juli 2007
Ten geleide Omdat er in de vorige nieuwsbrief vooral aandacht werd besteed aan het 25-jarig bestaan van de Stigting in Zuid-Afrika hadden jullie nog het verslag van de Algemene Vergadering van 21 april in de Rozerie te Aalst nog te goed. Tijd noch moeite werden gespaard om het Jongerenproject dat plaats vond van 28 juni tot 18 juli tot een interessant gebeuren te maken. Vanuit de Stichting in Vlaanderen verdienen hier vooral Jos Wilmots en Frank Judo bijzondere dank. Het programma geeft een idee over wat de Zuidafrikaanse jongeren hier konden beleven. Wij hopen dat zij ons later hun indrukken weergeven. Prof. Em. Jos Wilmots onderhield hen o.a. over “Waar ben ik en wie zijn de mensen hier”. Deze boeiende tekst kan U in deze nieuwsbrief lezen. De teksten van de andere lezingen zullen we in een latere nieuwsbrief publiceren. “Vlaanderen zendt zijn zonen –en dochter- uit” : 3 jonge Vlamingen, laureaten van de opstelwedstrijd, zijn vertrokken naar Zuid-Afrika en zullen zeker later verslag uitbrengen. We mochten zeker de onderscheidingen voor Herman Suykerbuyck en Frans Crols niet vergeten : proficiat ! Tot slot was Herman Candries zo vriendelijk zijn bijzonder treffende bewoordingen over de voordrachten van Wannie Carstens op papier te zetten, waarvoor dank ! Aan diegenen die nog aan vakantie toe zijn : van harte prettige en zonnige vakantiedagen. Aan de anderen : we hopen dat jullie ervan genoten hebben ! Jeanine
Verslag Algemene Vergadering van zaterdag 21april 2007 te Aalst Aanwezig : Herman en Martha Candries, Roger en Marianne Demanet-Depaepe, Jan De Smedt, Kamiel D’Hooghe, Jan Goris en echtgenote, Caesar Hulstaert, Frederik Landerie, Marcel Lengeler, Piet Pottie, Ronald en Gerda Snauwaert-De Decker, Ward en Lieve Thielemans-De Backer, Stefaan Top en echtgenote, Jef Valkeniers, Georges en Jeanine Van Hege, Fons Verboven, Frans-Jos Verdoodt, Arthur Verthé. Als speciale genodigde : prof. Wannie Carstens. Verontschuldigd : Geert Buys, Frans Crols, Marcel De Doncker, Geert De Putter, Roel Dessein, Maria Dijkshoorn, Mieke Dommecent, Annie Fleerackers, Marcel Janssens, Valery Janssens, Frank Judo, Jos Mertens, Dieter Moeyersoon, Goele Fonteyn, Jacques Rathé, Rita Ryssaert, Marcel Storme, Herman Suykerbuyk, Hendrik Van Houtte, Jooris Van Hulle, Jan Van Meirhaeghe, André Van Rooy, Erik Verresen, Vera Versieck, Jos Wilmots.
1. De vergadering wordt voorgezeten door Ward Thielemans, algemeen voorzitter. Wegens belet kan Geert Buys, algemeen secretaris, niet aanwezig zijn. In zijn plaats treedt Ronald Snauwaert op en staat in voor de verslaggeving. 2. Goedkeuring van het verslag van de Algemene Vergadering van 29 april 2006. Het verslag wordt zonder opmerkingen goedgekeurd. 3. Werkingsverslag 2006. 1. Algemene Statutaire Vergadering De statutaire Algemene Vergadering werd gehouden op zaterdag 29 april 2006 in Kasteel De Rozerie te Aalst. De verslagen van de Algemene Vergadering 2005, het werkingsverslag 2005 en het financiële verslag 2005 werden goedgekeurd. De begroting voor 2006 werd aanvaard en de vooruitzichten van de werking 2006 besproken. De vergadering ging vooraf aan de viering van 25 jaar VlaamsZuid-Afrikaanse Cultuurstichting. 2. Raad van Bestuur De Raad van Bestuur kwam samen op 20 maart en 27 november 2006 te Lennik. Op de vergadering van 20 maart werden de Algemene Statutaire Vergadering en de viering 25 jaar VZACS voorbereid en de toekomstige werking en de activititeitenkalender 2006 besproken. Op 27 november werd vooral de toekomstige werking besproken. De samenstelling van de Raad van Bestuur zag er eind 2006 als volgt uit: (in alfabetische volgorde) Geert Buys, Herman Candries, Roger Demanet, Geert De Putter, Kamiel D’hooghe, Maria Dijkshoorn, Goele Fonteyn, Jan Goris, Frank Judo, Karel Platteau, Piet Pottie, Ronald Snauwaert, Herman Suykerbuyk, Ward Thielemans, Georges Van Hege, Remi Vermeiren, Erik Verresen, Arthur Verthé, Johan Weyts, Jos Wilmots. Uitgenodigd op de vergaderingen als hoofdredacteur Nieuwsbrief : Jeannine Van Hege-De Brouwer. 3. Bureau Het Bureau kwam bijeen op 28 februari en 26 september te Lennik. Uiteraard vormden hier de werking 2006 en de toekomstige werking – gespreide initiatieven - het belangrijkste onderwerp. Het Bureau werd eind 2006 gevormd door : Ward Thielemans (voorzitter), Geert Buys (secretaris), Erik Verresen (penningmeester), Herman Candries, Geert De Putter, Jan Goris, Frank Judo, Piet Pottie, Ronald Snauwaert, Georges Van Hege, Arthur Verthé, Jos Wilmots (leden). Uitgenodigd op de vergaderingen als hoofdredacteur Nieuwsbrief : Jeanine Van Hege-De Brouwer. 4. Nieuwsbrief De Nieuwsbrief werd verzorgd door Jeanine en Georges Van Hege-De Brouwer, geruggesteund door een redactieadviesgroep. De Nieuwsbrief informeerde de leden over het reilen en zeilen van de Stichting. Een aantal exemplaren worden ook gestuurd naar politici en andere personen voor informatie en werving. 5. Contacten met de Stigting in Zuid-Afrika (takken Overvaal en Weskaap) Deze contacten waren in 2006 veelvuldig en intens in verband met de voorbereidingen en uitwerking van de verschillende initiatieven en projecten. Wederzijds worden voorstellen voor initiatieven uitgewisseld, besproken en overeengekomen. Uiteraard vormde de aanwezigheid van vertegenwoordigers van beide Takken op de viering 25 jaar VZACS een zeer gewaardeerd hoogtepunt. 6. Enkele in het oog springende activiteiten in 2006 Contacten met prof. Otto Terblanche: Otto Terblanche die navorsing doet over relaties België,Vlaanderen, Zuid-Afrika sedert 1960 was een eerste keer in ons land voor onderzoek en contacten van 10 tot 29 januari 2006. Voor de Stichting waren er contacten met Jan Goris en Ward Thielemans. Annick Schramme was hierbij aanwezig. Hij zal een
aantal keren terugkeren voor onderzoek en besprekingen en wordt hierbij gesteund door de Stichting. Prof. Terblanche is ook bereid om lezingen te geven tijdens zijn verblijven hier o.m. over de waarheidscommissie (die hij ook behandelt in zijn college aan de Nelson Mandela Metropolitaanse Universiteit Port Elisabeth). Deelname prof. Stefaan Top aan het Woordfees te Stellenbosch met als thema ‘Stories’ (volksverhalen)(8-12 maart 2006). De optredens voor het Woordfees, de Vereniging voor Neerlandistiek en in het Huis der Nederlanden waren voor toehoorders en spreker een groot succes. Eind juni, begin juli was er het bezoek van 3 Zuid-Afrikaanse laureaten van een opstelwedstrijd. Naast culturele bezoeken werd er ook voor gezorgd dat zij aan enkele scholengesprekken konden deelnemen.
7. Beurzenbeleid In het jaarverslag voor 2005 werd reeds uitgelegd dat het traditionele beurzenbeleid van de Contactgroep het voorwerp uitmaakt van een herpositionering in het licht van de evolutie van het academische landschap (en met name het zogenaamde semestersysteem) enerzijds en de gewijzigde financiële situatie van ons doelpubliek anderzijds. Daarnaast moest worden vastgesteld dat de traditionele netwerken van onze vereniging in Zuid-Afrika blijkbaar aan het verzwakken zijn, zodat niet alle belanghebbenden weet hebben van het bestaan van onze vereniging, laat staan van haar beurzen. Om hieraan een mouw te passen werd werk gemaakt van modelteksten voor de bekendmaking van de Stichting en haar beurzen. Deze teksten werden bij wijze van experiment verspreid langs contactpersonen aan de universiteiten te Stellenbosch, Pretoria en Bloemfontein. Op basis van de reacties van deze contactpersonen zal verder werk worden gemaakt van een vernieuwde communicatiestrategie van de Contactgroep. Deze strategie dient echter vanzelfsprekend in harmonie te zijn met eventuele andere ontwikkelingen, waarbij met name kan worden gedacht aan een nauwere samenwerking met het Studiefonds van de Nederlands Zuidafrikaanse Vereniging. Een meer geïntegreerde werking van beide instanties zal allicht een belangrijk impuls kunnen geven aan een nieuwe dynamiek voor het beurzenbeleid voor het hoger onderwijs in de Nederlandstalige ruimte.
8. Jongerenproject Na het geslaagde “experimentele” Jongerenproject van 2005, was het afwachten of ook het uitgaande Jongerenproject een nieuwe dynamiek zou kunnen krijgen, wat zou moeten blijken uit een toegenomen aanwezigheid van Vlaamse deelnemers. Het antwoord is helaas negatief: ondanks een nog intensiever gebruik van de traditionele communicatiekanalen en verschillende persoonlijke contacten, hebben alle aanvankelijke geïnteresseerden intussen afgehaakt. De redenen hiervoor zijn niet meteen duidelijk: gaat het over de prijs, over de vele alternatieven, over de gevolgen van het semestersysteem, over de afwezigheid van een studiereizentraditie in Vlaanderen ? Een bevredigend antwoord op deze vragen is op dit ogenblik nog niet gevonden. Wel is het zo dat ook onze Nederlandse vrienden met vergelijkbare problemen worden geconfronteerd, die het algemene deelnemersaantal van de uitgaande JP’s hebben doen halveren in een periode van amper tien jaar. Uiteindelijk bleek in extremis toch nog een scholiere uit Neerpelt belangstelling te hebben voor deelname aan het JP, zodat het debacle van 2004 (waar geen enkele Vlaamse deelneming was) niet moest worden herhaald.
Deze wat ongelukkige situatie werd echter ruimschoots gecompenseerd door de voortgezette positieve evolutie van het inkomende Jongerenproject. Weliswaar is dit project slechts aan uitvoering toe in de zomer van dit jaar, maar het spreekt voor zich dat een dergelijke organisatie geruime tijd op voorhand moet worden voorbereid. In nauw overleg met de NZAV gebeurde dit ook effectief, zodat tussen 28 juni en 9 juli weer een bezoek kan worden verwacht van een vijftiental studenten uit Zuid-Afrika aan ons land. Verslag hiervan mag u verwachten in het jaarverslag 2007.
4. Kasverslag 2006. Wegens belet van de penningmeester Erik Verresen overloopt voorzitter Ward Thielemans met de aanwezigen de cijfers en geeft verduidelijkingen waar nodig. Het kasverslag 2006 wordt unaniem goedgekeurd. 5. Begroting 2007. Wegens belet van de penningmeester Erik Verresen overloopt voorzitter Ward Thielemans met de aanwezigen de cijfers en geeft verduidelijkingen waar nodig. De begroting voor 2007 wordt unaniem goedgekeurd. 6. Werking in 2007 : overzicht en vooruitzichten. In maart 2007 reisden 8 bestuurders van de Stichting naar Stellenbosch op uitnodiging van die Stigting in Zuid Afrika om het 25 jarig bestaan van de Stichting in Vlaanderen ook in Zuid-Afrika te vieren, besprekingen te voeren, het Woordfees te beleven , kennis te maken met het Huis der Nederlanden en het Vriendschapsverdrag Leuven–Stellenbosch van 1994 te herdenken. Er werd een gezamenlijke vergadering gehouden met de besturen van de twee Takken Weskaap en Overvaal en van de Stichting in Vlaanderen waarop de activiteiten en de samenwerking uitvoerig werden besproken. Onze delegatie kon ook verschillende activiteiten van het Woordfees meemaken en aldus enig inzicht verwerven in de inhoud en betekenis van die belangrijke en op hoog peil staande culturele verwezenlijking die een hele week in beslag neemt met een 120-tal activiteiten en meer dan 20000 Zuid-Afrikanen samenbrengt. Ook de Neerlandistiekdag aan de Universiteit van Stellenbosch stond op het programma alsmede een ontvangst in het Huis der Nederlanden in Kaapstad. Op de drie plaatsen waren er ook optredens van het duo poëzie-muziek Hilde Van der Straeten en Frank De Bruyn en hield Jos Wilmots lezingen. In het Stadhuis van Stellenbosch werd de delegatie ontvangen door de burgemeester en raadsleden bij een herdenking van het Vriendschapsverdrag Leuven-Stellenbosch dat in 1994 in Leuven werd ondertekend en waarbij de Stichting in Vlaanderen en Tak Weskaap een belangrijke rol hebben gespeeld. Bij de ontvangst was ook Dr. Jef Valkeniers aanwezig. Op de eigenlijke vieringsplechtigheid werd het woord gevoerd door Ward Thielemans, Dioné Prinsloo, Leendert Dekker en Hennie Viljoen. Naast bestuurders en leden van twee Stigtingtakken Weskaap en Overvaal en de vertegenwoordigers van de Stichting in Vlaanderen waren een groot aantal genodigden aanwezig waaronder de twee vroegere ambassadeurs van Zuid- Afrika in België Willem Dempsey en Elias Links, de Belgische consul in Kaapstad Ida Verlinden en de voorzitter van het Huis der Nederlanden Anneke van Niekerk. In juli reizen de drie Vlaamse laureaten van de opstelwedstrijd “Schrijven over Zuid-Afrika” naar ZuidAfrika waar zij door die Stigting ter plaatse zullen rondgeleid worden in het raam van een cultureel kennismakingsprogramma. Nog in juli komt een groep van een vijftiental Zuid-Afrikaanse universiteitsstudenten naar Vlaanderen en Nederland in het raam van het zgn. Jongerenproject dat elk jaar in een samenwerking tussen de NZAV en de Stichting wordt georganiseerd . Er wordt verder gewerkt aan de organisatie van lezingen door vooraanstaande sprekers in Vlaanderen en Zuid-Afrika aan universiteiten en hogescholen, in culturele verenigingen en in het Huis der Nederlanden. Ook op dit gebied zal worden samengewerkt met de NZAV. Vanaf de herfst zal de deelname aan het Woordfees in Stellenbosch in maart 2008 worden voorbereid.
In april-mei houdt Prof. Wannie Carstens (taal en letterkunde) twee lezingen over Taalpolitiek in Zuid Afrika in Mechelen en Herentals.Prof. Otto Terblanche komt voor de tweede keer hier voor de navorsing over de relaties België, Vlaanderen, Zuid-Afrika sedert 1960 die hij doet met de medewerking van Jan Goris, Dioné Prinsloo en Annick Schramme en zal bij die gelegenheid een lezing houden over een nader te bepalen thema. 7. Goedkeuring van de benoeming tot bestuurder. De vergadering hecht haar goedkeuring aan de benoeming van Roger Demanet tot bestuurder. 8. Aan het einde van de vergadering hield Prof. Wannie Carstens uit Potchefstroom een uiteenzetting over de taalpolitiek in Zuid-Afrika en de maatschappelijke implicaties. Tijdens het avondmaal hield Prof. Em. Stefaan Top een uiteenzetting over “Volkscultuur : oud en nieuw”.
***
Jongerenproject
-
28 juni - 18 juli 2007
Georganiseerd door de Nederlands-Zuid-Afrikaanse Vereniging en de Vlaams– Zuidafrikaanse Cultuurstichting Namens de Nederlands - Zuid-Afrikaanse Vereniging en de Vlaams - Zuid-Afrikaanse Cultuurstichting heten we de deelnemers aan het Jongerenproject 2007 van harte welkom in “de lage landen bij de zee”. Wij hopen dat de cultureel-wetenschappelijke kennis-making met Nederland en Vlaanderen, stamlanden van veel Zuid-Afrikanen, een leerzame maar ook aangename ervaring zal zijn. De taalverwantschap tussen het Nederlands en het Afrikaans zal die kennismaking zeker vergemakkelijken. Wij danken van harte de vele medewerkers en gastouders zonder wier hulp en inzet dit project niet tot stand gekomen zou zijn en wensen de deelnemers een even plezierig als nuttig verblijf in Vlaanderen en Nederland. Roelof M. Eiting, voorzitter NZAV Ward Thielemans, voorzitter VZAC
Programma Jongerenproject en Zomerschool 2007 I. Introductie donderdag 28 juni : aankomst op Zaventem / Brussel en per trein en bus naar kloosterkasteel Mariagaarde te Hoepertingen in Vlaams Limburg . Kennismaken met de leden van de groep. 15.00 uur : verwelkoming door em. prof Jos Wilmots bespreking programma en toelichting van de achtergronden van VZC en NZAV. Lezing over de relatie tussen Zuidelijk Afrika en Vlaanderen en Nederland. In de avond : kennismakingsspel onder leiding van Peter de Graaf vrijdag 29 juni : daguitstap met de bus samen met leden van het Algemeen Nederlands Verbond, afdeling beide Limburgen naar Sint-Truiden, Zout-Leeuw en Hoegaarden zaterdag 30 juni : Hoepertingen
11.00 uur : lezing over bouwstijlen in de Nederlanden door architect Dirk Coelmont 13.00 uur : fietstocht door de omgeving en bezoek aan brouwerij Kerkom ’s avonds : Braai op z’n Vlaams in Hoepertingen zondag 1 juli : Hoepertingen ’s ochtends : mogelijkheid tot kerkbezoek ’s middags : vertrek naar Hasselt; aankomst in studentenhuis Salvator daarna verkenning van Hasselt, hoofdstad van de Vlaamse provincie Limburg.
II. Zomerschool aan de Universiteit Hasselt (B) met als thema Nederland en Vlaanderen in Europa en in de wereld, vanuit een politiek, economisch en cultureel perspectief In dezelfde periode vindt aan de Universiteit Hasselt onder leiding van prof.dr. Luc Renders een Seminarium Afrikaanse taalkunde plaats. Twee docenten uit Zuid-Afrika geven een week lang les aan een internationale groep belangstellenden. De deelnemers aan beide programma’s wonen in hetzelfde studentenhuis, zodat er op het vlak van sociale contacten en taal een interessante wisselwerking kan ontstaan, waarvan beide groepen profijt hebben. Voor de lezingen is onze zomerschool gehuisvest in lokaal B 102 maandag 2 juli : 9.00-10.30 uur : “Waar ben ik en wie zijn de mensen hier”, lezing door prof. dr. J. Wilmots, em. hoogleraar Universiteit Hasselt – Nederland / Vlaanderen / België : geschiedkundig / politiek / maatschappelijk 11.00-12.30 uur : “Het Nederlands als taal van Hollanders en Vlamingen?”, lezing door prof. dr. Wilmots 13.30-15.00 uur : Staatsinrichting van België, lezing door mr. drs. F. Judo, advocaat te Brussel en wetenschappelijk medewerker rechtsgeleerdheid Katholieke Universiteit Leuven 15.30 - 17.00 uur : gedachtenwisseling over de themas van de dag, eventueel raadpleging van internet dinsdag 3 juli : 9.00-10.30 uur : “Vlaanderen / België en Nederland economisch bekeken vanuit het nieuwe Europa”, lezing door Marc Michaux, adviseur internationaal ondernemen bij de dienst Flanders Investment en Trade van de Vlaamse Regering. 11.00-12.30 uur : Seminar handelsrelaties Nederland/Vlaanderen met Zuid-Afrika met een van de journalisten van het weekblad TRENDS (Frans Crols / Erik Bruyland) 13.30 – 15.00 uur : “Gods bier over Gods akker – het Belgische bierlandschap” : klikplaatjespresentatie van prof. Jos Wilmots Na afloop met de bus naar het centrum van Hasselt – vrije middag woensdag 4 juli : 9.22 uur : vanuit het station van Hasselt met de trein naar Antwerpen; 10.26 uur : aankomst in het Centraal Station, een monument dat ook “Kathedraal van het Spoor” zou kunnen heten.Via de De Keyserlei, de Meir en de Wapper (Rubenshuis) naar het Groenplein, het Stadhuis en de Kathedraal. - Kospakkie - Museum Plantijn- Moretus : boekdrukkunst Avondeten op eigen gelegenheid in de stad donderdag 5 juli : 9.00-10.30 uur: lezing “Integratie in het hoger onderwijs” door Pieter Bas van Wiechen, journalist en historicus 11.00 -12.00 uur : geleide informatiesessie internet 13.55 : vanaf de campus met bus 20 a naar Maastricht - hoofdstad van Nederlands Limburg - stad van het Europese verdrag dat de euro als munt invoerde - partneruniversiteit van de Uhasselt
Rondleiding door de heer Rudi Dickhaut. Afspraak bij het standbeeld van Minckelers op de Grote Markt. Einde rondleiding ca. 16.30 uur. Daarna blijft de groep nog in de stad, zo mogelijk samen met vroegere deelnemers aan uitgaande Jongerenprojecten, ook voor het avondeten. vrijdag 6 juli : 9.00-10.30 uur : lezing over de staatsinrichting van en het politieke leven in het Koninkrijk der Nederlanden door mr P. de Graaf, docent Duits aan het Koninklijk Conservatorium te Den Haag en privaatdocent staats- en bestuursrecht Leiden 11.00-12.30 : “Het schilderij ‘De Nederlandse spreekwoorden’ van Breughel uit 1589”, power point presentatie door prof. dr. J. Wilmots, em. hoogleraar Universiteit Hasselt ’s middags : vertrek naar Leuven, stadsbezoek en bezoek universiteit ’s avonds : verblijf bij gastgezinnen III. Programma Vlaanderen zaterdag 7 juli 2005 : vrij te besteden met gastgezinnen zondag 8 juli 2005 : stadsbezoek Brugge maandag 9 juli 2005 : werkbezoek Brussel, hoofdstad van Vlaanderen, België en Europa, lezingen over Europese integratie en samenwerking en bezoek aan Europese Instellingen s middags: vertrek naar Nederland IV. Programma Nederland Dinsdag 10 juli – Den Haag 09:00 uur verzamelen Den Haag centraal 09:30 uur bezoek Binnenhof 12:00 uur wandeling en kospakkie 13:15 uur bezoek Panorama Mesdag 15:00 uur rondleiding door Vredespaleis 16:00 uur vrije tijd woensdag 11 juli – Rotterdam 08:45 uur verzamelen Den Haag centraal 09:30 uur aankomst Rotterdam Centraal 10:00 uur bezoek basisschool 12:00 uur lunch 14:00 uur rondleiding gemeentehuis 15:30 uur stadswandeling 17:30 uur eten in Oude Haven donderdag 12 juli – Leiden 08:45 uur verzamelen Den Haag centraal 09:30 uur aankomst station Leiden centraal 10:00 uur bezoek politiebureau 11:00 uur stadswandeling 12:30 uur lunch 13:30 uur inleiding op film 14:15 uur film ‘de tweeling’ 17:00 uur bezoek Augustinus 18:00 uur vertrek naar gastouders vrijdag 13 juli – A’dam 08:45 uur verzamelen Den Haag centraal 09:45 uur aankomst Amsterdam centraal 10:15 uur ontvangst ZAH
12:30 uur fotospeurtocht door A’dam 15:30 uur rondleiding door Het Muziektheater 17:00 uur borrel met gastouders (in ZAH) zaterdag 14 juli – vrije dag avond : facultatief bezoek voorstelling Amsterdamse Bos zondag 15 juli – A’dam ochtend facultatief: kerkbezoek 12:00 uur verzamelen ZAH 12:30 uur rondvaart 14:30 uur braai bij ZAH maandag 16 juli – ’t Gooi 09:20 uur verzamelen Amsterdam centraal 10:00 uur aankomst Naarden-Bussum 10:30 uur bezoek Naarden-vesting 12:00 uur lunch 13:00 uur boottocht rond Naarden-vesting 14:30 uur wandeling over heide 16:30 uur eten bij Bart en Suzanne 19:00 uur vertrek naar gastouders dinsdag 17 juli – Utrecht 08:45 uur verzamelen Amsterdam centraal 09:30 uur aankomst Utrecht Centraal bezoek Domplein & -kerk, Academiegebouw 11:00 uur ontvangst bij CNV (incl. lunch) 13:45 uur stadswandeling 15:00 uur vrije tijd (facultatief programma beschikbaar) 18:00 uur verzamelen bij Domtoren woensdag 18 juli ochtend vrij 15:30 uur verzamelen Amsterdam Centraal 16:16 uur verzamelen Schiphol 19:00 uur vertrek vliegtuig 1 20:50 uur vertrek vliegtuig 2
*** Hierna volgt de tekst van de lezing door Prof. Em. Jos Wilmots gehouden op 2 juli 2007, de eerste dag van de Zomerschool in het kader van het Jongerenproject.
Waar ben ik en wie zijn de mensen hier ? Prof. Em. Jos Wilmots Wie in een ander land is, in een vreemd land, heeft allerlei indrukken en vaak evenveel vragen. Wie zijn indrukken ordent en op zijn vragen een antwoord zoekt, is in dat andere land meer dan toerist. Zo iemand wordt bezoeker met een kijk op de mensen ter plaatse, tegen de achtergrond van geschiedenis en cultuur. In het komende uur zal ik proberen aan dat inzicht bij te dragen. En ik begin met te zeggen dat ik geen Nederlander ben en toch Nederlands spreek. Bovendien : hoewel ik Belg ben, is mijn moedertaal niet het Frans. - Daaruit kunnen we twee dingen afleiden
: 1. Het Nederlandse taalgebied is groter dan Nederland - een deel ervan ligt in België. 2. België behoort tot meer dan één taalgebied; er wordt niet alleen Frans gesproken. De meerderheid van de Belgen spreekt Nederlands: zes miljoen tegenover vier miljoen Franssprekenden. De Nederlandse taal wordt gesproken door meer dan twintig miljoen mensen in Nederland (bijna 16 miljoen) en het noorden van België (zes miljoen). De taalgrens loopt ten zuiden van Brussel (het Hoofdstedelijk Gewest Brussel heeft een tweetalig statuut), ongeveer in een rechte lijn van oost naar west. Ter vergelijking : In Europa zijn er goed negentig miljoen Duitstaligen; Engels, Frans, Italiaans en Spaans spreken in Europa telkens zowat vijftig miljoen mensen als moedertaal. En sinds mei 2004 zijn hebben we er achtendertig miljoen Polen bij gekregen. Het noordelijke deel van België wordt “Vlaanderen” genoemd. De officiële taal is er het Nederlands. In het zuidelijke deel, in “Wallonië”, is het Frans de officiële taal, en in het oosten, aan de grens met Duitsland is er een klein gebied waar het Duits de eerste taal is. Administratief is België dus geen tweetalig land zoals bv. Canada of zelfs Finland. Het is regionaal ééntalig. In Antwerpen, Gent en Hasselt is de postbeambte niet verplicht Frans te kennen, in Liège, Mons en Charleroi hoeft hij niemand in het Nederlandse te woord te staan. In feite heeft alleen Brussel een echt tweetalig statuut. De naam van de taal is “Nederlands”, hoewel men in de dagelijkse omgang zowel binnen als buiten het taalgebied vaak “Hollands” en “Vlaams” (of overeenkomstige namen in andere talen) gebruikt. In officieel en ook in wetenschappelijk taalgebruik en meer en meer ook in de omgangstaal, komt in Nederland en ook in België uitsluitend de naam “Nederlands” voor. In het noorden van Nederland wordt ook Fries gesproken. De Engelse naam van het Nederlands, “Dutch”, is natuurlijk verwant met “Deutsch”, dat in het Engels “German” heet. In hun oorsprong betekenen “Dutch” en “Deutsch” allebei “taal van het volk”, in tegenstelling tot de klassieke talen van de geleerden, Latijn, Grieks en zelfs Hebreeuws. De taalgrens, die zoals al gezegd van west naar oost door België loopt, is een deel van de grens tussen Germaanse en Romaanse talen in Europa. Die wat ruimer geziene grens loopt ook door Zwitserland (Duits - Frans) en Noord-Italië (Duits - Italiaans) en is altijd weer het resultaat van volksverhuizingen en de dichtheid van de gesettelde Germaanse stammen die tot zowat de vijfde eeuw naar het westen en het zuiden van Europa trokken. De staatkundige grens tussen België en Nederland heeft evenmin iets met een rivier, een bergketen of een dicht woud te maken. Die grens, dwars door het oude Hertogdom Brabant, is eigenlijk de oude frontlinie tussen het bevrijdingsleger van de noordelijke Nederlanden en de Spaanse troepen die dat noordelijke deel wilden heroveren. Eind 16e / begin 17e eeuw als militair resultaat tot stand gekomen, is ze in 1648 politiek en staatkundig bekrachtigd door de vrede van Münster, die de Tachtigjarige Oorlog beëindigde. Daarop komen we nog terug. Er is een beetje geschiedenis voor nodig, en die begint nog wat eerder. De historische kerngebieden van enerzijds het huidige Nederlandse taalgebied en anderzijds de koninkrijken Nederland en België zijn het Graafschap Vlaanderen, het Hertogdom Brabant, het Graafschap Holland en het Prinsbisdom Luik. Het Graafschap Vlaanderen ligt ten westen van de rivier de Schelde: het bestond uit wat nu de Belgische Provincies West- en Oost-Vlaanderen zijn en een gebied dat in onze dagen “Frans-Vlaanderen” heet omdat het vanaf de zeventiende eeuw door Frankrijk is veroverd (Lilles / Rijsel, Dunkerque / Duinkerken en vele andere steden en stadjes in Noord-Frankrijk). Brabant omvatte het gebied van de huidige Belgische Provincies Vlaams en Waals Brabant (met de respectieve hoofdsteden Leuven en Nivelles), de Belgische Provincie Antwerpen en de Nederlandse Provincie Noord-Brabant (met ’s Hertogenbosch als hoofdstad). Dat een provincie in het zuiden van Nederland “Noord-Brabant” kan heten, is te wijten aan de opdeling van het historische Hertogdom door de scheiding van de Nederlanden aan het eind van de zestiende eeuw, ten tijde van de Tachtigjarige Oorlog (1568 - 1648) waar hierboven al kort aan gerefereerd is. In omgekeerde richting hiermee vergelijkbaar is het feit dat “Süd-Tirol” in het noorden van Italië ligt. Dat Nederland en België, en ook alle provincies van beide koninkrijken een leeuw in hun wapenschild hebben, komt doordat Diederik van den Elzas, die van 1128 tot 1168 graaf van Vlaanderen was en in totaal vier keer (als kruisvaarder) naar Palestina trok, dit dier als heraldisch symbool van daar meebracht. De leeuw was in de Arabische wereld een toonbeeld van moed. Nog steeds heeft de Arabische voornaam Assad, een van de namen voor “leeuw”, iets vleiends. In het West-Europa van
die tijd was de leeuw bovendien een bijzonder, want exotisch dier. Terloops weze hier vermeld dat ook de adelaar van het Duitse respectievelijk Poolse wapenschild uit het Oosten afkomstig is. Enkele Vlaamse en Brabantse steden waren al in de dertiende eeuw centra van textielnijverheid. Wollen stoffen, “laken”, uit onze streken waren van goede kwaliteit, en vooral in Brugge werd er veel handel in gedreven. De stad had via de kruisvaarders ook handelscontacten met het Midden-Oosten gekregen en was voor de Italiaanse kooplieden als hansestad en poort naar het noorden van Europa zo belangrijk geworden dat enkelen er zich zelfs kwamen vestigen. Dat was rond 1250. Eerst waren het mensen uit Venetië, kort daarna ook Florence. Zijn hoogtepunt op het gebied van de internationale handel beleefde de havenstad Brugge in de vijftiende eeuw. Het begrip “beurs” is in die tijd in Brugge ontstaan. En doordat er zoveel rijke mensen woonden, bloeiden ook kunst en cultuur. Een zo grote concentratie van talent als in die goed vijftig jaar rond het midden van die vijftiende eeuw in Brugge is er maar zelden ergens geweest. Men denke onder meer aan de schilderkunst van de Vlaamse Primitieven met Jan Van Eyck (portret van het rijke Italiaanse echtpaar Arnolfini uit 1434), Dirk Bouts, Rogier van der Weyden, Hans Memlinc. Aan het eind van de vijftiende eeuw neemt Antwerpen de rol van Brugge over. Niet alleen de verzanding van de natuurlijke zeearm het “Zwin”, die landinwaarts naar Brugge voerde, was daar de oorzaak van, maar ook een opstand van de Bruggelingen in 1488 tegen landvoogd Maximiliaan van Oostenrijk, die getrouwd was met Maria van Bourgondië. Zijn kleinzoon is Karel V, in de Nederlanden bekend als “Keizer Karel”. Hij wordt in 1500 in Gent geboren, volgens een vroeger Vlaams geschiedenisboekje voor de lagere school “terwijl zijn ouders op reis waren”. Karel V is Keizer van het Heilige Roomse Rijk der Duitse Natie van 1519 tot 1556. De hoofdstad van dat Rijk, dat zich uitstrekte van Spanje tot aan de grenzen met Turkije en “waar de zon nooit onderging”, was Brussel. Daar zetelde de “Raad van State”, een van de belangrijke bestuurslichamen. Ook in dat opzicht herhaalt de geschiedenis zich : op dit moment is Brussel opnieuw hoofdstad van de Europese Unie, de Europese Commissie heeft er haar zetel en de meeste zittingen van het Europese Parlement worden er gehouden. Van Keizer Karel, die bij zijn tante Margaretha van Oostenrijk (zuster van zijn vader Filips de Schone) in het Brabantse Mechelen wordt opgevoed, wordt verteld dat hij Latijn sprak met God, Italiaans met de paus, Spaans met zijn soldaten en Frans met de vrouwen; tegen zijn paard zou hij Duits gesproken hebben en tegen zijn lijfwacht Nederlands. Vlaanderen heeft een soort van haat-liefde-verhouding met hem. Hij is er geboren, bovendien in een voor het geschiedenisonderwijs makkelijk te onthouden en dus sympathiek jaar, én hij is er opgevoed. Maar hij heeft voor zijn vele oorlogen héél veel geld nodig, en dat haalt hij ook in het rijke Noorden van zijn rijk. Zoals de Bruggelingen in 1488 moesten boeten omdat ze tegen zijn grootvader Maximiliaan in opstand kwamen, zo wordt in 1539 de Gentse weigering om mee te betalen voor de oorlog van Karel tegen Frankrijk zwaar bestraft. Burgerij en proletariaat, die samengespannen hadden, moesten in lange rijen en op blote voeten om vergeving smeken. De burgers droegen lange zwarte klederen, de armen liepen met een strop op de hals. Daarom hebben de inwoners van Gent nog altijd de bijnaam “stropdragers” of “stroppen”. Het regime van Karel V beperkt in hoge mate de autonomie van de steden, die in de eeuwen daarvoor aan de verworven vrijheden ook symbolisch uiting gegeven hadden door de bouw van “belforttorens”, zoals ze nu nog te bewonderen zijn in Gent, Brugge en vele andere Vlaamse steden. Hiermee hadden de burgers net als in de steden van het rijke Italiaanse Toscane bewezen dat niet alleen kerk en adel “de lucht in konden bouwen”. Binnen korte tijd werd Antwerpen in de zestiende eeuw de grootste stad van de Nederlanden, met zijn 100 000 inwoners op het vasteland de tweede na Parijs, en de grootste haven. Economisch en cultureel neemt Brabant de fakkel van Vlaanderen over. Naar en van Antwerpen worden allerlei luxegoederen verscheept : wijn, suiker, kruiden en oosterse stoffen zoals zijde. In vergelijking daarmee was Amsterdam in de zestiende eeuw niet alleen een veel kleinere haven, maar beperkte de handel er zich tot bulkgoederen : hout en graan uit de Baltische landen, wollen stoffen van eigen bodem en haring van eigen vangst. Het is ook de tijd van de Antwerpse retabels, die naar alle delen van Europa verkocht worden en van de grandioze schilder Pieter Bruegel de Oude. Er worden, in alle mogelijke talen, onnoemlijk veel boeken gedrukt, vooral in het bedrijf van de uit Parijs ingeweken Plantin en diens medewerker en latere erfgenaam Moretus. Als Keizer Karel zich in 1517 in Spanje gaat vestigen, neemt hij een aantal
raadgevers uit de Nederlanders mee, en in hun spoor volgen ontelbare ambachtslkieden : drukkers, letterzetters en schilders, schoenmakers en kleermakers, glasblazers en kuipers, … Het zijn er zoveel dat er in Spanje protest tegen te horen is. De Keizer stuurde ook vertegenwoordigers op verkenning naar het Ottomaanse Rijk, onder meer Pieter Coecke van Aalst, de latere schoonvader van Pieter Bruegel de Oude. Een gezantschap dat voor de Nederlanden bijzondere gevolgen had, was dat van Ogier van Boesbeke, die van 1555 tot 1562 in opdracht van Ferdinand, de broer van Karel V, naar het Oosten ging. Boesbeke, afkomstig uit het gelijknamige dorp dat nu Bousbecque heet, was onder meer botanicus en bioloog. Aan hem heeft Noord-Holland onrechtstreeks zijn huidige tulpenpracht- en handel te danken, want al kwamen de tegenwoordig veelal met Nederland geassocieerde bloemen er pas definitief ten tijde van de latere grote scheepshandelsroutes naartoe, Boesbeke bracht de eerste bollen mee, die hij in zijn in het Latijn gestelde reisverslag van bijzonder kleurig commentaar voorzag. Daarin vertelt hij trouwens ook over de gezuurde melkdrank “yoghurt”, die onderweg overal te koop is in de afspanningen. Keizer Karel is vooral de verdediger van het rooms-katholieke geloof. In Spanje laat hij de “inquisitie” (kerkelijke onderzoekscommissies en rechtbanken) hard optreden tegen moslims, later ook tegen christenen met een afwijkende mening. Velen worden veroordeeld tot de brandstapel. Hij bestrijdt de Reformatie, die in Duitsland door Martin Luther wordt gepropageerd en algemeen met het beginjaar 1525 wordt aangegeven. Na Spanje gaan ook de Nederlanden onder de inquisitie lijden : in 1523 worden op de Brusselse Grote Markt twee paters Augustijnen als ketters terechtgesteld. Als Karels zoon Filips II hem in 1556 opvolgt, worden de standpunten en de houding tegenover de Reformatie nog verstrakt. Landvoogdes Margareta van Parma, een buitenechtelijke dochter van Karel V en halfzuster van Filips, reageert in 1566 onduidelijk en dubbelzinnig op een smeekschrift van een groot aantal edelen om de inquisitie en de kettervervolging af te schaffen. Een van haar raadgevers zou bij de bespreking gezegd hebben dat de aanwezige edellieden maar schorremorrie waren, in het Frans “des gueux”, een verwijt dat zij zelf later als een eretitel gingen opvatten. In een vernederlandste vorm werden zij “geuzen”. Ook in de Nederlanden zijn velen het immers oneens met de leerstellingen van de Kerk in Rome. Er treden almaar meer zogenaamde calvinistische “hageprekers” op, zelfs in leegstaande katholieke kerken. De gespannen verhouding met de Spaanse overheid en sociaal-economische verhoudingen als prijsstijgingen door muntontwaarding, werkloosheid en voedselgebrek, lokken de zogenaamde “beeldenstorm” uit, geen typisch verschijnsel voor de Nederlanden echter, want in de jaren twintig en dertig van de zestiende eeuw waren in verscheidene Duitse steden, waaronder Wittenberg en Augsburg al op gewelddadige wijze beelden uit kerken verwijderd. De Reformatie ging immers uit van “het woord van God” en wou afrekenen met de heiligenverering. In de Nederlanden begint de beeldenstorm in augustus 1566 in de stad Steenvoorde, nu in FransVlaanderen. Binnen korte tijd trekken groepen opstandelingen van stad tot stad, o.m. naar Oudenaarde, Gent en Antwerpen, en vernielen er in de kerken beelden, schilderijen, altaren, priestergewaden en andere kostbaarheden. Hetzelfde gebeurt in vele steden van het Noorden, waaronder Amsterdam, Leiden, Delft en Utrecht. Binnen een maand worden in meer dan 400 kerken en kloosters vernielingen aangericht. De opstand breidt zich zelfs uit naar Friesland en Groningen, maar wordt uiteindelijk neergeslagen. Filips II stuurt hertog Alva met Spaanse troepen naar de Nederlanden. De terreur van Alva zal kort daarna al leiden tot een veralgemening van het verzet en het begin van de Tachtigjarige Oorlog in 1568. Door de hoge adel, bij wie langzaam Prins Willem van Oranje op de voorgrond trad, was er al eerder oppositie gevoerd tegen het Spaanse bewind, vooral tegen kardinaal Granvelle, die op religieus vlak de politiek van Filips wou doorzetten. Bij het uitbreken van de beeldenstorm had Graaf Egmont ondanks alles nog de zijde van Spanje gekozen en zelfs protestantse oproerkraaiers vervolgd. Toen in 1567Alva in Brussel aankwam, bleef Egmont te goeder trouw ter plaatse en vluchtte dus niet naar het Noorden. Kort daarna werd hij tijdens een feestmaal verraderlijk aangehouden en aan het eind van het jaar ter dood veroordeeld. Samen met de Graaf van Hoorne werd hij op 5 juni 1568 op de Grote Markt te Brussel publiekelijk onthoofd. Willem van Oranje Nassau was wél bijtijds uitgeweken naar het ouderlijk stamland in Duitsland, naar de Dillenburg. Van daaruit trok hij nog in 1568 met een door Duitse vorsten mede gefinancierd leger
de Maas over, richting Brussel. De Tachtigjarige Oorlog was begonnen . En hoewel de onderneming mislukte en Alva zijn schrikbewind van vervolgingen en brandstapels vrijwel ongehinderd kon voortzetten, was de opstand niet meer tegen te houden. In 1572 vielen piraten, eigenlijk ongeregelde guerilla’s, “watergeuzen” de Hollandse en Zeeuwse havens binnen. Willem van Oranje probeert alles om de orde te herstellen. Zijn grote doel is de eenheid van de Noordelijke en Zuidelijke Nederlanden, onafhankelijk van Spanje. Dat doel heeft hij niet bereikt, vooral door het radicale verzet van de calvinisten in het Noorden. Een laatste poging tot herstel van de politieke eenheid van de Nederlanden was de ondertekening in 1576 van de Pacificatie van Gent door de verzamelde StatenGeneraal, maar die bleek achteraf alleen symbolische betekenis te hebben gehad. Spanje wilde de Nederlanden niet opgeven en de noordelijke gewesten zetten de strijd voort. In 1581 braken ze definitief met de Spaanse kroon. In 1584 werd Willem van Oranje in Delft vermoord. Daarna ontstond de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën. Dat waren : Holland, Zeeland, Gelderland, Utrecht, Overijssel, Friesland en Groningen. Door de “val van Antwerpen”, de definitieve herovering van de stad door de Spanjaarden in 1585, en de daarop volgende afsluiting van de Schelde door de noordelijke troepen werd de scheiding zowel territoriaal-strategisch als economisch definitief. Antwerpen ging als centrum van handel, kunst en cultuur snel achteruit. Rond de eeuwwisseling - eind 16e / begin 17e eeuw - wijken meer dan 100 000 Vlamingen en Brabanders uit naar het Noorden, vrijheidsgezinde calvinisten, kunstenaars, ondernemende ambachtslieden en rijke kooplieden. Vooral in Amsterdam en Haarlem is het percentage “zuiderlingen” bijzonder groot. Zij dragen in hoge mate bij aan de opbloei van de Republiek : het meegebrachte geld wordt geïnvesteerd in het droogleggen van polders, in Amsterdam worden de grachten gegraven, de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) wordt gefinancierd. Ook het later wereldberoemde “Delfts Blauw” komt uit het Zuiden. De braindrain naar het Noorden blijkt bovendien uit het grote aantal professoren van zuidelijke origine aan de in 1575 opgerichte universiteit Leiden. Intussen was de Republiek de belangrijkste zee- en handelsmacht ter wereld geworden, met meer dan vijftienduizend schepen. De rijksdaalder was zelfs in het Ottomaanse Rijk een courant betaalmiddel en Nederlands textiel was er zeer gegeerde koopwaar, al heette het dan in het Turks nog “Felemenk”, want “Vlaams” was een oude aanduiding van kwaliteit. De Verenigde Oost-Indische Compagnie controleert een groot deel van de (specerijen)handel met de Aziatische landen. Om de bevoorrading van de schepen bij de omvaart van Afrika te verzekeren, komt er in 1652 aan de kaap een nederzetting. In 1691 volgt de stichting van Batavia, nu Djakarta. Het huidige Indonesië heet in die tijd vanuit Hollands oogpunt “Oost-Indië”. Intussen is de West-Indische Compagnie actief in de Nieuwe Wereld. In 1628 kaapt admiraal Piet Heyn (cfr. het bekende lied “… zijn naam is klein; zijn daden bennen groot”) bij Cuba de Spaanse zilvervloot en brengt een onschatbare rijkdom mee naar Nederland. Aan de Hollandse aanwezigheid in Amerika herinneren de verengelste namen Brooklyn (Breukelen) en Harlem. New-York van zijn kant heette bij zijn eigenlijke stichting in 1626 oorspronkelijk Nieuw-Amsterdam. De Zuidelijke Nederlanden zijn intussen Oostenrijks geworden. De Contrareformatie brengt nieuwe vormen van cultuur, onder meer in de architectuur en de beeldenden kunsten. Er zijn weer grote schilders actief : Pieter-Paul Rubens, Jacob Jordaens en Antoon Van Dyck, die in 1632 naar Londen verhuist en daar Sir Antony Van Dyck wordt. Na de Vrede van Münster (1648) gaat het de Zuidelijke Nederlanden ook economisch beter, al leggen de schepen van de Antwerpse reders nog een poos in Oostende aan. Willem van Oranje had als stadhouder van de Zeven Provinciën in feite al de macht van een vorst. Toen het stadhouderschap in 1747 erfelijk en bovendien nationaal werd, ontbrak er alleen nog de vorstelijke titel aan. Die zou er in 1815 komen, toen Willem I, zoon van de laatste stadhouder, koning werd. Maar eerst kwam nog de Franse tijd. Al gauw na de Franse Revolutie van 1789 rukten de Franse troepen de Zuidelijke Nederlanden binnen; in de winter van 1794-1795 veroverde Frankrijk ook de Republiek der Verenigde Nederlanden. De laatste stadhouder, Willem V, vluchtte naar Engeland. Na de nederlaag van Napoleon van 1813 in Leipzig (Völkerschlacht), herwon Nederland zijn soevereiniteit. Meer nog : de eenheid van de Nederlanden werd hersteld en in maart 1815 werd Willem I tot koning gekroond. Dat was nog drie maanden vóór Napoleon definitief verslagen werd bij Waterloo.
Meteen werd dat nieuwe Koninkrijk met grote cultuurverschillen tussen Noord en Zuid geconfronteerd. Het Zuiden was twee eeuwen lang onder Spaans, respectievelijk Oostenrijks bewind gebleven, nu werd de eenheidsstaat in hogere kringen vaak opnieuw als bezetting door een vreemde mogendheid ervaren. De Franssprekende aristocraten voelden zich bedreigd door de taalpolitiek van de koning, en de Katholieke Kerk was bang voor een overwicht van het protestantse Noorden. Deze spanningen leidden tot de revolutie van 1830 en de onafhankelijkheid van België. Historici zeggen nu dat de nieuwe afscheiding van het Zuiden allicht voorkomen had kunnen worden als er in 1815 gekozen was voor een federale staatsstructuur en Koning Willem I niet het autoritaire en centralistische bewind van een verlicht despoot had gevoerd. Van de andere kant kan men stellen dat het Verenigd Koninkrijk, Duitsland en Frankrijk bij nader inzicht toch liever twee kleinere landen tussen hen in hadden dan één groter met heel wat economisch potentieel . Frankrijk hoopte bovendien het nieuwe België ooit nog eens te kunnen annexeren. Er wordt ook aangenomen dat het leger de opstand relatief makkelijk had kunnen onderdrukken, maar dat koning Willem zelf er niet veel zin meer in had. Het jonge België - tevoren hadden de landstreken waaruit het bestond samen nooit zo geheten kreeg een constitutionele monarchie, wat wil zeggen dat de macht van de koning is vastgelegd in een grondwet. Eerste koning was Leopold van Saksen-Coburg-Gotha, die op 21 juli 1831 de eed aflegde. Die dag is nog altijd de nationale feestdag. De huidige Koning Albert is de zesde in de rij en heeft in 1993 zijn in dat jaar overleden broer Boudewijn opgevolgd. Bij zijn ontstaan was België een in het Frans bestuurd land. Dat kwam enerzijds doordat het zich tegen de kortstondige vereniging met Nederland in de jaren 1815 - 1830 wou afzetten, anderzijds doordat na de scheiding van het Noorden vanaf de 17e eeuw ook in Vlaanderen almaar meer rijke en ontwikkelde mensen het Frans als cultuurtaal waren gaan aannemen. Terwijl er in het Noorden vanuit Holland langzaam een vorm van eenheidstaal ontstaan was, werden er in het ten dele erg verarmde Zuiden vrijwel alleen nog plaatselijke dialecten zonder cultureel prestige gesproken. Er ontstond in Vlaanderen weliswaar vrijwel meteen een intellectuele elite, die met de zogenaamde “Vlaamse Beweging” de vernederlandsing op bestuurlijk gebied, in de rechtspraak en in het onderwijs nastreefde en daartoe in 1840 ook een petitie indiende, maar door het stelsel van het cijnskiesrecht alleen wie een bepaald bedrag aan belasting betaalde, had stemrecht - had de Franstalige aristocratie ook in Vlaanderen de (economische) macht in handen. En de liberale regering vond de erkenning van twee landstalen gevaarlijk voor de eenheid van het land : “La Belgique sera française ou elle ne sera pas / België zal Franstalig zijn of het zal niet blijven bestaan” was al in 1830 een slogan van de heersende klasse geweest. Het zou tot 1872 duren eer er Nederlands in de rechtszaal klonk : “Tevoren,” zo wordt er wel eens als voorbeeld aangehaald, “kon in Vlaanderen een arme drommel die een haas van de baron gestroopt had, daarvoor veroordeeld worden zonder een woord te begrijpen van wat er in zijn strafzaak werd gezegd.” In 1878 volgen er toegevingen op het gebied van de bestuurstaal, maar het Frans behoudt zijn voorrang. Onder druk van socialisten en christendemocraten kwam er een eerste vorm van algemeen kiesrecht (zij het alleen voor mannen), en de daardoor versterkte Vlaamse vertegenwoordiging in het parlement kon in 1898 het principe van de gelijkheid van beide talen doorzetten. Toch zou het nog tot na de Eerste Wereldoorlog duren, met name tot de jaren dertig van de twintigste eeuw, eer in Vlaanderen het onderwijs, vooral aan de universiteiten, in het Nederlands gegeven kon worden. Kerk en aristocratie hadden ook hun best gedaan om de “import” van de cultuurtaal uit Nederland te verhinderen, met het argument dat het volk hier “Vlaams” sprak, in het Frans “le flamand” en in vergelijking met het toen in Europa nog hoog gewaardeerde Frans een minderwaardig uitdrukkingsmiddel. Ook de naam “Vlaanderen” voor het hele noordelijke deel van België stamt uit die tijd. Met maar twee soorten Belgen, “Vlamingen” en “Walen”, vond men het nieuwe België overzichtelijker en politiek makkelijker beheersbaar dan met bijvoorbeeld Brabanders, Limburgers, Luxemburgers erbij. En als men “les flamands” dan nog kon verfransen door hun geen hoger onderwijs in eigen taal te gunnen, was de eenheid van het land als vanzelf gegarandeerd. Dat men het in Vlaanderen meer dan honderd jaar zonder middelbaar en hoger onderwijs in het Nederlands heeft moeten doen, had natuurlijk ook gevolgen voor het prestige van de taal zelf. Dat Brussel als historisch hoofdzakelijk Nederlandstalige stad nu voor 85 % Franstalig is, komt doordat tot de politiek en economisch hogere klasse geen of nauwelijks Nederlandstaligen behoorden. De sociale druk op middenstanders als slagers, bakkers en groentehandelaars om hun kinderen Frans te laten spreken, was bijzonder groot : hun beste klanten spraken die taal en als je wou opklimmen in de maatschappij, moest je hun voorbeeld volgen. De Franstalige legergeneraal hoefde geen Nederlands
te kennen; wie in Vlaanderen postbode of veldwachter wou worden, moest een examen in het Frans afleggen. Ook voor de taalkennis en het taalgebruik van wie zich niet lieten verfransen, waren de gevolgen groot. Vele generaties hadden voortdurend met de invloed van het Frans te maken, waarin ze vaak hun beroep uitoefenden. Het Belgische Nederlands is nog altijd gekenmerkt door allerlei Franse leenwoorden die men in Nederland niet gebruikt (“camion” voor “vrachtwagen”) , en door vele letterlijke vertalingen van begrippen en uitdrukkingen. Van de andere kant hebben de Nederlandstalige Belgen zich ook altijd tegen de invloed van het Frans proberen te verzetten door purismen te bedenken of als leenvertaling uit het Duits over te nemen (“regenscherm” voor “paraplu”). Ook nu nog nemen Vlamingen minder gauw woorden uit het Engels over dan Nederlanders. Tijdens de Eerste Wereldoorlog (1914 - 1918) had België zich dapper tegen de Duitse invaller verdedigd. Een groot deel van de frontsoldaten achter de rivier de IJzer in West-Vlaanderen waren trouwens Vlamingen, die in het Frans gecommandeerd werden. Door en na die oorlog werden bredere lagen van de Vlaamse bevolking zich politiek bewust van hun rechten. Albert I was de eerste koning die wel eens een officieel woord Nederlands sprak, maar het zou tot na de Tweede Wereldoorlog (1940-1945) duren, eer er een Nederlandstalig premier / eerste minister kwam en er in de regering ook Nederlands gesproken kon worden. Dat cultuur en taalprestige alles met welvaart te maken hebben, bleek definitief vanaf de jaren zestig van de twintigste eeuw, toen vele multinationals zich in de noordelijke helft van België kwamen vestigen, waar veel jonge en relatief goedkope arbeidskrachten voorhanden waren. Tegelijk raakten de beide oude industrietakken van Wallonië, kolen en staal, in verval, zodat het economisch zwaartepunt van België naar Vlaanderen verhuisde. Daardoor ontstond er in het zuidelijke landsgedeelte een federalistisch streven, dat samen met de Vlaamse eis voor cultuurautonomie tot de huidige federale structuur van België heeft geleid. Eenvoudig voorgesteld komt deze federale structuur hierop neer : er zijn drie gewesten en drie gemeenschappen. Het begrip “gewest” is territoriaal, het begrip “gemeenschap” slaat op de mensen die daar deel van uitmaken. De drie gewesten zijn het Vlaamse Gewest, het Waalse Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest. Er is een Vlaamse Gemeenschap, waartoe ook de Vlamingen in het Brusselse gewest behoren, een Franstalige Gemeenschap, waarvan de Franstaligen in Brussel deel uit maken, en een Duitstalige Gemeenschap, waarvan de ongeveer 60 000 leden in het oosten van het land binnen het Waalse Gewest wonen. Hoewel Vlaanderen zijn bevolkingsmeerderheid (tenminste 55 % tegenover 45 %) politiek niet echt kan gebruiken, is er bij de Franstaligen een zekere frustratie merkbaar. In de tijd van de eerste industriële revolutie was de streek rond Charleroi en Luik samen met Groot-Brittannië een van de productiefste gebieden ter wereld. Nu is Wallonië dat economische overwicht kwijt aan Vlaanderen, dat toen een grotendeels agrarisch gebied was - op de textielindustrie in het Gentse na. Vlaanderen heeft in de al genoemde jaren zestig van de vorige eeuw de sprong gemaakt van een pre-industriële naar een post-industriële samenleving, met meer diensten. Zijn achterstand veranderde daarmee in een voorsprong. Bovendien is de vroegere vanzelfsprekende suprematie van het Frans er niet meer. In beide landsgedeelten heerst er ook een nogal verschillende opvatting over de verhoudingen tussen burger en ondernemerschap enerzijds en staat anderzijds. Vlaamse bedrijven en overheid houden het steeds meer bij het Angelsaksische model van “corporate governance”, waardoor het makkelijker wordt een langetermijnpolitiek te voeren. Is Wallonië is de invloed van de Franse verwevenheid van staat en economie veel groter. De burger verwacht er ook meer van de overheid en de socialistische partij speelt daar handig op in door zoveel mogelijk uit te delen en misbruiken niet of nauwelijks te bestrijden. Als er in Vlaanderen stemmen opgaan om werklozen strenger te controleren, komt daar in de federale regering van Franstalige zijde protest tegen. Boze tongen beweren dat de helft van de werklozen in Wallonië ergens in het zwart werken, en de “partij van de arbeiders” wil haar kiezers niet verliezen. In Vlaanderen is 26 % van de actieve bevolking in dienst van de overheid, en men vindt dat veel. Bij de Franstaligen is dat 45 % en geen punt van discussie. Sommigen denken dat belastingcontroles in Vlaanderen veel strenger en serieuzer gedaan worden. Omdat België een veel hoger aantal verkeersslachtoffers telt dan veel andere Europese landen, is men onlangs begonnen met het plaatsen van flitspalen, die snelheidsduivels helpen detecteren. In Vlaanderen staan intussen 900 van die camera’s, in het andere landsgedeelte 15. In Antwerpen was er in het jaar 2003 een schandaal toen aan het licht kwam dat enkele leden van het gemeentebestuur de hun door de stad ter
beschikking getelde creditcard voor persoonlijke aankopen hadden gebruikt. De burgemeester, tegen wie geen enkele beschuldiging liep, moest er zelfs door aftreden. Als het gerucht waar is dat er in de begroting van een gemeente in Wallonië ooit 5 000 euro voor bordeelbezoek stond ingeschreven, geeft dat te denken. De meeste Vlamingen zijn helemaal niet tegen de sociaal-economische solidariteit binnen België en hebben er weinig bezwaar tegen dat de transfers van hun gewest naar Wallonië ieder jaar meer dan twaalf miljard euro bedragen. Steeds meer onder hen willen echter weten of dat vele geld daar ook goed gebruikt wordt. Want intussen heeft iemand berekend dat dat per jaar tweeduizend euro per Vlaming is, en als een modaal gezin uit vier personen bestaat, is dat per jaar tenminste achtduizend per gezin, en daarvoor zou zo’n gezin om de twee jaar een nieuwe modale auto kunnen kopen. Een andere berekening bestaat erin dat van iedere euro die in Wallonië wordt uitgegeven, een kwart in Vlaanderen verdiend is. En hoe is het met de relatie tussen Nederland en Vlaanderen ? In historisch opzicht is die al twee keer afgesprongen : één keer aan het begin van de zeventiende eeuw, een tweede keer in 1830. En ook nu is het niet altijd rozengeur en maneschijn. De havens van Rotterdam (o.m. met Europoort en z’n olieomslag) en Antwerpen (vooral containervervoer) zouden beter kunnen samenwerken. In Antwerpen wacht men bovendien met spanning op de Nederlandse toestemming om de Westerschelde door baggerwerken te verdiepen, zodat de toegang van de haven voor grote schepen gegarandeerd blijft. En ook het dossier van de IJzeren Rijn, een oude spoorlijn van Antwerpen naar het Duitse Roergebied, die Vlaanderen graag weer in gebruik zou nemen, sleept aan. Een stuk ervan loopt door Nederlands Limburg. Nederland heeft een veel strakker systeem van besluitvorming dan Vlaanderen. Veel is er beter gepland, maar er is ook minder ruimte voor beslissingen en oplossingen ad hoc. En als Belgen plannen, gaat het veelal vlugger dan in Nederland. Dat is bijvoorbeeld in de wegenbouw vastgesteld. Er wordt wel eens gezegd dat Nederlanders zorgvuldiger organiseren en Belgen beter kunnen improviseren. Dat plannen van de Nederlanders uit zich ook in hun manier van wonen. Eentonige wijken en blokken met vaak op het minimum aan oppervlakte berekende allemaal dezelfde huizen of flats zijn er in Vlaanderen veel minder. Dit heeft ook met de fenomenale bevolkingsexplosie in de jaren na de Tweede Wereldoorlog te maken. Nog in 1930 hadden Nederland en België ongeveer evenveel inwoners : acht miljoen. Nu heeft België er goed tien miljoen en Nederland bijna zestien miljoen. Belgen worden, zo zegt men, een baksteen in hun buik geboren. Een eigen relatief groot huis is nog altijd een gewoon streefdoel van jonge families. Het lijkt erop dat een groot huis met twee garagedeuren aan de straatkant langzaam een statussymbool aan het worden is. Daar de bouwvoorschriften in Vlaanderen lange tijd minder streng waren en dat in vergelijking met Nederland ook nog wel zijn, hebben architecten zich soms nogal wat fantasietjes gepermitteerd. Bovendien is de zogenaamde lintbebouwing langs de wegen een soort van nationale plaag : in plaats van tijdig gronden rond steden en dorpen voor bouwdoeleinden te reserveren, heeft men te lang getolereerd dat er links en rechts van de grote weg naar de stad of het dorp gebouwd werd. Ook de eetgewoonten zijn in de twee delen van het Nederlandse taalgebied grondig verschillend. Als dat enigszins kan, eet de Belg ’s middags warm. Het begrip lunch in de Nederlandse betekenis, vindt hij maar niets. Zonder één of meer kantines voor rond het middaguur zouden ministeries, omroepgebouwen en fabrieken hun werknemers aan ondraaglijke frustraties blootstellen. Er wordt in België ook meer geld uitgegeven aan feesten, zeker aan “bruiloften”, want zo heet de Hollandse “trouwpartij” daar. Een receptie met consumptiebonnen is er ondenkbaar. “Op is op”, en iedereen moet maar zelf zorgen dat hij op tijd in de buurt van de kelner is. Veel Nederlanders komen heel graag voor officiële ontvangsten naar België, in de omgekeerde richting ontstaat er wel eens een zekere teleurstelling over het des middags gebodene. Vlamingen en Walen zijn het over een aantal dingen niet eens. De taalkwestie moge dan, op Brussel en de rand van het Hoofdstedelijk gewest na, eigenlijk voorbij zijn, nu gaat het vooral om geld, zoals hierboven al is gebleken. Toch zou er met grote waarschijnlijkheid in geen van beide taalgroepen een meerderheid te vinden zijn voor aanhechting bij Nederland respectievelijk bij Frankrijk. Het Belg zijn is een sluimerend gevoel, dat in het buitenland wakker wordt, bij sportwedstrijden, en nog niet zo lang geleden ook bij het plotse overlijden van Koning Boudewijn in 1993. En voorts is er de verwantschap in de dagelijkse leefgewoonten.
Op het gebied van taal en letterkunde is er de laatste decennia een grotere samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland gegroeid. Daarin speelt de Nederlandse Taalunie een hoofdrol, een supranationaal orgaan dat sommige bevoegdheden van de betrokken ministeries in Nederland en Vlaanderen overgenomen heeft. Het gemeenschappelijke spellingsbeleid is bijvoorbeeld aan de Taalunie toevertrouwd, en de ondersteuning van het onderwijs van taal en cultuur buiten het taalgebied. Voor het dagelijkse leven in Nederland en België, voor de verstandhouding tussen Nederland en Vlaanderen en het samenleven van Vlamingen en Walen binnen België zijn officiële overeenkomsten van minder belang. Daarvoor geldt veeleer de manier waarop mensen elkaar ontmoeten en met elkaar praten.
Bronnen Arntz R. en Wilmots J.: Kontrastsprache Niederländisch, Hildesheim 2002 Catherine, Lucas : Rijstpap, Tulpen & Jihad, EPO vzw 2004 Couwenberg, Wim : De toekomst van Nederland als cultuurnatie en de Nederlands-Vlaamse betrekkingen, in : Neerlandia 2004, nummer 1 Mouton, Alain : Toch nog maar de Benelux ? - in : Neerlandia 2004, nummer 1 Wilmots J. en de Rooy J.: Voor wie Nederland en Vlaanderen wil leren kennen, Diepenbeek 1978 Grote Nederlandse Larousse Encyclopedie
***
Opstelwedstrijd voor Jonge Vlamingen “Schrijven over Zuid-Afrika”. Dit jaar was het de beurt aan Vlaamse humaniorastudenten om in te schrijven voor de opstelwedstrijd "Schrijven over Zuid-Afrika". Volgend jaar zullen Zuid-Afrikaanse jongeren aantreden in een wedstrijd georganiseerd in hun land. Even ter herinnering. De idee van een opstelwedstrijd ontstond in de jaren tachtig in Zuid-Afrika onder het impuls van Corrie Jooste, Camiel de Vleeschauwer en Leendert Dekker. De eerste keer was het succes overweldigend: het aantal jonge deelnemers liep op tot rond de 2000 wat onnoemelijke problemen voor de jury meebracht. Na een paar jaren viel de motor uit en werd er mee gestopt. Het initiatief werd nadien overgenomen door de Stichting in Vlaanderen en later opnieuw door die Stigting in Zuid-Afrika tot herleving gebracht. Sedert enkele jaren is er een beurtrol: het ene jaar is er een opstelwedstrijd in Zuid-Afrika en komen de laureaten naar Vlaanderen, het andere jaar is het de beurt aan Vlaanderen en reizen de Vlaamse laureaten naar Zuid-Afrika. De basisidee is dezelfde als van bij het begin: jongeren ertoe aanzetten om belangstelling op te brengen voor het andere land in het raam van de culturele verbondenheid Vlaanderen - Zuid-Afrika. Evolutie in en van het concept blijft natuurlijk mogelijk en wenselijk. Wie weet komt er ooit uitbreiding van het concept tot Nederland zodat voor de jonge Zuid-Afrikanen de realiteit van de Nederlanden en de Lage Landen wat duidelijker wordt. Dit jaar was de opgave voor de deelnemers in Vlaanderen aan de opstelwedstrijd het thema "Voordelen van een samenwerking tussen Vlaamse en Afrikaanssprekende jongeren" te behandelen. De jury samengesteld uit vertegenwoordigers van de Stichting en van de Vereniging Vlaamse leerkrachten selecteerde als laureaten Hadewijch Masure (Merksem), Lieven Bosman (Dendermonde)
en Vincent Van Eyken (Merksem). Zij verblijven in de tweede helft van juli voor een kennismakingsreis in Zuid-Afrika die georganiseerd wordt door de twee takken van die Vlaams-SuidAfrikaanse Kultuurstigting Overvaal en Weskaap. Tijdens dit bezoek maken zij kennis met bestuursleden van die Stigting. Er wordt hen een uitgebreid programma van historische, culturele en toeristische instellingen en bezienswaardigheden aangeboden en zij bezoeken de Hoërskool Kylemore waarmede het Heilig Maagdcollege van Dendermonde sedert een paar jaren een uitwisselingsprogramma heeft dat geanimeerd wordt door Jan Desmedt, leraar aan het Heilige Maagdcollege en lid van onze Stichting. Goele Fonteyn, lerares en bestuurslid van de Stichting, coördineert het hele programma en de vele werkzaamheden die de opstelwedstrijd met zich brengt. De Algemene Ledenvergadering van de Stichting biedt de gelegenheid aan de laureaten om voor de aanwezige Stichtingsleden verslag uit te brengen en hun indrukken en ervaringen mede te delen. Er zal ook deze keer gelegenheid zijn om van gedachten te wisselen met deze drie flinke laureaten die er zich tenvolle van bewust zijn een buitengewone kans te krijgen om het uitzonderlijke land dat Zuid-Afrika is van dichtbij te leren kennen.
***
Vlaamse onderscheidingen voor Herman Suykerbuyk en Frans Crols. Op 5 juli ll. werden door de VZW Beweging voor Vlaanderen-Europa ter gelegenheid van de 11daagse ¨Vlaanderen feest¨tijdens een academische zitting in Antwerpen twee leden van onze Stichting in de bloemetjes gezet, nl. Herman Suykerbuyk en Frans Crols. Aan Herman Suykerbuyk werd de Orde van de Vlaamse Leeuw toegekend terwijl aan Frans Crols het Gulden Spoor voor de Vlaamse Economische Uitstraling werd uitgereikt. Rik Van Cauwelaert, directeur Knack Magazine, hield de laudatio. Matthias Storme, voorzitter van de Orde van de Vlaamse Leeuw, kende de Orde van de Vlaamse Leeuw toe aan Herman Suykerbuyk. An De Moor, voorzitter van de Beweging Vlaanderen-Europa VZW, reikte het Gulden Spoor voor de Vlaamse Economische Uitstraling uit aan Frans Crols. Onze Stichting wenst Herman en Frans van harte proficiat met deze belangrijke onderscheidingen als erkenning en waardering voor hun jarenlange grote verdiensten.
***
Taalpolitiek in Zuid-Afrika Herman Candries stuurde ons een verslag over de voordrachten gehouden door Prof. Wannie Carstens. Wannie Carstens is professor Afrikaanse taalkunde in Stellenbosch en Potchefstroom en verbleef enkele weken als gastprofessor aan de UA.
Ik was in de gelegenheid Prof. Carstens tweemaal te horen, op 10 mei voor de Mechelse afdeling van de Orde van den Prince, op 14 mei voor het ANV in de Koninklijke Academie in Gent. Telkens begeesterd en begeesterend . Het was niet alleen een statistische benadering van de taaltoestand in Zuid-Afrika. Hij wees ook op mogelijke ontwikkelingen, waarbij Afrikaansprekenden zich terecht zorgen maken. Wat daarbij opvalt is dat er op betrekkelijk korte tijd een dik miljoen Afrikaanssprekenden uit Zuid-Afrika geëmigreerd zijn. Dit is niet alleen zorgwekkend voor de kansen van het Afrikaans, maar, omdat het hier over een ware braindrain gaat, voor alle bewoners van Zuid-Afrika. Toch wordt de gelijkberechtiging van de elf erkende talen door de Grondwet gewaarborgd. Terecht wordt dus uitgekeken naar de komende
presidentsverkiezingen en het respect voor die Grondwet. Prof. Carstens noemde drie belangrijke factoren, die mee de toekomstkansen van een taal bepalen : - de demografie - de functie - de gezindheid Bij nader toezien vallen de gelijkenissen met de ontwikkeling van de Brusselse taaltoestanden onmiddellijk op. Daar vallen zeker lessen uit te trekken. Tenslotte vroeg Prof. Carstens aandacht voor het " geletterdheidsprobleem ". Er zijn ook miljoenen niet-blanken die Afrikaans verstaan en spreken, ook om onder mekaar te kunnen communiceren, maar die lezen noch schrijven kunnen. Die mensen uit de ongeletterdheid halen is een grootse en nobele opdracht. Het gebruik van het Afrikaans zou voor die mensen de deur openen voor echte kansen. Het zou de samenwerking met onze Lage Landen ten goede komen, uitwisseling inzake onderwijs vergemakkelijken en zo bijdragen tot intense economische e.a. samenwerking, tot meer welvaart, tot meer welzijn.
***