VERSLAG KOPLOPERBIJEENKOMST ‘INNOVATIES IN DE PRODUCTKETEN: HOE SLUIT IK MIJN KETEN?’ Verslag gezamenlijke koploperbijeenkomst van Kennisnetwerk Duurzame Productketens en MVO Nederland. Amsterdam, 6 december 2011.
PLENAIRE PRESENTATIES STEELCASE: “HET EINDE VAN MIJN PRODUCT IS TEVENS EEN BEGIN” “Het einde van mijn product is tevens een begin. Als we beginnen, weten we wat er aan het einde uitkomt.” Puntiger kan de vraag in het thema van de koploperbijeenkomst ‘Innovaties in de productketen: hoe sluit ik mijn keten?’ niet beantwoord worden. De oneliner is afkomstig van Bob van der Wal, accountmanager bij Steelcase Nederland en gastheer van de laatste gezamenlijke koplopersbijeenkomst van Kennisnetwerk DPK en MVO Nederland op 6 december in Amsterdam. De Nederlandse vestiging maakt deel uit van het gelijknamige internationaal opererende bedrijf dat in 2012 zijn eeuwfeest viert. Steelcase is van oorsprong producent van kantoormeubilair. In deze tijd van het nieuwe werken spreekt het bedrijf liever van ‘werkomgeving’, legde Van der Wal uit. “Onze visie is dat mensen beter presteren in een inspirerende werkomgeving. Wij willen medewerkers de juiste ondersteuning aanbieden, zodat ze in een goede werkomgeving zitten. Wanneer iemand zich prettig voelt op het werk, zal hij of zij zich bovendien minder snel ziek melden.” Een rapport over het ‘sick building syndrome’ dat in 1989 verscheen, liet Steelcase niet meer los. Dat onderzoek toonde aan dat lichamelijke klachten van kantoormedewerkers het gevolg kunnen zijn van de slechte luchtkwaliteit in een kantoorgebouw. Steelcase besloot de onderzoeksresultaten te gebruiken om gezondere werkomgevingen te creëren, waarin medewerkers zich beter zouden voelen. Mede omdat kwalitatief goede producten en het welzijn van medewerkers met elkaar samenhangen, kwam Steelcase in contact met de cradle-to-cradle filosofie en bracht in 2006 zijn eerste C2C-gecertificeerde product op de markt. Ondanks de sympathie voor C2C vroeg Van der Wal zich af of de certificering niet belemmerend werkt. “In 1996 werd het eerste C2C-certificaat uitgereikt, inmiddels is het een ‘me too’ principe geworden. Dat kan gemakkelijk aanleiding zijn om rustig achterover te leunen: ‘zolang ik ervoor zorg dat mijn productieproces aan alle criteria voldoet, is het goed.’ Dat stimuleert niet om verder te gaan met onderzoek en ontwikkeling op het gebied van duurzaamheid.” Van der Wal ging verder in op het aspect ‘levenscyclusanalyse’: “Bij ons staat de gedachte van hergebruik centraal. Bij een nieuw product denken we al op voorhand na over wat we aan het eind van die cyclus gaan krijgen. Jammer genoeg zie je dat in de praktijk de cirkel nog steeds niet helemaal gesloten is. We moeten voorkomen dat producten na het eindgebruik weggegooid worden. Een oplossing is dat we als Steelcase eigenaar blijven van het product, zodat we vanaf het begin tot aan het einde daarvoor verantwoordelijk zijn. Daar ligt voor ons een uitdaging, die we inmiddels met partners waaronder Turntoo zijn aangegaan.”
TURNTOO: PRODUCENT BLIJFT EIGENAAR VAN PRODUCT ÉN GRONDSTOFFEN “De groeiende behoefte aan energie is een oplosbaar probleem. Wij maken inmiddels al energieproducerende gebouwen. De eindigheid van een aantal grondstofvoorraden is een veel nijpender vraagstuk. Dit wordt bovendien steeds ernstiger doordat producenten in antwoord op de bestaande verzadigingsmarkt steeds weer innovatieve producten introduceren voordat de andere echt versleten zijn. Op die manier ontstaat een enorme verspilling van grondstoffen. Daarom is het nodig om op een nieuwe manier naar het eigendom van grondstoffen te kijken in combinatie met productieprocessen die gebaseerd zijn op de cradle-to-cradle filosofie.” Sabine Oberhuber vatte in haar presentatie zo de bedrijfsfilosofie samen van het bedrijf Turntoo, waaraan zij verbonden is. Architect Thomas Rau, architect en oprichter van Turntoo, heeft een systeeminnovatie ontwikkeld waarbij de afnemer niet het eigendom van een product koopt, maar de prestatie ervan. Rau heeft 2 zelf zijn eigen 1.000 m grote RAU studio ingericht volgens dit principe. Leveranciers leveren Rau lichturen, zituren, tafeluren, tegeluren enzovoort die aan het einde van hun contractduur weer worden opgehaald voor hergebruik. Rau en de betrokken producenten, waaronder Steelcase Nederland, hebben dit concept als een ‘open source document’ bedacht en op eigen risico in praktijk gebracht. Het in de zomer van 2010 gelanceerde experiment sloeg zo aan, dat Philips Lighting het concept voor haar eigen producten overnam onder het motto ‘pay per lux’. Volgens Oberhuber is het energieverbruik voor verlichting bij het kantoor van Rau afgenomen: “Philips is nu in plaats van wijzelf de aangewezen partij om de verlichting zo efficiënt mogelijk te regelen omdat zij de energiekosten voor hun rekening nemen.” Turntoo is nu bezig het concept verder uit te werken. Oberhuber: “Centraal staat de gezamenlijke ontwikkeling van een bedrijfsmodel waarin producenten eigenaar blijven van het product dat ze leveren en daarmee ook het eigendom van de grondstoffen houden. Grondstoffen zijn op die manier geen onderdeel van de prijs meer. Dat betekent dat hoe beter een product gemaakt is, des te meer grondstoffen daaruit teruggehaald kunnen worden. Bovendien kan het product goedkoper worden omdat de klant niet meer zelf de grondstof hoeft te betalen. Hij betaalt alleen voor het gebruik ervan. De omslag van productgericht naar servicegericht denken staat centraal.” De rol van Turntoo in dit model bestaat uit het aan elkaar koppelen van producten, deze toegankelijk maken voor de gebruiker en de terugstroom naar de producent faciliteren. Inmiddels heeft de prille onderneming al een aantal partners om zich weten te verzamelen. Naast Steelcase Nederland behoren onder andere Desso, EPEA, Triodos Bank en Mosa tot dit selecte gezelschap. De gemeente Almere heeft Turntoo ingeschakeld voor de inrichting van haar stadhuis en was daarmee de eerste opdrachtgever. Ook in grotere kring is het concept niet onopgemerkt gebleven. Zo sleepte Turntoo een nominatie in de wacht voor de Herman Wijffels Innovatieprijs 2011.
PROF. HAROLD KRIKKE: “MET RETOURLOGISTIEK VALT NOG VEEL WINST TE BEHALEN” “Door bestaande producten als basis van nieuwe te gebruiken, kunnen bedrijven tot negentig procent van de oorspronkelijke productiekosten terugverdienen. Dus niet alleen het milieu is gebaat bij retourlogistiek, maar ook het bedrijfsleven.” Dit stelde Harold Krikke, hoogleraar ‘closed loop supply chains’, aan de Open Universiteit in Heerlen en universitair hoofddocent aan de Universiteit Tilburg. In ‘closed loop supply chains’ zijn de retourketen en de voorwaartse keten volledig geïntegreerd. Hij rekende de aanwezigen voor dat er op het gebied van retourlogistiek nog veel winst valt te behalen. “Wereldwijd gaat nu 58% uit de levenscyclus van een product terug naar de oorspronkelijke keten. De keerzijde is dus dat 42% verdwijnt. Sommige producten kennen 4 à 5 recycling loops’. Het record aantal loops, voor zover mij bekend, ligt bij de PET-fles: namelijk 26.” Een loop is volgens de wetenschapper in vier verschillende opzichten waardevol voor een bedrijf. Het gaat daarbij om ‘customer value’ (merktrouw, klanttevredenheid), ‘environmental value’ (de mogelijkheid om de eco-footprint te verminderen en de kans om zich als groen bedrijf te profileren), ‘information value’ (uit de loop valt te herleiden op welke punten een product of de ketensamenwerking verbeterd kan worden) en tenslotte ‘sourcing value’ (kostenbesparing op grondstoffen, energie, water en dergelijke). Volgens Krikke is het noodzakelijk dat deze vier waarden uiteindelijk in geld terugverdiend worden. “Dat kan in de vorm van kostenbesparing, dat kan indirect door hoge klantwaarde. Op de lange termijn kan het gaan om imagoverbetering of door te investeren in groene producten.” Dieper ingaande op de ‘environmental value’ bracht hij de CO2-voetafdruk ter sprake: “Ongeveer 75% van de CO2-voetafdruk van de voorwaartse keten zit in het materiaal en productie. De essentie van hergebruik is dat een groot deel van die 75% niet meer nodig is: je sluit de voorwaartse keten af. Door je daar op te richten kun je een kolossale relatieve reductie bereiken. Bij de productie van een onderdeel van ICT-apparatuur kun je 25 kg CO2-uitstoot per batch besparen in de voorwaartse keten. Bij de retourketen is dat 6,65 kg per CO2-uitstoot per batch. In de keten kun je al 80 à 90% reductie van de carbon footprint realiseren. De vraag is natuurlijk wel hoeveel procent die keten is van de gebruiksfase,” aldus Krikke. Nader onderzoek in de ‘sourcing value’ bevestigt dit beeld volgens de hoogleraar. “De greener ® network calculator laat zien dat besparing op CO2-uitstoot voor 95% in de keten plaatsvindt en voor bijna 40% in de totale levenscyclus.” ‘Laag hangend fruit’ noemt Krikke de winst die valt te behalen met closed loop supply chains. Niettemin blijkt CLSC in de praktijk om uiteenlopende oorzaken niet eenvoudig te realiseren. “Het retourproces is moeilijk beheersbaar. Het is lastig om de initiële inzameling op gang te krijgen, om de klant te motiveren het product echt terug te bezorgen. Een tweede belemmering is dat er nogal wat disciplines bij betrokken zijn. Om te beginnen binnen het bedrijf zelf: de afdelingen inkoop, verkoop en de directie moeten er achter staan. Wie zijn bedrijf voor CLSC wil winnen, doet er goed aan een ‘proof business case’ paraat te hebben. Dat wil zeggen een voorbeeld van een business case die met name in financieel opzicht aantoont dat de aanpak levensvatbaar is,” aldus Krikke. Ook buiten het bedrijf zijn er nog verschillende hobbels te nemen. “Binnen de keten kan er onwil tot samenwerking zijn zoals leveranciers die geen informatie willen afstaan. Ook de klant kan dwars liggen. Sommige klanten wensen alleen producten die in alle opzichten nieuw zijn.” Niet in de laatste plaats is CLSC in bedrijfseconomisch opzicht een uitdaging. “Om het tot een succes te maken is het belangrijk om een kritische massa te creëren: je moet voldoende producten vervaardigen om het economisch haalbaar te maken. Verder is de relatief lange terugverdientijd een obstakel. De meeste groene producten hebben een terugverdientijd van twee tot drie jaar. Dat ligt moeilijk in het huidige economische klimaat. Voorlichting en onderwijs zijn belangrijke instrumenten om de waarde van ‘closed loop supply chains’ voor milieu en economie over het voetlicht te krijgen en onze houding ten opzichte van recycling te veranderen,” aldus Krikke.
DEELSESSIES, PRAKTIJKVOORBEELDEN In het tweede deel van de koploperbijeenkomst konden de aanwezigen in deelsessies reageren op en verder discussiëren over de presentaties van Steelcase en Turntoo en van vijf andere ondernemingen die een flitspresentatie van twee minuten hadden gegeven. Hieronder volgt een korte weergave van die flitspresentaties en de reacties van de deelnemers. Daaronder tevens de reacties op de presentaties van Steelcase en Turntoo. 1. DurabilIT (Samuel Korfmacher): hoe kan men door het verlengen van de levenscyclus duurzaam bezig zijn en tegelijkertijd kosten besparen? DurabilIT is aanbieder van duurzame IT oplossingen en marktleider in het segment van refurbished (hergebruikte) netwerkapparatuur en IT Asset Management. Door inzet van refurbished hardware en door goed IT Asset Management (inkoop, beheer en onderhoud van hardware en software) kunnen bedrijven de impact van hun IT op het milieu verminderen en tegelijkertijd kosten besparen. Hergebruik van ICT hardware is in de Verenigde Staten al heel gebruikelijk bijvoorbeeld in de vliegtuigindustrie, auto-industrie en Telecom en IT. Kostenbesparing, reductie van de Carbon Footprint en vermindering van afval zijn belangrijke motieven voor bedrijven om refurbished ICTapparatuur in te kopen, vooropgesteld dat de kwaliteit van de apparatuur gelijk blijft. Europa loopt nog achter op dit vlak, maar het concept van hergebruik wordt volgens Korfmacher wel steeds meer geaccepteerd. Deelnemers aan de sessie reageerden aldus (selectie): Enerverend Hergebruik is vaak goedkoper en beter voor het milieu Hergebruik is nog niet geaccepteerd Ik heb er, ondanks wat kritische noten, toch weer wat van opgestoken Het blijft een combinatie van motivatie en geld 2. InterfaceFLOR (Roderick Conijn) Om erachter te komen welk product de minste milieubelasting oplevert, is het noodzakelijk voor iedere fase van de levenscyclus de milieueffecten vast te stellen. Die fasen zijn: grondstoffenwinning, productie, transport, verpakking, gebruik & onderhoud door de klant en tenslotte – einde levensduur. InterfaceFLOR maakt levenscyclusanalyses (LCA) voor al haar tapijttegelproducten om erachter te komen welke delen van haar proces- en toevoerketen het milieu het zwaarst belasten. Aan de hand daarvan ontwikkelt de onderneming alternatieve materialen en processen om die milieueffecten te beperken. Onderwerpen die ter sprake kwamen, waren (selectie): Circulaire economie in de praktijk o Installatie innovatie o Visie & strategie o Circulair product Efficiënt transport is het belangrijkste aandachtspunt Tijdlijn mission zero: nullijn 2020 bereikt. Bv: 40% van de grondstoffen zijn gerecycled of biobased Re use tapijt: 30% wordt nooit belopen. Inzamelen: o Vakhandel actief terugname beleid o Klanten informeren o Eigen tegels terug halen. Ook tegels terughalen waar ze nieuwe verkopen. Afvalinzamelaar Sita is aangehaakt. Ze krijgen handel uit de hele EU. In de zakelijke markt is 90% nylon. Wol, katoen en dergelijke stoffen worden bij de poort gescheiden. 3. WCO2/A1 (Roland Aartsen) WCO2/A1 heeft een all in concept voor toilethygiëne ontwikkeld. Daarvoor gebruikt de onderneming, naar eigen zeggen, de duurzaamste materialen die op dit moment beschikbaar zijn. Deze materialen betrekt ze van Van Houtum, producent van hygiënisch papier.
WCO2/A1 brengt de papieren handdoekjes terug naar de producent die daar vervolgens weer nieuwe handdoekjes van maakt. In totaal komt een handdoekje zeven keer terug, waarvan de zevende maal als doos. Het bedrijf zorgt zelf voor de bevoorrading, de automaten blijven haar eigendom. Onderwerpen die ter sprake kwamen, waren (selectie): Concreet voorbeeld van ketenlogistiek. Afvalbakken goed plaatsen voorkomen extra vervuiling met ander afval Retourvracht voor afval Nat materiaal droging materiaal door systeem met netten (geen extra kilo’s ) Volume verkleinen door perssysteem 54 liter afval/per jaar, per 100 mensen Probleem bij gemeenten om aan tafel te komen: vaak heeft men ‘eigen’ leveranciers. Scholen zijn geen doelgroep, past niet bij gebruik door leerlingen. Ziekenhuizen: nog geen contacten o Onderzoek is nodig o Samenwerking met andere leveranciers o Extra problematiek: ziekte/medicijnen; zeep/alcohol o C2C is ook een probleem o Oplossing hygiëne 5 jaar contract ( ingegeven door prijs automaten, + afschrijving ) Daarmee breng je gebruiksduur dichterbij technische levensduur Leerervaring: gelijke prijs kan het goedkoper? Kijken in de keten, wat doet/heeft ieder nodig? Geen certificering: transparantie moet ervoor zorgen dat alles helder is: “Je bent geen koploper meer als je een keurmerk hebt.” 4. UTS/BAM (Marc van der Heijden/Chris Pronk) Verhuizer UTS en bouwbedrijf BAM hebben samen het ‘smart building logistics’ ontwikkeld. Het is een concept om de gehele kolom te laten samenwerken in de ruwbouwfase en in de afbouwfase. Dat levert een besparing in de bouwkosten op van 3 à 5%. Het concept levert bovendien enkele duurzaamheidseffecten op zoals minder transportbewegingen naar en van de bouwplaats, combinatie van afvalstroom en toestroomleverantie. Deelnemers aan de sessie reageerden aldus (selectie): Wat slimme logistiek voor winst op zoveel vlakken kan leveren Controle over goederenstroom en afvalstroom Delen geeft ook de mogelijkheid om te weten wanneer je ingehaald wordt als je dit wilt voorkomen Smart building logistics is de oplossing voor het gescheiden terughalen van materialen bij renovatie, naast alle andere voordelen natuurlijk Goed initiatief, daar kan de bouw op voortborduren Leuk project met voordelen op verschillende gebieden Concept koppelen aan green deal verduurzaming betonketen 5. Telematch (Martijn Zijlstra)Telematch levert nieuwe en refurbished telecommunicatieapparatuur. Eindgebruikers kijken volgens Zijlstra steeds meer naar de benodigde functionaliteiten, prijzen en onderhoudskosten van hun communicatiesystemen. De levensduur van apparatuur en systemen kan vele jaren worden verlengd door het goed inzetten van refurbished onderdelen. Het verlaagt kosten en spaart het milieu. Als voorbeeld noemde Zeilstra de telefooncentrale in het distributiecentrum van Blokker: “Deze is al 23 jaar oud, wij zorgen ervoor dat hij nog zo’n periode meegaat.” Deelnemers aan de sessie maakten de volgende aantekeningen (selectie): Hergebruik vraagt om gedragsverandering en cultuuromslag. Zoek de samenleving om voordelen hergebruik gezamenlijk te verkopen Zoek elkaar: samenwerking! Hergebruik biedt nieuwe businesskansen
6. Steelcase/Turntoo Deelnemers aan de sessie maakten de volgende aantekeningen: Klanten laten delen in opbouw Turntoo Lijkt me een vorm van leasing op basis van duurzaamheid Aanhaken Wat is het voordeel voor de producent om zijn producten via bv. Turntoo te verhuren aan de klant en niet zelf direct aan de klant te verhuren? Intensiveren – samenwerken Turntoo – klimaatneutraal?
KENNISNETWERK DPK OPGEHEVEN, MVO NEDERLAND ZET KOPLOPERBIJEENKOMSTEN VOORT Dit was de laatste gezamenlijke koploperbijeenkomst van het door Agentschap NL ondersteunde Kennisnetwerk Duurzame Productketens DPK en MVO Nederland. Reden voor DPK-voorzitter Jan Paul van Soest voor een korte terugblik op doel, activiteiten en resultaten van het in 2006 opgerichte kennisnetwerk. Het doel was bedrijven uit verschillende branches met elkaar in contact te brengen zodat zij van elkaar konden leren en ervaringen delen over de vraag hoe productketens verduurzaamd kunnen worden. Van Soest: “Het blijkt verrassend hoeveel een meubelfabrikant kan leren van een cateraar en wat diezelfde cateraar weer kan opsteken van een schoonmaak- en reinigingsbedrijf. Dan gaat het om kennisdeling op terreinen als organisatie, logistiek, beleidmatige benadering et cetera.” Om dat doel te bereiken heeft het kennisnetwerk diverse activiteiten ontplooid zoals de plenaire koploperbijeenkomsten, de laatste jaren samen met MVO Nederland. Verder heeft het kennisnetwerk verschillende diners pensant voor een klein gezelschap georganiseerd om verdieping van een aantal discussies mogelijk te maken. De uitkomsten daarvan werden gepubliceerd in een serie brochures. Al deze inspanningen bij elkaar hebben volgens Van Soest resultaat opgeleverd. Als voorbeeld noemde hij het DPK-initiatief om het duurzaam inkoopbeleid door de overheid op een hoger plan te brengen waarin ook koploperbedrijven op het gebied van duurzaamheid zich beter konden herkennen. “Organisaties als VNO-NCW, MVO Nederland en de overheid zelf hebben hiervoor serieuze belangstelling getoond,” aldus Van Soest. De DPK-voorzitter noemde de laatste koploperbijeenkomst zowel een afsluiting van een tijdvak als een opmaat tot een nieuwe periode waarin duurzaam ondernemen veel meer ‘main stream’ zal zijn dan in de beginperiode van het kennisnetwerk. “Aan die ontwikkeling hebben wij een bijdrage mogen leveren,” stelde Van Soest vast. Verdieping en ‘matches’ In aansluiting daarop deelde Karin Jansens van MVO Nederland mee dat deze organisatie in 2012 de activiteiten van het koplopernetwerk voortzet, zij het in een iets andere vorm: “MVO Nederland heeft een netwerk dat bestaat uit 1.800 bedrijven. Het is de bedoeling dat wij elkaar wat ‘actiever’ gaan ontmoeten, juist om verdieping mogelijk te maken. In dat netwerk zit immers enorm veel kennis en ervaring. Wij willen graag dat die kennis gedeeld wordt en – meer praktisch – dat ‘matches’ ontstaan zodat onderling meer wordt samengewerkt en ook zaken gedaan worden. Het is de bedoeling om naast het bestaande netwerk ook kleinere deelnetwerken op te richten, zoals het grote-bedrijven-netwerk en het koplopernetwerk. Begin 2012 hoort u daarover meer van ons.”
Dit verslag is opgesteld door Bosma Communicatie en PR