0
Verslag
O
Aan
Datum 06-04-2006
Project 265600 20271576
Auteur
Onderwerp Nav een melding dat tijdens de uitvoering van grondw/erkzaamheden een bodemverontreiniging werd geconstateerd, bezocht il< de locatie.
Locatie Naam Adres Plaatsbepaling
Activiteit (sub) Locatiesoort Status Verslag Verslagdatum Rapporteur Gesproken met Verslagsoort l.o.v. bureau Participant BGO/BOA Nacontrole van nav beschikking Onderdelen Regelgeving
265600 ODFJELL TERMINALS (ROTTERDAM) BV Oude Maasweg 6 3197KJ BOTLEK ROTTERDAM l.k.v. Wbb is voor gehele bedrijfsterrein sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging RT059905217, waarvoor is ingestemd met een LBP, TC-0227-22 www.odfjell.nl Overige provinciale Wm-activiteiten (tank op/overslag) Wm inrichting Meldings- en vergunningplichtig 98226060 06-04-2006
Mananaving: deelcontrole Handhaving HRB Rotterdam-Centraal
(x = gecontroleerd) X Artikel 39a Wbb (saneren conform SP, voorschriften (en aanwijzing)) WVO Algemeen Registratiebesluit rampen en zware ongevallen Besluit risico's zware ongevallen '99 Artikel 8.1 Wm (vergunningplicht voor oprichten, in werking hebben of veranderen van de inrichting)
Bevindingen wettelijl<e bepalingen
Printdatum: 15-11-12
Blad 1 van 3
ONDER GEHEIMHOUDING Bodem (Wbb) Uitvoering conform saneringsplan/beschikking In orde: N Soort bepaling: Kern (afwijking) De sanering is in strijd met de bepalingen uit de beschikking uitgevoerd. Gronddepots conform eisen In orde: N Soort bepaling: Kern De gronddepots zijn niet voorzien van een boven en onderafdichting. Melden start sanering In orde: N Soort bepaling: Kern De aanvang van de bodemsanering is niet gemeld.
Correspondentie aanschrijving door DCMR
Briefdatum
Opsteller CTB
Termijn OD
Streefdatum
Inleiding Deze controle is uitgevoerd in overeenstemming met de categorie 'Toezicht bij de sanering van een oud geval (categorie 2)', beschreven in het plan van HRB 'Toezicht en Handhaving Wbb'. Dit betreft de sanering met het Globis-kenmerk RT/496/5217/840, beschikkingsdatum 29-08-2002. Bovenstaande beschikking is afgegeven op het locatiebeheerplan van 14 mei 2002. Aanleiding De aanleiding van deze controle vormt de melding van 5 april 2006 van Odfjell aan de DCMR dat tijdens de vervanging van een ondergrondse brandblusleiding een olieverontreiniging in de bodem werd aangetroffen. Wettelijk kader van de controle Toezicht op de naleving van de Wbb. Doel van de controle Controle op de naleving van het saneringsplan, de beschikking met voorwaarden, de Wbb en andere relevante regelgeving m.b.t. saneringen. Voorbereiding Ter voorbereiding van de controle heb ik overlegd met bodemmedewerker de heer O. Bruijs (bureau Bodem). Uitgevoerde controle Op 6 april 2006 bezocht ik de locatie en sprak aldaar in afwezigheid van de heer (milieucoördinator) met dt . ;onstructiemanager bij Odfjell. De iietü wees mij de plaats aan waar de verontreiniging in de bodem werd aangetroffen. De verontreiniging is op twee nabij gelegen plaatsen in de bodem aangetroffen, namelijk aan de Acrylatenweg 18-20, alwaar ik twee open gegraven sleuven in de bodem aantrof die met elkaar in verbinding stonden. De eerste sleuf met een diepte van 1 meter had een lengte van 70 en een breedte van 0,75 meter. De tweede sleuf reikte tevens tot 1 m-mv. hed een lengte van 6,5 meter en was 1 meter breed. Volgens de heet' \vas de verontreiniging bij het graven van de tweede sleuf aangetroffen en werd daarin in de lucht 30 tot 40 ppm KWS in de lucht gemeten. De tweede plaats waar verontreiniging in de bodem werd aangetroffen was gelegen aan de CCR-weg, aldaar zag ik een sleuf met een lengte van 6 meter en 2 meter breed die tot op diepte 2 m-mv reikte. Toen in deze sleuf de olieverontreiniging werd aangetroffen werd in de lucht ter plaatse 20 ppm KWS gemeten, aldus de heer' Volgens de heer varen de ontgravingswerkzaamheden op 3 april 2006 aangevangen.
Blad 2 van 3
ONDER GEHEIMHOUDING De opgegraven grond lag langs de sleuven opgegraven deze opslag was niet voorzien van een onderen bovenafdichting. Tijdens mijn locatiebezoek vonden er geen werkzaamheden aan de bodem plaats. Nadat ik de situatie had opgenomen vertelde ik de heer lat er sprake is geweest van bodemsanerende handelingen en dat hierop het locatiebeheerplan en de beschikking van 29.08.2002 van toepassing is. Ik vertelde hem ook dat tijdens de uitvoering van de bodemsanering in strijd met de beschikking is gehandeld, omdat voorafgaand aan de uitvoering geen plan van aanpak ter goedkeuring aan het bevoegd gezag is voorgelegd en dat de aanvang van de sanering niet gemeld is. Op 6 april 2006 lichtte ik de hee Handhavingsanalyse
telefonische in over mijn bevindingen.
(Zie ook bovenbeschreven bevindingen op pag. 1)
Er wordt in afwijking van de beschikking uitvoering gegeven aan het grondverzet binnen de inrichting. Afwijkingen van de handhavinqstrateqie Er wordt wel afgeweken van de handhavingsstrategie (zie § 5.2 Toezichtsplan). Volgens de handhavingsstrategie zou tegen de overtredingen handhavend opgetreden moeten worden (zowel bestuurs- als strafrechtelijk). Omdat Odfjell de aanwezigheid van de bodemverontreiniging uit eigen beweging aan de DCMR heeft gemeld en Odfjell het vervolg van de bodemsanering conform de beschikking zal uitvoeren, worden deze maatregelen achterwege gelaten. Aanbevelingen Geadviseerd wordt Odfjell aan te schrijven dat zij het vervolg van de sanering en toekomstige bodemsaneringen conform de beschikking dienen uit te voeren Overig Bij deze controle is gebruik gemaakt van het doorslagformulier controleresultaat: Ja.
Blad 3 van 3
0: 's-Gravelandseweg 565 Postbus 843 3100AV Schiedam Telefoon (010)2468 000 Fax (010)2468 283
Odfjell Terminals (Rotterdam) B.V.
t.a.v. de Directie Postbus 5010 3197 XC BOTLEK-Rt
Ons kenmerk 20275139/ 265600 Doorkiesnr. (010) 2468 265
Uw kenmerk
Bijlagen
1 Afdeling Procesindustrie
Datum 24 aprii 2006 Contactpersoon
Onderwerp BRZO 1999: herinspectierapport
Geachte directie, In het kader van het artikel 24 van het Besluit Risico's Zware Ongevallen 1999 (BRZO 1999) hebben Arbeidsinspectie, kantoor Rotterdam, Brandweer Rotterdam en de DCMR Milieudienst Rijnmond bij uw bedrijf herinspectierapport uitgevoerd. Hierbij zend ik u ter informatie hel rapport met de resultaten van de inspectie. Rest mij u op deze plaats te danken voor de positieve wijze waarop u medewerking heeft verleend aan het uitvoeren van de inspectie.
Hoogachtend. Namens de directeur het hoofd van de afdelioQ Procesindustrie,
drs. M.M. de Hoog
Kopfe (met bijlage) verstuurd aan: - Arbeidsinspectie, kantoor Rotterdam, Postbus 9580, 3007 AN Rotterdam - Brandweer Rotterdam district Haven. Postbus 9152,3007 AD Rotterdam
Cc: \
Blad t van 1
0
Arbeidsinspectie
^jMMilta-t Ril,
INSPECTIERAPPORT BRZO'99
Odfjell Terminals (Rotterdam) B.V. Botlek Rt 28 november, 1, 6, 7 en 12 december 2005
Al zaaknr.: 380500123 DCMR locatienr.: 265600
DCMR Milieudienst Rijnmontd Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond PHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
INSPECTIERAPPORT BRZO'99
Odfjell Terminals (Rotterdam) B.V. Botlek Rt 28 november, 1, 6, 7 en 12 december 2005
A) zaaknr.: 380500123 DCMR locatienr.: 265600
DCMR Milieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven
DCMR Milieudienst Rijnmond Afbeidsinspeciie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, disirïct haven Rijkswaterstaat
Rijkswaterstaat
DCMR Milieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie, a'deling MHZ Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijksvtraierstaat
Inhoud 'inleiding : 4 '] Algemene gegevens 5 2 Omvang en uitvoering van de inspectie 6 3 Conclusie van de inspectie 8 3.1 Bevindingen inzake het PBZO, VBS en het intern noodplan 8 3.2 Bevindingen m.b.t. de in het VR beschreven installaties en processen, scenarioonderzoek, QRA, MRA en Domino-etfecten 9 3-3 Overtredingen en handhaving 10 ^'j'age 1;
Overzicht Overtredingen (O), Bevindingen (B) en Aandachtspunten (A)... 13
OCMR Miiieudienst Rijnmond Arbeidsinspeclie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
Inleiding Teneinde de risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen bij bedrijven te minimaliseren heeft de Raad van de Europese Unie de Seveso ll-richtlijn vastgesteld. Deze richtlijn is binnen de lidstaten in de landelijke wetgeving geïmplementeerd. De {Nederlandse v'iiwerking hiervan is opgenomen in het Besluit risico's zware ongevallen 1999 {BRZO'99). Oe selectie van de bedrijven die vallen onder het BRZO'99, vindt plaats op basis van de hoeveelheid gevaarlijke stoffen die in het bedrijf aanwezig mogen zijn. Bedrijven die vallen onder de regeling van het BRZO'99 dienen tenminste te beschikken over een preventiebeleid ter voorkomen van zware ongevallen (PBZO) en dienen een Veiligheidsbeheerssysteem (VBS) te hebben geïmplementeerd. Het BRZO'99 kent twee drempelwaarden. Als in het bedrijf meer gevaarlijke stoffen aanwezig zijn dan een in het BRZO'99 aangegeven hoogste drempelwaarde, moet het daarnaast ook nog een veiligheidsrapport (VR) indienen. Een dergelijk bedrijf wordt VR-plichtig genoemd. BRZO-plichtige bedrijven die onder de bovenste drempelwaarde blijven gelden als PBZO-plichtige bedrijven. Odfjell Terminals (Rotterdam) B.V. is een .VRbedrijf. In het veiligheidsrapport (VR) zijn de risico's van zware ongevallen aangegeven voor werknemers, omwonenden en het milieu. Het bedrijf moet in het VR aantonen dat hef de risico's in het bedrijf goed beheerst. Het VR wordt beoordeeld door diverse instanties, waaronder de milieudienst, de arbeidsinspectie en de gemeentelijke en regionale brandweer. Door deze instanties zal onder andere een uitspraak worden gedaan over de in het VR beschreven risico's, In deze rapportage worden de resultaten weergegeven van de inspectie die is gehouden op 28 november, 1, 6, 7 en 12 december bij Odfjell Terminals (Rotterdam) B.V. te Botlek. Het rapport bevat de gezamenlijke en afgestemde bevindingen van de DCMR Milieudienst Rijnmond, Arbeidsinspectie, team Rijnmond en de RHRR/ Brandweer Rotterdam. In het gezamenlijk deel van dit rapport wordt een algemene samenvatting gegeven van de bevindingen per onderdeel van het veiligheidsrapport, gevolgd door de gedetailleerde bevindingen. De beoordelingen hebben betrekking op hel bedrijfsonderdeel dat als steekproef door de betreffende dienst gekozen is en zijn gebaseerd cp de situatie die tijdens de inspectie is aar\getrof1en.
DCMR Mifieudiensl Rijnmond _ Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Rqnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, cffstrict haven fiijkswatersiaat
1
Algemene gegevens
Naam inrichting:
Odfjell Terminals (Rotterdam) B.V. (hierna Odfjell)
Bezoekadres; Postadres: Telefoon (algemeen): Havennummer: Verplichting:
Oude Maasweg 6, 3197 KJ Botlek-Rt Postbus 5010, 3197 XC Botiek-RI 010-2953400 4040 VR - het overschrijden van de categorieën zeer giftig, giftig, licht ontvlambaar en gevaarlijk voor milieu
Contactpersoon van drijver: Naam Functie Telefoon (direct) E-mail adres
Manager HSEQ 010-
Medezeggenschapsorgaan:
OR
Activiteit:
De aan- en afvoer, op- en overslag, het mengen en bewerken van chemicaliën en minerale olieproducten in opdracht van derden
Aantal eigen werknemers:
288
Aantal medewerkers derden:
100
Deelnemers overheid inspectie:
DCMR handhaving DCMR Externe Veiligheid i , t Arbeidsinspectie MHC Arbeidsinspectie MHC I , Rijkswaterstaat - emissies Rijkswaterstaat - handhaving ! RHRR/ brandweer RHRR/ brandweer Periodieke BRZO'99 inspectie 28 november, 1, 6, 7 en 12 december
Aard inspectie: Inspectiedatum: 1* inspecteur Arbeidsinspectie: 1 ° toezichthouder Wet Milieubeheer; ' 1 * toezichthouder Rampenbestrijding: Eindredactie:
DCMR Milieudienst Rijnovond Arbeidsinspeclie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
Omvang en uitvoering van de inspectie Voorafgaande aan de inspectie is een schriftelijk inspectieplan gemaakt, opgesteld door de bij öe inspectie betrokken partijen en schrinelijk (per mail) gecommuniceerd met de innchtmg. Tijdens de inspectie zijn de volgende onderwerpen aan de orde gev^eesV Inspeclieonderwerp VBS-element 2: Risico en gevaaridentificatie VBS-element 3;
Toezicht op uitvoering
VBS-element 4: Handelwijze bij wijzigingen VBS-element 6: Toezicht op de prestaties
Onderdeel / procedure / installatie / nummer / aanduiding etc. Weri^instrudie Schoonmaken Tankschepen Ship/shofe S^^^^^^^ Checklist, Melding Gevaarliike Stollen ^ V V ' f r O o ^ r a S r n Instructions Cleaning Schedule (Schip), Chief Officer's Cargo Operation Ttmacontrole 'van pomp tot sprinklerkop' in het kader van de bedrijfsbrandweeraanwijzing. Hierbij is ^^aóe\ bluswaterpompen, filters, ^uswaternet y h u ^ « ^ ^ ^ ^ hydranten, stationaire monitoren en ovenge stationaire vo MOC-procedure Key Pedormance Indicelors 2005. Onderhoudsconcepl statusoverzicht Procedure "Afhandeling event, klachten & schademeldingen (21 oktober 20051"
VBS-element 7 \ : Audit en review Input Installatie en procesbeschrijvingen Installatie scenario's
A g L a Management Review 25 april 2005, X J ' I ^ S t S z ^ t OTR 3e kwartaal 2005, Managerrient Revtew OJR' ^ J j ^ ^ ^ " ^ ' Actiepunten Management Review OTR. 3^ kwartaal 2005. Installatiescenario 6.7 incinerator 1. ^^'^'^'^'^^^^^^^ Testrapporten van control f ^ t ^ : ^ : ' ' ^ ; ^ ^ ^ ^ ^ ^ Inspectie formulier DetonaDe-ZFIame-Arrestors, ur,u Detonatie/Flamearrestors, Rapport '^en dampretour Incinerator 1, Hazop actiebladen van tncnerator 1 en dampreto
Quantitative Risk Analysis Passendheid Milieuvergunning Tijdens de inspectie zijn de volgende documenten ingezien: Aanduiding
Titel
Versie 17-11-2005 revisie 1 Versie 17-11-2005 revisie 1 Versie 17-11 -2005 revisie 1 Versie 17-11-2005 revisie 1 Versie 17-11-2005 revisie 1 Versie 17-11-2005 revisie 1 Versie 17-11-2005 revisie 1 Versie 17-11-2005 revisie 1 Versie 18-8-2004
Management of Change procedure Kritische Apparatuur aandachtspuntenlijsl Verzoek tot Wijziging lorrr^ulier VtV^ advies aan COT formulier Intake vragenlijst formulier Identificatie van Gevaren en Risico-evaluatie Odfjell Project Initiatie (OPi) Constructie complex werkzaamheden proceoure Wer1
Versie 25-11-2002
OCMR Milieudienst Rijnmond Aibeidsinspeuie. aideSng MHC Teat^ Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijjcs waterstaat
Versie 3 datum 10-08-1994 Functioneel ontwerp 21 oktober 2005
Procedure gebruik productslangen. Actiepuntenlijst informatiesysteem (APIS) Procedure "Afhandeling event, klachten & schademeldingen"
De volgende functionarissen zijn geïnterviewd: Naam / Functie
Inspeclieonderwerp VBS 6 actieve en reactief monitoring en VBS 7 VBS 5 actieve monitoring en VBS 7 Scenario 6.7, incinerator 1; Management of change VBS element 4, VBS element 3 Scenario 6.7, incinerator 1 Scenario 6.7, incinerator 1 Scenario 6.7, incinerator 1 Scenario 6.7, incinerator 1 Schoonmaken Tankschepen Schoonmaken Tankschepen Schoonmaken Tankschepen Management of change VBS element 4, V8S element 3 Management of change VBS element 4; VBS 6 reactief monitoring Management of change VBS element 4 Management of change VBS element 4 Onderhoud en inspectie VBS element 3 O RA Onderhoud algemeen Onderhoud tanks Onderhoud leidingen
DCMR Milieudienst Rijnmond Aibeidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
3
Conclusie van de inspectie
Dit hoofdstuk geeft de beschrijving van de conclusie van de inspectie met betrekking tot de eisen uit het BRZO'99. Dit hoofdstuk is door de toezichthouders gezamenlijk opgesteld na afloop van de inspectie en geeft een totaalindruk van de mate waarin het bedrijf aan haar verplichtingen uil het BRZO'99 voldoet. De eerste paragraaf beschrijft de resultaten met betrekking tot het PBZO-document en het op het bedrijf aanwezige Veiligheidsbeheerssysteem. Paragraaf 3.2 beschrijft de kwaliteit van de beschrijvingen in het Veiligheidsrapport en de beheersing van scenario's, waarna in de laatste paragraaf een overzicht wordt gegeven van de belangrijkste overtredingen en de door de overheid voorgenomen handhavingaclies. Een overzicht van alle overtredingen en bevindingen waarop de conclusies zijn gebaseerd staan vermeld in bijlage 1.
3.1 Bevindingen
inzake liet PBZO, VBS en het intern
noodplan
Artikel 5, tweede en derde lid, van het BRZO'99 bevat de verplichting tot het opstellen van een PBZOdocument alsmede hel invoeren van een veiligheidsbeheerssysteem. De elementen die in het veü/gheidsbeheerssysteem aan de orde dienen te komen, worden nader gespecificeerd in bijlage II bij hel BRZO'99. De eisen aan het intern noodplan zijn terug te vinden in artikel 22 en bijlage IV van het BRZO'99. Velliqheidsbeheerssvsteem {VBS) VBS element 2: Identificatie van gevaren en beoordeling van de risico's van zware ongevallen . Implementatie: De uitvoering van veiligheidsstudies wordt als slecht beoordeeld. VBS element 3: Het toezicht op de uitvoerino Organisatie: Het onderhouds- en inspectieprogramma met beschrijvingen van technische voorzieningen, werkvergunningen en veiligheidsmaatregelen voor het personeel binnen Odfjell is matig . Documentatie; De procedures voor het doorgeven van wijzigingen, onderhoudswerkzaamheden en testen zijn matig. Volledigheid: Op dit moment zijn niet alle technische veiligheidsvoorzieningen opgenomen in het onderhouds- en inspect/eprogramma. Dit systeem is op dit moment als matig te beoordelen. Implementatie: Het onderhouds- en inspectieprogramma wordt slecht nageleefd. Er kan matig worden aangetoond dat de aanwezige equipment op tijd getest, geïnspecteerd of onderhouden wordt. De uitvoering van het testen, inspecteren en onderhouden van alle toestellen, machines, apparaten en instrumenten met betrekking tot incinerator 1 én de bijbehorende dampleidingen geeft een onvoldoende beheersing van de veiligheid van de bedrijfsvoering. VBS element 4: De wijze waarop gehandeld wordt bii wijzigingen Organisatie: Binnen Odfjell is redelijk vastgelegd wie verantwoordelijk is voor hel behandelen van wijzingen. Documentatie: De procedures voor het doorgeven en de documentatie van wijzigingen zijn redelijk. De
9 DCMR Milieudienst Rijnmond A/beidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rottetdarr». district haven Rijkswaterstaat
gebruikte fomnulieren en procedures zijn redelijk geschikt voor een gestructureerde .verwerking van wijzigingen.
VBS element 6: Toezinhi op de prestaties Organisatie: De beperkt aanwezige doelstellingen in het beleid van Odfjell zijn concreet en meetbaar. Implementatie: Er kan goed worden aangetoond dal de beperkt aanwezige prestatiemetingen uitgevoerd worden. Evaluatie: Veiligheidsprestaties en doelstellingen worden beperkt gemeten en geëvalueerd. VBS element 7 Audits en Reoordelinq: Evaluatie: De evaluatie van de input aan de managementbeoordeling is onvoldoende herkenbaar in het verslag van de managementbeoordeling. Voorbeelden van input zijn: Het veiligheidsbeleid; Wat men per VBS element wil beheersen/bereiken; Verbeterpunten uit de eigen organisatie en van externen. Informatie verkregen uit monitoring van veiligheidsprestaties (VBS 6). Informatie uit near misses en incidenten (VBS 6) (ook incidenten van andere bedrijven). Informatie verkregen uit audits. Voorgaande review(s). Wijzigingen in technologie, normen en wetgeving. De verbeterpunten en vervolgacties zijn beschreven, echter uit de review blijkt onvoldoende welke analyse ten grondslag ligt aan deze verbeterpunten. De beoordeling van de doeltreffendheid en deugdelijkheid van het veiligheidsbeheerssysteem blijkt onvoldoende uil de review.
3.2 Bevindingen m.b.t. de in het VR beschreven installaties en processen, scenario-onderzoek, QfiA, MRA en Domino-effecten Scenario-onderzoek
f
De keuze van de onderzochte scenario's is door hel beoordelingsteam gemaakt op basis van de geleverde beschrijving, de instJhatting van het risico door Odfjell en de aard van de genoemde preventieve en repressieve maatregelen. Installatiescenario's/ Inrichtlnasscenario's Volledigheid: De uilvoering van de inslallatiescenario's is matig. Gevaren en risico's: De gevaren en risico's zijn matig beschreven in de installatiescenario's. De kansen en effecten zijn matig onderbouwd. Juistheid: De beschreven situatie in de installatiescenario's komt redelijk overeen met de aangetroffen situatie in het bedrijf. Preventieve maatregelen/ LOD's: De preventieve maatregelen in de installatiescenario's zijn matig beschreven. Kwantitatieve risicoanalyse (QRA) Volledigheid: De uitvoering van de QRA is goed. In de QRA zijn risico's, installaties en stoffen op een goede manier meegenomen. Gevaren en risico's: De gevaren en risico's zijn goed beschreven in de QRA. DCMR Milieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie. afdeBng MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotteidam, districi haven Rijkswaterstaat
10
Juistheid: De beschreven situatie in de ORA komt goed overeen met de aangetroffen situatie in het bedrijf en is actueel. De betreffende scenario's zijn goed beschreven en conform de werkelijke situatie Preventieve maatregelen/ LOD's: De preventieve maatregelen in de QRA zijn goed beschreven.
3.3 Overtredingen en handhaving Op grond van de bevindingen van de inspectie is een aantal overtredingen van het BRZO'99 geconstateerd, waarvoor een handhavingstraject zal worden ingezet. Hieronder is aangegeven welke overtredingen het betreft en welke de handhavende instantie zal zijn. Een overzicht van alle bevindingen en overtredingen is gegeven in bijlage 1. Onderwerp: VBS 2. DCMR VBS 3, DCMR
Onderwerp: VBS 3 BRW VBS 3, DCMR/ BRW VBS 3, BRW
VBS 6
Overtredingen Een drietal zeecontainers voor opslag van gevaariijke stoffen staan niet vermeld in de aanvraag van de PID. Dit betreft een overtreding van artikel 8.1 van de Wet milieubeheer, (handhaving door DCMR) Een aantal hydranfen hebben 1 in plaats van de vereiste 2 afsluiters. Dit betreft een overtreding van voorschrift 6.30 van uw Wm vergunning, (handhaving door DCMR) Overtredingen De schuimvoorraad is vorig jaar niet gekeurd. Dit is niet conform artikel 2.5 van de Algemene Bepalingen. Odfjell test van de stationaire blusvoorzieningen niet. Milieuvoorschrift 6.23 en artikel 2.9 van de Algemene Bepalingen worden hiermee overtreden Het niet jaarlijks testen van de stationaire blusinstallaties is een overtreding van algemene bepaling 2.7 en Wm-voorschrift 6.23 (in dit voorschrift wordt uitgegaan van driejaarlijkse testen). Odfjell kan hiermee de functionaliteit van deze sprenkelsystemen niet aantonen. De opvolging van de actiepunten, naar aanleiding van onderzoeken van.incidenten en bijna ongevallen, is niet volledig sluitend. Dil is niet conform van artikel 5. lid 3 juncio bijlage II onder g van het BRZO'99.
Onderwerp:
Overtredingen
Al
Reinigen van schepen langszij de steigers van Odfjell Koppeling van hel schoonmaken van schepen met het Veiiigheidsbeheerssyteem van Odfjell is onvoldoende aanwezig. Dit is een overtreding van artikel 5, lid 1 en lid 3 van het BRZO'99.
Al
VBS element 2 Identificatie van de gevaren en de beoordeling van de risico's van zware ongevallen Tijdens de bespreking van het scenario 6.7 is gebleken dat de gevaren met betrekking tot incinerator 1 én de bijbehorende dampleidingen onvoldoende bekend zijn bij Odfjell. Hierdoor is onduidelijk of de aanwezige preventieve en repressieve maatregelen (LOD's) van incinerator 1 én de bijbehorende dampleidingen voldoende
11 DCMR Miiieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
zijn om het risico van de bedrijfsvoering van incinerator 1 in het aanvaardbare gebied van de risicomatrix van Odfjell te brengen. Dit is een overtreding van artikel 5, lid 3, bijlage II onder c van het BRZO'99 en artikel 3 van de Regeling risico's zware ongevallen (RRZO'99), Odfjell heeft aangegeven dat de andere dampverweri
VBS element 3 Toezicht op de uitvoering (operational control) De uitvoering van het lesten, inspecteren en onderhouden van alle toestellen, machines, apparaten en instrumenten met betrekking tot incinerator l én de bijbehorende dampleidingen geeft een onvoldoende beheersing van de veiligheid van de bedrijfsvoering. Dit is een overtreding van artikel 5, lid 1 en lid 3, bijlage II onder d van hel BRZO'99. Odfjell heeft aangegeven alle bedrijfsinstallaties op te nemen in een onderhouds-, inspectie- en testsysteem. De unieke identificatie (tagnummers) van toestellen, machines, apparaten en instrumenten met betrekking tot incinerator 1 én de bijbehorende dampleidingen is onvoldoende. Deze unieke tagnummers dienen in het veld, in Process and Instrumentation Diagrams (P&l,D's), op al/e (check)lijsten, bij installatiescenario's, bij de visualisatie van procesautomatisering, bij onderhoud, etc. toegepast te worden, Dit is een overtreding van artikel 5, lid 3, bijlage II onder d van het BRZO'99. Odfjell heeft aangegeven dat voor 1 januari 2007 de gehele inrichting zal zijn voorzien van unieke tagnummers.
Al
VBS element 6 Toezicht op de veiligheidsprestaties De invulling van de actieve monitoring len behoeve van de beoordeling van de veiligheidsprestaties van het veiiigheidsbeheerssyteem wordt door Odfjell niet uitgevoerd op een systematische wijze. Dit is een overtreding van artikel 5, lid 3, bijlage II onder g van het BRZO'99.
12 DCMR Milieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswraierslaat
Bijlage 1: Overzicht Overtredingen (O), Bevindingen (B) en Aandachtspunten (A) Onder een Overtreding wordt verstaan het niet voldoen aan een concreet voorschrift uit wel of beschikking. Daar waar Bevindingen algemene constateringen zijn, welke zowel positief als afwijkingen kunnen bestaan, zijn Aandachtspunten adviezen aan het bedrijf of de toezichthouder. (BRW: Bevoegd flozag Rampt>estriidlng - Brandweer). Al: Arbeidsinspeclla • afdeling MHC, WM: Bevoegd gezag Wet Milieubeheer, WVO: Watetkwaliteitsbeheerdar)
'. " •, ••
VBS ELEMENT 3; TOEZICHT OP DE UITVOERING . ...... " • i . Opvójging Bevinding ••- Z"^^7 ••: (overheid). Nr. B.01 In het storingssyteem kan de melder de indicatie spoed, normaal of veiligheid aangeven. Ook kunnen storingen telefonisch gemeld worden als er echt haast bij is. Deze vier categorieën (telefonisch, spoed, normaal en veiligheid) zijn niet omschreven. B.02 De assistent terminal manager wijst de storingsmeldingen toe aan een proceseigenaar (technisch opzichter). De proceseigenaar kan de status (spoed, normaal en veiligheid) daarna wijzigen. B.03 In het systeem wordt een storing gemeld en algemeid. De status tussentijds is niet zichtbaar. Wel wordt de opvolging besproken in hel bonnenoverleg dit is voor de melder van de storing niet inzichtelijk. B.04 Er is verteld dat er geen totaaloverzicht is van alle aanwezige slangen op de inrichting (ca. 600). Dit is in tegenspraak met de procedure gebruik productslangen waarin onder 3.2 A staal vermeld dat bij uitgifte van een nieuwe slang deze wordt vastgelegd in de PC. Om er zeker van Ie zijn dat alle aanwezige slangen gekeurd zijn is een administratie van de slangen noodzakelijk. B.05 Door RWS is van een vijftal slangen de nummers genoteerd. Eén slang had geen kleurcodering en bleek niet gekeurd te zijn. Hel ging om een DVI-slang dal is te zien aan de diameter. Bij de PID werd een slag aangetroffen zonder kleurcodering. Het betrof een nieuwe productslanq waarvan een certificaat aanwezig was. B.06 Odijell is bezig met het opzetten van een RBl plan voor de leidingen. 2006 is een leerjaar. In 2007 zal het systeem operationeel zijn. B.07 Odfjell heelt een Risk Based Inspection (RBI) programma voor de opslagtanks A.01 Bij Odfjell is de verhouding preventief- versus correctief-onderhoud 5% en 95%. A.02 Odfjell heeft geen specifiek beleid voor Onderhoud en Insoectie. BRW A.03 Het onderhoud van brandbestrijdingsmiddelen is in meerdere procedures vastgelegd. Naast de procedure "werkinstructie controle brandbestrijding- en veiligheidsmiddelen bestaat een onderhoudsconcept met daarbij de werkinstructie onderhouds- en controlewerkzaamheden brandbestrijdingsmiddelen. Aanbevolen wordt om de mogelijkheid te onderzoeken om deze versch/l/ende documenten samen te voegen. B.08 Indien er een storing of defect optreedt zal een storingsmelding worden gemaakt. Deze storingsmeldingen worden veelal door Operations aangemaakt. Operations kan bepalen of een storing direct verholpen moet worden. In dat geval wordt de storingsdienst ingelicht. Voor andere storingsmeldingen bestaan drie prioriteiten: "spoed" "normaal" of "veiligheid". De melding 13 DCMR Milieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
A.04 A.05 A.06
A.07 A.08
B.09 0.1
komt in de database te staan en een signaalmail wordt verstuurd naar de assistent terminal manager. Hij beoordeelt de melding en de criteria en accordeert deze. Niet vastgelegd is welke storingen tijdloos verholpen kunnen worden De delinities en criteria voor veiligheid, spoed en normaal zijn niet vastgelegd. Odtjell heelt kritische apparatuur benoemd in de 'aandachtspuntenlijsl Kritische apparatuur'. Het bluswaternet inclusief pompen en de stationaire blusvoorzieningen zijn opgenomen in deze aandachtspuntenlijsl. Er is niet eenduidig vastgelegd welke prioriteit door Odfjell gegeven wordt bij een storing cq noodzakelijke reparatie aan kritische apparatuur. De melding wordt vervolgens via de database aan een actiehouder toegewezen. Tijdens de controle is vastgesteld dat deze persoon de door de assistent terminal manager bepaalde prioriteit alsnog kan wijzigen. Dit is niet gewenst. De opvolging van acties is niet inzichtelijk. Er kan alleen een einddatum ingevoerd worden. Dit is de datum waarop de actie afgesloten wordt en niet een streefdatum. Voortgangsbewaking van uitstaande acties vindt plaats in het tweewekelijks BONoverteg. Er is geen capaciteilstest beschikbaar waarmee wordt aangetoond dat aan voorschrift 6.33 wordt voldaan. Voorschrilt 6.39 en artikel 2.5 van de Algemene bepalingen worden overtreden. De schuimvoorraad is vorig jaar niet gekeurd. Saval is momenteel bezig met de keuring. De resultaten worden toegestuurd. Handhaving alhankelijk van de testresultaten.
B.10 Er is geen capaciteitstest beschikbaar waarmee wordt aangetoond dat aan voorschrift 6.33 wordt voldaan. 0.2 Odijell doet geen live test van stationaire blusvoorzieningen. Milieuvoorschrift 6.23 en artikel 2.9 van de Algemene Bepalingen worden overtreden. 0.3 Een aantal hydranten heeft één in plaats van de vereiste twee afsluiters. Milieuvoorschrift 6.30 wordt overtreden.
VBS ELEMENT 4; MANGEMENT OF CHANGE Nr. Bovinding
DCMR/ BRW
Brandweer DCMR
^ Opvolging. (overHéid)'.
B.01 In de procedure 'Management of Change' is het begrip tijdelijk is niet gedefinieerd. B.02 De procedure 'Identificatie van gevaren en Risico-evaluatie' heeft geen link met de lijst van kritische apparatuur uit de 'Management of Change' procedure. B.03 Het is onbekend ol er een relatie is tussen de lijst van kritische apparatuur en de risico matrix uit het Veiligheidsrapport en de lines of defence uit de scenario's. Deze zou er moeten zijn. B.04 De procedure 'Constructie-complexe werkzaamheden' de delinilie van 'bijzondere gevaarlijke werkzaamheden' zoals genoemd in paragraaf 2.4 van deze procedure ontbreekt. B.05 De MOC procedure vormt een goede basis die verder uitgewerkt zal moeten worden.
VBS ELEMENT 6; TOEZICHT OP DE PRESTATIES
DCMR Milieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Riinmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
Nr. Bevinding
^.
•
-y'--.<^/--•:r^^^-^y^-^^^^^
v-
: •
De invulling van de actieve monitoring volgens VBS element 6 wordt door Odfjell niet uitgevoerd op een systematische (= volledige) wijze. Diverse prestaties worden wel gemonitored. Echter, ten behoeve van de monitoring van veiligheidsprestaties dienen veiliqheidsdoelsteflinqen voor alle VBS elemenlen te worden opgesteld. A1 Aan hel andere deel van dit element, het reacviel monitoren, wordt invulling door Odijell aangegeven. Er is een procedure om melding te maken van alwijkende voorvallen, zoals bijna ongevallen en daadwerkelijke incidenten. Er wordt redelijk gemeld door het betrokken personeel en het leereffect is ruim voldoende. Toch zijn er enkele aandachtspunten: • De acties hebben tot op heden geen uiterste datum. Dat heeft als consequentie dat de opvolging langer dan noodzakelijk duurt; • Er is momenteel nauwelijks toezicht op de opvolging van de incidentmeldingen; • De kwaliteit van het systematisch invullen van de formulieren en hel lormuleren van de acties kan nog sterk verbeterd worden; • Er wordt niet systematisch vastgelegd welke prioriteit de gebeurtenissen krijgen. De regelking is nog niet gesloten, waardoor het systeem niet volledig sluitend is. Van Odfjell wordt venwacht dat het systeem sluitend gemaakt wordt. 01
VBS ELEMENT?; AUDIT & REVIEW Nr; Bevinding B
.>.
...
Opvolging' (overheid) Al
..._ Opyplgirig ...> ^' •" - " ' - i - ' (overheid)" Door middel van diverse documenten toont Odfjell aan op welke wijze het management invulling geeft aan de beoordeling van de nvt werking van het veiligheidsbeheerssysteem. In de agenda behorend bij het "Management Review 25 april 2005" worden uitstaande actiepunten opgesomd. Uit de input "Management Review OTR 3e kwartaal 2005" blijkt dat Odfjell een verbeterslag in de veiligheidscultuur wil bewerkstelligen. Verbetering van de bestaande uitvoering van de managementbeoordeling kan worden bereikt door kritisch te beoordelen of de werking van het veiligheidsbeheerssysteem voldoende geschikt, toereikend en doelmatig is, met als resultaat een verslag, inclusief de genomen beslissingen en voorgenomen maatregelen en verbetervoorstellen.
DCMR Milieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven RijksVi^aterstaal
ONDERZOEK LOC SCENARIO NR (6.7)^ - . . • • ..v./^^^ Nr. Bevinding > • • '. :•." . -'- ^i-.'.""'^ • ; ' •
.':
V , . . l i . ' i l ' - • ' i ; ' '
:i..,v-y : .^ ' • •. ' i^.r.
i v'^--',..
v • '•. i ' • •• .v.
r'
In het scenario worden niet in één lijn beschrijvingen gegeven van basisoorzaak naar LOC en van LOC naar effecten. In de opsomming van Lines of Defences worden niet al/e LOD's tot aan het Loss ol Containmen! en alle LOD's ter beperking van de elfecten gegeven. 3 Tijdens de bespreking van het scenario is gebleken dal niet duidelijk is tot welke elfecten het toevoegen van een excessieve hoeveelheid acetoncyaanhydrine leidt. Treedt er een explosie op, wordt er blauwzuiir gevormd, blijft het effect beperkt tot een onvolledige verbranding in de incinerator? Hel is nodig te weten welke gebeurtenissen op kunnen treden aangezien de beschermende maatregelen (LOD's hierop afgestemd dienen te zijn. 4 Bij sommige LOD's ontbreekt het effect welke met deze LOD wordt beoogd, bijvoorbeeld stoppen toevoerpomp nadat het kleine knock-downvat een niveau-alarm genereert. 5 Hel betaden van een tankauto is niet toegestaan indien eveneens een schip wordt beladen, dit omdat de dampvenwerkende capaciteit van incinerator 1 dil niel toelaat, het geelt een verhoogde kans op het aanbieden van een explosief dampmengsel aan incinerator 1. Het belang van deze veiligheidsmaatregel blijkt onvoldoende uit de procedures en checklisten. 6 De aansluitingen van product- en dampaansluitingen bij het tankautolaadperron 8 kunnen verwisseld worden door een veelheid aan koppel- en verloopstukken welke op locatie aanwezig zijn. 7 De Mens van de dampaansluiting van tankautolaadperron 8 was vastgezet met 2 bouten in plaats van de benodigde 4 bouten. 8 Toestellen, apparaten en instrumenten zijn niet voorzien van een uniek nummer. Detonatie arrestor 824 op laadperron 8, wordt op de P&l, D met "018" aangegeven. Uit hef inspectieformulier "Detonatie / Flame - Arreslors" is niel op te maken welke detonatie-arrestor geïnspecteerd is, aangezien een identiticatie ontbreekt. 9 De detonatie-arrestors behorend bij incinerator 1 hebben een inspectie frequentie van 1 maal per 10 jaar. Door middel van de termen "schoon, matig en zwaar" wordt de vervuilingsgraad van de detonatie arrestor vastgesteld. Aangezien deze termen niet voorzien zijn van een duidelijk referentiekader kan dit door verschillende monteurs/inspecteurs verschillend beoordeeld worden. 10 Drukverschilmetingen PdT 001, PdT 002 en PdT 008 zijn niet ondergebracht in een periodiek test-, inspectie- en onderhoudsschema. Deze drukverschilmetingen bewaken de vervuiling van de detonatie/fiame arrestors van incinerator 1 en de bijbehorende dampretourleidingen. Eveneens wordt geen periodieke looptest uitgevoerd met als doel controle of de alarmfuncties werken. 11 Uit hef overzicht detonatie arrestors met onder andere de nummers 824 en 826 blijkt dat de drukverschilmeting buiten werking was gesteld. Dit is enkele maanden geleden door Odijell medewerkers/contractors geconstateerd, exacte datum was niet vermeld op hel formulier. Hierdoor was deze beveiliging buiten werking gesteld. Dit wordt door de Arbeidsinspectie als een zogenaamde ernstige overtreding beschouv/d. Ie weten " het bedrijven van processen terwijl de voor de beveiliging daarvan noodzakelijke apparatuur niel bedrijfsvaardig is". Dit in combinatie met de lage inspectiefrequentie van de detonatie arrestors van 1 maal per 10 jaar, maakt de ernst van de overtreding groter. Deze 1 2
'• VBS element nvt nvt
Opvolging (overheid): Al Al
nvt
Al
nvt
Al
3
Al
3
Al
3
At
3
Al
3
Al
3
Al
3 en 6
Al
16 DCMR Milieudienst Rijnmond Arlseidsinspeciiö. afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rouerdam, disiiict haven Rijkswaterstaat
ongewenste gebeurtenis is niet als een "event of near miss" behandeld door de Odfjell organisatie, hierdoor heeft de Odijell geen lering getrokken uit deze gebeurtenis. 12 De onderhoudsinstructie Detonatie/Flamearrestors is een niet beheerst document. Het is niet voorzien van een uniek nummer ol datum. Er wordt beschreven dat een checklist dient te worden ingevuld, een titel of uniek nummer van deze checklist wordt niet genoemd. Er wordt beschreven "systeem weer in bedrijf nemen". Deze opdracht behoort niet in een onderhoudsinstructie een plek te krijgen. 13 Het kleine (200 liter) knock-downvat bij incinerator 1 is voorzien van een niveaumeting. Bij hoog niveau in dit vat wordt een sirenealarm en een alarm t.b.v. de controlekamer gégeneerd en de toevoerpompen worden gestopt. Deze alarmen beveiligingsacties worden niet periodiek getest. 14 Het grote (10 m3) knock-downvat bij incinerator 1 is voorzien van een niveaumeting. Bij hoog niveau in dit vat wordt een alarm t.b.v. de controlekamer gegenereerd en loopt de damptoevoerklep dicht. Deze alarm- en beveiligingsacties worden niet periodiek getest. 15 De dampretourieiding van tankautolaadperron naar incinerator 1 was gecorrodeerd. Wanddiktemetingen zijn niel beschikbaar. 16 De omgeving van de incinerator 1 is, vanwege de kans op aanwezigheid van explosieve atmosferen, gezoneerd gebied. Dit is niet aangegeven door middel van veiligheidssignalering en belijning. Odfjell heeft gepland dit in orde te brengen in verband met de ATEX implementatie. Dit zoals vereist per 1 juli 2006 volgens het Arbeidsomstandighedenbesluit "paragraaf 2a Explosieve atmosleren". 17 Blower K3 kan tijdens opstart en bij onvoorziene gebeurtenissen in een explosieve atmosfeer werkzaam zijn. Blower K3 blijkt tijdens de bespreking van het scenario vonkarm te zijn. Uit de bijbehorende documentatie kan dit niet worden opgemaakt. Mogelijk is deze informatie beschikbaar in het zogenaamde "nieuwbouw archief". Dit is niet geverifieerd. Odfjell heeft plannen om in verband met de ATEX een en ander in kaart te brengen. Dit zoals vereist per 1 juli 2006 volgens het Arbeidsomstandighedenbesluit "paragraaf 2a Explosieve atmosferen". 18 - LEL meling QT 002 heeft geen uniek nummer. - De LEL meting QT 002 wordt 2 maal per jaar gecontroleerd en gecalibreerd. In het controle- en calibratierapport van QT 002 wordt niet gemeld welke bijzonderheden zijn aangetroffen tijdens deze controle. Niet beschreven is hoe groot de afwijking was en ol er daadwerkelijk een bijstelling van de LEL meting werd uitgevoerd. Door de gebrekkige gegevens in het rapport kan geen informatie verkregen worden over het lunctioneren van LEL meting QT 002. Uit de 2 jaartijkse controle en calibratie kan blijken dat dit type LEL meting eigenlijk niet geschikt is ol dat er met een hogere Irequentie bijgesteld dient te worden. - Bij detectie van een LEL niveau door QT 002 boven alarmsetting zal dampafsluiter XCV003 dichtgestuurd worden. - Uit het controle- en calibratierapport blijkt niet dat een volledige looptest, inclusief de doormelding van de alarmering naar de controlekamer én het dichtlopen van dampafsluiter XCV003, werd uitgevoerd. - In het controle- en calibratierapport is niet aangegeven met welk ijkgas de calibratie wordt uitgevoerd. Het ijkgas dient representatief te zijn voor de te meten gassen. Onder andere voor acetoncyaanhydrine en methylacrylaat. - De LEL meting is van de dampleiding gescheiden door een filter. Voor een goede LEL meting is uiteraard een adequate flow nodig. De controle van de flowmeting en eventueel bijbehorende alarmering bij uitval van de flow wordt niet op het controle- en calibratierapport weergegeven.
3
Al
3
Al
3
Al
3
Al
2 en 3
Al
2 en 3
Al
3
Al
17 DCMR Milieudienst Riinmond Arbeidsinspeclie, aldeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
r
19
De goede werking van blower K3 wordt gecontroleerd met een flowmeter TF001. Deze flowmeter wordt jaariijks 3 gecontroleerd door te checken of de opbrengst van blower K3 overeenkomt mei de gemeten waarde van de flowmeter, deze jaariijkse check wordt niel vastgelegd. Een onafhankelijke calibratie wordt niet uitgevoerd. 20 In 1991 is een HAZOP uitgevoerd met betrekking tot incinerator 1. Ongeveer 10 jaar geleden is de dampverwerking 2 van de acrylaatopslagtanks naar incinerator 1 gewijzigd van een inerte stikstofatmosfeer naar een zuurstofatmosfeer. In de Hazop van 1991 is wel benoemd de verwisseling van damp en productaansluUing bij de verlading van tankschepen, maar niet de verwisseling van damp en productaansluiling bij veriading van tankauto's. Dit is wel de basisoorzaak in scenario 6.7. 21 Hét explosiegevaar van incinerator 1 lijkt onvoldoende beheersl. Bij de belading van een schip met een pompsnelheid 2 van 180 m3/uur kan bij 20 graden Celcius a( een dampmengsel met een LEL van 42 % worden toegevoerd aan de incinerator (dil is na de verdunning met buitenlucht). Niet uitgesloten is dat bij hogere temperaturen (b.v. 30 graden Celcius buitentemperatuur of zoninslraling) een explosief mengsel methylacrylaat wordt aangeboden aan incinerator 1. Dit dient te allen tijde te worden voorkomen. Indien (abusievelijk) dampen aanwezig zijn van stoffen met een hogere dampspanning dan methylacrylaat. zal ook bij 20 graden Celcius al een explosief mengsel worden toegevoerd aan incinerator 1. Dil is bijvoorbeeld het geval met aceton. met verzadigde acetondampen wordt bij 20 gr. C. een LEL niveau van 120 % (is explosief) toegevoerd aan de incinerator (na de verdunning met buitenlucht). De vraag rijst of de LEL meting en bijbehorende dampafsluiter XCV003 in staat zijn om voldoende snel Ie reageren, dil gezien de reactietijd van het pellisiorelement (LEL meting), de leidinglengte tussen LEL meting en damptoevoerklep XCV003 in combinatie met de gassnelheid in de dampretourieiding naar incinerator 1. Odfjell zal incinerator 1 en de bijbehorende dampreiourieidingen moeten onderwerpen aan een veiügheidsstudie. Uit bovenstaande bevindingen (5 lot en met 20) blijkt eveneens dat de betrouwbaarheid en beschikbaarheid van de beoordeelde LOD's niet gewaarborgd zijn. Ter veriaging van het explosierisico heeft Odfjell per 12 december 2005 besloten de pompsnelheid van de methylacrylaatbelading en dus ook de dampretourilow, te veriaqen van 180 m3/uur naar 120 m3/uur. 22 Installatiescenario's Met het Addendum bij het RIB'99 als nieuwe richtlijn, blijkt dat de installatiescenario's van Odtjell niel helemaal voldoen. Zo ontbreekt het in de beoordeelde scenario's onder andere aan een beschrijving (binnen hel vlinderdasmodel) van één lijn van basisoorzaak naar LOC en in één lijn van LOC naar effecten. Gen scenario op hel gebied van hel schoonmaken van tankschepen is niet opgemaakt. Tijdens en na de inspectie zijn afspraken gemaakt over de installatiescenario's van Odfjell. Afgesproken is dat uiteriijk 1 mei 2006 de kwaliteit en kwantiteit van de inslallatiescenario's voldoen aan het Addendum bij het RIB'99.
Al Al
Al
18 DCMR Milieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie, aldeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
Schoonmaken Tankschepen Nr. Bevinding
VBS element 1 t/m7
Inleiding
Opvolging (overheid) Al
Op donderdag 1 december 2005 is in het kader van de periodieke BRZO inspectie specifiek hel onderwerp schoonmaken van tankschepen langszij de steigers van Odfjell Terminals Rotterdam B.V. geïnspecteerd. Hierbij stond levens de interactie tussen de scheepsbemanning en de walorganisalie centraal. Eveneens is gekeken in hoeverre de activiteit schoonmaken van tankschepen is geïntegreerd in het veiligheidsbeheerssysleem en is nagegaan in hoeverre er procedures aanwezig zijn op het gebied van hel schoonmaken van tankschepen en of deze procedures goed worden nageleefd. Tijdens de inspectie is gevraagd of er een scenario op het gebied van hel schoonmaken van tankschepen aanwezig is. Interactie scheepsbemanning-walpersoneel Op het moment van de inspectie werden er aan boord van de aanwezige tankers geen schoonmaakwerkzaamheden uitgevoerd. Vanuit de praktijk kan een goed oordeel over de interactie op het gebied van schoonmaken van tankschepen niel gegeven worden. Op de inspectiedag (28 november 2005) kon door de werknemers van Odfjell niel worden aangegeven aan met welke frequentie de genoemde schoonmaakwerkzaamheden aan boord van tankschepen plaatsvinden. Tijdens aanvang van de inspectie op 1 december 2005 werd aangegeven dat schoonmaakwerkzaamheden in ieder geval plaatsvonden langszij de steigers van Odfjell aan boord van zeegaande tankers, maar dat deze werkzaamheden sporadisch plaatsvinden. Ook nu kon geen frequentie worden aangegeven. Indien een tanker wordt schoongemaakt wordt via de agent van het schip een aanvraag ingediend bij de havendienst van Rotterdam (afdeling planning). De afdeling planning geeft aan of een tanker wel of niet schoongemaakt mag worden langszij de steigers. De criteria zijn onder andere dat de te venrvijderen producten geen stankstoffen mogen bevatten. De genoemde criteria zijn niet op schriil gesteld in een procedure. In het geval dat toestemming wordt gegeven wordt dil als informatie doorgemeld aan de wachtchef. De wachlchef licht vervolgens de manipulatie coördinator in, die met het scheepsmanagement de condities afspreekt waaronder de schoonmaakweri<2aamheden mogen plaatsvinden. Dil wordt vast gelegd in de zo genaamde ship-shore safety checklist. Een verdere controle op de kwaliteit van schip en bemanning en toezicht op de gevolgde procedures tijdens het schoonmaken vindt niet plaats. De operators hebben geen speciale opleiding op het gebied van schoonmaken van tankschepen gevolgd, wat het voor de operators moeilijker maakt een goed oordeel te kunnen vormen over de kwaliteit van de uitgevoerde schoonmaakwerkzaamheden. Een kwaliteitsoordeel over schip en bemanning wordt niet vastgelegd. Een criterium om een schip niet Ie laten schoonmakon kan zijn dat hel kwaliteitsoordeel over een schip niet goed is. Het hebben van een gelundeerd kwaliteitsoordeel kan ook van belang zijn hoe om te gaan met de laad- en losweri^zaamheden aan boord van een schip, ook als er sprake is van boord-boord overslag. Tijdens de inspectie is een bezoek gebracht aan een tanker van de rederij Odfjell. De bemanning gaf aan geen
19 DCMR Milieudienst Rijnmond Afbaidsinspeclia. afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
schoonmaakwerkzaamheden langszij de steiger te gaan uitvoeren. De samenwerking met de operators van Odijell Terminals werd als goed beoordeeld. LOD Schoonmaken tankschepen Aangezien geen schoonmaakwerkzaamheden plaatsvonden konden LOD's niet worden beoordeeld. De aanwezige ship-shore salety checklist aan boord van de geïnspecteerde tanker was volledig ingevuld. Procedures Er is een ship-shore safety checklist ingezien. Binnen het bedrijl was een werkinstructie schoonmaken tankschepen aanwezig. De werkinstructie geelt een summiere opsomming over hoe gehandeld moet worden tijdens schoonmaakwerkzaamheden. Verder is een melding gevaarlijke stoffen bulk ladingen van de havendienst ingezien. Aan boord van de tanker is Checklist III Tank Cleaning Schedule en de Chief Officer's Cargo Operation Instructions ingezien. In de controlekamer was de Tankcleaning Guide van dr. Verwey aanwezig. VBS en schoonmaken Het schoonmaken van tankschepen is als zodanig niel opgenomen in het Veiligheids Beheers Systeem. Wat betreft 'element 1 van het VBS hebben de operators geen specifieke opleiding op het gebied van het schoonmaken van tankschepen gehad. De risico's bij het schoonmaken van tankschepen (VBS-element 2) zijn niel geïdentificeerd. Toezicht op het schoonmaken van tankschepen door de operators van Odfjell vindt niet plaatst (VBS-element 3). Er is niet in een procedure vastgelegd onder welke condities een schip wel of niet mag schoonmaken. Het toezicht op de prestaties van de bemanningsleden en de kwaliteit van tankschepen vindt eveneens niet plaats (VBS element 6), Er wordt van de schepen niel bijgehouden in hoeverre deze kwalitatief presteren. QRA Nr. 'Bevinding 01
•. ;• '
•'••.^.\-•
; • •••''•/ = ' \ : v
• '-• .
Opvolging .•• VBS'. • eletriènt" (overheid);'
Hel ORA is beoordeeld door DCMR. Conclusie: Met het rapport 'Risicoanalyse Odfjell Terminals (Rotterdam) BV' (februari 2004) heeft Odijell voldaan aan zijn verplichting om de onjuistheden in de QRA-berekeningen te corrigeren. Er wordt voldaan aan de bestaande normen voor het externe veiligheidsrisico. Er dient verantwoording te worden gegeven voor de hoogte van het qroepsrisico.
20 DCMR Milieudienst Rijnmond /Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/Brandweer Rotterdam, dism'ci haven Rijkswaterstaat
PASSENDHEID MILIEUVERGUNNING Nr. Bevinding 01 02
VBS element
De drie zeecontainers voor opslag van gevaariijke stollen staan niet vermeld in de aanvraag van de PID. Ook zijn ze niet qemeld aan het bevoegd gezag door middel van een artikel 8.19 melding. Meerdere brandkranen op het terrein voldoen qua uitvoering niet aan voorschrift 6.30 van de Wm-beschikking. Op deze brandkranen is één aansluiting niet voorzien van een bijbehorende afsluiter. Er mist een afsluiter op een van de twee aansluitmogelijkheden.
PASSENDHEID BRANDVEILIGHEIDSBESCHIKKINGEN Nr. Bevinding
'
A
De dieselmotoren van de bluswaterpompen worden wekelijks proefgedraaid door de ketelhuismachinist. Deze Irequentie is conlorm algemene bepaling 2.7 en is vastgelegd in het onderhoudsconcept statusoverzicht, In de werkinstructie controle brandbestrijding- en veiliqheidsmiddelen wordt echter als termijn een maand genoemd.
A
De wekelijkse en driemaandelijkse test vinden plaats aan de hand van een checklist. Aanbevolen wordt om hierin: 1. De minimale duur van proefdraaien vast te leggen voor zowel de wekelijkse als maandelijkse test. 2. Op beide staten de stand van de draaiuren vast te leggen. Het bluswaternet wordt tweemaal per jaar gespoeld. Hiertoe is een spoelprogramma opgesteld. Het net wordt in delen gespoeld. In het spoelprogramma is vastgelegd welke blokafsluiters er achtereenvolgens geopend en gesloten moeten zijn. Aanbevolen wordt om vast te leggen wat per sectie de minimale tijdsduur is voor het spoelen. Deze tijdsduur is alhankelijk van de lengte van het te spoelen leidingdeel en het debiet waarmee wordt gespoeld. Tijdens het spoelen van het bluswaternet wordt de gangbaarheid en werking van alle blokafsluiters beproefd. Doordat hierbij alleen de gebreken schriftelijk worden gerapporteerd aan de verantwoordelijk technisch opzichter, is er geen volledig overzicht aanwezig waarmee aangetoond kan worden dat alle blokafsluiters ook daadwerkelijk gecontroleerd zijn. De afsluiter in de koppelleiding naar LBC wordt niet periodiek beproefd. Het is van belang om deze op te nemen in het onderhoudsschema, omdat deze koppelleiding de back-up vormt van de waterievering bij uitval of reparatie van de eigen bluswaterpompen. De hydranten worden tweemaal per jaar op gangbaarheid en werking gecontroleerd. Ook hier geldt dal alleen geconstateerde gebreken worden gerepareerd, waardoor geen totaal overzicht ontstaat of alle hydranten ook daadwerkelijk gecontroleerd worden. In voorschrift 6.33 van de Wm-beschikking is een eis gesteld aan de capaciteit van het bluswaternet. Deze capaciteit dient tenminste 360 m3/u, geleverd door drie naast elkaar gelegen hydranten, te bedragen. Tot op heden is nog geen capaciteitstest uitgevoerd.
A
A
A
A
A
3
Op.volging, (overheid)"
DCMR
• ' ^. . VBS •Opvolging: -element: '(overhéid) BRW 3
3
BRW
3
BRW
3
BRW
3
BRW
3
BRW
3
DCMR
21 DCMR Milieudienst Rijnmond Arbeidsinspectie, afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven RilV;swaierstaai
9 O
De cone-roof tanks, die bestemd zijn voor de opslag van KI of K2 producten, zijn voorzien van sprenkelsystemen. Doel van dit systeem is om te voorzien in de koeling van de omtrek van de tanks.
3
BRW, DCMR
3
BRW, DCMR
De koelleidingssystemen worden een maal per jaar visueel nagelopen. Appendages worden functioneel getest. Tijdens klein onderhoud (minimaal eens per vijl jaar) worden de stalen loevoerleidingen geïnspecteerd en gespoeld. Bij groot onderhoud zullen de stalen leidingen vervangen worden door GRE leidingen. Deze leidingen zullen dan ook niet meer gespoeld worden. Op basis van de overweging dat periodieke test heeft aangetoond dat koelwaterleidingen niel verstopt raken, en het argument dal zoutwaterbelasting de verf aantast en de onderiiggende koelbodem, vindt geen lile test van de sprenkelsystemen plaats.
O
Het niel jaariijks testen van deze stationaire blusinstallaties is een overtreding van algemene bepaling 2.9 en Wmvoorschrift 6.23 (in dit voorschrift wordt uitgegaan van driejaariijkse testen). Odfjell kan hiermee de functionaliteit van deze sprenkelsystemen niet aantonen. Er vindt geen jaarlijkse test plaats van de schuimblusinstallalies op zowel de tanks met vaste daken als de tanks met drijvende daken. Het niet jaariijks testen van deze stationaire blusinstallaties is een overtreding van algemene bepaling 2.7 en Wmvoorschrilt 6.23 (in dit voorschrift wordt uitgegaan van driejaariijkse testen). Odijell kan hiermee de functionaliteit van deze schuimblussystemen niet aantonen.
22 DCMR Milieudienst Rijnmond /Ubeidsinspeciie. afdeling MHC Team Rijnmond RHRR/ Brandweer Rotterdam, district haven Rijkswaterstaat
0
Verslag
Aan
Datum 18-05-2006
Project 265600 20282834
Auteur
Onderwerp Melden aan LMA
Locatie Naam Adres Plaatsbepaling
Activiteit (sub) Locatiesoort Status Verslag Verslagdatum Rapporteur Gesproken met Verslagsoort l.o.v, bureau Participant BGO/BGA Nacontrole van nav beschikking Onderdelen Regelgeving
265600 O D F J E L L TERMINALS (ROTTERDAM) BV Oude Maasweg 6 3197KJ BOTLEK ROTTERDAM l.k.v, Wbb is voor gehele bedrijfsterrein sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging RT059905217, waarvoor is ingestemd met een LBP, TC-0227-22 www.odfjell.nl Overige provinciale Wm-activiteiten (tank op/overslag) Wm inrichting Meldings- en vergunningplichtig 98229439 18-05-2006
Handhaving: deelcontrole Handhaving HPl Provincie Zuid-Holland
ALGEMEEN (x = gecontroleerd) x Hoofdstuk 10 Wm (afvalstoffen) X Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen X Artikel 8.1 Wm (vergunningplicht voor oprichten, in werking hebben of veranderen van de inrichting) WVO Algemeen Registratiebesluit rampen en zware ongevallen Besluit risico's zware ongevallen '99
Bevindingen wettelijke bepalingen Afva/sfoffen Meldingen/omschrijvingen/geleidedocumenten Odfjell gaat melden aan
Printdatum: 15-11-12
In orde: N
Soort bepaling: Kern
Blad 1 van 2
1 1.
Tekstverslag inspectie INLEIDING
Door een verhoor door de KLPD in het kader van een strafrechtelijk onderzoek bij een andere afvalven/verker werd het Odfjell duidelijk dat zij verplicht zijn te melden aan het LMA. Odfjell is nu bezig met het opzetten van de interne organisatie moet dit daadwerkelijk te gaan doen. Naar aanleiding hiervan had Odfjell een aantal vragen. Deze zijn hieronder weergegeven. Voor de antwoorden heb ik contact gehad met het LMA en bureau Reststoffen en Bodem, De antwoorden zijn op 30 mei 2006 per e-mail verstuurd aan de heer Ruizendaai van Odfjell, Vraag 1 Moeten we op- en overslag van afvalstoffen die niet ven/verkt worden in de PID melden aan het LMA? Antwoord: Ja, omdat Odfjell vanwege de PID meldingsplichtig is moeten ook de stromen die alleen opgeslagen worden gemeld worden aan LMA, Vraag 2 In de lijst met veel gestelde vragen staat dat wat onder EVOA valt niet gemeld hoeft te worden, Is dat een juiste interpretatie van deze tekst? Antwoord: Nee, er staat afvalstoffen die worden uitgevoerd en onder het kennisgevingsstelsel van de EVOA regeling vallen. De nadruk ligt op uitgevoerd. Daarbij moeten deze stoffen wel gemeld worden in het kader van EVOA maar dus niet aan het LMA. Vraag 3 Waar kunnen we terecht voor vragen over het juiste afvalstroomnummer bij een afvalstof. Antwoord: Bij het LMA, Vraag 4 Moeten we nu omdat we meldingsplichtig zijn ook het eigen bedrijfsafval zoals poetsdoeken melden aan het LMA, Antwoord: Nee, als het wordt afgegeven aan een erkende verwerker. Ja, als het wordt afgegeven aan een niet erkende ven/verken. Vraag 5 Moeten we twee verwerkers nummers hebben, een voor de terminal en een voor de PID? Antwoord: Nee, het venwerkers nummer hangt aan de locatie/inrichting, 1 nummer dus. Vraag 6 Vanaf wanneer moeten we melden. Antwoord: de Provincies in NL hebben afgesproken dat er met terug werkende kracht gemeld moet worden vanaf 1 januari 2005,
2. BEVINDINGEN EN CONCLUSIE Odfjell voldoet niet aan het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen. Zij zijn bezig met het opzetten van de interne organisatie om hieraan te gaan voldoen. 3.
ACTIES EN ADVIEZEN
3.1 Door DCMR Voortgang bewaken. Inzet melden aan LMA ingevoerd voor het eind van 2006. Indien geen voortgang handhavingstraject starten. 3.2 Door het bedrijf Opzetten interne organisatie om te voldoen aan het Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaariijke afvalstoffen.
Blad 2 van 2
Verslag ^-.Weudienst Rfj/imo,,^
Aan
Datum 01-06-2006
Project 265600 20283912
Auteur
Onderwerp Bevindingen handhavingsestafette
Locatie Naam Adres Plaatsbepaling
Activiteit (sub) Locatiesoort Status Verslag Verslagdatum Rapporteur Gesproken met Verslagsoort l.o.v. bureau Participant BGO/BGA Nacontrole van nav beschikking Onderdelen Regelgeving
265600 ODFJELL TERMINALS (ROTTERDAM) BV Oude Maasweg 6 3197KJ BOTLEK ROTTERDAM l.k.v, Wbb is voor gehele bedrijfsterrein sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging RT059905217, waarvoor is ingestemd met een LBP, TC-0227-22 www,odfjell.nl Overige provinciale Wm-activiteiten (tank op/overslag) Wm inrichting Meldings- en vergunningplichtig 98229759 01-06-2006
Handhaving: themacontrole Handhaving HPl Provincie Zuid-Holland
ALGEMEEN (x = gecontroleerd) X Artikel 17.1 Wm (ongewoon voorval) WVO Algemeen Registratiebesluit rampen en zware ongevallen Besluit risico's zware ongevallen '99 Artikel 8,1 Wm (vergunningplicht voor oprichten, in werking hebben of veranderen van de inrichting)
Bevindingen wettelijke bepalingen Veiligheid CIN melding
Printdatum: 15-11-12
In orde: J
Soort bepaling: Kern
Blad 1 van 2
Op 1 juni 2006 tussen 19:20 en 20:10 uur is, samen met Rijkswaterstaat, de onderstaande vragenlijst aan de heer / id, shift supervisor bij Odfjell Terminals Rotterdam B.V. voorgelegd en doorgesproken. Nr. 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
11 12 13 14 15 16
Vraag Ja / Nee Is er een meldingsprocedure of-werkinstructie? Ja Is duidelijk wanneer een ClN-melding gedaan moet Ja worden of wanneer een bedrijfsmelding volstaat? Is in de ClN-meldingsprocedure of -werkinstructie nu Ja ook RWS opgenomen? Is duidelijk wie de aangever van de inhoudelijke Ja informatie over het voorval is? (B,v, wachtchef) Wordt in deze procedure of werkinstructie vermeld wie Ja het meldgesprek met de overheid moet doen? (bijv, portier of milieucoördinator) Is ook duidelijk wie dit buiten kantooruren doet? Ja Is geregeld hoe de informatie van de aangever (wachtJa chef) naar de melder (portier) gaat en vice versa? Is duidelijk wanneer een melding gedaan moet worden Ja (tijdstip)? Is duidelijk wat er dan gemeld moet worden? Aard, Ja hoeveelheden of grootten, stofnaam (VN-nummer), tijdstip voorval, omgevingseffecten, etc. Is het CIN-meldingsformulier al voorbereid? Staat het Ja adres, het havennummer en de bedrijfsnaam (bij meerdere bedrijven op het terrein) en telefoonnummer er al op? Wordt in de procedure/werkinstructie ook vermeld Ja wanneer buurbedrijven of omwonenden geïnformeerd moeten worden? Is duidelijk dat iedere brand via CIN gemeld moet Ja worden? Is in de procedure/werkinstructie vermeld of en Ja wanneer een vervolgmelding gedaan moet worden? Is duidelijk dat de afmelding van een incident niet via Ja CIN moet gebeuren? Is duidelijk dat bommeldingen niet via CIN maar via Ja 112 gemeld moeten worden? Maar wel weer als de bom inmiddels is afgegaan? Is duidelijk dat indien een ambulance nodig is, die via Ja 112 ter plaatse moet komen, behalve als het slachtoffer niet beredderd kan worden door het ambulancepersoneel (slachtoffer in gaswolk o,i.d,)
Opmerkingen 'Bedrijfsnoodplan' procedure 'voorziene en onvoorziene TOorvallen' en beslisschema direct of via CIN wachtchef of vervangende wachtchef wachtchef of vervangende wachtchef wachtchef of vervangende wachtchef telefonische of per portofoon zo spoedig mogelijk, doch binnen 15 minuten standaard formulieren op voorraad volledig voorbereid
altijd indien effect buiten erfgrens duidelijk, maar wellicht prioritering binnen de verschillende zones binnen 15 minuten afmelding tevens aan buren alleen 112 bekend, gasmetingen worden uitgevoerd door personeel met gasmeetcertificering
Overige informatie: Odfjell Terminals lijkt op alle punten tijdens deze controle te voldoen aan de eisen. Vermoedelijk worden zogenaamde prullenbakbranden 'liever' niet gemeld.
Blad 2 van 2
/
Verslag
Aan
Datum 30-10-2006
Project 265600 20319171
Auteur
Onderwerp Audit meet - en registratiesysteem
Locatie Naam Adres Plaatsbepaling
Activiteit (sub) Locatiesoort Status Verslag Verslagdatum Rapporteur Gesproken met Verslagsoort l,o.v, bureau Participant Werkplan Project Nacontrole van Nav beschikking Onderdelen Regelgeving
265600 Odfjell Terminals (Rotterdam) Bv Oude Maasweg 6 3197KJ BOTLEK ROTTERDAM l,k,v, Wbb is voor gehele bedrijfsterrein sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging RT059905217, waarvoor is ingestemd met een LBP, TC-0227-22, Einddatum bodemsanering is fictief, meerdere saneringen op 1 locatie.www.odfjell.nl Overige provinciale Wm-activiteiten (tank op/overslag) W m inrichting Meldings- en vergunningplichtig
98242446 30-10-2006 Joost van Cappellen . .ci.iunaving: deelcontrole Handhaving HPl Provincie Zuid-Holland Binnen werkplan
(X = gecontroleerd) X Artikel 18,18 Wm (gedragingen m.b.t. voorschriften) VWO Algemeen Registratiebesluit rampen en zware ongevallen Besluit risico's zware ongevallen '99 Artikel 8,1 Wm (vergunningplicht voor oprichten, in wrerking hebben of veranderen van de inrichting) Artikel 39a Wbb (saneren conform SP, voorschriften (en aanwijzing))
Bevindingen Registratie en rapportage
Overig
Overtreding: Nee
Aanschrijving: nvt
Kernovertreding: nvt
Handhaven in 1 stap: nvt
Artikel 3 lid 4 van het Besluit milieujaarverslaglegging
Printdatum:
15-11-12
Blad 1 van 4
Briefdatum 20-11-2006
Correspondentie andere correspondentie Afwijking handhavingstrategie Bestuurlijk: Nee Strafrechtelijk: Nee
Bedrijf Datum Auditor(s) Contactpersonen Scope
Onderdelen meet- en reg istratiesy steem Conclusie
Opsteller
Termijn
Streefdatum
Reden:
Odfjell Terminals (Rotterdam) B.V.
30-10-2006
De emissies afkomstig van verbrandingsinstallaties, de op en overslag en diffuse bronnen van Odfjell zijn meegenomen in de controle van het meet- en registratiesysteem. Tijdens de controle is er met name naar VOS emissies gekeken. Alle onderdelen uit de 'Handreiking Verificatie Milieujaarverslagen' zijn getoetst Odfjell Terminals (Rotterdam) B.V. heeft tijdens de audit kunnen aantonen over een verifieerbaar meet- en registratiesysteem te beschikken. Het voornaamste aandeel in de VOS emissies wordt bepaald met behulp van het voor de VOTOB ontwikkelde systeem Caruso. Odfjell heeft dit systeem naar behoren ingericht en registreert als zodanig op een verifieerbare wijze. Kanttekening is dat tijdens de audit de berekeningen die met het Caruso worden uitgevoerd niet volledig te controleren waren. Het Caruso systeem is echter uitgebreid en gestructureerd gedocumenteerd door de makers (Royal Haskoning en Sogeti). In de documentatie wordt aangegeven dat het systeem gebaseerd is op het rapport "Diffuse emissies en emissies bij op- en overslag - Handboek emissiefactoren", opgesteld doorTebodin maart 2004. Het wordt aanbevolen dat de VOTOB voor alle gebruikers van Caruso de DCMR in een keer het systeem laat beoordelen op feitelijkheid, inhoud en werking. De documentatie van het meet- en registratiesysteem dient op de volgende onderdelen te worden aangevuld: 01.5 • 0 1.6 • 0 1.0 • 0 1.1 • 0 1.2 • 0 1.3 • 0 1.4 • 0 2.0 • 0 2.1 • 0 2.2 • 0 2.3 • 0 3.0 • 0 3.1 • 0 3.2 • 0 3.3 • 0 3.4 • 0 4.0 • 0 4.1 • 0 4.2 • 0 4.3 • De inhoud van het meet- en registratiesysteem dient op de volgende onderdelen te worden aangepast: 01.5 • 0 1.6 • 0 1.0 • 01.1 • 01.2 • 0 1.3 • 0 1.4 • 0 2.0 • 0 2.1 • 0 2.2 • 0 2.3 • 0 3.0 • 0 3.1 • 0 3.2 • 0 3.3 • 0 3.4 • 0 4.0 • 0 4.1 • 04.2 • 0 4.3 • De werking van het meet- en registratiesysteem dient op de volgende onderdelen te worden nagegaan en indien noodzakelijk te worden aangepast: 0 1.0 • 01.1 • 01.2 • 01.3 • 01.4 • 0 1.5 • 0 1.6 • 0 2.0 • 0 2.1 • 0 2.2 • 0 2.3 • 0 3.0 • 0 3.1 • 0 3.2 • 0 3.3 • 0 3.4 • 0 4.0 • 0 4.1 • 0 4.2 • 0 4.3 •
Blad 2 van 4
Genoemde onderdelen staan in handreiking validatie milieujaarverslagen "checklist meet- en registratiesystemen".
Blad 3 van 4
1.1.1 Bevindingen: INVULLING DCMR/BEDRIJF
IN ORDE
d.d. laatste opmerking
OMSCHRIJVING VOORSCHRIFT A Besluit Milieuverslaglegging
Artikel 3 lid 4 van het Besluit milieuverslaglegging: Kwantitatieve gegevens komen op zorgvuldige en verifieerbare wijze met behulp van een bij de inrichting gedocumenteerd meet- en registratiesysteem tot stand.
30 oktober 2006 Documentatie en werking De rendementen van de verschillende incinerators, scrubbers en verbranders waarin VOS verbrand wordt zijn niet volledig correct overgenomen in het Caruso systeem. Hierdoor zal er een kleine afwijking optreden in de berekening van de vrachten. De afwijking was echter niet van die mate dat de berekende vrachten te rooskleurig worden neergezet. Details: In geval van incinerator 1 was hier opgegeven 99,9% tenwijl de drie metingen 99,0%, 99,3% en 99,5% waren. De grootste bron ketel 11 heeft echter een rendement van >99,9% (rapport EZ1628r VOS rendement K11, 24-10-2006) terwijl Caruso niet meer dan 1 decimaal toelaat. Het rendement van de scrubbers is op 80% ingesteld in Caruso tenwijl dit in metingen gunstiger is gebleken.
Blad 4 van 4
Verslag ,^-,V,eudienst Rf/no,,,^^
Aan
Datum 10-07-2006
Project 265600 20291319
Auteur
Onderwerp Tankinspecties
Locatie Naam Adres Plaatsbepaling
Activiteit (sub) Locatiesoort Status Verslag Verslagdatum Rapporteur Gesproken met Verslagsoort l,o,v, bureau Participant BGO/BGA Nacontrole van nav beschikking Onderdelen Regelgeving
265600 Odfjell Terminals (Rotterdam) Bv Oude Maasweg 6 3197KJ BOTLEK ROTTERDAM l,k,v, Wbb is voor gehele bedrijfsterrein sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging RT059905217, waarvoor is ingestemd met een LBP, TC-0227-22 www,odfjell,nl Overige provinciale Wm-activiteiten (tank op/overslag) Wm inrichting Meldings- en vergunningplichtig 98232218 10-07-2006
Handhaving: deelcontrole Handhaving HPl Provincie Zuid-Holland
TANKERPARK (x = gecontroleerd) X Artikel 8.1 Wm (vergunningplicht voor oprichten, in werking hebben of veranderen van de inrichting) WVO Algemeen Registratiebesluit rampen en zware ongevallen Besluit risico's zware ongevallen '99
Bevindingen wettelijke bepalingen Veiligheid Opslag gevaariijke stoffen In orde: Voorschrift 19.13 niet handhaafbaar. Zie verslag.
Vervolgacties
Opmerking
Printdatum : 15-11-12
Soort bepaling:
Door
Blad 1 van 3
ambtshalve wijziging verg./nadere eis
1
Voorschrift 19,13 datum aanpassen
WE
Tekstverslag inspectie
1. INLEIDING Op 16 januari 2006 ontving DCMR van Odfjell een tankinspectie overzicht (kenmerk 20250364/265600). In het overzicht stonden 9 tanks die in 2004 en 24 tanks die in 2005 gekeurd hadden moeten zijn. Tijdens het periodiek overieg op 7 maart 2006 heb ik om een toelichting gevraagd. Die is op 5 juli 2006 gegeven, 2. BEVINDINGEN EN CONCLUSIE Sinds 2001 is Odfjell bezig met het onder RBl brengen van haar tanks. Het is gebleken dat de nul-inspectie die nodig is om een bedrijf onder RBl te brengen alsmede het aanbrengen van extra voorzieningen in het kader van de Bo-Bo richtlijn meer tijd kost dan verwacht. Dit in combinatie met personele wissels en interne logistieke problemen is de oorzaak van de achterstand. Plan van aanpak Odfjell zal de achterstand in 2006 weg werken. Voor 2006 zijn gepland de 9 tanks uit 2004 en de 24 tanks uit 2005. Daarbij zullen 19 tanks van de werkvoorraad voor 2006 gekeurd worden. In het totaal worden 52 tanks gekeurd in 2006. Daarbij zullen er eind 2006 geen tanks meer zijn met de zogenaamde C-status, Door deze inhaalslag blijft er ook in 2006 nog een achterstand. Eind 2007 zal de inspectie achterstand volledig zijn ingelopen. Stand van zaken 1 juli 2006 Nog inspecteren: 4 tanks uit 2004, 16 tanks uit 2005 en 6 tanks uit van de werkvoorraad uit 2006. Status eind 2007 Met ingang van 31 december 2007 zullen alle tanks de A-status hebben, 85% valt dan onder RBl en 15% zal in de periode 2008-2014 vervolgens onder RBl gebracht worden. Relevante vergunningvoorschriften Voorschrift 19.10 Vergunninghouder dient onderhoud aan alle tanks binnen dat deel van de inrichting waarvoor vergunning is aangevraagd uit te voeren volgens een onderhoudsprogramma, gebaseerd op het in voorschrift 19.11 bedoelde inspectieplan. Indien dit inspectieplan is gebaseerd op inspectie op basis van risico (risk based inspection, RBl), dient het onderhoudsprogramma ook op risico (RBl) gebaseerd te zijn. Dit onderhoudsprogramma dient op systematische wijze te beschrijven op welke wijze onderhoud aan tanks plaats vindt, zodat de betrouwbaarheid van de tanks zo hoog mogelijk is en de risico's voor het milieu zo laag mogelijk zijn. Het onderhoudsprogramma dient deel uit te maken van het in voorschrift 19,12 bedoelde inspectieplan, In het onderhoudsprogramma moet ten minste worden ingegaan op de volgende ondenwerpen: - de relatie tussen onderhoud en inspecties van tanks; - beschrijving van de reeds geïmplementeerde en nog te implementeren bodembeschermende voorzieningen en maatregelen van elke tank sinds 1999 (inclusief tijdstip van (geplande) implementatie), conform de Richtlijn bodembescherming voor atmosferische bovengrondse opslagtanks (Bo-Bo-richtlijn), uitgave juli 1999; - in hoeverre met het programma voldaan wordt aan de eisen genoemd in hoofdstuk 6.1 en 6.2 van de richtlijn "Vloeibare aardolieproducten, bovengrondse opslag grote installaties" van de Commissie Preventie van Rampen door Gevaariijke Stoffen, eerste druk 1984, nummer CPR 9-3;
Blad 2 van 3
-
de voorschriften 4.8 en (indien van toepassing) 4.9; soorten onderhoud (preventief, groot, klein); beschrijving van toegepaste onderhoudstechnieken; wijze van documentatie;
- beschrijving zorg (management) systeem (indien dit wordt toegepast). Voorschrift 19.11 Binnen drie maanden na het van kracht worden van deze vergunning dient vergunninghouder een inspectieplan aan het bevoegd gezag ter goedkeuring te overleggen, waarin vermeld de inspectietermijnen en de wijze waarop inspecties plaats vinden met betrekking tot alle tanks in het gedeelte van de inrichting, waarvoor vergunning is aangevraagd. De inspectietermijn van een tank mag niet meer bedragen dan vijf jaar. Inspecties van tanks dienen volgens het goedgekeurde inspectieplan plaats te vinden. Voorschrift 19.13 Indien vergunninghouder invulling wil geven aan voorschrift 19.11 door middel van inspectie op basis van risico (risk based inspection (RBI)), dan dient vergunninghouder tezamen met de in deze voorschriften gevraagde informatie tevens ter goedkeuring het handboek RBl aan het bevoegd gezag te overieggen. Dit handboek zal vertrouwelijk worden behandeld. De inspectietermijn van een tank mag, indien RBl wordt toegepast, meer bedragen dan 5 jaar, doch niet meer dan 20 jaar. Odfjell heeft beroep aangetekend tegen voorschrift 19.13. Odfjell heeft een wijzigingsverzoek ingediend. In de brief van 14 november 2005 is toegezegd dit voorschrift te wijzigen in: Indien vergunninghouder invulling wil geven aan voorschrift 19.11 door middel van inspectie op basis van risico (risk based inspection (RBI)), dan dient vergunninghouder te handelen volgens het handboek RBl dat op 1 december 2002 door het bevoegd gezag is goedgekeurd. De inspectietermijn van een tank mag, indien RBl wordt toegepast, meer bedragen dan 5 jaar, doch niet meer dan 20 jaar. Deze datum van 1 december is onjuist. Voor zover bekend is er op 1 december 2002 geen RBl van Odfjell goed gekeurd door DCMR. Wel heeft Odfjell in december 2001 door middel van een artikel 8.19 melding toestemming gevraagd over te gaan van Time Based Inspection naar Risked Based Inspection van de opslag tanks. Op 10 januari 2002 is deze melding als mededeling geaccepteerd. 3.
ACTIES EN ADVIEZEN
3.1 Door DCMR Geen, voorschrift 19.13 oud niet handhaafbaar i.v.m. afspraken met W E . Voorschrift 19.13 nieuw niet handhaafbaar omdat er nog geen definitieve beschikking is. Actie W E datum aanpassen in voorschrift 19.13. 3.2 Door het bedrijf Opslagtanks inspecteren conform bovengenoemde planning.
Blad 3 van 3
Verslag ^Wieudienst Rfiofno^^
Aan
Datum 25-07-2006
Project
Auteur
265600 20294877
Onderwerp MJV
Locatie Naam Adres Plaatsbepaling
Activiteit (sub) Locatiesoort Status Verslag Verslagdatum Rapporteur Gesproken met Verslagsoort l.o.v. bureau Participant BGO/BGA Nacontrole van nav beschikking Onderdelen Regelgeving
265600 Odfjell Terminals (Rotterdam) Bv Oude Maasweg 6 3197KJ BOTLEK ROTTERDAM l.k.v. Wbb is voor gehele bedrijfsterrein sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging RT059905217, waarvoor is ingestemd met een LBP, TC-0227-22 vww.odfjell.nl Overige provinciale Wm-activiteiten (tank op/overslag) Wm inrichting Meldings- en vergunningplichtig
(
98233490 25-07-2006 I
n.v.t. Handhaving: themacontrole Handhaving HPl Provincie Zuid-Holland 98227985 04-05-06 Administratieve afhandeling
ALGEMEEN (x = gecontroleerd) X Artikel 8.1 Wm (vergunningplicht voor oprichten, in werking hebben of veranderen van de inrichting) X Artikel 12.8 Wm (milieujaan/erslag) WVO Algemeen Registratiebesluit rampen en zware ongevallen Besluit risico's zware ongevallen '99
Bevindingen wettelijke bepalingen
Overig v.s. 3.1 MJV
In orde: N
Printdatum: 15-11-12
Soort bepaling; Aanvullend
Blad 1 van 2
1
Tekstverslag inspectie
1. INLEIDING Op 31 maart 2006 heeft Odfjell een elektronisch Milieujaarverslag ingediend. Odfjell valt niet onder het Besluit Milieuverslaglegging maar moet een MJV indienen overeenkomstig voor schrift 3,1 van haar vergunning, In april is geconstateerd dat Odfjell het getalsmatig deel van het MJV heeft aangeleverd. Een beschrijvend deel en een toelichting op de getallen ontbrak. Naar aanleiding daarvan is een handhavingbrief gestuurd met daarin vermeld dat de betreffende gegevens op 1 juli 2006 aan te vullen. Op 6 juli 2006 heeft Odfjell het water deel aangevuld en een toelichting toegevoegd. 2. BEVINDINGEN EN CONCLUSIE In grote lijnen wordt voldaan aan voorschrift 3,1, De VOS emissies heeft Odfjell berekend met het programma CARUSO. In voorschrift 3.1 staat dat de VOS emissies gerapporteerd moeten worden, conform bijlage 2. Bijlage 2 bij de vergunning heeft betrekking op de afvalstoffen administratie. Het is onduidelijk welke bijlage 2 hier bedoeld wordt (actie W E ) . Over de stand van zaken uitvoering emissie reductieplan wordt gerapporteerd. Dus strikt genomen wordt aan het voorschrift voldaan. Echter wat de stand van zaken is, gerealiseerd ten opzichten van gepland, wordt niet duidelijk. Van bodembescherming en bodemsanering ontbreekt de informatie zoals omschreven in voorschrift 3.1. Van het onderwerp bedrijfsinterne milieuzorg ontbreekt informatie over de geplande activiteiten. 3.
ACTIES EN ADVIEZEN
3.1 Door DCMR Conform de handhavingstrategie zou een dwangsom en PV opgelegd -gemaakt moeten worden. Ik stel voor Odfjell nogmaals een handhavingbrief te sturen omdat de eerste brief het ontbreken van het beschrijvend deel betrof en het nu gaat om tekortkomingen in dit alsnog aangeleverde beschrijvend deel. 3.2 Door het bedrijf In het verslag over 2006 de genoemde tekortkomingen ongedaan maken.
Blad 2 van 2
Verslag
Aan
Datum 05-09-2006
Project
Auteur
265600 20303426
Onderwerp AVAOIC
Locatie Naam Adres Plaatsbepaling
Activiteit (sub) Locatiesoort Status Verslag Verslagdatum Rapporteur Gesproken met Verslagsoort l.o.v, bureau Participant Project Nacontrole van Nav beschikking Onderdelen
Regelgeving
265600 Odfjell Terminals (Rotterdam) Bv Oude Maasweg 6 3197KJ BOTLEK ROTTERDAM l.k.v. Wbb is voor gehele bedrijfsterrein sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging RT059905217, waarvoor is ingestemd met een LBP, TC-0227-22 www.odfjell.nl Overige provinciale Wm-activiteiten (tank op/overslag) Wm inrichting Meldings- en vergunningplichtig
98236586 05-09-2006 n.v.t. Handhaving: deelcontrole Handhaving HPl Provincie Zuid-Holland
ALGEMEEN OPSLAG P.I.D. (X = gecontroleerd) X Hoofdstuk 10 Wm (afvalstoffen) X Besluit melden bedrijfsafvalstoffen en gevaarlijke afvalstoffen X Artikel 8.1 Wm (vergunningplicht voor oprichten, in werking hebben of veranderen van de inrichting) WVO Algemeen Registratiebesluit rampen en zware ongevallen Besluit risico's zware ongevallen '99
Bevindingen Afvalstoffen Overtreding: Ja
Kernovertreding: Ja
Acceptatie- en verwerkingsprocedure Aanschrijving: nvt
Handhaven in 1 stap: nvt
Voorschrift 7,2
Printdatum:
15-11-12
Blad 1 van 3
Vervolgacties beoordelen
Opmerking AVAOIC opnieuw beoordelen
Door
Afwijking handhavingstrategie Bestuurlijk:
Nee
Reden:
Strafrechtelijk: Nee
AVAOIC Voorschrift 7.21 Uiterlijk 1 maart 2005 dient een beschrijving van het acceptatie- en venwerkingsbeleid (A&V) en de hieraan gekoppelde administratieve organisatie en interne controle (AO/IC) te zijn opgesteld en voorgelegd aan het bevoegd gezag. De beschrijving van het AV/AOIC dient te voldoen aan het rapport "De venwerking verantwoord", van de Werkgroep "Uitvoering aanbevelingen Commissie HOl's en inspectieonderzoek", van februari 2002. De beschrijving van het AV/AOIC dient te worden goedgekeurd door het bevoegd gezag. Historie In oktober 2004 heeft Odfjell een concept AV/AOIC ingediend bij de DCMR, Dit document is beoordeeld door zie rapport in MIRR d.d. 14 februari 2005 met nummer 98194620, Naar aanleiding van de opleveringsinspectie en inspectie in het kader van het project afvalstoffenmanagement is een handhavingsbrief gestuurd d,d, 24 oktober 2005, kenmerk (20233079/265600) waarin opgenomen de afspraak dat op 1 november 2005 het AV/AOIC zou worden ingediend. Dit hebben we op 3 november 2005 ontvangen. Naar aanleiding hiervan heeft op 30 maart 2006 overieg plaats gevonden met' en Rijkswaterstaat, gi I 1 en Odfjell. Naar aanleiding van dit overleg heeft Rijkswaterstaat een verslag gemaakt. Op 12 juli 2006 heeft Odfjell een aangepaste versie ingediend. Deze is toegelicht op 10 juni 2006 toegelicht door Odfjell, Beoordeling AVAOIC versie 12 juli 2006 In voorschrift 7,21 staat dat de beschrijving van het AV/AOIC dient te voldoen aan het rapport "De venwerking verantwoord". Voor de beoordeling van het AV/AOIC zijn de hoofdstukken 6 en 7 en bijlage VIN van belang, In hoofdstuk 6 staan de algemene uitgangspunten te weten: werkbaar en praktisch uitvoerbaar; helder en begrijpelijk; handhaafbaar; eenduidig interpreteerbaar; juridisch correct; zodanig zijn dat het risico dat een stroom niet conform de wet- en regelgeving wordt behandeld, wordt geminimaliseerd; zodanig zijn dat geen afvalstoffen worden geaccepteerd, waarvoor de acceptatieprocedure niet is dooriopen; zodanig zijn dat duidelijk is op welke wijze het acceptatieproces verioopt en welke keuzemomenten en besliscriteria worden gehanteerd; zodanig zijn dat de relatie tussen de inkomende afvalstoffen en de wijze van interne en/of externe venwerking is vastgelegd, In bijlage VIN zijn deze uitgangspunten uitgewerkt in richtlijnen waaraan een A&V beleid dient te voldoen. Odfjell maakt gebruik van de checklist "eenvoudige bedrijven". Deze checklist is door de Provincie Gelderiand opgesteld aan de hand van het rapport. De checklist is een hulpmiddel. Als deze goed wordt
Blad 2 van 3
gebruikt wordt voldaan aan "De venwerking verantwoord". Voor deze beoordeling wordt dan ook getoetst aan "De venwerking verantwoord".
(
In eerste instantie heb ik gekeken of het document voldoet aan de bovengenoemde algemene uitgangspunten. Ven/olgens kan meer in detail getoetst worden of de uitwerking voldoet aan "De verwerking verantwoord". Conclusie Het document voldoet niet aan de algemene uitgangspunten. Het is niet mogelijk een precies te volgen wat er gebeurt met een partij afval van binnenkomst tot het moment dat de partij (al dan niet als een geheel) de inrichting weer verlaat, ik loop voor het eerst vast op het algemeen beleid. Daar wordt venwezen naar de aanvraag. De omschrijving in de aanvraag is te algemeen en daardoor niet handhaafbaar. Daarbij is het niet duidelijk welke stappen worden geregistreerd en waar deze registratie is terug te vinden. Bijvoorbeeld op bladzijde 16 van 43 staat in de laatste alinea "Aan het eind van de bewerking wordt de massabalans opgesteld waarmee gecontroleerd wordt of de bewerking volgens opdracht is uitgevoerd. Dit is niet geborgd in bijlage 8,18 en bijlage 8.19, Hierdoor is het document niet handhaafbaar, eenduidig interpreteerbaar en juridisch correct. Eveneens kan op deze manier niet beoordeeld worden of het zodanig is opgesteld dat het risico dat een stroom niet conform de wet- en regelgeving wordt behandeld, wordt geminimaliseerd, dat geen afvalstoffen worden geaccepteerd waarvoor de acceptatieprocedure niet is dooriopen. Alvorens verder te gaan met de meer gedetailleerde toets aan "de venwerking verantwoord" zal het document moeten worden aangepast zodat het in ieder geval voldoet aan de algemene uitgangspunten. Hieronder volgt een kort overzicht van een aantal punten die me opvielen. Dit overzicht is niet volledig. Bladzijde 7 van 43 vijfde alinea. Wat wordt bedoeld met de zin: PID maakt op de restrictie van het volume een uitzondering wanneer, zonder een concessie te hoeven doen aan de partijmatige benadering, een kleiner volume kosteneffectief kan worden be-/venwerkt. Bijlage 7 is leeg. Bijlage 8,14, Of er sprake is van een afvalstof wordt niet bepaald door de klant. Odfjell is hiervoor zelf verantwoordelijk. In de Staatscourant zijn door VROM de criteria voor afval gepubliceerd. Naar aanleiding daarvan is er inmiddels jurisprudentie die hierbij betrokken dient te worden. Melden aan het LMA staat genoemd op bladzijde 14 paragraaf 6.1. Dit hoort thuis in het hoofdstuk administratie. Onduidelijk is hoe de registratie van niet geaccepteerde partijen is georganiseerd. Bladzijde 13 tweede alinea. Er is sprake van opslag in een buffervoorraad. Er is niet aangegeven hoe lang deze opslag maximaal is toegestaan. Bijlage 8,4, onduidelijk is hoe het zit met de registratie. Op bladzijde 10 tweede alinea is sprake van be- en verwerking op de Terminal, Dit staat niet beschreven in hoofdstuk 7. Bladzijde 16 de voorlaatste alinea staat beschreven dat een massabalans wordt opgesteld. Dit komt niet terug in de procedures in bijlage 8.18 en 8.19. Op diverse plaatsen wordt gewerkt met hoofdletters A, B, C en D. De betekenis is steeds anders dit is verwarrend. Onder andere op bladzijde 10, bij voor-acceptatie AWZI op bladzijde 12 en in bijlage 8.12. Actie Odfjell dient het AVAOIC aan te passen. Het ingediende AVAOIC voldoet niet aan "de venwerking verantwoord" en kan hierdoor niet worden goedgekeurd zoals beschreven in voorschrift 7,21, Er wordt niet voldaan aan voorschrift 7,21,
Blad 3 van 3
r
ONDER GEHEIMHOUDING
0
Verslag
^•,V,cudienst
Rijnn^o^^
Aan
Datum 13-09-2006
Project 265600 20305142
Auteur '•
'
~
Onderwerp De aanvang van de bodemsanering (tpv TP33) is gemeld.
Locatie Naam Adres Plaatsbepaling
Activiteit (sub) Locatiesoort Status
265600 Odfjell Terminals (Rotterdam) Bv Oude Maasweg 6 3197KJ BOTLEK ROTTERDAM l.k.v. Wbb is voor gehele bedrijfsterrein sprake van een geval van ernstige bodemverontreiniging RT059905217, waarvoor is ingestemd met een LBP, TC-0227-22 www.odfjell.nl Overige provinciale Wm-activiteiten (tank op/overslag) Wm inrichting Meldings- en vergunningplichtig
Verslag
98237220
Verslagdatum Rapporteur Gesproken met Verslagsoort l,o.v, bureau Participant Project Nacontrole van Nav beschikking Onderdelen Regelgeving
13-09
Handhaving: deelcontrole Handhaving HRB Rotterdam - Centraal
(X = gecontroleerd) WVO Algemeen Registratiebesluit rampen en zware ongevallen Besluit risico's zware ongevallen '99 Artikel 8.1 Wm (vergunningplicht voor oprichten, in werking hebben of veranderen van de inrichting) Artikel 39a Wbb (saneren conform SP, voorschriften (en aanwijzing))
Bevindingen Bodem (Wbb)
Melden start sanering Overtreding: Nee Aanschrijving: nvt Kernovertreding: nvt De DCMR geeft toestemming om van de meldingstermijn te mogen afwijken.
Afwijking handhavingstrategie Bestuurlijk: Nee Strafrechtelijk: Nee
Handhaven in 1 stap: nvt
Reden:
Printdatum: 15-11-12
Blad 1 van 2
ONDER GEHEIMHOUDING
Dit betreft de bodemsanering met Globis-kenmerk RT05990Ü5217/T112 op basis van het locatiebeheerplan waarmee op basis van beschikking van 29-08-2002, (TC 02-27-22) in week 35 (datum niet bekend, het betreft een niet door directeur Gemeentwerken Rotterdam ondertekend besluit) is ingestemd met TC-nummer 06-35-11, Aanleiding Aanleiding van deze controle vormt de ontvangst van de melding aanvang bodemsanering ter plaatse van TP33 op het bedrijfsterrein. Wettelijk kader van de controle Het onderzoek vond plaats in het kader van toezicht op de naleving van de milieuwetgeving met betrekking tot de uilvoering van bodemsaneringen. Melding aanvang Meldingsdatum aanvang: 04-09-2006; Aanvangsdatum volgens melding: 05-09-2006 Tijdig gemeld: Neen Toen ik de locatie op 05-09-2006 bezocht, bleek de uitvoering van de bodemsanering te zijn uitgesteld. Daarna belde ik met de heet i/an Odfjell om hem te verzoeken de meldingstermijn in acht te nemen. Op 12-09-2006 deed de heer er e-meil het verzoek om op 14-09-2006 te mogen aanvangen. Dit is circa 1,5 week na zijn melding, in overleg met de heer M. van der Knaap van bureau HRB is besloten in te stemmen met deze meldingstermijn. Conclusies Odfjell mag in afwijking van de vereiste meldingstermijn op 13-09-2006 aanvangen met de uitvoering van de bodemsanering. De handhavingstrategie Bestuurlijk optreden: • Rapporteur heeft overleg gepleegd met de handhavingsjurist van HRB: i r (niet aanwezig, daarom overlegd met de heer • Er wordt afgeweken van de strategie m.b.t. bestuunijK optreaen: ja, nl in afwijking van voonwaarde 1 verbonden aan de instemming plan van aanpak, mag uitvoering gegeven worden aan de bodemsanering. Strafrechtelijk optreden: • Rapporteur heeft overleg gepleegd met de opsporingscoördinator van HRB: t (niet aanwezig daarom overlegd met de heet • Er wordt afgeweken van de strategie m.b.t. siratrechtelijk optreden: ja, nl in afwijking van voonwaarde 1 verbonden aan de instemming plan van aanpak, mag uitvoering gegeven worden aan de bodemsanering. Overig Bij deze controle is gebruik gemaakt van het doorslagformulier controleresultaat: Nee, omdat de bodemsanering tijdens mijn locatiebezoek niet was aangevangen.
Blad 2 van 2