beweren van sommige ijveraarsters voor emancipatie, dat de vrouw niet de mindere van den man is maar dims gelijke, ligt dan ook iets onbillijks tegenover de vrouw zelf . Immers,
in de kunst om zich in eens antlers plaats to stellen is de vrouw niet de gelijke van den man, zij is zijn
meerdere - de man kan hier leeren van de vrouw,
die aan deze kunst tevens haar meerderheid in menschenkennis to danken heeft . -- En op deze kunst nu
hebben wij ons alien toe to leggen, want zich in de
plaats to stellen van een antler is eisch der rechtvaardigheid, bron van humaniteit, prikkel tot zacht oordeel en sleutel tot menschenharten to gader . 11 Juni 1894 .
XXVI G Ti 0 ND S TO F
N
eern ik - aldus sprak eens een onzer grootste fabrikanten - neem 1k sleehte grondstof voor miju fabrikaat, dan moeten mijn kneehts die grondstof voor mij vervalsehen . 1k krijg daardoor sleehte kneehts . Maar, al versta ik die kunst van vervalsehing ook nog zoo goed en al zijn mijn knechts in die kurist ook nog zoo bedreven, geen vervalsehing kan de qualiteit eener stof verbeteren . Sleehte grondstof geeft altijd sleeht fabrikaat . En voor dat slechte fabrikaat zijri geen andere ofnemers to vinden, dale slechte, d.w .z, dan die slecht
GRONDSTOF
175
betalen . Daardoor gaan mijn zaken slecht, slecht wordt mijn humeur, en het einde is, dat ik zelf ook slecht word . . . alles het gevolg van dat eene : slechte grondstof.
Daarom - zoo ging onze fabrikant voort - daarom seem ik altijd mijn grondstof zoo best als ik ze maar bekomen kan . Met goede grondstof wordt prettig gewerkt . De arbeiders hebben pleizier i n run werk, omdat ze pleizier hebben v a n run werk . Goede grondstof geeft zulk goed fabrikant . Wijl ik niet behoef to vervalschen en wijl het werken aan mijne fabriek zoo aangenaam
is, heb ik altijd beste knechts . En voor mijn fabrikant
dat het allerbeste is, heb ik altijd beste afnemers. Zij betalen best, ik heb daardoor geen geldzorg - die
groote vijandin van een best humeur, en ik kan flu en dan nog eens wat voor anderen doer waardoor de
menschen dan wel eens zeggen, dat ik een „beste vent" ben - alles dus best, omdat ik begon met beste grondstof.
Onze fabrikant heeft hiermede niet alleen voor in-
dustrie en handel een les gegeven . Door er op to wijzen,
dat het op de grondstof aankomt, gaf hij een les voor het leven . Want waar fouten zijn, zijn ze to herstellen zoolang
ze den grondslag niet raken, maar raken ze dien, dan
zijn zij onherstelbaar . Is een huffs op goede fundamenten
gebouwd, dan is een euvel weg to nemen, -- maar
176
GRONDSTOF
deugen de fundamenten niet, ge kunt uw huis afbreken al is het nog zoo prachtig .
Uw zoon leert viool spelen van iemand, die er het
ware niet van weet . Hoop nu maar, dat de knaap niet ijverig zij . Want hoe ijveriger hij is, des to dieper zal hij de fouten er in werken . Elk uur studie komt neer op het een uur lang aanleeren van een verkeerde gewoonte . En de goede onderwijzer, die hem later onder
handers nemen zal, kan niet anders doers, dan weer beginners van meet af. Herstellen is onmogelijk - het gebouw, door den vorige opgetrokken, moet tot den
grond worden afgebroken. Elke andere maatregel is
niet afdoende . Daarom is een goed leermeester niets aangenamer dan een leerling, die nog aan den aanvang staat .
Zoo is het ook met een gezin, dat to hoog begon .
Men rekende niet, en men rekende dus ook niet cep kwade tijden, op tegenspoeden, op teleurstellingen . Nu komen zorgen, door zorgen slecht humeur, en door slecht humeur harde woorden, verwij Bering, verbittering .
Wie trachten wil door allerlei inspanning de zaken toch reeht to houden, zal bedrogen uitkomen . Breek of uw huis, en bouw op beteren grondslag een
nieuw . Dan komt, met dies beteren grondslag, beter verhouding tusschen uw last en uw macht, met die
betere verhouding beter humeur, met Bat betere humeur
177
GRONDSTOF
betere stemming in uw hart en in dat der uwen . Ons tiller handelen vloeit voort uit ons denken . Wat
een mensch doet is slechts de laatste repetitie van hetgeen in zijn hoofd en hart omging . Daarom verzorgt
de wijze niets nauwgezetter dan just zijn gedachten . Vanwaar komen onze gedachten ? Van de indrukken die we ontvangen . Van wat we hooren, zien en lezen . „Gees grondstof is mij goed genoeg," zei onze fabrikant .
Maar tegen dien raad steekt de levenswijze van duizenden zees° ongunstig af. Wat gaan wij hooren ? Wat gaan wij zien ? Wat lezen wij ? Vanwaar halen wij de grondstof voor ons denken ?
Lie, dat lezen b .v . is toch geen zaak van geld .
Bibliotheken staan voor alien open . En wie het eenmaal ondernomen heeft, elke dag zijns levens een enkel tiental bladzijden to lezen van de beste schrijvers
versta het wel : geen grondstof is goed genoeg! - die
bevolkt zijn hoofd met edele gedachten, welke de grondstof worden voor een edel levers . En wie nu meenen mocht, dat het lezen niet
op zijn
weg ligt ; dat zijn roeping is in zijn fabriek, in zijn
atelier, in zijn kantoor, - die vergeet, dat we overal en in alles den mensch medebrengen, ongerekend nog
het felt, dat in al ons doers en laten de mate onzer beschaving en onzer ontwikkeling to voorschijn komt,
en dat wij in den regel daarnaar worden beoordeeld . 12
178
GRONDSTOF
De waarheid, dat het aankomt op de grondstof, beheist
nog een waarschuwing en heeft nog een droeve zijde .
Grondstof van elk mensehenleven is de jeugd. Aan
een menseh kan gepolijst worden, hij kan zich inspannen,
hij kan op later leeftijd trachten to vergoeden wat hem in zijn jeugd werd onthouden
dit alles heipt wel
jets, maar de jeugd, die hij heeft gehad, verloochent zich nimmer . Dit is een droevig felt, daarom juist is
het een waarschuwing voor ieder, die kinderen heeft . ,,llet beste is voor hen niet goed genoeg", staat op den titel van een tijdschrift voor kinderen, en dat is
een erustige waarheid . Want het voedsel, waarmede hue jeugd wordt gespijzigd, is de teerkost voor het geheete levee .
,,Wonderlijk" - zei onze fabrikant nog - ,,wonder-
lijk! Als een bewerking mislukt, dan is dat mislukte
fabrikaat toch iiog bruikhaar . En zelfs de afval heeft nog waarde - altijd wanneer die grondstofmaar goed is geweest ."
En moeder de vrouw zegt aan tafel, wanneer de pudding in elkaar is gevallen - ,,dat komt er niet op aan, - wat er in is, is toch goed ."
Zoo dragen we ook een kleedingstuk, waarvan stof
en suit goed zijn, tot den laatsten draad af, maar een ander, dat ons niet goed aan het lijf zit, danken we af, lang voor het is versleten .
GRONDSTOF
179
Zoo wordt een mensch nooit overwonnen, die han-
delde naar beginselen ; zoo gaat niemand verloren, wiens levee uit de grondstof : waarheid geweven was .
Zoek in uw levee, bij al wat ge onderneemt, in den aanvang naar het beste, - ziedaar een aristocratische regel, waaraan armen en rijken zich to houden hebben, wanneer zij het wel meenen met zichzelf . 6 Augustus 1894 .
XXVII EEN NIEUWE AANLOOP
H lang niets deed dan orde brengen in zijne boeken en
et is van Gothe bekend, dat hij sours drie dagen
papieren . Zoo houdt de man, die zich overloopen heeft, eenige oogenblikken stil our weder op adem to komen, zoo neemt de huisvader, nadat hij een geruimen tijd, door allerlei beslommeringen, zijn kasboek nit het oog had verloren, op een goeden dag een kloek besluit, zeggende : ,,nu moet alles blijven liggen voor dit eene, nu moet ik den toestand mijner financier kennen, voor ik een stag verder ga ." Er zijn naturen, die aan dergelijke ,,kloeke besluiten", aan zulke ,,nieuwe aanloopen" in het minst geene be-
EEN NIEUWE AANLOOP
lioefte hebben, naturen,
181
wien de liefde voor orde is
aangeboren . Op de schoolbanken, - neen, nOg vroeger : in de jaren vOOr het schoolgaan, zijn zij reeds to kennen . Nooit doen zij hunnen ouders eenig verdriet . Zij zijn
gehoorzaam en gezeglijk ; zij vermaken zichzelf - in hooge mate zijn zij zelfgenoegzaam . Op de school blijft dit zoo . Zij verroeren zich niet . Hunne antwoorden zijn altijd correct . Zij gebruiken voor die antwoorden niet to veel woorden en niet to weinig, maar vooral niet
to veel en spreken ze uit met eene even hoorhare stem en zonder accent . Hunne leermiddelen zijn altijd in goeden staat. Zij vergeten niets, zijn steeds op hunnen tijd, weten wat zij verschuldigd zijn to weten, zijn noon
ziek, zijn vohnaakt.
Ouder geworden verloochenen zij deze natuur niet . Hun kasboek schrijven zij elken avond, voor zij hunne
legerstede opzoeken, getrouwelijk bij . Dit ,,voor dezen eeneri keer" eens uit to stellen tot morgen, is nog
noon opgekornen in hunne ziel. Systematisch is hun
levee ingericht, en aan hun systema blijven zij trouw . Door dit voortdurend correct handelen behoeven zij anderen noon lastig to vallen . Reeds als kind hadden zij noon een griffel of pen van een buurrnan to leenen,
en zoo hebben zij in het levee noon iemands huip noodig. En is dit sours het geval, voor eene of andere
kleinigheid, die bij andere menschen niets beteekent, dan stijgt hun bij het vragen het bloed naar het hoofd,
182
EEN NIEUWE AANLOOP
alsof zij zich schuldig maakten aan
eene misdaad .
Aldus gebouwde menschen hebben niet, als Gothe, nu
en dan drie dagen noodig om hunne papieren en boeken en zaken in orde to brengen, om de eenvoudige reden, dat hunne zaken, boeken en papieren altijd in
orde zijn, gelijk zij dit altijd geweest zijn en tevens zullen zijn in den vervolge .
Inmiddels - er levee ook menschen, die antlers zijn aangelegd . Naast dezen kalmen, ordelijken, regel-
matigen, plichtmatigen leerling is een j ongen gezeten,
van wien men eigenlijk niet precies kan beweren, dat hij gezeten is . Nu eens ligt zijn rechterbeen over zijn linkersehouder ; dan weder legt hij in zijne beenen eenen knoop ; straks ligt, leunt, hangt, staat, schommelt deze knaap, - het kruis van zijne meesters en van zijne ouders de wanhoop . Met de heiligste, plechtigste, aandoenlijkste, verteederendste, aangrijpendste woorden
is hem gebeden en gesmeekt en bezworen, toch orde to leeren en oplettend to zijn, en met oprechte tranen
van innig berouw en met een heilig voornemen heeft
hij beterschap beloofd - maar de deugden : orde en oplettendheid zijn hem telkens en ook nu weer to
machtig gebleken - nog geen uur na de belofte van beterschap bezweek wederom de zwakke natuur . Voor
z ul.ke menschen nu, zijn de drie dagen van Gothe nu en dan hoogst aanbevelenswaardig . Maar tusschen die twee uitersten, tusschen het
183
EEN NIEUWE AANLOOP
ordelijk-egolstisch-phlegmatische gevig-sanguinische
en
het slordig-vrij-
temperament liggen vele middentermen, en deze in velerlei vermenging en schakeering . Er zijn menschen, wier regelmatigheid zelfs door geen klok wordt overtroffen,
-- er zijn menschen aan
kwikzilver gelijk, - Inaar deze vormen de meerderheid niet . De meerderheid wordt gevormd door gewone menschen, die struikelen en vallen en zich vasthouden
en weder opstaan, menschen, die „er naar jagen, of ze het grijpen molten", die geven en nemen, die op hunnen tijd wat overhouden en op hunnen tijd wat
to kort komen, kortom : de meerderheid is noch volmaakt, noch onverbeterlijk slecht, weshalve zij
flu
en
dan hare Brie dagen noodig heeft our een nieuwen aanloop to nemen in het leven .
Dit ordenen onzer taken kan plaats hebben op
tweeerlei wijze :
gedwongen of nit v rife verkiezing.
Sours gait het ons as den man, van wien wij boven hoorden spreken, den man, die zich had overloopen . Allen vergetende voor eene belangrijke zaak, zien wij
our ons heen den achterstand zich ophoopen, als
kruiend ijs . Hooger wordt de stapel papieren, grooter de berg boeken, dringend.e r het geklaag over niet beantwoorde brieven
-
- dat is niet langer nit to
houden, zoo wordt het leven een hel - - en wij nemen onze drie dagen our op adem to komen en
184
EEN NIEUWE AANLOOP
laten ons werk liggen om den berg, dies wij lieten
ontstaan, gelijk to makes met den grond . Wie zich
door deze overmacht niet laat dwingen, wie de wanorde maar laat voortwoekeren, die teekent zijn eigen doodvonnis . Datgene, waarop wij gees toezicht houden, wat wij zelf dus blijk geven niet to achten, dat
wordt door anderen langzamerhand niet Yneer besehouwd
als ons eigendom . Wie zijn kostbare papieren laat
slingeren, ziet er morgen de kinderen mede spelen . her komt de wonderspreuk nit de Gewijde, Schriften to pas : „Wie niet heeft, van hem zal genomen worden
wat hij heeft", d . i . wie zijn eigen dingen laat slingeren, ze behandelt, alsof zij niet de zijne wares, d, i . zich er niet mede bemoeit, die zal ze verliezen . Zij a t r op h i e e r en, zeggen de natuurkundigen . Maar men kan ook vrijwillig een nieuwen aanloop
semen . Zoover, dat het water tot aan de lippen komt, behoeft men het niet to laten komen . Wie steeds ordelijk is, - alles dadelijk op zijn bestemde plaats legt en alles dadelijk afdoet, hij is zeker van alien de wijste . Maar ook de ordelijke man heeft et behoefte aan
flu
en dan eens stil to staan en om to zien, ook hij moest wel eens lets laten liggen, wijl andere bezigheden hem riepen, en dat hij dan verder vergat door den
overvloed van taken, die zijn aandacht eischten . Welnu
dat men waste tijden stelle en waste gelegenheden to baat nerve om de ontzonken orde to herstellen . Een
EEN NIEUWE AANLOOP
185
dier gelegenheden wordt aangeboden in de vacantie . Wanneer de dagehjksche tredmolen voor een oogenblik
stilstaat, dan kan men ongestoord en zonder gewetens-
knaging den tijd besteden aan het bijwerken van achterstand, aan ordenen en schiften, aan het weder levend makers van d e dood geworden stof.
De urea waarin de arbeid voltooid, d . i . de orde ver-
overd is, die ure is een van de allerbeste des levens . Dan gevoelt men zich koning en heer . Men is dat dan
ook, want nu b e h e e r s c h t men weder zijne omgeving . Geen opgeruimder mensch, dan in eerie opgeruimde kamer voor eerie opgeruimde schrijftafel !
Een nieuwen aanloop hebben wij noodig, nu en dan, zullen wij niet ondergaan - - ook in de s i e u r . Wij hebben ons niet alleen to wapenen tegen de wanorde,
die ons elk oogenblik bedreigt, die van elk onbewaakt oogenblik gebruikt maakt, om zich to nestelen in onze dingen - ook hebben wij ons to verzetten tegen de sleur, die van den bewusten mensch een machine
makers wil . En het is wederom de vacantie, die de gelegenheid aanbiedt om de macht van de sleur to
breken . Wie vijf en-twintig jaren lang, elken dag, denzelfden weg gaat, op dienzelfden weg dezelfde menschen ontmoet, op dezelfde uren zijn arbeid aanvangt . en
eindigt, die gaat zich langzamerhand vergenoegen met
dezelfde onderwerpen en opmerkingen en vermaken . die wordt langzamerhand levend-dood . Aan-
186
EEN NIEUWE AANLOOP
bevelenswaardig mag het daarom heeten in de vacantie
eens to denken aan de mogelijkheid om zijn wijze van levee eens anders in to richten, zijnen dag eens anders to verdeelen, den arbeid eens aan een anderen leant aan to vatten . Honderden en duizenden zullen hierop
antwoorden, dat hue in hunnen arbeid zoo weinig speling wordt gelaten, dat deze raad misschien wel anderen baat maar niet hen .
Toch houden wij vol, dat ieder, ook de man, die
vaste kantooruren heeft, en op` het kantoor een vasten lessenaar - houden wij vol, dat ieder, zoo men maar wil, wel eenige wijziging in zijne dagverdeehng brengen lean . En het is raadzaam, in deze het mogelijke to
doen . De sleur, hoewel in onaangename dingen een
onwaardeerbaar vriend, is overigens eene booze macht, tot het breken van welke wij ons niet genoeg kunnen lnspannen .
Een nieuwe aanloop ! Wij behandelden slechts din gel nit de zichtbare wereld . Er is ook een nieuw e aanloop in het geestelijk levee - waarover to denken aan lezer en lezeres zelf blijve overgelaten . 29 Juli 1895 .
XXVIII ON MISBAAR
en" zegt, dat niemand het is . „ Let maar op . Zoodra ergens een plaats open komt, zijn er tien, twintig, honderd anderen bereid haar in to nemen . Wie aan het hoofd eener zaak staat, heeft elken dag eenige vragen om plaatsing to beantwoorden met de vaste formule „dat er op dit oogenblik geen vacature is ." En onder alle kruizen, die een Minister heeft to torsen, is er wel geen grooter dan het voortdurend to woord staan van de honderden, die dingen naar een betrekking, en van de vrienden, bloedverwanten en Maecenassen dier honderden . Voor iedere betrekking zijn er dozijnen, die haar gaarne willen
188
ONMISBAAR
vervullen en goed kunnen vervullen. Neen, onmisbaar is niemarid . De straat is vol van talent. her is een man, wiens woord, wiens doorzieht, wiens vernuft, wiens toewijding, wiens organizeerend talent groote dingen tot stand brengt . Kan men voor eene onderneming, eene instelling, eene ovatie zijn naam bekomen, dan is men zeker to zullen slagen . Hij is van alley lid, in alies is hij betrokkeri, en waar hij is, daar is hij het zout van de vergadering, de band tussehen de leden, de aangever van den toon . Op zekeren morgen verneemt men dat hij de groote rust is ingegaan . Men staat versiagen . Men weet niet hoe het flu gaan zal. Rouw is in alley hart. En drie dagen later wordt het getuigd aan de groeve : ,,hier staan wij bij bet stoffeiijk oversehot van een man, wiens heengaan een niet aan to vullen ledig achteriaat ." Als student reeds onderseheidde zich de jongeling . Dc uitmuntendsten van zijne tijdgenooten zagen toen reeds met ontzag tegen hem op . En aan al de verwachtingen, die toen van hem werden gekoesterd, heeft hij meer dan ten voile beantwoord. Het was of de Voorzienigheid deze rnaal al wat Zij aan mensehen geven kan, had uitgestort op het hoofd van dezen alleen . Wandelend polyglot, en niemand wist eigenlijk waar en hoe hij al deze talen had geleerd - ; welbespraakt en in bijzondere mate weisprekend ; van
ONMISBAAR
189
eene hooge gestalte, die onmiddellijk de aandacht trok
van alien ; groot menschenkenner en doorkneed in de vormen der besehaving ; zijri eigen wetensehap beheerschend meer dan alie anderen en haar voortdurend
verrijkend met nieuwe waarheid ; de ingewikkeldste
onderwerpen als spelend behandelend ; duideiijk als
niemarid en in alle omstandigheden des levens de taken doordringende tot op den grond, was deze man de
aangewezen voorzitter van internationals congresses, geboren docent, voortdurend ontdekker van verborgen
aanleg, wijzer, die aangaf hoe hoog de stroom der
wetensehap was gerezen en stuwkracht tevens, die het peil van den stroom rijzen deed ; vriend in nood van alien, die tot zijnen kring behoorden, weldoener der
menschheid . En aan zijn graf heeft men kunneni verkiarein, ,,dat zijn heengaan een ledig had does ontstaan, dat niet kan worden aangevuld ."
her is een volkenras, in deelen en deeltjes ver-
brokkeld, dat naar eenheid smacht . Maar wie zal het
die eenheid schenken ? Waar is de vuist van ijzer, de kop van staal, de wil van erts, waar is het staatkuidig genie, dat dit ideaal tot werkelijkheid makes zal? Het
punt in de eeuwen, waarop dit genie geboren zal
worden, verschijnt . In eene wieg ligt het jongske, in weiks brein eenmaal de groote gedachte zal post vatten
en worden uitgewerkt en door wiens hand zij zal worden ten uitvoer gebracht . Niemand west het, niemand ver-
190
ONMISBAAR
moedt het nog . Maar langzamerhand wordt deze zuigehug een knaap, deze knaap eenjongeling, de ,jongeling
een man - en met hem wart zijn gedaehte en zijne
kracht en wordt hij openbaar als de man, die de eenheid stichten zal - en als de eenheid er is, dan verblijclen
millioenen zich in den glans van zijn genie, uitroepend : ,,wij kunnen hem niet missen !"
En toch - er heerseht gelijk in het wijd Heelal zoo op onze kleine aarde eene wet, welker naam is : accommodatie - de dingen schikken zich . Een ,,niet to vervullen
ledig"? Maar ,,ledig" is een woord van ons, menschjes . De riatuur kept het ledig niet . Zij schuwt het, zegt
men . Op hetzelfde oogenblik, dat eene plaats openkomt is zij ook ingenomen door wat anders . En onder de mensehen is het desgelijks . Gij zijt heengegaari . En toch wordt het avond en morgen en wederom avond,
de dingen gaan hunnen gang, de stroom der gesehiedenis gaat voort - ook zonder u . De man, wiens invloed zoo overwegend groot was,
bij wiens heengaan iedereen angstig vraagde hoe het wel gaan zou, gin g heen, en een jaar, een half jaar, drie maanden later was apes in orde gebracht, geschikt, gered, was hij vervangen, en apes ging weer rustig en
ordelijk voort alsof het nooit anders was geweest . De groote geleerde werd begraven, men benoemde eenen
opvolger in zijne plaats, en een, twee jaren later reeds
ONMISBAAR
191
begon zijn naam to worden tot eene formule . En het
staatkundig genie, de bedwinger van volken, de eenheid-
stichter van een gansch menschenras - - onmisbaar ? Zelfs behoefde men niet to wachten tot zijnen flood om van zijne misbaarheid overtuigd to worden . Nog bij zijn levers wend hij bedankt voor de bewezene diensten
en werd een ander gesteld op zijne plaats . En waar
flit geschiedt met de manners van naam, met de helden wat zullen flan de menschen van gewone maat zich
jets verbeelden ? ,1 Men" heeft gelijk : niemand, inderdaad Iii e in a n d is onmisbaar .
Eene bedenking . De uitdrukking is onvolledig . Er
moet worden bij gevoegd w a art o e niemand onmisbaar
is . Onmisbaar is niemand voor de omwenteling der aarde, voor der sterren loop, voor der jaargetijden wisseling . Onmisbaar is niemand in zijn maatschappelijke betrekking. Voor ieder tiers anderen. En heette ooit iemand in zijne betrekking onmisbaar, dan heeft men
wel gevraagd of hij juist daarom niet diende to worden
ontslagen, ten einde het gevaar to ontgaan van het
misbruik, flat hij van zijne onmisbaarheid zou kunnen makers . Maar deze algemeene misbaarheid van de
menschen neemt lief feit niet weg, flat met iedereen
jets verloren gaat, flat niet wederkomt - zijne eigenaardigheid. Sommigen zijn zoo bevoorrecht, flat reeds van hunne tegenwoordigheid warmte en verhefling
192
ONMISBAAR
uitgaat . Hun geest straalt licht nit over kleiner of grooter kring, over hun yolk, over de gansehe menschheid, over de eeuwen, die nog komen zullen . Wij kunnen niet buiten hen, neen, wij kunnen hen niet
missen . Zij spreken gedachten nit, tot heden niet
vernomen - fluisteren hunnen vrienden nieuwe idealen toe, die na jaren worden gepredikt van de daken en
het gemeengoed worden van alien . Als zij er niet
waren, de menschheid zou blijven staan op hetzelfde
standpunt - dat is : zij zou aehteruitgaan en eindelijk gelijk worden aan het gedierte des velds . Maar mensehen met zienersblik worden flu en dan geboren, mensehen met een grooten geest en een grooten wil, en ze tillen hun yolk op en brengen het jets vender
en bezielen honderden en duizenden, die lieht ontsteken aan hun licht en kracht ontleenen aan hun kracht .
Toch zeggen velen, toch zegt „men", dat niemand
onmisbaar is . Maar wie dat zegt, plaatst zich op
ambtenaars-standpunt . Of ook : hij beschouwt de menschen als copiIsten . Copieert de een niet, de antler zal het doen . Breekt eene ruit van het venster, men vervangt haar door eene andere ruit . Maar een man van
geest is noch eene ruit, nosh eene schrijfmachine . Alleen kleine zielen hebben geen besef van de waarde den persooniijkheid . Alleen voor pygmeeen is een man in de maatschappij een man in de maatschappij, een hoogleeraar een hoogieeraar en een rijkskanselier een
ONMISBAAR
193
rijkskanse1ir, die voor elkander kunnen worden ingeruild als het eene muntstuk voor het andere . Maar
het fijne gevoel getuigt anders . Dat heeft bewustzijn van de waarde, de eigene waarde van voortreffelijke
mensehen - bewustzjri van de eenige waarde van ieder goed rnensch .
Van ieder? Ja, van ieder . Want ieder goed menseh
heeft jets, dat alleen hij bezit, en dat met hem henengaat . 111cr staan wij aan de bron van 's mensehen waarde, en van rnenschenwaardeering tevens . Het goede, dat wij in ons dragen, en dat bij ieder onzer zijne eigenaardige kleur heeft, vertegenwoordigt, met die
kleur en zoo als het is gekleurd, ieders beteekenis. Die hebben wij in anderen to waardeeren - en wie haar wegredeneert met de stelling, ,,dat niemand onmisbaar is", vernedert zich zelf. Want in het groot
geheel is op seder gerekend . Waar is het - de menwhen gaan heen, oak de grooten, en toch gaat de wereld Karen gang. Wij brengen onze dooden naar hunne laatste woning, staren nog eens in de diepte
en gaan dan weder oozes weegs. Zoo werpt de knaap
een steentje in het water, ziet nog even naar het krin-
getje, en ass dat verdwenen is, loopt hij vender „Maar, al vergeten wij de woorden -van het verhaal, de
indruk blijft." Zoo blijft in ons wat de heerlijke stiji
van een schrijver, het stille landschap van een schi!13
194
ONMISBAAR
der, de hartelijke handdruk van een vriend, de guile
lath van huisgenooten, het groote voorbeeld van een genie, in ons gewerkt heeft . Dat alles hebben wij niet kunnen missen ; anderen hadden dat niet kunnen uitwerken in omen geest . Is niemand onrnisbaar? Ziehier eene arme, onaanzienlijke vrouw uit het yolk . Maar een kind staat schreiend op de straat, to midden van eene menigte, en roept : ,,Ik wil naar Moeder ." 16 September 1895 .
XXIX >> OVER DENZELFDEN KAM"
N
iet ieder kind heeft dezelfde gaven . En de Schepping bewaart het geheim van 's mensehen aanleg voor zichzelve . Althans : nog maar luttel hebben wij doorgrond van het versehijnsel, dat dikwijls hetzelfde menschenpaar ouders zijn van kinderen, wier aanleg hemelsbreed verschilt, wier neigingen uit elkander loopen, wier karakters niets op elkander gelijken . Het eene kind leert vlug, het andere heeft met alles moeite. De een is een voorbeeld van orde, de ander is slordig . De een is de aanhaligheid zelf, de ander is in zichzelf gekeerd . ,,De vrienden en kennissen" zijn dan ook vol bewondering voor den een - en laten zich niet gelegen liggen aan den ander . En dat die vrienden en kennissen dit onderscheid makers, kan niemand hun beletten, maar er zijn ook ouders, die aldus handelen, en deze ouders
196
OVER DENZELFDEN RAM
makers eene groote font, met minsteris drier1ei treurige gevolgeii .
Denk u vooreerst eens in de plaats van het aehteruit
gezette kind . Een kind ontvangt van zijne ouders alley. Let wel op : a 11 e s . Die ouders zijn niet alleen de
mensehen, van wie het zijn voedsel ontvangt, die hem
kleeden en doers onderwijzen, zij zijn ook zijne natuurlijke
besehermers, zijn laatste toevlueht in den nood . Zonder
zijne ouders is er voor een kind weg noch uitweg . Een woord van goedkeuring, van lof, van aanmoediging
nit hunnen mood is voor het kind de hemel ; het tegenovergestelde treft hem diep . En daarnaast staat, dat
een kind aan eene liefdevolle bejegening behoefte heeft als aan zijn dagelijksch brood . Een kind heeft behoefte aan de lief koozingen zijner moeder, aan het
blijde spel met zijnen vader . Een warme, blijde sfeer in de ouderlijke woning ; eene teedere bejegenhig van
zijne ouders - dat zijn geene weelde-artikelen voor een kind . Zij zijn eene behoefte voor den groei van zijne ziel . Wat moet er nu wel omgaan in het hart van het kind, wanneer het door hen, van wie hij gehee
en al afhankelijk is, wanneer het door hen, wier
gloeiende liefde het voedsel is, waarnaar zijne ziel hunkert, wanneer het door zijne ouders voortdurend wordt aehteruitgezet? Kan hij het helpers, dat de natuur
hem misdeelde? Is het zijn sehuld, dat hij den gumlach niet heeft waarmede zijn broeder alley barters steelt,
OVER DENZELFDEN KAM
197
iaoeh de geinakkelijkheid orn voor de mensehen to versehijuen, die in dice ander zoo wordt bewonderd? llij heeft ziehzelven niet gesehapen en wanneer hij dit uitspreekt, is hij reeds Zoover, als cell kind nooit komen mag. Hij begon met Zich to verdedigen, hij eindigt met to verwijten . En in Zijil hart leeft hij zjn eigen levee : hij si u i t Zich . Dit kind is voor de ouders verioren en verioren ook voor zichzelf . Hij is bitter geworden, en wie bitter Zijil, z ij n verloreri . Er is op de wereid niet veel iced dat grievender is, dan het iced van den versehoppeiing . Maar de font der ouders werkt ook ongunstig op het geiiefkoosde kind, op den bevoorrechte . Wij hebben w a a rh ci d noodig in ons levee ; niet vroeg genoeg kunnen wij haar vernemen . Verneemt de bevoorrechte ooit de waarheid? Is niet de gansehe bejegening, die hij ondervindt, een ieugen? Wordt hij niet flu reeds, in den aanvaiig van zijn levee, onder ornstandighedeu geplaatst, die hem een vaiseh beeld van hemZeif geveri? En hoe gaat het met dit kind later? Ilet wii den voorrang, die hem in zijns vaders huffs wordt toegekeiid, ook daar buiten genieten . Het wil, dat er overal nitzondering gemaakt worde voor hem . En van zulke karakters is ,,de wereid" niet gediend . Wie meer wilhebben dan hem toekomt, ook wat hem toekomt wordt hem onthouden . En meer dan een voorbeeid is to noemen van een sehitterenden geest, die in verlatenheid is onderge-
198
OVER DENZELFDEN RAM .
gaan, wiji hij meer eisehte voor zich, dan hem rechtens toekwam - eene font, die hij to danken had aari de voorkeur,
waarmede zijne ouders hem als kind hadden bejegend . Vriendschap ontleent hare waarde aan harm d u u r . Daarom ziet men dikwijls, dat tegen bet erode van
hue levee bloedverwanten elkander wider opzoeken . En zeker is voor hen, wier levenszonne dalende is, bet
orngaan met de vrienden hunner jeugd de bron van heilige herinneringen . Zal het alzoo zijn voor broeders, waarvan de een werd voorgetrokken boven den ander?
Zal het aldus zijn voor den versehoppeling zeif, die
dat lied heeft gedragen, stom heeft gedragen, omdat hij het toch aan niernand vertellen kon? Broeders en zusters, (lie elkander steunen in den strijd van bet levee
- ziedaar ecu heerlijk schouwspel . Dc wetenschap : mijne kinderen zullen elkander steunen, moet het sterven
verlichten . Maar - en zie bier bet d e r d e treurige gevoig van de font, die wij bespreken - maar ziillen de kinderen elkander steunen, waarvan de een onze
lieveling was en de ander door ons op den achtergrond werd geplaatst? Zullen zij elkander opzoeken, wanneer
bun levensavond daalt? De meeste ouders, die zich
laten betooveren door den innemenden lack van een hunner kinderen, denken er niet aan, dat de gevolgen
hunner voorkeur zoo ver kunnen reiken . En toch is bet waar : ze kunnen reiken tot lang na hunnen dood .
Een der aangrijpendste liederen, die nit de oudheid tot
OVER DENZELFDEN KAM
199
ons zijn gekomen, is wel het bekende : „Hoe zoet, hoe lieflijk is 't, dat zonen van 't zelfde huffs als broeders
samen worsen !" Maar wie dat wil bevorderen, wie voor dit ideaal gloeit, hij moet die zonen dan ook in
waarheid zonen van „hetzelfde" huffs doers zijn, d .i . : ze alien meters net dezelfde maat, ze alien bij zijn
levee en in de beschikkingen, die hij maakt voor na
zijnen dood, scheren - zooals het yolk zegt - o v e r een en denzelfden kam . Het eene kind doet zijnen ouders nicer verdriet dan het andere . Er zijn kinderen, waarvan de ouders enkel
vreugde beleven, - en er zijn er, van wie zij enkel iced hebben . Is het dan niet natuurlijk, dat men zich
tot het eene kind nicer dan tot het andere welt aangetrokken `r Niet natuurlijk, dat men daarvan ook iets doet blijken `' wie zoo spreekt, vergeet een ding eigenlijk : hij vergeet allerlei dingen . Hij vergeet : dat
de betrekking van ouders tot kinderen eene dubbele is . Ouders hebben in het geval, waarover wij spreken, nicer kinderen - maar ieder van hen heeft maar° eenen vader en maar eene moeder . Hij vergeet, dat,
als er van voortrekken sprake zou kunnen zijn, dat dan dat
kind zou moeten worden voorgetrokken, dat door de natuur het minst bedeeld is . Hij vergeet, dat, indien
een kind zedelijk verdwaalt, de maatschappij en de
staat, kortom „de mensehen", aan dat kind het recht
mogen voltrekken, maar dat een vader en eene meder
200
OVER DENZELFDEN KAM
den verdwaalde nooit mogen verlaten, en zich nooit mogen losmaken van d e e r n i s met den zwakke . wie toegeeft aan het gevoel van voorkeur tegenover het
beminnelijkste zijner kinderen, een gevoel, dat zeer zeker bij iedereen opkomt, is niet diep van natuur . De lnisdeelde heeft de meeste pulp noodig . En alien hebben aan spraak op gelijke liefde . Nooit mag de liefde der ouders
terugslag zijn op de liefde des kinds . De ouders moeten
het eerste lief hebben . Tit diezelfde oudheid kwam nog tot ons het woord
„de nagedachtenis des rechtvaardigen zal tot zegening
zijn ." wie rustig sterven wil, zij voor al zijne kinderen
dezelfde . Is hij heengegaan, dan leeft hij nog voort en
sticht zijn eens gegeven voorbeeld nog hell . Dan words bij versehillen zijn woord : „al mijn kinderen zijn mij
even na" nog aangehaald en heeft dat woord nog beslissende kracht . Dan handelen zijn kinderen, zelf vader
of moeder geworden, zooals zij hens zagen handelen . Dan blijft de band tussehen broeders en zusters bestaan
want de groote oorzaak van scheiding tusschen men :
schen en mensehen : de jaloezie is dan tusschen hen niet
aanwezig . En mocht de een meer geworden zijn in de
wereld dan de andere, sneer begaafd zijn dan de andere, toch gevoelen zij zich een - zij hebben dat reeds geleerd in hunne vroegste jeugd, in het huffs hunner ouders . 7 October 1895 .
Xhx ZATERDAG AVOND
ie beheersehen wil, moet verdeelen . Van die waarW heid is eene afschuwelijke toepassing to makers, maar evenzeer eene heilzame . Verdeel uw arbeid . Wilt gij het roer van uw levers in eigen handers houden, dan diem gij uw levers to verdeelen . Wij moeten terugblikken op den afgelegden weg - wij moeten vooruitzien naar het pad, dat zich voor ons uitstrekt . Van mijlpaal tot mijlpaal gaande, nemen wij toe in zelf bewustheid en teren wij niet, wat omen tijd betreft, zooals sommige mensehen doers met hors geld, van den hoogen boom. Dikwijls terugblikken is niet goed -- men kan ook
202
ZATERDAG AVOND
to veel zich bezig houden met zichzelf . Maar de tijdsindeeling, waaraan de gansehe maatsehappij gehoorzaamt, geeft gelegenheden aan de hand, die gezag ontleenen aan harm ouderdom, en tot die gelegenheden behoort de Zaterdag-avond . Er worden gesebreven : „Overzichten van de Week", en daarin wordt dan behandeld wat er in de laatste zeven dagen merkwaardigs is gebeurd in de politiek en in de kunst en in de wetensehap . Men leest die stukken om op de hoogte to blijven van zijn tijd . Maar het is minstens even nuttig op de hoogte to blijven van zijn eigen levee en zijn eigen gezin en van de vorderingen zijner eigen kinderen . Te weten hoever wij zelf zijn ; to weten waar wij zelf staan ; geen vreemdeling to wezen in eigen levee en in de levees, die aan onze zorgen zijn toevertrouwd, dat is noodig, dat is nuttig, dat is plicht . Van oudsher is dan ook de Zaterdagavond als een famflie-avond behandeld . Op den laatsten dag der week eindigt de arbeid vroeger dan op andere werkdagen . Eene zes-daagsehe campagne is geeindigd . Het arbeidskleed wordt weggehangen . Een mijlpaaltje is bereikt. Men haalt alien even adem . Men bereidt zich voor tot de rust, die de eenig zedelijk gereehtvaardigde is, de rust na den arbeid . Want die Zaterdag-avond, goed opgevat, sluit niet alleen eene afgeloopene week of - zij is tevens de voorbereiding tot den rustdag van morgen, en is als
ZATERDAG AVOND
203
zoodanig van de grootste waarde . Hoe meer een mensch vooruitgaat in de levenskunst, hoe dieper hij a 1 w a t
n I e t v o o r b e r e i d i s leert haters . De orgelist, die
maar wat phantaseert op zijri instrument, is geen ernstig kunstenaar. Dc spreker, die maar op de ingeving van
het oogenblik vertrouwt, is geen ernstig spreker . De onderwijzer, die des morgens naar school gaat zonder een beeld voor oogen to hebben van den schooitjd,
then hij gaat leiden, is niet de beste onderwijzer . Alleen planmatig handelen is goed handelen . De inspiratie kornt het liefst bij hem, die niet op haar
heeft gerekend . Al wat goed is, vraagt orn voorbereiding . Dc zaadkorrel eischt een ontvankelijken bodem . Bij den weg gestrooid, wordt zij weggeroofd door de vogels . Wie een concert genieten wil, brengt zich, het
uur dat er aan voorafgaat, in de tot luisteren vereischte stemming . En de bouwrneester van een museum zal
de voorhaile met zorg behandelen
hij weet, dat het
de tank dier voorhalle is den geest des bezoekers die
kalmte en die wijding to geven, welke noodig zijn om de indrukken van de meesterwerken to kunnen ontvangen .
En zoude dan de Zondag geen voorbereiding be-
hoeven?
Onder de verschijnselen dews tijds behoort er aithans een, dat verblijdend is - en wie zoude in onze dagen
niet gaarne op iets v e r b lij d e n d s de aandacht yes-
204 tigers !
ZATERDAG AVOND
n .1 . de algemeene vraag naar en de toe-
nemende zorg voor Zondagsrust . Wel wordt om deze
rust niet door ieder gevraagd uit dezelfde motieven . De een is tevreden met rust, de ander begeert bovendien nog wijding . Maar hetzij als rust, hetzij als
wijding opgevat, in beide gevallen is voorbereiding tot den Zondag wenschelijk . Des Zaterdags moet de
afgeloopen week ook worden afgesloten . Zij mag niet
komen op het terrein van haar opvolgster . Wie des Zondags het stof nog moet van zich doers -- van zijn
kleederen, zijn lichaam en zijne ziel - dat van de
vorige week nog aan hem kleeft, die geniet zijnen
rustdag niet volkomen, die mist immers al aanstonds van dien rustdag het sehoonste deel - den morgen. Hoe zal ik u beschrijven, heerlijke ochtend van den
eersten dag , der week, ochtend van reinheid, van
kalmte, van rust, liefelijke Zondagmorgen ! Met u daalt
vrede in de harten . V47ie u niet geniet in zijn huffs, wijl char de harmonie niet woont, wijl char de leden des gezins elkander niet verstaan, wijl char wanorde
en slordigheid en wereldschgezindheid worsen - de straatsteenen beginners tot hem van u to spreken .
Anders schijnt heden de zon, wijl zij schijnt op eene andere wereld . En wanneer straks de klokken beginners to luiden ach, waarom spreekt de een van rust en de ander van wijding? Zijn zij niet alle mensehen
van denzelfden aanleg en roepen die klokken niet het-
ZATERDAG AVOND
205
zelfde tot alle menschen : Gij zijt gesehapen niet met het aangezicht naar de aarde, maar met het hoofd
hemelwaarts gericht ? Richten die klokken niet in hare wereldtaal, taal, voor iedereen verstaanbaar, de uitnoodiging tot ieder om aan geestelijke dingen to
denken, uitnoodiging waaraan eene onuitroeibare be-
hoefte in de harten van alien beantwoordt ?
Maar wil een mensch then Zondagmorgen met zijne verhevene kalmte en zijne roep- en wekstemmen op
zich laten werken ; wil zijn oor de orgeltonen van
natuur en bedehuis verstaan en genieten - dan moet hij zich daartoe voorbereiden en stemmen, reeds den vorigen, den Zaterdag-avond . Een die meerder was dan een van ons , alien, een, wiens woord dringen kon tot in het diepst van de menschelijke ziel, kwam eens
in eenen kring, waar zijn woord machteloos bleek . Van wege hun ongeloof" - zoo lezen wij - „gingen aldaar geene krachten van hem nit ." Zoo ook komt
de heerlijke Zondag onder de menschen, en heeft e .en zegen to brengen aan ieder
maar hij kan geene
krachten doen, wanneer die menschen hun gemoed voor hem sluiten en zijne werking verijdelen .
En zijne werking w o r d t verijdeld door iedereen,
die den Zondagmorgen gebruikt om nit to slapen
van de festijnen des voorgaanden avonds . Er is een
tijd van in-, er is een tijd van ontspanning . Het vermaak heeft zijn rechten . In kunstgenot is geen kwaad .
206
ZATERDAG AVOND
Het tooneel wil wel eens veredelend werken . Gezellige bijeenkomsten zijn van groote waarde . Vergaderingen hebben haar nut . Wie zal van deze dingen kwaad willen spreken? Ook is het waar, dat de nood dikwijls de wet verbreekt, en dat er zijn, die zich van dit alles voor goed zouden moeten spenen, indien zij er nooit eenen Zaterdag-avond voor wilden ten offer brengen . Maar de uitzondering dreigt regel to worden - en daartegen verheffen wij onze stem. Er zijn menschen, die s t e i s e 1 m a t i g den Zaterdag-avond doorbrengen buiten hunne woning - en deze handelen niet goed . Dit genot is to duur betaald - wijl men het moet inwisselen voor de wijding van den Zondag en de verheffing van den Zondagmorgen ; inwisselen tegen den zedelijken invloed voor zichzelf en voor zijn gezin, die van een huiselijken Zaterdagavond uitgaat . De roep om Zondagsrust wordt al krachtiger in omen tijd . Dat men geen half werk doe en ook roepe om een stillen Zaterdagavond . Onder de weinige dingen, die vaststaan, behoort dit dat de grootste kracht uitgaat van het v o o r b e e l d . Dat dan de rijken, dat dan de zoogenaamd beschaaf den, dat dan zij, die hunne bezoldiging niet met de week ontvangen, in deze voorgaan ! Wij begeeren geenen Engelschen Zondag nosh eene maatschappij van kluizenaars . Maar wij wenschen een yolk, dat krachtig is door zijne zedelijkheid, een yolk, waar het huisgezin
ZATERDAG AVOND
207
in eere is en waar de huisgezinnen bloeien door inwendige zedelijke kracht . Dit alles staat flu in nauw verband met de eere, die aan den rustdag wordt geschonken, met de aandacht, waarmede geluisterd wordt naar hetgeen die rustdag tot ieder, niemand uitgezonderd, to zeggen heeft . Viert, wie er de middelen toe heeft, den Zaterdagavond met bats, schouwburg, concert, societeit, vergaderingen - hij ontrooft zich de beste van alle gelegenheden om zijn eigen leven en dat van zijn gezin to beheerschen ; hij loopt kans een vreemdeling to worden in de geschiedenis van zichzelf en in die zijner kinderen ; hij maakt zijn Zondagen krachteloos en hij geeft een slecht voorbeeld aan anderen . De zoogenaamd „mindere" man zal zijn voorbeeld volgen - tenzij hij wijs is en aan de oud-Hollandsche zeden, volgens welke de Zaterdag-avond als het voorportaal van den Zondag wordt beschouwd, trouw blijft - een trouw, waardoor deze ,,mindere" man zou bewijzen, dat hij inderdaad de meerdere is . 28 October 1895 .
XXXI DORRE LEVENS
n onzen tijd, waarin zooveel aandacht wordt geschonken aan de groote vraag hoe alle ding geworden is, wordt meer dan ooit to voren de invloed erkend, dien de mensch ondergaat van den kring, waarin •hij leeft, en van den arbeid, waarmede hij zich bezig houdt . Dat de invloed, dien de mensch ondergaat van zijnen arbeid, groot is, heeft men trouwens altijd, zij het dan ook onbewust, gevoeld . Dit blijkt uit het taalgebruik . Men zegt : daar gaat een timmerman of een tuinman of een minister - de menschen aldus aanduidende naar hun beroep . En dat men, bij het eene yak meer,
DORRE
LEVENS209
bij het andere minder, aan iemand z 1 e n kan met welke snort van bezigheid hij zijn levers doorbrengt, is van algemeene bekendheid. Er zijn twee klachten, die rnisschien aan dien invloed hun ontstaan to danken hebben . De eerste vertoont zich in een laatdunkend neerzien op, in een schamper spreken van zoogenaamden alledaagschen arbeid . 's Menschen geest protesteert tegen dat ,,eeuwig eenerlei", tegen dat voortdurend op nieuw beginners . Een mensch is geen machine, en daarom verzet hij zich tegen een levers, dat bezig is hem tot eene machine to makers . Hij verzet zich, dat wil zeggen : eenigen tijd lang. Want er komt een oogenblik, na hetwelk hij zich niet meer verzet . Voortaan laat hij de wieken hangers . TJit onmacht eensdeels, anderdeels wiji de wet van den invloed des arbeids haar werking heeft volbracht . Het levers heeft er zijne frischheid bij ingeboet . Dc sleur is ingetreden. De wijn is water geworden . Geen boezemstrijd wordt flu meer gevoerd . Daarenboven - in deze phase gaat het werk gemakkelijk, en het gemak client een mensch . Nieuwe moeilijkheden doers zich niet meer voor, nieuwe vragen worden niet meer opgeworpen, nieuwe omstandigheden verschijnen niet meer . Alles heeft men doorgemaakt . Dit komt 's inenschen aangeboren traagheid of voihardingsvermogen in het gevlei . Tevredenheid wordt nu zijn deel . llij is in een toestand van ,,bezonkenheid" . 14
210
DORRE LEVENS
Idealisten en dichters, houdt u weg, raakt deze mensehen niet aan, jaagt ze niet op uit hun rust, maakt slapende honden niet wakker. Zij zijn flu gelukkig - wat zoudt gij iemand zijn geluk ontriemen? Maar gelijk hebt gij, zij leiden een droevig bestaan . . . een dor levers . En ook : gij zoudt er geen goed mede doers, indien gij hunne rust zoudt verstoren ; de klaehten, die vroeger oprezen nit hunrie borst en die nu gelukkig niet meer opwelleri, weer zoudt oproepen . Immers : alledaagsche arbeid m o e t er worden verricht . her bevinden wij ons voor eene noodwendigheid en verzet tegen bet noodwendige is verspilling van kracht . Gij idealisten, wanneer gij toch wilt zingers, zingt dan van wat anders . Maar maakt de mensehen niet noodeloos ongelukkig . Maakt hun het hoofd niet warm met onmogelijke idealen . Er moet alledaagsche, eentonige, vervelende arbeid worden verriebt en daarmede heeft een mensch op den duur vrede, want de menseh s c hi k t zich naar zijn arbeid ., verstaat gij dit? Dit is eene wet, ontdekt in omen tijd, in omen tijd aithans onder woorden gebracht . Het is de wet der a cc o m m o d a t i e, en als gij liederen wilt zingers, bezingt dan de zegenrijke werking van Mar. Zouden wij inderdaad zoo moeten spreken? Neen, want er is voor eene andere zienswijze plaats . Vooreerst zij aangemerkt, dat er geen enkele betrekking is zonder zoogenaamden alledaagschen arbeid . Eentonigen, alle-
DORRE LEVENS .
211
daagschen arbeid heeft de minister evenzeer to verrichten als de kierk, de architect evenzeer als de timmerman, ja, er is eentonige, technische arbeid, then de kunstenaar, hij zij schulder of musicus of bouwmeester, heeft to voibrengen . Wie vernederend van dien arbeid spreekt is dom . her kornt geen hoog of laag to pas . Alle eerlijke arbeid is even hoog. bog en laag komen alleen to pas in de wergild van het zedelijke . En voorts : tat die wet der accommodatie er is, moge waar zijn ; waar inoge zijn, tat de mensch zich schikt naar zijn week - waar is Ook, tat bet werk zich schikt naar den rnensch, bet is maar de vraag wie van de twee de sterkste is . ,,Eii verveelt het u niet meester! altijd inaar weer een riieuw geslacht de letters to leeren ?" werd eens gevraagd. ,,O neen," klonk het, ,,ik ontving deze kindergroep met even groote belangstelling als de eerste . En 1k sta bier al dertig jaar !" Ziehier een groot antwoord op eene kleine vraag . De natuur is overal onuitputtelijk aan probiemen . Wie maar blijft zien en blijft hooren, die hoort en ziet telkens in de oude diiigen nog niet opgemerkte verschijnselen . Wat in bet algemeen waar is, tat wij met het voorwerp onzer liefde eerbiedig moeten omgaan, is in het bijzonder waar van onzen arbeid . Wie zijn arbeid, zij die arbeid ook eentonig, aliedaagsch, gelijkvloersch, technisch, of hoe men bet noemen wil, lief heeft, die ga er
219
DORRE LEVENS
eerbiedig mede om, - en wie dit doet, ontdekt voortdurend nieuwe dingen en bewaart de frischheid, waarmede hij begon . Een tweede klacht wordt geuit over de omgeving . De kring, waarin iemand werken moet, kan beneden hem staan ; die kring kan ook benauwend klein wezen . Voorzeker is de arbeid to midden van menschen, wier vormen, of liever wier gebrek ears vormen ons hindert, van pijnlijken aard . Te moeten ademen in een en denzelf= den dampkring met menschen wier idealen veel lager zijn dan de onze, wier maatstaf van beoordeeling kleiner is, wier belangstelling zich op voorwerpen en genietingen richt, minder van gehalte dan de onze, ziehier een wear kruis des levens . En insgelijks is to moeten levers en werken in eene kleine plaats voor velen een oorzaak van lijden . Nooit een stag buiten zijne woning to kunnen doers zonder dezelfde menschen to ontmoeten ; elken dag op weg near school of fabriek of kantoor of winkel op denzelfden hoek van dezelfde street to stuiten op denzelfden persoon, die ook op weg is near de plaats van zijn arbeid en van zijn kant voor de zooveelste meal stuit op ons ; gesprekken to moeten aanhooren en welstaanshalve er aan to moeten deelnem.en, die alles raken behalve ons hart ; stil to moeten steers niet alleen bij kleine zaken, meat bij details van kleine zaken ; aan vermaken to moeten meedoen, onder welke onze geest niet anders doers kan dan afdwalen wie zal
DORRE LEVENS
213
het voor zulk een bestaan durum opnemen! En wederom : het ergste van alles is die wet der aceommodatie . Wie lang in eenzelfden kring verkeert, gaat eindelijk tot then kring behooren . Wie een beroep uitoefent, dat hem verplieht zich voortdurend to buigen, de landman b .v . die de aarde bewerkt, krijgt een ronden rug. Zoo wordt ook de ziel krom van hem, die in een kring leeft, welke beneden hem is, en die tot then kring voortdurend moet afdalen . Men spreekt van geestelijken, geneesheeren, burgemeesteren, die „verboerd" zijn . Men zegt van iemand, dat hij „kleinsteedsch" is geworden . Accommodatie ! Dor geworden levens ! Maar tegen dit alles is to protesteeren en moet worden geprotesteerd . Wij zouden een beroep kunnen doers op Spinoza ., op Kant, op Gothe . Spinoza leefde tussehen de vier wanders van zijn kamertje op de Paviljoensgracht to 's-Gravenhage en had weinig ander gezelsehap dan het eehtpaar, bij hetwelk hij inwoonde . Kant kwam zijn gansche - tachtigjarig - levers niet buiten Koningsberg . Gothe leefde in het kleine Weimar . Is Spinoza sours gelijk geworden aan zijne omgeving, of Kant? Is Gothe sours verboerd ? Maar, zoo zal men zeggen, wij molten ons niet vergelijken bij genieen - en hij heeft recht, die zoo spreekt . Maar al kunnen wij ons niet met genieen v e r g e l ij k e n, wij kunnen wel van genieen 1 e e r en, wel trachten hun h et mid d e l of to zien, waardoor zij zich ophielden boven hunne omgeC
214
[DORRE LEVENS
ving ; het tooverwoord hun trachten to ontlokken, hetwelk to keunen ons in staat stelt, in stede van neer to dalen tot onze omgeving, die omgeving op to tilien tot ons, en, zoo dat to veel ware, voor het minst ons zeif to blijven . Die tooverwoorden ziju er. Wij kunnen ze vinden bij alle groote geesten . Die geesten hadden zoo goed als ieder hun leed, hun eentonigen arbeid, hun alledaagsch bestaan, - en wiji zij zoo hoog stonden, hadden just zij meet dan millioenen anderen to leven in een kring, die beneden hen was . Maar - en dit is het tooverwoord, dat wij bij alle grooten en goeden terugvinden, gezongen op alle tonen, medegedeeld op allerlei manieren, tooverwoord, dat uit ieder kunstwerk ons tegenzweeft : h e b t z o u t i n u z e 1 v e n . Wie dat heeft, wie het beschermt, het bewaart tegen ontaarden, het al krachtiger doet worden, door zich yoortdurend neer to zetten bij de rotsen - die behoeft niet to vreezen voor daling van zijn geestelijk niveau . Wie zichzelf voortdurend aangrijpt, wie lezen blijft, wie zijn geest gedurig bevokt met nieuwe denkbeelden, wie zorgvuldig waakt tegen concessies aan zijne gemakzucht, die blijft, in welke omgeving dan ook geplaatst en welk ook het veld zijns arbeids zij, zichzelf getrouw, en meet : die blijft vooruitgaan . Langzamerhand oefent hij invloed op zijn kring . Een man heft dikwijls de geheele plaats zijner inwoning op . Zijn geest bereikt door onzichtbare kanalen de
DORRE LEVENS
215
anderen . Geen levee behoeft dor to zijn of to worden,
- dat hangt of van onszelf. Maar heeft iemand in
ziehzeven geen muziek, 't is duister in zijn geest als iniddernacht . Dit is eeii goed woord en des onthoudeus waardig. Het is trouwens van Shakespeare . 3 Februari 1896 .
XXXII ELASTICITEIT
W
anneer gij eene stalen veer aan hare uiteinden aanvat en haar ombuigt tot eenen halven cirkel, zal zij, zoodra gij haar loslaat, met snelheid harm vorigen stand hernemen . De kracht, waarmede zij dat doet, is Mar kracht, is v e e r kracht . Dit echtpaar leefde jaren lang in geluk en voorspoed . Hunne kinderen bloeiden en groeiden om hen heen ; de man slaagde in zijnen arbeid ; een behoorlijk fortuin, welks rente een welkom aanvulsel was van zijne verdienste, wend door eene niet verwaehte erfenis zijn deel . Alles was blij, helder, zonnig . Daar kwamen de slagen . En zij kwamen niet na elkander, zij kwamen to gelijk . Staande bij het sterf bed van een hunner kinderen ontvingen zij de tijding, dat hun laatste effect waardeloos was geworden . Een eervol
ELASTICITEIT
217
ambt, waarvoor deze man, volgens goddelijke en menschelijke wetten de aangewezen man was, komt open, maar men benoemt een ander . Ziehier mensehenharten, door de reuzenvuisten van het lot omgebogen, als eerie stalen veer door de vingers van eenen knaap .
Maar . . . er kwam een oogenblik, waarop man en vrouw elkander aanstaarden, to gelijk zeggend : „zullen
wij niet aan het werk gaan ?" En zij huurden een groot
huffs, en breidden, om to kunnen blijven die zij waxen, hunne zorgen uit ook over de kinderen van vreemden .
En aan het ambt dacht hij niet meer - wel aan de wetensehap, noodig om het to vervullen . En wie binnentrad in zijn huffs, kwam onwillekeurig onder den indruk van den hoogen adel des geestes, die char woning had gemaakt . Hoe het met hen afliep ? Door hunnen arbeid wonnen
zij veel terug van wat zij door den slechten raad hunnen vrienden hadden verloren . De plaats kwam weder open, en nu niet meer aan eerie benoeming weed gedaeht, nu kwam zij . Alleen het verloren kind kwam
niet terug - of liever : het was niet heengegaan . Het was de blijvende en gel, die den ouders eenmaal had geleerd en
het hun sedert influisterde iederen dag, dat er een kracht is, waardoor wij ons kunnen verheffen boven het lot . her is een ander man . Hij heeft gedwaald . Door
een grove font heeft hij zich geplaatst buiten den kring, voor welken hij bestemd was . Het was niet meer dan
218
ELASTICITEIT
de zwakheid van een enkel oogenblik, maar er zijn zwakheden ook van een enkel oogenblik, die niet vergeyen worden . Nu is hem veel ontvallen, waaraan hij hing met heel zijn hart . Nu durft hij het hoofd niet meer oprichten . De oogen der menschen, die hem tot hiertoe vriendelijk aanblikten, schijnen hem doorborende dolken . Hij is vernietigd, voor eens en voor goed . Maar op zekeren dag dringt er een lichtstraal in zijne ziel . Hij leest iets als wat bijvoorbeeld in de levers van Nepos wordt gezegd van Themistoeles : id eum non fregit sed erexit - d it heeft hem niet cgebrol en maar opgerieht . Hij vraagt : waar sta ik thans 2 Laag, lager, nOg lager? Goed, dat standpunt aanvaard ik, maar slechts voor het heden, want ik wensch er niet in to berusten . En hij voelt zich van dit oogenblik of licht als een veertje . Hij is niet meer waarvoor men hem aanziet . Hij staat op, hij tijgt aan het werk, en order het werken voelt hij, dat zijne krachten groeien . En eindelijk heeft hij de wereld overwonnen, hij, die aanving met eene overwinning to behalen op zichzelf. De twee voorbeelden zijn ors genoeg . Wat 's menschen ziel nederbuigt, komt of van buiten tot hem, of wordt in hemzelf gevonden . Maar vanwaar de last kome, die de ziel ter neder drukt, de veerkracht der ziel weet hem of to wentelen . Die veerkracht weet to herwinnen : verloren vrede, besmette reinheid, neer-
ELASTICITEIT
219
geslagen hope, verwoest geloof . Zij bouwt nieuwe ideal en van het puin der oude, ja zelfs uit het verlies trekt zij winst, en den tegenspoedmaakt zij tot eenen dienstbare . Van die veerkracht der eigen ziel heeft de mensch zijn toekomst, dat is : de dag van heden en van morgen to vragen . Ga rond bij de wijzen, en zoo zij inderdaad wijzen zijn, zij zullen u raden u to vervoegen bij uzelf. Daarom moet die veerkracht worden beschermd, aangekweekt, ontwikkeld . Gestaald moot zij worden, opzettelijk Zoeken moeten wij de plaatsen en gelegenheden waar onzer ziel nieuwe kracht wordt ingestort . Van twee grootmachten in de wereld hebben wij hulpe to verwachten . Vooreerst van de P o e z i e . Als Hamerling de zeven zonden als even zoovele daemonen hun arbeid aan de mensehen heeft laten voltrekken, is die menschheid weggezonken in algeheele maehteloosheid . De daemon der traagheid begon -- maar zijner is ook het laatste woord . De ziel der menschheid is ontledigd . Uitgeput is zij weggezonken in het moeras . Overal heerscht de gevoelloosheid van het graf . Maar wat is dat ? Daar zingt in de hoogte de dichter zijn lied van schoonheid en goedheid. Dat lied dringt in de verdorde harten. In flauwe omtrekken eerst, maar allengs duidelijker, bloeit voor de gevallenen eene nieuwe wereld op . Een diep verlangen maakt zich van hen meester zij richten zich langzamerhand op, de een vbor, de ander na de veerkracht komt terug .
220
ELASTICITEIT
Eene tweede levenwekkende macht is de N a t u u r .
De natuur, met haar morgenstond en avondrood, haar sneeuwkleed en haar kleed van bloemen, haar geuren en kleuren, haar vroolijk vogelenlied en hare ernstige
stemmnn in den storm ; de natuur, met haar wouden en
bergen, haar oceaan en haar sterrenhemel, sterrenhemel vooral, die, rein en hoog, de gedachten verruimt, den
overkropten boezem ontlating geeft . Eene levenwekkende
maeht is de natuur, zij, de eeuwig-veerkrachtige, zij, met
hare onverwelkelijke j onkheid, de natuur met haar Lente . De lente is weder daar . Niemand kan zich onttrekken aan harm invloed . Heerlijke nieuwheid aanschouwen wij allerwegen . Wel hem, in wien een verlangen ontwaakt haar harrnonie tusschen eigen stemming en
de stemming der natuur. Onherroepelijkheid is de eigenschap van het verledene -- maar 's menschen toekomst hebben wij voor een goed deel in eigen
hand . Geen levee zoo duister, geen leeftijd zoo hoog, of de lente heeft er een blijde tijding voor to brengen . Al zou ons nog maar een enkele dag levees resten,
er is voor de ziel des menschen als voor het weefsel der
natuur om hem heen vernieuwing des levees mogelijk . 30 Maart 1896 .
XXXIII HAAKS
en woord uit de werkplaats van den timmerman .
E „Gij moet h a ak s werken," zoo luidt herhaaldelijk
nit den mond van den volwassene de vermaning, gericht tot den leerling . En als die leerling tot hem komt met zijn broddelwerk, dan neemt hij een grooten houten hamer, shat het geknoei uit elkaar, drukt den jongeling een hack in de handers en zegt : , .begin nog eens en gebruik hem." Een lief werktuig is zulk een hack . Er is er maar een in de heele wereld en in alle eeuwen, die er geweest zijn en die er nog zullen komen . Indien gij alle haken van alle landen en van alle tijden bijeen halt,
222
HA AKS
en gij zoudt ze kunnen leggen op elkander, dan zoudt gij aan den binnenkant niets anders zien dan een haak, een enkelen - van alle haken zouden de twee lijnen, die ze tot hack maken, elkander just bedekken .
Nog jets valt aan dit stuk gereedsehap op to merken . Een beitel kan zeer scherp zijn, minder seherp, bot, zeer bot - maar blijft in al die gevallen een beitel . Aan een passer kan jets hapereri, zijn gewricht kan verlamd zijn, maar daarom houdt hij niet op to zijn een passer . Een zaag kan slecht zijn, rnaar is dan toch nog een zaag . Maar een slechte hack hestaat niet . Zoodra de twee armen van een hack uit het lood zijn, is de hack verdwenen . Al waren die armen van
het zuiverste goud, zij zouden als hack niet meer kunnen dienen ; aan een stukje waardelooze stof, maar dat twee armen bevat, die een hoek van negentig graden insluiten, zoudt ge als hank meer hebben . Er
is geen haaksch of minder haaksch - • een voorwerp is een hack of het is er
geOn .
Dc werkman, die ook maar eenrnaal vergeet aan een stuk werk zijn hack to gebruiken, bereidt zich eene steeds
terugkeerende ellende . Die eene font komt telkens voor den dag . Zij is niet weg to krijgeri dan door gebroddel,
dat op zijn beurt de bron wordt van nieuwen rnisstand . In vroegere tijden bestond het proefstnk van den leerling
die den meestergraad wilde verwerven, in het maken van een raanim met verschillende vakken, zoo, dat in
223
HAAKS
elk dies vakken een zelfde vierkant zuiver paste hij moest bewijzen, dat hij h a a k s kon werken .
Het is een genot zulk werk to zien en to gebruiken .
Wat haaksch is, loopt gemakkelijk ; wat niet haaksch
is, knijpt, wringt, drukt, wrijft . He ne kon niet worsen in een geerende kamer - en dit pleit voor zijn karakter . Want er is verband tusschen het vrede kunnen hebben
met dingen, die uit het lood zijn, en karakter . En wie de vriend kan zijn van een aannemer, die de huizen
in elkander zet, zoo, dat hoeken van iets anders dan negentig graden voor hoeken van negentig graden dienst moeten doers ; een aannemer, die door winstbejag zijn werkgever bedriegt en zijn menschen beleedigt door ze slecht werk to laten makers, wie de vriend van zoo iemand zijn kan, die deugt zelf niet .
,,Allen is in alles," heeft de dichter gezegd . Pat woord
h a a k S uit de timmermanswerkplaats is ook to gebruiken in de groote werkplaats den levens . Het aantal stompe en scherpe hoeken is oneindig groot
er is
maar een rechte hoek . Zoo is er maar een reeht, maar een plicht, maar eerie waarheid . Wie onrecht plegen wil, heeft tal van wegen en middelen ; wie zijn plicht wil verzaken, heeft keus van gedragslijnen ; wie van de waarheid wil afwijken, hem staan duizend leugenen ten dienste . Maar wie bij recht en plicht en waarheid blijven wil, die heeft geen keus . Hij is als de lijn, loodreeht
224
HAAKS
neergelaten op eene andere - hij kan noch rechts, noch links ook maar eventjes afwijken : men kan nit een punt op eene lijn maar een loodlijn nederlaten, en niet meer dan eene . Beklagenswaardige werkman, die eenmaal slechts vergat zijn hack to gebruiken ! Beklagenswaardige, die in des levees werkplaats eenmaal slechts een onrecht, een plichtsverzuim, een leugen beging of op zijne verantwoordin g nam . Als in des timmermans werkstuk komt in het levee die eene font telkens weer boven ; weder boven, als in het huffs, welks fundamenten niet met alle zorg waterpas werden gehouden, knoeiwerk, dat zich wreekt door alle verdiepingen heen tot in den nok van het dak . Zoo wreekt zich ook het knoeiwerk van een vereeniging van menschen en richtingen en partijen, tot stand gekomen door onzuivere beweegredenen ; men moet hier wat bijlijmen en daar wat bijmetselen en ginds wat aan elkander wringers om haaksch to makers wat volgens den aard der zaak niet haaksch is en niet haaksch kan worden . Zoo wreekt zich een enkele leugen, een enkel onrecht, een enkelplichtsverzuim - en blijft zich wreken totdat de leugen is bekend, het onrecht is beleden, het plichtsverzuim is goed gemaakt . Des masters feilen to bedekken is Christenplicht ; zich to onthouden van oordeelen een voorschrift der levenswijsheid. Maar die naaste zelf is niet to redden, zoolang hijzelf niet zijn fell als fell erkent en, brekende met den
HAAxs
225
onzuiveren toestand, terugkeert naar het haaksche.
De wereld is vol van onzuivere toestanclen en ver-
houdingen, en wie zal al het kromme recht maken ? Niet iedereen heeft de roeping van profeet, en niemand heeft de macht om a.lles, wat op de aarde schuin staat, to brengen in het lood. Maar men kan waken over
eigen leven . Zuiverheid kan ieder bewaren in de ver-
houdingen, waarin hij tot de mensehen staat . Tegenover
zichzelf kan de mensch waar blUven . Aan elk meow begin, aan elk woord en aan elke daad kunnen wij
de maat aanleggen van eerlijkheid, waarheid en plicht .
Dusdanig leven is een haaksch leven . En wie in deze
trouw is, trouw in het geheel en in de onderdeelen van wat hij werkt en wil, die is een man van karakter . Beets achtte karakter to bestaan in to willen wat men
doet en to weten wat men wil . Die woorden van Beets zijn niet dadelijk to begrijpen - daarvoor is hunne
beteekenis to diep . wie den tijd neemt om er over na to denken, zal inzien, dat volgens Beets karakter bestaat in eenheid van inwen dig en uitwendigleven, een eenheid, die ten slotte alleen to bereiken is door hem, die hanks
werken verstaat. wat is zulk een leven schoon ! wel kent het botsinWen : wel heeft het hoekige kanten, waaraan sommigen
zich pijn doen ; wel moet het offers brengen ; wel moet het zich getroosten to derven de eer en het voordeel,
dat een weinig laveeren, een weinig meegaan, een 15
226
HAAKS
weinig does hellen van de loodlijn in ruime mate zou hebben versehaft . Maar wat een rust staat daar niet tegenover ! 1)e werkman, die hacks werkt, behoeft nooit to onthouden wat hij heeft gedaan, hoeveel h j afgeweken is van den rechten hock en hoeveel hij dus aan een anderen kant weder moet good makes . Zoo kan de man, die de waarheid diem, die eerlljk 1s, die zijn plieht vervult, vergeten vat hij zeide en deed. Men kan_ zijn boeken opslaan to alley stond ; in zijn levee delves to ieder uur - gelijk alle rechte hoeken elkaar bedekken, zoo dekken al zijne lodes en woorden elkander, sprekend voor zichzelf. Een tijdlang kan men hens tegenwerken, aan zijn handel en wandel een boozes uitleg geven, maar aan bet eind triomfeert de loodlijn in al de majesteit van hares eenvoud . Inderdaad, wie tut Been hooger beginsel eerlijk en rechtuit wil levee, die leve aldus uit het oogpunt van gemak en rust . wel is een haaksch levee schoon! wie recht doer behoudt het veld . Dat wie recht en eerlijk is in den handel bewijzen van domheid geeft, is een leugen . De eerlijke v erwerft 'het vertrouwen . De vriend, die onbarmhartig waar is, moge in den aanvang ontstemining teweeg brengen, in den hood komt men tot hem weder . De invloed, door den oprechte geoefend, is grooter dan hij in den regel zelf vermoedt . Het geweten wordt in de menschheid gehouden door de mensehen van geweten . Een rechtvaardige kan een huffs, waar
HAAKS
227
de zonde gediend words, redden van den ondergang . Wie eens gekend is als een man, die naar links noch
rechts afwijkt van het ware, die wordt voortaan ontzien . Zoo treks hij zijne omgeving tot zich op . Zijn werk is hecht en stevig - w e l d o o r t i m m e r d . Maar wie tevreden is met was op het loodrechte naar zoo was
g elijkt ;
wie niet zuiver spreekt en denkt en does
als de volwassene in de werkplaats bij den leerling,
zoo shat de geschiedenis, met den grooten hamer van het onzichtbare reeht, zijn knoeiwerk nit elkander . Wel help, als flat niet geschiedt rla zijn flood, maar nog bij
zijn levee en daarin vroeg . Wel hem, als het geschiedt
bij monde van een vader of vriend, die er aa•n toevoegt „doe over uw werk, en ziehier een haak - gebruik d i c ii ." 8 Maart 1897 .
XXXIV „HEED" EN „WEI KHAN"
n den laatsten tijd worcit onze lieve Hollandsehe t€gal een keen to meer bedorven door het tegenover elkander stellen van „heeren" en ,,werklieden" . Elken dag kan men schamper hooren zeggen : „dat hebben de h e e r e n onder elkander bedisseld" of „sedert N . N . in den Kaad is gekomen, is hij ook al een h e e r g eworden," en goedig klinkt het sours of ook ironisch „ik ben maar een w e r k m a n ." Verder zijn er mciischen, die beweren het woord to voeren ,,in het belting niet van de heeren, maar van de w e r k l i e d e n," worden kiesvereenigingen gequalificeerd als h e e r e nkiesvereeriigingen en zijn er ook vergaderingen speciaal
,,HEER" EN „WERKMAN"
van w e r k l i e d e n . Een heer sehijnt dus jets anders to
zijn dan een werkman en een werkman jets anders dan
een heer, altijd volgens dit toenemend spraakgebruik .
Het komt ons voor, dat er geen recht tot deze tegenstelling bestaat . Er is tegenstelling in wit en zwart, koud en warm, verheven en boertig, nat en droog,
ernst en scherts, Noord en Zuid - maar er is geen tegenstelling in heer en werkman . Wat is een heer?
Is dat iemand, die zich den teals bekleedt met een gesteven en gestreken boordje? Maar dan was wijlen
Prins Frederik der Nederlanden geen heer, want die moet nooit anders hebben willen dragen dan de militaire stropdas . Is h ij dan een heer die er bedienden op na
houdt ; die zijn loon ontvangt niet bij de week maar bij de maand, en die niet werkt met zijn handers
Maar hoe makers wij het dan met Spinoza, die geen
bedienden had, die handenarbeid verrichtte en daarmede zijn brood verdiende, en van wien wij wel niet weten bij welke termijnen hij zijn loon ontving, maar
van wien wij toch wel weten dat dit loon zoo luttel was, dat het zich bewoog tusschen de grenzen van
bijna to weinig en even genoeg . Hoe dan ? Het heer-zijn blijkt niet to moeten worden
gezocht in het boordje, niet in glace handschoenen -van den heer Diogenes is het ten minste niet bekend, dat hij ze droeg, -- niet in de snort van arbeid, niet in de hoeveelheid van het loon - wear ter wereld
230
„HEER" EN „WERKMAN"
moeten wij het dan zoeken ? „Heeren e n werklieden" zegt men in onze dagen. En volgens deze tegenstelling moeten zij dan de heeren zijn, die n i e t werken eene betwering een onderzoek alleszins waardig . Wat is het lot van iemand, die niet werkt? Een kind kan het zeggen : zoo iemand gaat zich vervelen . Wat is verder bet lot van iemand, die zich verveelt? Het is wederom een kind, die het zeggen kan : zoo iemand gaat kwaad doers . Wat gebeurt er met iemand, die kwaad heeft gedaan ? Ten derden male, een kind kan u dienen van antwoord : zoo iemand wordt gestraft . Nu zijn wij er : zoo iemand wordt gestraft . En waarmede? her kan een kind geen antwoord geven -- maar wel de werkelijkheid, de droefste, de allerdroefste werkelijkheid . Zoo iemand wordt gestraft, j a, tot in het derde en vierde geslacht . Zoo iemands heele geslacht goat sours to gronde . Er gebeurt velerlei kwaad op de wereld, kwaad nit jaloezie, nit nijd, uit trots, nit heerschzucht ; maar - dat zag Halnerling en met hells alle zielkundigen juist in - het ergste kwaad vloeit uit de ledigheid, uit de traagheid voort . Die duivel is de eerste -- Eon de laatste . „Mij is het laatste word," zoo jubelt hij aan het slot, wanneer alle daemonen hun week hebben verricht - „mij is het laatste wooed ." En zouden deze mens~hen, zouden zij, die zich in hunne ledigheid gelijk makers aan de z w ij n e n, zouden zij de heeren zijn ? Zij de heeren, die zich een toekomst
„HEER" EN „WERKMAN"
2a1
bereiden vol ellenden dikwijls ook een toekomst Gaat van mij, gij die heeren en werkals bedelaar ? lieden tegenover elkander stele, bedoelende, dat zij, die nice werken, de heeren zijn : uw tegenstelling is onzin, zij is v a 1 s c h . dat weet ieder, die ooit Definities zljn moeilijk heeft beproefd ze to makers . Maar in bet onderhavige geval is de tank toch nice heel zwaar . Het beer-zijn ligt in de vrijheid . Een vrij man - dat is een beer, al zou hij ook zijn loon ontvangen per dag . Maar tot die vrijheid zijn eenige dingen onmisbaar. Vrij is de man, die zijn e i g e n boterham eet, al is die boterham nice dik gesmeerd ; die zijn e i g e n kleederen draagt, al zijn die kleederen ook van grove stof ;
die zijn oogen kan opslaan tegenover iedereen en die in den spiegel ziende, kan zeggen : ik zie een eerlijk man . Zoo iemand is vrij, en krachtens deze vrijheid is hij een h e e r . Elk edel man - is een edelman en addl wordt niet verkregen dan door arbeid . Wat als eene tegenstelling wrdt gebruikt i s geen tegenstelling . Omgekeerd : een man is slechts in zooverre een beer, als hij werkman is . Werkende stand, Wie behooren daar eigenlijk toe? Menschen die arbeiden met de handers, zal men zeggen . 1laar is werken islet bet hoofd dan geen werken ? Is geestelijke arbeid dan geen arbeid en niet evenzeer noodig als die met de handers? Sterker : is handwerk
232
HEER" EN ,,WERKMAN"
zonder dat er wat geest bij komt mogelijk? Dwaze
onderseheiding . Tot den werkenden stand behoort iedereen, die zUn levee wijdt aan het bereiken van een goed en edel doel, hetzij hij werke met de handers als timmerman, hetzij hij werke met de handers als
Rubinstein of Joaehim, hetzij hij werke met den geest als llelmholtz, hetzij hij werke met den geest als een
die messen slijpt . En dwaas is ook de onderseheiding tussehen werklieden en heeren . De rnenseh is to meer
h e e r, naarmate hij meer werkman - to meer werkman naarrnate hij meer heer is . ,,Heer" staat niet
tegenover ,,werkman" - heer staat tegenover s 1 a a f . Werkman" staat niet tegenover ,,heer" - werkman staat tegenover n i e t s d o e n e r . Vie werklieden cii heeren tegenover elkander step, maakt propaganda
voor wanbegrip . Hij is de beste werkman, die zich tot in elke vezel van zijn ziel h e e r gevoelt ; hij is de beste heer, die den roemn zijns levees stelt in zijn arbeid . Het ,,sturen in democratisehe richting" en alic termen
van dice card molten dienen knnnen om tijdelijke versehijnselen to kenmerken, die termen, in hnnne dieptc
opgevat, zijn vcrwerpelijk . Aristocratic is ecn zaak van levensgehalte. Daarom is het sturen in aristoeratischc
riehting het ware . Vrijheid en fi,jnheid - die twee zijn aristocratisehe cigensehappen, en het verwerven van
die eigenschappen is plieht van iedereen . Dc onderseheiding van ,,heeren" en ,,werklieden" is uit den
„HEER" EN „WERKMAN"
233
booze . Wie zegt : ~ik ben maar een werkman," maakt datgene tot jets hags, waarin hij in tegendeel zijn eer heeft to stellen . Wie met eerlijken arbeid zijn brood verdient, verdient tevens, dat men den hoed voor hem af'neme . Wie tegenstelling maakt tusschen heeren en werklieden, vergrijpt zich aan het hooge ideaal, dat uit de alleroudste tijden van het Cristendom tot ons kwam, en waarbij wordt gewaagd van een yolk van „koningen en priestess" . 10 Iei 1897 .
xxxv VOOII DE PRACTIJ
E droomerig de oogen opslaan, als werden zij gewekt
r zijn mensehen, die, als zij worden toegesproken,
nit een oord, ergens boven lucht en wolken . Ondeftig zijn zij niet, noch onwelwillend, noch onwelbespraakt, noch onberedeneerd, noch onbegaafd . Integendeel men heeft hen gelukkig to prijzen wegens het bezit van vele goede eigenschappen . Maar zij zijn niet met hun voile aandacht bij de zaken, die zij dagelijks order hander hebben, althans niet zonder dat het hun bijzondere inspanning kost . Zij mogen veel voortref'elijks hebben, maar zij hebben geen aanleg voor het b e k n o p t e . Zij
VOOR DE PRACTIJK
235
brengen den tijd zoek met to redeneeren over beginselen, waar een enkel oogenblik van daad demoeilijkheid, waar men het over heeft, reeds zou hebben weggenomen . Deze vrienden en broeders zijn kruisen voor de menschen van een levendig temperament, remtoestellen voor de zaken, in welke zij werkzaam zijn, . en in de vergaderingen de meest geachte van de geachte leden . Er zijn nog anderen- insgelijks beste, brave, degehjke, verstandige menschen, verheven van streven en vlekkeloos van levee . Maar zij moeten wel eens zoeken naar hue dingen . Maar zij komen niet alles na wat zij beloven . Maar zij zijn niet altijd precies op hue tijd . En wanner deze hunne eigenaardigheden een antler mensch in vuur en in vlam brengen, dan kunnen zij zich maar niet begrijpen hoe iemand zich ter wergild zoo druk kan maken . Een mensch heeft zijn eigen temperament niet gekozen . Hij heeft het ontvangen . 'Vie de menschen bestudeert en zich de vraag stelt of het temperament van een mensch door invloed van anderen, b .v . door opvoeding, door huwelijk, door verkeer in een bepaald milieu, door lectuur, door wat dan ook, is to veranderen, doer wijs met zich voorloopig nog maar niet to wagen aan een antwoord . Het vraagstuk is bijzonder moeilijk . Maar wel zijn bladzijden vol to schrijven over de onheilen, die de menschen door hue droomen en slordig zijn door hue afwezigheid van geest en hue uitstel-
236
v00R DE PRACTIJK
len tot een nader oogenblik, brengen over zichzelf. Wie zijn woord niet houdt, al is het in eene aangelegenheid van geenerlei belang, ontstemt de menschen . Men moge dit van die menschen kleingeestig noemen, het kan niet wegnemen het felt, dat de menschen eenmaal zoo zijn, de slordigen zelff in de eerste plaats . A, belooft t i e n en volvoert t w a a 1 f- de menschen achten hem en verkondigen zijnen lof. B . belooft h o n de r d en volvoert z e s ti g en het aantal zijner vijanden is groot . Toch heeft hij nog a c h t-e n-v e e r t i g meer gedaan dan de geprezene en geachte A. Indien wij mogen gelooven, dat de opvoeding jets vermag, dan mag het aanbevelenswaardig heeten het kind zoo vroeg mogelijk in to prenten stipt na to komen wat hij eenmaal heeft op zich genomen en met het geven van zijn woord voorzichtig to zijn als met zijn leven . Het stipt zijn in het nakomen van het eens gegeven woord woodt gerangschikt onder de groote karaktertrekken . En in weinig dingen zijn de menschen zoo goed van geheugen als in een hun gegeven en niet nagekomen beloote . Men houdt het u nog na - na twintig en dertig jaren . Insgelijks woodt de wrevel der menschen gaande gemaakt door niet afgerond, niet in alle deelen verzorgd werk . Een kleedermaker, die nooit antlers afleverde dan kleederen, die dadelijk passers, was binnen ettelijke jaren millionnair . Wie goed werk levert, dat is werk,
VOOR DE PRACTIJK
237
aan hetwelk mats ontbreekt, ontvangt hat geld zelfs
van zijne vijanden . De wereld heeft met onvolkomen werk alleen daarom zoo onbegrijpelijk veal geduld, wiji hat volkomene zoo bitter zeldzaam is . „Ga ik bij een
ander" - zoo wordt er, en niet ten onrechte, gere; hat deneerd - „dan is er wear jets anders niet goad volmaakte wordt op daze wereld nergens gevonden ." Hem nu, wiens «jerk geen wrevel zou wekken, geen geduld van de menschen zou behoeven, hem zou de
arbeid van zijn geest of van zijn handen door de menschen worden afgebedeld . De mensch heeft zijn elgen temperament niet gekozen,
maar ontvangen . Heeft hij clan maar to berusten in hetgene wat hij ontving? Dat is : heeft de droomer,
de slordige, de onnadenkende, dan maar to berusten in hat onvolkomene werk, dat hij seven, in den chaos, die hem omringt en hem den gang door hat levels gehjk
maakt aan den gang door een dicht begroeid woud
zonder paden ? Moeten wie eenmaal zulk een temperament bezitten, maar vrede hebben bij de vernederingen, (lie de menschen hun om huns werkswil aandoen, om
eindelijk to dalen tot hat verachtelijk standpunt, waarop
men voor vernederingen niet maar gevoelig is? Soms,
ass de maat overloopt, slaat de borne, de gedachtelooze,
(be slordige zich voor hat hoofd en grijpt zich aan, houdt zijne gedachten bij zijn werk, maakt orde, begint een meow seven
om na weinig tijd wader to
238
VOOR DE PRACTIJK
zijn de oude knecht . Kan een rnenseh inderdaad ziju
temperament niet veranderen? Missehien is er een weg . Begin van het goede is altijd z e 1 fb e p e r k I n g . Wie zijn zaak kan overzien,
heeft daarin een prikkel oin haar of to doers . Wie ecu zaak heeft afgedaan, heeft lust en cooed om eerie nieuwe
to aanvaarden . Wie een zaak kan overzien, z let haar ook - zjn geest is er bij . Zelfbeperking jaagt op de vlucht die vijandin van
nile krachtvol levers
de zelfbespiegeling . Kasteelen
in de lucht verhinderen den bou van bet kleinste hokje op de aarde . Uren, aan plannenmakerij besteed,
makers den mensch ongeschikt tot minuten van vruchtafwerpenden arbeid . De strevingen van den leerling
zijn grooter en hooger dan die des meesters . Maar in het bereiken komt de palm toe aan den laatste . Is bet temperament niet to veranderen? Missehien
is er een weg . Ga uw tack na in a 1 h a a r d e e 1 e ii . Laat ons to baat nemen de waarde van dezelfde
sleur, die in aridere gevallen zooveel onheil stichten kan . Wie niet stipt is van nature, worde stipt uit sleur . Ziehier een geval, waarin het doel het middel heiligt . Van datgeue, waarvoor een rnensch staat, mag niets ontsnappen aan zijn aandacht . In de vesting, waarin
hij woont, inag geen enkel onverdedigd punt worden aangetroffen . Een levers, dat naar dit tweetal voorschriften is in-
v OOR
DE
PRACTIJK
~) `39
gericht, zullen sommigen een kleingeestig bestaan heeten . Hens, die het verdedigt en aanprijst, staat de besehuldiging to wachten, van het rijke voile mensehenleven to willen knellen in de ketens van een systeem . In de meening der meerderheid gaan slordigheid en genialiteit samen . Die meerderheid heeft echter niet veel studie gemaakt van het levee der genieen . Had zij dat gedaan, haar oordeel zou antlers zijn uitgevallen . Die het ordelijkst werkt - wijlen Professor Land heeft het gezegd - heeft de meeste kans op wat men „geniale invallen" noemt . Wie het klaarst zijn verstand heeft bij de zaak, die hij behandelt, zai in die zaak het diepste doordringen . Wie de deelen der dingen kept, komt tot de zuiverste kennis van het geheel . Een systematlsch ingericht levee bekrompen? Is het heelal bekrompen, omdat men spreken kan van een systeem der wereld? De natuur, omdat op alles, wat boven en onder de aarde is, het woord Orde to lezen staat ? Hieraan zijn zij to kennen, in wier levee van vooruitgang sprake snag zijn, dat zij voortdurend minder worden in woorden en meer in daden, dat zij den cirkel hunner bemoeiingen voortdurend scherper trekken en bij den dag zorgvuldiger worden in de behandeling van de deelen hunner tack . IJdelheid is een kinderachtig e eigenschap trots staat hooger . Wie uit geen beter beginsel zijn levee erheffen wil tot een massief bestaan, waarin woord
240
VOOR DE PRACTIJK
en daacl met elkander in harmonie zijn en waarin
het werk loon geeft aan zijn meester, die verheffe dan tenminste zijn levee tot dat peil nit een gevoel van trots .
31 Mei 1897 .
xxxv' DE TIJD IS MIJN AKKER
G
De tijcT is inijn akker, rnijn akker is de tijd .
een mindere dan Gothe heeft in deze woorden one een zijner levensgeheimen geopenbaard . De tijd vergeleken bij een a k k e r, de menseh bij een 1 a n d bouwer! Wat beteekent voor een landbouwer zijn grond? In een woord : alles . Aan dien grond ontwoekert hij zijn levensonderhoud . Daarom wijdt hij aan dien grond al zijn krachten . Hij bestudeert den aard van zijn land . Hij zaait op elk deel van zijn akker die soon van planters, die op dat deel het beste kunnen groeien . 16
242
DE TIJD IS MIJN AKKER
Geen hoekje gait er verloren . Hij geeft elk stukje zijn eiseh, het bestemmend voor het doel, voor hetweik het de meeste geschiktheid bezit . In verband met de jaargetijden regelt hij zijne bewerking . Hij neernt kennis van wind en weer, hij let 01) Noord en Zuid . Voor dig en voor dauw staat hij op, wanneer het moet ; hij trotseert koude en hitte, en wel is hij zeer ongesteid, wanneer hij voor een keer niet gait „naar het land ." Dat land neernt in zijn hart de eerste plaits in . Hij weet, dat niemand oogsten kin waneer hij niet heeft gezaaid . Het is zijn levee, zijn eer, dat hij van dat land maakt het beste wit er van to waken is . Aan dat land is hij geheeht met zijn voile ziel eenmaal, ten loge van den oogst, zuilen voile schuren hem beioonen . Inderdaad - al wit ooit door de ieidslieden der mensehheid over den tijd is gezegd, laat zich brengen onder de beeidspraak van den grooten en wijzen dichter. Ook van den tij d ontvangen wij al wit voor ons waarde heeft . Ook de tijd moet worden bestudeerd, zal elk van zijil deelen opbrengen het heste en het meeste wit het opbrengen kin . Ook de tijd moet worden waargenomen, en zai hij vruchten dragen, din moet hij voortdurend het zijne ontvangen . Evenmin als de akker iaat de tijd een spel met zich drijvei . Wie niet heeft gezaaid, zal niet oogsten . Wie in het VOOrjaar des levees niet arbeidt, zal in het najaar zijn
DE TIJD IS MIJN AKKER
243
zonder brood. En gelijk de ervaren landman uit den grond het meeste en het beste to voorschijn brengt, tot het voortbrengen waarvan de grond in staat is,
zoo rnaakt de wijze van zijn leven --- sour van uren! -
het meeste en het beste wat er van to maken is .
Een nieuw leerjaar, een nieuw werkjaar is begonnen .
Langzarnerhand zijn de mensehen weder teruggekeerd
van hun verblijf buiten of van hun zomeruitstapje zjn de scholen voor alle soorten van onderwijs weder aangevangen . Niemand is to oud om een oogenblik zich to bezinnen en na to deiken over zijn eigen best .
En voor de studeerende jeugd is dit nadenken ge-
biedende eisch . Een beeld kan ons claarin helpen,
vooral wanneer het een beeld is, afkornstig van een man, wiens lange reeks van werken getuigt, dat hij zeif den raad, door hem gegeven, in toepassing bracht .
Er zijn landbouwers, die geen goeden blik op hun
land hebben, die door eene slechte verdeeling sommige stukjes onbebouwcl laten . Zoo zijn er merischen, die
hun tijd niet verdeelen op de verstandigste wijze en die daardoor minder van hun leven maken dan anderei .
Maar wat zullen wij zeggen van den man, die geen
gebi'uik rnaakt van het beste gedeelte zijns lands?
Laat ons ex niets van zeggen, want zoo dwaas is niet een landman . Zoo dwaas is alleen de jongeling, die het beste deel van den levenstijd, die de jaren der
244
DE TIJD IS MIJN AKKER
jongelingschap ongebruikt laat . De jaren der jongelingschap! In die jaren wordt de aandacht niet gevraagd voor de beslommeringen des levees . In die
jaren is het hoofd nog vrij, zijn de hersenen nog lenig,
is de kracht nog frisch . De tijd is een akker, en van
dezen akker is de jonkheid de beste grond . Strikt genomen is i n h a 1 e n wat verzuimd was nooit mogelijk . Den tijd aan dat ,,irihalen" besteed, had men o o k kunnen gebruiken, al was er vroeger niets verzuirnd . Door heden ledig to zijn ontstaat er later geen bijzondere
tijd, waarin men het verzuimde uur terug krijgt . Al is deze overweging troosteloos, daarom is zij toch
juist. Maar voor een oogenblik aangenomen dat er van
inhalen, wat den tijd betreft, sprake kan zijn, dan blijft dit nog waar, dat geen mensch op later Ieeftijd de dingen zoo kan leeren, als men ze leert in de
dagen der jeugd . Hoe talrijk ook de voorbeelden zijn van hen, die eerst in later jaren konden studeeren,
de voorbeelden van hen, die het dan nog zeer vet
brachten, verder vaak dan anderen, die in hunne jeugd alle onderwijs genoten -- er is geen voorbeeld bekend, dat wie eerst in later leeftijd begon, de sporen
van dat later beginners niet meet vertoonde . Eere aan
hen, die later zich inspanden om zich toe to eigenen wat een moeitevolle jeugd hue onthield . Dwazen, die het beste deel hues levees ongebruikt laten voorbijgaan, om later al hot zelfverwijt to moeten dragon,,
DE TIJD IS MIJN AKKER
245
dat van een doorgedroomde of doorgeluierde of doorgesporte jeugd het noodzakelijke gevolg is!
Een ander euvel is het zoogenaamde b ij w e r k e n .
Daaraan doet een goed landbouwer niet . Als er moet worden geploegd, ploegt hij ; als er water moet worden gegeven aan het gewas, dan maakt hij het eat . Hij step het niet nit tot morgen of overm.orgen ; wijzer in
zijn geslacht dan de seholieren, die den aanstaanden
Zondag of de aanstaande kerst-vacantie zullen gebruiken, om zich to bevrijden van den zich ophoopenden achterstand . Mijn tijd is mijn akker, zei GOthe . Wie aan elk uur zijn eigen eisch geeft, houdt zich het hoofd vrij, leeft zonder zorgen heeft altijd een schoone lei . Hij heeft zijn vacancies, zijn ontspanning
maar de ander heeft die in den grond der zaak noon . De landman weet, dat de akker niet wachten kan . Hij zou op dit oogenblik zelf liever eens rusten, of deelnemen aan een vermaak, maar als hij nu niet
werkt, bederft de to velde staande vrucht . Daaroln
grijpt hij zich aan . Dat aangrijpen kost een oogenblik inspanning, maar is men eens aan het werk, dan
gaat het gemakkelijk en van zelf. Zagen we nu
maar in, dat evenzeer als die to veld staande vrucht, zoo ook ons levee b e d e r ft, wanneer we niet elk uur, b .v . d i t uur, het uur van h e d e n, den voor de hand
liggenden, den aangewezen plicht vervullen, de aan-
246
DE TIJD IS MIJN AKKER
gewezen tack afmaken . Het kaii morgen wel! Neeri, het . kan morgen niet. Het morgen heeft ook een eisch, ziju e i g e n eiseh . En wie zich nu maar aangrijpt, die heeft slechts een kort oogenblik van
inspanriing to doorworstelen . Weidra gaat alles gemakkelijk en van zeif. Er zijn menseh.en die altijd to iaat komen, die altijd
van anderen moeten leenen, wier gereedsehappen altijd
zoek zijn, die altijd geld to kort komen . Zoo zijn er ook mensehen, wier dagen voorbijgaan met „inhalers" en ,,bijwerken", slappe naturen, onmannelijke individuen, zwakke geesten, die nooit de voile sehoonheid van het levers op deze aarde to aanschouwen krijgen,
die hun bestaan voortsiepen onder berisping . en ver-
nedering, mensehen zonder zelfgevoei . Door studie to makers van zijn grond, door elk plekje to
behandelen naar zijn eigen card, door niets to verzuimen,
ontwoekert de landman aan den akker de meest mogelijke en best mogelijke vruchten . Doe desgelijks met uw tijd, zegt Gothe . Laat elk uur het meest mogelijke en het best mogelijke opbrengen . Slaap des nachts en werk in den morgen . Waig van flauwe praat, gebruik uw uur beter. Wees kiesch op
11W
lectuur, het beste
iigt voor ii open . Heb to veel eerbied voor uwe minuten,
dan dat gij ze zoudt vuilen met kennis to nemen v an. de producten van slecht of zelfs maar van gewoon
allooi . Doe wat ge to doers hebt in eens, en doe het
DE TIJD IS MIJN AKKER
in eens goed . Maak wat af. Neem altijd den kortsten weg . Denk en werk altijd aan jets, dat de moeite waard is . Dan is er kans, dat ge van uw levers het meeste en het beste maakt .
Wat is een uur, een minuut, eene secorsde ? Een stuk
grond, dat wat kan v o o • tb r e n g en . Wie een tijddeel, hoe klein het ook zij, verwaarloost, verwaarloost dus kapitaal, verwaarloost dus ook de renters van dat kapitaal en de renter van die renters .
Hoe lief heeft de landman zijn akker ! Hij verlangt er
naar . Die akker is een stuk natuur, van geest en levers vol . En de man, die hem bearbeidt, die hem weet to bewegen tot vrucht dragen, gaat er merle om, als een
kunstenaar met zijn kunstwerk . Daarom heeft Gothe
- welk een meestergreep ! - zijn uitspraak herhaald, maar omgekeerd : mijn akker is de tijd . De akker is het voorwerp van 's landmans liefde . Zoo had Gothe
den tijd 1 i e f. En wat een mensch liefheeft, daarmede gait hij eerbiedig on! ; daarmede drij ft hij geen spel ; daarvan moet een ander afblijven .
Wanneer we ors indenken prat Gothe in een enkel uur kon doers, dan begrijpen we, dat hij een enkel uur als zijn akker lief had ; dat hij het niet spoedig weg-
schonk ; dat hij er zuinig . . . eerbiedig merle omging . En nu moge voor ors, gewone stervelingen, in een uur minder zijn to bereiken dan voor hem - indien
248
DE TIJD IS MIJN AKKER
wij vergelijkenderwijs spreken, dan is toch elk uur
voor iedereen van dezelfde waarde . We kunnen er in
arbeiden aan de levenstaak . Daarom moet het onze akker zijn, ci . i . voorwerp onzer zorg en onzer liefde . T e lief moet het ons zijn, dan dat wij het doorbrengen in zouteloos gesprek, of zinledig vermaak, of ijdel getreuzel .
De scholen zijn weer geopend . Dc cursus, d . i . de loop, is weer begonnen . Slechts een stag wordt gevraagd, de stag van het heden . Wie in elk heden then eenen stag doet, als een stag met ijzeren zool in
koperen bodem, die wordt, als de oogsttijd komt, niet weggezonden met ledigen buidel . 13 September 1897 .