Verslagboek 17 oktober 2013 Menen
1
VOORWOORD Beste lezer, Dank dat U dit verslagboek wil lezen. Hopelijk haalt U er veel inspiratie uit. We kozen ervoor om het verloop en de inhoud van deze studienamiddag uit te schrijven en te verspreiden omdat we trots zijn op deze namiddag, en omdat we overtuigd zijn van de noodzaak om rond armoede fundamentele keuzes te maken. We hopen dan ook dat de geformuleerde beleidsaanbevelingen en beschreven praktijken ernstig genomen worden en omgezet worden in duurzaam beleid. Een woord van dank aan alle KAM-partners voor hun groot engagement en vlotte samenwerking, en tot slot bedankt aan mijn collega’s die vorm en inhoud van dit verslagboek hielpen realiseren. Solidaire groeten, Patrick Masson, voor CAW Stimulans en Koepel Armoedebestrijding Menen GEDICHT EN KUNSTWERK DOOR RIK BRUTIN & ANN CAEL (KAM)
Een gevallen wiel, een verloren ziel, een gepensioneerd statief, vormt een juist gerief om gevallen tijden op te vangen, die ergens onderweg bleven hangen, omgeven en gesteund door steen allicht door vele eeuwen heen, terwijl hout zijn tijden heeft gehad en zijn tweede leven haast heeft aangevat. De tand des tijd als stil symbool staat borg voor tijden op den dool. Laten we samen gaan dromen, dat er weer betere tijden komen. Ja materiaal recycleren… maar wie zal vergane tijd recupereren 2
VERWELKOMING DOOR SCHEPEN BERENICE BOGAERT Beste aanwezigen, Vanuit welke hoedanigheid of interesse je hier aanwezig bent, jullie zijn allen van harte welkom op deze namiddag “ Inspireren en reflecteren over kinderarmoede ”.17 oktober werd uitgeroepen als de Internationale dag van verzet tegen extreme armoede, waarmee men de aandacht richt op het groeiend probleem van armoede in de wereld, in Europa, in ons land en Vlaanderen, in onze stad. De organisatie van deze namiddag is in handen van KAM, wat staat voor Koepel Armoedebestrijding Menen. Het betreft een werkgroep gegroeid uit de noodzaak om ook hier in Menen, de stem van mensen in (kans)armoede te laten horen via diverse initiatieven en acties. De groep bestaat uit organisaties die de doelgroep vertegenwoordigen, veldwerkers, vrijwilligers en het stadsbestuur, met het CAW als coördinator (Centrum voor Algemeen Welzijn). We hebben de ambitie om een samenwerking op het terrein te bewerkstelligen, vanuit diverse invalshoeken. Elkaar beter leren kennen en ondersteunen is hier het motto. Met KAM willen we informeren, sensibiliseren: Vandaar dat we elk jaar actie ondernemen in het kader van de “dag tegen extreme armoede”. Dit jaar vragen wij bijzondere aandacht voor het steeds groeiend probleem van “ kinderarmoede”. Het hoeft niet meer gezegd te worden dat de inkomensongelijkheid in onze samenleving groeit en dat het inkomen van steeds meer mensen, gezinnen ( vooral éénoudergezinnen en alleenstaanden) onder de armoedegrens ligt. Cijfers in Vlaanderen spreken over 1 kind op de 10 dat geboren wordt in armoede. Om het even welk cijfer met erop kleeft… elk kind in armoede, is er één te veel.Want in armoede geboren worden en opgroeien heeft nefaste gevolgen voor de ontwikkeling van kinderen. Ze hebben een groter risico om zelf een leven in armoede door te brengen. Die kinderen krijgen niet de kansen waar alle kinderen recht op hebben. Het is te betreuren dat we het vandaag met zijn allen over de thematiek van “armoede” moeten hebben, maar het armoedeprobleem is inderdaad niet in een handomdraai op te lossen. Vandaar is een inspiratie- en reflectienamiddag als vandaag en alles wat we op het terrein van elke dag proberen, een stap in de goede richting. Kinderen zijn ons hoogste goed,daar wil iedere ouder het beste voor en dit is niet anders voor ouders in armoede. Ook zij willen het beste voor hun kinderen maar de financiële moeilijkheden zijn vaak tegelijk oorzaak en gevolg zijn van achterstelling op diverse vlakken vb. tewerkstelling, onderwijs, huisvesting, gezondheid of maatschappelijke participatie.Die complexe problematiek vraagt een geïntegreerde aanpak op Vlaams, federaal en lokaal niveau. Overheden, dienstverlenende voorzieningen, middenveldorganisaties, verenigingen van mensen in armoede en de private sector moeten de handen in mekaar slaan.
3
Volgens de armoedeatlas van de provincie West-Vlaanderen zijn er in onze stad Menen drie wijken aangeduid waar veel kwetsbare gezinnen wonen. De wijk “ Barakken “ ( een wijk gelegen tussen de Leie en de Frans grens) is er één van.Vandaar dat verschillende organisaties zich bereid verklaard hebben,om samen te werken op het werkveld. Het CAW en het Inloopteam van Kind en Preventie zijn de partners. Er werd hiertoe een dossier ingediend bij Minister Lieten rond kinderarmoede. Zo konden wij extra middelen naar Menen halen om op het terrein te werken rond de specifieke problematiek van kinderarmoede. Ook Samenlevingsopbouw West-Vlaanderen wil een poging doen om het verdwenen sociaal weefsel in deze wijk, terug op te bouwen. Het sociaal weefsel = groeperingen, contacten, acties enz… op gang brengen vertrekkende vanuit datgene wat bewoners zelf belangrijk vinden om zodoende een warme buurt te creëren, waar mensen mekaar kennen, respecteren en vooruit helpen.. Als Schepen van Welzijn in Menen stel ik vast dat we nog steeds kunnen steunen op veel vrijwilligers die zich op diverse domeinen van het sociaal leven belangloos inzetten. Mensen nabij zijn is de te volgen weg. Want het kan niet allemaal opgevangen worden door beroepskrachten alleen. Willen wij een antwoord bieden en kansen creëren, dan is de dagdagelijkse inzet van iedereen enorm belangrijk. Beste aanwezigen, deze namiddag krijgen we de kans om inspiratie op te doen voor ons werk van morgen. Het namiddagprogramma ziet er als volgt uit : -voorstelling praktijkwerkers -externe deskundigen in debat met Menense praktijkwerkers en publiek -afsluitende speech van de Gouverneur -receptie
4
DE PRAKTIJKWERKERS AAN HET WOORD : In onze stad zijn er drie wijken die slechter scoren op verschillende kwetsbaarheidsindicatoren en waar veel armoede heerst. In de Barakken slaan verschillende organisaties de handen in elkaar om deze wijk te ondersteunen. Het CAW stuurt een hulpverleenster op pad; het Inloopteam van Kind & Preventie een groepswerkster en Samenlevingsopbouw WestVlaanderen een opbouwwerkster.
We stellen ze even aan U voor : Tania op kinderrommelmarkt
Tania: wat doe je in de Barakken ?
Ik ga huis aan huis, ik bel aan bij de mensen, en ik stel mij voor, wij hebben een babbel, meestal ga ik binnen, iets drinken, en dan zie je als je bij oudere bewoners binnen gaat, voelen ze zich vervreemd van de wijk. We herkennen onze wijk niet meer, we durven niet meer buiten enz. Ook zie ik mensen die daar een huisje gekocht hebben, maar die mensen weten niet waar ze naar toe moeten om bv. premies aan te vragen, kinderbijslag enz. Ook vragen mensen geen studietoelagen aan omdat ze niet weten dat het bestaat. Met de school samenwerken om met de mensen papieren in orde te brengen rond bv. studietoelagen. Daarom zou het nuttig zijn dat er in de wijk nog meer aanspreekpunten zijn om deze mensen te helpen bij verschillende administratieve problemen.
Agna: wat is jouw taak ?
Agna houdt alles netjes bij
Nadruk ligt op samen brengen van mensen, groepswerk, ontmoeting enz. Dit is iets heel moeilijk, om mensen samen te brengen, dit is niet eigen aan de barakken, maar wel eigen aan mensen die in kwetsbare situaties verkeren.Vb. een kinderrommelmarkt georganiseerd, voor kinderen maar ook door kinderen. Dit heeft gewerkt, een 25tal gezinnen die een verkoopstandje hadden. Een paar gezinnen kwam van ergens anders, de rest vanuit de Barakken. Mensen van de wijk kwamen er wel naar toe, zo kwamen de mensen uit hun huizen. Vb. ook via verkoop tweedehandskinderkledij proberen mensen bij elkaar te brengen. Door o.a. ook koffie aan te bieden. Het is niet evident om mensen uit hun huis te halen; hoe doe je dit, en zeker met de meest kwetsbare gezinnen in die wijk. De diversiteit binnen de barakken is heel groot, veel verschillende nationaliteiten, talen,…
5
De bewonersgroep De Barakken met Emmy Emmy : kun je schetsen wat jouw opdracht is? Voorheen had ik een negatieve kijk op de Barakken, maar nu ik er aan de slag ben en veel aanwezig ben in de wijk, kijk ik er anders tegen aan. Ik vind het een joviale wijk. Mensen zijn vrij open en direct. Wij hebben vanuit het opbouwwerk een globale doelstelling, we willen de leefbaarheid in de wijk bevorderen. Dit willen we samen doen met de bewoners van de wijk. We willen starten met kleine positieve acties in de wijk. Dit moet vooral komen vanuit de mensen zelf, maar ook de bewonersgroep (mensen uit de barakken die mee willen werken aan een leefbare wijk). Zo organiseren we een halloweentocht in de wijk. Zo dynamiek creëren, sfeer scheppen enz. Daarnaast zijn er ook bewoners die nadenken over hoe ze inspraak kunnen krijgen in het beleid. Een andere werkgroep denkt na over hoe we de buurt kunnen verfraaien. Een andere werkgroep denkt dan weer na over hoe je de contacten tussen de mensen bevordert, want er zijn verschillende nationaliteiten en personen. Daarnaast zitten we ook nog samen met jongeren in de wijk over hoe zij zich kunnen inzetten voor de Barakken. Dit is ons globaal kader van de wijk. We vertrekken vanuit een positieve aanpak. We willen niet werken vanuit het probleemgerichte. Ik probeer ook aandacht te hebben voor mensen die minder binding hebben met de wijk, of die moeilijker te bereiken zijn.
6
DE EXTERNE DESKUNDIGEN AAN HET WOORD :
Werkwijze: Drie sprekers om een insteek te doen, hier link leggen tussen theorie en praktijk.Vragen aan het Menens panel olv moderator Frank Acke (CAW Stimulans) om te reageren op de inbreng van de sprekers. Panel bestaat uit Sahar Koobasi, schoolopbouwwerkster CAW Menen, Melinda Hackx, integratieambtenaar Stad Menen en Agna Mollefait, coördinator Inloopteam Kind & Preventie Menen.
1. Sara Willems: Professor aan de universiteit in Gent, onderzoekt het verband tussen gezondheid en armoede
Verwijst in haar lessen vaak naar de casus Menen omdat deze heel sterk opvalt in de cijfers. Dit is één van de redenen waarom ze komt spreken en ook een kort bezoek bracht aan de wijk. Sociale verschillen in gezondheid: Een uitdaging voor de eerste lijn. De levensverwachting van de Belgen neem toe en het goede nieuws is dat het blijft toenemen. Dit zie je regelmatig ook in de krant verschijnen. Het valt ook op dat meer en meer mensen ouder worden. Dit is ook goed nieuws. De kindersterfte neemt spectaculair af, tot een bijzonder laag niveau. Op zich is dit een zeer goede ontwikkeling, maar er zijn toch kanttekeningen bij te plaatsen. Niet iedereen profiteert evenveel van die ‘ gezondheidswinst’.. We zien immers grote verschillen tussen groepen mensen. Een eerste bepalende factor is het opleidingsniveau. Hoe hoger dit opleidingsniveau, hoe langer men ( gezond) leeft. En dit is een gradueel verschil dat niet enkel speelt voor de uitersten: bijvoorbeeld de verpleegster zal minder langer leven dan de arts. Dit geeft een aantal aanknopingspunten voor de praktijk: we mogen ons niet te veel richten op de allerarmsten of de mensen met het laagste opleidingsniveau : wanneer je sterk focust op deze groepen alleen, zal je wel resultaten boeken, maar dan wordt de groep die daar net boven staat de nieuwe kwetsbare
7
groep waarop je dan weer moet focussen. Je moet dus een beleid en praktijk ontwikkelen waarmee je diverse groepen terzelfdertijd probeert te bereiken. Toelichting bij de dia’s : zie bijlage 2 Hoe rijker een buurt hoe langer de inwoners daar zullen leven, hoe meer achtergesteld de buurt, hoe minder lang die mensen in goede gezondheid leven. Donkergroene lijn is de pensioenleeftijd in Groot-Brittannië: Enkel de hoogst opgeleiden leven tot aan de pensioenleeftijd in goede gezondheid. Deze laatste vaststelling is dan ook van belang voor het debat rond de pensioenleeftijd: niet alle sociale groepen zullen het aankunnen om langer ‘ gezond’ te werken. Een belangrijke noot: Er kwam recent in het nieuws dat het langdurig ziekteverzuim het grootst is bij bepaalde minderheidsgroepen: meer bij arbeiders dan bij bedienden, meer bij vrouwen dan bij mannen, meer bij laaggeschoolden dan bij hooggeschoolden. De reden voor dit langdurig ziekteverzuim is enerzijds de grote fysieke belasting bij arbeiders, anderzijds de stress van het werk. Deze stress is hoger bij de lager opgeleiden, daar zij minder autonomie hebben om werk en uren zelf te bepalen. Zonder duiding kunnen deze vaststellingen leiden tot een verdere stigmatisering van minderheidsgroepen. Vaststelling 1: belangrijke verschillen in gezondheid tussen sociale groepen in de maatschappij -
-
Opleidingsniveau Op basis van diploma vb: chronisch longlijden komt meer voor bij lager opgeleiden. Inkomensniveau Het aantal jongeren met een BMI ( maat voor overgewicht ) tussen 25 en 30 stijgt, maar dit is vooral op het conto te schrijven van de lagere inkomens: hoe hoger de welvaart in het gezin, hoe lager het bmi. Geslacht Vrouwen hebben meer gezondheidsproblemen dan mannen. Etnische achtergrond Seksuele voorkeur
De algemene regel is dat minderheidsgroepen het minder gezond doen dan alle andere groepen: vb. homo’s minder goed dan hetero’s, ecm minder goed dan autochtonen…….. Wanneer we kijken naar de algemene cijfers voor Menen dan valt het hoge cijfer op van het aantal geboorten in kansarme gezinnen. In Menen wordt ongeveer 25% van de kinderen geboren in een kansarm gezin . Het Vlaamse gemiddelde is 10%. Dit laatste cijfer gaat omhoog. (Kansarmoede index K&G 2012) 8
Vaststelling 2: de groep kwetsbare patiënten is aanzienlijk en neemt nog steeds toe. De schepen van welzijn heeft hier al naar verwezen. Kansarmoede risico in België (<60% van het mediaan netto-inkomen) is na 2010 terug erg gestegen. Vrouwen hebben ook een groter risico, Waals gewest, bejaarden ( deze groep wordt vaak vergeten), kinderen en jongeren, werklozen, mensen met lage werkintensiteit ( mensen die via interims werken, hebben onzekere periodes) alleenstaanden, éénoudergezinnen. Het cumulatieve effect is heel belangrijk. Als je bvb. interimarbeid doet en een alleenstaande moeder met kinderen bent, dan is de kans op armoede heel hoog, namelijk 78%. Het slechte nieuws is dat het aantal kinderen dat geboren wordt in kansarmoede blijft stijgen. Etnische minderheidsgroepen hebben ook grote kans op armoede. Vaststelling 3: een aantal van de verschillen in gezondheid tussen sociale groepen wordt veroorzaakt door sociale mechanismen; en niet alleen door individuele leefstijlen. Dit betekent dat gezondheidsverschillen te maken hebben met de manier waarop onze maatschappij is georganiseerd; hoe diverse sociale groepen een plaats krijgen en vinden in onze maatschappelijke structuur. Enkele voorbeelden: Mensen op de laagste treden van de maatschappelijke ladder staan veel meer bloot aan gezondheidsrisico’s, dit leidt tot meer gezondheidsproblemen, bv. door slechte huisvesting. Tweede mechanisme is het cumulatief effect van diverse risico’s: vb. en alleenstaand zijn, en een vrouw en behoren tot een etnisch culturele minderheid, verhogen telkens weer de kans op een slechte gezondheid. Levensloopeffecten ( wat je meemaakt als kind en adolescent draag je voor de rest van je leven mee): Je wordt geboren met een rugzak en deze vult zich doorheen je leven. Wat er in zit komt er niet meer uit. Je draagt je verleden mee. Daarom is het belangrijk dat je inspeelt op de gezondheid bij jonge kinderen. Dit dragen ze mee de rest van hun leven. Dus van jongs af aan. leren tanden poetsen, gezond eten, grenzen afbakenen, sociale contacten leggen……Inzetten op hele jonge leeftijd is een heel goede beslissing. Inkomensongelijkheid/stigmatisering/minderwaardigheid Het herverdelen van inkomens is een goede zaak. Dit helpt om sociale verschillen en de daarmee gepaard gaande gevoelens van demotie en minderwaardigheid tegen te gaan.
9
Bedenking: wat met de individuele leefstijl en keuze van de patiënt? Vb. kunnen remgeld niet betalen maar hebben wel dure gsm.Veel van wat op het eerste zicht irrationeel gedrag lijkt is bij nader inzien eigenlijk heel rationeel. Met een dure GSM of flat screen kopen mensen het gevoel van toch iemand te zijn, er bij te horen. Aanpak van deze sociale mechanismen is kwestie van sociale rechtvaardigheid. Het aanpakken van sociale ongelijkheid in gezondheid is pure sociale rechtvaardigheid. De toegankelijkheid van de eerstelijnsgezondheidszorg voor kwetsbare groepen is cruciaal: Er is immers een toename van armoede in het algemeen en dus van diverse kwetsbare groepen ( alleenstaanden, ouderen, etnisch culturele minderheden….).Komt daar nog bij dat in kansarme gezinnen meer kinderen worden geboren, die een hoge kans hebben om op hun beurt weer arm te zijn.
Vraag aan Agna Mollefait van het Inloopteam : Wat herken je van het verhaal van Sara Willems in het werkveld? Inloopteam is een organisatie die als opdracht heeft om kansarme gezinnen te ondersteunen in de opvoeding van hun kinderen van nul tot drie jaar, en tevens te werken met vrouwen die zwanger zijn. De inloopteams zijn opgericht in steden en gemeenten waar er een hoog aantal kinderen in kansarme gezinnen geboren worden. Er zijn zeker een aantal dingen te herkennen. De gezinnen die we bereiken hebben een zwakkere gezondheid dan het gemiddelde. Ze zijn vaker ziek, kinderen zijn vaker ziek. Ik vind het frappant dat dit al zeer vroeg te zien is in de ontwikkeling van kinderen. Als er een groepswerk is, merk ik al een heel duidelijke achterstand in psychomotorische ontwikkeling. Ze scoren niet goed op de gemiddelde ontwikkeling waarop een ander normaal kind wel scoort. Dit ligt aan veel factoren: sommige moeders hebben het heel moeilijk om een goede basishechting met hun kinderen aan te gaan omdat ze niet weten hoe ze dit moeten doen. Ze zien hun kinderen graag, maar weten niet goed hoe ze moeten omgaan met hun kind om het een goede opvoeding te geven. Dit is moeilijk om te doorbreken. Dit is een ander facet van ontwikkeling. Ook gaat het om taal, kinderen hebben een taalachterstand als ze in de kleuterklas of in het eerste leerjaar terecht komen.Vaak hebben ze op de leeftijd van 1jaar al een achterstand. Een aantal ouders weten bijvoorbeeld niet hoe een fles melk moet gesteriliseerd worden. Vaak zie je ook een achterstand op praktisch vlak. 10
Daarom bieden wij praktische ondersteuning. Ook complexere vaardigheden zoals grenzen stellen zijn heel moeilijk voor die doelgroep. Sommigen weten echt niet hoe ze dit moeten aanpakken. Er gaapt een grote kloof tussen de theorie en de praktijk. Vraag : Waar moeten het beleid en sociaal werk op inzetten? Eerder op een individuele aanpak op maat, of meer op het structurele? Het is belangrijk om de beide te combineren. Het structurele is belangrijk om de individuele aanpak te kunnen organiseren en te laten renderen. Bijvoorbeeld een sterke eerste lijn maakt een individuele aanpak op maat mogelijk. Anderzijds moeten we inzetten op een sterke intersectorale samenwerking: welzijn, opvoeding, gezondheid, werk, beweging…… kunnen elementen zijn van een integrale aanpak. Daar valt echt een grote winst mee te boeken. Dit botst echter met de bestaande verkokerde beleidsstructuren die elk volgens hun eigen principes en logica’s zijn georganiseerd en die in de praktijk leiden tot een gefragmenteerde aanpak. Vraag rond toegankelijkheid: Hoe staat U tegenover de derdebetalersregeling: Is dit een goede maatregel om toegankelijkheid te bevorderen en hoe staan artsen hier tegenover? We moeten maken dat we een sterke eerstelijnsgezondheidszorg hebben. Daar hebben we te veel drempels. We hebben nood aan een gezondheidszorg waar je geen drempels hebt en waar enkel de nood aan zorg bepalend is voor de toegang. Wat betreft het argument van de mogelijke overconsumptie die daaruit voort zou kunnen vloeien: het remgeld remt alleen maar bij mensen die het niet kunnen betalen. Het remt op verschillende niveaus. Want mensen uit de middenklasse blijven nog evenveel naar de dokter gaan. Het is juist dat mensen uit kwetsbare groepen misschien te vaak beroep doen op artsen en/of spoeddiensten: het is zaak van dit rustig met hen te bespreken en duidelijk te maken dat ze niet voor alles naar een arts moeten stappen. Dit is ook een zaak van dialoog en opvoeding. Laatste vraag: Wat is uw visie op de uitbouw van een wijkgezondheidscentrum? In Kortrijk is er al enige tijd sprake van zo’n initiatief? Ik ben voorzitter van een wijkgezondheidscentrum. Dit is een waardevol initiatief, maar dit hangt af van omgevingsfactoren. Zijn er voldoende artsen in een bepaalde regio of stad, hebben kwetsbare groepen voldoende toegang, is er voldoende samenwerking tussen diverse sectoren? Je moet dus kijken naar deze variabelen om te beoordelen of een wijkgezondheidscentrum al dan niet op zijn plaats is.
CONCLUSIES EN BELEIDSAANBEVELINGEN 1. STERKE EERSTE LIJN 2. INKOMENS HERVERDELING 3. INZETTEN OP HELE JONGE LEEFTIJD 4. STERKE INTERSECTORALE SAMEWERKING
11
2. Alain Storme Stafmedewerker Samenlevingsopbouw Brussel Het verband tussen armoede en wijkontwikkeling Op deze studienamiddag Inspireren en reflecteren over kinderarmoede heeft men mij gevraagd een korte bijdrage te leveren vanuit de insteek armoede en wijkontwikkeling. Ik werk vanuit Samenlevingsopbouw Brussel in de Brusselse hoofdstedelijke en grootstedelijke context. Volgens recente cijfers zouden 34 % van de Brusselaars onder de armoedegrens leven en daarmee zou deze regio het slechter doen dan de EU-lidstaten Roemenië en Bulgarije. Persberichten eerder dit jaar hebben het over het Brusselse geboorte ensterftecijfer die men eerder zou verwachten in Afrikaanse landen. 1 op 3 kinderen in Brussel groeit op in een gezinssituatie waarin minstens 1 van de ouders werkloos is. Het onderwijs slaagt er niet in deze kinderen een opleiding te geven die hen wapent voor de Brusselse arbeidsmarkt die er één is voor hoog opgeleiden. Dat maakt dat in sommige wijken de werkloosheid onder jongeren oploopt tot 40 à 50 % en de armoede hen als een zwaard van Damocles boven het hoofd hangt. Deze jongeren zullen nieuwe gezinnen stichten en zorgen voor een volgende generatie… . Het schandaal van deze vicieuze cirkel wordt pas helemaal duidelijk als men in het plaatje ook het gegeven meeneemt dat Brussel in termen van bruto binnenlands product de derde rijkste regio in de Europese Gemeenschap is. Als kluif in het herverdelingsdebat kan dit tellen. Vermits ik de Menense realiteit onvoldoende ken en kan inschatten, zal ik me beperken tot 2 reflecties die we ons in confrontatie met de Brusselse realiteit hebben eigen gemaakt (niet specifiek op het terrein van de ‘kinderarmoede’ maar op dat van de armoede waarvan ook kinderen het slachtoffer worden). Ik hoop dat ze ook in Menen het overwegen waard zijn. Reflectie 1: 2 verschuivingen in het denken rond en de aanpak van armoede. In het denken rond en de aanpak van armoede hebben zich in de loop van de afgelopen decennia – met een omslag die ergens halverwege de jaren 80 van de vorige eeuw kan gesitueerd worden – 2 verschuivingen voorgedaan. De eerste verschuiving is wel gekend. In het dominante maatschappelijk discours rond armoede heeft het zogenaamde structureel verklaringsmodel van armoede gaandeweg de plaats moeten ruimen voor het individueel schuldmodel. Dit is de beweging van een visie op armoede als resultaat van een context, als resultante van de ongelijkheid bevorderende werking van maatschappelijke instituties en de daaraan verbonden ongelijke verdeling van kansen en goederen, naar een opvatting waarin armen hun situatie vooral aan zichzelf te wijten hebben: door hun gedrag en houding, door hun ‘afwijkende’ waarden en normen… .
12
Deze aanpak ligt dan ook in de lijn van het activeren tot zelfverantwoordelijkheid, het verstrekken van voorwaardelijke hulp en het opzetten van beschavingsoffensieven. De tweede verschuiving springt minder in het oog maar is niet minder verstrekkend in haar gevolgen. Armoede als sociaal probleem wordt niet alleen herleid tot een individueel probleem, het wordt ook herleid tot een lokaal probleem. Er is met name een trend gaande (en hier wil ik een eerste keer de band leggen tussen armoede en wijkontwikkeling) om sociale problemen, die zich weliswaar op lokaal vlak manifesteren en concentreren – zoals in vele Brusselse wijken maar evengoed in een wijk als De Barakken in Menen - maar een bovenlokale oorsprong hebben, te herdefiniëren als lokale problemen. De wijkaanpak komt centraal te staan in programma’s inzake armoedebestrijding. Vanuit de evoluties in het grootstedenbeleid zal ik dat wat meer illustreren in mijn tweede reflectie, maar laat ik nu met de stelling volstaan dat armoede bij voorkeur op het niveau van de wijk aangepakt wordt, bij voorkeur op een projectmatige manier en bij voorkeur met middelen uit tijdelijke fondsen, iets wat, met alle respect, door het nagelnieuwe kinderarmoedefonds perfect wordt geïllustreerd. Deze beweging kwam er, maar niet nadat wijken waar zich armoede manifesteert en concentreert als onleefbaar en bedreigend werden ervaren. Voor alle duidelijkheid: vele maar niet alle constateringen in aandachtsgebieden, achtergestelde of kansarme wijken, hot spot buurten en meer van die termen waarmee men dergelijke wijken pleegt te labelen, beantwoorden aan een realiteit. Deze beweging kwam er, maar niet nadat de overtuiging was gegroeid dat deze wijken zelf armoede gingen genereren. Zo werd dat zgn. wijkeffect - berucht in wetenschappelijke kringen omdat het zo moeilijk te isoleren en te detecteren valt, wel hét argument waarmee beleidskringen hun politiek van sociale menging legitimeren. Kernachtig uitgedrukt: we zien in de wijkaanpak van armoede een poging om de sociale cohesie in de samenleving, die afbrokkelt door het toenemend gebrek aan sociale zekerheid en solidariteit, te herstellen door in te zetten op sociale cohesie in de wijken, op die plaatsen namelijk waar zich de gevolgen van sociale onzekerheid en polarisatie manifesteren. Sociale cohesie wordt dan wel vertaald als ordentelijk samenleven. Of hoe het lokale en het individuele- en in toenemende mate cultu(ristisch)e - denken rond armoede met mekaar verstrengeld geraken. In het herleiden van sociale problemen tot individuele en lokale problemen manifesteert zich, op een overkoepelend niveau, een andere verschuiving: de verschuiving van een macrosociaal denken over armoede als een maatschappelijke verhouding naar een micro-sociaal denken over armoede als een feit. In het dominante denken verschijnt armoede onder de gedaante van individuen met hun specifieke kenmerken en onder de gedaante van territoria met al even specifieke kenmerken. Zowel de armen als de armoedewijken staan in maar tegelijk buiten wat als de normale samenleving wordt beschouwd. Armoede is een fenomeen tegenover en buiten ons, waar we tegenaan kijken maar waar we, om het aanduiden van specifieke verantwoordelijkheden te vermijden, in het beste geval met zijn allen er alles moeten aan doen om de verbroken band met die ‘normale’ samenleving te herstellen.
13
Maar dit dan liever niet via een algemeen sociaal beleid dat inzet op het herverdelen van rijkdom, die bestaande maatschappelijke verhoudingen openbreekt en nieuwe creëert, maar via het specifieke beleid van armoedebestrijding. In deze aanpak, hoe goed bedoeld ook, lijkt een paternalistische opstelling nauwelijks te vermijden. In het slechtste geval leidt het tot een strijd en een kruistocht tegen de armen. Exponent hiervan voor wat het individueel schuldmodel betreft is de persoonlijke en politieke kruistocht tegen de ‘onderklasse’ en het systeem dat haar in stand houdt van de hier te lande met veel egards binnengehaalde Engelse psychiater en pamflettist Theodore Dalrymple die het demoniseren en criminaliseren van armen tot een nieuwe kunstvorm heeft opgetild. Overigens weigert hij een verband te zien tussen armoede en criminaliteit en houdt hij vast aan zijn eigen virale (pseudo)theorie van het verband tussen de tatoeëernaald en criminaliteit. Maar ook het lokaliseren van armoede kan tot een strijd tegen de armen leiden. Zo kom ik tot een tweede reflectie.... Reflectie 2: Armoede en wijkontwikkeling Hier sta ik stil bij de vraag onder welke voorwaarden wijkontwikkeling kan bijdragen in de strijd tegen de armoede, of, juister gezegd: in de herverdeling van rijkdom. Na wat ik tot hiertoe heb gezegd is de vaststelling dat een werksoort als het opbouwwerk zich bij uitstek in de lokale setting beweegt en dit deed lang voordat de beleidsaandacht zich op de wijk concentreerde, tamelijk ironisch van aard. In dit verband beperk ik me tot de opmerking dat, om de valkuilen van een lokale armoedeaanpak te vermijden, men wijken waar armoede zich manifesteert en concentreert, slechts zeer gedeeltelijk als oplossingskader mag beschouwen. Problemen gaan terug op bovenlokale maatschappelijke verhoudingen en oplossingen moeten daar hun beslag krijgen. Ondertussen kan de wijk, opnieuw tot op zekere hoogte, wel dienstig zijn als organisatie- en mobilisatiekader. Voor de overheid werd het verband tussen armoede en de wijk slechts een beleidsissue vanaf de beginjaren negentig van vorige eeuw. Naar aanleiding van enkele zgn. ‘zwarte zondagen’ in verband met verkiezingen en daarop volgende analyses van stemgedrag, groeide het besef dat armoedewijken in de binnensteden kraamkamers waren voor de opgang van extremistisch, i.c. rechts-extremistisch gedachtengoed. Armoedewijken werden voorwerp van zorg. Na jarenlange verwaarlozing kan men zich cynisch afvragen of deze aandacht opwelde uit een gemeende bekommernis voor de armoedeproblematiek, dan wel of een bepaalde partij te bedreigend werd voor het gevestigde politiek establishment, of nog dat toen reeds onder druk van fundamentele transities in de kapitalistische economie de binnenstad voor een grondige functiewissel stond. Wat er ook van zij, de situatie was dermate urgent dat in de regeringsverklaring van 1991 de intentie werd opgenomen voor de opmaak van een Algemeen verslag over de Armoede (AVA). Dit verslag, opgemaakt vanuit het welzijnswerk in nauw overleg met armenorganisaties, kwam er in 1994 en werd prompt tot uitgangspunt genomen voor het federaal beleid. Op te merken valt dat dit AVA een pleidooi hield voor een algemeen sociaal beleid en geen vragende partij was voor een territoriale aanpak van armoede. 14
Niettemin werd een specifiek armoedebeleid uitgewerkt, federaal onder de vorm van een grootstedenbeleid, op Vlaams niveau onder de vorm van fondsen, aanvankelijk het Vlaams Fonds voor de integratie van Kansarmen (VFIK), vervolgens het Sociaal impulsfonds (SIF) en tenslotte en vanaf 2002 het Stedenfonds. Als we ons tot Vlaanderen beperken, dan zien we dat men zeker in VFIK maar ook nog in hoge mate tijdens de SIF-periode een expliciet sociaal beleid in de steden wenste te voeren. Dat de plannen en de middelen in hoofdzaak werden aangestuurd door het welzijnswerk is daar niet vreemd aan. Eerste teken van een verbredende aandacht was de Vlaamse beleidsnota ‘Van steden en mensen (1995)’ die gewag maakte van de kwaliteit van de stedelijke omgeving en de kwestie van de sociale menging op tafel bracht. In de aanloop naar het stedenfonds breekt deze beleidslijn helemaal door en dit ten koste van de armoedepiste. De fondsen die tot dan ten dienste stonden van een lokaal armoedebestrijdingsbeleid worden vanaf dan ingezet voor een algemeen beleid van stedelijke ontwikkeling met aandacht voor city management en city marketing. Armoede speelde nog wel een rol, maar dan vooral, zoals uit de feiten is gebleken en nog steeds blijkt: op niveau van het discours. Enerzijds werd de oorspronkelijke politieke bekommernis om via armoedebestrijding tegelijk een dam op te werpen tegen concurrentie op de extreme rechterflank verlaten omdat de impact van dit nieuwe politieke gegeven al lang de achtergestelde binnenstadswijk was ontgroeid. Anderzijds noopte het hernieuwde belang van de stad als knooppunt in de globale economie tot een energieke aanpak van het binnenstedelijk verval. De nadruk kwam inderdaad te liggen op stedelijke leefbaarheid en minder op sociale uitsluiting. Sociale menging werd een hoge beleidsprioriteit. Bedoeling was meer gegoeden, die ooit de stad ontvlucht waren, terug naar de steden te lokken . Dat zou niet alleen de leefbaarheid ten goede komen, maar ook, zo werd verondersteld en aangenomen, ook de armen beter maken en het wederzijds begrip en de sociale cohesie verhogen. Wetenschappelijk onderzoek met betrekking tot deze strategie heeft ondertussen afdoende aangetoond dat: (1) het uitzicht, de kwaliteit van de wijkinfrastructuur en de economische dynamiek van wijken onderhevig aan sociale menging en herwaarderingsprogramma’s er inderdaad op vooruit gaat; (2) dat de armen hier echter geenszins beter van worden, integendeel, sociale menging zet sociale verdringing (een vorm van strijd tegen de armen!) in gang naar even penibele leef- en woonomstandigheden (vermits het principe van sociale menging alleen geldt voor arme wijken, niet voor welgestelde); (3) sociale cohesie een wensdroom blijft: nieuwkomers en ingezetenen blijven vreemden voor mekaar en wat meer is, de broze overlevingsnetwerken worden door sociale verdringing teniet gedaan. Wil wijkontwikkeling werkelijk iets betekenen in het kader van armoedebestrijding, dan moet het gaan om sociale wijkontwikkeling. Dat betekent niet de rijkeren in deze wijken binnen brengen, maar de armen die er wonen rijker maken. Dat is waar uiteindelijk het pleidooi voor sociale stijging en tegen sociale menging voor staat. Het modieus ingeklede pleidooi dus voor de oude roep naar een decent inkomen, goed onderwijs, betaalbare en kwaliteitsvolle huisvesting, etc… . Het pleidooi tenslotte voor herverdeling, een pleidooi dat de grenzen van de wijk ver overstijgt.
15
Vraag: Armoede wordt minder gezien als sociaal probleem, maar meer als individueel probleem, merk je dit in de praktijk? Ik probeer het te vertalen naar het werken met de mensen zelf. Ik zie vaker en vaker gebeuren dat in een hulpverleningsrelatie (op gezinsniveau) gezinnen verantwoordelijk worden gesteld voor de goede gang van zaken en het verloop van het hulpverleningsproces. Wat ik schrijnend vind is dat mensen eigenlijk hun vrijwillig engagement niet kunnen opnemen omdat er op dat moment een hulpverlener op huisbezoek gaat en alles daar voor moet wijken. Het wordt de moeder bijna kwalijk genomen, dan wordt haar een schuldgevoel aangepraat als ze vrijwilligerswerk gaat doen terwijl er een hulpverlener komt. Voor mij is dit een microniveau om te tonen dat de gezinnen alleen verantwoordelijk worden voor hun eigen proces. (hier veralgemeen ik wel sterk). Kunnen wij uit uw discours afleiden dat U nogal kritisch staat tegenover het werken rond sociale cohesie om sociale – en armoedeproblemen aan te pakken? Inderdaad. Het werken rond sociale cohesie op zich is niet slecht, maar mag niet verdoezelen dat er moet geïnvesteerd worden in huisvesting, onderwijs, werk en inkomen. Dit zijn basispijlers waarop moet worden gewerkt. Dat daarnaast en terzelfdertijd ook aan sociale cohesie wordt gewerkt om leefbaarheid en dynamiek in de wijk te brengen is op zich niet slecht. Maar het discours van de sociale cohesie zonder te investeren in de grondrechten is een beetje luchtfietsen. Het is een beetje window dressing. In Brussel hebben wij bijvoorbeeld sociaal-artistieke projecten opgezet vanuit de idee om mensen in hun krachten en potenties te benaderen. Maar op die manier zaagden we de tak van de boom af waarop we zelf zaten. Immers, als dit niet gepaard gaat met meer fundamentele ingrepen op vlak van werk, inkomen en huisvesting, verander je niets wezenlijks.
CONCLUSIES EN BELEIDSAANBEVELINGEN 1. ZET IN OP HERVERDELING EN EEN BILLIJKE SOCIALE ZEKERHEID 2. WERK AAN SOCIALE STIJGING VAN KWETSBARE BURGERS 3. INVESTEER IN BASISRECHTEN: HUISVESTING, ONDERWIJS, WERK EN INKOMEN
16
3. Bleri Lleshi: jongerenwerker en publicist De armoede problematiseren en niet de armen. Bleri Lleshi werkt en schrijft in Brussel. Hij houdt een pleidooi voor een betere herverdeling in onze samenleving. De strijd tegen kinderarmoede is een algemene strijd. We moeten niet alles in vakjes duwen. Maar we kunnen niet ontkennen dat er bij de migrantengemeenschap een groot armoedeprobleem is. Ik ben geen fan van het woord kinderarmoede, er zijn echter wel kinderen in armoede. Je hebt kinderen in armoede omdat ouders in armoede zitten. We moeten beseffen dat het om een bredere problematiek gaat waar de ouders, het gezin, de wijk, de gemeente en de hele gemeenschap een rol in spelen. De cijfers zijn zorgwekkend. Op Europees niveau zijn de cijfers rampzalig. Ze zullen ook blijven toenemen omdat we in sinds 2008 in een crisis zitten, financieel-economisch, op vlak van energie, op vlak van voedsel en water. In Vlaanderen is er een 10% armoede. In bepaalde steden is de problematiek veel groter. België scoort het slechtst uit alle landen uit de EU op vlak van kinderarmoede. Dit toont aan dat er een groot probleem is rond ongelijkheid. o.a. op de arbeidsmarkt, in het, onderwijs en op vlak van armoede. Wij hebben goed onderwijs. Maar voor mensen met een migratieachtergrond is dit niet het geval en hetzelfde geldt ook voor mensen die in armoede zitten. Het woord klasse valt hier. Het gaat niet over verschillende culturen, het gaat om klassen. Sommige blanke jongeren hebben dezelfde problemen als jongeren met een migratieachtergrond. We moeten ook een aantal zaken durven duidelijk stellen: er is een afbouw van de welvaartstaat, de sociale zekerheid kalft verder af en grondrechten van mensen ( inkomen, werk, huisvesting, goed onderwijs) worden minder en minder gerealiseerd. Voorbeelden zijn de progressieve verlaging van de werkloosheidsuitkeringen en het feit dat vervangingsinkomens minder snel gestegen zijn dan de inkomens uit arbeid, die op hun beurt de inkomens uit vermogen niet kunnen bijbenen.. Armoede is een substantieel probleem. 34% van de jongeren in Brussel zit in armoede. De cijfers zijn enorm hard. Maar we weten dat wanneer je geboren wordt in armoede, dat je ook in armoede zal blijven en sociaal uitgesloten. Het is ook belangrijk te beseffen dat kinderen vaak het grootste slachtoffer zijn want zij kunnen niets veranderen aan hun situatie. Het is heel belangrijk om de situatie van de ouders te verbeteren en de ouders te helpen om uit de armoede te raken.. Dit is de enige garantie die je hebt om armoede aan te pakken. Hier zijn we op dit moment niet zo goed mee bezig.
17
Een ander punt is : welke invloed heeft armoede op kinderen? Wat betreft huisvesting: ik heb een jaar gewerkt met de meest uitgesloten jongeren (hele dag thuis, geen onderwijs,…) het ging vaak om alleenstaande moeders. Deze groepen hebben het moeilijkst in de samenleving. Vaak slapen vier kinderen in eenzelfde kamer. Je ziet de schimmel op de muren, vervallen appartementen,… de helft van de Brusselaars heeft recht op een sociale woning. Je hebt anderzijds maar 8% sociale huisvesting. Slechte woon-en leefomstandigheden leiden tot stress en spanningen, veel jongeren groeien op in een context van geweld en vinden die leefwijze dan ook heel gewoon. Zij gaan op hun beurt ook die leefwijze reproduceren omdat zij niets anders kennen. Wat zou er kunnen gebeuren? Het allerbelangrijkste is dat we de realiteit van deze mensen moeten leren begrijpen en analyseren en dit gebeurt te weinig. Hulpverlening gebeurt bij de mensen zelf en niet achter een computer. Het zou vanzelfsprekend moeten zijn dat je in contact komt met de mensen zelf als hulpverlener. Je moet je kunnen onderdompelen in hun leefwereld. Een tweede punt is dat je de realiteit naar buiten moet brengen. Weinig mensen weten wat armoede betekent. Iedereen is verontwaardigd als je een reportage ziet in panorama rond armoede. Dit is normaal omdat we niet weten hoe het is om op te groeien in armoede. Het is heel belangrijk om te beseffen dat als wij spreken over armoede dat we weten wat het betekent.Want mensen hebben heel snel een mening over alles, zonder de realiteit te weten. We moeten dus de verhalen van mensen uit armoede naar buiten brengen. We zitten in een stigmatiserende beeldvorming rond armoedeproblemen. Daarom is het essentieel om die realiteit te tonen. Een ander punt is dat wij de armen problematiseren. Het is niet armoede die geproblematiseerd wordt. Wij problematiseren de mensen die in armoede zitten. We moeten naar een aanpak zoeken. En dit kan enkel structureel. Armoede ga je nooit aanpakken met projecten. Armoede is eerst en vooral een structureel probleem. Het is belangrijk dat het middenveld betrokken wordt. Het is ook belangrijk dat wij kritisch zijn voor het beleid. Wat weet een Bart de Wever over armoede? In hoeverre kennen de politici de realiteit van de armoede in hun stad? Actieplannen helpen niet. Armoede blijft maar toenemen ook al lanceren ze actieplannen. Hoe kan dit dan? Hoe wij armoede proberen aan te pakken klopt dus niet. Men focust op armoede niet meer als een maatschappelijk probleem, nu is het een individueel probleem. Zit je in armoede? Eigen schuld dikke bult. Sociale problemen kan je alleen oplossen door structurele maatregelen te nemen. Maar dit gebeurt niet. Je hebt armoede die gecriminaliseerd en geproblematiseerd wordt. 18
Er moeten drie dingen gebeuren: 1e de onwil/ onmacht van het beleid wegwerken. 2e de ongelijkheid tegengaan. 3e een eerlijke herverdeling: (dit kunnen we doen door de middelen te herverdelen). België is een fiscaal paradijs. De wetgeving is niet aangepast aan online-transfers. Het geld van de 100 rijkste mensen ter wereld is genoeg om de armoede in de wereld 4 keer uit te roeien. Armoede oplossen via de eigen verantwoordelijkheid? We moeten mensen die anderen uitbuiten op de werkvloer de verantwoordelijkheid laten dragen.We moeten evolueren naar een gedeelde verantwoordelijkheid. We moeten kijken in hoeverre mensen een verantwoordelijkheid kunnen dragen voor hun eigen situatie. Reactie Sahar: ( CAW schoolopbouwwerk): wat doet ze met haar team in de wijk de barakken? Ze werkt binnen het schoolbouwwerk; vanuit het project is er een samenwerking met de scholen en het CLB om kinderen met taalachterstand te identificeren. Via de babbeldoos organiseren we taalstimulering voor kinderen op spelenderwijze. in verschillende wijken oa. de Barakken. In de groepen zien we een positieve evolutie op gebied van taalontwikkeling. Dit is ook een element in armoedebestrijding. Meer tijd en middelen zouden resulteren in een nog intensievere vorm van werken en nog betere resultaten. Want de vraag is groter dan het aanbod. We kunnen op vandaag niet iedereen die in aanmerking komt bedienen.. Het is ook belangrijk dat ouders hun kinderen steunen op studievlak. Daarom werken we met het totale gezin om de banden tussen de school en het gezin te versterken. Reactie Lleshi: Het beleid gaat op weinig constructieve manier met het taalprobleem om. We hebben in ons land 2 gemeenschappen die een strijd voeren rond welke taal men moet spreken. Het is belangrijk dat de mensen de plaatselijke taal spreken maar er mag geen institutioneel racisme zijn. Kinderen mogen bijvoorbeeld hun moedertaal niet meer spreken tijdens de speeltijd. Terwijl kinderen die hun eigen taal wel nog mogen spreken en oefenen, ook rapper het Nederlands leren. Ze zijn niet minder slim. Die kinderen kunnen veel meer woorden dan autochtone kinderen. Er moet een manier gevonden worden om beter om te kunnen met de thuistaal. Vanuit hun thuistaal kunnen kinderen veel makkelijker andere taal leren.
19
CONCLUSIES EN BELEIDSAANBEVELINGEN 1. HERVERDELEN 2. INVESTEREN IN BASISRECHTEN 3. INZETTEN IN MEERTALIGHEID 4. STRUCTUREEL BELEID I.P.V. TIJDELIJKE PROJECTEN Vragen van het publiek: 1. Er wordt gesteld dat de Barakken een stad is binnen een stad. Wordt dat niet gecreëerd door het stadsbestuur zelf? Ik denk het niet. Het is een beetje een historisch gegroeide situatie waarbij vroeger de Leie de scheidingsgrens vormde. De mensen uit de buurt De Barakken beleven hun wijk als een beetje een aparte entiteit ten opzichte van de rest van de stad. Iets anders natuurlijk is dat het beleid de problemen in de Barakken wel ernstig moet nemen en investeren in de ontwikkeling van de wijk. Maar ik denk dat het voorgaande bewijst dat er wel degelijk aandacht is. 2. Iemand uit het publiek stelt dat ze niet akkoord is dat kinderen in armoede minder hechting kunnen maken met hun ouders. 3.Wat kunnen de basishulpverleners op de 1e lijn doen als er steeds minder middelen zijn? We moeten proberen zo efficiënt mogelijk te werken en zo goed mogelijk samen te werken. Maar minder middelen zal uiteindelijk toch leiden tot minder dienstverlening voor de mensen, en dat is ook een beleidskeuze die minder kiest voor armoedebestrijding. 4.Wie is er eigenlijk kansarm? Middenklassers hebben geen kennis van armoede en van onze leefwereld. Er wordt teveel in hokjes gedacht. Waarom wordt er in mijn plaats beslist wat goed is voor mij? Wat betekent dat voor mij als jullie iets veranderen in mijn leven? Waarom veranderen mensen van wijk? Ik mis vandaag 1 ding: ik mis de stem van de armen zelf. Het is juist dat veel mensen armoede niet kennen of zich moeilijk kunnen inleven wat het betekent arm te zijn. Dat is een probleem. Want zonder kennis geen solidariteit. Maar het is wel zo dat veel hulpverleners zich wel degelijk proberen in te leven in de situatie van mensen en geen beslissingen nemen voor hen maar met hen. U hebt gelijk als U wil stellen dat hulpverlening niet paternalistisch mag zijn. 20
Nawoord: Carl Decaluwé, Gouverneur West Vlaanderen Geachte aanwezigen, Dames en heren, Vorig jaar heb ik veel geluisterd naar armen, naar organisaties die armoede bestrijden en ook naar de mening van veel mensen over armoede. Armoede is complex en zou niet mogen bestaan. Er zijn te veel schrijnende verhalen . Mijn eerste rede voor de provincieraad was een pleidooi over armoede. Een gouverneur kan zaken in beweging krijgen. Dat wou en wil ik nog steeds doen en zeker over armoede. Er zijn prachtige initiatieven en organisaties om armoede te bestrijden. Het beleid levert heuse inspanningen om armoede halt toe te roepen, want nog steeds zijn we er niet. Door de economische crisis is er nu meer werkloosheid. Die zorgt voor nieuwe armen. Door de hoge prijzen voor energie en huisvesting zijn er mensen met een job, die niet meer rond geraken op het einde van de maand. Arm zijn in West-Vlaanderen is anders dan in armoede leven in Malta bij voorbeeld. Armoede is meer dan een bepaald inkomen hebben. Want dat verschilt van land tot land. Arme mensen hier hebben meestal meer geld nodig dan arme mensen in zuiderse landen. Je kan niet over armoede spreken zonder naar de rijkdom ter plaatse te kijken. Er werd berekend dat een gezin met twee kinderen om hier menswaardig te kunnen leven – zonder uitspattingen of luxe – 2.241 euro per maand nodig heeft. Uit de cijfers over het armoederisico blijkt dat ruim 10% van de West-Vlamingen vroeg of laat met armoede kan te maken hebben. De extra kwetsbaren zijn de laaggeschoolden, wie uit een gebroken gezin komt, wie ziek of invalide wordt, zij die zonder werk komen te staan enzovoort. Een ander alarmerend cijfer is dat van bijna 6 op 10 kinderen geboren in een kansarm gezin, de moeder bij haar geboorte niet beschikte over de Belgische nationaliteit. Uit onderzoek blijkt dat mensen van niet-Europese afkomst tot vijf keer meer risico lopen geconfronteerd te worden met armoede. Zoals iedere arme ervaren mensen van een andere herkomst armoede als een onoverbrugbare kloof tussen de middelen die ze maar hebben en de wensen en de dromen die ze voor zichzelf koesteren. Hun wensen zijn vaak gelijklopend: bestaanszekerheid voor hun gezin en kunnen bouwen aan een toekomst voor hun kinderen. De moeilijk te overbruggen kloof tussen verwachting en realiteit dompelt iedereen in gevoelens van machteloosheid. Ook hun hoop op vooruitkomen verschilt niet. Mensen koesteren vaak lage verwachtingen voor zichzelf maar zeer grote verwachtingen voor hun kinderen.
21
Dames en heren, Er is een grote teldrang naar de omvang en kenmerken van armoede. Allemaal om het probleem van armoede te beheersen, te begrijpen en oplosbaar te maken. Omdat armoede zo moeilijk uitroeibaar blijkt. Het is een feit dat de armoede niet verdwijnt, wel integendeel. Armoede is een hardnekkig probleem. We mogen niet blind zijn voor het feit dat slechts een kleine groep rijken gevrijwaard is van armoede. De economische crisis is nog steeds niet voorbij. Een inkomen hebben, is de beste garantie tegen armoede.Voor het eerst wordt de middenklasse geconfronteerd met een nieuw fenomeen: de armoedeval. Die komt vervaarlijk dichtbij. Het is genoeg dat je partner zijn of haar job verliest en de bal gaat aan het rollen. De hypotheek wordt een molensteen, rekeningen worden niet meer betaald. Het kan heel snel gaan. Het merendeel van de gewone werkenden duikelt bij een tegenslag als werkloosheid vrij snel in de armoede. Wanneer in een gezin niemand nog een job heeft, is de kans twee op drie dat men in de armoede verzeilt. Al te veel is armoede een verborgen probleem. Wie zelf in armoede leeft, komt er niet graag mee buiten. Wie niet in armoede leeft, is zich nauwelijks van het probleem bewust of kijkt er liever overheen. Maar armoede verdwijnt niet door er de ogen voor te sluiten. Ondanks al onze welvaart slagen we er niet in om iedereen de kans te geven op een menswaardig bestaan. Dat is een schrijnende vaststelling. Armoede woekert in zowat alle aspect van het leven. Er is niet één wondermiddel tegen armoede. Armoedebestrijding is een en-en-verhaal. Het beleid en de professionelen kunnen veel doen, maar mogen en kunnen de burgers niet de kans geven zich aan alles te onttrekken. Er zijn daarenboven niet voldoende financiële middelen om elke armoedeproblematiek uit te roeien, zonder engagement van de burgers. Zeker armoede confronteert ons met de vraag naar persoonlijk engagement. Iedereen moet betrokken zijn met de samenleving waarbinnen we leven. Als solidariteit de regel zou zijn, kan er nog veel in beweging komen. Omdat armoede onaanvaardbaar is. Omdat armoede iedereen aanbelangt. Mijn eerste rede over armoede voor de provincieraad was voor mij zeker geen opvoering van een verplicht nummer. Dit is mijn engagement voor West-Vlaanderen. Ik geloof in onze West-Vlaamse hardnekkigheid om zaken tot bij de wortel aan te pakken. Ook als we niet alles kunnen veranderen. Het gaat om hoop die gedreven wordt door gezamenlijke inspanning en daadkracht. Het gaat om het signaal dat het ons menens is voor iedereen. Dat is belangrijk. Hierdoor komt er beweging. Armoede en sociale ongelijkheid belangen ons immers allemaal aan. We moeten hiervan doordrongen zijn. Dit zijn mijn bedenkingen over armoede aan het einde van een hopelijk inspirerende dag. Ik dank u voor de belangstelling en de aanwezigheid. Carl Decaluwé Gouverneur van West-Vlaanderen 22
AFSLUITENDE RECEPTIE : AANGEBODEN DOOR STAD MENEN EN DE VRIJWILLIGERS VAN VOEDSELBANK TOEMAATJE MENEN :
Enkele sfeerbeelden !! 23
BIJLAGEN : Bijlage 1: Deelnemerslijst 17 oktober 2013
Nr. 1
Naam Carl Decaluwé
Functie
Email adres Gouverneur
2
Frank Acke
CAW Stimulans
[email protected]
3
Sara Willems
spreker
[email protected]
4
Bleri Lleshi
spreker
[email protected]
5
Alain Storme
spreker
[email protected]
6
Patrick Masson
[email protected]
7
Agna Mollefait
8
Sahar Koobasi
9
Melinda Hacks
10
Pascal Heytens
11
Henk Vandenbroucke
12
Christine Kesteloot
13
Olivier Fiore
14
Hilde Verplancke
Afdelingshoofd CAW Stimulans Menen Coördinator inloopteam CAW Stimulans medewerkster Integratie ambtenaarMenen Algemeen directeur CAW Stimulans Afdelingshoofd CAW Kortrijk Wonen en werken Asielcentrum Menen VCLB Leieland Directeur
15
Suzan Verraes
VDAB
[email protected]
16
Ann Mortier
Ondersteuner Lokale besturen De Som
[email protected]
17 18 19
Houthaeve Marleen Vanlangendonck Philippe Theys Lies
GBS Lauwe GBS Lauwe Directeur GBS Lauwe
[email protected] [email protected] [email protected]
inloopteam.menen@kindenpreventie. be
[email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
24
20.
Chris Verstraete
Directeur Samenlevingsopbouw
[email protected]
21.
Joke Dekoninck
Samenlevingsopbouw
22.
Progr.verantw. leefbaarheid
23. 24. 25.
Dominique Billiet Jan Theuwen Dirk Pyncket
26.
Delphine Bruwier
27.
Veerle Duyck
Joke.Dekoninck@ samenlevingsopbouw. be CAW Stimulans
[email protected] Directeur Kompas
[email protected] Het bereik, Ubuntu Begeleid wonen Het bereik Groep Ubuntu Het bereik Groep
[email protected] Ubuntu
28.
Cher Vermeersch
Stagiaire Inloopteam
29.
Nele Jacques
Inloopteam Menen
[email protected]
30. 31.
Sarah Jacques Virginie Carlassara
CAW Stimulans Welzijnsconsortium
[email protected]
32.
Renaat Vandenbulcke
OCMW menen
[email protected]
33.
Eline Decostere
Kind en Gezin
[email protected]
34.
Andy De Brabander
Howest
[email protected]
35.
Nathalie De Temmer- KAM man
[email protected]
37. 38.
Catherine Christiaens Stad Menen Inge Vervaecke WZC
[email protected]
39.
Renzo Demeulenaere Wervik
40.
Daphne Muylle
Wervik
25
41
Martine Fournier
Burgemeester Menen
[email protected]
42
lisa.maxy
[email protected]
43
Degand Peter
Medewerker burgemeester KAM
44
Descheemaeker Tania
CAW Stimulans
[email protected]
45
Heyte Lieselotte
K&G Menen
46
Dewitte Wendy
K&G Menen
47
Demasure Liliane
WZS Grenslicht
48
Jan Temmerman
KAM /Vormingplus
49
Jozef Rosseel
stadsbestuur
[email protected]
50
Martine Nuyttens
Voorzitter A’kzie
[email protected]
51
Rik Brutin
KAM
52
Robert Renodeyn
KAM
53
Anne Vanneste
54
Isabel Muylle
55
Maya Renier
CAW schoolopbouwwerk CAW schoolopbouwwerk JAC Menen
56
Lies Verledens
JAC Menen
57
Hilde Ryckbosch
CAW
[email protected]
58
Martine Decroos
CAW
[email protected]
59
Katrien Vermeulen
CAW
[email protected]
60
Chris Staessens
CAW
[email protected]
61
Det Vandemaele
WZS Grenslicht
62
Marc Dumont
WZS Grenslicht
63
Brigitte Hespeel
WZS Grenslicht
[email protected]
64
Kaat Decuypere
Dienst welzijn-gelijke Kansen
[email protected]
[email protected] [email protected] [email protected]
26
65
Ann Verbrugghe
66
Angelique Declercq
Rode kruisopvangcentrum gemeenteraadslid
67
Marc Soenen
A’kzie
68
Luc Pottillius
69
Jeanique Degroote
Blijdhove
70
Katrien Dousy
OCMW-raadslid
71
Frederik Vandamme
OCMW-raadslid
72
Joan Vanderbeken
OCMW-raadslid
73
Patrick Roose
OCMW-raadslid
74
Anneke Maes
OCMW-raadslid
75
Marleen Becarren
OCMW-raadslid
76
Hendrik Carpentier
OCMW-raadslid
77
Shauni Naert
Student Howest
[email protected]
78
Lisa Vandromme
Student Howest
[email protected]
79
Frans Vanderbeken
ACW en KWB Rekkem
[email protected]
80
Lieve Dekeyser
81
87
Ervaringsdeskundige in opleiding Ervaringsdeskundige in opleiding Ervaringsdeskundige in opleiding Ervaringsdeskundige in opleiding Ervaringsdeskundige in opleiding Ervaringsdeskundige in opleiding Yasmine Buttenaere
VSPW Kortrijk opleidingscoördinator VSPW
88
Xander Carrein
82 83 84 85 86
[email protected] [email protected]
[email protected] [email protected]
[email protected]
VSPW VSPW VSPW VSPW VSPW Student Howest
[email protected]. be
Student Howest
[email protected]
27
89
Brecht Carette
Student Howest
[email protected]
90
Toon Deprez
Student Howest
[email protected]
91
Marleen Vanneste
[email protected]
92
Ann Boerhaeve
Maatsch ass. Bso de Waterlelie Kind en Gezin
93
Simon Staelens
Student Howest
[email protected]
94
Lorenzo Vandaele
Student Howest
[email protected]
95
Charlotte Massin
Student Howest
[email protected]
96
Yamina Wydooghe
Student Howest
97
Student Howest
99
Laus-Mattheeuws Sarah Amelie van Pottelberge Jens de Tollenaere
[email protected]. be Sarah.Laus-Mattheeuws@student. howest.be
100
Lise Hansens
Assistent ugent
101
Valerie Dewitte
Dagcentrum Delta
[email protected]
102
Griet Vynckier
Dagcentrum Delta
[email protected]
103
Joël Durnez
104
Pat Vanhecke
105 106
Wouter Dumolein Thomas Jacques
Koninklijke Prinsstraat
[email protected] 5 – 8930 Menen Lector Howest Brug-
[email protected] ge Figuranten defi
[email protected] Stagiair Figuranten
107
Lieselot Labbe
Stagiair Figuranten
108
Hubert Valcke
CAW
[email protected]
109
Olivier Deboel
CAW
[email protected]
110
Paul Cauwelier
CAW Jongerenopvang
[email protected]
98
Assistent ugent Assistent ugent
28
111
Bart Simpelaere
OCMW soc dienst
[email protected]
112
Cindy Maes
OCMW soc dienst
113
+ 1 pers
OCMW soc dienst
114
Jens Neyrinck
CAW Stimulans Menen
[email protected]
115
Heidi Braye
Kind en gezin
[email protected]
116
Mentens Ella
[email protected]
117
T Syen Laura
[email protected]
118
Vanduren Rie
[email protected]
29
Bijlage 2: Presentatie: Sara Willems
30
31
32