FONDS DER BELGISCHE RIJNVAART v.z.w. Ondernemingsnummer : 0409 601 207 Drukpersstraat 19 - 1000 BRUSSEL Gesticht als v.z.w. op 10 oktober 1929 (deze vereniging nam in die vorm het Fonds der Belgische Rijnvaart over dat opgericht werd op 26 april 1924).
VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR 80ste maatschappelijk jaar van de v.z.w. - 2007
13 juni 2008
2
FONDS DER BELGISCHE RIJNVAART v.z.w. Ondernemingsnummer : 0409 601 207 Drukpersstraat 19 - 1000 BRUSSEL
VERSLAG VAN DE RAAD VAN BESTUUR 80ste maatschappelijk jaar van de v.z.w. - 2007
3
13 juni 2008
4
INHOUDSTAFEL I. ERECOMITE ..........................................................................................10 II. RAAD VAN BESTUUR ..........................................................................11 1. Samenstelling op 1 januari 2007 .............................................................................. 11
2. Wijzigingen sedert de algemene vergadering van 26 juni 2007........................... 11 3. Vergaderingen in 2007 ............................................................................................. 12
4. Prijzen van het Fonds ................................................................................................ 12 A. Universitaire prijs.................................................................................................... 12
B. Prijs van de Voorzitter............................................................................................ 13 C. Sociaal Fonds Joseph Severyns........................................................................... 14 5. Steun aan de beroepsorganisaties ......................................................................... 16 6. Vertegenwoordiging bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart in Straatsburg. ........................................................................................................................................ 16 Buitenlandse vertegenwoordiging .......................................................................... 16
Overzicht van de vergaderingen in binnen- en buitenland bijgewoond door de vertegenwoordigers tijdens het maatschappelijk jaar 2007/2008........................ 16 7. Website www.fondsbr.be......................................................................................... 19
8. Deelname aan manifestaties .................................................................................. 19
9. Studiereis 2007 - Rotterdam – 9 november 2007 ................................................... 19 10. Werking Fonds ......................................................................................................... 20
III. LEDENLIJST..........................................................................................22 1. Werkende leden ....................................................................................................... 22 2. Toegetreden leden................................................................................................... 23
IV. PERSONALITEITEN..............................................................................24 1.
Nationale Regering.............................................................................................. 24
2.
Vlaamse Regering................................................................................................ 24
4.
Regering Brussels Hoofdstedelijk Gewest ......................................................... 24
3. 5.
6. 7.
Waalse Regering .................................................................................................. 24 Nationale Administratie ....................................................................................... 25
Administratie Vlaams Gewest ............................................................................ 26
Administratie Waals Gewest .............................................................................. 27 5
8.
Administratie Brussels Hoofdstedelijk Gewest .................................................. 27
V. CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART ...............................28 1.Belgische delegatie bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart ....................... 28
Samenstelling van de delegatie op 31.12.2007 ..................................................... 28
2. Aanpassing aan de Reglementen .......................................................................... 29 I.
Algemene en juridische zaken .......................................................................... 29
Besluit 2007-I-4 van 31 mei 2007 – voorzorgsmaatregelen tegen terroristenacties ..................................................................................................... 29
2. Economische situatie in de Rijnvaart ................................................................ 29 Besluit 2007-I-6 van 31 mei 2007 – economische situatie in de Rijnvaart.......... 29
Besluit 2007-II-14 van 5 en 6 december 2007 – economische situatie in de Rijnvaart ................................................................................................................. 45
3. Patenten en bemanningen............................................................................... 59 Besluit 2007-I-10 van 31 mei 2007 – Wijziging van het reglement Rijnpatenten en van het reglement over de afgifte van radarpatenten in het vooruitzicht van het erkennen op de Rijn van buiten de Rijnoeverstaten geldende vaarbewijzen en radarbevoegdheidsbewijzen, overeenkomstig het aanvullend Protocol nr. 7 ..................................................................................... 59
Besluit 2007-I-11 van 31 mei 2007– invoeringsbepalingen voor de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen en radarbevoegdheidsbewijzen op de Rijn, overeenkomstig het aanvullend protocol nr. 7 .................................................. 61
4. Politiereglement op de Rijn................................................................................ 71
Besluit 2007-I-12 van 31 mei 2007 – Verlenging van een voorschrift van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.22 van het Politiereglement (artikel 1.01)........................................................................................................................ 71
Besluit 2007-II-19 van 5 en 6 december 2007 – Wijziging van het Politiereglement door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.22 (artikelen 1.02, 1.09, 1.10, 4.06, 6.28, 6.32 en 14.02) .................................... 71 Besluit 2007-I-14 van 31 mei 2007 - Invoeren van het elektronisch melden in de Rijnvaart ................................................................................................................. 72
(2006–II–23) ............................................................................................................ 72
Besluit 2007-II-20 van 5 en 6 december 2007 –invoeren van het elektronisch melden in de Rijnvaart (2007-I-14) ....................................................................... 74
5. Verkeersregels..................................................................................................... 77
Besluit 2007-I-15 van 31 mei 2007 – standaardisering van het volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart. Typegoedkeuring, inbouw en gebruik van Inland AIS-apparatuur op binnenschepen.................................... 77 Besluit 2007-II-24 van 5 en 6 december 2007 – standaardisering van het volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart. Typegoedkeuring, 6
inbouw en gebruik van Inland AIS-apparatuur op binnenschepen................. 81 Besluit 2007-II-21 van 5 en 6 december 2007 – erkenning van buiten de Rijnoeverstaten geldende bewijzen. Wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement en van het Reglement van Onderzoek schepen op de Rijn (2002-I-2, 2003-I-13, 2005-I-4, 2006-I-24, 2007-I-10, 2007-I-11).................. 93
7
6. Reglement van Onderzoek schepen op de Rijn ........................................... 101 Besluit 2007 – I – 16 van 31 mei 2007 – verlenging van de voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 van het Reglement van onderzoek schepen op de Rijn (art. 22a.01 tot en met 22a.06) ........................................ 101 Besluit 2007 – I – 17 van 31 mei 2007 – wijziging van het Reglement van onderzoek door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 (art. 10.05, 15.09, 24.04) ...................................................................................... 102
Besluit 2007 – II – 25 van 5 en 6 december 2007 – wijziging van het Reglement van onderzoek door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 (art.2.01, 14.13, 19.03, 20.02, 21.03, 23.01, 23.02, 23.03, 23.04, 23.10, 23.11, 24.02, 24.06, bijlagen G, K, F).............................................................................. 105 Besluit 2007-II-26 van 5 en 6 december 2007 - Wijziging van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn - (Artikel 8a.02) - (2003-II-27, 2006-I-23) ......... 107
Besluit 2007 – II – 27 van 5 en 6 december 2007 – wijziging van het Reglement van onderzoek door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 (art.8.05, 24.02, 24.06).................................................................................. 108
Besluit 2007 – II – 28 van 5 en 6 december 2007 – wijziging van het Reglement van onderzoek door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 (art.10.01, bijlage B)..................................................................................... 112
7. Technische vraagstukken i.v.m. de Rijnvaart ................................................. 114 Besluit 2007-I-19 van 31 mei 2007 – ontwikkeling van de waterstanden in de sector van Iffezheim evenals in de sector stroomafwaarts. ............................ 114
Besluit 2007-I-20 van 31 mei 2007 – uitbreiding van de waterkrachtcentrales bij de stuw van Iffezheim (kmr 334.00) ................................................................... 116
Besluit 2007-I-21 van 31 mei 2007 – kennisnemingen van de inwerkingtreding in de lidstaten van de door comités en werkgroepen genomen beslissingen .............................................................................................................................. 118
Besluit 2007-II-30 van 5 en 6 december 2007 – maatregelen ter verbetering van de bevaarbaarheid van de Rijn (2003-I-28 en 2006-I-26)......................... 118
8. Diversen............................................................................................................. 123
Besluit 2007-II-35 van 5 en 6 december 2007 – Onderbreking van het sluisbedrijf op het Grote kanaal van de Elzas en op de gekanaliseerde Rijn en in Nederland op de Neder-Rijn en de Lek tijdens de Kerst- en Nieuwjaarsnacht .............................................................................................................................. 123
Besluit 2007-II-36 van 5 en 6 december 2007 – Onderbreking van het sluisbedrijf in Nederland op de Neder-Rijn en de Lek gedurende het weekeinde........................................................................................................... 123
8
VI. EUROPESE UNIE...............................................................................124 Reglementen .............................................................................................................. 124 VERORDENING (EG) NR. 414/2007 VAN DE COMMISSIE van 13 maart 2007 betreffende technische richtsnoeren voor de planning, de toepassing en het operationele gebruik van River Information Services (RIS), zoals vermeld in artikel 5 van Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap........................................................................................................ 124
VERORDENING (EG) NR. 415/2007 VAN DE COMMISSIE van 13 maart 2007 inzake de technische specificaties voor tracking- en tracingsystemen voor schepen overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap ............................................................. 126 VERORDENING (EG) NR. 416/2007 VAN DE COMMISSIE van 22 maart 2007 betreffende de technische specificaties voor berichten aan de scheepvaart als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap ................................................................... 127 VERORDENING (EG) NR. 457/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 april 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen .................... 128 VERORDENING (EG) NR. 1304/2007 VAN DE COMMISSIE van 7 november 2007 tot wijziging van Richtlijn 95/64 EG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 91/2003 en de (EG) nr. 1365/2006 van het Europees Parlement en de Raad in verband met de vaststelling van NST 2007 als enige nomenclatuur voor vervoerde goederen in bepaalde vervoerswijzen. ........................................................................................................ 130 Eerste voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging NAIADES-actieplan ter bevordering van de binnenvaart.......................................................................... 133
VII STATISTIEKEN ..................................................................................145 1. Rijntrafiek van en naar de Belgische havens (2007) ............................................ 145 A. Antwerpen .......................................................................................................... 145
B. Brussel................................................................................................................... 146 C. Gent .................................................................................................................... 148 D. Luik ....................................................................................................................... 149 E. Zeebrugge ........................................................................................................... 150
Bijlage : Gecoördineerde statuten...................................................151 9
I. ERECOMITE In het Erecomité worden de personen opgenomen die, hetzij de functie van voorzitter, hetzij deze van afgevaardigd-bestuurder hebben uitgeoefend. Huidige samenstelling van het Erecomité : Erevoorzitter : M. J. VAN CAENEGHEM () M. A. DELMER () M. A. BERTRAND () M. F. SEVERYNS M. M. VANDEN BOSCH M. F. SUYKENS () M. H. PAELINCK
voorzitter van 1929 tot 1943 voorzitter van 1944 tot 1973 voorzitter van 1973 tot 1986 voorzitter van 1986 tot 1991 voorzitter van 1991 tot 1996 voorzitter van 1996 tot 2001 voorzitter van 2001 tot 2003
Ere afgevaardigd-bestuurder : M. H. WOESTYN () M. M. CHARBONNIER () M. P. DEBEN () M. M. VANDEN BOSCH
afgevaardigd-beheerder 1929 - 1947 afgevaardigd-beheerder 1947 - 1973 afgevaardigd-beheerder 1973 - 1982 afgevaardigd-beheerder 1982 - 1991
10
II. RAAD VAN BESTUUR 1. Samenstelling op 1 januari 2007 Voorzitter :
P. VAN DRIESSCHE
Beheerders :
A. BAUWENS E.-L. BERTRAND E. BRUYNINCKX J. CONINGS L. DELPRAT J. HEYNDERICKX P. KERCKAERT E. VAN DEN POEL CH. VANLUCHENE F. VELLEMAN D. VERNAEVE
Beheerder-SecretarisPenningmeester :
A. BIESEMANS
Toezichthouder op de rekeningen : Y. PARMENTIER
2. Wijzigingen sedert de algemene vergadering van 26 juni 2007 Op de Algemene Statutaire vergadering van het Fonds van 26 juni 2007 te Luik, werden de Heren E.-L. BERTRAND, E. BRUYNINCKX en D. VERNAEVE, uittredend en herverkiesbaar, herverkozen als bestuurder voor een ambtstermijn van vier jaar. De Heer KERCKAERT was eveneens uittredend, maar wenste zich niet herverkiesbaar te stellen. Als zijn opvolger werd de Heer J. COENS, Voorzitter Afgevaardigd Bestuurder van de M.B.Z., verkozen. De Heer L. MAERTENS zal hem vertegenwoordigen in de Raad van Bestuur. De Heer Y. PARMENTIER werd opnieuw verkozen als Toezichthouder op de Rekeningen voor de duur van één jaar. De vergaderingen van de Raad van Bestuur van het Fonds werden in 2007 bijgewoond door de Heer P. VERHAERT als vertegenwoordiger van de Haven van Antwerpen, voor de Heer E. BRUYNINCKX, Bestuurder; door de Heer L. MAERTENS, als vertegenwoordiger van de MBZ, voor de Heer P. KERCKAERT, Bestuurder en door Mevrouw M. DE ROY, als vertegenwoordigster van het Gentse Havenbedrijf, voor de Heer D. VERNAEVE, Bestuurder.
11
3. Vergaderingen in 2007 a)
Raad van Bestuur 26 januari, 13 maart, 26 april, 26 juni, 4 september, 8 oktober, 22 oktober en 14 december 2007.
b)
Jaarlijkse statutaire algemene vergadering 26 juni 2007.
4. Prijzen van het Fonds A. Universitaire prijs Werd dit jaar niet toegekend. Hierna het reglement : JAARLIJKSE WEDSTRIJD VOOR STUDENTEN VAN HET HOGER ONDERWIJS 1.
De studenten zijn volledig vrij bij de keuze van het onderwerp van hun proefschrift voor zover het betrekking heeft op de Belgische binnenen/of Rijnvaart.
2.
Het proefschrift moet opgesteld zijn in één van de nationale talen. Het moet uiterlijk op 31 augustus van elk jaar worden ingediend op de zetel van het Fonds.
3.
Het Fonds stelt jaarlijks een bedrag van € 650 ter beschikking. De Raad van Bestuur beslist over de modaliteiten en het bedrag.
4.
Het proefschrift dient in minimum 2 exemplaren te worden aangeboden en wordt beoordeeld door de Raad van Bestuur. De exemplaren blijven eigendom van het Fonds.
5.
Indien een proefschrift geheel of gedeeltelijk nuttig wordt geacht voor publicatie, waarover alleen de Raad van Bestuur beslist, kan dit door zijn zorgen en op zijn kosten geschieden. In dat geval worden een aantal exemplaren gratis ter beschikking van de auteur gesteld.
6.
Tegen de beslissingen van de Raad van Bestuur is geen verhaal mogelijk.
12
B. Prijs van de Voorzitter Deze prijs, ter waarde van € 250 werd toegekend aan mej. Melissa Tunyck, voor haar verdiensten op het vlak van haar studies (niet hoger onderwijs – tot 19 jaar). Hierna het reglement : 1.
De Prijs van de Voorzitter, ingericht als eerbewijs aan alle gewezen voorzitters van het Fonds, wordt jaarlijks toegekend en bedraagt € 250.
2.
Voor deze prijs komt in aanmerking, een leerling, kind van of onder voogdij van een aan boord van een binnenschip levende familie, op basis van zijn bijzondere verdiensten in de studies.
3.
De aanvragen moeten schriftelijk ingediend worden bij het Fonds der Belgische Rijnvaart, uiterlijk op 31 augustus van elk jaar.
4.
De ouders van de leerling of zij die er de voogdij over hebben, dienen het bewijs te leveren dat zij gedurende de drie vorige kalenderjaren actief aan boord de binnenvaart beoefenden en dat zulks ook nog het geval is op de datum van de aanvraag.
5.
De aanvraag dient alle gegevens te omvatten omtrent de identiteit van de leerling, die van Belgische nationaliteit moet zijn en die, op de datum van de aanvraag minstens 15 en ten hoogste 19 jaar moet zijn. Hij moet daarenboven het vorige schooljaar integraal bijgewoond en met succes beëindigd hebben.
6.
Bij de aanvraag dienen de nodige schoolattesten gevoegd waaruit de resultaten van de leerling blijken, evenals een uitvoerig verslag om de uitzonderlijke prestaties van de leerling in het daglicht te stellen.
7.
De ontvangen aanvragen zullen onderzocht worden door de Raad van Bestuur. De Prijs kan in zijn geheel worden toegekend of gesplitst of niet worden toegekend. Tegen de beslissingen van de Raad van Bestuur is geen verhaal.
8.
Eenzelfde persoon kan slechts eenmaal de Prijs van de Voorzitter bekomen.
13
C. Sociaal Fonds Joseph Severyns Het sociaal Fonds Joseph Severyns dat berust onder de auspiciën van het Fonds der Belgische Rijnvaart, wordt beheerd door een Comité, dat als volgt is samengesteld : Voorzitter : F. SEVERYNS Verdere samenstelling : de heren Ch. SEVERYNS, P. VAN DRIESSCHE, A. BIESEMANS, M. VANDEN BOSCH, H. PAELINCK, A. BAUWENS en mevrouw Ch. VANLUCHENE. Dit Comité kwam samen te Antwerpen op 16 maart 2007. Naar aanleiding van hier gevoerde besprekingen werd aan verscheidene instanties een rondschrijven gestuurd (scholen, aalmoezeniers, …) om te trachten meer bekendheid te brengen over het Sociaal Fonds Joseph Severyns. In de loop van het voorbije jaar werden de financiële middelen van het Fonds verder uitgebreid, zodat momenteel de activa 16.420,18 Euro bedragen. In de loop van 2007 werd één uitkering gedaan. Hierna het financieel overzicht van ontvangsten en uitkeringen in 2007 : 2007 Ontvangsten Overdracht 14.376,60 intresten voor 2006 243,58 Stortingen familie Severyns Feb/sept/dec 2.200,00 Stortingen sympathisanten Sept/okt/nov 200,00 TOTAAL ontvangsten 17.020,18 2007 Uitkeringen 19/06/07 600,00 TOTAAL Uitgaven 600,00 ALGEMEEN TOTAAL OP 31/12/2007 : 17.020,18 - 600,00 = 16.420,18 Euro
14
Reglement : 1. Het « Sociaal FONDS JOSEPH SEVERYNS » werd opgericht door de Heren F. en Ch. Severyns ter aanmoediging van door ongeval of ziekte getroffen Belgische schippers. 2. Kunnen van dit Fonds genieten : - de schipper, - de wettelijke partner, - het kind, getroffen door ongeval of ziekte. 3. Het bedrag van de jaarlijkse financiële tegemoetkomingen is in principe beperkt tot de jaarlijkse opbrengst van het beheerd kapitaal, vermeerderd met giften. 4. De aanvragen moeten schriftelijk gericht worden aan het Fonds Joseph Severyns, per adres “Fonds der Belgische Rijnvaart” en moeten volgende gegevens bevatten : a. identiteit van de aanvrager; b. identiteit van de eventuele begunstigde en adres, geboortedatum en geboorteplaats, beroep (indien zonder : uitgeoefend beroep gedurende de jongste 3 jaren); c. reden van aanvraag; d. omstandige omschrijving met bewijzen, waaruit blijkt dat de betrokken persoon getroffen is door ongeval of ziekte. De aanvragen worden onderzocht door het Comité “sociaal Fonds Joseph Severyns”. 5. Het Comité sociaal Fonds Joseph Severyns is samengesteld als volgt : vanuit het Fonds der Belgische Rijnvaart, de Voorzitter en de secretaris, de ere-voorzitters, de oudste twee bestuurders in dienstjaren van het Fonds der Belgische Rijnvaart en vanwege de stichters, de heren François en Charles Severyns. Momenteel bestaat dit Comité uit volgende personen : de Heren F. Severyns (Voorzitter), Ch. Severyns, P. Van Driessche, A. Biesemans, M. Vanden Bosch, H. Paelinck, A. Bauwens en Mevr. Ch. Vanluchene. 6. Het voorzitterschap van dit Comité wordt waargenomen door een vertegenwoordiger van de familie Severyns; momenteel is dit de heer François Severyns. Bij ontstentenis van deze zal de Voorzitter of de Secretaris van het Fonds der Belgische Rijnvaart het voorzitterschap waarnemen. 7. Dit Comité werkt onafhankelijk van de Raad van Bestuur van het Fonds der Belgische Rijnvaart, maar brengt verslag uit over zijn werking aan deze Raad en aan de Algemene Vergadering. Het Comité heef beslissingsbevoegdheid op zijn zitting indien tenminste drie van zijn leden hierop aanwezig zijn en een akkoord door de meerderheid van de aanwezige leden wordt bereikt. Bij staking van stemmen is de stem van de Voorzitter beslissend. 8. Dit Comité behoudt zich het recht voor alle informatie in te winnen die het nodig acht voor de beoordeling van het betrokken geval, teneinde deze aanvraag te kunnen beoordelen. 9. Uitspraak en uitvoering over deze aanvraag zal gebeuren uiterlijk binnen de twee maanden na indiening van de aanvraag. Tegen de beslissing van het Comité is geen verhaal mogelijk. 15
5. Steun aan de beroepsorganisaties Teneinde bij te dragen voor de werking van hun organisatie werd in 2007 financiële steun verleend aan : - E.S.O. (Europese Schippersorganisatie) ten bedrage van € 650; - E.B.U. (Europese Binnenvaart Unie) eveneens ten bedrage van € 650; - de Service Social de la Batellerie te Luik, € 250.
6. Vertegenwoordiging bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart in Straatsburg. Buitenlandse vertegenwoordiging Het Fonds der Belgische Rijnvaart is uiteraard zeer betrokken bij het Rijngebeuren en de internationale vaart. Over deze problematiek en de hierover gevoerde besprekingen en toepassingen wordt het Fonds rechtstreeks en regelmatig geïnformeerd door Mevrouw Ch. VANLUCHENE, Rijncommissaris bij de CCR. Daarnaast wordt tevens informatie vergaard en verslaggeving verzorgd door de Heren A. BAUWENS en E. VAN DEN POEL, die onder de auspiciën van het Fonds deelnemen aan internationale werkvergaderingen en congressen ter behandeling van de problematiek op het vlak van de beroepsvaart en de passagiersvaart. De aldus vergaarde kennis - alsmede andere nuttige informatie verzorgd door de bestuurders van onze vereniging - wordt regelmatig gepubliceerd op onze website, onder het adres www.fondsbr.be, waar ze toegankelijk is voor iedere geïnteresseerde die deze informatie tevens kan downloaden. De hier gepubliceerde rapporten zijn een weergave van de actualiteit op internationaal en desgevallend ook nationaal vlak. Op deze manier wenst het Fonds bij te dragen in nuttige nieuwsverspreiding.
Overzicht van de vergaderingen in binnen- en buitenland bijgewoond door de vertegenwoordigers tijdens het maatschappelijk jaar 2007/2008 Hierna volgen de voornaamste onderwerpen die in de loop van dit maatschappelijk jaar aan bod kwamen zowel bij EBU in Straatsburg als in de diverse overlegcomités voor de binnenvaart in de havens en op de ministeries: 1. Overgangsmaatregelen van ADNR naar ADN Zoals vorig jaar wordt er hard gewerkt om deze overgang zo vlot mogelijk te laten verlopen. Het ADN zal op 01.01.09 in voege treden ter vervanging van het ADNR. Door 16
deze nieuwe toestand vindt in maart 2008 in Straatsburg de laatste ADNRvergadering plaats. Daarna zal men samenkomen in het VN-gebouw in Genève. Maar hierdoor verandert er wel wat. Jaarlijks zal men nog twee samenkomsten organiseren (in Straatsburg waren het er vier) t.t.z. één in januari en één in juni. EBU zal daar maar 2 zetels krijgen. Aangezien België het ADN nog niet heeft goedgekeurd, mag ons land enkel waarnemers sturen d.w.z. ze mogen niets zeggen. Indien men een voorstel wil indienen, moet men het minstens 12 weken op voorhand doen aangezien er zoveel vertalingen moeten gemaakt worden. Het is wel nodig dat België zich haast want de ADN-ratificering zal moeten plaatsvinden voor 30/06/2011 anders zal het door Europa automatisch verplicht worden. 2. Dubbelwandigheid De producten die dubbelwandigheid eisen, zullen verschijnen op drie lijsten die in voege treden gedurende de periodes 2012 – 2015 – 2018. De categorie van de kleine schepen t.t.z. onder de 1000t, mogen de producten van hun productlijst blijven varen tot 2018. Ondertussen zoekt men een technische oplossing voor de dubbelwandigheid aangezien een klein schip ook economisch moet kunnen blijven bestaan. De kleine bunkerboten onder 300t, kunnen verder varen tot 2038. 3. ISGINTT Dit is een boek waaraan verschillende experten werken en dat tot doel heeft de ongevallen tijdens het lossen en laden van tankschepen te verminderen. Als basis dient een boekwerk uit de zeevaart. Het is de bedoeling dat de mensen van de wal hierdoor het schip en de gangbare regels beter leren kennen en er zodoende een betere verstandhouding ontstaat tussen schipper en laadplaats. Dit werk had reeds in 2007 moeten klaar zijn maar het zal nu waarschijnlijk einde 2008 worden. 4. Zwavelarme gasolie Men houdt er zich reeds lang mee bezig het zwavelgehalte van de gasolie voor de binnenvaart te verminderen. Door het ontstaan van de Europese norm EN 590, gaat het sneller vooruit. Vroeger kende men een zwavelgehalte van 2000 ppm en vanaf 01.01.08 is dat 1000 ppm geworden. Men wil nu zo snel mogelijk naar 10 ppm gaan, wat het vrachtvervoer reeds heeft, en men denkt dit in 2010 te bereiken, hetzij direct, hetzij nog in twee stappen. 5. Afvalstoffenverdrag Dit langverwachte verdrag heeft België nu geratificeerd maar het moet nog goedgekeurd worden door alle gewesten. Vermoedelijk zal men het over een jaar in orde krijgen en zal dit verdrag eindelijk in de zomer 2009 van toepassing zijn. 6. Toegang tot terminals in de havens 17
Sinds de maatregelen tegen terrorisme, ondervinden de scheepsbemanningen nog steeds grote problemen om toegang te verkrijgen aan een terminal waar hun schip ligt. Hierover werden reeds vele vergaderingen georganiseerd maar desondanks schept men soms nog problemen over kinderen of leveranciers, herstellers etc. die aan boord moeten zijn.
18
7. Website www.fondsbr.be Weliswaar beknopt en beperkt, gezien de middelen van het Fonds, trachten we toch op een moderne en snelle manier de lezer informatie te verschaffen over het binnen– en Rijnvaartgebeuren en de verdere internationale vaart. Met dank aan de Heer F. VELLEMAN die de informatie regelmatig actualiseert. Maar tevens wensen we ook U, de lezer, te vragen naar uw suggesties en eventuele inbreng, zodat onze informatie steeds kan groeien met uw ideeën, uw informatie, uw wensen.
8. Deelname aan manifestaties 1. Het Fonds was aanwezig op de workshop “De Binnenvaart in beweging” van 23 maart 2007, georganiseerd door het I.T.B. in de lokalen van de FOD Mobiliteit en Vervoer te Brussel. 2. Het Fonds was eveneens aanwezig op de “Journée du Transport Fluvial en Wallonie” van 8 juni 2007 te Namen, georganiseerd door de O.P.V.N. en het Ministère de l’Equipement et des Transports.
9. Studiereis 2007 - Rotterdam – 9 november 2007 Na bespreking binnen de Raad van Bestuur en zoals beslist op de navolgende Algemene Vergadering in Luik van 26 juni 2007, werd een splitsing doorgevoerd in het concept van de studiereizen van het Fonds. •
•
Enerzijds zullen in de toekomst op basis van privé-initiatief, maar met behulp van administratieve en logistieke medewerking van het Fonds, studiereizen van langere duur kunnen georganiseerd worden door de “Vrienden van het Fonds”. Dergelijke studiereizen hebben een gedeeltelijke toeristische inslag, maar blijven voor het overige wel geaxeerd op de binnen– en Rijnvaart en worden financieel uitsluitend gedragen door de deelnemers. Anderzijds wordt er een jaarlijkse ééndagsstudiereis - specifiek gericht op de binnen- en Rijnvaart – georganiseerd door het Fonds, waarvan ook de kosten integraal worden gedragen door het Fonds.
Dit jaar stond enkel de ééndagsstudiereis op het programma, waarvoor zich een 25-tal deelnemers inschreven, met als bestemming Rotterdam en begeleid door de Heer C.J. de Vries, Directeur bij “Schuttevaer”. In de voormiddag was er een interessant en verzorgd bezoek aan het Havencentrum met voorstelling van de Haven van Rotterdam en bezoek aan het Coördinatiecentrum. In de namiddag was nog een bezoek voorzien aan de “Stormvloedkering”, maar ingevolge de slechte weersomstandigheden kon dit bezoek niet doorgaan en kregen we enkel een buitenzicht op een gesloten stormvloedkering (wat evenwel ook niet altijd te zien is!). 19
Overwogen wordt om zich in de toekomst te focussen op meer organisatorische profielen voor een studiereis (vb. meer gericht op het logistieke; op specifieke bedrijvigheid,,…) en minder naar infrastructuur toe.
10. Werking Fonds In de loop van het voorbije jaar werd, op de Raad van Bestuur, een aanvang gemaakt met het formuleren van bedenkingen over “ de toekomst” van het Fonds, in brede zin. Deze reflecties werden mede ingegeven door een analyse van enkele factoren met impact op het Fonds in zijn huidige vorm. Met name kwamen aan de orde : • de financiële situatie; • de samenstelling van de Raad van Bestuur; • de profilering in het kader van de statuten. Met betrekking tot de financiële situatie van het Fonds - voornamelijk geschoeid op een beleggingsvorm met het profiel van “gering risicodragend”, zoals toegekend door onze financiële instelling, die samen met onze Raad van Bestuur het beheer van de portefeuille verzorgt - werden verscheidene besprekingen gevoerd binnen de Raad en met de vertegenwoordiger van onze bankinstelling, waarbij beslist werd het speculatieve element te schrappen uit de huidige beleggingsvorm, daarbij tegemoetkomend aan de visie van de voorstaanders van het deontologisch adagio “niet gepast” voor een vzw. Hetgeen uiteindelijk aanleiding gaf tot een totale reconversie van ons financieel beleid en leidde tot een hernieuwing van de portefeuille met de inbouw van een practische totale zekerheid. Het is evident dat in het lopende jaar deze zaken onder de aandacht dienen gehouden te worden om na verloop van tijd te kunnen evalueren en desgevallend passend te kunnen ingrijpen. Wat de samenstelling van de Raad van Bestuur betreft, werd vastgesteld dat de huidige vertegenwoordiging wellicht te “eng” is om adequaat te kunnen anticiperen op de bewegingen van het beleid op de nationale en internationale markt. Een uitdieping in de brede zin, via recrutering van jongeren, actief in het bedrijfsleven en administratie, voldoende vertrouwd met deze bewegingen op de diverse domeinen van binnen -en Rijnvaart, zou een optie zijn. Een nieuwe en performante profilering van het Fonds, binnen het kader van de doelstellingen van onze statuten, dringt zich op om zich te kunnen handhaven en mee te spelen in de slipstream van het snelle Europees en navolgend ook, binnenlands gebeuren. Het Fonds is zich hiervan terdege bewust en richtte hiervoor een werkgroep op : “ Toekomstige doelstellingen van het Fonds”, die gedachtengoed bijeensprokkelt om hieraan te kunnen beantwoorden met in het achterhoofd de zoektocht naar het profiel van geschikte personen of groeperingen die deze waarden verder kunnen uitbouwen en uitdragen en het Fonds aldus een 20
nieuwe en efficiënte richting kunnen uitsturen. Hierbij dient het accent gelegd te worden op de bewaring en uitbouw van de specifieke eigenheid van het Fonds, nl. zijn gerichtheid op de Rijn en het Rijnvaartgebeuren, zonder evenwel de binnenvaart te verwaarlozen, want beider verwevenheid wordt steeds maar nauwer, in het kader van het nieuwe Europa. Het is evident dat de uitwerking van het nieuwe imago van het Fonds zich dient te voltrekken, uitgaande van zijn interne vertegenwoordigers, maar terzelfdertijd in synergie met andere belangrijke spelers : de Havens, de opleidings- en vormingscentra, de officiële instanties betrokken op binnen- en Rijnvaart, het bedrijfsleven, de rederijen, de administraties en zovele andere diensten en organisaties. Hert is aldus dat het Fonds zich in de toekomst kan profileren en een nieuwe élan krijgen, want het is evident dat de bewegingen van Europa, Straatsburg, Genève en de Donaugebieden op de voet dienen gevolgd te worden, zodat een interactie van het Fonds op al deze domeinen in de toekomst mogelijk gemaakt wordt.
21
III. LEDENLIJST 1. Werkende leden BAUWENS Amand, Lathyrusplein 12, 2900 Schoten BAUWENS Paul, Lode Vleeshouwerslaan 73, 2900 Schoten BERTRAND Emile-Louis, Rue de la Drève 5, 4052 Beaufays BIESEMANS Antonius, Privaatweg 6, 3293 Diest BRUYNINCKX Eddy, Philippe Spethstraat 162, 2950 Kapellen COENS Joachim, Bruggesteenweg 14, 8340 Damme CONINGS Johannes, Winterkoningstraat 11, 2170 Merksem CORNELIS Philip, Landskoutersesteenweg 6, 9820 Merelbeke DE DECKER Marc, Eekhoorndreef 8, 2390 Malle DE GRAVE Peter, Wouwersdreef 25, 2900 Schoten DE LAMPER Jozef, Leo Verbeecklaan 7, 2070 Zwijndrecht DELPRAT Luc, Landuyt 124, 1440 Kasteelbrakel DE VLAMINCK René, Vuurkruisenlaan 58, 2640 Mortsel HEYNDERICKX Jos, Deinsesteenweg 20, 9031 Gent HOUTMEYERS Jean-Claude, Avenue de la Heronnière 98/16, 1170 Brussel HUFKENS Julius, Kouwenbergdreef 9, 2970 Schilde HUYSMANS W, Esmoreitlaan 43 bus 32, 2050 Antwerpen JOSEPH Michel, Herman Teirlincklaan 28, 3010 Kessel-Lo LAMARCHE Gilles, Place d'Italie 4, 4000 Liège MOLLE Jean, Rietschoorvelden 174, 2170 Merksem OLISLAGERS Danny, Rederij Seastar, Havengeul 17, 1620 Nieuwpoort OPDELOCHT Roger, Kattenhoflaan 75, 2960 Brecht PAELINCK Honoré, Hof van Delftlaan 40, 2180 Ekeren PARMENTIER Octaaf, Donkseinde 14, 2930 Brasschaat PARMENTIER Yves, Schemeringlaan 6, 3090 Overijse PAUWELS François, Heidestraat 47, 2040 Zandvliet PIERRE Willem, route de la Clouse 8, 4880 Aubel POLS Cornelis, Baron Delbekelaan 17, 2970 Schilde POPPE Corina, Van De Reydtlaan 20, 2960 Brecht RINGOOT Philippe, Durentijdlei 63, 2930 Brasschaat ROLAND Pascal, Rue Bodegnée Village 14, 4537 Bodegnée Verlaine ROLAND Pierre, rue Léon Charlier 94, 4520 Wanze SEVERYNS Charles, Bd. Zénobe Gramme 120, 4040 Liège SEVERYNS François, Seniorie Van Rijswijck, Lange Lozanastraat 233/34, 2018 Antwerpen SOMERS Anita, Esmoreitlaan 41/22, 2050 Antwerpen ULLRICK John, Gerselarendries 3, 1850 Grimbergen VAN BALLAER Louis, Kardinaal Cardijnlaan 35, 2980 Zoersel VANDEN BOSCH Marcel, Doggeweg 59, 1930 Zaventem VANDENBUSSCHE Pierre, rue Henri Daco 32, 4040 Herstal VAN DEN POEL Edgard, Flamingostraat 3, 2170 Merksem VAN DE VEL Louis, Isabella Brantstraat 34, 2018 Antwerpen VAN DRIESSCHE Paul, Boskapellaan 55, 9080 Lochristi VAN DYCK Yves, J. Kennedylaan 51, 9042 Gent VAN HEMELRIJK Leopold, Jan Van Puyenbroecklaan 53, 2900 Schoten VAN HEMELRIJK Frans, Jan Van Puyenbroecklaan 53, 2900 Schoten 22
VANLUCHENE Christiane, rue Amedée Lynen 17/27, 1210 Bruxelles VELLEMAN Francis, Gladiolenlaan 49, 1770 Liedekerke VERNAEVE Dirk, Pijkestraat 11, 9041 Oostakker VERSCHUEREN Herman, Lintsesteenweg 32, 2550 Kontich VERSTRAETEN Jozef, Van Averbekelaan 8, 2050 Antwerpen
2. Toegetreden leden BASF - Antwerpen NV (Dhr. W. JACOBS) Haven 725, Scheldelaan, 2040 Antwerpen ARCELOR STEEL BELGIUM, Sidcenter, Directie Service Transport, J. Kennedylaan 51, 9020 Gent NORTHERN MANUPORT NV, Af. Vloot, Vosseschijnstraat 59, 2030 Antwerpen
23
IV. PERSONALITEITEN
1. Nationale Regering E. SCHOUPPE, Staatssecretaris voor Mobiliteit, toegevoegd aan de Eerste Minister Koningsstraat 180 1000 Brussel Tel. 02 209 33 10 Fax. 02 209 33 05
2. Vlaamse Regering K. VANBREMPT, Vlaams Minister van Mobiliteit, Sociale Economie en Gelijke Kansen Koolstraat 35, 1000 Brussel Tel. 02/552.63.00 Fax. 02/552.63.01 E-mail :
[email protected] Website : http://www.ministerkathleenvanbrempt.be
3. Waalse Regering A. ANTOINE, Ministre du Logement, des Transports et du Développement territorial Rue d’Harscamp 22, 5000 Namen Tel. 081/25.38.11 Fax. 081/25.39.99 E-mail :
[email protected] Website : www.antoine.wallonie.be
4. Regering Brussels Hoofdstedelijk Gewest P. SMET, Minister van Mobiliteit, Openbare Werken Botanic Building – St. Lazaruslaan 10 – 14de verdieping 1210 Brussel Tel. 02/517.12.59 Fax. 02/511.54.64 E-mail :
[email protected]
Website : www.pascalsmet.be 24
5. Nationale Administratie Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer (FOD) www.mobilit.fgov.be M. DAMAR, Voorzitter van het Directiecomité van de FOD “City Atrium”, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel Tel. 02/277.31.11 Fax 02/502.45.77 E-mail :
[email protected] Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer – Directoraat-generaal Maritiem Vervoer F. VAN ROMPUY, Directeur generaal “City Atrium”, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel Tel. 02/277.31.11 Fax 02/502.45.77 E-mail :
[email protected] J. HEYNDERICKX, Directeur Directie Scheepvaartcontrole “City Atrium”, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel Tel. 02/277.31.11 Fax 02/502.45.77 E-mail :
[email protected] Federale Overheidsdienst Mobiliteit en Vervoer – Directoraat-generaal Vervoer te Land C. COUNE, Directeur generaal “City Atrium”, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel Tel. 02/277.31.11 Fax 02/502.45.77 Land
H. VERSCHUEREN, Adviseur generaal Directoraat-generaal Vervoer te “City Atrium”, Vooruitgangstraat 56, 1210 Brussel Tel. 02/277.36.47 Fax 02/277.40.46 E-mail :
[email protected]
25
6. Administratie Vlaams Gewest Departement Mobiliteit en Openbare Werken F. DESMYTER, Secretaris-generaal Graaf de Ferrarisgebouw Albert-II-laan 20 Bus 2, 1000 Brussel Tel. 02/553.71.02 Fax. 02/553.71.05 E-mail :
[email protected] Website : www.vlaanderen.be Waterwegen en Zeekanaal NV L. CLINCKERS, gedelegeerd bestuurder Oostdijk 110, 2830 Willebroek Tel. 03/860.62.11 Fax 03/860.62.78 E-mail :
[email protected] Website : www.wenz.be Coördinatie Waterwegen Vlaanderen Havenstraat 44 3500 Hasselt Tel. 011/29.84.00 Fax 011/22.12.77 Haven- en Waterbeleid I. HOET, afdelingshoofd Graaf De Ferrarisgebouw Koning Albert II-laan 20 bus 5, 1000 Brussel Tel.: 02/553 77 36 Fax: 02/553 77 15 E-mail
[email protected] NV De Scheepvaart E. PORTUGAELS, gedelegeerd bestuurder J. TIELENS, gedelegeerd bestuurder Havenstraat 44, 3500 Hasselt Tel.: 011/29.84.00 Fax 011/22.12.77 E-mail :
[email protected] http://www.descheepvaart.be
26
7. Administratie Waals Gewest Ministère wallon de l'Equipement et des Transports Direction générale des Transports G. DEREAU, Directeur général f.f. Boulevard du Nord 8, 5000 – NAMUR Tel: 081/77.30.75 Fax: 081/77.39.77 E-mail :
[email protected] Website : www.met.wallonie.be Direction générale des Voies Hydrauliques J. LAURENT, Directeur-generaal f.f. Ministère wallon de l'Equipement et des Transports Boulevard du Nord 8, 5000 Namen Tel. 081/77.28.97 Fax. 081/77.37.80 E-mail :
[email protected] Website : www.met.wallonie.be
8. Administratie Brussels Hoofdstedelijk Gewest C. HUYGENS, Directeur-generaal Redersplein 6, 1000 Brussel Tel. 02/420.67.00 Fax. 02/420.69.74 E-mail :
[email protected]
27
V. CENTRALE COMMISSIE VOOR DE RIJNVAART
1.Belgische delegatie bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart
Samenstelling van de delegatie op 31.12.2007 Buitenlandse Zaken : de Heer G. VAN KEER, commissaris Verkeerswezen :
Mevrouw Ch. VANLUCHENE, commissaris de Heer H. VERSCHUEREN, toegevoegd commissaris de Heer A. VAN REUSEL, toegevoegd commissaris
28
2. Aanpassing aan de Reglementen I.
Algemene en juridische zaken
Besluit 2007-I-4 van 31 mei 2007 – voorzorgsmaatregelen tegen terroristenacties De Centrale Commissie, haar besluit 2002-II-8, waarmee de groep ad hoc “Veiligheid van de binnenvaart ten opzichte van terroristenacties” werd ingesteld, in herinnering roepend, met het oog op de in het verband van de IMO en in het kader van ISPS gaande zijnde werkzaamheden, draagt haar groep G/TER op voorstellen uit te werken inzake een toegesneden opname van het transport over water en van binnenschepen in de maatregelen die op het niveau van de zeevaart mogelijk aangenomen zouden kunnen worden in het vlak van de bescherming tegen terroristische acties en tegen criminaliteit, en haar daarover verslag te doen tijdens de zitting van het voorjaar 2008.
2.
Economische situatie in de Rijnvaart
Besluit 2007-I-6 van 31 mei 2007 – economische situatie in de Rijnvaart De Centrale Commissie, na kennisneming van het mondelinge verslag van de voorzitter van haar Economisch Comité, neemt kennis van het verslag over de economische situatie in de Rijnvaart in 2006 en de vooruitzichten voor het eerste halfjaar 2007. Bijlage
29
Bijlage Verslag aan de Centrale Commissie over de economische situatie van de Rijnvaart in 2006 en vooruitzichten voor het eerste halfjaar 2007 I. Algemeen a.
Algemene situatie
De vraag naar vervoer op de Rijn is in 2006 toegenomen, dankzij een groeipercentage van het BBP in de eurozone dat in 2006 2,7% heeft bereikt. Zo is in 2006 het vervoerde volume op de traditionele Rijn met 3% toegenomen en tijdens het tweede halfjaar 2006 zelfs met meer dan 8% ten opzichte van het tweede halfjaar 2005, toen bijzonder lage waterstanden geregistreerd werden. Alleen de landbouwsector et de containervaart liepen in 2006 iets terug. De vooruitzichten wat de economische groei van de eurozone betreft blijven begin 2007 optimistisch, zodat de vervoersvraag op de Rijn ook in 2007 daarvan zou moeten profiteren. b.
Waterstanden
De in 2006 geregistreerde perioden met lage waterstanden waren niet zo langdurig als in 2005. Na perioden met te hoge waterstanden in de lente, wisselden korte perioden van hoog- en laagwater zich in de rest van het jaar af, naar gelang de neerslag. c.
Brandstofprijzen
In de loop van het tweede halfjaar 2006 daalde de brandstofprijs ten opzichte van het hoogste niveau dat in augustus werd bereikt. Deze dalende tendens zette zich voort tot eind januari, waarna de prijzen weer begonnen te stijgen. Over het gehele jaar 2006 genomen kan worden geconstateerd dat de gasolieprijs gemiddeld 12% hoger was dan in 2005, ondanks deze in de loop van het laatste kwartaal geregistreerde daling van de prijzen. Vanaf april 2007, hebben de prijzen weer bijzonder hoge niveaus bereikt, die zouden kunnen aanhouden. II. Situatie in de drogeladingvaart a.
Vervoerd volume
Landbouwsector Het vervoer van landbouwproducten op de Rijn is over het geheel genomen in 2006 met bijna 4 % afgenomen. Zelfs in het tweede halfjaar 2006 was er in vergelijking met het tweede halfjaar 2005 een daling van circa 6 % waarneembaar, in het bijzonder voor de landbouwproducten. Het vervoer van tarwe daalde (- 4 %) maar tegelijkertijd nam het vervoer van andere graangewassen toe. Ook het vervoer van veevoeder nam af terwijl het vervoer van plantaardige oliën en oliezaden met 12 % is toegenomen. De uitleg van deze ontwikkelingen kan in het bijzonder worden teruggevoerd op de ontwikkeling van de oliezaden in verband 30
met de groeiende interesse voor bio-energetische gewassen.
31
Staalsector De staalsector blijft profiteren van de sterke vraag zowel op de wereldmarkt als op de Europese markt. Zo is in 2006 de vraag op de wereldmarkt met 8,5% toegenomen en deze tendens zou zich in 2007 voort moeten zetten met 5,9%. In 2006 heeft de groei in de sector bouw en openbare werken ook bijgedragen aan de aanhoudende vraag naar staal in West-Europa. In deze context is het vervoer op de Rijn in deze sector over het gehele jaar 2006 met bijna 1% voor de grondstoffen en met 5% voor de afgewerkte producten en halffabricaten gestegen. Het tweede halfjaar werd gekenmerkt door een stijging van 6% van het vervoer van grondstoffen en van 17% van de metaalproducten. De waterstanden in het najaar 2006, die, in tegenstelling tot in het najaar 2005, de binnenvaart in staat stelde volledig te kunnen beantwoorden aan de vraag in deze sector, hebben ongetwijfeld aan deze aanzienlijke stijging bijgedragen. Rekening houdend met de verwachte toename van de vraag op de wereldmarkt, evenals op de Europese markt, zij het in mindere mate, zou de vraag naar vervoer in deze industriesector zich op z’n minst in 2007 moeten handhaven. Energiesector: kolen Het op de Rijn vervoerde volume van kolen is in de loop van 2006 met meer dan 7% gestegen. De globaal aanhoudende vraag naar vervoer is de directe consequentie van een op volle toeren draaiende staalsector en van een aanhoudende vraag naar stoomkolen vanuit de krachtcentrales, ten gevolge van de hoge aardolieprijzen. Vooral in het tweede halfjaar is het volume gestegen (16%), mede dankzij de veel gunstigere waterstanden dan in het najaar 2005. In de loop van de eerste maanden van 2007, kon een afname van de vraag naar vervoer worden waargenomen. Dit is een consequentie van de bijzonder zachte winter en het daaruit voortvloeiende geringe kolenverbruik. Naar verwachting zal daardoor in 2007 het vervoer van kolen niet opmerkelijk toenemen. Zand, grind, steen en bouwmaterialen Over het gehele jaar genomen is een toename van 10% van het vervoer van bouwmaterialen geregistreerd. In het bijzonder de afvaart van zand en grind, die op zich al 50% van het op de Rijn vervoerde volume aan bouwmaterialen vertegenwoordigt, is met bijna 15% in volume en met 18,5% in prestatie toegenomen. In het tweede halfjaar 2006 heeft de toename van het vervoerde volume van bouwmaterialen 17% bereikt, en dit betekende in het bijzonder +21% voor de afvaart. Opvallend is dat bij het vervoer in de afvaart de prestatie in tkm meer is toegenomen dan het volume, en wel met +30% in het tweede halfjaar 2006, hetgeen een opleving van de betrokken markt in de sector van de Benedenrijn inhoudt. 32
Deze gunstige ontwikkeling van de vraag naar vervoer van bouwmaterialen kan op de huidige groei in de sector bouw en openbare werken, in het bijzonder in Duitsland worden teruggevoerd. Zowel de bouw van huizen en bedrijfsruimten als de openbare werken profiteren van deze groei die door een gunstige economische conjunctuur wordt versterkt. Naar de mening van deskundigen van de sector zou deze tendens zich moeten voortzetten in 2007.
33
b.
Vrachtprijsontwikkeling
In 2006 werd voor de vrachtprijzen in de drogelading het hele jaar door een stijgende tendens geregistreerd, afgezien van enkele schommelingen in direct verband met de waterstanden. Opmerkelijk is dat de vrachtprijzen toenamen in een context van een stijgend vervoerd volume (+3,7%) op de traditionele Rijn. c.
Containervervoer
Het containervervoer op de traditionele Rijn nam in lichte mate af met -1%. Deze ontwikkeling dient vergeleken te worden met de toename van de aanvoer in de zeehavens. In Rotterdam nam het volume met meer dan 4% toe en in Antwerpen met 8%, terwijl de aanvoer van het volume in de haven van Amsterdam is verdrievoudigd ten opzichte van 2005. De reden dat de Rijnvaart heeft niet verder heeft kunnen profiteren van deze ontwikkeling is terug te voeren op het feit dat bij de overslagplaatsen voor de binnenvaart knelpunten ontstonden. Vooral de haven van Rotterdam is haar capaciteitsgrens nabij. Op de Rijn is het vervoer van lege containers in 2006 verminderd met 8,5%, terwijl het vervoer van volle containers met bijna 3% is gestegen, in het bijzonder in de afvaart. Het feit dat sommige industriële polen in toenemende mate bepaalde producties en montages externaliseren kan ook een uitwerking op de vraag naar vervoer hebben. Sinds het eerste kwartaal van 2007 lijkt het vervoer op de Rijn weer toe te nemen, de negatieve gevolgen van het ongeval bij Keulen in maart buiten beschouwing latend. In de ARA havens blijft in 2007 de aanvoer sterk toenemen en het is nu aan de Rijnvaart om van die bijzonder gunstige conjunctuur profijt te trekken. III. Situatie in de tankvaart a.
Vervoerd volume
Energiesector Het vervoer van aardolieproducten is in 2006 met ruim 1% gestegen en die toename was in het tweede halfjaar bijna 5% in vergelijking met het tweede halfjaar 2005. Het vervoer van benzine is in de afvaart met 20% toegenomen, hetgeen terug te voeren is op de export naar de Verenigde Staten, maar in de opvaart was de tendens dalend omdat het aandeel aan dieselmotoren in het motorrijtuigenpark steeds groter wordt. Het vervoer van kerosine is in de afvaart met meer dan 16% in volume gedaald. Tegelijkertijd nam in de loop van 2006 het vervoer van gasolie in de afvaart met 5% en in de opvaart met 3% toe. Deze over het hele jaar geregistreerde tendensen, tekenden zich in het tweede halfjaar van 2006 nog duidelijker af. De tijdelijke daling van de aardolieprijzen op de wereldmarkt tussen september en december 2006, heeft tot een grotere bedrijvigheid op die markt geleid, omdat de voorraden weer werden aangevuld. Begin 2007 daalde de vraag naar vervoer op de Rijn tot een laag niveau, ten 34
gevolge van de zachte winter die een daling van het verbruik van stookolie (-25%) ten gevolge had, de plicht tot toevoeging van biobrandstoffen in Duitsland vanaf 1 januari 2007 en de weer stijgende prijzen op de aardoliemarkt. De vooruitzichten blijven hier voornamelijk afhankelijk van de prijsschommelingen op de wereldmarkt.
35
Chemische sector Onder de invloed van een in 2006 en de eerste maanden van 2007 aantrekkende conjunctuur in de chemische industriesector, is over het gehele jaar genomen het door de Rijnvaart vervoerde volume met 2% gestegen, in vergelijking met het tweede halfjaar van 2005 en 2006 was de toename 5%. De prognoses voor deze industriesector zijn optimistisch, zowel betreffende de vraag naar vervoer voor het binnenland als voor de export, zodat de vraag naar vervoer op de Rijn ook groot zou moeten blijven. b.
Vrachtprijsontwikkeling
De vrachtprijzen hebben begin 2006 vanwege de lage waterstanden hoogtepunten bereikt. Deze kwamen in de loop van het jaar, met het terugkeren van normalere waterstanden en een minder grote vraag naar vervoer van aardolieproducten, weer op duidelijke lagere niveaus. Vanaf augustus deed de prijsdaling op de aardoliemarkt de vraag weer opleven en dit had een directe uitwerking op de vrachtprijzen. In het eerste kwartaal 2007 heeft de combinatie van een door de zachte winter teruggelopen vraag en goede waterstanden geleid tot lagere weinig aantrekkelijke vrachtprijzen voor de tankvaart. IV. Ontwikkeling aan de aanbodzijde Het in de vaart brengen van nieuwe eenheden zette zich in 2006 in een hoog tempo voort met voor de drogelading 51 eenheden, hetgeen een capaciteit van 112 370 ton inhoudt. Daarentegen werden voor de drogelading slechts 28 eenheden in de vaart gebracht, dat wil zeggen 77 565 ton, ten opzichte van 48 eenheden (133 387 ton) in 2005. De oorzaak ligt eerder bij de productiecapaciteiten van de scheepswerven en bij de toeleveranciers van scheepsuitrustingen, die beide het hoofd moeten bieden aan een bijzonder grote vraag naar nieuwbouw op de wereldmarkt. Al sinds enige tijd hebben zij het maximum van hun capaciteit bereikt. Verwacht wordt dat in 2007 weer een groot aantal eenheden in de vaart wordt gebracht. V. Conclusies en vooruitzichten Exploitatievoorwaarden in 2006: Het jaar 2006 lijkt voor de drogelading te zijn gekenmerkt door een grote vraag naar vervoer en door vrachtprijzen met een stijgende tendens. In de tankvaart registreerde de chemische sector gedurende het hele jaar een aanhoudende activiteit, terwijl in de aardoliesector belangrijke schommelingen aan de vraagzijde werden geconstateerd. De post “brandstof” is in 2006 weliswaar in vergelijking met de exploitatiekosten erg hoog gebleven, maar toen in september, een periode van grote activiteit, de prijzen 36
duidelijk daalden, werd die last veel dragelijker. Overbelasting van de productiecapaciteiten van de scheepswerven: Met het oog op de nieuwe indelingscriteria voor het vervoer van stoffen in dubbelwandige schepen die vanaf 2009 en 2018 gaan gelden, zal de tankvloot de volle bouwcapaciteit moeten benutten, dat wil zeggen circa 60 eenheden per jaar, om uiterlijk 2018 vernieuwd te kunnen zijn.
37
Algemene vooruitzichten: de aanpassing van het aanbod aan de vraag naar vervoer is wisselend: In de sector van de drogelading komt de ontwikkeling van de capaciteit van de vloten door de inbreng van nieuwe eenheden, overeen met de ontwikkeling van de uit een aanhoudende economische activiteit voortvloeiende vraag naar vervoer. Naar verwachting blijft deze aanhoudende vraag voortduren. Daarentegen zou in de tankvaart, gezien de nieuwe eenheden die worden ingezet, de aanbodzijde tijdelijk met een overcapaciteit ten opzichte van de vraag geconfronteerd kunnen worden. Voor de vraag naar vervoer van aardolieproducten is namelijk op z’n minst een stagnerende, zoniet licht dalende tendens waarneembaar. Tegelijkertijd wordt, om aan de eisen van de verladers te kunnen beantwoorden, de vloot vernieuwd met het in de vaart brengen van dubbelwandige schepen. Overbelasting in de zeehavens: In 2006 was de impact van de overbelasting bij de containeroverslag tussen de zeeterminals en de binnenvaart duidelijk merkbaar. Dit was met name in Rotterdam het meest opvallend. De Rijnvaart heeft slechts in geringe mate geprofiteerd van de sterke toename op de containervervoersmarkt en dat terwijl, over het algemeen genomen, de waterstanden gunstig waren. Al het mogelijke moet gedaan blijven worden om die knelpunten bij de zeehavens te laten verdwijnen.
38
Goederenvervoer op de traditionele Rijn (jaarlijks) totaal
2006
1000 t
afvaart Mio tkm
1000 t
opvaart Mio tkm
1000 t
Mio tkm
0
Landbouwproducten
7619
2275
6215
1872
1404
403
1
Andere voedingsproducten en veevoeder
11213
2484
4704
916
6509
1568
2
Vaste minerale brandstoffen
28343
5559
780
87
27562
5472
3
Aardolieproducten
32569
8386
7924
1719
24645
6667
4
Ertsen, metaalafval
33693
4135
2165
343
31528
3793
5 IJzer, staal en non-ferrometalen 6 Ruwe mineralen en -fabrikaten; bouwmaterialen
12376
2376
6600
1120
5776
1257
41337
7574
31254
5831
10083
1743
7
Meststoffen
4198
1182
1765
466
2432
716
8
Chemische producten
16513
3624
6307
1109
10207
2515
Voertuigen, machines en overige goederen
18799
5762
12383
3709
6416
2053
99 daaronder andere transporten
17643
5515
11542
3506
6101
2009
206660
43357
80097
17171
126563
26185
Mio tkm
1000 t
Mio tkm
1000 t
9 Totaal
totaal
2005
1000 t
afvaart
opvaart Mio tkm
0
Landbouwproducten
8173
2296
6861
2009
1312
287
1
Andere voedingsproducten en veevoeder
11489
2794
4668
986
6821
1808
2
Vaste minerale brandstoffen
26345
5577
666
72
25679
5504
3
Aardolieproducten
32201
8344
7407
1563
24794
6781
4
Ertsen, metaalafval
33441
4106
1938
320
31503
3786
5 IJzer, staal en non-ferrometalen 6 Ruwe mineralen en -fabrikaten; bouwmaterialen
11788
2252
6579
1152
5208
1100
37270
6681
27348
4942
9923
1738
7
Meststoffen
4282
1175
1772
448
2509
727
8
Chemische producten
16199
3368
6718
1108
9481
2260
9
Voertuigen, machines en overige goederen
19292
5958
12724
3836
6568
2122
99 daaronder andere transporten
18002
5688
11686
3604
6316
2085
200480
42551
76681
16436
123798
26113
-9,42
-6,81
7,01
40,30 -13,29
Totaal
Ontwikkeling tussen 2005 en 2006 (in %) 0
Landbouwproducten
-6,78
-0,92
1
Andere voedingsproducten en veevoeder
-2,40
-11,10
0,77
-7,08
-4,57
2
Vaste minerale brandstoffen
7,58
-0,32
17,19
20,77
7,33
-0,58
3
Aardolieproducten
1,14
0,51
6,98
10,01
-0,60
-1,68
4
Ertsen, metaalafval
0,75
0,71
11,71
7,06
0,08
0,17
5 IJzer, staal en non-ferrometalen 6 Ruwe mineralen en -fabrikaten; bouwmaterialen
4,99
5,51
0,32
-2,81
10,91
14,23
10,91
13,37
14,28
17,99
1,62
0,30
7
Meststoffen
-1,97
0,57
-0,38
3,92
-3,06
-1,49
8
Chemische producten
1,94
7,59
-6,12
0,08
7,65
11,27
Voertuigen, machines en overige goederen
-2,56
-3,30
-2,68
-3,31
-2,32
-3,27
99 daaronder andere transporten
-2,00
-3,04
-1,24
-2,71
-3,40
-3,65
3,08
1,89
4,45
4,47
2,23
0,28
9 Totaal
39
Goederenvervoer op de traditionele Rijn (halfjaarlijks)
e
2 halfjaar 2006
totaal
afvaart
opvaart
1000 t
Mio tkm
1000 t
Mio tkm
1000 t
Mio tkm
0
Landbouwproducten
3874
1170
3150
955
724
215
1
Andere voedingsproducten en veevoeder
5824
1281
2440
476
3384
806
2
Vaste minerale brandstoffen
13596
2504
320
37
13276
2467
3
Aardolieproducten
16748
4341
3994
905
12754
3436
4
Ertsen, metaalafval
16988
2134
1007
163
15981
1971
5 IJzer, staal en non-ferrometalen 6 Ruwe mineralen en -fabrikaten; bouwmaterialen
6348
1227
3304
581
3044
646
21051
3683
15927
2824
5124
859
7
Meststoffen
2137
602
902
243
1235
359
8
Chemische producten
8278
1788
3060
521
5219
1267
9
Voertuigen, machines en overige goederen
9400
2894
6212
1869
3188
1025
99 daaronder andere transporten
8848
2782
5828
1777
3019
1004
104244
21624
40316
8573
63928
13052
1000 t
Mio tkm
1000 t
Mio tkm
1000 t
Mio tkm
1211
3459
1048
675
164
Totaal
e
2 halfjaar 2005
totaal
afvaart
opvaart
0
Landbouwproducten
4133
1
Andere voedingsproducten en veevoeder
5637
1354
2325
498
3312
857
2
Vaste minerale brandstoffen
11687
2385
322
39
11365
2346
3
Aardolieproducten
15993
4014
3362
682
12631
3333
4
Ertsen, metaalafval
15994
1905
878
141
15115
1765
5 IJzer, staal en non-ferrometalen 6 Ruwe mineralen en -fabrikaten; bouwmaterialen
5419
1003
3287
551
2132
452
17971
3005
13159
2167
4812
838
7
Meststoffen
2124
572
893
220
1231
352
8
Chemische producten
7880
1608
3262
534
4618
1074
Voertuigen, machines en overige goederen
9587
2897
6431
1891
3155
1006
99 daaronder andere transporten
8910
2765
5878
1775
3032
989
96425
19954
37378
7771
59046
12187
9 Totaal
Ontwikkeling tussen het tweede halfjaar 2005 en het tweede halfjaar 2006 (in %) 0
Landbouwproducten
-6,27
-3,37
-8,94
-8,85
7,29
31,07
1
Andere voedingsproducten en veevoeder
3,31
-5,36
4,95
-4,49
2,16
-5,98
2
Vaste minerale brandstoffen
16,33
4,99
-0,70
-5,43
16,81
5,16
3
Aardolieproducten
4,72
8,15
18,79
32,72
0,98
3,09
4
Ertsen, metaalafval
6,21
12,01
14,72
15,63
5,73
11,66
5 IJzer, staal en non-ferrometalen 6 Ruwe mineralen en -fabrikaten; bouwmaterialen
17,14
22,33
0,51
5,36
42,79
43,02
17,14
22,58
21,04
30,32
6,49
2,56
7
Meststoffen
0,61
5,20
1,00
10,32
0,33
2,00
8
Chemische producten
5,06
11,17
-6,20
-2,46
13,01
17,94
9
Voertuigen, machines en overige goederen
-1,95
-0,11
-3,40
-1,19
1,04
1,92
99 daaronder andere transporten
-0,70
0,61
-0,84
0,14
-0,42
1,55
8,11
8,37
7,86
10,31
8,27
7,09
Totaal
40
- 41 -
41
cm 900
800
700
600
500
01/03/2005
01/04/2005
400
01/02/2005
01/03/2005
300
01/01/2005
01/02/2005
200
01/01/2005
100
0
700
600
500
400
300
200
100
0
Waterstanden op de Rijn
cm
01/04/2005
01/05/2005
01/05/2005
01/06/2005
01/06/2005
01/07/2005
01/07/2005
01/08/2005
01/08/2005 01/09/2005
01/09/2005 01/10/2005
01/10/2005 01/11/2005
01/01/2006
42
01/02/2006 01/03/2006 01/04/2006 01/05/2006
01/11/2005 01/12/2005 01/01/2006 01/02/2006 01/03/2006 01/04/2006
01/06/2006
01/05/2006
01/07/2006
01/06/2006
01/08/2006
01/07/2006
01/09/2006
01/08/2006
01/10/2006
01/09/2006
01/11/2006
01/10/2006
01/12/2006
01/11/2006
01/01/2007
01/12/2006
01/02/2007 01/03/2007 01/04/2007
W [cm] LWT HWS 1 HWS 2
01/01/2007 [cm]
01/04/2007
W
01/03/2007
LWT HWS 1 HWS 2
01/02/2007
Waterstand bij Maxau
Waterstand bij Kaub
01/12/2005
cm
Eur / 100 l
1200
1000
800
600
400
0
200
60
50
40
30
20
10
0 januari
01/01/2005 01/02/2005
februari
01/03/2005 01/04/2005 01/05/2005
maart
01/06/2005 01/07/2005
april
01/08/2005
mei
01/10/2005
juni
43 juli augustus september
Waterstand bij Ruhrort
Ontwikkeling van de gasolieprijs
01/09/2005
01/11/2005 01/12/2005 01/01/2006 01/02/2006 01/03/2006 01/04/2006 01/05/2006 01/06/2006 01/07/2006 01/08/2006
oktober
01/09/2006 01/10/2006
01/12/2006 01/01/2007 01/02/2007 01/03/2007 01/04/2007
W [cm] HWS 1 HWS 2
Waarden 2005
waarden 2006
waarden 2007
november december
01/11/2006
Aanbod: Nieuwbouw stand 10. April 2007 2002 aantal
tonnage
kW
2003 aantal
tonnage
kW
2004 aantal
tonnage
kW
45
113114
56138
34
89676
41894
28
71326
34400
Vr.duwbakken
29
37180
28
78156
14
23636
totaal
74
150294
56138
62
167832
41894
42
94962
34400
Motortanksch.
22
65548
30547
45
131455
50332
54
139718
61236
Tankduwbakken
2
178
1
1800
3
2427
totaal
24
65726
30547
46
133255
50332
57
142145
duwboten
2
1276
0
0
1
992
sleepboten
3
11670
1
279
1
177
totaal
5
12946
1
279
2
1169
Hotelschepen
17
13251
10
7238
5
4021
Dagtochtsch. totaal
9
4834
1
1566
1
662
26
18085
11
8804
6
4683
Scheepstype Motorvracht-schepen
61236
2005 aantal
tonnage
kW
2006 aantal
tonnage
kW
2007 aantal
tonnage
kW
34
87645
27490
33
93985
26637
2
2937
1326
Vr.duwbakken
12
11401
18
18385
0
0
totaal
46
99046
27490
51
112370
26637
2
2937
1326
Motortanksch.
46
130860
43736
28
77565
24637
2
6140
2656
Tankduwbakken
2
2527
0
0
0
0
0
0
totaal
48
133387
43736
28
77565
24637
2
6140
2656
duwboten
0
0
0
0
0
0
sleepboten
0
0
0
0
0
0
totaal
0
0
0
0
0
Hotelschepen
5
6280
4
1644
3186
0
0
0
Dagtochtsch. totaal
5
2832
2
1959
2244
0
0
0
10
9112
6
5430
0
Scheepstype Motorvracht-schepen
totaal 2002 - 2007 Scheepstype
aantal
tonnage
kW
Motorvracht-schepen
176 101
458683 168758
187885 0
277 197 8
627441 551286 6932
187885 213144 0
205 3 5
558218 0 0
213144 2268 12126
Hotelschepen Dagtochtsch.
8 41 18
0 1644 1959
14394 33976 12138
totaal
59
3603
46114
Vr.duwbakken totaal Motortanksch. Tankduwbakken totaal duwboten sleepboten totaal
44
0
0
Besluit 2007-II-14 van 5 en 6 december 2007 – economische situatie in de Rijnvaart De Centrale Commissie, na kennisneming van het mondelinge verslag van de voorzitter van haar Economisch Comité, neemt kennis van het verslag over de economische situatie in de Rijnvaart in het eerste halfjaar 2007 en de vooruitzichten voor begin 2008. Bijlage Verslag aan de Centrale Commissie over de economische situatie van de Rijnvaart Eerste halfjaar 2007 en vooruitzichten voor 2008 I. Algemeen a. Algemene situatie In de loop van het eerste halfjaar 2007 heeft de drogeladingvaart kunnen profiteren van een gunstige economische situatie in West-Europa. Dit leidde tot een algemene toename van het vervoerde volume van circa 3% op de traditionele Rijn. In de loop van de zomer zette deze gunstige tendens zich voort et pas tegen het najaar begonnen de waterstanden te schommelen, hetgeen het vervoer enigszins ontregelde. Op het ogenblik blijft de context van de vraag naar vervoer gunstig en de eventuele gevolgen van een geringe verlangzaming van de groei in WestEuropa, vermoedelijk resulterend uit de conjuncturele ontwikkeling in de Verenigde Staten, kunnen momenteel nog niet worden geëvalueerd. De tankvaart heeft daarentegen een afname van het vervoerde volume geregistreerd en moest genoegen nemen met zeer matige vrachtprijzen. b. Waterstanden In het eerste halfjaar en tot het eind van de zomer 2007 waren er praktisch geen perioden met lage waterstanden op de Rijn. Er was zelfs een korte periode van hoge waterstand. Onder deze omstandigheden kon tot in de zomer de laadruimte op redelijk optimale wijze worden geëxploiteerd. In de loop van de herfst werden grotere schommelingen van de waterstanden geregistreerd. Op sommige riviergedeelten werd de scheepvaart zelfs enkele dagen gestremd, voordat vervolgens in september een periode van lage waterstand begon. c. Brandstofprijzen Na een tijdelijke daling in het laatste kwartaal 2006, zijn de brandstofprijzen reeds begin januari 2007 opnieuw gaan stijgen. Sinds augustus 2007 zette deze prijsstijging zich voort en bereikte in de afgelopen weken recordniveaus. Zo werd in de loop van de eerste 10 maanden van het jaar een stijging van circa 25% geregistreerd. II. Situatie in de drogeladingvaart a.
Vervoerd volume 45
In de drogelading werd, met uitzondering van de vaste minerale brandstoffen, in alle sectoren een globale toename van het vervoerde volume geregistreerd. Dit komt omdat in het eerste halfjaar 2007 zowel de economische conjunctuur als de waterstanden in het algemeen gunstig waren, zodat de laadruimte optimaal geëxploiteerd kon worden.
46
Landbouwsector In de loop van het eerste halfjaar 2007 stagneerde het vervoer van meststoffen, maar het vervoer van landbouwproducten nam met bijna 1% toe. Het vervoer van graangewassen, die circa 80% van die goederencategorie uitmaken, liep enigszins terug. De stijging met 20% van het vervoer van maïs en gerst kon de 20% vermindering van het vervoer van tarwe, dat praktisch de helft van de categorie graangewassen vertegenwoordigt, niet compenseren. De toename van de vervoerde volumes in de landbouwsector is dan ook voornamelijk terug te voeren op het vervoer van hout, dat in volume verdrievoudigde (en nu 12% van deze markt vertegenwoordigt). Het lage niveau van de tarwevoorraden op de wereldmarkt in aanmerking nemend, wordt verwacht dat de export van deze goederencategorie zal toenemen. Deze situatie is een gevolg van slechte oogst in bepaalde regio. In West-Europa is de oogst van 2007, die als redelijk voldoende wordt beschouwd, vergelijkbaar met de oogst van 2006. Om die redenen kan worden verwacht dat eind 2007 en in 2008 de vraag naar het vervoer van tarwe weer zal opleven. Het vervoer van levensmiddelen en veevoer is met bijna 6% gestegen. Die stijging is voornamelijk terug te voeren op de toename van het vervoer van oliehoudende producten en van veekoeken, dat meer dan 80% van de markt vertegenwoordigt. De vraag naar vervoer vanuit deze sector zou minstens tot eind 2007 op een hoog niveau moeten blijven. Staalsector In de loop van het eerste halfjaar 2007 is het vervoerde volume van ijzer- en staalproducten, in vergelijking met het eerste halfjaar 2006, gemiddeld met 23% toegenomen. Het vervoer van ertsen en schroot is echter met slechts 3% gestegen. Voor deze twee goederencategorieën zijn de vervoerde volumen stroomopwaarts, die voornamelijk uit de importstromen resulteren, sterk toegenomen. Meer in detail kan worden geconstateerd dat het bij de toegenomen importvolumes voornamelijk om halffabricaten gaat, zoals staalplaten, en in mindere mate stalen kabels. Zo zijn de laatste 6 maanden de staalimporten naar Europa gestegen, onder andere om aan de vraag vanuit de nieuwe lidstaten van de Europese Unie te kunnen voldoen. Volgens het bedrijfsleven van die sector is daar in het derde kwartaal 2007 een onderbreking in gekomen, die tot het eind van het jaar zal voortduren. Dit is echter het gevolg van een vermindering van de voorraden die te groot waren geworden tijdens de euforie van de activiteit in het eerste halfjaar. De deskundigen van deze sector zijn van mening dat na deze periode van voorradenrationalisering, de activiteit in 2008 opnieuw het ritme van voorheen zal opnemen, in het bijzonder onder invloed van de voor deze sector gunstige Europese en wereldconjunctuur. Ook moet worden opgemerkt dat de opleving van de Europese sector bouw en openbare werken eveneens bijdraagt aan het aanhouden van de vraag binnen Europa. Energiesector: kolen In eerste halfjaar 2007 liep het kolenvervoer op de Rijn met 1,6% terug, Er dient op gewezen te worden dat in de loop van februari tot mei het vervoerde volume met 6,5% is gedaald, hetgeen slechts gedeeltelijk werd gecompenseerd door een aanzienlijke toename van de vraag naar vervoer in de loop van de zomermaanden. 47
Deze ontwikkeling is een consequentie van de bijzonder zachte winter 2006. In de zeehavens werd dezelfde tendens voor de kolenimport waargenomen. Deze daling betekent echter niet dat er een verandering komt in de algemene tendens van een aanhoudende vraag naar kolen, enerzijds omdat de aardolieprijzen hoog lijken te blijven, en anderzijds vanwege het beleid in Duitsland dat op middellange termijn zou moeten uitlopen op een vervanging van kernenergie door andere energiebronnen. Verwacht kan worden dat de import van kolen in de komende jaren een stijgende ontwikkeling zal volgen, vooral omdat tegelijkertijd steeds meer steenkolenmijnen in het land worden gesloten. Zand, grind, steen, aarde en bouwmaterialen Het eerste halfjaar 2007 werd gekenmerkt door een toename van bijna 5% van het vervoer van bouwmaterialen op de Rijn. Opmerkelijk is dat in het bijzonder het vervoer van zand, grind en cement in de afvaart met 14% is gestegen. Deze ontwikkeling resulteert uit de opleving van de sector bouw en openbare werken. Met name in Duitsland wordt voor 2007 een toename van 5% van de investeringen in die sectoren verwacht. Deze tendens zou in 2008 een positieve uitwerking moeten hebben op vraag naar vervoer op de Rijn. b. Vrachtprijsontwikkeling Na de geleidelijke toename in de laatste maanden van 2006, zijn de vrachtprijzen in de drogelading begin 2007 in geringe mate gedaald, vooral vanwege een gunstigere waterstand. Vanaf begin maart werd voor de prijzen opnieuw een duidelijk stijgende tendens geregistreerd, die zich de daarop volgende maanden voortzette, mede door een aanhoudende vraag naar vervoer en ondanks een algemeen gunstige waterstand. c. Containervervoer In vergelijking met het eerste halfjaar 2006 is in de loop van het eerste halfjaar 2007 het vervoerde volume op de Rijn met circa 1% (TEU) gedaald, terwijl het volume in ton van per container vervoerde goederen met 9% is gestegen. Deze ontwikkeling wordt verklaard door het feit dat het vervoerde aantal volle containers toenam (+3%), in tegenstelling tot de lege containers die met maar liefst 9% verminderden. Alleen al in juni 2007 werd een toename van het vervoerde aantal volle containers op de Rijn van 12% geregistreerd. De rationalisering van het vervoer per container over water heeft weliswaar aan deze tendens bijgedragen, maar de hoofdoorzaak is dat de zeehavens voorrang geven aan de overslag van volle containers. Hierdoor zou het aantal lege container in de havens van het achterland behoorlijk kunnen oplopen De mogelijkheid dat deze lege containers op een andere wijze (weg, spoor) worden terugvervoerd naar de zeehavens moet niet worden uitgesloten. In de haven van Rotterdam blijven knelpunten bij de overslagplaatsen bestaan, aangezien slechts op middellange termijn afdoende structurele oplossingen gevonden kunnen worden. In afwachting daarvan zal de binnenvaart met dit probleem te kampen hebben. Daarentegen zijn er in Antwerpen, na de vergroting van de overslagcapaciteit door het openen van de Deurgandock, slechts enkele kortstondige plaatselijke knelpunten geconstateerd. Het probleem lijkt niet van de 48
zelfde omvang te zijn in deze twee havens. Over het algemeen, wordt in volume voor de transacties met TEU-containers als voorheen stijgingen van dubbele cijfers in de zeehavens geregistreerd (Rotterdam + 13 %, Antwerpen +12%, Amsterdam + 33%), maar de binnenvaart heeft daar geen profijt van. III. Situatie in de tankvaart a. Vervoerd volume Bij de tankvaart werden grote contrasten in de ontwikkeling van het vervoerde volume geconstateerd, in het bijzonder om conjuncturele redenen: bijzonder gunstig in de chemische industrie, bijzonder ongunstig in de aardoliesector in verband met het prijzenniveau.
49
Energiesector In de loop van het eerste halfjaar 2007 is het vervoer van aardolieproducten op de Rijn ten opzichte van het voorgaande jaar met meer dan 8% gedaald. Voor deze periode werd bij het vervoer van de belangrijkste goederen geconstateerd dat het vervoer van benzine met ruim 6% en van gasolie met 13% is gedaald. In de afvaart steeg het vervoerde volume met 18%, maar in de opvaart werd een vermindering van 17% geregistreerd. Deze ontwikkelingen hangen voornamelijk samen met de prijzen op de aardoliemarkt die sinds begin 2007 voortdurend zijn gestegen. Hierdoor hebben de kopers, in afwachting van betere prijzen, de bevoorradingen zo veel mogelijk uitgesteld. Een andere reden was de kortstondige periode van laag water, die ten gevolge had dat de ondernemingen er voor kozen de dubbelwandige schepen eerder in de deltasector dan op de Bovenrijn in te zetten. Chemische sector In deze sector werd in het eerste halfjaar 2007 ten opzichte van het eerste halfjaar 2006 een stijging van het vervoerde volume van bijna 9% en van de vervoersprestatie van 4% geconstateerd . Deze ontwikkeling is toe te schrijven aan een opleving in de sector na een periode van geringe activiteit in 2006. De vraag naar chemische producten blijft aanhoudend zowel in Europa als op wereldniveau. In Europa wordt daaraan voldaan door de lokale productie en de import. De chemische sector ziet de conjunctuur van 2008 met veel vertrouwen tegemoet. In deze context zou voor de Rijnvaart ook de vraag naar vervoer vanuit deze sector aanhoudend moeten blijven. b. Vrachtprijsontwikkeling In de tankvaart daalden in de loop van het eerste kwartaal 2007 de vrachtprijzen voor het vervoer van aardolieproducten ten gevolge van de combinatie van een optimale belading vanwege gunstige waterstanden en een zwakke vraag naar vervoer vanwege de bijzonder zachte winter. In de loop van april en mei stegen de vrachtprijzen tijdelijk, maar vanaf het begin van de zomermaanden daalden de prijzen weer naar een onmiskenbaar onvoldoende niveau. In september zijn de vrachtprijzen weer gestegen vanwege minder gunstige waterstanden en omdat er voor de wintermaanden werd ingeslagen. Met deze stijging van de vrachtprijzen konden de aanzienlijke kosten van brandstofprijzen echter niet gedekt worden. IV. Ontwikkeling aan de aanbodzijde Op het ogenblik is het niet mogelijk over betrouwbare volledige gegevens te beschikken betreffende het aantal nieuw in gebruik genomen eenheden, maar aan de hand van de beschikbare gegevens kan worden geconstateerd dat in de eerste negen maanden van 2007 het aantal nieuw in gebruik genomen eenheden minder is vergeleken met 2006. De bouw van een groot aantal schepen moet nog worden voltooid. Uitgaande van de beschikbare gegevens en de activiteit in de scheepswerven en de aangekondigde levertijden in aanmerking nemend, kan worden verwacht dat in 2007 het aantal nieuwe eenheden niet veel zal afwijken ten opzichte van het aantal 50
dat in 2006 op de markt werd gebracht. De definitieve gegevens zullen pas eind 2008 beschikbaar zijn gezien de benodigde termijnen voor het registreren door de autoriteiten. Met de beschikbare gegevens van 2006 kan worden geconstateerd dat het nieuw op de markt gebrachte laadvermogen in de drogelading (duwbakken inbegrepen) praktisch het dubbele is ten opzichte van de tankvaart. Voor de drogelading duidt dat op het vertrouwen dat de investeerders momenteel in deze markt kunnen hebben. In de sector van de tankvaart, lijken de beschikbare gegevens er op te duiden dat het productieritme onvoldoende is om aan de verwachtingen van het bedrijfsleven te kunnen voldoen. Tegelijkertijd wordt deze sector geconfronteerd met het groeiende probleem van de onzekere toekomst voor de enkelwandige schepen, die bij normale waterstanden steeds meer te maken zullen krijgen met de gevolgen van een overcapaciteit, vanwege de groeiende concurrentie van de dubbelwandige schepen. V. Conclusies en vooruitzichten Ontwikkelingen van het vervoer van de belangrijkste goederen: Landbouwproducten Voor het vervoer betreffende de landbouwsector dat circa 11% van het vervoerde volume op de Rijn vertegenwoordigt werden contrasten geconstateerd, hetgeen samenhangt met de prijsschommelingen op de markt en met het niveau van de voorraden. Zo kan in 2008 een toename van het vervoer van tarwe worden verwacht. Bulkgoederen Het traditionele vervoer van de Rijnvaart, waaronder bouwmaterialen en goederen uit de staalnijverheid die globaal meer dan 40% van het vervoerde volume vertegenwoordigen, heeft zich gunstig ontwikkeld met een toename van bijna 7% ten opzichte van het voorafgaande jaar, hetgeen is terug te voeren op de gunstige economische conjunctuur in Europa en op wereldniveau. Energie Het vervoer met betrekking tot de energiesector (aardolie en kolen), dat bijna 30% van het vervoerde volume vertegenwoordigt, is in de loop van het eerste halfjaar 2007 met 5% gedaald Vanuit deze sectoren zal de vraag naar vervoer wellicht schommelingen gaan vertonen rekening houdend mer de structurele stijging van de aardolieprijzen en de gevolgen van het politieke beleid ten aanzien van de milieubescherming. Chemische sector Het vervoer van chemische producten, dat 9% van het vervoerde volume vertegenwoordigt, is met bijna 9% gestegen vanwege de positieve ontwikkeling van deze sector. 51
Containers: Het vervoer van producten per container vertegenwoordigt momenteel 9% van het vervoerde volume op de Rijn. Op de Rijn is in de betrokken periode het vervoerde volume in TEU in geringe mate gedaald, terwijl in de ARA-havens de containeroverslag blijft toenemen met dubbele cijfers. Natuurlijk heeft deze situatie tot gevolg dat de binnenvaart marktaandelen verliest. Verder dient te worden opgemerkt dat een aantal inland terminals ook tekenen van overbelasting beginnen te tonen. In deze context van sterke groei van het vervoer per container, die van structurele aard is, lijken alleen oplossingen op middellange en op lange termijn mogelijk. Dat houdt in dat ingrijpende suprastructurele maatregelen getroffen moeten worden om de capaciteit van de overslagplaatsen te vergroten en hun functionaliteit in een multimodale context te rationaliseren. Exploitatieomstandigheden: Stijging van de brandstofprijzen: De brandstofprijzen die sinds augustus in een versneld tempo stijgen en recordniveaus bereiken vormen een factor van onzekerheid op het niveau van de exploitatie, vooral omdat tot nu toe niets duidt op een eventuele wijziging van deze tendens. Immers, bij nadere beschouwing van de ontwikkeling van de afgelopen drie jaar en de context van de aardoliemarkt op wereldniveau in aanmerking nemend, kan worden geconcludeerd dat het om een tendens van structurele aard gaat. De omvang van de post “brandstof” die al aanzienlijk was geworden bij exploitatiekosten, zal wellicht blijven toenemen. Ontwikkeling van het aanbod aan laadruimte: Betreffende het aantal nieuw in gebruik genomen eenheden lijken de beschikbare gegevens te duiden op een minder aanhoudend ritme. Waterstanden: De binnenvaart heeft in het eerste halfjaar en de zomer van redelijk gunstige waterstanden kunnen profiteren.
52
Goederenvervoer op de traditionele Rijn (halfjaar) 1. halfjaar 2007
totaal
afvaart
opvaart
1000 t
Mio tkm
1000 t
Mio tkm
1000 t
0 Landbouwproducten
3816
1096
2996
854
819
243
1 Andere voedingsproducten en veevoeder
5751
1209
2323
436
3428
773
2 Vaste minerale brandstoffen
14506
2797
227
22
14278
2776
3 Aardolieproducten
14415
3567
4688
1097
9726
2469
4 Ertsen, metaalafval
17251
2158
1119
178
16132
1981
5 IJzer, staal en non-ferrometalen
7479
1436
3467
627
4012
809
6 Ruwe mineralen en -fabricaten; bouwmaterialen
21541
4109
16421
3189
5120
920
7 Meststoffen
2053
589
929
261
1124
328
8 Chemische producten
9049
1928
3414
570
5635
1359
9 Voertuigen, machines en overige goederen
10050
3039
6448
1918
3602
1121
99 daaronder andere transporten Totaal 1. halfjaar 2006
Mio tkm
9438
2904
6010
1808
3427
1096
105909
21929
42033
9151
63876
12778
totaal
afvaart
opvaart
1000 t
Mio tkm
1000 t
Mio tkm
1000 t
Mio tkm
0 Landbouwproducten
3782
1116
3096
926
687
190
1 Andere voedingsproducten en veevoeder
5443
1215
2287
445
3157
770
2 Vaste minerale brandstoffen 3 Aardolieproducten
14747 15744
3055 4022
461 3970
50 822
14287 11774
3005 3199
4 Ertsen, metaalafval
16706
2001
1158
180
15548
1822
5 IJzer, staal en non-ferrometalen
6088
1161
3329
545
2759
616
6 Ruwe mineralen en -fabricaten; bouwmaterialen
20489
3930
15480
3037
5009
893
7 Meststoffen
2081
586
872
225
1209
361
8 Chemische producten
8317
1854
3280
594
5038
1260
9 Voertuigen, machines en overige goederen
9493
2896
6232
1859
3261
1038
99 daaronder andere transporten
8883
2761
5770
1746
3113
1015
102890
21836
40165
10429
65842
13154
0 Landbouwproducten
0,89%
-1,77%
-3,22%
-7,81%
19,25%
27,63%
1 Andere voedingsproducten en veevoeder
5,66%
-0,47%
1,59%
-1,98%
8,58%
0,40%
2 Vaste minerale brandstoffen
-1,64%
-8,43%
-50,69%
-56,65%
-0,06%
-7,63%
3 Aardolieproducten
-8,44%
-11,32%
18,09%
33,47%
-17,39%
-22,81%
4 Ertsen, metaalafval
3,26%
7,85%
-3,41%
-1,38%
3,76%
8,70%
5 IJzer, staal en non-ferrometalen
22,85%
23,65%
4,15%
15,04%
45,40%
31,27%
6 Ruwe mineralen en -fabricaten; bouwmaterialen
5,13%
4,57%
6,08%
5,01%
2,21%
3,06%
7 Meststoffen
-1,36%
0,49%
6,55%
15,84%
-7,07%
-9,08%
8 Chemische producten
8,80%
4,01%
4,08%
-4,10%
11,85%
7,84%
9 Voertuigen, machines en overige goederen
5,87%
4,93%
3,47%
3,17%
10,45%
7,98%
6,25%
5,17%
4,16%
3,53%
10,10%
7,99%
2,93%
0,42%
4,65%
-12,26%
-2,99%
-2,86%
Totaal Ontwikkeling tussen het tweede halfjaar 2006 (en %)
99 daaronder andere transporten Totaal
53
Maandelijkse ontwikkeling van het traditionele Rijnvervoer (volume) 20000
19000
18000
1000 t
17000
16000
15000
14000
2006
13000
2007 12000 januari
februari
maart
april
mei
juni
Maandelijks vervoer lege containers op de traditionele Rijn (in TEU) 70000
65000
TEU
60000
55000
50000
45000 2006 2007 40000 januari
februari
maart
54
april
mei
juni
Maandelijks vervoer van geladen containers op de traditionele Rijn (in TEU) 130000
125000
120000
115000
TEU
110000
105000
100000
95000
90000 2006 85000
2007
80000 januari
februari
maart
april
mei
juni
Waterstanden op de Rijn Waterstanden bij Maxau 900
800
700
600
cm
500
400
300
200
cm LWT
100
HWS 1 HWS 2
55
01/10/2007
01/09/2007
01/08/2007
01/07/2007
01/06/2007
01/05/2007
01/04/2007
01/03/2007
01/02/2007
01/01/2007
01/12/2006
01/11/2006
01/10/2006
01/09/2006
01/08/2006
01/07/2006
01/06/2006
01/05/2006
01/04/2006
01/03/2006
01/02/2006
01/01/2006
0
cm
cm 700
600
500
400
300
01/03/2006
01/03/2006 01/04/2006
01/04/2006
01/05/2006
01/05/2006
01/06/2006
01/06/2006
01/07/2006
01/07/2006
01/08/2006
01/08/2006
01/10/2006
56
01/11/2006 01/12/2006 01/01/2007 01/02/2007
01/09/2006
Waterstanden bij Kaub
Waterstanden bij Ruhrort
01/09/2006
01/10/2006 01/11/2006 01/12/2006 01/01/2007 01/02/2007
01/03/2007
01/03/2007
01/04/2007
01/04/2007
01/05/2007
01/05/2007
01/06/2007
01/06/2007
01/07/2007
01/07/2007
01/08/2007
01/08/2007
01/10/2007
cm LWT HWS 1
01/09/2007
HWS 2
cm HWS 1 HWS 2
01/10/2007
200
01/02/2006
01/02/2006
01/09/2007
100
0
1200
1000
800
600
400
200
0
01/01/2006
01/01/2006
Ontwikkeling van de gasolieprijs 60
55
Eur / 100 l
50
45
40
waarden 2005
35
waarden 2006 waarden 2007 30 januari
februari
maart
april
mei
juni
57
juli
augustus september
oktober
november december
Aanbod: Nieuwbouw stand eind oktober 2007
Scheepstype
2002 aantal
tonnage
kW
2003 aantal
tonnage
kW
2004 aantal
tonnage
kW
Motorvracht-schepen
45
113114
56138
34
89676
41894
28
71326
34400
Vr.duwbakken
29
37180
28
78156
14
23636
totaal
74
150294
56138
62
167832
41894
42
94962
34400
Motortanksch.
22
65548
30547
45
131455
50332
54
139718
61236
Tankduwbakken
2
178
1
1800
3
2427
totaal
24
65726
30547
46
133255
50332
57
142145
duwboten
2
1276
0
0
1
992
sleepboten
3
11670
1
279
1
177
totaal
5
12946
1
279
2
1169
Hotelschepen
17
13251
10
7238
5
4021
Dagtochtsch. totaal
9
4834
1
1566
1
662
26
18085
11
8804
6
4683
61236
Scheepstype
2005 aantal
tonnage
kW
2006 aantal
tonnage
kW
2007 aantal
tonnage
kW
Motorvracht-schepen
34
87645
27490
42
115191
28689
9
24545
7040
Vr.duwbakken
12
11401
25
26604
6
12719
totaal
46
99046
27490
67
141795
28689
15
37264
7040
Motortanksch.
46
130860
43736
35
84808
26396
8
18230
8971
Tankduwbakken
2
2527
0
0
0
0
0
0
totaal
48
133387
43736
35
84808
26396
8
18230
8971
duwboten
0
0
0
0
0
0
sleepboten
0
0
0
0
0
0
totaal
0
0
0
0
0
Hotelschepen
5
6280
7
1644
4756
0
0
0
Dagtochtsch. totaal
5
2832
3
1959
2285
1
0
1640
10
9112
10
7041
1
0
1640
totaal 2002 - 2007 Scheepstype
aantal
tonnage
kW
Motorvracht-schepen
192
501497
195651
Vr.duwbakken
114
189696
0
totaal
306
691193
195651
Motortanksch.
210
570619
221218
Tankduwbakken
8
6932
0
totaal
218
577551
221218
duwboten
3
0
2268
sleepboten
5
0
12126
totaal
8
0
14394
Hotelschepen
44
1644
35546
Dagtochtsch.
20
1959
13819
totaal
64
3603
49365
58
0
3. Patenten en bemanningen Besluit 2007-I-10 van 31 mei 2007 – Wijziging van het reglement Rijnpatenten en van het reglement over de afgifte van radarpatenten in het vooruitzicht van het erkennen op de Rijn van buiten de Rijnoeverstaten geldende vaarbewijzen en radarbevoegdheidsbewijzen, overeenkomstig het aanvullend Protocol nr. 7 Besluit I De Centrale Commissie, opnieuw bevestigend de verplichtingen van het bedrijfsleven te willen vereenvoudigen om zo de integratie en de ontwikkeling van de Europese binnenmarkt te bevorderen, onder verwijzing naar het belang dat zij hecht aan een zo eenvoudig, duidelijk en geharmoniseerd mogelijk juridisch kader voor de Rijnvaart, zoals zij dat opnieuw heeft bevestigd met de Verklaring van Bazel van 16 mei 2006, handelend volgens het Aanvullend Protocol nr. 7, volgens welk zij de gelijkwaardigheid van andere documenten met de volgens de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 afgegeven documenten kan erkennen, vaststellend dat het erkennen op de Rijn van buiten de Rijnoeverstaten geldende vaarbewijzen niet mogelijk is zonder een voorafgaande aanpassing van de voorschriften van het Reglement Rijnpatenten en van het Reglement betreffende het verlenen van radarpatenten, overwegende dat het zinvol is het Reglement Rijnpatenten en het Reglement betreffende het verlenen van radarpatenten in één enkel reglement samen te voegen, overeenkomstig de conclusies waartoe zij kwam in het kader van de werkzaamheden over de reglementaire reorganisatie, op voorstel van haar Comité Sociale zaken, arbeidsomstandigheden en beroepsopleiding, trekt met ingang van 1 april 2008 het met Besluit 1996-I-31 aangenomen en voor het laatst met Besluit 2003-II-28 gewijzigde Reglement betreffende het verlenen van Rijnpatenten (Reglement Rijnpatenten) in, trekt met ingang van 1 april 2008 het met Besluit 1998-II-28 aangenomen en voor het laatst met Besluit 2002-II-25 gewijzigde Reglement betreffende het verlenen van radarpatenten (Reglement Radarpatenten) in, besluit tot het Reglement betreffende de patenten voor de scheepvaart op de Rijn (Patentreglement Rijn), dat in het Duits, Frans en Nederlands in de bijlagen bij 59
dit besluit is vermeld. Het nieuwe Patentreglement Rijn geldt vanaf 1 april 2008.
60
II De Centrale Commissie, In het belang van een snelle toepassing van de richtlijnen als bedoeld in artikel 1.06 van het Reglement patenten voor de Rijnvaart, draagt de bevoegdheid tot het aannemen en wijzigen van de bovengenoemde richtlijnen aan haar Comité Sociale zaken, arbeidsomstandigheden en beroepsopleiding over. In geval van een meningsverschil in het Comité, worden de voorstellen aan de Centrale Commissie voorgelegd. Het Comité Sociale zaken, arbeidsomstandigheden en beroepsopleiding zal bij elke plenaire vergadering, ter kennisneming van de Centrale Commissie verslag uitbrengen over de sinds de laatste plenaire vergadering goedgekeurde richtlijnen. Bijlage (separaat) Deze bijlage is op eenvoudige aanvraag verkrijgbaar of kan gedownload worden via de website : http://www.ccr-zkr.org/.
Besluit 2007-I-11 van 31 mei 2007– invoeringsbepalingen voor de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen en radarbevoegdheidsbewijzen op de Rijn, overeenkomstig het aanvullend protocol nr. 7 De Centrale Commissie, opnieuw bevestigend te willen bijdragen aan de bevordering van de integratie en van de ontwikkeling van de Europese binnenvaartmarkt, onder verwijzing naar het belang dat zij hecht aan een “zo eenvoudig, duidelijk en geharmoniseerd mogelijk juridisch kader voor de Rijnvaart”, zoals zij dat opnieuw heeft bevestigd in de Verklaring van Bazel van 16 mei 2006, bewust zijnde dat de erkenning op de Rijn van andere vaarbewijzen dan het Rijnpatent en van andere bevoegdheidsbewijzen voor de radarvaart dan het radarpatent, een maatregel ter vereenvoudiging van de verplichtingen van het bedrijfsleven is, die op significante wijze aan het economisch dynamisme van de sector kan bijdragen, handelend volgens Aanvullend Protocol nr. 7 (“het Protocol”), overwegende dat ten aanzien van de vaarbewijzen en de bevoegdheidsbewijzen voor de radarvaart de toepassingsbepalingen noodzakelijk zijn voor de implementatie van het Protocol, in het bijzonder om een gemeenschappelijke basis voor de erkenning van buiten de Rijnoeverstaten geldende certificaten te creëren 61
en om voorwaarden voor de erkenning, die de handhaving van de veiligheidsstandaard op de Rijn waarborgen, vast te stellen,
62
op voorstel van haar Comité Sociale zaken, arbeidsomstandigheden en beroepsopleiding, besluit tot de invoeringsbepalingen voor de erkenning van de vaarbevoegdheidsbewijzen en de radarbevoegdheidsbewijzen op de Rijn, die in het Duits, Frans en Nederlands in de bijlage bij dit besluit zijn vermeld. Bijlage Invoeringsbepalingen voor de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen en radarbevoegdheidsbewijzen op de Rijn, overeenkomstig het Aanvullend Protocol nr. 7 Preambule Art. II van het Aanvullendprotocol Nr. 7 bij de Herziene Rijnvaartakte bepaalt, dat de CCR andere scheepvaartcertificaten en andere schipperspatenten kan erkennen, wanneer deze op basis van de voorschriften, die gelijkwaardig zijn met die, die ze in gebruik met deze Akte vastlegt, evenals als door de procedure, die de daadwerkelijke inachtneming garanderen, worden afgegeven. De beslissing wordt door de Plenaire vergadering van de CCR genomen. Voorwaarde voor het erkenningsbesluit is naast de gelijkwaardigheid van de patenten ook de doelmatigheid van de erkenning. Een aanspraak op erkenning bestaat niet. Ieder erkenningsbesluit bevat overeenkomstig het Besluit van de CCR 2003-I-13 een politieke beoordeling, waarbij in het bijzonder rekening wordt gehouden met: of er een overeenkomstige wederkerigheid bestaat, of de voorwaarden voor een samenwerking bestaan, die het voortbestaan van de gelijkwaardigheid ook bij toekomstige ontwikkelingen van de voorschriften waarborgen, eventueel andere overwegingen in samenhang met de vlotte verkeersafwikkeling op de Rijn. 1.
Modaliteiten en handelswijze voor de erkenning:
a. De erkenning volgt slechts na het overleggen van alle nationale voorschriften en regelingen, die de voorwaarden voor het afgeven van vaarbevoegdheidsbewijzen of radardiploma’s vastleggen. Te overleggen zijn: alle bepalingen, die de materiële voorwaarden voor het verkrijgen, het behouden en het intrekken van vaarbevoegdheidsbewijzen of radarbevoegdheidsbewijzen regelen en alle bepalingen, die de handelswijze met betrekking tot het verkrijgen, het behouden en het intrekken van vaarbevoegdheidsbewijzen of radarbevoegdheidsbewijzen regelen; 63
-
de lijst van de bevoegde autoriteiten.
Vereist zijn niet alleen de betreffende wetten en reglementen, maar ook alle belangrijke richtlijnen en andere dienstvoorschriften, besluiten of dergelijke.
64
b.
De gelijkwaardigheid moet worden getoetst:
op het gebied van de materieel-juridische voorschriften, op het gebied van de procedure, die de naleving van de materieel-juridische voorschriften waarborgen. c.
Gelijkwaardige voorschriften zijn voorschriften, die:
of identiek zijn door materieel-juridische voorschriften, of door procedureregels die dezelfde garantie bieden als het Reglement betreffende de patenten voor de scheepvaart op Rijn (Patentreglement Rijn) d. Verschillen zijn acceptabel: als ze geen of slechts geringe uitwerking, in het bijzonder op de veiligheid en vlotheid van de scheepvaart of op de concurrentievoorwaarden hebben; als de negatieve gevolgen voldoende door positieve gevolgen met elkaar in overeenstemming worden gebracht. 2.
Testmethode voor de aanvraag tot erkenning
a. Voor de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen of radarbevoegdheidsbewijzen, die op basis van een nationale of internationale regeling zijn afgegeven, moet door de staat of de internationale organisatie, die verantwoordelijk voor de regeling is, een overeenkomstige aanvraag worden ingediend. De aanvraag moet ook een verklaring met betrekking tot de bereidheid voor een wederzijdse erkenning van patenten bevatten. b. Bij deze aanvraag moeten de in nummer 1 onder a omschreven wettelijke basis en het model voor het betreffende bevoegdheidsbewijs in een van de werktalen van de CCR worden gevoegd. c. Het comité STF onderzoekt de aanvraag en neemt een standpunt met betrekking tot de gelijkwaardigheid in. d. Het comité STF zorgt indien nodig voor de noodzakelijke controles. Het kan aanvullende informatie eisen en vertegenwoordigers van de betreffende autoriteiten horen. e. De plenaire vergadering van de CCR neemt de beslissing met betrekking tot de gelijkwaardigheid en doelmatigheid van de erkenning. 3.
Eisen aan de materiële gelijkwaardigheid van vaarbevoegdheidsbewijzen
Vaarbevoegdheidsbewijzen voldoen aan de materiële voorwaarden van de gelijkwaardigheid, wanneer de bepalingen met betrekking tot het verkrijgen, het behoud en het intrekken inhoudelijk met de volgende bepalingen van het 65
Reglement betreffende de patenten voor de scheepvaart op Rijn in overeenstemming zijn. Dit betekent voor het grote patent: a.
Minimum leeftijd ( Artkel 2.01, eerste lid)
De houder van de vaarbevoegdheid moet ten minste 21 jaar zijn. Bevoegdheidsbewijzen, die voor deze leeftijd verkregen kunnen worden, geven de houder pas vanaf het bereiken van de minimum leeftijd het recht de Rijn te bevaren. b. Eisen aan de lichamelijke en geestelijke geschiktheid ( Artikel 2.01, derde lid, onder a) Aspecten en criteria (Bijlage B1) De houder moet zijn geschiktheid door een medisch onderzoek hebben aangetoond, dat inhoudelijk met het model van Bijlage B1 van het patentenreglement Rijn in overeenstemming is. Tot het behoud van de gelijkwaardigheid van het bevoegdheidsbewijs moet verbindend zijn vastgelegd, dat de vernieuwing van het geschiktheidsbewijs ten minste van de leeftijd van 50 jaar iedere 5 jaar en vanaf 65 jaar elk jaar moet gebeuren. Bevoegdheidsbewijzen, waarvoor op basis van de nationale voorschriften geen vernieuwing van het medisch onderzoek vanaf 50 jaar en vanaf 65 jaar, elk jaar, vereist is, worden als gelijkwaardig behandeld, wanneer de houder van de bevoegdheid zijn lichamelijke en geestelijke geschiktheid overeenkomstig de artikelen 2.19, 2.21 van het Patentreglement Rijn aantoont. c.
Beroepservaring (Artikel 2.01, vierde lid)
De houder van de vaarbevoegdheid moet een beroepservaring hebben aangetoond, die overeenkomt met artikel 2.01, eerste lid van het Patentreglement Rijn of ten minste de richtlijn 96/50/EG. Vereist zijn ten minste vier jaar vaartijd in de binnenvaart, of een vaartijd, die door het Patentreglement Rijn als gelijkwaardig wordt beschouwd. Bevoegdheidsbewijzen, die op basis van minder dan vier jaar beroepservaring afgegeven zijn, en waarvoor het doel het bereiken van een vierjarige beroepservaring aanvullend een in het dienstboekje of een gelijkwaardig document aangetoonde tijd wordt aangegeven, kunnen pas als gelijkwaardig worden erkend, wanneer uit deze documenten op te maken is, dat de ontbrekende beroepservaring bij de bevoegde autoriteit werd aangetoond. Bevoegdheidsbewijzen die op basis van een praktisch examen zijn afgegeven, en waarvoor de vaartijd waarmee een vierjarige beroepservaring kan worden verkregen in het dienstboekje of een gelijkwaardig document wordt aangegeven, kunnen pas als gelijkwaardig worden erkend, wanneer uit deze documenten geconcludeerd kan worden, dat de ontbrekende beroepservaring bij de bevoegde nationale instanties wordt aangetoond. Eventueel met de aan praktische toets verbonden beperking of voorwaarden gelden daarbij ook op de Rijn. 66
De berekening van de vaartijd moet met artikel 2.08 van het Patentreglement Rijn overeenkomen: 180 effectieve vaardagen in de binnenvaart gelden als een jaar vaartijd. Binnen een periode van 365 opeenvolgende dagen kunnen maximaal 180 dagen als vaartijd worden meegerekend.
67
d.
Eisen aan de beroepskennis (Artikel 2.01, derde lid, onderdeel c)
De beroepskennis moet door middel van een examen zijn aangetoond, waarvan de inhoud ten minste met de eisen van de bijlage D1 van het Patentreglement Rijn of met de eisen van de richtlijn 96/50 EG overeenkomen. De bevoegdheidsbewijzen, die alleen volgens de nationale regeling het voeren van bepaalde schepen toestaan, gelden op de Rijn eveneens alleen voor het voeren van deze schepen. e.
Aanvullende bevoegdheid (Artikelen 2.05, 2.06)
De houder van een als gelijkwaardig erkend bevoegdheidsbewijs is alleen in samenhang met een bewijs voor riviergedeelten volgens artikel 2.17 van het Patentreglement Rijn voor de vaart op de in artikel 2.05 van het Patentreglement Rijn bechreven riviergedeelten toegestaan. 4.
Eisen aan de materiële gelijkwaardigheid van radarbevoegdheidsbewijzen
Radarbevoegdheidsbewijzen voldoen aan de materiële voorwaarden van de gelijkwaardigheid, wanneer de bepalingen met betrekking tot het verkrijgen, het behoud en het intrekken inhoudelijk met volgende voorschriften van het Reglement betreffende de patenten voor de scheepvaart op Rijn overeenkomen: a.
Minimum leeftijd De houder van de bevoegdheid moet ten minste 18 jaar oud zijn.
b.
Aanvullende bepalingen
De houder van de bevoegdheid moet ten minste houder van een vaarbevoegdheidsbewijs en een mrifoonbedieningscertificaat zijn. c. Eisen aan de kennis voor het voeren van een schip met radar in de binnenvaart De kennis moet door middel van een examen aangetoond zijn, waarvan de inhoud ten minste met de eisen van de bijlage D2 van het Patentreglement Rijn moet overeenkomen. 5.
Aanvullende voorwaarden
a. De vaarbevoegdheidsbewijzen en de radarbevoegdheidsbewijzen moeten ten minste in één werktaal van de CCR zijn opgesteld. b. De CCR houdt zich de mogelijkheid voor, aanvullende voorwaarden te voorzien, wanneer wordt vastgesteld, dat het Rijnpatent of Radarpatent en het vaarbevoegdheidsbewijs of het radarbevoegdheidsbewijs niet volkomen 68
gelijkwaardig zijn. Deze voorwaarden worden in het besluit voor erkenning opgenomen.
69
6.
Verder ontwikkelen van de erkenningsbeslissingen
a. De CCR nodigt de landen waarvan de vaarbevoegdheidsbewijzen of de radarbevoegdheidsbewijzen door de CCR zijn erkend, naar behoefte voor een gemeenschappelijke bijeenkomst uit. De vergadering zal in het bijzonder: een bijdrage daarvoor leveren, dat de toekomstige ontwikkelingen en noodzakelijke reglementaire aanpassingen in gezamenlijke regelingen uniform plaatshebben; de coördinatie van de controlemechanismen tussen de landen dienen; daarvoor een synopsis van de in de verschillende landen geldende testmethoden te vervaardigen; het unificeren van de in de verschillende landen gebruikte bevoegdheidsformulieren bevorderen. b. De CCR lidstaten en de landen waarvan de bevoegdheidsbewijzen als gelijkwaardigd erkend zijn, elkaar onafhankelijk van de gemeenschappelijke vergaderingen tijdig op de hoogte brengen met betrekking tot de voorgenomen wijzigingen en ontwikkelingen, die de patenten, vaarbevoegdheidsbewijzen en radarbevoegdheidsbewijzen betreffen.
70
4. Politiereglement op de Rijn Besluit 2007-I-12 van 31 mei 2007 – Verlenging van een voorschrift van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.22 van het Politiereglement (artikel 1.01) De Centrale Commissie verlengt, overeenkomstig artikel 1.22, derde lid, van het Rijnvaartpolitiereglement, het volgende voorschrift van tijdelijke aard: Artikel 1.01, onderdeel v, begripsbepaling “flikkerlicht” (aangenomen met Besluit 2004-I-14). Het voorschrift geldt van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2010.
Besluit 2007-II-19 van 5 en 6 december 2007 – Wijziging van het Politiereglement door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.22 (artikelen 1.02, 1.09, 1.10, 4.06, 6.28, 6.32 en 14.02) De Centrale Commissie, ter vereenvoudiging van de controle van de naleving van de voorschriften alsmede ter aanpassing van haar voorschriften aan de behoeften van de scheepvaart, op voorstel van haar Comité Politiereglement, overeenkomstig artikel 1.22, derde lid, van het Rijnvaartpolitiereglement, besluit tot de in de bijlage bij dit besluit vermelde wijzigingen van de artikelen 1.02, 1.09, 1.10, 4.06, 6.28, 6.32 en 14.02. Deze wijzigingen gelden van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2011. De voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van de in de bijlage onder punt 1 vermelde bepalingen die nog op 1 april 2008 gelden, vervallen met ingang van deze datum. Bijlage: 1.
Artikel 1.10 wordt als volgt gewijzigd:
a. Letter x komt als volgt te luiden: "x. de overeenkomstig artikel 8a.02, derde lid, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn vereiste kopieën van het certificaat van typegoedkeuring en van het proces-verbaal van de motorkenmerken van iedere motor,” b.
De letter y wordt als volgt toegevoegd: 71
“y. “de verklaring voor de volgens artikel 10.02, tweede lid, onderdeel a, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn voorgeschreven stalen trossen.” 2.
Bij artikel 6.28, negende lid, wordt de volgende paragraaf toegevoegd:
“Deze bepaling is niet van toepassing op drogeladingschepen ingevolge het ADNR die uitsluitend vervoersmiddelen en –materialen volgens ADNR nr. 7.1.1.18 vervoeren (b.v. containers, grote verpakkingen) en die tekens volgens artikel 3.14, tweede lid, voeren. Deze kunnen gelijktijdig, of met drogeladingschepen die uitsluitend vervoersmiddelen en -materialen volgens ADNR nr. 7.1.1.18 vervoeren en die tekens volgens artikel 3.14, eerste lid, voeren, of met de in artikel 3.14, zevende lid, genoemde schepen worden geschut. Tussen boeg en hek van de gelijktijdig geschutte schepen moet een afstand van ten minste 10 m in acht worden genomen. 3.
Artikel 14.02 vierde lid, eerste volzin komt als volgt te luiden:
“Schepen, die verplicht zijn de tekens bedoeld in artikel 3.14, tweede of derde lid, te voeren, mogen slechts ligplaats nemen met toestemming van de Zwitserse Rijnhavens.” 4. In artikelen 1.02, eerste lid, 1.09, vijfde lid (2 maal), 1.10, eerste lid, onder b (2 maal) en onder h en 6.32, eerste lid, “Reglement Rijnpatenten” vervangen door: “Patentreglement Rijn”. 5. In artikelen 1.10, eerste lid, onder h, 4.06, eerste lid, onder b, en 6.32, eerste lid, “Reglement radarpatenten” vervangen door: “Patentreglement Rijn”.
Besluit 2007-I-14 van 31 mei 2007 - Invoeren van het elektronisch melden in de Rijnvaart (2006–II–23) 1. De CCR heeft in het voorjaar 2003 een standaard met regels voor het uitwisselen van elektronische meldingen in de binnenvaart aangenomen. De CCR heeft deze standaard in het najaar 2006 geactualiseerd en opdracht gegeven aan haar Comité Politiereglement, door de Werkgroep Politiereglement met medewerking van het bedrijfsleven, tot de plenaire voorjaarsvergadering 2007 voorstellen uit te laten werken, waarmee het overdragen van volgens het Rijnvaartpolitiereglement voorgeschreven meldingen langs elektronische weg volgens deze standaard geleidelijk en rekening houdend met de aan boord van het betrokken schip en bij de verkeersposten beschikbare installaties, bindend in het reglement wordt vastgelegd. 2. Het Comité Politiereglement, via de Werkgroep Politiereglement in samenwerking met de RIS-werkgroep, heeft na raadpleging van het bedrijfsleven vastgesteld dat het zinvol is, teneinde het grote aantal meldingen in de verkeersposten zeker en efficiënt te kunnen verwerken, in eerste instantie voor 72
schepen met containers aan boord de overbrenging van de voorgeschreven meldingen in elektronische vorm te vereisen. Dit geldt zowel voor de meldingen tussen de schepen en de verkeerspost als ook voor het overdragen van de meldingen tussen de verkeersposten. 3. Verder zijn de werkgroepen van mening dat na circa twee jaar voldoende ervaring zou moeten zijn opgedaan, om rekening houdend met de ontwikkelingen in de uitrusting van de schepen met de nodige inrichtingen, tot een uitbreiding van het verplicht melden in elektronische vorm over andere scheepscategorieën te kunnen beslissen.
73
Besluit De Centrale Commissie, op voorstel van haar Comité Politiereglement en onder verwijzing naar haar Besluit 2006-II-23, met het doel de veiligheid van de containervaart op de Rijn te verhogen en het verwerken van de scheepsmeldingen in de verkeersposten te verbeteren, besluit, met ingang van 1 april 2008 voor schepen die meer dan een nog vast te stellen aantal containers vervoeren, de overbrenging van de volgens het Rijnvaartpolitiereglement voorgeschreven meldingen in elektronische vorm te eisen, geeft opdracht aan haar Comité Politiereglement, door de werkgroep Politiereglement met medewerking van het bedrijfsleven en de RIS-Werkgroep, haar uiterlijk in het najaar 2007 concrete voorstellen voor de daartoe benodigde wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement en eventueel andere ondersteunende maatregelen voor te leggen.
Besluit 2007-II-20 van 5 en 6 december 2007 –invoeren van het elektronisch melden in de Rijnvaart (2007-I-14) De CCR heeft in het voorjaar 2007 besloten met ingang van 1 april 2008 voor schepen die meer dan een bepaald aantal containers vervoeren, de overbrenging van de volgens het Rijnvaartpolitiereglement voorgeschreven meldingen in elektronische vorm te eisen en opdracht gegeven aan haar Comité Politiereglement, door de werkgroep Politiereglement met medewerking van het bedrijfsleven en de RIS-Werkgroep, haar uiterlijk in het najaar 2007 concrete voorstellen voor de daartoe benodigde wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement en eventueel andere ondersteunende maatregelen voor te leggen. De invoering verplicht elektronisch te melden zal, rekening houdend met de aan boord van het betrokken schip en bij de verkeersposten beschikbare installaties, in verschillende fasen bindend in het reglement worden vastgelegd. Besluit De Centrale Commissie, op voorstel van haar Comité Politiereglement en onder verwijzing naar haar Besluit 2007-I-14, met het doel in eerste instantie voor bepaalde schepen de overbrenging van de volgens het Rijnvaartpolitiereglement voorgeschreven meldingen in elektronische vorm te vereisen en dit in de toekomst tot andere schepen uit te breiden,
74
I. besluit tot de in de bijlage bij dit besluit vermelde wijziging van artikel 12.01 van het Rijnvaartpolitiereglement. Deze wijziging geldt van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2011. De voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van de in de bijlage vermelde bepalingen die nog op 1 april 2008 gelden, vervallen met ingang van deze datum, II. geeft opdracht aan haar Comité Politiereglement, door de werkgroep Politiereglement en de RIS-Werkgroep de invoering van elektronische meldingen te volgen en maatregelen te treffen of te doen treffen, met welke eventueel bij het elektronisch melden optredende moeilijkheden kunnen worden opgelost of verminderd, III. geeft opdracht aan haar Comité Politiereglement, door de werkgroep Politiereglement met medewerking van het bedrijfsleven en rekening houdend met de tot dan opgedane ervaring met het elektronisch melden van containerschepen, tot de plenaire najaarsvergadering 2009 voorstellen uit te werken waarmee de overbrenging van de volgens het Rijnvaartpolitiereglement voorgeschreven meldingen langs elektronische weg ook voor schepen als bedoeld in het ADNR, voor tankschepen, voor schepen met een lengte van meer dan 110 m, voor samenstellen en voor zeeschepen bindend wordt voorgeschreven en inhoudelijk wordt uitgebreid, IV. Verzoekt haar lidstaten, het bedrijfsleven en alle andere bij het elektronisch melden betrokkenen, haar op gepaste wijze de bij het elektronisch melden opgedane ervaringen ter kennis te brengen. Bijlage Artikel 12.01 komt te luiden: 1. De schipper van een schip als bedoeld in het ADNR, van een tankschip, van een schip dat meer dan 20 containers vervoert, van een schip met een lengte van meer dan 110 m, van een samenstel, van een hotelschip, van een zeeschip of van een bijzonder transport als bedoeld in artikel 1.21 moet zich, alvorens de in het zesde lid bedoelde riviergedeelten binnen te varen, melden op het aangegeven marifoonkanaal met opgave van de volgende gegevens: a) soort schip; b) naam van het schip; c) positie, vaarrichting; d) Uniek Europees scheepsidentificatienummer of officieel scheepsnummer, IMO-nummer voor zeeschepen e) laadvermogen; f) lengte en breedte van het schip; g) soort, lengte en breedte van het samenstel; 75
h. diepgang, indien de bevoegde autoriteit hierom vraagt; i. route; j. haven waar is geladen; k. haven waar wordt gelost; l. bij gevaarlijke stoffen overeenkomstig het ADNR: de VN-nummers of de stofnummers; de officiële benaming voor het vervoer, voor zover van toepassing aangevuld met de technische omschrijving; de klasse, de classificeringscode en eventueel de verpakkingsgroep; de totale hoeveelheid van de gevaarlijke stoffen, waarop deze gegevens betrekking hebben; bij andere stoffen: de soort lading (naam en hoeveelheid van stoffen); m. 0, 1, 2, 3 blauwe lichten/kegels; n. aantal personen aan boord; o. aantal containers aan boord; 2. De in het eerste lid bedoelde gegevens, met uitzondering van die genoemd onder c en h, mogen ook vanaf een andere plaats of door een andere persoon tijdig schriftelijk, telefonisch, of via elektronische weg aan de bevoegde autoriteit worden medegedeeld. In ieder geval moet de schipper het tijdstip van in- en uitvaren met zijn schip of samenstel van het meldplichtig riviergedeelte melden. 3. In de volgende gevallen moet de in het eerste lid bedoelde melding, met uitzondering van de onder c, f, g, h, i en n bedoelde gegevens, via elektronische weg worden overgedragen, overeenkomstig de Standaard voor het elektronisch melden van schepen in de binnenvaart, editie 1.2: schepen en samenstellen met meer dan 20 containers aan boord, schepen en samenstellen met containers waarop het ADNR van toepassing is, onafhankelijk van het aantal containers. 4. Indien het schip zijn reis in een der in het zesde lid genoemde riviergedeelten gedurende meer dan twee uren onderbreekt, moet de schipper het begin en het einde van deze onderbreking melden. 5. Indien de in het eerste lid bedoelde gegevens tijdens het bevaren van het meldplichtige riviergedeelte worden gewijzigd, moet dit aan de bevoegde autoriteit onmiddellijk worden medegedeeld. 6. Op de riviergedeelten: a) Bazel (Mittlere Rheinbrücke, km 166,64) tot Lauterbourg (km 352,00), b) Lauterbourg (km 352,00) tot Gorinchem (km 952,50), c) Pannerden (km 876,50) tot Krimpen aan de Lek (km 989,20), die worden aangeduid door het teken B.11 met het onderbord "Meldplicht", geldt de in het eerste lid bedoelde meldplicht onder de volgende voorwaarden: Op het gedeelte bedoeld onder a behoeven zich slechts samenstellen als bedoeld in het ADNR te melden,
76
Op het gedeelte bedoeld onder b moeten behalve samenstellen als bedoeld in het ADNR slechts samenstellen met een lengte van meer dan 140 m en een breedte van meer dan 15 m en op het gedeelte bedoeld onder c slechts samenstellen met een lengte van meer dan 110 m of een breedte van meer dan 12 m worden gemeld, Op de gedeelten bedoeld onder b en c moeten de gegevens genoemd in het eerste lid, onder a, b en d, eveneens worden verstrekt bij het passeren van de overige verkeersposten, districtscentrales en sluizen, evenals aan de met het teken B.11 aangeduide meldpunten. 7. De bevoegde autoriteit kan a) voor bunkerschepen een andere meldplicht vaststellen, b) voor schepen voor dagtochten een meldplicht vaststellen en wat deze inhoudt.”
5. Verkeersregels Besluit 2007-I-15 van 31 mei 2007 – standaardisering van het volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart. Typegoedkeuring, inbouw en gebruik van Inland AIS-apparatuur op binnenschepen 1. De Centrale Commissie, in het bewustzijn dat voor het volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart automatische systemen voor het uitwisselen van nautische gegevens tussen schepen evenals tussen schepen en inrichtingen aan land noodzakelijk zijn, heeft in het voorjaar 2006 de Standaard volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart aangenomen. 2. De richtlijnen en aanbevelingen voor binnenvaartinformatiediensten (RISrichtlijn 2002) van de PIANC en van de CCR definiëren het automatische identificatiesysteem (AIS) voor de binnenvaart (Inland-AIS) als een belangrijke technologie voor de automatische uitwisseling van nautische gegevens tussen schepen en tussen schip en land. 3. De IMO heeft voor de zeevaart het automatische identificatiesysteem (AIS) ingevoerd. Alle zeeschepen op internationale reizen als bedoeld in hoofdstuk 5 van het SOLAS-verdrag, moeten sinds eind 2004 met een AIS-systeem zijn uitgerust. De Richtlijn 2002/59/EG van het Europees Parlement en de Raad van 27 juni 2002 betreffende de invoering van een communautair monitoring- en informatiesysteem voor de zeescheepvaart en tot intrekking van Richtlijn 93/75/EEG van de Raad1 schrijft tevens voor dat bepaalde schepen die een haven van een lidstaat aandoen moeten zijn uitgerust met een AIS dat te allen tijde operationeel gehouden dient te worden. 4.
Met het oog op de specifieke belangen van de binnenvaart is het AIS verder 1
Publicatieblad L 208 van 05.08.2002, blz. 10
77
ontwikkeld tot het zogenoemde Inland-AIS dat volledig met het voor de zeevaart bestemde AIS van de IMO compatibel is. Het systeem is ook compatibel met de andere bestaande standaarden voor de binnenvaart. 5. De voorwaarden voor een betrouwbaar gebruik van het AIS zijn: • vakkundige installatie, voldoende nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en storingsvrij functioneren van de aan boord vereiste inrichtingen, • geëigend gebruik van de parameters waaronder het vakkundig invoeren van de statische en dynamische parameters zoals de afmetingen van het schip, de positie van de antenne en informatie over de lading. 6. Om een betrouwbaar gebruik van het Inland AIS te waarborgen, dient het Rijnvaartpolitiereglement met voorschriften voor het gebruik van AIS-apparatuur aan boord van binnenschepen en het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn met voorschriften voor het uitrusten van binnenschepen met AIS-apparatuur te worden aangevuld en voor de typegoedkeuring van deze apparatuur door de bevoegde autoriteiten dienen bedrijfs- en vermogensvereisten, testmethoden en vereiste testresultaten (teststandaard) te worden ingevoerd. 7. De Europese expertgroep "Tracking and Tracing on Inland Waterways" heeft de teststandaard voor Inland AIS-apparatuur op binnenschepen ontworpen en zal indien noodzakelijk ook voorstellen voor de regelmatige aanpassing daarvan uitwerken. 8. De teststandaard voor Inland AIS neemt zoveel mogelijk de actuele vereisten voor AIS-apparatuur op zeeschepen in aanmerking, opdat deze AIS-apparatuur probleemloos aan de specifieke benodigdheden van de binnenvaart aangepast kan worden en de typegoedkeuringsprocedures voor Inland AIS-apparatuur zo eenvoudig mogelijk kunnen verlopen. 9. De teststandaard en de toekomstige herzieningen (updating) worden door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart op het CCR-website gepubliceerd (www.ccr-zkr.org). 10. Met het aannemen van de teststandaard evenals met de nog volgende wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement en van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn worden de voorwaarden voor een veilig gebruik van Inland-AIS in de toekomst gecreëerd. Het aannemen van deze standaard houdt geen verplichting tot uitrusten van de schepen in. Besluit De Centrale Commissie, onder verwijzing naar haar Besluit 2006-I-21 Standaardisering van het volgen en het opsporen van schepen in de binnenvaart, vaststellende dat de veiligheid en het goede verloop van het binnenvaartverkeer evenals de bescherming van het milieu door geautomatiseerde systemen voor het volgen en opsporen van schepen verder kunnen worden verbeterd en dat reeds in 78
de volgende maanden de apparatuur voor het automatische identificatiesysteem voor de binnenvaart (Inland AIS) op binnenschepen geïnstalleerd zullen worden, bewust zijnde dat voorschriften voor de inbouw en het gebruik van deze apparatuur op binnenschepen evenals voor de op uniforme bedrijfs- en vermogensvereisten, testmethoden en vereiste testresultaten (teststandaard) gebaseerde typegoedkeuring daarvan noodzakelijk zijn opdat deze systemen veilig functioneren, wensend, door een vroegtijdig aannemen door de CCR van de teststandaard, aan de ontwikkelaars en de gebruikers de noodzakelijke plannings- en investeringsveiligheid te bieden en het snel invoeren van deze diensten ook op andere vaarwegen dan de Rijn te bevorderen
79
besluit tot de bij dit besluit in het Engels, Duits, Frans en Nederlands vermelde inhoud van de teststandaard voor Inland AIS, en neemt bovendien het besluit • met ingang van 1 april 2008 uitsluitend nog de inbouw van AIS-apparatuur die aan de teststandaard voldoet, op Rijnvaartschepen toe te staan, • nog tot 31 december 2011 het gebruik van IMO Class A Transponders die op binnenschepen tot en met 31 maart 2008 aantoonbaar werden ingebouwd of die op zeeschepen zijn ingebouwd, toe te staan, geeft opdracht aan haar Comité Politiereglement, • in het bijzonder gebaseerd op de technische ontwikkeling en op de in de praktijk opgedane ervaring, de teststandaard regelmatig met de noodzakelijke updates aan te passen, waarbij de RIS-werkgroep in samenwerking met de Europese expertgroep "Tracking and Tracing on Inland Waterways" voorstellen hiertoe zal uitwerken, • door de RIS-werkgroep en de Werkgroep Politiereglement, indien noodzakelijk in samenwerking met de Werkgroep Reglement van onderzoek, de noodzakelijke wijzigingen en aanvullingen van het Rijnvaartpolitiereglement en van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn met het oog op de typegoedkeuring, de inbouw en het gebruik van de Inland AIS-apparatuur, te laten voorbereiden, stelt aan de Europese Commissie voor samen te werken met de CCR, om de opstelling van uniforme voorschriften voor de typegoedkeuring en de inbouw van Inland AIS-apparatuur op alle binnenvaarwegen van de Europese Unie te waarborgen. Bijlage (separaat) Deze bijlage is op eenvoudige aanvraag verkrijgbaar pf kan gedownload worden via de website : http://www.ccr-zkr.org/.
80
Besluit 2007-II-24 van 5 en 6 december 2007 – standaardisering van het volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart. Typegoedkeuring, inbouw en gebruik van Inland AIS-apparatuur op binnenschepen 1. De Centrale Commissie, in het bewustzijn dat voor het volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart automatische systemen voor het uitwisselen van nautische gegevens tussen schepen evenals tussen schepen en inrichtingen aan land noodzakelijk zijn, heeft in het voorjaar 2006 de Standaard volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart aangenomen. 2. De richtlijnen en aanbevelingen voor binnenvaartinformatiediensten (RISrichtlijn 2002) van de PIANC en van de CCR definiëren het automatische identificatiesysteem (AIS) voor de binnenvaart (Inland-AIS) als een belangrijke technologie voor de automatische uitwisseling van nautische gegevens tussen schepen en tussen schip en land. 3. De voorwaarden voor een betrouwbaar gebruik van het AIS zijn: • vakkundige installatie, voldoende nauwkeurigheid, betrouwbaarheid en storingsvrij functioneren van de aan boord vereiste inrichtingen, • geëigend gebruik van de parameters waaronder het vakkundig invoeren van de statische en dynamische parameters zoals de afmetingen van het schip, de positie van de antenne en informatie over de lading. 4. Dientengevolge heeft de Centrale Commissie in het voorjaar 2007 uniforme bedrijfs- en vermogensvereisten, testmethoden en vereiste testresultaten (Teststandaard) voor Inland AIS apparatuur aangenomen en haar Comité Politiereglement opdracht gegeven door de RIS-werkgroep en de Werkgroep Politiereglement, indien noodzakelijk in samenwerking met de Werkgroep Reglement van onderzoek, de noodzakelijke wijzigingen en aanvullingen van het Rijnvaartpolitiereglement en van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn, inzake de typegoedkeuring, de inbouw en het gebruik van Inland AIS-apparatuur voor te laten bereiden. 5. Met het besluiten tot de onderstaande wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn evenals met de reeds aangenomen teststandaard worden de voorwaarden voor een veilig gebruik van Inland-AIS in de toekomst gecreëerd. Dat houdt geen verplichting tot uitrusten van de schepen in. 6. De lijsten van de bevoegde autoriteiten, de toegelaten apparatuur en erkende deskundige bedrijven moeten voortdurend worden geactualiseerd om de bevoegde autoriteiten, de scheepsuitrusters, en het scheepsbedrijfsleven in de gelegenheid te stellen de lijsten ten volle te benutten. De lijsten worden net als het voorziene model van de inbouwverklaring in de bijlagen van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn opgenomen. Het Comité Politiereglement en het Comité Reglement van onderzoek krijgen de opdracht, door de Werkgroep Politiereglement en indien noodzakelijk in samenwerking met de Werkgroep Reglement van onderzoek, met steun van het secretariaat te zorgen voor de actualiteit, de volledigheid en de juistheid van de lijsten. De lijsten van de volgens de bovengenoemde voorschriften bevoegde overheden, toegestane apparatuur en erkende deskundige bedrijven worden door de Centrale Commissie voor de 81
Rijnvaart op haar website (www.ccr-zkr.org) gepubliceerd.
82
Besluit De Centrale Commissie, onder verwijzing naar haar Besluiten 2006-I-21 en 2007-I-15 Standaardisering van het volgen en het opsporen van schepen in de binnenvaart, vaststellende dat de veiligheid en het goede verloop van het binnenvaartverkeer evenals de bescherming van het milieu door geautomatiseerde systemen voor het volgen en opsporen van schepen verder kunnen worden verbeterd en dat reeds in de volgende maanden de apparatuur voor het automatische identificatiesysteem voor de binnenvaart (Inland AIS) op binnenschepen geïnstalleerd moet worden, bewust zijnde dat voorschriften voor de inbouw en het gebruik van deze apparatuur op binnenschepen noodzakelijk zijn opdat deze systemen veilig functioneren, besluit tot de in de bijlage 1 en 2 bij dit besluit vermelde wijzigingen van de Rijnvaartreglementen, geeft opdracht aan haar Comité Politiereglement en aan haar Comité Reglement van onderzoek, • in het bijzonder gebaseerd op de technische ontwikkeling en op de in de praktijk opgedane ervaring, door de RIS-werkgroep en de Werkgroep Politiereglement en indien noodzakelijk in samenwerking met de Werkgroep Onderzoek schepen op de Rijn, eventueel noodzakelijk wordende verdere wijzigingen en aanvullingen van het Rijnvaartpolitiereglement en van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn, voor te laten bereiden, • door de Werkgroep Politiereglement de lijsten van de volgens de bovengenoemde voorschriften bevoegde overheden, toegestane apparatuur en erkende deskundige bedrijven op eigen initiatief bij te laten werken en deze lijsten door het CCR-secretariaat te laten publiceren en de wijzigingen daarvan ter kennis van de CCR te brengen, • haar uiterlijk in het najaar 2009 van het ontwerp voor een definitieve wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement en van het Reglement Onderzoek in kennis te brengen, stelt aan de Europese Commissie voor samen te werken met de CCR, om de opstelling van uniforme voorschriften voor de typegoedkeuring en de inbouw van Inland AIS-apparatuur op alle binnenvaarwegen van de Europese Gemeenschap te waarborgen. De in de bijlage 1 vermelde wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement en de in bijlage 2 vermelde wijzigingen van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn gelden van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2011. De voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van de in de bijlage 1 en 2 vermelde bepalingen die nog op 1 april 2008 gelden, vervallen met ingang van deze datum.
83
Bijlage 1: Wijzigingen van het RPR 1.
Aan artikel 1.01 wordt de dubbele letter ac als volgt toegevoegd:
"ac. Inland AIS-apparaat: een apparaat dat op een schip is ingebouwd en dat in de zin van de standaard "Volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart" (Besluit 2006-I-21) wordt gebruikt." 2.
Artikel 1.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
Letter z wordt als volgt toegevoegd: "z. de verklaring betreffende de inbouw en het functioneren van het Inland AIS-apparaat." 3.
De titel van hoofdstuk 4 komt als volgt te luiden: "HOOFDSTUK 4 GELUIDSSEINEN VAN DE SCHEPEN; MARIFONIE; NAVIGATIEAPPARATUUR
4.
De titel van deel III komt als volgt te luiden:
"III. Navigatieapparatuur" 5.
Artikel 4.07 wordt als volgt toegevoegd:
"Artikel 4.07 Inland AIS-apparatuur 1. Een schip, met uitzondering van een zeeschip, mag slechts gebruik maken van AIS indien het is uitgerust met een Inland AIS-apparaat dat goed functioneert en dat van een type is dat voor de Rijn is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van één van de Oeverstaten of van België. Een klein schip moet bovendien zijn uitgerust met een marifooninstallatie voor het schip-schip verkeer, die goed functioneert. 2. Een schip mag slechts AIS gebruiken indien de parameters die in het AISapparaat zijn ingevoerd op ieder moment met de werkelijke parameters van het schip overeenkomen.”
84
Bijlage 2: Wijzigingen van het ROSR 1.
Artikel 1.01 wordt als volgt gewijzigd:
a.
De titel na nummer 88 komt als volgt te luiden:
"Navigatieapparatuur" b.
Nummer 88a wordt als volgt ingevoegd:
"88a. “Inland AIS-apparaat” een apparaat dat op een schip is ingebouwd en dat in de zin van de standaard "Volgen en opsporen van schepen in de binnenvaart" (Besluit 2006-I-21) wordt gebruikt," 2.
Artikel 7.06 wordt als volgt gewijzigd:
a.
De titel van artikel 7.06 komt te luiden:
"Artikel 7.06 Navigatieapparatuur" b.
Het derde lid wordt als volgt toegevoegd:
"3. De Inland AIS-apparatuur moet van een type zijn dat voor de Rijn is goedgekeurd door de bevoegde autoriteit van één van de Oeverstaten of van België op grond van de teststandaard (besluit 2007-I-15). Aan de in bijlage N, deel I, vermelde voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur moet worden voldaan. De teststandaard en de lijsten van de overeenkomstig Bijlage N of op grond van als gelijkwaardig erkende typegoedkeuringen toegelaten AIS-appartauur worden door de Centrale Commissie gepubliceerd." 3. In de tabel bij artikel 24.02, tweede lid, wordt de vermelding bij artikel 7.06, derde lid, als volgt ingevoegd: “7.06, lid 3
Inland AIS-apparatuur
De IMO Class A Transponders die aantoonbaar vóór 1.4.2008 waren ingebouwd, zijn tot en met 31.12.2011 toegestaan.”
85
4. De vermelding bij hoofdstuk 7 in de tabel bij artikel 24.06, vijfde lid, komt als volgt te luiden:
7.04, lid 3
“HOOFDSTUK 7 Signalering
7.04, lid 9, Bediening door middel van een derde volzin hefboom 7.04, lid 9, Ontoelaatbaarheid van het vierde volzin aangeven van de stuwrichting 7.06, lid 3
5.
Inland AIS-apparatuur
Voorzover geen 1.4.2007 éénmansstuurstelling voor het varen op radar aanwezig is: N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.4.2007 van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.4.2007 van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010 De IMO Class A Transponders 1.4.2008" die aantoonbaar vóór 1.4.2008 waren ingebouwd, zijn tot en met 31.12.2011 toegestaan.
Bijlage M wordt als volgt toegevoegd:
“zonder inhoud”. 6.
Bijlage N wordt als volgt toegevoegd: "Reglement onderzoek schepen op de Rijn Bijlage N, deel I
Vereisten voor Inland AIS-apparatuur en voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur aan boord A.
Vereisten voor Inland AIS-apparatuur
De AIS-apparatuur moet voldoen aan de in deel II van deze bijlage vermelde vereisten van de teststandaard. De conformiteit wordt aangetoond met een typegoedkeuringsonderzoek van een bevoegde autoriteit. B. Controle van de inbouw en van het functioneren van Inland AIS-apparatuur aan boord Bij de inbouw van Inland AIS-apparatuur aan boord moet aan de volgende voorwaarden worden voldaan: 1. De inbouw van Inland AIS-apparatuur mag slechts worden uitgevoerd door een deskundig bedrijf dat door de bevoegde autoriteit is erkend. 86
2. Het Inland AIS-apparaat moet in het stuurhuis of op een andere goed toegankelijke plaats zijn geïnstalleerd.
87
3. Het moet zichtbaar zijn of het apparaat in bedrijf is. Het apparaat moet permanent door elektrische energie worden gevoed door middel van een stroomkring die tegen uitvallen beschermd is en voorzien van een eigen beveiliging, en het moet rechtstreeks aan de stroombron zijn aangesloten. 4. De antennen van de Inland AIS apparatuur moeten zo zijn geïnstalleerd en aan de apparatuur zijn aangesloten dat deze onder alle normale bedrijfsomstandigheden veilig functioneren. Een ander apparaat mag slechts worden aangesloten indien de interfaces van beide apparaten compatibel zijn. 5. Vóór de eerste inbedrijfstelling na de inbouw, bij vernieuwing of verlenging van het certificaat van onderzoek (met uitzondering van artikel 2.09, tweede lid, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn), alsmede na elke verbouwing van het schip die de operationele toestand van deze installaties zou kunnen beïnvloeden, moet door de bevoegde autoriteit of door een erkend bedrijf een controle op de inbouw en het functioneren worden uitgevoerd. 6. Het gespecialiseerde bedrijf dat de inbouw en de goede werking van de installatie heeft gecontroleerd, geeft over de bijzondere kenmerken en de juiste functionering van het Inland AIS-apparaat, een verklaring overeenkomstig bijlage N, deel II af. 7.
De verklaring moet blijvend aan boord worden bewaard.
8. Een gebruiksaanwijzing om aan boord te worden bewaard moet zijn afgegeven. Dit moet in de verklaring met betrekking tot de installatie worden aangetekend. C.
Informatie van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart
De Rijnoeverstaten en België brengen onverwijld de volgende gegevens in kennis van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart: a. iedere benoeming van een bevoegde autoriteit, b. elke afgifte of intrekking van een typegoedkeuring voor Inland AISapparatuur, c. iedere erkenning van een bedrijf dat zich in de inbouw van Inland AISapparatuur heeft gespecialiseerd, of iedere intrekking van een dergelijke erkenning. Reglement onderzoek schepen op de Rijn Bijlage N, deel II (Model) Verklaring over de inbouw en het functioneren van Inland AIS-apparatuur Soort/naam v.h. schip; Uniek Europees scheepsidentificatienummer of officieel scheepsnummer; Eigenaar van het schip Naam: 88
Adres Tel.
89
Inland AIS-apparaat Type
Fabrikant
Goedkeuringsn Serienummer ummer
Hiermee wordt veklaard dat het Inland AIS-apparaat van dit schip aan de voorschriften van de bijlage M, Deel I, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn - Voorwaarden voor Inland AIS-apparatuur en voorschriften omtrent de inbouw en de controle van het functioneren van Inland AIS-apparatuur – voldoet en dat een gebruiksaanwijzing om aan boord te worden bewaard is afgegeven. Erkend deskundig bedrijf Naam: Adres Tel. Stempel Plaats Handtekening:
Datum
Bevoegde autoriteit voor de erkenning van het gespecialiseerde bedrijf Naam: Adres Tel. Reglement onderzoek schepen op de Rijn Bijlage N, Deel III (Model) 1. Lijst van de het volgens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn voor het toelaten van Inland AIS-apparatuur bevoegde autoriteiten Land Naam Adres Telefoon E-mail België Duitsland Frankrijk Nederlan d Zwitserlan d Is geen autoriteit vermeld, dan betekent dat de betrokken staat geen bevoegde autoriteit heeft benoemd.
90
2. Lijst van de volgens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn toegelaten Inland AIS-apparatuur Volgn r.
Type
Fabrikant
Houder van de typegoedkeuri ng
Datum van de goedkeuri ng
Bevoegde autoriteit
Goedkeuri ngsnummer
3. Lijst van de volgens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn op grond van gelijkwaardige typegoedkeuringen toegelaten Inland AIS-apparatuur Volgn r.
Type
Fabrikant
Houder van de typegoedkeuri ng
Datum van de goedkeurin g
Bevoegde autoriteit
Goedkeuri ngsnummer
4. Lijst van de volgens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn voor de inbouw of het vervangen van Inland AIS-apparatuur erkende bedrijven België Volgn r.
Naam
Adres
Telefoon
E-mail
Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd erkend. Duitsland Volgn r.
Naam
Adres
Telefoon
E-mail
Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd erkend. Frankrijk Volgn r.
Naam
Adres
Telefoon
E-mail
Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd 91
erkend.
92
Nederland Volgn r.
Naam
Adres
Telefoon
E-mail
Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd erkend. Zwitserland Volgn r.
Naam
Adres
Telefoon
E-mail
Is geen bedrijf vermeld, dan betekent dat geen enkel bedrijf in dat land werd erkend."
Besluit 2007-II-21 van 5 en 6 december 2007 – erkenning van buiten de Rijnoeverstaten geldende bewijzen. Wijziging van het Rijnvaartpolitiereglement en van het Reglement van Onderzoek schepen op de Rijn (2002-I-2, 2003-I-13, 2005-I-4, 2006-I-24, 2007-I-10, 2007-I-11) 1. De Centrale Commissie heeft met het Aanvullend Protocol nr. 7 bij de Akte van Mannheim de algemene voorwaarden gecreëerd voor het erkennen in de Rijnvaart van buiten de Rijnoeverstaten geldende bewijzen. 2. In maart 2003 hebben de secretaris-generaal van de Centrale Commissie en de directeur-generaal van het Directoraat-generaal van Energie en Vervoer van de Europese Commissie een overeenkomst over de samenwerking tussen de Centrale Commissie en de Europese Commissie ondertekend, in de overweging dat de samenwerking, gezien het bestaan van een Rijnvaartrecht en van een gemeenschappelijk recht maar ook met het oog op de verwezenlijking van de uniforme Europese binnenvaartmarkt, versterkt moet worden, 3. In het voorjaar 2003 heeft de Centrale Commissie haar streven bevestigd de in het Aanvullend Protocol voorziene uitvoeringsregeling tijdig voor te bereiden, en haar bevoegde comités opdracht gegeven het werkdocument “Procedure en voorwaarden ter erkenning van scheepsattesten en schipperspatenten die door andere autoriteiten dan de CCR-lidstaten zijn afgegeven” dat het secretariaat daartoe heeft opgesteld, te onderzoeken. 4. In het voorjaar 2006 heeft de Centrale Commissie de noodzakelijkheid van samenwerkingsmechanismen tussen de Centrale Commissie en de Europese Commissie vastgesteld. 93
5. De voor de binnenvaart verantwoordelijke ministers van Duitsland, België, Frankrijk, Nederland en Zwitserland hebben op 16 mei 2006 in Bazel een verklaring aangenomen, waarin zij benadrukken dat zij er waarde aan hechten dat de Rijnscheepvaart onverminderd kan opereren onder een zo eenvoudig, duidelijk en geharmoniseerd mogelijke juridische randvoorwaarden met behoud van haar hoge veiligheids- en milieustandaarden.
94
6. In het voorjaar 2007 heeft de Centrale Commissie het Reglement betreffende de patenten voor de scheepvaart op de Rijn (Patentreglement Rijn) aangenomen, waarmee het erkennen van andere vaarbevoegdheidsbewijzen dan de Rijnpatenten en andere radarbevoegdheidsbewijzen dan de radarpatenten mogelijk wordt. Bij die gelegenheid heeft de Centrale Commissie tevens invoeringsbepalingen voor de erkenning van vaarbevoegdheidsbewijzen en radarbevoegdheidsbewijzen op de Rijn aangenomen, overwegende dat die invoeringsbepalingen noodzakelijk zijn voor de implementatie van het Aanvullend Protocol om in het bijzonder een gemeenschappelijke basis te creëren voor het erkennen van buiten de Rijnoeverstaten geldende bevoegdheidsbewijzen en om de voorwaarden ter erkenning vast te stellen, die waarborgen dat de bestaande veiligheidsstandaard op de Rijn wordt behouden. 7. De Richtlijn 2006/87/EG van het Europees Parlement en van de Raad van 12 december 2006 tot vaststelling van de technische voorschriften voor binnenschepen en tot intrekking van Richtlijn 82/714/EEG van de Raad heeft de voorwaarden gecreëerd die het mogelijk maken voortaan ook de Europese voorschriften aan de uit de werkzaamheden van de Centrale Commissie voortvloeiende ontwikkelingen aan te passen en die noodzakelijk zijn opdat het gemeenschappelijk vaarbewijs en het certificaat van onderzoek worden afgegeven op grond van voorschriften die een gelijkwaardige veiligheidsstandaard waarborgen. 8. In de bovenvermelde context, hebben het Comité Politiereglement en het Comité Reglement van onderzoek door hun respectievelijke werkgroepen wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement en van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn uit laten werken, waarmee wordt beoogd • in de voorschriften voor de scheepvaart te vermelden dat documenten van andere rechtssystemen die als gelijkwaardig aan de documenten van de Rijnvaart worden beschouwd ook gelden voor de vaart op de Rijn; • in de voorschriften voor de scheepvaart ter attentie van de eigenaren en de schippers te verduidelijken welke bescheiden, ook in geval van gelijkwaardigheid, aan boord aanwezig moeten zijn; • in een lijst van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn, na een zo eenvoudig mogelijke procedure de als gelijkwaardig aan het certificaat van onderzoek erkende scheepscertificaaten en de voorwaarden waaronder de gelijkwaardigheid werd toegekend, snel te kunnen opnemen. 9. De lijsten van de als gelijkwaardig erkende scheepscertificaaten en van de voorwaarden waaronder deze gelijkwaardigheid werd uitgesproken, moeten constant worden geactualiseerd om de bevoegde autoriteiten en het scheepvaartbedrijfsleven in de gelegenheid te stellen deze lijsten ten volle te benutten. Deze lijsten worden in de bijlagen bij het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn opgenomen. Het Comité Reglement van onderzoek krijgt de opdracht, door de Werkgroep Reglement van onderzoek, met steun van het secretariaat, te zorgen voor de actualiteit, de volledigheid en de juistheid van de lijsten. De lijsten van de als gelijkwaardig erkende scheepscertificaaten en de voorwaarden waaronder de gelijkwaardigheid werd toegekend worden door de Centrale Commissie voor de Rijnvaart op haar website (www.ccr-zkr.org) gepubliceerd.
95
Besluit De Centrale Commissie, opnieuw bevestigend de op de voorschriften gebaseerde verplichtingen van het bedrijfsleven te willen vereenvoudigen om zo de integratie en de ontwikkeling van de Europese markt te bevorderen, onder verwijzing naar de Verklaring van Bazel van 16 mei 2006, volgens welke de Rijnscheepvaart onverminderd moet kunnen opereren onder zo eenvoudig, duidelijk en geharmoniseerd mogelijke juridische randvoorwaarden met behoud van haar hoge veiligheids- en milieustandaarden, handelend volgens het Aanvullend Protocol nr. 7, volgens welk zij de gelijkwaardigheid van andere documenten met de volgens de Herziene Rijnvaartakte van 17 oktober 1868 afgegeven documenten kan erkennen, vaststellende dat het erkennen op de Rijn van buiten de Rijnoeverstaten geldende bevoegdheidsbewijzen niet zonder een voorafgaande wijziging van de voorschriften van het Rijnvaartpolitiereglement en van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn met betrekking tot de scheepscertificaaten kan geschieden, overwegende dat ook ten aanzien van de scheepscertificaaten toepassingsbepalingen noodzakelijk zijn voor de implementatie van het Aanvullend Protocol Nr. 7, in het bijzonder om een gemeenschappelijke basis voor de erkenning van buiten de Rijnoeverstaten geldende certificaten te creëren en om voorwaarden voor de erkenning, die de handhaving van de veiligheidsstandaard op de Rijn waarborgen, vast te stellen, besluit tot de in de bijlage 1 en 2 bij dit besluit vermelde wijzigingen van de Rijnvaartreglementen, geeft opdracht aan haar Comité Reglement van onderzoek, • door de Werkgroep Reglement van onderzoek de voor de implementatie van het Aanvullend Protocol Nr. 7 met betrekking tot de scheepscertificaaten noodzakelijke toepassingsbepalingen uit te laten werken, • door de Werkgroep Reglement van onderzoek de erkenning van buiten de Rijnoeverstaten geldende scheepscertificaaten en in het bijzonder van de volgens de communautaire richtlijn afgegeven bevoegdheidsbewijzen van de EU-lidstaten te laten onderzoeken en van geval tot geval de voorwaarden voor de erkenning te formuleren, • door de Werkgroep Reglement van onderzoek in het kader van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn een lijst van de als gelijkwaardig erkende buiten de Rijnoeverstaten geldende scheepscertificaaten en de voorwaarden voor de erkenning op eigen initiatief bij te laten werken, door het secretariaat van de Centrale Commissie te laten publiceren en de wijzigingen van de lijsten ter kennisneming voor te leggen, • een consensus in de gemeenschappelijke werkgroep van de lidstaten van de Centrale Commissie en van de Europese Gemeenschap te vinden ten aanzien van de maatregelen die nodig zijn om het implementeren van de communautaire 96
richtlijn in het nationaal recht en de werkelijke naleving van de voorschriften te kunnen vaststellen,
97
stelt aan de Europese Commissie voor, afspraken te maken over de procedureregels voor de gemeenschappelijke werkgroep, opdat deze zo efficiënt mogelijk kan werken en stelt ook voor technische standaarden en voorschriften die nog niet door de Commissie worden behandeld maar die van invloed zijn op de uitrusting van de schepen en op de veiligheidsstandaard van de binnenvaart, aan de werkgroep voor te leggen. De in de bijlage 1 vermelde wijzigingen van het Rijnvaartpolitiereglement en de in bijlage 2 vermelde wijzigingen van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn gelden vanaf 1 september 2008. Bijlage 1: wijzigingen van het RPR 1.
Artikel 1.02, eerste lid, komt te luiden:
"1. Een schip alsmede een drijvend voorwerp moeten zijn gesteld onder het gezag van een persoon die daartoe de vereiste bekwaamheid bezit. Deze persoon wordt hierna aangeduid als "schipper". De schipper wordt geacht deze bekwaamheid te hebben, indien hij houder is van een Rijnpatent voor het riviergedeelte waarop hij vaart en voor het soort schip dat hij voert, een ander bewijs van vaarbekwaamheid, erkend volgens het Patentreglement Rijn of een als gelijkwaardig erkend bewijs volgens het Patentreglement Rijn, voor het soort schip dat hij voert. Bij als gelijkwaardig erkende bevoegdheidsbewjizen moet hij bovendien het volgens het Patentreglement Rijn vereiste bewijs voor riviergedeelten bezitten." 2.
Artikel 1.08, derde lid, komt te luiden:
"3. Aan deze voorwaarden wordt geacht te zijn voldaan wanneer krachtens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn een schip is voorzien van een certificaat of van een gelijkwaardig erkend certificaat, en de bouw en de uitrusting overeenstemmen met de in dat certificaat vermelde gegevens en wanneer de bemanning en de bedrijfsuitoefening in overeenstemming zijn met de voorschriften van eerdergenoemd Reglement van onderzoek." 3.
Artikel 1.10, eerste lid, wordt als volgt gewijzigd:
a.
Letter a komt als volgt te luiden:
"a. het certificaat van onderzoek voor het schip of het document dat hiervoor in de plaats treedt, of een krachtens het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn gelijkwaardigheid erkend certificaat." b. Letter b komt als volgt te luiden: "b. het Rijnpatent dan wel een ander bewijs van vaarbekwaamheid erkend volgens het Patentreglement Rijn of een krachtens het Patentreglement Rijn gelijkwaardigheid erkend vaarbewijs voor de schipper en, voor de overige leden van de bemanning het behoorlijk bijgehouden dienstboekje of het Patentreglement 98
Rijn dan wel een ander krachtens het Patentreglement Rijn gelijkwaardig erkend bewijs van vaarbekwaamheid; bij de als gelijkwaardig erkende bevoegdheidsbewijzen moet de schipper bovendien het volgens het Patentreglement Rijn vereiste bewijs voor riviergedeelten bezitten,"
99
c.
Letter h komt als volgt te luiden:
"h. Het radarpatent dan wel een ander bevoegdheidsbewijs dat krachtens het Patentreglement Rijn is toegelaten; deze documenten hoeven niet aan boord te zijn indien het Rijpatent de vermelding "RADAR" bevat of een ander krachtens het Patentreglement Rijn toegelaten vaarbevoegdheidsbewijs de overeenkomstige vermelding bevat. Indien de Centrale Commissie voor de Rijnvaart het vaarbevoegdheidsbewijs en het radargetuigschrift van een staat als gelijkwaardig heeft erkend, is het radargetuigschrift niet vereist, wanneer het vaarbevoegdheidsbewijs een overeenkomstige vermelding bevat." d.
Letter z komt als volgt te luiden:
"z. de verklaring betreffende de inbouw en het functioneren van het Inland AIS-apparaat." e.
Dubbelletter aa wordt als volgt toegevoegd:
"aa. de verklaringen die volgens de artikelen 4.01, tweede lid, 4.04, tweede lid en 4.04, derde lid, van het Reglement betreffende veiligheidspersoneel aan boord van passagiersschepen zijn voorgeschreven." Bijlage 2: wijzigingen van het ROSR 1.
Artikel 1.03 komt te luiden:
"De in artikel 1.02, eerste en tweede lid, bedoelde vaartuigen moeten zijn voorzien van een certificaat van onderzoek dat is afgegeven door een Commissie van Deskundigen, die door één der Oeverstaten of België is ingesteld, of van een door de Centrale Commissie van de Rijnvaart als gelijkwaardig erkend certificaat." 2.
Bijlage O wordt als volgt toegevoegd: "Reglement onderzoek schepen op de Rijn
Bijlage O
Lijst van de aan het certificaat van onderzoek volgens artikel 1.03 als gelijkwaardig erkende bevoegdheidsbewijzen en voorwaarden voor de erkenning van die bevoegdheidsbewijzen (zonder inhoud)"
100
6. Reglement van Onderzoek schepen op de Rijn Besluit 2007 – I – 16 van 31 mei 2007 – verlenging van de voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 van het Reglement van onderzoek schepen op de Rijn (art. 22a.01 tot en met 22a.06) Besluit De Centrale Commissie verlengt, overeenkomstig artikel 1.06 van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn, de volgende voorschriften van tijdelijke aard: a. Artikelen 22a.01, 22a.02, 22a.03, 22a.04 en artikel 22a.06 – Bijzondere bepalingen voor vaartuigen met een lengte van meer dan 110 m (aangenomen met Besluit 2005-II-19), b.
Artikel 22a.05 – Aanvullende uitrusting (aangenomen met Besluit 2004-I-18),
c. Artikel 22a.05, eerste lid, onder a, eerste alinea Meerschroefsaandrijving (aangenomen met Besluit 2004-I-18), Artikel 22a.05, eerste lid, onder a, eerste alinea, punt 1 (betreft alleen de Franse versie) (aangenomen met Besluit 2005-I-16), d.
Artikel 22a.05, tweede lid (betreft alleen de Franse versie) (aangenomen met Besluit 2004-I-18),
e.
Artikel 22a.05, tweede lid, onder c – Verwijzing naar het ADNR (aangenomen met Besluit 2004-II-21),
f.
Artikel 22a.05, derde lid – Vereisten voor passagiersschepen (aangenomen met Besluit 2004-I-18).
Deze voorschriften gelden van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2010.
101
Besluit 2007 – I – 17 van 31 mei 2007 – wijziging van het Reglement van onderzoek door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 (art. 10.05, 15.09, 24.04) Besluit De Centrale Commissie, op voorstel van haar Comité Reglement van onderzoek, rekening houdend met de inwerkingtreding van nieuwe Europese normen et ter verduidelijking van bepaalde voorschriften, overeenkomstig artikel 1.06 van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn, besluit tot de in de bijlage bij dit besluit vermelde wijzigingen van de artikelen 10.05, 15.09 en 24.04. De in de bijlage vermelde wijziging geldt van 1 oktober 2007 tot en met 30 september 2010. De voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van de in de bijlage vermelde bepalingen die nog op deze datum gelden, vervallen met ingang van deze datum. Bijlage 1.
Artikel 10.05 wordt als volgt gewijzigd:
a.
Het eerste lid komt als volgt te luiden:
"1. Aan boord van vaartuigen moeten ten minste drie reddingsboeien aanwezig zijn, die aan de Europese norm EN 14 144 : 2003 of aan Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Solas 1974), Hoofdstuk III, Regel 7.1, en aan de internationale code betreffende de reddingsmiddelen (LSA), paragraaf 2.1 voldoen. Ze moeten zich in gebruiksklare toestand op vaste en daarvoor geschikte plaatsen aan dek bevinden en mogen niet zijn vastgemaakt aan de houders. Ten minste één reddingsboei moet zich in de onmiddellijke nabijheid van het stuurhuis bevinden en deze moet zijn voorzien van een automatisch ontbrandend licht, gevoed door batterijen, dat in het water niet kan uitgaan.” b.
Het tweede lid komt als volgt te luiden:
"2. Aan boord van vaartuigen moet zich voor ieder zich regelmatig aan boord bevindend persoon een voor hem persoonlijk geschikt, automatisch opblaasbaar zwemvest, dat voldoet aan de Europese normen EN 395 : 1998, EN 396 : 1998, EN ISO 12402-3 : 2006 of EN ISO 12402-4 : 2006, onder handbereik bevinden. Voor kinderen zijn ook harde zwemvesten, die aan deze normen voldoen, 102
toegelaten.” 2.
Artikel 15.09 wordt als volgt gewijzigd:
a.
Het eerste lid komt als volgt te luiden:
103
"1. Behalve de in artikel 10.05, eerste lid, genoemde reddingsboeien moeten op alle voor passagiers bestemde, niet gesloten delen van de dekken aan beide zijden van het schip reddingsboeien die voldoen aan de Europese norm EN 14 144 : 2003 of aan het Internationaal Verdrag van 1974 voor de beveiliging van mensenlevens op zee (Solas 1974), Hoofdstuk III, Regel 7.1, en aan de internationale code betreffende de reddingsmiddelen (LSA), paragraaf 2.1, op een afstand van telkens niet meer dan 20 m uit elkaar beschikbaar zijn. De ene helft van alle voorgeschreven reddingsboeien moet zijn voorzien van een drijvende lijn die tenminste 30 m lang moet zijn en een doorsnede van 8 tot 11 mm moet hebben. De andere helft van de voorgeschreven reddingsboeien moet zijn voorzien van een automatisch ontbrandend licht, gevoed door batterijen, dat in het water niet kan uitgaan.” b.
Het tweede lid komt als volgt te luiden:
"2. Behalve de reddingsboeien als bedoeld in het eerste lid moeten: a. voor alle leden van het boordpersoneel die een taak volgens de veiligheidsrol hebben, individuele reddingsmiddelen als bedoeld in artikel 10.05, tweede lid, onder handbereik beschikbaar zijn; b. voor alle overige leden van het boordpersoneel individuele reddingsmiddelen volgens de Europese Normen EN 395 : 1998, EN 396 : 1998, EN ISO 12402-3 : 2006 of EN ISO 12402-4 : 2006, onder handbereik beschikbaar zijn.” c.
Het vierde lid komt als volgt te luiden:
"4. Behalve de reddingsmiddelen als bedoeld in het eerste en tweede lid moeten voor in totaal 100 % van het ten hoogste toegelaten aantal passagiers individuele reddingsmiddelen volgens de Europese Normen EN 395 : 1998, EN 396 : 1998 EN ISO 12402-3 : 2006 of EN ISO 12402-4 : 2006, aanwezig zijn.” 3.
Artikel 24.04, vijfde lid, komt te luiden:
"5. Indien dit voorschrift bij de vereisten aan de hoedanigheid van uitrustingsstukken verwijst naar een Europese of internationale norm, mogen na een nieuwe formulering of bewerking van die norm de betreffende uitrustingsstukken nog maximaal 20 jaar na de nieuwe formulering of bewerking van de norm verder worden gebruikt.”
104
Besluit 2007 – II – 25 van 5 en 6 december 2007 – wijziging van het Reglement van onderzoek door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 (art.2.01, 14.13, 19.03, 20.02, 21.03, 23.01, 23.02, 23.03, 23.04, 23.10, 23.11, 24.02, 24.06, bijlagen G, K, F) Besluit De Centrale Commissie, op voorstel van haar Comité Reglement van onderzoek, ter verduidelijking van bepaalde voorschriften, Rijn,
overeenkomstig artikel 1.06 van het Reglement Onderzoek schepen op de
besluit tot de in de bijlage bij dit besluit vermelde wijzigingen van de artikelen 2.01, 14.13, 19.03, 20.02, 21.03, 23.01, 23.02, 23.03, 23.04, 23.10, 23.11, 24.02, 24.06 en bijlagen G, K, F van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn. Deze wijzigingen gelden van 1 april 2008 tot en met 31 maart 2011. De voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van de in de bijlage vermelde bepalingen die nog op 1 april 2008 gelden, vervallen met ingang van deze datum. Bijlage 1.
Artikel 14.13 komt te luiden:
Vóór de ingebruikneming van een vloeibaargasinstallatie, na iedere verandering of reparatie en bij iedere vernieuwing van de in artikel 14.15 bedoelde aantekening moet de gehele installatie worden gekeurd door een deskundige die als zodanig door de Commissie van Deskundigen is erkend. Deze deskundige moet bij de keuring nagaan of de installatie in overeenstemming is met dit hoofdstuk. Bij passagiersschepen moet hij bovendien vaststellen of een geldige verklaring over de conformiteit van de inbouw van de in artikel 15.15, negende lid, bedoelde alarminstallatie, of over de controle van die installatie, aanwezig is. Hij moet aan de Commissie van Deskundigen een verslag van de keuring uitbrengen.
105
2. De vermelding bij artikel 15.01, tweede lid, in de tabel bij artikel 24.02, tweede lid, komt als volgt te luiden: “art. 15.01, lid 2, onder c art.15.01, lid 2, onder d
Verbod van oliekachels met N.V.O., uiterlijk bij verlenging van verdampingsbranders als bedoeld in het certificaat van onderzoek na art.13.04 1.1.2007” Verbod van verwarmingen met N.V.O., uiterlijk bij de eerste vaste brandstoffen bedoeld in art. verlenging van het certificaat van 13.07 onderzoek na 1.1.2010 Het voorschrift geldt niet voor vaartuigen met voortstuwingsinstallaties die werken met vaste brandstoffen (stoommachines) art. 15.01, Verbod van vloeibaargasinstallaties N.V.O., uiterlijk bij de eerste lid 2, onder bedoeld in hoofdstuk 14 verlenging van het certificaat van e onderzoek na 1.1.2045 De overgangsbepaling geldt uitsluitend indien alarminstallaties overeenkomstig art. 15.15, negende lid, aanwezig zijn.” . De vermelding bij artikel 15.01, tweede lid, in de tabel bij artikel 24.06, vijfde lid, komt als volgt te luiden: “art. 15.01, Verbod van oliekachels met N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.1.2006 lid 2, onder c verdampingsbranders als van het certificaat van bedoeld in art.13.04 onderzoek art.15.01, lid Verbod van verwarmingen met N.V.O., uiterlijk bij verlenging 1.1.2006 2, onder d vaste brandstoffen bedoeld in van het certificaat van art. 13.07 onderzoek na 1.1.2010 N.V.O., uiterlijk bij de eerste 1.1.2006" art. 15.01, lid Verbod van 2, onder e vloeibaargasinstallaties bedoeld verlenging van het certificaat in hoofdstuk 14 van onderzoek na 1.1.2045 De overgangsbepaling geldt uitsluitend indien alarminstallaties overeenkomstig art. 15.15, negende lid, aanwezig zijn. 4. In artikelen 2.01, tweede lid, onder c, 19.03, onder a, 20.02, tweede lid, tweede alinea, 21.03, onder a, 23.01, eerste lid, derde alinea, 23.02, tweede lid, onder 2.5, onder c (2 maal), onder 2.6, onder d, tweede en zevende lid, 23.03, eerste lid, onder a en b, tweede lid, 23.04, tweede lid, laaatste alinea, vierde lid, vijfde lid, onder a, 23.10, eerste lid, voetnoot 2 van de tabel, 23.11, eerste lid, voetnoot 2 van de tabel, bijlage G, tweede lid, tweede alinea, bijlage K, titel, bijlage F, bladzijde 7, titel en eerste alinea, bladzijde 62, onder A, eerste alinea: “Reglement Rijnpatenten” vervangen door: “Patentreglement Rijn”. 106
Besluit 2007-II-26 van 5 en 6 december 2007 - Wijziging van het Reglement onderzoek schepen op de Rijn - (Artikel 8a.02) - (2003-II-27, 2006-I-23) Besluit De Centrale Commissie, ter verduidelijking van bepaalde voorschriften, op voorstel van haar Comité Reglement van onderzoek, besluit tot de in de bijlage bij dit besluit vermelde wijziging van artikel 8a, eerste lid, van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn. Deze wijziging geldt met ingang van 1 oktober 2008. Bijlage Artikel 8a.02, eerste lid, komt te luiden: "1. Dit hoofdstuk is van toepassing op alle motoren met een nominaal vermogen (PN) gelijk aan of groter dan 19 kW, die geïnstalleerd zijn aan boord van vaartuigen of die ingebouwd zijn in zich aan boord bevindende werktuigen, voor zover deze werktuigen niet vallen onder de desbetreffende richtlijnen van de Europese Gemeenschap met betrekking tot de uitstoot van schadelijke gassen en luchtverontreinigende deeltjes.”
107
Besluit 2007 – II – 27 van 5 en 6 december 2007 – wijziging van het Reglement van onderzoek door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 (art.8.05, 24.02, 24.06) Besluit I. De Centrale Commissie op voorstel van haar Comité Reglement van onderzoek, ter vermindering van de gevaren in verband met brand op binnenschepen, rekening houdend met de opgedane praktische ervaring en ter verduidelijking van bepaalde voorschriften, Rijn,
overeenkomstig artikel 1.06 van het Reglement Onderzoek schepen op de
besluit tot de in bijlage 1 bij dit besluit vermelde wijzigingen van de artikelen 8.05, 24.02 en 24.06. Deze wijzigingen gelden van 1 april 2008 tot en met 30 september 2010. De voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van de in de bijlage vermelde bepalingen die nog op 1 april 2008 gelden, vervallen met ingang van deze datum. II. De Centrale Commissie, op voorstel van haar Comité Reglement van onderzoek, vaststellende dat de voorschriften van artikel 22a.05 van het ROSR door meerdere verschillende voorschriften van tijdelijke aard werden gewijzigd en verlengd, ter verduidelijking van de geldige tekst, Rijn,
overeenkomstig artikel 1.06 van het Reglement Onderzoek schepen op de
besluit tot de in bijlage 2 bij dit besluit vermelde wijziging van artikel 22a.05 van het ROSR. Deze wijziging geldt van 1 april 2008 tot en met 30 september 2010. De voorschriften van tijdelijke aard ten aanzien van artikel 22a.05, die nog op 1 april 2008 gelden, vervallen met ingang van deze datum.
108
Bijlage 1: artikelen 8.05, 24.02, 24.06 1.
Artikel 8.05, zevende lid, komt te luiden:
"7. De uitgaande leidingen voor vloeibare brandstoffen moeten onmiddellijk bij de tanks zijn voorzien van een snelsluitklep, die van het dek af kan worden bediend, ook wanneer de betrokken ruimten zijn gesloten. Wanneer de bedieningsinrichting door de wijze van opstelling aan het gezicht is onttrokken, mag de bedekking of de afscherming niet afsluitbaar zijn. De bedieningsinrichting moet met een rode kleur zijn gemarkeerd. Wanneer de inrichting door de wijze van opstelling aan het gezicht is onttrokken moet de bedekking of afscherming zijn voorzien van een teken “snelsluitklep van de tank” met een lengte van de zijde van ten minste 10 cm, overeenkomstig schets 9 van bijlage I. De eerste zin geldt niet voor brandstoftanks die rechtstreeks aan de motor zijn aangebouwd.” 2. In de tabel bij artikel 24.02, tweede lid, komt de vermelding bij artikel 8.05, lid 7, eerste zin, als volgt te luiden: Artikel en INHOUD lid “8.05, lid 7, Bediening vanaf het dek van eerste zin snelsluitkleppen van de tank, ook wanneer de betrokken ruimten gesloten zijn 3.
TERMIJN EN VOORWAARDEN N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015”
De tabel bij artikel 24.06, vijfde lid, wordt als volgt gewijzigd:
a. De vermelding bij artikel 8.05, zevende lid, eerste zin, wordt als volgt ingevoegd: “8.05, lid 7, eerste zin
b.
Bediening vanaf het dek van snelsluitkleppen van de tank, ook wanneer de betrokken ruimten gesloten zijn
N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2015
1.4.2008"
De vermelding bij artikel 8.05, negende lid, eerste zin, komt te luiden:
“8.05, lid 9, eerste zin
Peilinrichtingen moeten afleesbaar zijn tot aan de hoogste vulstand
109
N.V.O., uiterlijk bij verlenging van het certificaat van onderzoek na 1.1.2010
1.4.1999"
4.
In de bijlage I wordt schets 9 als volgt ingevoegd:
“Schets 9 Snelsluitklep van de tank
kleuren: bruin/wit”
Bijlage 2: Artikel 22a.05 Artikel 22a.05 dient in de volgende versie te worden toegepast: “Artikel 22a.05 Aanvullende vereisten 1. Vaartuigen met een lengte L van meer dan 110 m moeten: a. beschikken over een meerschroefsaandrijving met tenminste twee van elkaar onafhankelijke aandrijfmotoren met eenzelfde vermogen en een vanuit het stuurhuis bedienbare boegschroefinstallatie die ook werkt indien het vaartuig niet geladen is, of beschikken over een enkelschroefsaandrijving en een vanuit het stuurhuis bedienbare boegschroefinstallatie. De boegschroefinstallatie moet voorzien zijn van een eigen energieverzorging, ook werken indien het vaartuig niet geladen is en bij uitval van de hoofdaandrijving het voortbewegen op eigen kracht mogelijk maken; b. beschikken over een radarinstallatie met bochtaanwijzer als bedoeld in artikel 7.06, eerste lid; c. beschikken over een vast ingebouwde lensinrichting als bedoeld in artikel 8.08; d. voldoen aan de eisen van artikel 23.09, eerste lid, onderdeel 1. 2. Vaartuigen, met uitzondering van passagiersschepen, met een lengte L van meer dan 110 m, die bovenstrooms van Mannheim willen varen, moeten bovendien: a. in geval van averij in het middelste derde deel van het waartuig kunnen worden gedeeld, zonder dat de inzet van zwaar bergingsmaterieel noodzakelijk is. De gedeelde stukken van het vaartuig moeten na het delen kunnen blijven drijven; b. een document van een erkend classificatiebureau overleggen, waarmee het drijfvermogen, de trimsituatie en de stabiliteit van de gedeelde stukken van het schip worden aangetoond; hieruit dient tevens te blijken vanaf welke beladingstoestand het drijfvermogen van de beide delen niet meer gewaarborgd is. Het document moet aan boord aanwezig zijn; c. als dubbelwandig schip volgens het Reglement voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over de Rijn (ADNR) zijn gebouwd. Motorschepen moeten aan de nummers 9.10.91 tot en met 9.10.95 en tankschepen aan de nummers 9.3.2.11.7 en 9.3.2.13 tot en met 9.3.2.15 van deel 9 van het ADNR voldoen; 110
d. beschikken over een meerschroefsaandrijving overeenkomstig het eerste lid, onder a, eerste alinea;
111
e. een notitie in het certificaat van onderzoek onder punt 52 hebben, dat zij voldoen aan de bijzondere eisen overeenkomstig de onderdelen a tot en met d. 3. Passagiersschepen met een lengte L van meer dan 110 m, die bovenstrooms van Mannheim willen varen, moeten, behoudens het eerste lid: a. onder toezicht van een erkend classificatiebureau voor de hoogste klasse daarvan zijn gebouwd of omgebouwd. Dit moet worden bevestigd door een document van het classificatiebureau. De lopende klasse is niet vereist; b. een dubbele bodem met een hoogte van tenminste 600 mm hebben, en een schotindeling hebben die garandeert dat het schip bij vollopen van twee willekeurige, naast elkaar gelegen waterdichte compartimenten niet inzinkt tot onder de indompelingsgrenslijn en er een resterende veiligheidsafstand van 100 mm blijft bestaan, of een dubbele bodem met een hoogte van tenminste 600 mm hebben, en een dubbele romp met een afstand tussen de buitenwand van het schip en het langsschot van tenminste 800 mm hebben; c. beschikken over een meerschroefsaandrijving met tenminste twee van elkaar onafhankelijke aandrijfmotoren met eenzelfde vermogen en een vanuit het stuurhuis bedienbare boegschroefinstallatie die zowel in de lengte- als dwarsrichting werkt; d. de hekankers van uit het stuurhuis direct kunnen presenteren. e. een notitie in het certificaat van onderzoek onder punt 52 hebben, dat zij voldoen aan de bijzondere eisen overeenkomstig de onderdelen a tot en met d.”
Besluit 2007 – II – 28 van 5 en 6 december 2007 – wijziging van het Reglement van onderzoek door voorschriften van tijdelijke aard overeenkomstig artikel 1.06 (art.10.01, bijlage B) Besluit De Centrale Commissie op voorstel van haar Comité Reglement van onderzoek, ter verduidelijking van bepaalde voorschriften en ter aanpassing van het model van het certificaat van onderzoek aan de gewijzigde voorschriften, Rijn,
overeenkomstig artikel 1.06 van het Reglement Onderzoek schepen op de
besluit tot de in de bijlage bij dit besluit vermelde wijzigingen van artikel 10.01 en van bijlage B van het Reglement Onderzoek schepen op de Rijn. Deze wijzigingen gelden vanaf 1 april 2008 tot en met 30 september 2010.
112
Bijlage 1.
Artikel 10.01 wordt als volgt gewijzigd:
a.
Het elfde lid komt als volgt te luiden:
"11. De minimumbreeksterkte R van een ankerketting wordt met behulp van de volgende formules berekend: a.
bij ankers met een massa tot en met 500 kg: : R = 0,35 . P'
b.
bij ankers met een massa van meer dan 500 t/m 2000 kg:
R c.
P'−500 = 0,35 − 15000
P'
[kN] ;
[kN ]
bij ankers met een massa van meer dan 2000 kg: R = 0,25 . P'
[kN].
In deze formule betekent: P': de overeenkomstig het eerste tot en met het vierde lid en het zesde lid bepaalde theoretische massa van het betreffende anker. De breeksterkte van de ankerkettingen wordt bepaald aan de hand van de daarvoor in één der Oeverstaten of België geldende normen.” b.
Het twaalfde lid komt als volgt te luiden:
“12. Indien zwaardere ankers worden gekozen dan in het eerste tot en met het zesde lid beschreven, wordt de minimum breeksterkte van de ankerketting bepaald aan de hand van de gegeven grotere massa. Indien dergelijke zwaardere ankers en de bijbehorende sterkere ankerkettingen aan boord zijn, moeten desondanks in het certificaat van onderzoek de massa's en de minimum breeksterkte worden ingevuld die zijn voorgeschreven op grond van het eerste tot en met zesde lid en het elfde lid.” 2.
Bijlage B, onderdeel 35-36 wordt als volgt gewijzigd:
a.
Onderdeel 35 komt als volgt te luiden:
“35.
Lensinrichting Aantal lenspompen ….., waarvan gemotoriseerd …... Minimumdebiet eerste lenspomp …….. l/min tweede lenspomp …….. l/min”
b.
Onderdeel 36 komt als volgt te luiden:
“36.
Aantal en plaats van afsluiters als bedoeld in art. 8.08, tiende en elfde lid.”
113
7. Technische vraagstukken i.v.m. de Rijnvaart Besluit 2007-I-19 van 31 mei 2007 – ontwikkeling van de waterstanden in de sector van Iffezheim evenals in de sector stroomafwaarts. Vaargeuldiepte bij de onderdrempel van de sluizen bij Iffezheim Waterstand aan de peilschaal van Iffezheim in 2006 Besluit De Centrale Commissie, onder verwijzing naar haar besluiten 1974-I-35 ter vaststelling van een minimale waterstand bij de onderdrempel van sluis Iffezheim van 2,80 m bij OLR, 1982-I-35 inzake de werkzaamheden aan de Rijn bij Beinheim/Iffezheim en Lauterbourg/Neuburgweier voor het uitdiepen van de vaargeul tot 2,10 onder OLR en 1984-I-29 waarmee zij van de overeenkomst ter wijziging en ter aanvulling van de Aanvullende Overeenkomst van 16 juli 1975 bij de Overeenkomst van 4 juli 1969 tussen de Franse Republiek en de Bondsrepubliek Duitsland over de werkzaamheden aan de Rijn tussen Straatsburg/Kehl en Lauterbourg/Neuburgweier en dientengevolge van de criteria ter beoordeling van de waterstanden beneden de sluis Iffezheim en in de bovengenoemde sector kennis heeft genomen, neemt kennis van de mededelingen van de voorzitter en zijn Permanent Technisch Comité en in het bijzonder van het volgende: • De vaargeuldiepte bij de onderdrempel van de sluizen bij Iffezheim was bij OLR minstens 2,80 m. Aan het criterium van Besluit 1974-I-35 werd voldaan. • Beneden de sluizen bij Iffezheim werd een vaargeuldiepte van 2,10 m bij OLR vastgesteld. Aan het criterium van Besluit 1984-I-29 werd voldaan. • In 2006 kon de afvoerkromme 2006 (bijlage) met metingen onder de overeengekomen lage afvoer (OLA) worden gerealiseerd. Het vervullen van de door de overeenkomst bepaalde waterstand van 111,11+ NN bij een debiet van 570 m3/s werd bewezen. Bijlage
114
10.1 10.1
Afvoer en waterstanden rondom OLR van de peilschaal Iffezheim 2006 111,4
Waterstand W (NN + m)
111,3 111,2
NN + W=111,27m
111,1
Verdragswaterstand NN + 111,11 m
111 110,9
0,0 y= 145 2 101,48x R = 0,9814
110,8 110,7 400
570m³/s 420
440
460
480
500 520 Afvoer Q (m³/s)
115
540
560
580
600
Besluit 2007-I-20 van 31 mei 2007 – uitbreiding van de waterkrachtcentrales bij de stuw van Iffezheim (kmr 334.00) De Centrale Commissie,
Besluit
na kennisneming van het verslag van haar Permanent Technisch Comité, onder verwijzing naar haar Besluit 1969-II-34, keurt overeenkomstig de bestaande verdragen de uitbreiding van de waterkrachtcentrale bij de stuw van Iffezheim door het toevoegen van een vijfde turbine goed. Het verslag van het Permanent Technisch Comité is als bijlage bij het besluit gevoegd. Bijlage Verslag van het Permanent Technisch Comité over de uitbreiding van de waterkrachtcentrale bij de sluizen van Iffezheim (kmr 334,00) 1.
Algemene beschrijving De geplande machine 5 grenst onmiddellijk aan de westzijde van de bestaande waterkrachtcentrale. Het nominale debiet van de nieuwe machine bedraagt 400 m3/s. Het totale debiet van de waterkrachtcentrale wordt zo verhoogd tot 1500 m3/s. 2.
Maatregelen betreffende de scheepvaart In de sector van de waterkrachtcentrale Iffezheim wordt het scheepvaartverkeer stroomopwaarts en –afwaarts door scheidingsdammen op een afstand gehouden van de centrale. Te vermijding van golfbergen en –dalen in de sectoren stroomopwaarts en –afwaarts worden momenteel bij een plotseling ladingsverlies van de krachtcentrale ten gevolge van stroomuitval, de turbines automatisch in ontlastingsbedrijf gezet, waarbij de turbines minstens 60 % van hun nominale debiet leveren. Ook voor machine 5 is, net als voor de hele centrale, een dergelijke bedrijfsmodus overeenkomstig het onder deze omstandigheid beoogde doel voorzien, zodat de hele centrale op het moment van het ladingsverlies een debiet dat overeenkomt met 60 % van het nominale debiet van de in bedrijf zijnde turbines zal leveren. Het ontlastingsbedrijf wordt in stand gehouden totdat de opening van de stuwdam daarmee overeenkomt en de debietvoorwaarden zijn hersteld. Het in bedrijf zetten van machine 5 is onderworpen aan dezelfde voorwaarden die waren bepaald voor de machines 1 tot en met 4, dat wil zeggen afhankelijk van de waterstanden van de Rijn, zodat alle wijzigingen bijzonder langzaam gebeuren. 116
3.
Conclusies De scheepvaart zal niet door de geplande uitbreiding van de waterkrachtcentrale bij de sluizen van Iffezheim worden beïnvloed.
117
Besluit 2007-I-21 van 31 mei 2007 – kennisnemingen van de inwerkingtreding in de lidstaten van de door comités en werkgroepen genomen beslissingen De Centrale Commissie neemt kennis van de inwerkingtreding en het opnieuw in werking treden in haar lidstaten van de in de bijlage vermelde voorschriften en tijdelijke voorschriften evenals van de beslissingen van haar comités en werkgroepen, die op grond van besluiten zijn gedelegeerd en die in de bijlagen zijn vermeld. Bijlagen (separaat) Deze bijlage is op eenvoudige aanvraag verkrijgbaar pf kan gedownload worden via de website : http://www.ccr-zkr.org/.
Besluit 2007-II-30 van 5 en 6 december 2007 – maatregelen ter verbetering van de bevaarbaarheid van de Rijn (2003-I-28 en 2006-I-26) De Centrale Commissie, onder verwijzing naar haar besluiten • 1964-II-7 en 1966-I-7, waarin werd overeengekomen dat de jaarlijkse werkprogramma’s inzake de maatregelen voor de werkzaamheden in de sector van de Rijn tussen Neuburgweier/Lauterbourg en St. Goar aan het Permanent Technisch Comité ter kennis te brengen, • 1986-I-37, 1995-I-27, waarin informatie over de maatregelen voor het herstel en het behoud van een stabiele bedding in de Benedenrijn en voor het realiseren van een vaargeul met een diepte van 2,50 m onder OLR tussen Keulen en Koblenz werd voorzien, • 1995-I-26, waarin informatie over de maatregelen op de Waal werd voorzien, neemt op grond van informatie van de voorzitter van haar Permanent Technisch Comité, kennis van de geplande maatregelen ter verbetering van de scheepvaartomstandigheden, betuigt haar tevredenheid over het voortzetten van verdere maatregelen ter verbetering van de scheepvaartomstandigheden, stelt vast dat deze maatregelen ● van buitengewoon algemeen belang zijn ● aan een verbetering van de veiligheid en het goede verloop evenals van de duurzame ontwikkeling van de scheepvaart bijdragen ● de scheepvaart tijdens het uitvoeren daarvan niet wezenlijk wordt belemmerd. 118
Bijlage
119
Bijlage
Maatregelen ter verbetering van de scheepvaartomstandigheden op de Duitse Rijn in 2007 Nr.
Project
Kmr.
1
Sedimentaanvulling Iffezheim
336 - 338
2
Bodemstabilisatie benedenstrooms van Iffezheim
336 - 352
Aanvullende regulering tussen Karlsruhe en Germersheim
362,6 - 384,6
4
Sedimentaanvulling Middenrijn
593 - 596
5
Sedimentaanvulling “Steinerne Bänke 3“
747,0 - 768,5
3
6
Sedimentaanvulling Benedenrijn
7
“Opvulling van bodemkribben Emmerich”
8
Hoogwaterbekken Rees
813,0 - 818,0 824,0 - 826,0 828,0 - 830,0 835,0 - 838,0 850,5 - 853,0 833,5 - 838,5
Stand van het project Aanvang: 1978 Sindsdien doorlopende uitvoering Aanvang: 1998 sindsdien uitvoering indien noodzakelijk Aanvang: 1999 Aanvang: oktober 2005 Gereed: januari 2006 In 2006 geen verdere aanvulling, voor 2007 is een sedimentaanvulling gepland Aanvang: april 2006 Gereed: november 2007 Aanvang: Gereed:
maart/april 2008 november 2008
Aanvang: Gereed: Aanvang: Gereed:
april 2006 juni 2007 januari 2008 november 2012
120
Gevolgen voor de scheepvaart tijdens de uitvoering Geen gevolgen Geen gevolgen Geen gevolgen
Geen gevolgen Geen gevolgen Geen gevolgen Geen gevolgen Geen gevolgen
Maatregelen ter verbetering van de scheepvaartomstandigheden op de Nederlandse Rijn Nr.
Project
Kmr.
Stand van het project
Gevolgen voor de scheepvaart tijdens de uitvoering
Maatregelen op lange termijn
Geen gevolgen
Maatregelen op de Waal 1 2 3 4 5
Garanderen van een 857 – 924 vaargeuldiepte van 2,80 bij OLR Inrichten van een autosteiger in 862 Lobith Creëren van een verbindingsvaarweg tussen de 864 autosteiger en de overnachtingshaven Nieuwbouw van een overnachtingshaven
860
Verbetering en uitbreiding van de capaciteit van de overnachtingshavens
Voltooiing van de werkzaamheden 2007 Voltooiing van de werkzaamheden 2007
Geen gevolgen Geen gevolgen
Voltooiing van de werkzaamheden Vertraging in Geen gevolgen de planningsfase vanwege juridische procedures met betrekking tot de EG-Habitat-Richtlijn Geen gevolgen Voltooiing van de werkzaamheden Deze maatregelen zijn nog in de planningsfase
Maatregelen op de Neder-Rijn en de Lek 6
Algemene renovatie van de 891,5; 922,3; sluizen en stuwdammen van 946,9 Driel, Amerongen en Hagestein
7
Verwijdering van ondieptes
Voltooiing van de werkzaamheden De eerste gedeeltelijke maatregelen zijn voltooid, de hoofdwerkzaamheden zijn nog niet gestart
880 – 884, 952 Voltooiing van de werkzaamheden 2007 121
geringe gevolgen met betrekking tot scheepvaartonderbr eking
Geen gevolgen
122
8. Diversen Besluit 2007-II-35 van 5 en 6 december 2007 – Onderbreking van het sluisbedrijf op het Grote kanaal van de Elzas en op de gekanaliseerde Rijn en in Nederland op de Neder-Rijn en de Lek tijdens de Kerst- en Nieuwjaarsnacht De Centrale Commissie stelt vast dat er geen bezwaar is tegen de onderbreking van het sluisbedrijf •
•
op het Grote Kanaal van de Elzas en op de gekanaliseerde Rijn boven Straatsburg in de nacht van 24 op 25 december 2007 en van 31 december 2007 op 1 januari 2008 tussen 20 uur en 6 uur, en op de Neder-Rijn en de Lek in de nacht van 24 op 25 december en van 25 op 26 december 2007 en van 31 december 2007 op 1 januari 2008 tussen 18 uur en 8 uur.
Besluit 2007-II-36 van 5 en 6 december 2007 – Onderbreking van het sluisbedrijf in Nederland op de Neder-Rijn en de Lek gedurende het weekeinde De Centrale Commissie stelt vast dat er geen bezwaar is tegen de onderbreking van het sluisbedrijf in Nederland op de Neder-Rijn en de Lek gedurende het weekeinde, en wel van zaterdag 20 uur tot zondag 8 uur en van zondag 20 uur tot maandag 6 uur, in de periode van 1 januari 2008 tot 31 december 2008.
123
VI. EUROPESE UNIE Reglementen VERORDENING (EG) NR. 414/2007 VAN DE COMMISSIE van 13 maart 2007 betreffende technische richtsnoeren voor de planning, de toepassing en het operationele gebruik van River Information Services (RIS), zoals vermeld in artikel 5 van Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (Publicatieblad Nr. L 105 van 23/04/2007 blz.1-34)
124
125
VERORDENING (EG) NR. 415/2007 VAN DE COMMISSIE van 13 maart 2007 inzake de technische specificaties voor tracking- en tracingsystemen voor schepen overeenkomstig artikel 5 van Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (Publicatieblad Nr. L 105 van 23/04/2007 blz.35-87)
126
VERORDENING (EG) NR. 416/2007 VAN DE COMMISSIE van 22 maart 2007 betreffende de technische specificaties voor berichten aan de scheepvaart als bedoeld in artikel 5 van Richtlijn 2005/44/EG van het Europees Parlement en de Raad betreffende geharmoniseerde River Information Services (RIS) op de binnenwateren in de Gemeenschap (Publicatieblad Nr. L 105 van 23/04/2007 blz.88-253)
127
VERORDENING (EG) NR. 457/2007 VAN HET EUROPEES PARLEMENT EN DE RAAD van 25 april 2007 tot wijziging van Verordening (EG) nr. 417/2002 betreffende het versneld invoeren van de vereisten inzake een dubbelwandige uitvoering of een gelijkwaardig ontwerp voor enkelwandige olietankschepen (Publicatieblad Nr. L 113 van 30/04/2007 blz.1-2)
128
129
VERORDENING (EG) NR. 1304/2007 VAN DE COMMISSIE van 7 november 2007 tot wijziging van Richtlijn 95/64 EG van de Raad, Verordening (EG) nr. 1172/98 van de Raad en de Verordeningen (EG) nr. 91/2003 en de (EG) nr. 1365/2006 van het Europees Parlement en de Raad in verband met de vaststelling van NST 2007 als enige nomenclatuur voor vervoerde goederen in bepaalde vervoerswijzen. (Publicatieblad Nr. L 290 van 8/11/2007 blz.14-16)
130
131
132
Eerste voortgangsverslag over de tenuitvoerlegging NAIADES-actieplan ter bevordering van de binnenvaart.
Bron : http://ec.europa.eu/transport/iw/prospect/doc/com_2007_0770_nl.pdf
133
134
135
136
137
138
139
140
141
142
143
144
VII STATISTIEKEN 1. Rijntrafiek van en naar de Belgische havens (2007) A. Antwerpen Ton
Alle producten Landbouwproduct en en levende dieren Voedingsproducte n en veevoeder Vaste brandstoffen Aardolie en distillatieproducten Ertsen en metaalresiduen Metaalproducten Ruwe mineralen en bouwmaterialen Meststoffen Chemische prod. Machines, voertuigen, enz. Containers Aantal binnenschepen Aangekomen Vertrokken
Totaal
Aanvoer
39.855.802
Totaal
ScheldeRijnkanaal
Afvoer
ScheldeRijnkanaal
27.754.734
49.520.464
328.538
102.606
333.541
118.032
1.110.309 223.257
592.727 200.152
615.024 5.977.024
365.861 2.885.698
10.571.323
7.370.657
16.125.113
8.255.175
378.587 2.993.988
257.021 2.700.829
1.771.981 3.343.747
701.701 2.031.848
3.573.789 754.396 5.165.723
1.412.168 448.815 3.508.469
2.405.957 1.278.981 7.714.520
379.802 547.179 5.952.558
619.776 14.136.116
471.252 10.690.038
527.712 9.426.511
232.586 6.486.385
Totaal
27.956.825
Schelde-Rijnkanaal
63.536
31.106
62.670
30.568
Opgelet bij de interpretatie van de cijfers : Alle cijfers zijn gebaseerd op de opgaven van de binnenschippers. Per schip wordt over het algemeen slechts één herkomst/bestemming opgegeven. Hierdoor worden bepaalde herkomsten/bestemmingen systematisch overschat en andere onderschat. Bron : Gemeentelijk havenbedrijf Antwerpen. 145
B. Brussel Tabel 1 : globaal verkeer
Eigen verkeer Brussel
2007 4.317
2006 4.200 +3%
2000 3.455 +25%
Transito
3.108
3.198
-3%
2.445 +27%
Totaal
7.425
7.398 +0,4%
5.900 +26%
(in duizenden ton)
Tabel 2: gewogen verkeer 2007 Bruto tonnenmaat (in duizenden ton) 4.317
2006 4.200 +3%
Gewogen tonnenmaat (in duizenden TEDS)5.4515.073 +7%
2000 3.455 +25% 4.084
+33%
Teds : tonnen equivalent droge stortgoederen Tabel 3 : evolutie per goederencategorie (in duizenden ton)
Bouwmaterialen Olieproducten
2007 2.291 1.036
2006 2.035 +12% 1.211 -14%
Landbouwproducten Voedingswaren
370 261
353 245
+5%
Varia (conteneurs) Ertsen en schroot Metaalproducten
152 133 73
117 183 53
+30%
1 4.317
3 4.200
-71%
Andere Totaal
146
+6%
-27% +37%
+3%
2000 1.773 918
+29%
373 247
-1%
0 74 66 4 3.455
+13%
+6%
+80% +10% -77% +25%
Grafiek 1: Verdeling van de eigen trafiek in 2007
C ontainers 4% Voedingswaren 6% Landbouwprodu cten 9%
Ertsen & schroot 3 % Metaalproducte n 2%
O lieproducten 24%
Bouwmaterialen 52%
Bron : Haven van Brussel, Directie Marketing & Ontwikkeling
147
C. Gent Haven van Gent: binnenvaart 2007 Aanvoer
code
land
code
G2
57.986
297
0040 Duitsland
18.024
0180 Luxemburg
G3
G4
G5
G6
G7
G8 -
G9
-
11.075
6.178
66.967
21.181
86.028
72.902
23.302
44.666
280.930
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0380 Oostenrijk
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0390 Zwitserland
115.715
286.363
-
TOTAAL
-
35
142.503 949.146
3.020
-
425
-
-
313
3.970
-
-
-
7.728
0600 Polen
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0610 Tsjechië
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0630 Slowakije
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0640 Hongarije
2.014
-
-
-
-
-
-
-
-
-
2.014
0680 Bulgarije
-
-
-
-
-
-
3.000
-
-
-
81.044
21.478
86.453
72.902
34.377
51.157
G0
G1
G2
G3
G4
G5
land 0010 Frankrijk 0040 Duitsland
354.867 G6
115.715 G7
286.363 G8
60
95 G9
60
3.000 1.104.451 TOTAAL
1.470
22.219
47.751
18.442
4.977
37.854
9.194
30.112
2.051
952
175.022
126.016
431.380
369.754
221.757
61.258
169.614
34.523
71.909
54.434
2.738
1.543.383
832
0180 Luxemburg
-
-
1.744
31.881
-
-
3.741
-
-
0380 Oostenrijk
-
21.733
-
-
-
-
-
1.874
-
-
23.607
0390 Zwitserland
45.406
18.570
1.472
6.183
4.669
304.042
-
3.979
-
-
384.321
0600 Polen
-
-
-
-
-
1.486
-
-
-
-
1.486
0610 Tsjechië
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0630 Slowakije
-
4.196
-
-
-
-
-
-
-
-
4.196
0640 Hongarije
1.002
11.486
-
-
-
-
-
-
-
-
12.488
0680 Bulgarije
-
-
-
-
-
-
-
-
-
-
56.485
3.690
2.182.701
G8
G9
TOTAAL
totaal totaal Aan- & Afvoer
G1
0010 Frankrijk
totaal totaal Afvoer
aanvoer & afvoer via Rijn G0
173.894
509.584
420.721
247.214
102.785
512.996
43.717
111.615
38.198
-
code AAN- & AFVOER
G0
G1
G2
G3
G4
G5
G6
G7
0010 Frankrijk
59.456
22.516
47.751
18.442
16.052
44.032
76.161
30.112
2.051
952
317.525
0040 Duitsland
144.040
452.561
455.782
294.659
84.560
214.280
315.453
187.624
340.797
2.773
2.492.529
832
0180 Luxemburg
-
-
1.744
31.881
-
-
3.741
-
-
38.198
0380 Oostenrijk
-
21.733
-
-
-
-
-
1.874
-
-
23.607
0390 Zwitserland
48.426
18.570
1.897
6.183
4.669
3.970
3.979
-
-
392.049
0600 Polen
-
-
-
-
-
1.486
-
-
-
-
1.486
0610 Tsjechië
-
-
-
-
-
-
-
-
-
0630 Slowakije
-
4.196
-
-
-
-
-
-
-
-
4.196
0640 Hongarije
3.016
11.486
-
-
-
-
-
-
-
-
14.502
0680 Bulgarije
-
-
-
-
-
-
3.000
-
-
-
totaal totaal
254.938
531.062
507.174
320.116
148
137.162
304.355
564.153
398.584
227.330
342.848
60
3.785
60
3.000 3.287.152
Noot : De codes van de tabel vertegenwoordigen volgende goederengroepen : G0 G1 G2
Landbouwproducten Voedingsproducten Vaste brandstoffen
G6 G7 G8
G3
Aardolieproducten
G9
G4 G5
Ertsen Producten vd metaalindustrie
Bouwmaterialen Meststoffen Chemische producten Andere goederen
Bron : Haven van Gent, Directie Marketing & Ontwikkeling
D. Luik Rijntrafiek komende van en met bestemming Duitsland (2007) -
Ladingen in de provincie Luik met bestemming Duitsland : Lossingen in de provincie Luik komende uit Duitsland: TOTAAL
297.849 ton ---------------812.374 ton
Bron : Port Autonome de Liège, Service Statistiques
149
514.525 ton
E. Zeebrugge Aantal schepen
1.503
Tonnenmaat
1.238.377 t.
Verkeer aanvoer
318.167 t.
Verkeer afvoer
490.081 t.
Totaal
808.248 t.
Via de Rijn bestaan de trafieken uit volgende goederen : TONNAGE IN Andere voedingsprod. Andere fabricaten Constructie Containers Cellulose Gasolie Granen Machines Veevoeders Zaden en peulvruchten Zand TOTAAL
12.824 184 3.017 1.290 0 17.141 1.000 2.590 26.758 7.165 25.096
97.065
Bron : M.B.Z. – Economische studiedienst
150
TONNAGE UIT
TOTAAL
0 509 134 1.236 12.250 0 0 0 0 0 0
12.824 693 3.151 2.526 12.250 17.141 1.000 2.590 26.758 7.165 25.096
14.129
111.194
Bijlage : Gecoördineerde statuten Ondernemingsnummer : 0409 601 207 Gecoördineerde tekst van de statuten zoals goedgekeurd door de buitengewone algemene vergadering van het Fonds der Belgische Rijnvaart, gehouden op 29 juni 2004 in het Havenhuis, Entrepotkaai 1 te 2000 Antwerpen; Tussen ondergetekenden, M. Van Caenegem, J., lid der Kamer van volksvertegenwoordigers, voorzitter van het Scheepvaartambt, te Hasselt. M. Boel, F., voorzitter van het Nationaal Komiteit tot verdediging der binnenscheepvaart, te Temse. M. Braeckmans, L., algemeen secretaris van de Vereniging van Eigenschippers, te Antwerpen. M. Blonde, P., secretaris van de Administratieve kommissie der Rijnschippersschool van Antwerpen, te Antwerpen. M. Charbonnier, L., algemeen secretaris van het Uitvoerend komiteit van het Nationaal Kongres der binnenscheepvaart, te Brussel. M. Deben, P., afgevaardigde van de Nationale Schippersbond, te Antwerpen. M. Goffin, H., beheerder der “Association des Maîtres bateliers des régions de Liège, Namur, Limbourg et Charleroi”, te Luik. M. Peeters, L., oud-opziener van het stedelijk beroepsonderwijs, te Antwerpen. M. Woestyn, H., leraar aan het Hoger Handelsinstituut, te Antwerpen, allen overleden, werd te Brussel op 26 april 1924 een vereniging zonder winstoogmerk opgericht op grond van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, thans gewijzigd door de wet van 2 mei 2002 en de wet van 16 januari 2003, op basis waarvan de aanpassingen van de statuten hierna volgen.
151
I. – BENAMING, ZETEL, DOEL EN DUUR Art. 1. De vereniging draagt de naam :” Fonds der Belgische Rijnvaart”, afgekort : “het Fonds”, in het Frans : “Fonds de la Batellerie rhénane belge”, en abrégé : “le Fonds”. Art. 2. De zetel van het Fonds is gevestigd te 1000 Brussel, Drukpersstraat nr. 19, in het Gerechtelijk Arrondissement Brussel; hij zal naar een andere plaats in België kunnen verlegd worden, bij beslissing van de algemene vergadering. Art. 3. De vereniging heeft tot doel : Het verspreiden door alle middelen van inlichtingen, die rechtstreeks of onrechtstreeks het Belgisch vervoer op de Rijn en de daarmee verbonden nijverheden aanbelangen; Het bestuderen van de Rijnvaart; De ondersteuning van het schippersonderwijs onder al zijn vormen; En meer algemeen, alles wat kan bijdragen tot de uitbreiding, ondersteuning en bevordering van de Belgische Rijnvaart, nationaal en internationaal; Bijkomend kan de vereniging alle verrichtingen doen of eraan meewerken, die rechtstreeks of onrechtstreeks verband houden met haar maatschappelijk doel of van aard zijn om de verwezenlijking of de ontwikkeling ervan te bevorderen. Art. 4. De vereniging is opgericht voor onbepaalde duur. Art. 5. De aanstelling als lid van de bestuurder geeft geen recht op vergoeding. Evenwel zullen de werkelijk gemaakte onkosten in het uitoefenen van dit ambt op aanvraag vergoed worden. Art. 6. Het maatschappelijk jaar begint op 1 januari en eindigt op 31 december.
II – LEDEN, AANNEMING, ONTSLAG, UITSLUITING. Art. 7. De vereniging is samengesteld uit werkende en toegetreden leden. Het minimum aantal werkende leden mag niet lager zijn dan drie. De werkende leden zijn natuurlijke personen die op het vlak van de Rijnvaart verdienstelijk zijn of geweest zijn en die de vereniging en/of haar activiteiten steunen. De toegetreden leden zijn natuurlijke of rechtspersonen die belangstelling hebben voor de activiteiten van de vereniging.
152
Art. 8. Om als werkend of als toegetreden lid van de vereniging aangenomen te worden, moet de aanvrager : een schriftelijke aanvraag indienen bij de raad van bestuur; aangenomen worden door de raad van bestuur met een tweederde meerderheid der stemmen der aanwezige of vertegenwoordigende leden. Deze beslist op soevereine wijze. De beslissing wordt aan de aanvrager betekend. Deze dient niet gemotiveerd te worden. Art. 9. Ontslag en uitsluiting van zowel werkende als toegetreden leden, geschieden in de voorwaarden voorzien bij de wet. Het lidmaatschap eindigt automatisch bij overlijden. Art. 10. De maximumbijdrage is bepaald op € 125 per jaar voor de werkende leden en op € 500 voor de toegetreden leden. De bijdragen worden jaarlijks vastgelegd door de algemene vergadering. ART. 11. De leden zijn in geen geval persoonlijk aansprakelijk voor de verbintenissen van de vereniging. ART. 12. Werkende leden hebben alle rechten en plichten die in de wet en in de statuten worden beschreven. Zij hebben stemrecht. Toegetreden leden hebben enkel de rechten en de plichten die in deze statuten worden omschreven. Zij hebben geen stemrecht.
III – BEHEER EN DAGELIJKS BESTUUR. Art. 13. De vereniging wordt bestuurd door een raad van bestuur samengesteld uit ten minste drie en ten hoogste dertien leden, benoemd onder de werkende leden. De algemene vergadering benoemt en ontslaat de bestuurders. De normale duurtijd van hun mandaat is vier jaar. Uittredende leden van de raad van bestuur zijn herkiesbaar. Het mandaat eindigt door ontslag, overlijden of afzetting. Ingeval één of meer plaatsen van bestuurder, ten gevolge van ontslag, overlijden of andere oorzaak, onbezet zijn, kunnen de overige bestuurders voorlopig plaatsvervangers benoemen tot er door de eerstvolgende algemene vergadering tot een regelmatige benoeming wordt overgegaan. Elke bestuurder aangeduid om te voorzien in een tijdens het mandaat vrijgekomen plaats, is slechts benoemd voor de tijd dat het mandaat nog duurt. Een werkend lid kan slechts bestuurder worden indien hij voorgedragen wordt door 153
de raad van bestuur of door ten minste tien werkende leden. De bestuurders gaan geen enkele persoonlijke verplichting aan inzake de verbintenissen die de vereniging aangaat. Hun aansprakelijkheid is beperkt tot de uitvoering van de ontvangen opdracht. Art. 14. De raad van bestuur kiest tussen zijn leden een voorzitter en eventueel een afgevaardigd bestuurder, deze laatste bij voorkeur tussen de leden die regelmatig de vergaderingen van de Centrale Commissie voor de Rijnvaart bijwonen. De raad van bestuur benoemt eventueel binnen of buiten de raad een secretarisgeneraal en een penningmeester of een secretaris-penningmeester. Eenzelfde persoon kan ten hoogste twee functies bekleden. Deze mandaten vervallen op het ogenblik dat het mandaat van bestuurder vervalt. Art. 15. De raad van bestuur vergadert op bijeenroeping van de voorzitter of van twee bestuurders. De Voorzitter zit de vergaderingen voor. Ingeval hij verhinderd is wordt zijn functie waargenomen door de oudste in dienstjaren aanwezige bestuurder. De raad van bestuur beraadslaagt altijd geldig, welke ook het getal aanwezige of vertegenwoordigde leden is. Hij kan slechts uitspraak doen indien de meerderheid van de leden aanwezig of vertegenwoordigd is. Zijn beslissingen worden getroffen bij eenvoudige meerderheid van stemmen. Iedere bestuurder beschikt over één stem. Bij staking van stemmen is de stem van de voorzitter of van zijn plaatsvervanger beslissend. Een bestuurder kan zich laten vertegenwoordigen door een ander bestuurder, mits deze laatste drager is van een geschreven volmacht hiertoe. Geen enkel bestuurder mag drager zijn van meer dan twee volmachten. De beslissingen van de raad van bestuur worden opgenomen in processen-verbaal, ondertekend door de voorzitter en de secretaris-generaal, en in een bijzonder register ingeschreven. Door de werkende leden kan kennis worden genomen van alle notulen en beslissingen van de raad van bestuur en van de personen, al dan niet met een bestuursfunctie, die bij de vereniging of voor rekening ervan een mandaat bekleden, evenals alle boekhoudkundige stukken van de vereniging, overeenkomstig de bepalingen van de wet. Art. 16. De raad van bestuur heeft de meest uitgebreide bevoegdheid om alle daden van beheer, beschikking en vertegenwoordiging te stellen die de vereniging aanbelangen en niet uitdrukkelijk door de wet of door de statuten aan de algemene vergadering zijn voorbehouden. ART. 17. De raad van bestuur kan bij eenvoudige meerderheid van stemmen het dagelijks beheer der vereniging in opdracht geven, met het gebruik van de 154
maatschappelijke handtekening aan dit beheer verbonden, aan de voorzitter, een bestuurder of aan derden, van wie hij de bevoegdheden vaststelt, die ofwel alleen ofwel gezamenlijk of als college optreden. Deze opdracht kan door de raad van bestuur bij eenvoudige meerderheid herroepen worden.
155
Art. 18. Voor al de andere akten dan deze die vallen onder het dagelijks beheer of waarvoor bijzondere opdracht werd gegeven, volstaan, opdat de vereniging geldig vertegenwoordigd is tegenover derden, de gezamenlijke handtekeningen van de voorzitter en een ander bestuurder, zonder dat deze van enige beraadslagingen, machtiging of bijzondere machtiging moeten doen blijken. Art. 19. De rechtsvorderingen, én als eiser én als verweerder, worden ingesteld of verdedigd uit naam van de vereniging door de raad van bestuur. Art. 20. De boekhouding van de vereniging wordt nagezien door een toezichthouder op de rekeningen, die ieder jaar benoemd wordt op voordracht van de raad van bestuur door de algemene vergadering. Zijn mandaat kan worden herroepen door de algemene vergadering bij eenvoudige meerderheid van stemmen. Art. 21. De rekeningen opgemaakt door de raad van bestuur zullen aan de toezichthouder op de rekeningen onderworpen worden ten minste een maand voor de datum van de jaarlijkse algemene vergadering waarvoor hij verslag moet uitbrengen. De raad van bestuur legt de jaarrekening van het voorbije boekjaar, alsook de begroting van het volgende boekjaar, ter goedkeuring voor aan de algemene vergadering, die kwijting geeft aan de bestuurders en aan de toezichthouder op de rekeningen.
IV- ALGEMENE VERGADERING. Art. 22. De algemene vergadering is het hoogste gezag van de vereniging. Haar bevoegdheid wordt bepaald door de wet en door de statuten. De algemene vergadering is samengesteld uit de werkende en de toegetreden leden van de vereniging. Tot haar bevoegdheid is voornamelijk voorbehouden: de wijziging van de statuten van de vereniging; de benoeming en de afzetting van de bestuurders; de goedkeuring van de begroting en van de rekeningen; de vrijwillige ontbinding van de vereniging; de benoeming en de afzetting van de toezichthouders op de rekeningen en het bepalen van hun bezoldiging indien een bezoldiging wordt toegekend; de kwijting aan de bestuurders en de toezichthouders op de rekeningen; de uitsluiting van een werkend lid; de vaststelling van de lidmaatschapsbijdragen; de omzetting van de vereniging in een vennootschap met sociaal oogmerk en in alle gevallen waarin de statuten dat vereisen. 156
Art. 23. Er moet ten minste elk jaar een algemene vergadering gehouden worden in de loop van het tweede trimester van het maatschappelijk jaar. Een buitengewone algemene vergadering kan gehouden worden telkens als het belang der vereniging het eist, ingevolge beslissing van de raad van bestuur. Zij moet gehouden worden wanneer ten minste een vijfde van de werkende leden het aanvraagt. Al de leden, zowel werkende als toegetreden leden, worden opgeroepen. Art. 24. De leden worden persoonlijk voor de algemene vergaderingen opgeroepen door de raad van bestuur, per brief, ondertekend door de voorzitter of een bestuurder in naam van de raad van bestuur en gericht aan elk lid, ten minste acht dagen vóór de vergadering. De oproepingsbrief maakt melding van de dagorde, de datum, het uur en de plaats van de vergadering. Elk door één twintigste van de werkende leden ondertekend voorstel moet op de dagorde gebracht worden. Behalve in de gevallen voorzien in de wet kan de algemene vergadering geldig beslissen over punten die niet op de dagorde werden ingeschreven. Art. 25. De algemene vergadering wordt voorgezeten door de voorzitter van de raad van bestuur of, bij diens afwezigheid, door de oudste in dienstjaren aanwezige bestuurder. De voorzitter duidt de secretaris aan. Art. 26. Elk lid heeft het recht aanwezig te zijn op en deel te nemen aan de algemene vergadering, hetzij persoonlijk, hetzij door tussenkomst bij schriftelijke volmacht van gelijk welke door hem gekozen mandataris die zelf lid is. Geen mandataris mag echter drager zijn van meer dan twee volmachten. Alleen de werkende leden hebben stemrecht en beschikken ieder over één stem. De toegetreden leden hebben geen stemrecht. Zij kunnen nochtans deelnemen aan de algemene vergaderingen met raadgevende stem. Art. 27. In algemene regel is de vergadering geldig samengesteld, welk ook het getal der aanwezige of vertegenwoordigde leden zij, en haar beslissingen worden genomen bij eenvoudige meerderheid der uitgebrachte stemmen, behalve in geval van andersluidende beslissing door de wet of de statuten. Bij staking van stemmen is deze van de voorzitter beslissend.
157
Art. 28. De beslissingen van de algemene vergadering worden opgenomen in processen-verbaal getekend door de voorzitter en de secretaris. Deze processen-verbaal worden bewaard op de maatschappelijke zetel waar alle werkende en toegetreden leden er kennis kunnen van nemen, zonder verplaatsing.
158
Zij kunnen ervan uittreksels of kopie bekomen die ondertekend worden door de voorzitter en de secretaris-generaal. Beslissingen ten aanzien van personen kunnen eventueel ter kennis van derden gebracht worden die hiervan het belang verrechtvaardigen, bij middel van een brief getekend door de voorzitter. V – BEGROTINGEN EN REKENINGEN. Art. 29. Het boekjaar loopt van 1 januari tot 31 december. Elk jaar, op 31 december, worden de rekeningen van het verlopen dienstjaar afgesloten en wordt door de raad van bestuur de begroting opgemaakt voor het volgende maatschappelijk jaar, die met de rekeningen ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de gewone algemene vergadering in eerstvolgende zitting. Art. 30. De vereniging is gemachtigd giften en schenkingen van haar leden of van derden te aanvaarden ten titel van ondersteuning of toelage of met bijzondere bestemming, onder de voorwaarden zoals voorzien door de wet. VI – ONTBINDING EN VEREFFENING. Art. 31. In elk geval van vrijwillige ontbinding duidt de algemene vergadering een of twee vereffenaars aan en bepaalt hun bevoegdheid. Art. 32. In elk geval van ontbinding, hetzij vrijwillige of gerechtelijke, op welk ogenblik en voor welke oorzaak zij zich ook voordoet, wordt het netto overblijvend maatschappelijk actief, na het vereffenen der schulden en het aanzuiveren der lasten, besteed aan een werk met een gelijkaardig doel of aan een gelijkaardige instelling, aan te duiden door de algemene vergadering en, zo deze binnen de drie maanden van haar ontbinding geen besluit genomen heeft, door de voorzitter der rechtbank van eerste aanleg te Brussel. ART. 33. Al wat niet voorzien is in de onderhavige statuten zal geregeld worden door de bepalingen van de wet van 27 juni 1921 betreffende de verenigingen zonder winstoogmerk, de internationale verenigingen zonder winstoogmerk en de stichtingen, zoals gewijzigd door de wetten van 2 mei 2002 en van 16 januari 2003. Onderhavige statuten vervangen de statuten gepubliceerd in het Belgisch Staatsblad van 25 oktober 1929. Gedaan te Antwerpen, 29 juni 2004 in drie originele exemplaren. Volgen de handtekeningen. 159
A. BIESEMANS, Secretaris-generaal
P. VAN DRIESSCHE, Voorzitter.
160