Jaarverslag 2009 Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV
Datum rapport
21 mei 2010
Auteur
Bestuur
Nummer/versie
Vastgesteld
Profielschets Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV (het pensioenfonds) is een ondernemingspensioenfonds en voert de pensioenovereenkomsten uit die van toepassing zijn op de werknemers van De Nederlandsche Bank NV (DNB). De doelstelling van het pensioenfonds is het verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het fonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast houden van de pensioenrechten. Het fonds kent uitsluitend middelloonregelingen. De opbouw voor actieve deelnemers is onvoorwaardelijk geïndexeerd. Het beleid van het pensioenfonds wordt bepaald door het bestuur. De uitvoering van de pensioenregeling en de bestuursondersteuning heeft het bestuur uitbesteed aan TKP Pensioen BV (TKP) en het vermogensbeheer heeft het bestuur uitbesteed aan BlackRock Netherlands BV (BlackRock). Daarnaast maakt het bestuur gebruik van de werkzaamheden van een actuaris, accountant en compliance officer. Het bestuur bestaat uit acht leden. De bestuursleden werken onafhankelijk van de benoemende partijen en zijn collectief verantwoordelijk. Het bestuur heeft een onafhankelijke voorzitter.
1
Inhoudsopgave 1. 2. 3. 4. 5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5 6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5 6.6 7. 7.1 7.2 7.3 Bijlagen Bijlage 1 Bijlage 2
Kerncijfers Personalia Verslag Verantwoordingsorgaan Bevindingenrapport Raad van Toezicht Bestuursverslag Voorwoord bestuur Pensioenbestuur: organisatie en governance Financiële opzet en positie Pensioenbeheer Vermogensbeheer Jaarrekening Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten) Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening Verbonden partijen Actuariële analyse Overige gegevens Resultaatbestemming Actuariële verklaring Accountantsverklaring Deelnemersbestand Begrippenlijst
2
3 5 7 12 17 17 19 26 41 48 66 66 67 68 69 88 90 92 92 93 95 97 98 99
1.
Kerncijfers
Bedragen x € 1,0 miljoen
2009
2008
2007
2006
2005
*
*
*
*
*/**
Balanswaarde van de beleggingen*** Aandelen Obligaties Overige beleggingen Totaal
193 664 58 915
170 569 122 861
309 594 5 907
337 568 3 908
327 517 16 860
Percentages van totaal beleggingen Aandelen Obligaties Overige beleggingen Totaal
21% 73% 6% 100%
20% 66% 14% 100%
34% 65% 1% 100%
38% 60% 2% 100%
38% 60% 2% 100%
Rendement
5,1%
-2,7%
0,6%
4,7%
12,5%
Saldo van baten en lasten
33
-194
22
31
33
Eigen vermogen
77
44
239
203
172
Voorziening Pensioenverplichtingen
841
827
669
708
671
Voorziening WAO-hiaat
2
6
4
3
5
Overig
2
0
0
-
32
Totaal
845
833
673
711
708
Dekkingsgraad op basis van 4%**** Dekkingsgraad op basis van FTK
109,1%
105,3%
135,5%
128,5% 129,0%
124,3% -
1,0% 1,0% 0,0%
3,0% 3,0% 3,0%
1,5% 1,5% 1,5%
1,75% 1,75% 1,75%
1,0% 1,0% 1,0%
0,0%
3,1%
2,3%
1,3%
1,6%
42
30
26
26
46
Toeslagverlening Actieven DNB Inactieven ex-PVK (voor 1 jan 2005) Inactieven DNB (voor 1 jan 2003) Inactieven DNB (na 1 jan 2003) en premievrije aanspraken Pensioenpremie van DNB
3
Onderverdeling van de Voorziening Pensioenverplichtingen voor deelnemers voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden Totaal Aantal deelnemers Aantal pensioengerechtigden Aantal gewezen deelnemers Totaal
54,3%
55,4%
55,6%
48,0%
46,7%
45,7% 100%
44,6% 100,0%
44,4% 100,0%
52,0% 100,0%
53,3% 100,0%
1.999 1.085 1.337 4.421
1.986 1.072 1.354 4.412
2.092 1.143 1.135 4.370
2.096 1.132 1.099
2.055 1.080 1.265 4.400
4.327
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode * ** ***
*** *
Cijfers 2007, 2008 en 2009 op basis van FTK, cijfers 2005 en 2006 op basis van Actuariële Principes Pensioenfondsen. De cijfers over 2005 betreffen de samengestelde cijfers van Pensioenfonds DNB en Pensioenfonds PVK met uitzondering van de kengetallen 'rendement' en 'weerstandsvermogen'. Deze laatste zijn cijfers 2005 Pensioenfonds DNB. De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat hier de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond. Formule dekkingsgraad: ((eigen vermogen + Totaal Technische voorzieningen) / Totaal Technische voorzieningen) * 100%
4
2.
Personalia
Benoemd door de werkgever (DNB) Naam
Functie in bestuur
W.H. Bovenschen
Lid
E.W. Lindeijer
Lid
P.D. van Loo
Lid
Mw. G.F.T. Tiellemans
Secretaris
Bestuurslid vanaf 4 oktober 2008 1 oktober 2004
Bestuurslid tot 1 januari 2014 1 januari 2014
Lid van commissie Auditcommissie
1 januari 2008 1 januari 2008
1 januari 2012 1 januari 2012
Bestuurslid vanaf 1 juli 2007
Bestuurslid tot 1 juli 2011
Lid van commissie Auditcommissie
Functie/in dienst van Gepensioneerd
12 november 2004
1 januari 2013
Beleggingscommissie
Gewezen deelnemer
1 januari 2009 30 juni 2009
1 januari 2013 1 januari 2011 1 april 2009
Beleggingscommissie Auditcommissie
Toezichthouder banken Toezichthouder banken Beleidsmedewerker
Voorzitter tot 1 januari 2012
Lid van commissie Auditcommissie (voorzitter)
Beleggingscommissie (voorzitter) Beleggingscommissie Auditcommissie
Functie/in dienst van Jurist divisie Juridische Zaken Divisiedirecteur Financiële Markten Gepensioneerd Hoofd Interne Accountantsdienst
Benoemd namens de deelnemers Naam
Functie in bestuur
G. van Ankeren
Plaatsvervangend secretaris (lid namens pensioengerechtigden) Lid (namens gewezen deelnemers) Plaatsvervangend voorzitter Lid
P.A.A.M. Cornet
D. Hendriks E. Hondius Mw. M.E.J. Schuit
Plaatsvervangend voorzitter
1 januari 2007
Naam
Functie
H.J.P. Penders
Onafhankelijk voorzitter
Voorzitter vanaf Benoemd sinds 20 september 2006, voorzitter per 1 april 2007
Beleggingscommissie
Voorzitter
5
Adviseurs Beleggingscommissie Mw. I.T. van den Doel, directeur VBA Beroepsvereniging van Beleggingsprofessionals (vanaf april 2010) Mw. C.P.M. van Oorschot, werkzaam bij de Divisie Financiële Markten van DNB Raad van Toezicht B.F. Dessing (plaatsvervangend voorzitter) H.M. Geukers J.Th. van Niekerk (voorzitter) Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: Mw. M.L.F.J. Banning (voorzitter) J.E. Berndsen Mw. S. Butzke Namens de deelnemers: J.J. van Buggenum (plaatsvervangend voorzitter) R.A. Vink F.C. Zwart Namens de pensioengerechtigden en/of gewezen deelnemers: F.A. von Dewall (tot 1 januari 2010) A. van Dorssen M.A. Santema Compliance officer B.M. Peters, Nederlands Compliance Instituut Pensioenbeheer TKP Pensioen BV Vermogensbeheer BlackRock Netherlands BV Externe accountant PricewaterhouseCoopers Accountants NV Certificerend actuaris Towers Watson
6
3.
Verslag Verantwoordingsorgaan
Het Verantwoordingsorgaan (VO) maakt sinds 1 januari 2008 deel uit van de governancestructuur van het pensioenfonds. Voor het VO is een reglement vastgesteld op basis van de uitgangspunten voor Goed Pensioenfondsbestuur, zoals die zijn vastgelegd door de Stichting van de Arbeid. Hierin zijn de samenstelling van het VO, de benoemingsprocedure van de leden, de taken en bevoegdheden en de werkwijze van het VO beschreven. Het VO heeft onder andere als taak om te beoordelen of het bestuur van het fonds op evenwichtige wijze rekening houdt met de belangen van alle belanghebbenden bij het fonds. Dit zijn de deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever. Het VO benoemt, en ontslaat zonodig, de leden van de Raad van Toezicht (RvT) en heeft het recht advies uit te brengen over: het vaststellen en wijzigen van de vergoedingsregeling van de bestuursleden; het wijzigen van het beleid ten aanzien van het VO; de vorm, inrichting en samenstelling van het intern toezicht; het vaststellen en wijzigen van een interne klachten- en geschillenprocedure; het vaststellen en wijzigen van het communicatie- en voorlichtingsbeleid. Ook dient het bestuur het VO op de hoogte te stellen van de beleidsvoornemens voor de toekomst. Om zijn taken te kunnen uitvoeren heeft het VO recht op alle informatie die het nodig acht en ook recht op overleg met het bestuur, de RvT, de externe accountant en de externe actuaris. Het VO geeft zijn oordeel over het handelen van het bestuur, over het gevoerde en te voeren beleid alsook over het naleven van de zogenoemde Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur, zoals vastgelegd door de Stichting van de Arbeid. Het oordeel van het VO alsmede de reactie hierop van het bestuur worden opgenomen in het jaarverslag van het fonds. Onderstaand geeft het VO zijn bevindingen weer. Verantwoording en werkwijze Het VO heeft zich een oordeel gevormd over het in 2009 gevoerde beleid door het bestuur. Het orgaan heeft vier maal vergaderd en daarnaast twee maal overleg gevoerd met het bestuur. Ook heeft het VO overleg gevoerd met de externe accountant en actuaris. Verder is een opleidingsdag georganiseerd, waarbij inzichten zijn verkregen en ervaringen zijn uitgewisseld over onder meer evenwichtige belangenbehartiging en het herstelplan. Voorts heeft het VO kennis genomen van formele verantwoordingsdocumenten, zoals het jaarverslag, de bevindingen van de externe accountant en actuaris, fondsdocumenten, en de kwartaalverslagen van de uitvoeringsorganisaties. Verder heeft het VO zich uitgebreid laten informeren over het door het fonds ingediende herstelplan en de daaraan ten grondslag liggende continuïteitsanalyse en gewijzigde premie- en beleidstaffel.
7
Met betrekking tot zijn manier van werken heeft het VO gekozen voor een thematische benadering. Onderwerpen die aan de orde komen zijn onder andere: Wordt er voldoende rekening gehouden met een evenwichtige belangenbehartiging? Houdt de RvT adequaat toezicht op het functioneren van het bestuur? Adviestaken op het gebied van communicatie, de inrichting van het interne toezicht en het beleid ten aanzien van het VO. Gedurende de verslagperiode heeft het VO adviezen uitgebracht aan het bestuur op het terrein van de communicatie aan deelnemers, gewezen deelnemers en gepensioneerden, de inrichting van het interne toezicht en de zittingstermijn van leden van het VO. Bevindingen en aandachtspunten Het VO heeft kennis genomen van het jaarverslag en de jaarrekening van het pensioenfonds en de overige door het bestuur verstrekte informatie, alsmede van de door het bestuur verstrekte toelichtingen daarbij. Tevens heeft het VO kennis genomen van de bevindingen van de externe accountant en de externe actuaris. Evenwichtige belangenbehartiging Dit thema is in de verslagperiode frequent aan de orde gekomen. Zo stond de vormgeving centraal op de opleidingsdag, en is nadere invulling gegeven aan dit begrip alsook de toepasbaarheid binnen de bestaande governance. Het bestuur heeft parallel hieraan dezelfde exercitie uitgevoerd. Daarna zijn beider bevindingen over de vormgeving besproken in een gezamenlijk overleg. Het vaststellen van een pensioenregeling is de primaire verantwoordelijkheid van de sociale partners. Kortweg stelt het VO dat zij vooral de invulling van de discretionaire bevoegdheden van het Bestuur beoordeelt op evenwichtigheid. Bij de bespreking van de indexatie per ultimo 2008 alsook van het herstelplan is dit in concreto aan de orde gekomen. Het Bestuur is gevraagd om uitleg te geven over de gemaakte keuzen en de verwachte resultaten hiervan voor de toekomst om zodoende inzicht te hebben of het Bestuur op evenwichtige wijze rekening houdt met de belangen van de diverse belanghebbenden bij het fonds. Daarbij is onder meer ingegaan op aspecten als onder welke scenario´s het fonds weer indexaties kan toekennen. Communicatie- en voorlichtingsbeleid In december is kennisgenomen van het Communicatieplan 2010 van het Bestuur alsook van de uitkomsten van een onder de actieve deelnemers uitgevoerde enquête. Het VO heeft onder meer geadviseerd om het plan meer toe te spitsen op de positie van jongere deelnemers. Zo kwam uit de nulmeting naar voren dat deze groep geen interesse heeft voor het onderwerp pensioen, terwijl zij wel nog voldoende mogelijkheden heeft om aanvullend te sparen.
8
Intern toezicht Naast het VO maakt de RvT deel uit van de zogenoemde 'governancestructuur' van het pensioenfonds (zie par.5.2.1 voor een grafische weergave). Belangrijkste verschil tussen beide organen is dat RvT doorlopend het functioneren van het bestuur en de algemene gang van zaken in het fonds toetst en beoordeelt, en dat het VO (achteraf) beoordeelt of op evenwichtige wijze rekening is gehouden met de belangen van alle belanghebbenden. Het VO heeft in dat kader kennis genomen van de bevindingen van de RvT over het functioneren van het bestuur en de gang van zaken in het fonds, zoals opgenomen in paragraaf 4. In juni heeft het VO de heer Van Niekerk (aftredend per 1 augustus en herkiesbaar) herbenoemd als lid van de RvT voor een periode van 4 jaren. In het najaar heeft het Bestuur het VO om advies gevraagd over een voorgenomen statutenwijziging van het pensioenfonds over de inrichting van het interne toezicht. Het VO heeft in december positief geadviseerd over de voorgestelde wijziging met betrekking tot de maximale zittingstermijn van Bestuursleden, de leden van het VO en de leden van de RvT, en heeft daarnaast suggesties gedaan voor aanpassingen in het huishoudelijke reglement. Het bestuur heeft ingestemd met de door het VO voorgestelde statutenwijziging om het VO de bevoegdheid te geven om zonodig leden van de RvT te ontslaan. Om elkaar ook tussentijds op de hoogte te houden, en eventuele doublures in activiteiten te voorkomen, heeft in het verslagjaar incidenteel overleg plaats gevonden. In het licht van bovenstaande statutenwijziging reikt de verantwoordelijkheid van het VO verder dan voor de herziening. Tegen deze achtergrond is het voornemen van het VO om in de toekomst meer reguliere contactmomenten met de RvT te hebben. Zodoende kan het VO zich een beter oordeel vormen van belangrijke punten waar de RvT mee bezig is geweest en hoe zij hier invulling aan heeft gegeven. Overige onderwerpen Voorts zijn in de verslagperiode de volgende onderwerpen in het overleg met het Bestuur ter sprake gekomen: Hoe het Bestuur omgaat met de 'lessons learned' uit het afgelopen jaar en hoe dit richting het VO wordt vormgegeven; De evaluatie van de ontwikkelingen in de afgelopen periode en welke invloed dat zou kunnen hebben op de opzet en werking van de beleidstaffel; Diverse externe ontwikkelingen en actualiteiten, zoals de ontwikkelingen omtrent de bedrijfstak banken-CAO, de nieuwe ALM-studie en diverse toekomstscenario's met betrekking tot de zelfstandigheid van het fonds; De strategische planning, het meerjarenplan en het activiteitenoverzicht van het Bestuur; De follow-up van beleidsvoornemens van voorgaand jaar; en Het proces van verantwoording afleggen, resulterend in procedure-afspraken.
9
Oordeel Op basis van de beschreven werkzaamheden komt het VO tot het oordeel dat het bestuur met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid en evenwichtige afweging van de belangen van de bij het pensioenfonds betrokken deelnemers, gewezen deelnemers, pensioengerechtigden en de werkgever, tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. Voorts zijn alle door het VO aangedragen punten naar volle tevredenheid door het Bestuur opgepakt en overgenomen. Tot slot stelt het VO het op prijs te vermelden dat het de communicatie met het bestuur, de informatieverschaffing en de administratieve ondersteuning als zeer positief heeft ervaren. Amsterdam, 21 mei 2010 M.L.F.J. Banning (voorzitter) J.E. Berndsen J.J. van Buggenum (plv voorzitter) S. Butzke F.A. von Dewall (tot 1 januari 2010) A. van Dorssen M.A. Santema R.A. Vink F.C. Zwart
10
Reactie bestuur op verslag Verantwoordingsorgaan Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van het verslag van het Verantwoordingsorgaan. Het Verantwoordingsorgaan geeft daarin blijk van een professionele taakopvatting. Het bestuur is verheugd te constateren, dat het Verantwoordingsorgaan van mening is dat het bestuur op zorgvuldige en evenwichtige wijze tot verantwoorde besluitvorming en beleidskeuzes is gekomen. Net als het verantwoordingsorgaan is het bestuur van mening dat er in het verslagjaar sprake is geweest van een goede samenwerking tussen het Verantwoordingsorgaan en het bestuur. Het bestuur stelt deze samenwerking zeer op prijs. Het bestuur dankt het Verantwoordingsorgaan voor het uitgebrachte verslag en de getoonde inzet. Ook in de toekomst stelt het bestuur zich graag beschikbaar om in overleg met het Verantwoordingsorgaan te treden en bij te dragen aan een goed verlopend proces van verantwoording afleggen.
11
4.
Bevindingenrapport Raad van Toezicht
Werkwijze De Raad van Toezicht heeft in 2009 vijf maal vergaderd. Daarbij is drie maal overleg gevoerd met (een delegatie van) het bestuur. Tevens heeft de raad overleg gevoerd met de externe accountant en certificerend actuaris. Naast de gezamenlijke vergaderingen hebben de voorzitters van het bestuur, het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht regelmatig overleg. De Raad van Toezicht heeft door kennisneming van de notulen van de vergaderingen van de Auditcommissie, de Beleggingscommissie en het bestuur, kunnen volgen welke onderwerpen door het bestuur besproken zijn, welke besluiten zijn genomen en welke overwegingen aan de besluiten ten grondslag hebben gelegen. Om nog beter inzicht in het bestuurlijke proces te krijgen, hebben de leden van de raad ieder een commissie- of bestuursvergadering bijgewoond. Zoals verwacht had dit een grote toegevoegde waarde; voor 2010 zal deze werkwijze gecontinueerd worden. Ook heeft de Raad van Toezicht zich aan de hand van diverse documenten van het fonds en door uitdieping van bepaalde thema's een beeld kunnen vormen van de ontwikkelingen binnen het fonds. De aandachtspunten die hieruit naar voren kwamen, zijn met het bestuur besproken. Waar nodig zal hier follow-up aan gegeven worden. Ook vindt overleg hierover met het Verantwoordingsorgaan plaats. De volgende thema's zijn volgens planning door de raad besproken en beoordeeld. Governance De governancestructuur is geëvalueerd door het bestuur. De raad is het eens met het bestuur dat de huidige structuur goed functioneert en er geen directe aanleiding is tot wijzigingen. Externe ontwikkelingen en evaluaties vanuit de politiek dienen niettemin gevolgd te worden. Er heeft overleg van de raad met het Verantwoordingsorgaan en het bestuur plaatsgevonden over het belang van een goede procedure voor de evaluatie van het verantwoordingsproces. De nadere invulling hiervan zal in 2010 gebeuren. De Beleggingscommissie heeft de evaluatie van haar functioneren goed opgepakt. De raad onderschrijft het belang van uitbreiding van de Beleggingscommissie om de kwetsbaarheid te verminderen. De procedures voor het actueel houden van fondsdocumenten functioneren. De raad heeft met genoegen kennisgenomen van de zeer gedegen compliance scan die uitgevoerd is door een externe partij en de acties die het bestuur hierop onderneemt. Met name het integriteitbeleid is hierdoor op de agenda gekomen en is door het bestuur nader vorm gegeven. Een aandachtspunt is de compliance bij de uitvoeringsorganisaties en hoe het bestuur hierover geïnformeerd wordt. Dit zal nader vorm moeten krijgen.
12
De raad heeft geconstateerd dat de compliance officer verslag heeft gedaan van de naleving van de gedragscode en daarbij geen overtredingen heeft geconstateerd. De raad heeft al eerder aandacht gevraagd voor de continuïteit en deskundigheid binnen het bestuur. De raad heeft kennis genomen van de goede acties die het bestuur hierop genomen heeft. Het bestuur lijkt zich terdege bewust van de kwetsbaarheid van het bestuur/de commissies door onvoldoende spreiding van deskundigheid en de tijdinvestering die het bestuurslidmaatschap vraagt. Dit probleem is geadresseerd en de raad volgt de ontwikkelingen met interesse. Hoewel de deskundigheid van de bestuursleden goed is volgens de uitkomsten van de SPOkennisreflector, blijft het actueel houden van kennis belangrijk, mede gezien de snelle ontwikkelingen rond het onderwerp pensioenen. Beleid De evaluatie van de fiduciair manager is opgepakt met behulp van een externe, onafhankelijke adviseur. Vastgesteld is dat BlackRock naar tevredenheid functioneert en er geen reden is van vermogensbeheerder te veranderen. Wel is er een aantal verbeterpunten naar voren gekomen. Ook de pensioenadministrateur TKP is geëvalueerd, leidend tot de beslissing om de uitbestedingovereenkomst per 2011 te verlengen. Tijdens de financiële crisis heeft het bestuur actief en alert gehandeld. Extra vergaderingen werden belegd. Een van de conclusies bij de evaluatie van deze crisis is dat er meer vrijheid in het beleidskader nodig is, teneinde de nog aanwezige risico's beter te kunnen mitigeren. Het bestuur is hierover in overleg met de werkgever getreden. De risicobeheersing op korte termijn heeft voldoende aandacht. Het bestuur volgt een uitsluitingenlijst in het kader van Socially Responsible Investment. Het bestuur zou naar mening van de raad echter eigen beleid moeten vormgeven waarbij aandacht is voor de aspecten milieu, sociaal en corporate governance. De fiduciair beheerder zal vervolgens moeten zorgen dat de beleggingen in lijn met dat beleid blijven. Met genoegen heeft de raad kennis genomen van de uitgevoerde nulmeting onder de actieve deelnemers. Dit geeft meer inzicht in de pensioenbeleving bij de deelnemers. De uit deze nulmeting naar voren gekomen verbeterpunten, zijn duidelijk vertaald in het communicatieplan 2010. Gezien de rol van de HR-afdeling van de werkgever in de communicatie met de deelnemers, is het goed dat overleg met werkgever gevoerd gaat worden over diens rolinvulling. Met interesse volgt de raad de uitkomsten van het communicatiebeleid en te zijner tijd de uitkomsten van de éénmeting. Aansturing van het fonds Het bestuur is goed in control met betrekking tot de aansturing van de uitvoeringsorganisaties. Ieder kwartaal leveren beiden een kwartaalverslag op en de ondersteuning voor en in de vergaderingen is van hoge kwaliteit. Wat de uitvoering betreft is er zeer regelmatig contact met TKP en BlackRock.
13
De raad heeft geconstateerd dat de procedures rond uitvoering en aanpassing van de pensioenreglementen goed zijn vastgelegd en worden nageleefd. Volgens de rapportering van de uitvoeringsorganisaties verloopt de uitvoering van de pensioenregeling goed. Het bestuur heeft een auditplan opgesteld, waarin alle cyclische en ad hoc activiteiten van het fonds vermeld staan. Er zal gevolgd worden of dit plan functioneert en of er volgens het plan wordt gewerkt. Daarbij zal ook de werkwijze van de Auditcommissie geëvalueerd moeten worden. De raad heeft geconstateerd dat het meerjarenbeleid door het bestuur is opgepakt. De raad volgt de verdere ontwikkelingen hierin. Risicobeheersing op de lange termijn De procedures over de premievaststelling liggen vast in de ABTN. Het bestuur is met de werkgever een hogere premie overeengekomen via de beleidstaffel in de uitvoeringsovereenkomst. De procedure voor de opstelling van de korte en lange termijn herstelplannen is goed verlopen en inmiddels vastgelegd in de ABTN. De realisatie van de herstelplannen wordt goed gevolgd; vooralsnog lijkt het herstel haalbaar. De dekkingsgraad is boven verwachting gestegen. Het bestuur dient echter bedacht te zijn op een terugval. Het bestuur heeft ruimschoots aandacht gegeven aan de ´lessons learned´ uit de crisis op de financiële markten. Hierdoor is meer inzicht gekomen in de risico's op korte termijn. Het blijft een uitdaging om het beleid actueel te houden om ook andere (lange termijn) risico´s te onderkennen en te beheersen, mede door het steeds veranderende karakter van de relevante risico´s. Evaluatie functioneren Raad van Toezicht De raad heeft zijn jaarlijkse evaluatie uitgevoerd, waarbij ook de input van het bestuur is gevraagd. De conclusies in het kort zijn dat de raad goed functioneert en goed binnen de governance van het fonds past. Met name de toezichthoudende rol is van belang. De raad en het bestuur zullen in 2010 samen bekijken of de huidige werkvorm de meest optimale is of dat er verbeteringen aangebracht kunnen worden. Conclusies Al met al functioneert het bestuur goed, waarbij hij zich in zijn besluitvorming baseert op goede en volledige informatie. De besluiten komen weloverwogen tot stand. Procedures zijn vastgelegd, inclusief evaluaties hiervan. De processen lijken goed te verlopen. Op detailniveau zijn bovenstaand wel enige aandachtspunten aangegeven. De dienstverlening van de uitvoeringsorganisaties is geëvalueerd, waaruit de conclusies zijn getrokken dat de dienstverlening in grote lijnen naar tevredenheid verloopt en dat er niet van uitvoerders hoeft te worden gewisseld.
14
Er zijn geen grote zorgpunten; wel benadrukt de Raad van Toezicht het belang van risicomanagement op lange termijn en de (continuïteit van) deskundigheid binnen het bestuur. Het bestuur is zich van beide issues bewust; de raad volgt de ontwikkelingen in dezen met interesse. De Raad van Toezicht stelt het goede en open overleg met het bestuur en het Verantwoordingsorgaan zeer op prijs. Amsterdam, 21 mei 2010 B.F. Dessing (plv voorzitter) H.M. Geukers J.Th. van Niekerk (voorzitter)
15
Reactie bestuur op bevindingenrapport Raad van Toezicht Het bestuur heeft met genoegen kennis genomen van het bevindingenrapport van de Raad van Toezicht. Hieruit blijkt de gedegen en constructieve werkwijze van de Raad van Toezicht. Het bestuur dankt de Raad van Toezicht voor het uitgebrachte rapport en de getoonde inzet. Ook het bestuur stelt het goede en open overleg met de Raad van Toezicht zeer op prijs en vertrouwt op een voortzetting daarvan. Het bestuur geeft hieronder zijn reactie op de genoemde aandachtspunten. • De raad constateert dat de compliance bij de uitvoeringsorganisaties en de informering daarover aan het bestuur nog nader vorm zal moeten krijgen. Dit proces zal in 2010 nader vorm gegeven worden. • De raad is van mening dat het bestuur eigen Socially Responsible Investment-beleid zou moeten vormgeven, waarbij aandacht is voor de aspecten milieu, sociaal en corporate governance. De Beleggingscommissie bereidt dit onderwerp voor. In een aparte themadag beleggingen, die in het najaar van 2010 zal worden gehouden, zal het bestuur dit nader uitwerken. • De raad benadrukt het belang van risicomanagement op lange termijn. Het bestuur onderschrijft dit belang. Bij zijn beleidsvorming zal het telkens een afweging maken tussen de korte termijnrisico's (welke kunnen leiden tot terugval van de dekkingsgraad) en de lange termijnrisico's. • De continuïteit van deskundigheid binnen het bestuur is ook voor het bestuur een doorlopend punt van aandacht. Het bestuur onderkent de kwetsbaarheid van het bestuur en de commissies, mede gezien de tijdinvestering die het lidmaatschap vergt. Daarom is de Beleggingscommissie uitgebreid met een tweede adviseur. Het bestuur heeft zijn functioneren geëvalueerd (op individueel en collectief niveau). De uitkomsten hiervan worden besproken in de themadag van het bestuur in het najaar 2010. Een van de actiepunten dat reeds geadresseerd is, is het opstellen van een inwerkprogramma voor nieuwe bestuursleden. Het actueel houden van kennis en het volgen van externe ontwikkelingen is een doorlopend aandachtspunt van de bestuursleden. • De raad wijst op de evaluatie van de werkwijze van de Auditcommissie. Deze evaluatie staat gepland voor het vierde kwartaal 2010.
16
5.
Bestuursverslag
5.1
Voorwoord bestuur
In dit jaarverslag legt het bestuur verantwoording af over het gevoerde beleid in 2009, de achterliggende overwegingen bij de vaststelling van het beleid en de uitkomsten hiervan voor Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV. Waar mogelijk wordt aangegeven wat de ontwikkelingen in 2010 zullen zijn. 2009 was een hectisch jaar voor het pensioenfonds. Het fonds werd in 2008 geconfronteerd met een reservetekort en begin 2009 met een dekkingstekort. Er is daarom een korte- en langetermijnherstelplan ingediend. De wijziging van de premie- en beleidstaffel, welke per 1 januari 2009 met de werkgever is overeengekomen, leidt naar verwachting tot voldoende herstel binnen de wettelijke termijnen. Door een herstel op de financiële markten in de loop van het jaar, alsmede door de renteontwikkeling die een positief effect op de verplichtingen van het pensioenfonds had, is de dekkingsgraad gestegen. Daar met name het herstel op de financiële markten nog fragiel is, blijft het bestuur bedacht op terugval. Het bestuur heeft uitgebreid stil gestaan bij de lessen die getrokken kunnen worden uit de omstandigheden die tot de tekortsituatie hebben geleid. Deze zijn meegewogen bij het beleggingsbeleid. Ook andere aspecten kunnen leiden tot een terugval van de dekkingsgraad. Zo is recent bekend geworden dat de levensverwachting gestegen is, wat leidt tot een verlaging van de dekkingsgraad met ruim 4%-punt. Het bestuur heeft veel aandacht besteed aan de financiële positie van het fonds. Het beleggingsbeleid wordt vormgegeven op zowel strategisch als tactisch niveau. Periodiek is bezien of de risicograad van de beleggingen nog in goede verhouding tot de dekkingsgraad staat. Hiermee wordt de kans en omvang van een mogelijke onderdekking bij zwaar weer op de financiële markten beperkt. In de strategische normporteuille is vastgelegd in welke beleggingscategorieën het pensioenvermogen wordt belegd en welke weging daarbij is toegepast. Deze strategische portefeuille vormt het ijkpunt voor het dagelijkse beheer van de beleggingen (tactisch niveau). Ter beperking van de transactiekosten is door het pensioenfonds beoogd (gedwongen) aan- en verkopen als gevolg van grote koersbewegingen zo veel mogelijk te vermijden. Dit uitgangspunt geldt zowel in een dalende als stijgende markt. Zie voor een nadere toelichting op de strategische normportefeuille paragraaf 5.5.1.1. Een van de gevolgen van de financiële positie is dat er voor een grote groep inactieve deelnemers geen toeslagen zijn toegekend. In de communicatie met de deelnemers is geprobeerd dit zo goed mogelijk toe te lichten. Het bestuur heeft in 2009 een compliancescan uit laten voeren door een externe partij. Hierin is getoetst of het fonds voldoet aan alle wet- en regelgeving. De resultaten van de scan waren dat het fonds aan alle regels voldoet. Een aandachtspunt was echter het ontbreken van op schrift gesteld integriteitsbeleid. Inmiddels heeft het bestuur dit vastgesteld.
17
Ook in 2009 heeft het bestuur veel aandacht besteed aan de deskundigheid en de continuïteit binnen het bestuur. Zo hebben de bestuursleden die dat nog niet gedaan hadden, met goed resultaat de SPO-kennisreflector gedaan waarbij per kennisgebied wordt getoetst of het bestuurslid voldoende kennis van dat onderwerp heeft. Om voortijdig wegvloeien van deskundigheid uit het bestuur te voorkomen, is de maximale zittingstermijn van bestuursleden statutair aangepast. Een deel van de themadag 2010 zal aan het functioneren van het bestuur besteed worden, waarbij ook de uitkomsten van de in 2010 te voeren functioneringsgesprekken en een zelfevaluatie van het collectieve functioneren worden betrokken. Communicatie met de deelnemers is voor het bestuur een belangrijk onderwerp. Om meer inzicht te krijgen in de effecten van het communicatiebeleid is in 2009 een zogenaamde nulmeting uitgevoerd onder de actieve deelnemers. De uitkomsten hiervan zijn meegenomen in het communicatieplan 2010. In 2010 zal er ook een nulmeting onder de inactieve deelnemers uitgevoerd worden. Te zijner tijd zal met een zogeheten éénmeting getoetst worden of het communicatiebeleid zijn vruchten heeft afgeworpen en of bijstelling nodig is. Het bestuur heeft, nu de pensioenadministratie en het vermogensbeheer twee jaar zijn uitbesteed aan TKP respectievelijk BlackRock, geëvalueerd of de keuzes van destijds nog steeds valide zijn. Geconcludeerd is dat het uitbestedingmodel, waarbij twee uitvoeringsorganisaties het bestuur ondersteunen, goed functioneert. Ook de governancestructuur met twee bestuurscommissies, een Verantwoordingsorgaan en een Raad van Toezicht voldoet aan de verwachtingen. De dienstverlening van de uitvoeringsorganisaties is ook geëvalueerd. Hierbij zijn enkele verbeterpunten benoemd, maar de eindconclusie is dat het fonds met beide uitvoerders blijft samenwerken. Het bestuur heeft zijn meerjarenbeleid nader vormgegeven. Ook is gekeken naar een aantal externe ontwikkelingen, waar het fonds in de toekomst mee te maken krijgt of kan krijgen. Geconcludeerd is dat het fonds voldoende is toegerust om zijn taak (uitvoering van de pensioenregeling van De Nederlandsche Bank NV) adequaat te vervullen. Het bestuur heeft de heer Penders per 1 januari 2009 voor een nieuwe periode benoemd als onafhankelijk voorzitter. De heer Cornet is per 1 januari 2009 herbenoemd. Mevrouw Schuit heeft haar bestuurslidmaatschap neer moeten leggen doordat dit niet meer verenigbaar was met haar werkzaamheden. Het bestuur is haar zeer erkentelijk voor haar deskundige inbreng. Zij is opgevolgd door de heer Hondius, die van harte welkom wordt geheten. Per 1 januari 2010 zijn de heren Bovenschen en Lindeijer herbenoemd. Graag nodigen we u uit tot het lezen van dit jaarverslag.
18
5.2
Pensioenbestuur: organisatie en governance
5.2.1
Governancestructuur Externe Toezichthouders
Externe adviseurs advies
advies
extern toezicht door AFM en DNB
advies
Werkgroepen
advies
Beleggingscommissie
advies
advies
Auditcommissie
Bestuur
controle
advies
advies
intern toezicht
controle
Raad van Toezicht
verantwoording adviesrecht
Verantwoordingsorgaan
controle
Adviserende actuaris
Compliance officer
Certificerende actuaris
Externe accountant
Bestuur Op grond van de statuten bestaat het bestuur uit minimaal acht leden, waarvan de helft wordt benoemd door de werkgever (bestuurslid A) en de andere helft wordt gekozen door en uit de (gewezen) deelnemers (bestuurslid B). De verdeling van de bestuurszetels namens de (gewezen) deelnemers weerspiegelt de aantallen van de actieve deelnemers, pensioengerechtigden en gewezen deelnemers. Het bestuur kiest statutair de plaatsvervangend voorzitter en (plaatsvervangend) secretaris en benoemt een onafhankelijk voorzitter. De bestuursleden hebben ten hoogste vier jaren zitting in het bestuur, waarna zij vervolgens het lidmaatschap éénmalig kunnen verlengen. In verband met de (continuering van) deskundigheid binnen het bestuur is er een rooster van aftreden opgesteld, waarin elk jaar twee bestuursleden aftreden, en wel zodanig dat er telkens twee bestuursleden namens de werkgever dan wel twee bestuursleden namens de (gewezen) deelnemers aftreden.
19
Leden van het bestuur kunnen geen lid zijn van de directie van de toezichthouder of de werkgever en kunnen niet werkzaam zijn in het toezicht, voorzover daardoor een belangentegenstelling zou kunnen ontstaan. Het bestuur heeft een onafhankelijke voorzitter benoemd die geen deel uitmaakt van het bestuur. Beleggingscommissie Het bestuur heeft een Beleggingscommissie ingesteld, die uit vier bestuursleden bestaat. Daarnaast maken twee adviseurs deel uit van de Beleggingscommissie. De Beleggingscommissie staat het bestuur bij terzake van de voorbereiding van besluiten betreffende beleggingen. Daarnaast ziet de Beleggingscommissie toe op de uitvoering van dergelijke besluiten. Auditcommissie Het bestuur heeft een Auditcommissie ingesteld, welke uit vier bestuursleden en de onafhankelijk voorzitter bestaat. De Auditcommissie houdt toezicht op de algemene financiële gang van zaken binnen het fonds en toetst de werking van de interne risicobeheersing- en controlesystemen, de financiële verslaglegging van het fonds, de naleving van wet- en regelgeving, de werking van de gedragscode en de naleving van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur. De Auditcommissie adviseert het bestuur. Werkgroepen Het bestuur kan ad hoc werkgroepen instellen als er een onderwerp nader uitgewerkt moet worden, waarbij de deskundigheid uit verschillende disciplines benodigd is. Veelal zal dit betekenen dat de werkgroep bestaat uit leden van de Auditcommissie en leden van de Beleggingscommissie, eventueel aangevuld met medewerkers van de uitvoeringsorganisaties en/of externe adviseurs. Raad van Toezicht Ten behoeve van het interne toezicht is er een Raad van Toezicht ingesteld. De Raad bestaat uit drie onafhankelijke externe deskundigen. De leden van de Raad worden benoemd door het Verantwoordingsorgaan, op voordracht van de Raad van Toezicht. De Raad wijst uit zijn midden een (plaatsvervangend) voorzitter aan. De Raad van Toezicht toetst en beoordeelt het functioneren van het bestuur en de algemene gang van zaken in het fonds. Verantwoordingsorgaan Het bestuur legt verantwoording af aan de deelnemers, de gewezen deelnemers, de pensioengerechtigden en de werkgever. Daarvoor is een Verantwoordingsorgaan ingesteld, bestaande uit leden afkomstig uit de drie geledingen: werkgever, deelnemers en gewezen deelnemers/pensioengerechtigden. Uit iedere geleding zijn drie leden benoemd/gekozen.
20
Het Verantwoordingsorgaan wijst uit zijn midden een (plaatsvervangend) voorzitter aan. Het Verantwoordingsorgaan heeft als doelstelling het vaststellen in hoeverre het bestuur bij de genomen besluiten op evenwichtige wijze rekening heeft gehouden met de belangen van alle belanghebbenden bij het pensioenfonds. Het Verantwoordingsorgaan heeft adviesrechten op het gebied van vergoedingsregelingen van bestuursleden, wijziging van beleid ten aanzien van het Verantwoordingsorgaan zelf, de vorm, inrichting en samenstelling van het interne toezicht, de interne klachten- en geschillenprocedures en het communicatie- en voorlichtingbeleid van het fonds. Deelnemersraad Er is geen deelnemersraad. De pensioengerechtigden hebben in 2008 in een enquête hun voorkeur voor rechtstreekse vertegenwoordiging in het bestuur uitgesproken. Compliance officer Het bestuur heeft een externe compliance officer aangewezen die toeziet op de naleving van de gedragscode en relevante wet- en regelgeving. De compliance officer adviseert en informeert, gevraagd en ongevraagd, verbonden personen over de uitleg en toepassing van de gedragscode. De compliance officer doet minimaal eenmaal per jaar verslag van zijn bevindingen aan het bestuur. Uitvoering / uitbesteding De uitvoering van de pensioenregeling van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV is uitbesteed aan TKP Pensioen BV. Het vermogensbeheer is uitbesteed aan BlackRock Netherlands BV.
5.2.2
Bestuursaangelegenheden
Per 1 januari 2009 is de heer Penders herbenoemd tot onafhankelijk voorzitter. De heer Cornet is, op voordracht van de Belangenvereniging Pensioengerechtigden, per 1 januari 2009 herbenoemd tot bestuurslid namens de gewezen deelnemers. Mevrouw Schuit heeft haar bestuurslidmaatschap per 1 april 2009 neergelegd. De heer Hondius heeft haar opgevolgd en heeft zitting in het bestuur namens de actieve deelnemers, op voordracht van de bonden die betrokken zijn bij het CAO-overleg. De door het vertrek van mevrouw Schuit vacant geworden functie van plaatsvervangend voorzitter is per 19 juni 2009 ingevuld door de heer Hendriks. De heer Hondius is toegetreden tot de Auditcommissie; de heer Hendriks heeft een overstap gemaakt naar de Beleggingscommissie. De heren Bovenschen en Lindeijer zijn door werkgever herbenoemd per 1 januari 2010 voor een periode van vier jaren. Het bestuur vergadert minimaal één maal per kwartaal; voorafgaand aan de bestuursvergaderingen vergaderen de Auditcommissie en de Beleggingscommissie. Er hebben begin 2009 extra vergaderingen plaatsgevonden naar aanleiding van de kredietcrisis; ook heeft de Beleggingscommissie regelmatig extra overleg gehad via conference calls. Bij vrijwel alle vergaderingen waren alle bestuurs- c.q. commissieleden aanwezig.
21
Vanuit het bestuur worden veel contacten met TKP en BlackRock onderhouden . De uitvoeringsorganisaties ondersteunen de commissies en het bestuur met beleidsadvisering en bestuurlijke ondersteuning. Tussen beide uitvoeringsorganisaties vindt regelmatig, minimaal één maal per kwartaal, overleg plaats. De werkgroep die in 2008 opgericht is voor het uitwerken van de continuïteitsanalyse en de daarop volgende ALM-studie, heeft in 2009 het korte- en langetermijnherstelplan opgesteld. Zie voor nadere uitleg over het herstelplan paragraaf 5.3.2. De statuten zijn aangepast aan het bestuursbesluit om de zittingsperiode die een bestuurslid invult als opvolger van een afgetreden bestuurslid, niet mee te tellen bij het bepalen van de maximale zittingsduur. Hiermee wordt voorkomen dat de maximale zittingsperiode van acht jaar (flink) ingekort wordt en deskundigheid snel weer uit het bestuur verdwijnt. Het bestuur heeft bovendien een discretionaire bevoegdheid gekregen om in uitzonderlijke situaties een derde zittingstermijn toe te staan. Voor het Verantwoordingsorgaan en de Raad van Toezicht is de regeling eveneens aangepast. Ook zijn de ontslagprocedures van de Raad van Toezicht en het Verantwoordingsorgaan opgenomen in de statuten. Naar aanleiding van de publicatie van de ´Principes voor beheerst beloningsbeleid´ heeft het bestuur de vergoedingsregeling binnen het fonds en het beloningsbeleid van de uitvoeringsorganisaties getoetst aan deze principes. Deze toetsing wordt in 2010 afgerond. Het Verantwoordingsorgaan heeft in 2009 vier keer vergaderd. Ook heeft er overleg met de externe actuaris en accountant plaatsgevonden. Daarnaast is er twee maal overlegd met het bestuur. Per januari 2010 zijn de heren Zwart en Berndsen herbenoemd. De heer Zwart is als kandidaat voorgedragen door de vakbonden die bij het CAO-overleg zijn betrokken. De heer Berndsen is door de werkgever herbenoemd. De heer Von Dewall, die namens de gewezen deelnemers in het VO zitting heeft is afgetreden en niet hernoembaar omdat hij door pensionering niet meer tot de groep gewezen deelnemers behoort. Voor invulling van deze vacature zijn verkiezingen uitgeschreven. De Raad van Toezicht heeft vijf keer vergaderd, waarbij drie keer overleg is gevoerd met het bestuur. Ook heeft de Raad overleg gehad met de externe accountant en actuaris. De heer Van Niekerk is, op voordracht van de Raad van Toezicht, door het Verantwoordingsorgaan herbenoemd voor een periode van vier jaren. Hij zal de functie van voorzitter blijven vervullen.
5.2.3
Aanwijzingen, dwangsommen en/of boetes
Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouder geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouder aanwijzingen aan het fonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is bevoegdheiduitoefening van organen van het fonds gebonden aan toestemming van de toezichthouder.
22
5.2.3.1
Extern toezicht
Naast het reguliere toezicht dat de externe toezichthouders, De Nederlandsche Bank (DNB) en de Autoriteit Financiële Markten (AFM), uitoefenen, is de toezichthouder DNB specifiek geïnformeerd over de besluiten tot toeslagverlening per 31 december 2008 en per 1 maart 2009. De toezichthouder DNB heeft op 1 juli 2009 per brief laten weten het ingediende herstelplan goed te keuren. De toezichthouder AFM heeft een 'self assessment' uit laten voeren om te toetsen of het pensioenfonds voldoet aan de normen van de pensioenwetgeving. Voor het onderdeel informatieverstrekking heeft het fonds een score behaald van 86% (de gemiddelde score van alle pensioenfondsen was 78%).
5.2.4
Deskundigheid
Alle bestuursleden dienen als zij ongeveer één jaar in functie zijn, de SPO-kennisreflector te doen. Hiermee kan worden getoetst of het bestuurslid voldoet aan het basisniveau van kennis en inzicht danwel het verdiepingsniveau op verschillende deelgebieden van de pensioenmaterie. Een deel van het bestuur heeft in 2007 de SPO-kennisreflector gedaan. Het andere deel heeft in het derde kwartaal van 2009 deze reflector gedaan. Aan de hand van deze uitkomsten is de deskundigheidsmatrix herzien, waarbij een nuancering naar vier niveaus is aangebracht. Deze niveaus zijn: 1. onvoldoende basiskennis 2. voldoende basiskennis 3. voldoende inzicht 4. in staat tot oordeelsvorming Bij de kennisreflector kan men maximaal 100% scoren. Bij een score van 75% of meer is men in staat tot oordeelsvorming, dus niveau 4. Bij een score tussen 64 en 74% heeft men voldoende inzicht (niveau 3), 63% is de norm voor voldoende basiskennis (niveau 2) en daaronder heeft men onvoldoende basiskennis (niveau 1). De matrix is opgenomen in het geactualiseerde deskundigheidsplan. Het niveau en de verdeling van de deskundigheid over de bestuursleden is goed. Op individueel niveau beschikt ieder bestuurslid over voldoende kennis. Binnen het bestuur als collectief is op alle kennisgebieden voldoende deskundigheid aanwezig. Zo zijn er op alle kennisgebieden minimaal drie bestuursleden die op niveau 4 zitten. Het bestuur besteedt veel aandacht aan deskundigheidsbevordering door bijvoorbeeld cursussen, seminars en themabijeenkomsten te bezoeken. Ook in eigen themadagen verdiept het bestuur zich in onderwerpen die extra aandacht behoeven. Zo heeft het bestuur een themadag gewijd aan het toetsen van de robuustheid van het beleidskader op de lange termijn. Hierbij is uitgebreid stilgestaan bij de lessen die getrokken
23
kunnen worden uit de situatie die geleid heeft tot een dekkingstekort. Er zijn verschillende scenario's voor de toekomst doorgerekend. Ook is de positie van het fonds in het licht van externe ontwikkelingen besproken. Het bestuur heeft voorts een themadag gewijd aan de inrichting van de beleggingen van het fonds. Hierbij is aandacht besteed aan factoren die invloed hebben op de verplichtingen en de relatie van de verplichtingen met de beleggingen. Ook het risicobudget en de verdeling daarvan is behandeld. Het bestuur zal in de eerste helft van 2010 zijn functioneren nader evalueren aan de hand van functioneringsgesprekken (individueel) en een zelfevaluatie van het collectieve functioneren. Een deel van de themadag in 2010 zal besteed worden aan de deskundigheid en het functioneren van het bestuur. Het bestuur onderkent dat het bestuur en de commissies kwetsbaar zijn voor mogelijke discontinuïteit van deskundigheid door het vertrek van bestuursleden. Zoals in paragraaf 5.2.2. beschreven heeft het bestuur hiervoor de statuten aangepast. Er is gezocht naar versterking van de Beleggingscommissie; mevrouw Van den Doel is in 2010 benoemd als adviseur. Het Verantwoordingsorgaan heeft in zijn opleidingsdag aandacht besteed aan de invulling van 'evenwichtige belangenbehartiging'. Dit wordt in 2010 nader uitgewerkt. Daarnaast heeft het bestuur een uitgebreide toelichting op de beleidstaffel en het herstelplan verzorgd. De leden van het Verantwoordingsorgaan bezoeken seminars en themabijeenkomsten om hun kennis actueel te houden.
5.2.5
Klachten en geschillen
Het pensioenfonds heeft een klachten- en geschillenregeling, welke neergelegd is in de statuten en het huishoudelijk reglement. In het verslagjaar is er één klacht binnengekomen. Deze klacht speelde in het eerste kwartaal van 2009 en had betrekking op de voortgang bij een waardeoverdracht. De overdragende partijen stelden zich op het standpunt dat betrokkene het verzoek te laat had ingediend, echter dit bleek niet juist te zijn. De partijen zijn daarop verzocht om aan het verzoek om waardeoverdracht medewerking te verlenen en daaraan is gevolg gegeven.
5.2.6
Compliance
Het fonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van de bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen.
24
Alle leden van de fondsorganen en voor het fonds werkzame personen zijn aangewezen als 'verbonden persoon'; er zijn geen insiders aangewezen, aangezien het pensioen- en vermogensbeheer uitbesteed zijn aan TKP respectievelijk BlackRock en de verbonden personen direct noch indirect bij de financiële transacties zijn betrokken. Voor medewerkers van zowel TKP als BlackRock gelden gedragscodes met een vergelijkbaar niveau. De voormalige compliance officer, de heer A. Bruijnis, heeft in 2009 verslag uitgebracht aan het bestuur over 2008 over de naleving van de gedragscode. Hierbij zijn geen bijzonderheden geconstateerd. Vanaf 1 januari 2009 is de heer B.M. Peters van het Nederlands Compliance Instituut (NCI) de compliance officer van het fonds. Hij heeft in 2010 verslag uitgebracht aan het bestuur over 2009. Hieruit blijkt dat de gedragscode ook in 2009 is nageleefd. Het NCI heeft een compliance scan voor het fonds uitgevoerd. Hieruit bleek dat het integriteitbeleid door het fonds geconcretiseerd dient te worden. Het bestuur heeft hier in december 2009 beleid voor vastgesteld, waarin de integriteitrisico's die het fonds loopt, zijn benoemd samen met de hiervoor getroffen maatregelen. De integriteitrisico's zullen jaarlijks worden besproken en het beleid zo nodig aangepast. Verder heeft het NCI een aantal aanbevelingen gedaan, die - waar nodig - zijn geadresseerd.
25
5.3
Financiële opzet en positie
5.3.1
Inleiding
Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is dat het fonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te kunnen komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Als de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het fonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt gemeten op basis van de hoogte van de dekkingsgraad van het fonds. De dekkingsgraad is een maatstaf voor de financiële positie van een pensioenfonds. De dekkingsgraad betreft het pensioenvermogen als percentage van de contante waarde van de pensioenverplichtingen. De dekkingsgraad kan wijzigen door talrijke invloeden, zoals de ontwikkeling van het beleggingsresultaat, ontwikkeling van de marktrente of demografische ontwikkelingen. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds nog diverse andere risico's, die in paragraaf 5.3.4 en in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld. Het bestuur heeft beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling zoals die overeengekomen is door de CAO-partijen. Ook gelden de afspraken met de werkgever, neergelegd in de uitvoeringsovereenkomst als kaders voor de beleidsvrijheid van het bestuur. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van onderstaande figuur:
26
Pensioenregeling Uitvoeringsovereenkomst
Financiële positie
Financieringsbeleid
Beleggingsbeleid
Toeslagbeleid
Het gevoerde beleid van het pensioenfonds en de daarbij gehanteerde beheersingmaatregelen worden hieronder toegelicht. Tevens wordt ingegaan op de onderlinge samenhang en komt de financiële positie aan bod.
5.3.2
Financiële positie eind 2009 en herstelplan
De solvabiliteitspositie van het pensioenfonds heeft zich gedurende 2009 positief ontwikkeld. De dekkingsgraad steeg van 105,3% ultimo 2008 naar 109,1%. De ontwikkeling van de dekkingsgraad van het pensioenfonds gedurende het jaar kan als volgt worden weergegeven: Ontwikkeling dekkingsgraad 2009
Dekkingsgraad ultimo 2008 Rendement beleggingen boven disconteringsvoet Mutatie VPV u.h.v. rente Stijging VPV u.h.v. actuariële bijstellingen Premie-effect Effect kanssystemen en overige technische resultaten Dekkingsgraad ultimo 2009
27
105,3% 2,3% 3,4% -4,4% 1,3% 1,2% 109,1%
Uit bovenstaande tabel blijkt dat de dekkingsgraad vooral positief beïnvloed is door behaalde beleggingsresultaten (2,3%-punt). Voor een toelichting van de beleggingsresultaten verwijzen wij naar paragraaf 5.5. Daarnaast heeft de ontwikkeling van de rentetermijnstructuur (3,4%punt) veel invloed gehad op de ontwikkeling van de dekkingsgraad. De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. De hogere rentetermijnstructuur ten opzichte van 2008 heeft in 2009 geleid tot een verlaging van de voorziening pensioenverplichtingen en daarmee een positief resultaat. Ook de premie droeg positief bij aan de dekkingsgraad, evenals de vrijval van de buffer bij het doen van uitkeringen. Ten slotte heeft de aanpassing van de technische voorziening als gevolg van de stijging van de levensverwachting negatief bijgedragen aan de dekkingsgraad. Gestegen levensverwachting Volgens publicaties van het Centraal Bureau voor Statistiek zijn de levensverwachtingen hoger dan de verwachtingen die zijn verwerkt in de door het fonds gehanteerde AG-prognosetafel. In januari 2010 zijn door het Actuarieel Genootschap sterftetafels gepubliceerd die eveneens een hogere toename van de levensverwachting laten zien dan waar het fonds tot op heden rekening mee heeft gehouden. De waargenomen toename van de levensverwachting is voor het Actuarieel Genootschap aanleiding voor een aanpassing van de eerder gepubliceerde prognosetafel 2005-2050. Deze aanpassing wordt uiterlijk medio 2010 verwacht. De gestegen levensverwachting heeft zijn weerslag op de waardering van de technische voorzieningen. De impact van de recente informatie is op basis van fondsspecifieke kenmerken geschat op 4% van de technische voorziening. Dit heeft geleid tot een verhoging van de voorziening per 31 december 2009 met circa € 32,2 miljoen, met als gevolg een daling van de dekkingsgraad met 4,4%-punt. Na de publicatie van de nieuwe AG-prognosetafels zal de impact van de gestegen levensverwachting worden bezien in het kader van het gehele stelsel van actuariële grondslagen. Impact herstelplan In 2008 is door de financiële crisis en de dalende rente een reservetekort ontstaan. In januari 2009 ontstond een dekkingstekort. Het pensioenfonds heeft op 27 maart 2009 het korte- en langetermijnherstelplan vastgesteld. Dit plan is, inclusief de daarbij behorende continuïteitsanalyse, vóór 1 april 2009 ingediend bij de toezichthouder DNB. Dit plan is op 1 juli 2009 door de toezichthouder goedgekeurd. In het herstelplan staan diverse maatregelen om de financiële positie van het fonds te versterken. Voor het kortetermijnherstel wordt met een periode van vijf jaar gerekend. De premie wordt vastgesteld volgens de aangepaste premie- en beleidstaffel (zie ook 5.3.3.1). De toeslagverlening aan actieve deelnemers is onvoorwaardelijk en zal volgens de loonontwikkeling bij de werkgever worden toegekend.
28
Voor inactieve deelnemers zijn de toeslagen voorwaardelijk. Dit betekent dat alleen tot toeslagverlening zal worden overgegaan indien de financiële positie van het fonds daarin voorziet. Inactieve deelnemers zullen geen toeslagen ontvangen wanneer sprake is van een dekkingstekort (trede 1) of als het fonds zich in trede 2 van de premie- en beleidstaffel bevindt. Met het risicoprofiel van de beleggingen, dat volgt uit de premie- en beleidstaffel die het fonds hanteert, wordt beoogd binnen de gestelde kaders en marktverwachtingen een optimaal rendement te behalen. Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is zodanig ingericht, dat hoe hoger de dekkingsgraad, hoe meer risico er wordt genomen bij de beleggingen. De samenstelling van de strategische normportefeuille wordt derhalve aangepast als de hoogte van de dekkingsgraad aangeeft dat het fonds zich in een andere trede van de staffel bevindt met een ander bijbehorend risicobudget. Normaal gesproken wordt de strategische normportefeuille jaarlijks herberekend. In 2009 heeft twee keer een herijking van deze normportefeuille plaatsgevonden, in maart en in het najaar. Aanpassing van de normportefeuille is een bestuursbesluit dat wordt voorbereid door de Beleggingscommissie, waarbij advies wordt ingewonnen bij de fiduciair beheerder. Zie paragraaf 5.5.1.1 voor een toelichting op de twee herijkingen van de normportefeuille in 2009. In onderstaande grafiek is het verloop van de dekkingsgraad in 2009 weergegeven.
29
Verloop dekkingsgraad 2009 115,0% Dekkingsgraad
110,0%
105,0%
100,0%
95,0%
90,0% dec‐08
mrt‐09
jun‐09
sep‐09
dec‐09
Nadat 2008 is afgesloten met een dekkingsgraad van 105,3% is deze de twee daaropvolgende maanden nog verder gedaald tot 99,1% ultimo februari. Hierna werd gestaag het herstel ingezet dat gedurende 2009 stand heeft gehouden. De neerwaartse knik is het effect van de aanpassing van de technische voorzieningen als gevolg van de gestegen levensverwachting. Aan het einde van het derde kwartaal 2009 is er geen sprake meer van een dekkingstekort en reservetekort, aangezien de dekkingsgraad hoger is dan de vereiste dekkingsgraad van 107,2%. De vereiste dekkingsgraad is die dekkingsgraad waarbij rekening wordt gehouden met een buffer, dus reserves voor slechtere tijden. De vereiste dekkingsgraad is onder andere afhankelijk van de aard van de beleggingen (de mate van risico) en de opbouw van het deelnemersbestand. Het fonds is per 31 maart 2010 formeel uit herstel, aangezien de dekkingsgraad drie opeenvolgende kwartaaleinden boven het vereist eigen vermogen ligt. Hiermee is het korte- en langetermijnherstelplan niet langer van toepassing. Volgens het oorspronkelijke plan zou het fonds aan het eind van 2012 het herstelplan kunnen beëindigen. In het herstelplan werd voor eind 2009 een dekkingsgraad verwacht van 102,6%. De dekkingsgraad is uitgekomen op 109,1% en is daarmee hoger dan hetgeen in het herstelplan berekend was. Aangezien het streefvermogen (trede 6 van de staffel) nog niet bereikt is, is dit herstel nog kwetsbaar. Ultimo 2009 bedraagt het streefvermogen EUR 1.156.210.000.
30
De reële dekkingsgraad bedraagt 79,6% ultimo 2009. Hieruit blijkt dat er nog geen sprake is van financieel evenwicht.
5.3.3
Beleid en beleidskeuzes
5.3.3.1
Staffel 2009
De verschillende sturingsmiddelen van het fonds zijn geïntegreerd in een premie-, toeslag- en beleggingstaffel. Met de werkgever is vanaf 2009 een nieuwe staffel overeengekomen om aan de consistentietoets te kunnen voldoen. Met de nieuwe staffel wordt voldaan aan de eis dat er een consistent geheel moet zijn tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening. Tevens bleek de aanpassing nodig om tot voldoende herstelvermogen te komen. De staffel zoals van toepassing in 2009 is hieronder weergegeven. Trede
Premie als % van salaris 34,5% 34,5% 32% 30,5% 29% 20%
1 2 3 4 5 6
dg < 105% VPVN 105% VPVN < dg < VPV20%R VPV20%R < dg < VPV40%R VPV40%R < dg < VPV60%R VPV60%R < dg < VPV80%R VPV80%R < dg < 115% VPV80%R
7
115% VPV80%R < dg < 125% VPV80%R
15%
8
125% VPV80%R < dg < 135% VPV80%R
10%
9
135% VPV80%R < dg < 145% VPV80%R
5%
10
dg > 145%VPV80%R
0%
Toeslagverlening als % van prijsindex 0% 0% 33,3% 66,7% 100% 100% plus inhaal tot max.50% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex 100% plus inhaal tot max.100% v.d. prijsindex
Risicobudget 2,7% 2,7% 3,1% 5,0% 5,8% 6,5%
7,3%
9,0%
9,0%
9,0%
dg = dekkingsgraad VPVN = voorziening pensioenverplichtingen berekend op basis van de nominale rekenrente VPV20%R = voorziening pensioenverplichtingen berekend op basis van 80% de nominale rekenrente en 20% de reële marktrente
Verplichtingen van een pensioenfonds (pensioenaanspraken) kunnen gewaardeerd worden met behulp van de door de toezichthouder gepubliceerde nominale marktrente. Een andere
31
mogelijkheid is het waarderen tegen de reële marktrente. Dit is de nominale rente verminderd met de verwachte inflatie. Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Dit betekent dat het fonds streeft naar een eigen vermogen zodanig dat 80% van de verwachte toeslagverlening is gefinancierd. Als de dekkingsgraad in de verhouding 80% reëel/20% nominaal tussen de 100% en 115% ligt, bevindt het fonds zich in trede 6 en is tenminste het streefvermogen aanwezig. Als de dekkingsgraad in de verhouding 80% reëel/20% nominaal hoger dan 115% is, vindt indeling in tredes 7 tot en met 10 plaats. Als de dekkingsgraad 80% reëel/20% nominaal minder dan 100% is, wordt gekeken bij welke lagere verhouding reëel/nominaal de dekkingsgraad nog tenminste 100% is. Hieruit volgt indeling in tredes 2 tot en met 5. Is de dekkingsgraad berekend tegen 100% nominale rente lager dan 105% dan bevindt het fonds zich in trede 1. Van belang is dat deze wijze van berekening van de dekkingsgraad alléén voor toepassing van de staffel gebruikt wordt. De dekkingsgraad die bepalend is voor de constatering of er een reserve- of dekkingstekort is, is altijd de dekkingsgraad berekend tegen de nominale marktrente. Deze dekkingsgraad wordt gecommuniceerd met de toezichthouder en wordt ook in de rest van het jaarverslag gebruikt. De staffel is zodanig ingericht, dat de risicograad van de beleggingen meebeweegt met de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Hiermee wordt de kans op en omvang van een mogelijke onderdekking bij zwaar weer op de financiële markten beperkt. Bij een hogere dekkingsgraad is het beleid gericht op een hoger beleggingsrendement en kan een deel van het vermogen worden aangewend om de inflatierisico's af te dekken en daarmee indexatie van pensioenverplichtingen mogelijk te maken. Gevolg hiervan is een hoger risicoprofiel. Bij een lagere dekkingsgraad is sprake van een lager beschikbaar risicobudget en ligt de nadruk op het zeker stellen van de nominale verplichtingen. Het risicobudget voor de beleggingen in de staffel is voorts zodanig gespecificeerd dat de kans op onderdekking van het pensioenfonds in beginsel op een termijn van één jaar altijd kleiner is dan 2,5% (eens in de veertig jaar). De staffelpremie is een percentage van het pensioengevend inkomen (vast en variabel). De evenwichtpremie bevindt zich in trede 6. Dit is de premie die nodig is om het streefvermogen in stand te houden en volledig toeslag te verlenen voor de pensioenen. Zodra de dekkingsgraad onder het streefvermogen komt, wordt er een hogere premie betaald. De maximale premie bedraagt in 2009 34,5%. Naast het premiebeleid zijn er andere sturingsmiddelen die worden gebruikt voor beïnvloeding van de vermogenspositie zoals het meer of minder risicovol beleggen en de toeslagverlening op de pensioenaanspraken van nietactieven. De staffel is een leidraad voor de besluitvorming in het bestuur over het premieniveau en de voorwaardelijke toeslagverlening in enig jaar, uitgaande van de dekkingsgraad op 1 januari van het betreffende jaar. De staffel vormt tevens de leidraad voor de besluitvorming omtrent
32
het beleggingsbeleid. Het bestuur kan gemotiveerd en gehoord de certificerend actuaris besluiten tot afwijking van de geldende staffel. Omdat in die situatie wordt afgeweken van de afspraak met de werkgever, wordt de werkgever hierover geïnformeerd. Aan het begin van het jaar 2009 bevond het pensioenfonds zich in trede 2 van de staffel, aan het einde van het jaar bevond het pensioenfonds zich in trede 3. 5.3.3.2
Premiebeleid
De feitelijke premie is de premie die daadwerkelijk door de werkgever is betaald. De premiepercentages kunnen volgens de staffel variëren van 0% tot 34,5% van het salaris. De premie die het fonds ontvangt, moet in principe kostendekkend zijn. In de Pensioenwet zijn verschillende componenten benoemd die opgenomen moeten zijn in deze kostendekkende premie. Dit zijn onder andere de inkoop van nieuwe pensioenopbouw, kostenopslagen en de kosten voor opbouw of het in stand houden van financiële buffers. De kostendekkende premie wordt bepaald met behulp van de marktrente. De marktrente kan echter sterk fluctueren en dit heeft tot gevolg dat ook de premie grote schommelingen van jaar tot jaar kan laten zien. Om deze schommelingen te voorkomen biedt de Pensioenwet de mogelijkheid gebruik te maken van een gedempte premie. De premie wordt dan bijvoorbeeld met een gemiddelde rente of met het verwachte rendement bepaald in plaats van met de marktrente. Als een fonds heeft gekozen voor de mogelijkheid tot premiedemping, dan wordt de feitelijke premie door de toezichthouder getoetst aan de gedempte kostendekkende premie in plaats van aan de zuivere kostendekkende premie. In een aantal gevallen is het mogelijk korting te verlenen op de (gedempte) kostendekkende premie, bijvoorbeeld als de financiële positie erg sterk is. Het fonds heeft ervoor gekozen de premie te dempen met behulp van het verwachte rendement. Premiekosten tot 15% van de loonsom zijn voor rekening van de werkgever. Premiekosten boven 15% worden op 50-50 basis verdeeld tussen werkgever en werknemers met voor de werknemers een maximum van 5% van de pensioengrondslag. Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. In onderstaande tabel worden de hierboven toegelichte premies (*€ 1.000) over 2009 weergegeven. Kostendekkende premie Gedempte kostendekkende premie Feitelijke premie 5.3.3.3
29.958 24.483 42.342
Beleggingsbeleid
Het voor het beleggingsbeleid van het pensioenfonds relevante strategische risicokader is in hoofdstuk 5.3.3.1 weergegeven. Binnen dit financiële kader moet het beleggingsbeleid van het pensioenfonds worden gevoerd rekening houdend met de verplichtingen van het fonds, het indexatiebeleid en het premiebeleid. De staffel is zodanig ingericht, dat de risicograad van de beleggingen meeademt met de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Periodiek wordt bezien of de risicograad nog in goede verhouding staat tot de dekkingsgraad, en worden zo nodig aanpassingen aangebracht in de strategische beleggingsmix.
33
Verder voert het pensioenfonds een zogenaamd 'liability driven beleggingsbeleid', waarbij een groot deel van de nominale verplichtingen wordt afgedekt met vastrentende beleggingen. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is opgenomen dat het pensioenfonds te allen tijde 80% van het renterisico van de (nominale) verplichtingen moet afdekken. Daarnaast beschikt het pensioenfonds over een gediversificeerde portefeuille wat de risicospreiding ten goede komt. Het pensioenfonds heeft verder een afweging gemaakt tussen actief en passief beheer van de verschillende beleggingscategorieën. Er is voor het pensioenfonds sprake van actief beheer bij het overgrote deel van de beleggingsportefeuille. Het innemen van posities ten opzichte van de benchmark (actief beheer) is alleen zinvol indien dit meer rendement biedt (outperformance ten opzichte van de benchmark, ook wel alpha genoemd) ten opzichte van het repliceren van de benchmark (passief beheer waarvoor de benchmark performance geldt, ook wel beta genoemd). Bij de selectie van vermogensbeheerders neemt het pensioenfonds mede het reputatierisico en de kosten van actief beheer in ogenschouw. 5.3.3.4
Toeslagverlening
De hoogte van de toeslagverlening van de pensioenen is voor actieve deelnemers reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-CAO. Er is sprake van een onvoorwaardelijke toezegging zolang de deelnemer als werknemer in dienst is bij DNB. De hoogte van de voorwaardelijke toeslagverlening van de pensioenen is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode maand oktober voorgaande jaar tot en met de maand september in het betreffende jaar). Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds waarvoor de deelneming geëindigd is vóór 1 januari 2005 en voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van DNB waarvoor de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2003 geldt op grond van oude reglementen nog een recht op een toeslagverlening op basis van de algemene loonontwikkeling bij de werkgever. Het voorwaardelijke karakter van de toeslagverlening betekent dat de toeslagverlening afhankelijk is van de financiële positie van het pensioenfonds. Als de middelen van het fonds, naar het oordeel van het bestuur, het toelaten, kan het bestuur overgaan tot toeslagverlening. De dekkingsgraad per 1 januari van het jaar van toeslagverlening is bepalend voor het al dan niet verlenen van de toeslag. Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds waarvoor de deelneming geëindigd is vóór 1 januari 2005 geldt aanvullend, dat de werkgever de kosten van de toeslagverlening betaalt als het fonds onvoldoende financiële middelen heeft. Dit is opgenomen in het pensioenreglement dat nog op deze groep van toepassing is. Verleende toeslagen in 2009 Voor de actieve deelnemers zijn per 31 december de tot en met die dag opgebouwde aanspraken op ouderdomspensioen, met inbegrip van eventuele aanspraken op ouderdomspensioen uit waardeoverdracht, verhoogd met 1% (het percentage van de algemene salarisverhoging over het desbetreffende kalenderjaar)
34
De dekkingsgraad van 105,3% per 1 januari 2009 betekende, dat het fonds zich bevond in trede 2 van de staffel en dat hield in dat er géén voorwaardelijke toeslagen verleend konden worden. De gewezen deelnemers en gepensioneerden van DNB waarvoor de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2003, hebben dan ook geen toeslag gekregen op basis van de algemene loonontwikkeling bij de werkgever (1%). Ook de toeslagverlening over de aanspraken en rechten op pensioen van gewezen deelnemers en gepensioneerden die volgens de algemene prijsontwikkeling geschiedt, heeft om dezelfde reden niet plaatsgevonden. Deze groep mist daardoor een toeslag van 0,4% Voor de gewezen deelnemers en gepensioneerden uit het voormalige PVK fonds, waarvoor de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2005, gold ook dat het fonds over onvoldoende middelen beschikte om een toeslag te verlenen. Deze groep heeft echter nog een aanvullende toezegging van de werkgever, welke inhoudt, dat de werkgever de toeslag betaalt indien het fonds over onvoldoende middelen beschikt. De werkgever is deze afspraak nagekomen en daarom is aan deze groep wel een toeslag van 1% toegekend. Vooruitblik naar 2010 en daarna In 2010 zal er voor de voorwaardelijke toeslagverlening worden gekeken naar de dekkingsgraad van 1 januari 2010. Deze bedraagt, zoals elders aangegeven, 109,1%. Een dergelijke dekkingsgraad zou volgens de staffel betekenen, dat er een gedeeltelijke toeslag zou kunnen worden toegekend. Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds waarvoor de deelneming geëindigd is vóór 1 januari 2005 zullen de aanvullende kosten voor een volledige toeslagverlening bij de werkgever in rekening worden gebracht. De onvoorwaardelijke toeslagen die worden verleend zolang de deelnemer in actieve dienst is, zullen op grond van de huidige bepalingen, de loonontwikkeling van de werkgever volgen, zoals die in de CAO is afgesproken. Het met ingang van 2010 gebruikte toeslagenlabel geeft aan hoe het pensioen in de komende 15 jaar waarschijnlijk meegroeit met de stijging van de prijzen. Als het pensioen in dezelfde mate meegroeit met de prijsstijging, betekent dit dat de koopkracht van het pensioen gelijk blijft. Dit zegt echter niets over hoeveel pensioen wordt opgebouwd of hoe goed de pensioenregeling verder is. Over de daadwerkelijke voorwaardelijke toeslagverlening neemt het bestuur ieder jaar een besluit op grond van de dekkingsgraad per 1 januari van het betreffende jaar en de beleidstaffel. Voor de inactieve deelnemers de die prijsontwikkeling volgen, wordt op dit moment voorzien dat de koopkracht van het pensioen in die periode zou afnemen tot zo’n 80% à 90%, terwijl dit bij een verslechtering van de economie minder dan 80% zou zijn. Voor de inactieve deelnemers die de loonontwikkeling volgen, zal de koopkracht van het pensioen ongeveer gelijk blijven, tenzij de economie verslechtert. Dan zal de koopkracht minder dan 80% bedragen. Voor de gewezen deelnemers en gepensioneerden uit het voormalige PVK-fonds waarvoor de deelneming is geëindigd vóór 1 januari 2005, geldt dat de koopkracht van het pensioen in een
35
normaal scenario ongeveer gelijk blijft. Bij een verslechterde economie zal de koopkracht voor deze groep ook ongeveer gelijk blijven als de werkgever de aanvullende kosten voor een volledige toeslagverlening voor zijn rekening neemt. Voor de actieve deelnemers geldt dat de koopkracht van het pensioen normaal gesproken toeneemt (tot meer dan 110%). Bij een verslechtering van de economie zal de koopkracht ongeveer gelijk blijven.
5.3.4
Risicobeheer
Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico's die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico's. Solvabiliteitsrisico Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). In de wet- en regelgeving zijn voorschriften opgenomen hoe er met dit risico moet worden omgegaan. In de premie- en beleidstaffel van het pensioenfonds wordt ook rekening gehouden met de solvabiliteitseisen. Beleggingsrisico's De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). • Renterisico In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is bepaald dat het pensioenfonds minimaal 80% van het renterisico van de nominale verplichtingen afdekt. In de praktijk wordt het renterisico doorlopend gemonitord, waarbij minimaal eens per kwartaal de optimale rente afdekking door de Beleggingscommissie op advies van de fiduciair beheerder wordt beoordeeld. Voor het afdekken van het renterisico staat allereerst de fysieke obligatieportefeuille ter beschikking. Deze portefeuille heeft een rentegevoeligheid die weliswaar afwijkt van de verplichtingen, maar al een deel van de rentegevoeligheid afdekt. Het verdere maatwerk wordt geleverd door het gebruik van renteswaps.
36
• Valutarisico De obligatieportefeuille kent een beperkt valutarisico en de vreemde valuta-exposure wordt afgedekt. Verder wordt 100% van de benchmark exposure in de Amerikaanse dollar, Japanse yen en Britse pond afgedekt naar de Euro voor aandelen, wereldwijde high yield obligaties en schuldpapier van opkomende markten. De gebruikte instrumenten zijn valutatermijncontracten met een looptijd van 3 maanden, die ieder kwartaal worden doorgerold. • Prijsrisico Prijsrisico is het risico dat door de ontwikkeling van marktprijzen (veroorzaakt door factoren die samenhangen met een individuele belegging, de uitgevende instelling of de algemene marktontwikkeling) waardewijzigingen plaatsvinden. Wijzigingen in marktomstandigheden hebben altijd direct invloed op het beleggingsresultaat, omdat alle beleggingen worden gewaardeerd op reële waarde waarbij waardewijzigingen onmiddellijk worden verwerkt in het saldo van baten en lasten. Door spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gedempt. • Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Naast het hanteren van minimale creditratings en concentratielimieten op individuele tegenpartijen en/of uitgevende instellingen wordt het risico op tegenpartijen voor buitenbeurstransacties (het OTC plaatsen van deposito's en het afsluiten van swaps) afgedekt door middel van onderpandstelling. In het verlengde van de risicobeheersingmaatregelen voor het tegenpartijrisico, houdt de fiduciair manager zich bezig met het continue monitoren en analyseren van het kredietrisico van uitgevende instellingen. • Liquiditeitsrisico Onder liquiditeitsrisico wordt verstaan het risico dat de handel in beleggingscategorieën en/of financiële instrumenten opdroogt als gevolg van negatieve marktontwikkelingen. De verhandelbaarheid in beleggingscategorieën wordt gewaarborgd door het stellen van concentratielimieten, minimale ratings en - indien van toepassing - looptijdbeperkingen in de beleggingsrichtlijnen. • Managerrisico uit hoofde van actief beheer Managerrisico wordt beheerst door een selectieproces en het monitoren van de aangestelde managers. Een belangrijk aandachtspunt in de selectie van de aangestelde managers is het interne risicocontroleproces. Daarbij geldt dat in de beleggingsrichtlijnen specifieke restricties zijn opgenomen op het gebied van regio's, markten, maximale positie in individuele aandelen, en de maximale tracking error.
37
• Custody risico The Bank of New York (BoNY) is door het pensioenfonds aangesteld als bewaarnemer van de beleggingsportefeuille. De overeenkomst bevat algemene bepalingen aangaande bewaarnemingrisico's, waarmee wordt aangesloten bij best practices. Het belegd vermogen is afgescheiden. • Juridisch risico De relatie met de fiduciair manager is vastgesteld in een contract, waarover juridisch advies is ingewonnen en waarbij is aangesloten bij best practices. Het contract is getekend onder Nederlands recht. In de beleggingingsportefeuille wordt gebruik gemaakt van derivaten, waar tevens is aangesloten bij best practice. Waar nodig gelden aparte juridische bepalingen. Bijvoorbeeld voor swaps maakt het pensioenfonds gebruik van de BlackRock ISDA (International Swaps and Derivates Association) paraplu en is het pensioenfonds toegevoegd aan de ISDA overeenkomsten die BlackRock heeft afgesloten met haar tegenpartijen. Verzekeringstechnische risico's Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven) en arbeidsongeschiktheid. • Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat mogelijk de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Door toepassing van de AG-prognosetafel 2005-2050 bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen, waarbij voor 2009 als start is genomen de waarnemingsperiode 20072012 was bij het pensioenfonds het langlevenrisico voor een belangrijk deel gewaardeerd in de voorziening pensioenverplichtingen. Uit recente berekeningen van het Centraal Bureau voor Statistiek (CBS) en het Actuarieel Genootschap blijkt dat de levensverwachtingen hoger zijn dan de verwachtingen die zijn verwerkt in de door het fonds gehanteerde AG-prognosetafel. Het Actuarieel Genootschap zal medio 2010 een herziene AG-prognosetafel publiceren. Vooruitlopend op deze publicatie heeft het bestuur besloten om de technische voorzieningen met 4% te verhogen. Door het opnemen van deze opslag is het langlevenrisico van het fonds gemitigeerd. • Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Voor het overlijdensrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De
38
actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Gezien de schaal van het fonds is dit risico niet herverzekerd. • Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Niet-financiële risico's Naast financiële risico's loopt het pensioenfonds ook niet-financiële risico's die het behalen van de doelstellingen kunnen bedreigen. Deze risico's kunnen uiteindelijk ook een financiële impact hebben. De belangrijkste niet-financiële risico's zijn het operationele en uitbestedingrisico en het integriteitrisico. • Operationeel-/uitbestedingrisico Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP en BlackRock. Uitbestedingrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitbestedingovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP en BlackRock een SAS 70 type II-rapport. De SAS 70-rapportage geeft inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico's en geeft aan of de uitvoerder 'in control' is. Een externe accountant certificeert de SAS 70-rapportage. • Integriteitrisico Het integriteitrisico is het gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van het pensioenfonds als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschift is voorgeschreven. Het integriteitrisico wordt gemitigeerd door de vaststelling van integriteitbeleid door het bestuur en de jaarlijkse toetsing hiervan. Het fonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van de bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap,
39
relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Het pensioenfonds volgt verder een Socially Responsible Investment-strategie. Als gevolg daarvan is een lijst van ondernemingen opgenomen waarin niet mag worden belegd. Voor een nadere toelichting op de risico's en het beheersingsbeleid wordt verwezen naar de risicoparagraaf in de jaarrekening (paragraaf 6.4.3.1).
40
5.4
Pensioenbeheer
Het fonds heeft drie pensioenreglementen: •
Pensioenregeling 2006, welke van toepassing is op alle medewerkers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op 31 december 2005 al in dienst waren of daarna in dienst zijn gekomen bij DNB.
•
Pensioenregeling 2003, welke van toepassing is op de werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 én 1 januari 2006 in dienst waren van DNB en per 31 december 2005 deelnamen aan het op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenreglement 2003 én degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2003 zoals dat op die datum luidde én die per 31 december 2002 in dienst waren van DNB.
•
Pensioenregeling 2005, welke van toepassing is op de werknemers, geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 en 1 januari 2006 in dienst waren en per 30 december 2004 deelnamen aan de op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenregeling (in werking getreden op 1 januari 2002) en degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2005 zoals dat op die datum luidde.
5.4.1
Pensioenregeling
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2006 zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,15% per jaar • Franchise van € 11.407 per 1 januari 2009 • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen vanaf pensioendatum op kapitaalbasis • Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis Per 1 januari 2009 zijn de reglementfactoren gewijzigd. Ook is het sinds die datum mogelijk om ouderdomspensioen om te zetten in een (gehele of gedeeltelijke) AOW-compensatie voor overbrugging van de periode tot ingang AOW. In het pensioenreglement zijn voorts de bepalingen uit de CAO betreffende de opbouw van pensioen tijdens een periode van levensloopverlof volledig opgenomen. Betreffende de afkoop van klein pensioen heeft het bestuur bepaald, dat een pensioen dat minder bedraagt dan de wettelijk toegestane afkoopgrens 2 jaar na uitdiensttreding zal worden afgekocht, maar dat daarvoor wel altijd het akkoord van de gewezen deelnemer nodig is. Er is bovendien duidelijker omschreven dat bij opname van onbetaald verlof het partnerpensioen verzekerd blijft gedurende maximaal 18 maanden en dat de pensioenopbouw
41
in dat geval stopt na 13 weken verlof indien dit verlof niet direct voorafgaande aan pensionering wordt opgenomen. Overgangsbepalingen gelden voor medewerkers op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 (oud DNB) of pensioenregeling 2005 (oud PVK)) van toepassing waren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 en medewerkers geboren vóór 1 januari 1950. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005) van toepassing waren, geldt dat de voor 1 januari 2006 opgebouwde pensioenaanspraken behouden blijven. Ook voor deze aanspraken gelden de toeslagen en kan de deelnemer de opgebouwde rechten vervroegen of uitstellen. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen van toepassing waren (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005), blijft pensioenregeling 2003 respectievelijk pensioenregeling 2005 van kracht. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2003 (oud DNB) zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 12.574 per 1 januari 2009 • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag • Prepensioen ingangsdatum 60 jaar (deelnemer geboren vóór 1 januari 1948) en 60¼ (deelnemer geboren op of na 1 januari 1948, doch vóór 1 januari 1950) • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen op kapitaalbasis • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2005 (oud PVK) zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 12.574 per 1 januari 2009 • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag • Prepensioen ingangsdatum 62 jaar • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen op kapitaalbasis • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd Per 1 januari 2009 zijn de nieuwe reglementfactoren opgenomen in de pensioenregelingen 2003 en 2005. In beide reglementen is opgenomen, dat het prepensioen dat door uitstel is
42
ontstaan en dat uitgaat boven de 85% van het laatste salaris, ook kan worden omgezet in extra aanspraken op ouderdomspensioen. Voorheen werd het prepensioen altijd opgehoogd tot 100% en werd het bedrag daarboven pas aangewend voor extra ouderdomspensioen. Voor alle drie reglementen geldt, dat de teksten zijn aangepast aan de invoering van de toeslagenmatrix per 1 januari 2009. Wijzigingen vanaf 2010 De belangrijkste wijzingen vanaf 1 januari 2010 zijn de volgende. In alle reglementen zijn de afkoopfactoren voor een klein pensioen aangepast. Deze zijn ten opzichte van de oude factoren voor de voormalige deelnemer gunstiger, hetgeen voornamelijk door de gewijzigde rentetermijnstructuur wordt veroorzaakt. In de reglementen is de vastgelegde kortingsystematiek in verband met samenloop van een prepensioen of ouderdomspensioen met een arbeidsongeschiktheidsuitkering van het fonds geüniformeerd. Als gevolg hiervan zal een prepensioen of ouderdomspensioen volledig worden gekort met het WAO-hiaatpensioen, het arbeidsongeschiktheidspensioen én de WAO- of WIAuitkering. Het fonds verzekert het partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis. Dit heeft tot gevolg dat er geen partnerpensioen verzekerd is vanaf het moment van uitdiensttreding. Hoewel uitruil mogelijk is, vindt het fondsbestuur dit niet voldoende. Het fonds zal daarom vanaf 2010 bij uitdiensttreding standaard een gedeelte van het ouderdomspensioen uitruilen naar een partnerpensioen ter grootte van 70% van het resterende ouderdomspensioen indien de gewezen deelnemer een partner heeft. De gewezen deelnemer heeft de mogelijkheid om dit ongedaan te maken. Hiermee wil het fonds zoveel mogelijk zien te voorkomen, dat gewezen deelnemers worden geconfronteerd met een onbedoeld ontoereikend partnerpensioen na het wisselen van baan.
5.4.2
Pensioencommunicatie
Heldere communicatie met de belanghebbenden is voor het bestuur van groot belang. Het fonds onderscheidt vier doelgroepen, te weten deelnemers, gewezen deelnemers, gewezen partners bij scheiding en pensioengerechtigden. De communicatiedoelstellingen zijn er op gericht deze groepen die informatie te verschaffen die voor hen relevant is. Deze communicatie dient helder en voor de doelgroep begrijpelijk te zijn. Communicatie over financiële crisis Naast de reguliere pensioencommunicatie zijn in 2009 specifieke communicatieactiviteiten uitgevoerd om de deelnemers te informeren over de consequenties van de financiële crisis. Voorbeelden van die 'crisiscommunicatie' zijn: Toeslagenlabel/AFM-brief Op basis van de ontwikkelingen op de financiële markten heeft de AFM toegestaan om het per 1 januari 2009 verplicht gestelde toeslagenlabel vooralsnog niet te gebruiken. In plaats daarvan is de 'AFM-brief' verstuurd en zijn in diverse communicatie-uitingen
43
gestandaardiseerde voorwaardelijkheidsverklaringen opgenomen. Deze brief is in een aantal varianten (doelgroepspecifiek) in mei 2009 verstuurd. Vanaf 2010 zal het toeslagenlabel wel gehanteerd worden. Vraag en antwoord (Q&A's) De financiële crisis heeft geleid tot veel mediapubliciteit en ook tot veel vragen en zorgen bij deelnemers. Om mensen te informeren over de kredietcrisis en de gevolgen ervan voor hun pensioen, is er naast de AFM-brief een vragenlijst opgesteld waarin de belangrijkste vragen op een rij staan. Deze vragen en antwoorden zijn geplaatst op de startpagina van de website. Ook het herstelplan is op de website geplaatst. Waardeoverdracht Vanwege de daling van de dekkingsgraad tot onder de 100%, kon het pensioenfonds tijdelijk niet meewerken aan waardeoverdracht. De startbrieven zijn hierop aangepast. De stijgende dekkingsgraad gaf in het tweede kwartaal aanleiding om het proces waardeoverdracht weer in gang te zetten. Deelnemers die tijdelijk niet konden overdragen, zijn hierover geïnformeerd. Uniform Pensioenoverzicht Het uniform pensioenoverzicht (UPO) is in mei aan de actieve en voortzettende deelnemers verstrekt. Diegenen waarvoor het UPO niet in mei beschikbaar was, hebben hier bericht over gehad en in een later stadium het UPO ontvangen. Gewezen deelnemers hebben in december een UPO ontvangen. Eveneens in december hebben gepensioneerden het jaarlijks overzicht van het verzekerde partnerpensioen ontvangen en de gewezen partners een overzicht van het opgebouwde bijzondere partnerpensioen. Pensioenkrant In 2009 zijn drie edities van de pensioenkrant 'Uw Pensioen' verschenen, in januari, mei en november. In de januari-editie is ruim aandacht geschonken aan de financiële positie van het fonds. Ook zijn de deelnemers ingelicht over de wijzigingen in de pensioenreglementen per 1 januari 2009. Het toeslagenlabel is gepresenteerd en de in 2008 verleende toeslagen zijn toegelicht. In de mei-uitgave is vooruitgelopen op de verzending van het Uniform Pensioen Overzicht. Het herstelplan is uitgebreid toegelicht en het onderwerp 'pensioen bij (echt)scheiding' is uitgediept. Het hoofdartikel in het november-nummer ging over het beleggingsbeleid van het fonds. Ook is een update gegeven van de financiële positie van het fonds. De besluiten omtrent de toeslagen in 2009 zijn toegelicht en het onderwerp 'partnerpensioen' is uitgewerkt. Website Het fonds beschikt over een website www.dnbpensioenfonds.nl. Hierop staat algemene informatie over de ontwikkelingen binnen het fonds. Ook zijn statuten en reglementen te raadplegen. Maandelijks wordt hierop de dekkingsgraad vermeld. Via de website kunnen deelnemers de pensioenplanner raadplegen.
44
Pensioenplanner De pensioenplanner is in 2009 op een aantal punten aangepast. Zo is onder meer een bruto/netto-module toegevoegd. In 2010 wordt onderzocht hoe de functionaliteiten verbeterd kunnen worden. Nulmeting Om het niveau van de pensioenkennis, het pensioenbewustzijn en de tevredenheid van de deelnemers over de pensioencommunicatie vast te stellen, is in oktober 2009 een representatieve 'nulmeting' gehouden. 450 (actieve) deelnemers, verdeeld over drie leeftijdscategorieën, hebben daartoe een enquêteformulier ontvangen. De respons van 34% (153 inzendingen) is relatief hoog. Uit de reacties van respondenten bleek eens te meer dat het onderwerp pensioen pas gaat leven naarmate men ouder wordt. Dit bleek zowel uit de antwoorden als uit de respons: uit de leeftijdscategorie <35 jaar bedroeg de respons (afgerond) 25%, uit de categorie 35-55 jaar 27% en uit de categorie >55 jaar 51%. Uit de nulmeting komen enkele punten naar voren die voor verbetering vatbaar zijn. De belangrijkste constateringen zijn: • Deelnemers die op de hoogte zijn van de communicatiemiddelen, zijn daar over het algemeen (redelijk) tevreden over, maar de plek waar men terecht kan voor informatie over het pensioen, kan beter onder de aandacht worden gebracht. Bijvoorbeeld door in communicatie-uitingen te wijzen op de beschikbaarheid van consultants (helpdesk TKP), de website, de planner en de pensioenkrant, maar ook vanuit de werkgever/HR-afdeling kan hierop gewezen worden. • De pensioenplanner wordt op dit moment nog weinig gebruikt door deelnemers. Het bestuur heeft daarom een aantal actiepunten opgenomen in het communicatieplan 2010, waarvan de belangrijkste zijn: - het verbeteren van de verplichte communicatie: er zal worden nagegaan welke mogelijkheden er zijn om in aanvulling op de verplichte communicatie meer duidelijkheid te verschaffen betreffende deze onderwerpen; - het verbeteren van de functionaliteiten van de pensioenplanner; - met werkgever wordt in overleg getreden over diens rolinvulling omtrent pensioenen en pensioenbewustzijn richting de deelnemers; - er zal ook onder de niet actieve deelnemers (gepensioneerden en gewezen deelnemers) een nulmeting gehouden worden om meer inzicht te krijgen in de beleving van de pensioencommunicatie en de serviceverlening; - een éénmeting zal in 2012 plaatsvinden, zodat getoetst kan worden of het communicatiebeleid heeft geleid tot de gewenste verbeteringen.
5.4.3
Externe ontwikkelingen
Het bestuur volgt de ontwikkelingen rondom pensioen op de voet. De bestuursleden bezoeken regelmatig seminars en studiedagen, waarin informatie wordt gegeven over bijvoorbeeld nieuwe wet- en regelgeving. Ook tijdens de themadagen in 2009 is uitgebreid gesproken over de ontwikkelingen die voor het fonds van belang kunnen zijn en de toekomst van het fonds.
45
Geconcludeerd is dat het fonds de komende jaren als zelfstandig ondernemingspensioenfonds de uitvoering van de pensioenregeling van De Nederlandsche Bank NV zal voortzetten. Ook in het door het bestuur opgestelde meerjarenplan komen externe ontwikkelingen regelmatig terug. Indien nodig zal er op de actualiteit worden ingespeeld. Onderstaand beschrijft het bestuur een aantal ontwikkelingen die voor het fonds van belang (kunnen) worden. Nationaal Pensioenregister De Pensioenwet verplicht pensioenfondsen en pensioenverzekeraars per 1 januari 2011 het pensioenregister gebruiksklaar te hebben. Doelstelling is om via het internet op een toegankelijke manier een overzicht te krijgen van zowel het aanvullend pensioen dat een werknemer heeft opgebouwd, als de AOW. Het pensioenregister geeft daarbij inzicht in de opgebouwde en toekomstige rechten (op de pensioendatum) van zowel ouderdomspensioen als nabestaandenpensioen. In 2009 zijn verdere stappen gezet voor de ontwikkeling van dit register. Brede aanpak pensioenvraagstukken In september 2009 heeft de commissie Don haar bevindingen gepubliceerd, in januari 2010 zijn de rapporten van de commissies Frijns en Goudswaard verschenen. Deze commissies zijn door minister Donner ingesteld, waarbij de commissie Don onderzoek heeft gedaan naar de parameters die in het Financieel Toetsingskader zijn vastgelegd, de commissie Frijns onderzoek heeft gedaan naar het beleggingsbeleid en de commissie Goudswaard naar de toekomstbestendigheid van het pensioenstelsel. Hoewel de Commissie Don niet tot een unaniem oordeel is gekomen is de verwachting dat pensioenfondsen in de toekomst de benodigde rendementen onvoldoende kunnen realiseren. De bevindingen van de commissie Goudswaard zijn met name gericht aan de sociale partners. De bevindingen van de commissie Frijns worden door het bestuur geanalyseerd en waar nodig geadresseerd. Inmiddels heeft minister Donner (als demissionair minister van SZW) een voorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de nieuwe parameters zijn opgenomen. De beoogde datum van in werking treden hiervan is 1 juli 2010. De nieuwe parameters zullen gelden vanaf 1 januari 2011. Onderstaande voorstellen met betrekking tot wijzigingen in de AOW zijn controversieel verklaard, aangezien het kabinet een demissionaire status heeft. De verdere inhoud en voortgang zal worden bepaald door het nieuw te vormen kabinet na de verkiezingen in juni 2010. Uitstel ingangsdatum AOW Het kabinet wil het mogelijk maken de ingangsdatum van de AOW uit te stellen. In november 2008 is een wetsvoorstel bij de Tweede Kamer ingediend waarin de mogelijkheid is opgenomen om de ingangsdatum van de AOW-uitkering na 65 jaar vrijwillig geheel of gedeeltelijk uit te stellen. Achtergrond daarvan is om het doorwerken na 65 jaar te stimuleren en een flexibeler systeem van pensioneren te introduceren, omdat volledige pensionering bij het bereiken van de 65-jarige leeftijd in de toekomst niet meer de norm zal zijn. In het voorstel kan de AOWuitkering voor maximaal vijf jaar geheel of gedeeltelijk worden uitgesteld. De uitstelperiode
46
stopt dus bij het bereiken van de 70-jarige leeftijd. Een latere ingangsdatum leidt tot een actuariële verhoging van het AOW-pensioen over de resterende uitkeringsperiode. De keuze om het AOW-pensioen uit te stellen, moet voor het bereiken van de 65-jarige leeftijd worden gemaakt en is eenmalig. Het kabinet heeft aangegeven dat het voorstel voor uitstel van de AOW zal worden afgestemd op de verhoogde AOW-leeftijd die op termijn gaat gelden Verhoging AOW-leeftijd Het kabinet heeft het voornemen om de AOW-gerechtigde leeftijd te verhogen naar 67 jaar. Het wetsvoorstel daartoe is in november 2009 ingediend bij de Tweede Kamer. In het wetsvoorstel is geregeld dat de AOW-leeftijd in twee stappen wordt verhoogd: in 2020 naar 66 jaar en in 2025 naar 67 jaar. Voor degenen die geboren zijn vóór 1 januari 1955 blijft de AOWgerechtigde leeftijd 65 jaar. De verhoging van de AOW-leeftijd zal grote gevolgen hebben voor de aanvullende pensioenregelingen in de 2e pijler, mede door het voorstel om ook het fiscale kader voor aanvullende pensioenregelingen aan te laten sluiten bij de nieuwe AOW-leeftijd.
47
5.5
Vermogensbeheer
5.5.1
Resultaat Beleggingsbeleid 2009
Het in paragraaf 5.3.3.3 beschreven beleggingsbeleid heeft tot de volgende invulling en uitkomsten geleid. 5.5.1.1
Strategische normportefeuille 2009
Onderstaand zijn de beleggingscategorieën opgenomen waarin bij aanvang van 2009 is belegd alsmede de gewichten in de strategische normportefeuille zoals die aan het begin van het jaar golden: Beleggingscategorie Langlopende Euro staatsobligaties Euro core obligaties (investment grade Euro obligaties) High Yield (non-investment grade obligaties) Emerging market debt (obligaties opkomende markten) Aandelen ontwikkelde markten Niet-beursgenoteerd indirect onroerend goed Grondstoffen
Beheer passief actief actief actief actief actief actief
Gewicht 35% 24% 2% 2% 30% 5% 2%
Voor de afdekking van het renterisico zijn de portefeuille bestaande uit langlopende Euro obligaties, de Euro core obligatieportefeuille, de high yield en emerging market debt portefeuille ingezet. Daarnaast zijn rente- en inflatieswaps afgesloten om het rente- en inflatierisico van de verplichtingen af te dekken (de zogeheten 'swap overlay'). Het beheer van de obligatieportefeuille en swap overlay wordt uitgevoerd door BlackRock. Vanwege de aard van de beleggingen voor sommige beleggingscategorieën, zoals onroerend goed, kan de gewenste exposure uitsluitend via actief management worden verkregen. Voor beleggingscategorieën zoals high yield en emerging market debt, is passief management wel mogelijk maar suboptimaal. Bij aandelen is bewust gekozen voor actief beheer, omdat het pensioenfonds een voorkeur heeft voor het beleggen in een portefeuille van kwaliteitsaandelen met een bovengemiddelde winstgroei. In 2009 werd het jaar begonnen met de hierboven weergegeven strategische normportefeuille. Hierbij zij aangetekend dat uit hoofde van de forse koersdalingen in 2008 het feitelijke aandelengewicht in de portefeuilles al tot 22% was gedaald bij de aanvang van het kalenderjaar 2009. De strategische normportefeuille is in 2009 twee maal aangepast. Deze aanpassingen van de strategische normportefeuille hadden als doel het risico van een verdere daling van de dekkingsgraad te beperken, maar tegelijkertijd de portefeuille nog wel zoveel mogelijk herstelvermogen te laten bevatten. Vanwege de daling van de nominale dekkingsgraad tot 99,1% werd in maart de risicograad van de beleggingen teruggebracht tot het niveau behorende bij trede 1 van de staffel. De weging van aandelen in de strategische benchmark
48
werd tot 16% teruggebracht en de weging van langlopende Euro staatsobligaties werd naar ruim 50% verhoogd. Aangezien het feitelijke gewicht van aandelen in de portefeuille toen al fors was gedaald, betekende dit slechts een beperkte verkoop van aandelen (circa 1,5% van de totale beleggingen van het pensioenfonds). Tevens werd de swapportefeuille aangepast aan de nieuwe strategische benchmark. De inflatieswaps werden afgestoten en een rente afdekking van 100% van de nominale verplichtingen werd aangebracht door de looptijdenstructuur van de obligatieportefeuille en renteswaps zo nauwkeurig mogelijk te laten aansluiten bij de looptijdenstructuur van de nominale verplichtingen ('duration matching'). De wegingen voor de overige beleggingscategorieën, de Euro core obligatieportefeuille, emerging markets debt, high yield, grondstoffen en onroerend goed werden constant gehouden. Vervolgens werd in september 2009 tot een tweede aanpassing van de strategische benchmark besloten toen als gevolg van de sterk gestegen aandelen, obligatie- en grondstoffenmarkten de dekkingsgraad van het pensioenfonds een niveau van 109,4% bereikte en het pensioenfonds daarmee in trede 3 van de staffel kwam. In lijn met het door de gestegen aandelenmarkten toegenomen gewicht van aandelen in portefeuille werd het percentage aandelen in de strategische normportefeuille van 16 naar 20% verhoogd. Per saldo hoefden in de portefeuille geen aan- of verkopen plaats te vinden. 5.5.1.2
Beleggingsresultaat
De dekkingsgraad van het pensioenfonds berekend tegen de nominale marktrente steeg van 105,3% aan het einde van 2008 tot 109,1% aan het einde van 2009. De beleggingen behaalden in 2009 een rendement van 5,1%. Aangezien dit rendement hoger was dan de stijging van de verplichtingen uit hoofde van de renteonwikkeling (+3,4%, zie de tabel op pagina 27), had dit een positief effect op de dekkingsgraad. Daarnaast is de dekkingsgraad beïnvloed door andere ontwikkelingen. Hiervoor wordt verwezen naar paragraaf 5.3.2.
49
In onderstaande tabel is per beleggingscategorie de stand van de beleggingen aan het einde van 2008 en 2009 opgenomen. Voorts is in de tabel het rendement weergegeven dat het pensioenfonds in 2009 op haar beleggingen heeft behaald evenals het rendement van de voor elk van die categorieën geldende benchmark. Stand van de beleggingen en rendement 2009 Ultimo 2009 EUR % mln.
Ultimo 2008 EUR % mln.
Rendement PF DNB %
Rendement Benchmark %
Obligaties Langlopende Euro staatsobligaties Euro core obligaties High yield Emerging market debt
679 433
73 47
576 337
72 42
5,7 1,8
5,5 1,8
206 19 20
22 2 2
211 13 16
26 2 2
8,3 50,6 26,5
6,5 61,0 27,7
Aandelen ontwikkelde markten Axa Rosenberg Alliance Bernstein
193
21
177
22
20,4
25,9
127 67
14 7
136 41
17 5
18,4 25,9
25,9 25,9
Niet-beursgenoteerd Indirect onroerend goed
39
4
42
5
-7,6
-7,6*
Grondstoffen
11
1
7
1
48,0
15,2
3
0
0
0
2,7
2,7*
925
100
803
100
8,0
7,9
Cash Totaal exclusief afdekking Afdekking rente en inflatierisico Afdekking valutarisico Totaal inclusief afdekking
0
70
-2,8
-5
0
0,0
920
873
5,1
* Voor onroerend goed en cash is nog geen goede benchmark voorhanden. Derhalve is hier het benchmarkrendement gelijk gesteld aan het feitelijke rendement.
50
Het totale rendement op de beleggingsportefeuille van het pensioenfonds bedroeg in 2009 5,1%. Uit de tabel blijkt dat dit rendement is opgebouwd uit een positief resultaat op de beleggingen van 8% en een negatieve bijdrage van 2,8% uit hoofde van de afdekking van het renterisico verbonden aan de verplichtingen. Uitgezonderd onroerend goed kenden alle beleggingscategorieën over het kalenderjaar 2009 een positief beleggingsresultaat. Per saldo lieten high yield, emerging market debt en grondstoffen de sterkste stijging zien. Ook aandelen droegen met een sterke stijging bij aan het positieve beleggingsresultaat van het pensioenfonds. Met het beleggingsresultaat van 8% (exclusief de afdekking van rente- en valutarisico) ging het resultaat van het pensioenfonds ook licht boven dat van de voor 2009 geldende strategische normportefeuille uit (8,0% versus 7,9%). Actief beheer droeg derhalve in 2009 licht positief bij aan het beleggingsresultaat van het pensioenfonds. Op de Euro core obligatieportefeuille en de grondstoffenbeleggingen van het pensioenfonds werd versus de benchmark een outperformance gerealiseerd. De aandelenportefeuilles en de emerging market debt en high yield beleggingen deden het slechter dan de voor die categorieën relevante benchmarks. De oorzaak van het negatieve rendement op de rente afdekking via renteswaps was een stijging van de swaprente over 2009. Bij dit negatieve rendement uit hoofde van de rente afdekking moet worden bedacht dat het pensioenfonds gedurende het verslagjaar een beleid heeft gevoerd waarbij 100% van het renterisico van de nominale verplichtingen is afgedekt. Tegenover een verlies op de matchingportefeuille staat derhalve een daling van de verplichtingen. In 2008 deed zich overigens het omgekeerde voor en werd op de matchingportefeuille uit hoofde van een daling van de swaprente een forse winst geboekt waartegenover een stijging van de verplichtingen stond. De afdekking van vreemde valuta's door middel van valutaswaps leverde per saldo in 2009 een neutraal resultaat op. Bij de afdekking van vreemde valuta wordt geen actief beleid gevoerd, maar de benchmarkposities van de aandelenbeleggingen in Amerikaanse dollars, Britse ponden en Japanse yen worden passief afgedekt. Hiermee wordt circa 85% van de vreemde valuta exposure in de aandelenportefeuille afgedekt. De aandelenbeleggingen in de overige valuta's worden niet afgedekt, vanwege het geringe aandeel hiervan in de totale portefeuille van het pensioenfonds (1,8%). Daarnaast weegt de risicoreductie van afdekking van deze valuta's niet op tegen de relatief hoge kosten. De dollarexposure in high yield en emerging market debt wordt afgedekt. 5.5.1.3
Beleggingsresultaat per categorie
De obligatieportefeuille van het pensioenfonds bestaat uit een portefeuille langlopende Euro staatsobligaties, een Euro core obligatieportefeuille, en vastrentende high yield en emerging market debt beleggingen. Met deze obligatieportefeuilles wordt een deel van de verplichtingen gematched; het restant wordt gematched met renteswaps. De langlopende Euro obligatieportefeuille wordt door BlackRock passief beheerd en bestaat uit staatsleningen van de EMU-landen met een looptijd langer dan 15 jaar. Het resultaat van de langlopende Euro obligatieportefeuille bedroeg in 2009 1,8%. Met het rendement van 1,8%
51
was het resultaat gelijk aan dat van de benchmark voor deze portefeuille, de Barclays Cap Euro Agg Treasury 15+ Index in 2009. In onderstaande grafiek is de landenallocatie van deze portefeuille opgenomen. Landenallocatie langlopende Euro staatsobligaties per ultimo 2009 Oostenrijk, 3% Spanje, 10% Portugal, 1%
België, 5%
Europese Unie, 1%
Finland, 0%
Nederland, 4% Frankrijk, 19%
Italië, 32%
Duitsland, 23% Ierland, 1% Griekenland, 3%
De Euro core bond portefeuille is eveneens bedoeld om een deel van de verplichtingen te matchen, maar ook om via het lopen van kredietrisico extra rendement te behalen. De Euro core bond portefeuille bestaat naast Europese staatsleningen uit semi-overheidsobligaties, bedrijfsobligaties en gesecuritiseerd papier (triple A covered bonds en ABS) met een investment grade rating waarop een hogere rente kan worden behaald dan staatsleningen. Tevens is het BlackRock toegestaan in de Euro core obligatieportefeuille maximaal 10% in noninvestment grade obligaties te beleggen of in obligaties zonder credit rating. In de volgende grafiek is de sectorverdeling van de Euro core bond portefeuille weergegeven. De portefeuille wordt actief beheerd door BlackRock. De tracking error range die de afwijkingen specificeert die BlackRock ten opzichte van de benchmark mag innemen bedraagt voor deze portefeuille 0,5%-1,25%-punt. Hiermee wordt een outperformance ten opzichte van de benchmark nagestreefd van 0,75%-punt.
52
Landenallocatie totaal en binnen Euro Zone Euro core bond portefeuille per ultimo 2009 Landenallocatie binnen Euro Zone
Landenallocatie totaal
Canada 0.2%
Supranationaal 0.9%
Australië 1.0% Denemarken 2.4% VK 2.4%
Zweden 0.9%
Opkomende markten 0.8%
Spanje 5.8%
Overig 1.3% Cash 4.8%
Oostenrijk België 4.0% 0.4%
Portugal 1.1%
Finland 0.6%
Nederland 13.3%
VS 5.4%
Frankrijk 23.7%
Luxemburg 0.7%
Duitsland 23.2% Italië 16.8%
Euro Zone 79.9%
Griekenland 10.5%
Rating- en sectorverdeling Euro core bond portefeuille per ultimo 2009 Verdeling - Sector
Verdeling - Ratings (S&P)
Not Rated 6%
Cash 5%
Cash 5%
Triple A Covered Bonds + ABS 9%
BBB 11 % Bedrijf sobligaties 18 %
AAA 46 %
A 25 %
Staatsleningen 55 %
AA 7%
53
Semi- overheidsobligaties 12.6 %
Op de Euro core obligatieportefeuille werd in 2009 een rendement behaald van 8,3%. Als benchmark voor de Euro core obligatieportefeuille geldt de Citibank Euro Big Index. Het beleggingsresultaat van deze index bedroeg in 2009 6,5%, waarmee de portefeuille het 1,8%-punt beter deed dan de index. Vooral de beleggingen in bedrijfsobligaties (corporates) droegen in 2009 door een forse daling van de rentespread op deze beleggingen sterk aan het goede resultaat bij. Gedurende het jaar werd in deze portefeuille gemiddeld genomen een hogere weging in corporates dan in de benchmark aangehouden. Verder droeg het feit dat gedurende het grootste gedeelte van het jaar een onderwogen positie werd aangehouden in de periferie van het Eurogebied (met name Griekse, Spaanse en Ierse obligaties) bij aan het positieve verschil in rendement versus de benchmark. Tot slot werd met een actieve positie op de rentegevoeligheid van de portefeuille een positieve bijdrage aan de performance geleverd. In de eerste maanden van het jaar en in het derde kwartaal toen de rente daalde, lag de rentegevoeligheid van de portefeuille boven die van de benchmark. De marktontwikkelingen met betrekking tot landen in de periferie van het Eurogebied blijven nauwlettend gevolgd worden en de onderwogen positie in obligaties van deze landen werd ook na afloop van 2009 gehandhaafd.
54
Ontwikkeling Benchmarkrentes in 2009 Euro Bonds (linker as) Emerging Market Bonds (rechter as) Global High Yield (rechter as)
22.00
10.00
20.00
9.00
18.00
8.00
16.00
7.00
14.00
6.00
12.00
5.00
10.00
4.00
8.00
3.00 Jan-09
Rente (%)
Rente (%)
11.00
15 years Swap Rates (linker as) Euro Corporate Bonds (linker as)
6.00 Feb-09
Mar-09
Apr-09
May-09
Jun-09
Jul-09
Aug-09
Sep-09
Oct-09
Nov-09
Dec-09
Volledige namen van de benchmarks: BarCap Euro Agg 15+ (linker as)
BlackRock 15 years Swap Rates (linker as)
JPM Global EMBI Euro Hedged Index (rechter as)
BofA ML Euro Corp (linker as)
BofA ML Global High Yield Index (rechter as)
De High Yield en Emerging Market Debt portefeuilles zijn aan de vastrentende beleggingen toegevoegd om ten opzichte van de langlopende Euro obligatieportefeuille en de Euro core bond portefeuille meer diversificatie in de vastrentende beleggingen te bewerkstelligen en te profiteren van de hogere rentespreads die op deze beleggingen kunnen worden behaald. De beleggingen in emerging market debt en high yield vinden in een tweetal gespecialiseerde BlackRock fondsen plaats. De tracking errors van deze fondsen zijn hoog. In de prospectus van deze fondsen wordt geen expliciete tracking error gespecificeerd. Maar intern worden door BlackRock bij het beheer van deze fondsen de volgende maximum tracking errors in acht genomen: 10% voor het emerging market debt fund en 6% voor het high yield fund. De fondsen kennen geen expliciete outperformance doelstelling. Door een sterke daling van de rentespreads op deze beleggingen werden in 2009 op high yield en emerging market debt forse beleggingsresultaten geboekt.
55
Voor high yield bedroeg het beleggingsresultaat in de portefeuille 50,6% en voor emerging market debt 26,5%. Daarmee bleef het voor beide fondsen behaalde resultaat in 2009 achter bij dat van de voor beide categorieën relevante index. De benchmark voor de high yield beleggingen, de ML Global High Yield Constraint Euro Hedged Index steeg in 2009 met 61%. De benchmark voor de emerging market debt beleggingen, de JP Morgan EMBI Global Hedged Euro Index, nam met 27,7% toe. Voor het high yield fonds wordt het grootste deel van de underperformance verklaard door het feit dat vooral obligaties met een zeer lage rating (CCC en lager) het in 2009 erg goed deden. De portefeuille van het pensioenfonds is echter nauwelijks belegd in deze veelal illiquide obligaties van zeer lage kwaliteit. Voor de underperformance in het emerging market debt fonds geldt eenzelfde verklaring. Emerging market debt obligaties met een zeer lage rating behaalden in 2009 het hoogste rendement, maar in het fonds werd een relatief conservatief beleid gevoerd met een voorkeur voor meer liquide obligaties. De aandelenportefeuille is bedoeld als diversificatie en om extra rendement te genereren ten opzichte van de verplichtingen. Daarnaast kunnen aandelen op de lange termijn ook bescherming bieden in een periode van hoge inflatie. De portefeuille wordt actief beheerd door een tweetal externe managers, Alliance Bernstein en AXA Rosenberg. AXA Rosenberg hanteert een kwantitatieve beleggingstrategie met een uitgebreid research apparaat. Alliance Bernstein belegt via een bottom-up stockselectie proces in groei-ondernemingen. Voorts is voor de aandelenportefeuille een uitsluitingenlijst geïmplementeerd waarbij het voor beide managers niet is toegestaan te beleggen in ondernemingen die zich bezig houden met de productie van clusterbommen en landmijnen. Vanwege praktische redenen is het momenteel niet mogelijk om een SRI beleid te implementeren voor aandelen opkomende landen. Er zijn op dit moment geen geschikte fondsen voorhanden en het belang in opkomende markten is te klein om het buiten een fonds te laten beheren. Gegeven deze omstandigheden is ervoor gekozen deze exposure te verkrijgen door een van de aandelenmanagers voor de ontwikkelde markten (Alliance Bernstein) toe te staan voor 15% in emerging markets te beleggen. De gemiddelde weging in emerging markets van Alliance Bernstein bedroeg gedurende 2009 9%-punt van de toegestane 15%-punt.
56
Rendementsontwikkeling aandelen, grondstoffen en onroerend goed 130 Grondstoffen
Aandelen Wereldwijd
Direct Europees Vastgoed
125 120
Index = 100
115 110 105 100 95 90 85 80 Dec-08
Jan-09 Feb-09
Mar-09
Apr-09
May-09
Jun-09
Jul-09
Aug-09
Sep-09
Oct-09
Nov-09
Dec-09
De totale aandelenportefeuille van het pensioenfonds steeg over het jaar als geheel gemeten met 20,4% in waarde. De portefeuille van AXA Rosenberg bleef in 2009 met een beleggingsresultaat van 18,4% sterk achter bij de stijging van de MSCI World Index die voor AXA Rosenberg als benchmark geldt. De MSCI World Index steeg in 2009 met 25,9%. Het verschil in beleggingsresultaat van AXA Rosenberg met de benchmark is groot en teleurstellend, maar in het licht van de met deze manager afgesproken tracking error range van 2-6% en outperformance doelstelling van 2% niet onaanvaardbaar, mede ook omdat een groot deel van de underperformance kan worden verklaard door de specifieke beleggingsstijl die in de portefeuille wordt gehanteerd waarbij afwijkingen met de benchmark in enig jaar groot kunnen zijn, maar op lange termijn een outperformance wordt verwacht. AXA Rosenbergs waardegeoriënteerde aanpak werkte niet in het beursklimaat van 2009. In 2009 deed zich een opvallende ontkoppeling voor tussen het lange termijn winstpotentieel van bedrijven en hun korte termijn koersontwikkeling waardoor bedrijven met een sterke lange termijn winstgroei minder dan gemiddeld stegen. Deze koppeling is essentieel voor AXA Rosenbergs relatieve performance, gezien de focus in de portefeuille op bedrijven die zich kenmerken door het hebben laten zien van een sterke lange termijn winstgroei. Daarnaast maakte op 15 april van dit jaar AXA Rosenberg bekend dat er een coderingsfout is gemaakt in het risicomodel waar het beleggingsproces op is gebaseerd. De fout, in juni 2009 ontdekt, is tussen september en medio november gecorrigeerd. De feiten en omstandigheden waarbinnen zich dit heeft voorgedaan worden momenteel door AXA Rosenberg onderzocht. Wat de consequenties zijn van deze coderingsfout dient nader te worden vastgesteld. Het
57
pensioenfonds heeft AXA Rosenberg om verdere uitleg gevraagd. Het bestuur beraadt zich over haar posities. De benchmark voor de portefeuille van Alliance Bernstein is eveneens de MSCI World Index. Voorts geldt voor Alliance Bernstein een tracking error range van 3-7% waarmee een outperformance ten opzichte van de benchmark wordt nagestreefd van 3%. Over het hele jaar gezien liet de portefeuille van Alliance Bernstein in 2009 een performance in lijn zien met deze index. Alliance Bernstein hanteert een beleggingsstijl waarbij de nadruk ligt op het met behulp van fundamentele aandelenresearch selecteren van groeiaandelen. Vooral toen de marktomstandigheden zich in de loop van het jaar weer normaliseerden, begonnen de groeiaandelen het beter te doen. Gedurende het jaar werd de portefeuille van Alliance Bernstein minder defensief gepositioneerd. De sectoren geneesmiddelen en duurzame consumptiegoederen werden verminderd ten gunste van financiële waarden en technologie. Daarnaast zorgde de overweging in energie aandelen gedurende het jaar voor een positieve bijdrage aan het relatieve beleggingsresultaat. Naar verwachting zal het goede klimaat voor groeiaandelen zoals dat zich in het vierde kwartaal van 2009 voordeed met een gematigde groei en licht oplopende rentes, zich in 2010 doorzetten. Zoals aangegeven is het uitgangspunt dat voor actief beheer wordt gekozen indien de verwachting is dat door de toevoeging van actief beheer het resultaat na kosten positief zal zijn. De achterliggende gedachte is dat het managerrisico vrijwel ongecorreleerd is met het marktrisico, waardoor de toevoeging van actief beheer een beperkte invloed heeft op het totale risico van de gehele beleggingsportefeuille. Na overleg met de beide managers over het door hun gevoerde beleid en een uitgebreide performance- en risicoanalyse door BlackRock heeft het bestuur besloten de mandaten te continueren vanwege de lange termijn track record van beide managers en gezien de nog korte ervaringsperiode van het fonds met deze managers. Bovendien past de beleggingsfilosofie van beide managers waarin de nadruk ligt op het beleggen in kwaliteitsaandelen goed bij de filosofie van het pensioenfonds. Met de allocatie in onroerend goed beoogt het pensioenfonds een verdere diversificatie van de beleggingsportefeuille te bewerkstelligen en een mogelijke hedge voor inflatie op langere termijn. Om een daadwerkelijke diversificatie te bereiken is er voor gekozen uitsluitend te beleggen in niet-genoteerd onroerend goed. De beleggingen worden vorm gegeven via het ING Real Estate Eurosiris Fund. Dit is een fonds dat door ING actief wordt beheerd en belegt in een gespreide vastgoedportefeuille in 21 landen in Continentaal Europa. De portefeuille heeft een defensief karakter en is overwogen in winkels en logistieke centra. Op de onroerend goed allocatie behaalde het pensioenfonds in 2009 een rendement van -7,6%. Dit rendement is opgebouwd uit een positief rendement van 2,7% op cash en een negatief rendement van -11,4% op de onroerend goed beleggingen in het ING Real Estate Eurosiris Fund. Per ultimo 2009 bestond de onroerend goed allocatie nog steeds voor EUR 11 miljoen (25%) uit cash, terwijl voor circa EUR 28 miljoen (75%) in het ING Real Estate Eurosiris Fund was belegd. De cash in de onroerend goed allocatie is gecommitteerd aan het ING Eurosiris Fund, maar in 2009 nog niet door dit fonds opgenomen. Deze cash is in het eerste kwartaal van 2010 belegd. Aangezien voor niet-genoteerd Europees onroerend goed nog
58
geen geschikte benchmark voorhanden is, kan voor deze beleggingscategorie geen vergelijking met een benchmarkrendement worden gemaakt. In 2008 was de portefeuille defensief gepositioneerd en dit is in 2009 gehandhaafd met een relatieve overweging in Duitsland (35%), Benelux (17%) en onderweging in meer volatiele markten als Spanje/Portugal (2%) en Centraal Europa (7%). Ook voor de verschillende vastgoedsectoren is de trend van 2008 doorgezet met een zware weging naar de relatief stabiele sectoren als winkels (30%), woningen (11%) en alternatieve sectoren zoals parkeren en zorgcentra (14%). De cyclische kantorenmarkt vertegenwoordigt slechts 32% van de totale portefeuille versus een marktweging van 47%. Gedurende 2009 stonden de waarderingen van vastgoed verder onder druk. In eerste instantie door een gebrek aan potentiële kopers vanwege het feit dat vreemd vermogen nog steeds lastig te verkrijgen was, maar in de tweede helft van 2009 kwamen ook huurniveaus onder druk te staan onder invloed van de tegenvallende economische groei. De bescheiden portefeuille grondstoffen dient als diversificatie van de portefeuille en mogelijke inflatiehedge op de lange termijn. Voor deze categorie wordt belegd in het BlackRock Enhanced Commodity Fonds waarvoor de Dow Jones UBS Commodity Index als benchmark geldt. De prospectus van het BlackRock Enhanced Commodity Fonds bevat geen expliciet gespecificeerde tracking error limiet. De tracking error van dit fonds ligt echter gemiddeld genomen rond de 7%. De exposure wordt verkregen via commodity swaps, waarbij de cash wordt geïnvesteerd in kortlopende hoger renderende vastrentende beleggingen ('collateral'). In 2009 werd met de grondstoffenbeleggingen een rendement behaald van 48%. Met de stijging van 48% lag het resultaat van het pensioenfonds 32,8% boven de geldende benchmark. Aan deze goede performance droeg een sterk herstel van de waarde van de onderliggende collateral beleggingen bij. Met de goede performance is het verlies dat op het collateral in 2008 werd geleden, grotendeels ingelopen. Ten aanzien van de cash beleggingen van het pensioenfonds is met de vermogensbeheerder de afspraak gemaakt dat uitsluitend belegd mag worden in geldmarktinstrumenten die een minimale rating van A-1 of P-1 hebben (de hoogste rating categorie voor geldmarktinstrumenten). De portefeuille kan beleggen in commercial paper, certificates of deposit, banker's acceptances met een investment grade rating. Deze richtlijnen gelden zowel voor de hierboven genoemde cash beleggingen uit hoofde van de onroerend goed allocatie als de overige cash beleggingen. De cash positie van het pensioenfonds is in het afgelopen jaar op bepaalde momenten hoog geweest, maar steeds binnen de daarvoor geldende richtlijnen. Naast de cash die aangehouden wordt binnen de onroerend goed allocatie, wordt cash aangehouden in de obligatieportefeuille waar de cash dient om de rentegevoeligheid te sturen of als onderpand voor posities die middels afgeleide instrumenten zijn ingenomen. Zo heeft de Euro Core obligatieportefeuille bijvoorbeeld een positie in futures met cash in plaats van fysieke obligaties als onderpand. Voorts is periodiek cash nodig voor pensioenuitkeringen.
5.5.2
Terugblik financiële markten ontwikkelingen in 2009
In 2009 werd het dieptepunt van de kredietcrisis bereikt. Vergaande maatregelen van centrale banken en nationale overheden hadden een belangrijk aandeel in het daarop volgende herstel.
59
Het economische beeld bleef echter kwetsbaar, evenals de financiële markten. Dit werd onderstreept door toenemende onzekerheden over de schuldposities van nationale overheden tegen het einde van het verslagjaar. Het pessimisme waarvan sprake was in het laatste kwartaal van 2008, domineerde ook het beeld in de eerste maanden van 2009. Zwakke economische data en onzekerheid over de stabiliteit van het financiële systeem vormden hiervoor de oorzaak. De volatiliteit van de aandelenmarkten bleef hoog als gevolg van slechte resultaten van banken over het vierde kwartaal van 2008 en aanvullende benodigde steunmaatregelen voor specifieke instellingen zoals Citigroup en AIG. Naast de negatieve ontwikkelingen in de financiële sector traden ook de risico´s in OostEuropese landen op de voorgrond. Hierdoor liepen de risicopremies voor de betreffende landen scherp op; dit had ook weer een impact op de financiële instellingen en landen die nauwe banden onderhouden met Oost-Europa. In maart van 2009 keerde het tij op de financiële markten. De Federal Reserve breidde haar crisispakket uit, en de regering Obama kondigde de details aan van een asset purchase program, dat Amerikaanse banken in staat zou moeten stellen slechte leningen van hun balans te verwijderen. Ook de Bank of England legde het zwaartepunt van haar ingrijpen bij het opkopen van schuldpapier. De ECB verlaagde haar rente naar 1% en kondigde in mei ook een pakket onconventionele maatregelen aan. De markt reageerde enthousiast op deze maatregelen. Staatsobligaties stegen in waarde als gevolg van de verlaging van de rente in de Eurozone en het Verenigd Koninkrijk. De renteopslag op bedrijfsobligaties daalde en de liquiditeit nam weer toe. Ook de toenemende groei in China en in andere Aziatische economieën als Taiwan en Korea zorgde voor een positieve impuls. In het tweede kwartaal begonnen de maatregelen om het financiële stelsel te stabiliseren hun vruchten af te werpen, maar ook uitspraken van CEO's over de winstgevendheid van banken in het eerste kwartaal vormden een keerpunt. Dit kwam tot uitdrukking in een stijging van de aandelenmarkten en een daling van de risicopremies. Aan het eind van het tweede en het begin van het derde kwartaal leek de rally in de aandelenmarkten te stagneren, maar halverwege juli sloegen aandelenmarkten de weg naar boven weer in. Het herstel op de financiële markten vormde het eerste lichtpunt, maar betekende geen oplossing voor de problemen in de financiële sector. Om de kapitaalpositie van banken te versterken en het vertrouwen terug te winnen, lanceerden de Amerikaanse autoriteiten een stress test voor haar banken. Na deze test versterkten Amerikaanse banken hun balanspositie in de kapitaalmarkt en loste het merendeel van de banken hun overheidssteun af. Europese testen vonden later plaats en hadden een minder grote impact, aangezien de resultaten alleen op geaggregeerd niveau werden gepubliceerd en daaraan geen kapitaaltoezeggingen werden verbonden. Ook veel Europese banken betaalden de overheidssteun terug.
60
In het kielzog van het herstel op de financiële markten ontstonden lichtpuntjes in data voor de reële sector. Deze zorgden ervoor dat doemscenario´s ten aanzien van de economische ontwikkeling verder werden uitgeprijsd, wat een additionele stimulans gaf aan de financiële markten. Mede hierdoor zaten in het derde kwartaal van het jaar vrijwel alle activacategorieën in de lift. Met het herstel op de financiële markten werd ook de afbouw van crisismaatregelen een steeds actueler onderwerp. Hoewel centrale banken de afbouw van enkele minder gebruikte crisisfaciliteiten aankondigden bleef er sprake van overliquiditeit in de geldmarkten. Mede hierdoor bleven korte rentes gedurende de rest van het jaar laag en was er sprake van relatief steile yieldcurves in zowel Europa als de Verenigde Staten. Eén van de belangrijkste thema's in het laatste kwartaal van het jaar was de verschuiving van risico's richting nationale overheden. Door de ondersteuning van hun economieën en financiële sectoren verslechterden de schuldposities van nationale overheden. Gegeven een nog altijd verhoogde vraag naar obligaties met een laag risico en de ruime liquiditeitssituatie had dit in 2009 echter slechts een beperkte invloed op de financieringskosten van het merendeel van de nationale overheden. De opschorting van betalingen door Dubai World, een staatsbedrijf uit Dubai, maakte echter duidelijk dat landenrisico's waren toegenomen. De lagere kredietbeoordelingen voor Griekenland en de daarmee gepaard gaande oplopende risicopremies voor de periferie onderstreepten dit. De waarde van de dollar werd in 2009 in behoorlijke mate gedreven door technische factoren en correleerde sterk met de bereidheid bij beleggers tot het aangaan van risico's. De olieprijs kwam terug van de zeer lage niveaus van eind 2008 onder invloed van de weer wat aantrekkende economie en het sterke herstel in de opkomende markten.
5.5.3
Lessen uit de kredietcrisis
Het bestuur heeft tijdens zijn themadagen in 2009 lessen en conclusies getrokken uit de kredietcrisis, die zijn meegenomen bij de invulling van het beleggingsbeleid. De belangrijkste lessen betroffen de noodzaak van liquiditeit in de beleggingsportefeuille, de conclusie dat het risicoraamwerk goed heeft gefunctioneerd en het feit dat de beslissing tot de beperking van securities lending daar waar mogelijk verstandig is gebleken. Voor een pensioenfonds kan het aantrekkelijk zijn een deel van het vermogen te beleggen in illiquide beleggingscategorieën zoals vastgoed, infrastructuur en private equity aangezien hiermee een risicopremie kan worden verdiend. Het is echter wenselijk de omvang van deze illiquide beleggingen vooral bij lagere dekkingsgraden beperkt te houden omdat de bewegingsvrijheid om (wellicht noodzakelijke) veranderingen in het beleggingsbeleid door te voeren beperkt wordt. Door de kredietcrisis zijn er verder problemen ontstaan bij securities lending programma's. De problemen ontstonden onder andere doordat het failliete Lehman Brothers veelal fungeerde als tegenpartij bij securities lending transacties, het onderpand vaak niet afgescheiden bleek ten tijde van het faillissement, tegenvallende kwaliteit van het onderpand, en een belegging van cash onderpand in geldmarktfondsen die gesloten werden. Door het pensioenfonds is begin
61
2008 nog overwogen deel te nemen aan een securities lending programma van de bewaarnemer. Destijds is echter besloten om securities lending voor het pensioenfonds te beperken tot de beleggingen in emerging market debt en high yield debt, waar securities lending binnen de hiervoor gebruikte beleggingsfondsen plaatsvindt. Om liquiditeitsredenen wordt binnen deze fondsen niet meer dan 20% van de beleggingen uitgeleend. Ook in de toekomst wenst het pensioenfonds slechts een beperkte exposure te lopen via securities lending waarbij het rendement daarvan dient op te wegen tegen het extra risico. Tot slot kan worden opgemerkt dat het risicoraamwerk van het pensioenfonds in de afgelopen periode goed heeft gefunctioneerd. In 2008 en 2009 deed zich een sterke toename van het marktrisico voor door de volatiliteit van markten en de stijging van de correlaties tussen verschillende beleggingscategorieën. In dit licht is het belangrijk te realiseren dat in het risicobudget gerekend wordt met lange termijn (5-jaars) risico- en rendementsverwachtingen en correlaties van de verschillende beleggingscategorieën. In turbulente tijden is echter informatie nodig over de risico's op korte termijn via scenario analyses die aangeven wat de kans is op een forse daling van de dekkingsgraad gegeven verschillende aannames over de ontwikkeling van rente, inflatie en aandelenmarkten. Op basis van deze informatie kan een betere afweging worden gemaakt met betrekking tot eventuele aanpassingen van de portefeuille (de-risken en re-risken).
5.5.4
Strategische normportefeuille voor 2010
Zoals in paragraaf 5.5.1 uiteengezet is het strategische beleggingsbeleid gerelateerd aan de dekkingsgraad. Begin 2010 bevond het pensioenfonds zich met een dekkingsgraad berekend tegen de nominale marktrente van 109,1% in trede 3 van de 'staffel', zij het aan de onderzijde hiervan. Hieronder worden de voornaamste argumenten samengevat voor de strategische portefeuille voor het kalenderjaar 2010. Verder wordt ingegaan op de afwijking ten opzichte van de strategische normportefeuille die gold bij aanvang van 2009 alsmede vanaf september 2009. De beleggingscategorieën waarin voor 2010 wordt belegd, met daarachter de gewichten in de strategische normportefeuille voor 2010, zijn: Beleggingscategorie Langlopende Euro staatsobligaties Euro core obligaties (investment grade Euro obligaties) High Yield (non-investment grade obligaties) Emerging market debt (obligaties opkomende markten) Aandelen ontwikkelde markten Niet-beursgenoteerd indirect onroerend goed Grondstoffen Cash
62
Beheer passief actief actief actief actief actief actief
Gewicht 45% 24% 2% 2% 20% 5% 1% 1%
Het actieve beheer bij het overgrote deel van de beleggingsportefeuille wordt voor 2010 gehandhaafd. Met het actieve beheer wordt een positief effect op de dekkingsgraad nagestreefd van ruwweg 0,5% per jaar. Het renterisico van de nominale verplichtingen wordt vooralsnog volledig afgedekt met nominale rente instrumenten, te weten de vastrentende portefeuille bestaande uit langlopende Euro obligaties, de Euro core obligatieportefeuille, de high yield en emerging market debt portefeuille en nominale renteswaps (een swap overlay). De optimale rente afdekking wordt per kwartaal op voorstel van de fiduciair beheerder door de Beleggingscommissie beoordeeld. In trede 3 van de staffel wordt uitgegaan van een 80% nominale en 20% reële verplichtingenbenchmark. Gegeven het nog steeds lage niveau van de dekkingsgraad is ervoor gekozen in 2010 vooralsnog geen inflatieswaps in te zetten voor de afdekking van de deels reële verplichtingen. Verder speelde bij deze beslissing de mogelijke illiquiditeit van inflatieswaps een rol. Ondanks het feit dat geen inflatieswaps worden ingezet, heeft een aantal beleggingscategorieën in de portefeuille wel een indirecte, meer lange termijn link met inflatie, zoals aandelen, grondstoffen en onroerend goed. Deze beleggingscategorieën kennen een samenhang met de inflatie, hoewel deze samenhang zich eerder op lange dan korte termijn laat gelden en moeilijk is te kwantificeren. Het afdekken van valutarisico's zal evenals in voorgaande jaren plaatsvinden door het afsluiten van valutatermijntransacties. Uitgangspunt hierbij is dat de benchmarkgewichten van de aandelenbeleggingen in Amerikaanse dollars, Japanse yen en Britse ponden volledig zullen worden afgedekt. De portefeuilles langlopende Euro staatsobligaties en de Euro core obligaties worden ten opzichte van de strategische normportefeuille vanaf september 2009 gehandhaafd op respectievelijk 45% en 24%. De portefeuille langlopende Euro staatsobligaties had bij aanvang van 2009 een weging van 35%. Bij het terugbrengen van de risicograad van de beleggingen in maart 2009 werd de strategische normweging van langlopende Euro staatsobligaties naar ruim 50% verhoogd, waarna deze bij een hoger niveau van de dekkingsgraad in september 2009 werd verlaagd naar 45%. De high yield en emerging market debt portefeuille worden gehandhaafd op ieder 2%, gelijk aan de weging in de strategische normportefeuille gedurende 2009. High yield obligaties en emerging market debt leveren een zinvolle diversificatie binnen de portefeuille, waarmee een positie wordt ingenomen tussen aandelen en investment grade obligaties. De renteopslag op global high yield en emerging market debt is in 2009 sterk afgenomen, maar bevindt zich ten opzichte van staatsobligaties nog steeds op aantrekkelijke niveaus. Daarnaast is vanwege de wens voldoende spreiding te behouden, besloten de huidige wegingen van deze beleggingscategorieën in de portefeuille te handhaven. Er wordt verder geen wijziging aangebracht ten opzichte van de strategische normportefeuille vanaf september 2009 in de weging van aandelen in de portefeuille. Zoals hiervoor aangegeven heeft het pensioenfonds zich in 2009 uitvoerig gebogen over de vraag of de beide managers gehandhaafd moesten worden. Besloten is beide mandaten te continueren vanwege
63
hun goede lange termijn track record en de lange termijn beleggingsfilosofie die de Beleggingscommissie aanspreekt. Daarnaast is er weinig overlap in de actieve posities die door de beide managers worden ingenomen op dit moment, zodat er van uit mag worden gegaan dat de beoogde diversificatie zal optreden. In 2009 hebben aandelen van opkomende markten een sterke stijging laten zien. Besloten is echter geen strategische allocatie naar opkomende markten op te nemen en het beleid uit voorgaande jaren te continueren en aan één van de managers voor ontwikkelde markten, Alliance Bernstein, de mogelijkheid te geven om maximaal 15% van de portefeuille te alloceren naar opkomende markten. Onroerend goed heeft in 2009 een moeilijk jaar doorgemaakt. De verwachting is dat zich in 2010 aantrekkelijke aankoopmomenten voor kunnen doen. Omdat het bedrag dat aan vastgoed binnen de benchmark is toegekend, nog niet volledig was belegd ultimo 2009 en deels in cash werd aangehouden, is besloten de weging in vastgoed ongewijzigd te houden op 5%. Inmiddels is in 2010 vastgoed aangekocht en is de allocatie naar vastgoed volledig belegd. Daarnaast verdient het aanbeveling bij de huidige nog steeds lage dekkingsgraad niet een te groot gedeelte van de portefeuille te beleggen in illiquide beleggingen. De vastgoedallocatie is belegd in het ING Real Estate Eurosiris Fund. Dit fonds kent de benodigde spreiding over de verschillende continentaal Europese vastgoedmarkten. Vanwege de risicospreiding door grondstoffenbeleggingen, de bescherming die deze asset class op lange termijn biedt tegen inflatie en vanwege de nog steeds goede vooruitzichten voor de grondstoffenmarkten is besloten de bestaande allocatie van de strategische normportefeuille vanaf september 2009 (1%) te handhaven. Bij aanvang van 2009 bedroeg de weging van grondstoffen in de strategische normportefeuille 2%. Overwogen is een begin te maken met een allocatie richting private equity. Deze beleggingcategorie heeft een zwaar jaar doorgemaakt waardoor zich thans interessante beleggingsmogelijkheden voordoen. Vanwege beperkte liquiditeit van private equity beleggingen en de geringe allocatie die voor het pensioenfonds binnen het huidige risicobudget mogelijk is, is vooralsnog besloten niet tot een allocatie over te gaan. Om dezelfde redenen wordt een belegging in infrastructuur vooralsnog achterwege gelaten. Vanwege intransparantie en mogelijke reputatierisico's is reeds in 2007 beslist geen belegging in hedge funds te doen. Deze beslissing is sindsdien voortgezet. Tot slot is in de strategische normportefeuille voor 2010 een weging van 1% voor cash opgenomen wat moet voorkomen dat bij verliezen op de rente- en valuta afdekking via swaps steeds geld moet worden vrijgemaakt.
64
5.5.5
Socially responsible investments (SRI)
Het pensioenfonds hanteert voor de implementatie van een SRI-beleid een uitsluitingenlijst, waarbij bepaalde bedrijven worden uitgesloten van het beleggingsuniversum vanwege maatschappelijke overwegingen. Hierbij bestaat de voorkeur om aansluiting te vinden bij bestaande lijsten van uitgesloten ondernemingen zoals die ook door andere pensioenfondsen worden gehanteerd. Voor 2009 is voor aandelenbeleggingen een uitsluitingenlijst gehanteerd ten aanzien van ondernemingen die clusterbommen en landmijnen produceren. De uitsluitingenlijst wordt door de beide externe wereldwijde aandelenbeleggers in hun beleggingsbeleid geïmplementeerd. Dit beleid zal in 2010 worden gecontinueerd. In 2010 zal het pensioenfonds zich buigen over een verdere invulling van zijn SRI-beleid. Een thema daarbij is hoe de engagement van bedrijven waarin het pensioenfonds belegt verder vorm te geven. Via aandeelhoudersvergaderingen kan immers gericht invloed worden uitgeoefend, die positief bijdraagt aan de praktijk van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Amsterdam, 21 mei 2010 G. van Ankeren W.H. Bovenschen P.A.A.M. Cornet D. Hendriks E. Hondius E.W. Lindeijer P.D. van Loo mw. G.F.T. Tiellemans
65
6.
Jaarrekening
6.1
Balans (na bestemming van het saldo van baten en lasten)
Bedragen x € 1.000 ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Aandelen Vastrentende waarden Vastgoed Derivaten Overige beleggingen Totaal
31-12-2009
31-12-2008
[1] [2] [3] [4] [5]
193.161 663.690 38.805 8.849 10.980 915.485
169.706 569.384 42.007 72.068 7.418 860.582
Vorderingen en overlopende activa Overige vorderingen
[6]
129
28
Overige activa Liquide middelen
[7]
32.950
85.299
948.564
945.909
77.266
44.383
TOTAAL ACTIVA
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Algemene reserve
[8]
Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Voorziening pensioenverplichtingen WAO hiaat en WIA Overige voorzieningen
[9] [10] [11]
840.833 2.218 2.018 845.069
827.530 5.765 338 833.633
Overige schulden en overlopende passiva
[12]
26.229
67.893
948.564
945.909
TOTAAL PASSIVA [.]
De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 73.
66
6.2
Staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 BATEN Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds Overige baten
[13] [14] [15]
Totaal baten
2009
2008
42.342 41.491 73
29.764 -24.682 2
83.906
5.084
LASTEN Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Wijziging marktrente - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten - Overige mutatie voorziening pensioenverplichting - Wijziging grondslagen
[16] 26.997 171 20.583 -26.126 1.341
17.572 20.547 37.534 125.648 740
-39.218 -6.416 32.425
-38.019 -3.502 0 9.757 1.680 39.311 -978 1.212 42
160.520 105 37.785 -66 1.169 5
Totaal lasten
51.024
199.517
Resultaat
32.883
-194.433
Mutatie overige voorzieningen Pensioenuitkeringen Saldo overdrachten van rechten Pensioenuitvoeringskosten Overige lasten
[17] [18] [19] [20] [21]
[.] De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 84.
67
6.3
Kasstroomoverzicht
Bedragen x € 1.000 Pensioenactiviteiten Ontvangsten Premies Waardeovernames Overig
Uitgaven Pensioenuitkeringen Waardeoverdrachten Pensioenuitvoeringskosten
50.702 2.076 107 52.886
29.284 1.410 8.508 39.202
39.399 1.100 1.414 41.914
37.785 1.344 1.169 40.298
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten Beleggingsactiviteiten Ontvangsten Directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen *
Uitgaven Aankopen beleggingen * Beheersuitgaven
2008
2009
10.972
-1.096
140.531 389.282 529.813
58.928 1.756.592 1.815.520
468.666 63.695 532.361
1.800.174 0 1.800.174
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
-2.548
15.346
Netto kasstroom
8.424
14.250
Mutatie liquide middelen
8.424
14.250
22.622 31.046
8.372 22.622
Liquide middelen primo boekjaar ** Liquide middelen ultimo boekjaar **
* De grote post bij aan- en verkopen beleggingen in 2008 is het gevolg van de implementatie van de strategische normportefeuille voor 2008 per eind februari 2008. ** De liquide middelen bestaan uit het saldo van de beleggingsrekening aangehouden door BlackRock en het saldo aangehouden op de rekening courant.
68
6.4
Toelichting op de jaarrekening
6.4.1
Algemeen
6.4.1.1
Bepalingen wet en regelgeving
De jaarrekening is opgesteld volgens de voorschriften die zijn vastgelegd in Titel 9, Boek 2 van het Burgerlijk Wetboek en de Richtlijnen voor de jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. In augustus 2009 is artikel 146 van de Pensioenwet gewijzigd, waardoor volgens de Pensioenwet een herwaarderingsreserve, zoals genoemd in artikel 390 van Titel 9 Boek 2 BW, niet langer van toepassing is. De herwaarderingsreserve heeft betrekking op ongerealiseerde waardevermeerderingen van (financiële) activa zonder een frequente marktnotering. Met ingang van 2009 wordt het bedrag van de herwaarderingsreserve niet langer toegelicht in de jaarrekening. 6.4.1.2 Netto-omzet De netto-omzet kan als volgt worden berekend (x € 1.000): 2009 42.342 110.551 152.893
Premie-inkomsten Directe beleggingsopbrengsten Totaal netto-omzet
6.4.2
2008 29.764 59.614 89.378
Waarderings- en berekeningsgrondslagen
Algemeen De grondslagen zijn gericht op het weergeven van de economische posities. De beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen worden gewaardeerd op marktwaarde, de overige posten op nominale waarde. Belangen in door de uitvoerder van het fonds beheerde beleggingsfondsen worden naar rato van het belang hierin gewaardeerd op hun onderliggende marktwaarde en geclassificeerd bij de betreffende beleggingscategorie. De liquide middelen die deel uitmaken van de onderliggende fondsen in aandelen, vastrentende waarden en vastgoed zijn bij de betreffende beleggingscategorie vermeld. Conform de aanbeveling van de Raad voor de Jaarverslaggeving worden participaties met een beleggingskarakter niet aangemerkt als een groepsmaatschappij en/of deelneming. Valuta Bedragen in vreemde valuta worden omgerekend tegen valutakoersen op balansdatum van het verslagjaar. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersverschillen worden verantwoord in de staat van baten en lasten in de post 'indirecte beleggingsopbrengsten'.
69
Valuatatermijncontracten Valutatermijncontracten worden gewaardeerd tegen de valutakoers op de balansdatum van het verslagjaar. Ongerealiseerde opbrengsten worden in navolging van RJ 226 verantwoord op de balans en in de post 'indirecte beleggingsopbrengsten' op de staat van baten en lasten. Gerealiseerde opbrengsten worden eveneens verantwoord in de post 'indirecte beleggingsopbrengsten'. Aandelen De aandelen en andere niet-vastrentende waardepapieren worden gewaardeerd tegen de beurskoers op de laatste beursdag van het verslagjaar. De waardewijzigingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersverschillen worden verwerkt in de post 'indirecte beleggingsopbrengsten'. Obligaties/vastrentende waarden Obligaties en andere vastrentende waardepapieren worden gewaardeerd tegen de beurskoers op de laatste beursdag van het verslagjaar. De waardewijzigingen worden verantwoord in de staat van baten en lasten. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde koersverschillen worden verwerkt in de post 'indirecte beleggingsopbrengsten'. Vastgoed De belangen in niet-beursgenoteerde vastgoedfondsen zijn gewaardeerd tegen zichtbaar eigen vermogen als benadering van de reële waarde. Derivaten Derivaten worden gebruikt om posities op verschillende liquide financiële markten (aandelen, vastrentende waarden, valuta's en grondstoffen) in te nemen, als alternatief van het innemen van posities middels primaire instrumenten. De ingenomen posities hebben de volgende kenmerken: • Posities worden gespreid over verschillende beleggingsportefeuilles (bijvoorbeeld aandelen versus obligaties). • Posities worden binnen de beleggingscategorieën gespreid over deelmarkten (bijvoorbeeld Amerikaanse versus Europese markten). In de balans wordt sinds de invoering van de richtlijn RJ610 de categorie derivaten apart vermeld. Liquide middelen Dit betreft uitgezette en opgenomen deposito's en callgeld, alsmede direct opeisbare tegoeden in rekening-courant bij banken, inclusief de lopende interest per balansdatum. De liquide middelen zijn gewaardeerd tegen nominale waarde. Vorderingen en kortlopende schulden Deze zijn gewaardeerd tegen nominale waarde verminderd met de noodzakelijk geachte voorziening voor oninbaarheid.
70
Stichtingskapitaal en reserves Stichtingkapitaal en reserves zijn het eigen vermogen van het fonds. Het eigen vermogen wordt vastgesteld als verschil tussen het totaal van de activa en het totaal van de verplichtingen en schulden. Algemene reserve Voor de algemene reserve zijn het minimaal vereist vermogen, het vereist eigen vermogen en het streefvermogen van belang. Het minimaal vereist eigen vermogen bedraagt 4,4% van de voorziening pensioenverplichtingen. Dit betekent dat de minimaal vereiste dekkingsgraad 104,4% bedraagt. Indien de dekkingsgraad van het fonds lager is dan 104,4%, dan is de vermogenspositie van het fonds ontoereikend. Voor het beleid gaat het bestuur uit van een minimaal vereiste dekkingsgraad van 105% (zie beleidstaffel). Het bestuur zal dan op korte termijn een herstelplan opstellen dat erop gericht is om uiterlijk binnen een paar jaar de ontoereikende vermogenspositie op te heffen. Het vereist eigen vermogen bedraagt per balansdatum 8,0% van de voorziening pensioenverplichtingen. Het vereist eigen vermogen wordt bepaald volgens het standaardmodel uit het FTK. Ingeval van een reservetekort zal het bestuur een langetermijnherstelplan opstellen. Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Indien de dekkingsgraad ruim boven het streefniveau ligt, kunnen kortingen verleend worden op de evenwichtspremie en kan het bestuur besluiten tot inhaaltoeslagverlening. Er zal geen terugstorting plaatsvinden aan de werkgever. Voorziening pensioenverplichtingen De voorziening pensioenverplichtingen wordt bepaald als de contante waarde van de opgebouwde aanspraken. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: De rentetermijnstructuur op balansdatum zoals die door DNB is vastgesteld en gepubliceerd. Sterftekansen zijn ontleend aan de prognosetafels die zijn gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap, met een leeftijdsterugstelling van 1 jaar voor mannen en een leeftijdsterugstelling van 2 jaar voor vrouwen (2008: idem). Als gevolg van een structureel lager dan verwachte sterfte zal in 2010 een nieuwe prognosetafel met hogere overlevingskansen door het Actuarieel Genootschap worden uitgegeven. Deze hogere kansen betekenen een materiële verzwaring van de voorziening. Deze verwachte verzwaring is middels een opslag van 4% meegenomen in de bepaling van de technische voorziening en geldt alleen voor de voorziening ultimo 2009. Een opslag van 1,75% voor toekomstige administratie- en excassokosten (2008: 1,75%).
71
De voorziening voor WAO hiaat en WIA is onderdeel van de technische voorzieningen. De afgelopen 2 boekjaren zijn de premies voor arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling gereserveerd vanwege achterstanden in de gegevensaanlevering door het UWV. Dit jaar is gebleken dat de instroom in de WIA zeer gering is geweest en zijn de risicopremies weer vrijgevallen uit de voorziening. Overige voorzieningen De voorziening voor ingegane ziektegevallen is bepaald door het percentage arbeidsongeschikte deelnemers te vermenigvuldigen met de voorziening in verband met arbeidsongeschiktheid van deze deelnemers. Overige activa en passiva De overige activa en passiva worden gewaardeerd tegen de nominale waarde; de vorderingen onder aftrek van noodzakelijk geachte voorzieningen. Resultaatbepaling De baten en lasten worden toegerekend aan het boekjaar waarop zij betrekking hebben. Opbrengsten uit beleggingen Onder directe beleggingsopbrengsten worden alle ontvangen beleggingsopbrengsten verstaan, zoals ontvangen renten, dividenden en soortgelijke opbrengsten. Alle koersfluctuaties worden onder de indirecte beleggingsopbrengsten verantwoord. Dit betreffen zowel gerealiseerde als ongerealiseerde waardewijzigingen alsmede valutaresultaten. Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies en dergelijke. Kosten Kosten worden toegerekend aan de periode waarop zij betrekking hebben. Kasstroomoverzicht Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. Dit houdt in dat alle ontvangsten en uitgaven ook als zodanig worden gepresenteerd.
72
6.4.3
Toelichting op de balans
Bedragen x € 1.000 Beleggingen voor risico pensioenfonds [1] Aandelen Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
2009
2008
169.706 16.700 -23.475 30.230 193.161
308.703 514.552 -498.789 -154.761 169.706
Er wordt in separate aandelen belegd in plaats van in beleggingsfondsen. Er is geen aandeel ultimo 2009 dat een belang heeft van meer dan 5% van het totale aandelenbezit. [2] Vastrentende waarden Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen en aflossingen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
569.384 422.770 -323.240 -5.224 663.690
592.403 1.209.897 -1.243.870 10.955 569.384
Onderstaande vastrentende waarden hebben een belang van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden: France (Government of) 5,5 37.566 Italy (republic of) 6,5 61.692 Bundesrepublik Deutschland 4,0 35.493 Bundesrepublik Deutschland 5,6 50.421 In 2008 waren de belangen van meer dan 5% van de belegging in vastrentende waarden: France (Government of) 5,5 56.967 Italy (Republic of) 6,5 68.964 Bundesrepublik Deutschland 4,0 34.612 Bundesrepublik Deutschland 5,6 39.139 [3] Vastgoed Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
42.007 8.950 -8.952 -3.200 38.805
73
0 58.143 -13.427 -2.709 42.007
[4] Derivaten Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Saldo einde boekjaar Waarvan: Futures Swaps Valutatermijncontracten GBP-EUR JPY-EUR USD-EUR Overig
2009
2008
72.068 0 0 -63.219 8.849
4.745 0 0 67.323 72.068
0 8.717 132
106 69.845 2.117
0 19 112 0
[5] Overige beleggingen Stand begin boekjaar Aankopen Boekwaarde verkopen Beurs- en valutakoersverschillen Stand einde boekjaar
Vorderingen en overlopende activa [6] Overige vorderingen Overlopende rente Afrekening premies boekjaar Overig Totaal
74
13.678 -8.044 -4.069 552
7.418 0 0 3.562 10.980
0 17.459 0 -10.041 7.418
1 106 22 129
19 0 9 28
Overige activa [7] Liquide middelen Daggeldleningen Beleggingsrekening BlackRock Banken, rekening-courant Totaal
2009
2008
1.904 18.507 12.539 32.950
62.677 15.350 7.273 85.299
44.383 32.883 77.266
238.816 -194.433 44.383
827.530 26.997 171 20.533 -26.166 1.341
668.863 15.850 20.488 37.356 125.387 740
-38.997 32.340
-37.802 0
-2.916 840.833
-3.352 827.530
De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het fonds.
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves [8] Algemene reserve Stand begin boekjaar Resultaat boekjaar Stand einde boekjaar Technische voorzieningen [9] Voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Stand begin boekjaar Pensioenopbouw Toeslagverlening Rentetoevoeging Wijziging marktrente Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Aanpassing sterftegrondslagen Overige mutatie voorziening pensioenverplichting Stand einde boekjaar
75
[10] Voorziening pensioenverplichtingen WAO hiaat en WIA Stand begin boekjaar Reservering risicopremie en AO Indexering en overige toeslagen Rentetoevoeging Wijziging marktrente Onttrekking voor pensioenuitkeringen en uitvoeringskosten Vrijval voor prepensioen Harmonisatie actuariële veronderstellingen Overige mutaties Stand einde boekjaar
[11] Overige Voorzieningen Stand begin boekjaar Toevoeging Stand einde boekjaar [12] Overige schulden en overlopende passiva BlackRock Schulden uhv onderpand swap Derivaten Crediteuren Vakantie uitkering (01/04 - 31/12) Vooruitontvangen posten (premies) Overige schulden Totaal einde boekjaar
76
2009
2008
5.765 -3.510 0 50 40
3.912 1.722 59 178 261
-221 0 0 94 2.218
-217 0 0 -150 5.765
338 1.680 2.018
233 105 338
1.902 13.812 31 1.350 9.075 59 26.229
65.491 0 0 1.439 714 250 67.894
6.4.3.1
Risicobeheer
Solvabiliteitsrisico Het pensioenfonds wordt geconfronteerd met risico's. Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). In de wet- en regelgeving zijn voorschriften opgenomen hoe er met dit risico moet worden omgegaan. In de premie- en beleidstaffel van het pensioenfonds wordt ook rekening gehouden met de solvabiliteitseisen. Vereist eigen vermogen Ultimo 2009 is met de gestandaardiseerde methode per risicofactor de gewenste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van de voorgeschreven formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit. Voor de evenwichtsberekening is de uitkomst hiervan zoals voorgeschreven in een aantal stappen gebruikt totdat het toetsingsverschil nihil is. Dit resulteert in de evenwichtsituatie, waarin het (fictieve) aanwezige eigen vermogen precies gelijk is aan het vereist eigen vermogen, bij een niveau van 8,0%. Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de werkelijke portefeuille per ultimo 2009. Op basis van de strategische portefeuille bedraagt het vereist eigen vermogen 7,9%. De tabel geeft een overzicht van de vereiste solvabiliteit per risicofactor. Toetsing solvabiliteitseis voor het pensioenfonds als percentage
Risicofactor
Benodigde solvabiliteit
Renterisico beleggingen incl. renteswaps Renterisico VPV Totaal renterisico (S1)
- 13,14 13,14 0,00
Toelichting Duratie afh. renteschok Effect op passiva
Aandelenrisico - ontwikkelde markten - emerging markets - overig: Hedge Funds Vastgoedrisico indirect Totaal zakelijke waarden risico (S2)
5,44 0,32 0,00 1,08 6,76
Mutatie Mutatie Mutatie Mutatie
Valutarisico (S3) Grondstoffen risico (S4) Kredietrisico (S5) Verzekeringstechnisch risico (S6) Standaard-formule
1,25 0,32 0,21 3,98 7,95
Mutatie 20% Mutatie 30% Spread * 1,4 Effect op passiva Toetsingsverschil = 0,00
77
25% 35% 30% 25%
Ultimo 2009 bedroeg het vereist eigen vermogen 108,0%. Ultimo 2008 bedroeg het vereist eigen vermogen 107,2%. De werkelijke dekkingsgraad bedroeg ultimo 2009 109,1% (2008: 105,3%). Beleggingsrisico's De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Renterisico (duration-mismatch) Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de DV01. DV01, 'Dollar Value of a basis point', is de waardeverandering als gevolg van een rente/inflatie wijziging met 0,01%. De DV01 wordt per punt op de rente/inflatie curve bepaald en alle DV01 waarden worden bij elkaar opgeteld. Na bepaling van de rente/inflatie gevoeligheid worden renteswaps en eventueel inflatieswaps gebruikt om dit verschil af te dekken. De optelsom van de gevoeligheid van de fysieke obligatieportefeuille (benchmark) en de swaps dekt strategisch voor 100% de rentegevoeligheid van de verplichtingen af. Renterisico eind december 2009 (bedragen * € 1.000,-) Marktwaarde Duration Verplichtingen (berekend tegen de nominale marktrente)
811.473
14,07
Afgesproken rentehedge 100%
DV01 1.142 1.142
Euro core obligaties
206.244
5,26
109
Euro long duration obligaties
433.203
13,27
575
-380
-11,831
449
Swaps (renteswaps) Totaal
% t.o.v. VPV
639.067
1.133
99,2%
DV01 is de wijziging van het bedrag als gevolg van het effect van een rente/inflatie wijziging van 0,01%. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren van de kasstromen.
78
Valutarisico Het afdekken van valutarisico's zal plaatsvinden door het afsluiten van valutatermijntransacties. Uitgangspunt hierbij is dat de benchmarkgewichten van de aandelenbeleggingen in Amerikaanse dollars, Japanse yen en Britse ponden volledig zullen worden afgedekt. Exposure in
Waarde valuta-
aandelen benchmark
afdekking
Strategische afdekking
Werkelijke afdekking
Marktwaarde valutaderivaten
Amerikaanse dollar
93.972.867
94.027.644
100,0%
100,1%
-3.773.260
Britse Pond
19.432.005
19.713.260
100,0%
101,4%
-559.283
Japanse Yen
19.992.172
18.939.383
100,0%
94,7%
-296.224
132.680.287
-4.628.767
Van de obligatieportefeuille bedraagt € 639 mln (96,3%) beleggingen in euro's. Van de vastgoedportefeuille bedraagt € 30 mln (77,4%) beleggingen in euro's. De portefeuille commodities betreft beleggingen in drie indices: de Dow Jones AIG Commodity Index, de Dow Jones AIG Basis Commodity Index en de Dow Jones AIG Relative Strength Index met een totale waarde van € 10.980 mln. De gehele portefeuille luidt in US-dollars. Prijsrisico Door middel van spreiding binnen de portefeuille (diversificatie) wordt het prijsrisico gemitigeerd. Het prijsrisico wordt tevens afgedekt door gebruik te maken van afgeleide financiële instrumenten (derivaten), zoals swaps. Op de volgende pagina wordt in grafieken weergegeven hoe de beleggingen naar regio's zijn verdeeld:
79
Regioverdeling aandelenbeleggingen 2009 (waarde € 193 mln) en 2008 (waarde €170 mln)
Geografische verdeling aandelen 2009 Belgium; 1,22%
Overig; 9,40%
Italy; 0
Hong Kong; 1,33% Netherlands; 1,59% Spain; 1,89% Australia; 2,60%
Germany; 3,01%
France; 3,42%
Canada; 3,66%
Switzerland; 5,05%
Japan; 7,23% United States; 49,17%
United Kingdom; 10,43%
Geografische verdeling aandelen 2008 Overig; 7,86% Netherlands; 1,09% Spain; 2,08% Australia; 2,52% Germany; 3,59%
France; 3,68%
Canada; 2,56%
Switzerland; 4,70%
Japan; 9,90%
United States; 51,00%
United Kingdom; 9,32%
80
Kredietrisico Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het fonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het fonds (potentiële) vorderingen heeft. Naast het hanteren van minimale creditratings en concentratielimieten op individuele tegenpartijen en/of uitgevende instellingen wordt het risico op tegenpartijen voor buitenbeurstransacties (het OTC plaatsen van deposito's en het afsluiten van swaps) afgedekt door middel van onderpandstelling. In het verlengde van de risicobeheersingmaatregelen voor het tegenpartijrisico, houdt de fiduciair manager zich bezig met het continue monitoren en analyseren van het kredietrisico van uitgevende instellingen. Onderstaande grafiek geeft, ter illustratie van het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille, de verdeling naar de verschillende kredietkwaliteiten weer ultimo 2009. De beleggingen met een rating 'Overige' van 3,4% bestaat voor 2,0%-punt uit cash.
Rating obligatieportefeuille B; 1,95%
Overig; 3,36%
BB; 1,52% BBB; 6,75%
A; 28,42%
AAA; 46,17%
AA; 11,87%
81
Concentratierisico Grote posten kunnen leiden tot concentratierisico. Om te bepalen welke posten hieronder vallen, moeten per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur worden opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Deze posten worden in onderstaande tabel weergegeven. Posten binnen portefeuille VRW > 2% van het balanstotaal per 31 december 2009 (* € 1.000)
Duitsland 85.914.385 Frankrijk 37.566.064 Italië 110.929.628 • Custody risico The Bank of New York (BoNY) is door het pensioenfonds aangesteld als bewaarnemer van de beleggingsportefeuille. De overeenkomst bevat algemene bepalingen aangaande bewaarnemingrisico's, waarmee wordt aangesloten bij best practices. Het belegd vermogen is afgescheiden.
82
6.4.4
Niet in de balans opgenomen activa en verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingovereenkomst gesloten met TKP Pensioen BV per 1 oktober 2007. Het betreft een langlopende overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning voor een periode van 3 jaar met een opzegtermijn van één jaar. De vergoeding voor 2009 bedraagt € 0,9 mln (2008: € 0,9 mln).
83
6.4.5
Toelichting op de staat van baten en lasten
Bedragen x € 1.000 [13] Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Premie en koopsommen Pensioenpremie Afrekening premies voorgaand jaar Koopsommen FVP Totaal Premie-inkomsten
2009
2008
42.306 0 36 42.342
29.284 400 80 29.764
[14] Beleggingsresultaten voor risico pensioenfonds AANDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Aandelen totaal
15 30.229 30.244
4.003 -154.761 -150.758
VASTRENTENDE WAARDEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Vastrentende waarden totaal
19.568 -5.224 14.344
21.254 10.955 32.209
VASTGOED Indirecte opbrengsten Vastgoed totaal
-3.200 -3.200
-2.709 -2.709
3.562 3.562
-10.041 -10.041
91.639 -94.426 -2.787
26.951 67.323 94.274
OVERIGE BELEGGINGEN Indirecte opbrengsten Overige beleggingen totaal DERIVATEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Derivaten totaal
84
LIQUIDE MIDDELEN Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten Liquide middelen totaal Af: kosten vermogensbeheer
2009
2008
1.959 0 1.959 -2.631
7.406 4.937 12.343 -
De kosten van vermogensbeheer uitgevoerd door BlackRock over 2008 zijn opgenomen in het rendement en niet apart gespecificeerd. Totaal Directe opbrengsten Indirecte opbrengsten
[15] Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig Diversen Totaal [16] Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico pensioenfonds Pensioenverplichtingen WAO Hiaat Totaal [17] Mutatie overige voorzieningen [18] Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Eenmalige uitkering (vakantiegeld) Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Anw-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie Totaal
110.551 -69.060 41.491
59.614 -84.296 -24.682
60 5 8 73
0 2 0 2
13.303 -3.546 9.757
158.667 1.853 160.520
1.680
105
19.167 10.482 7.375 1.665 176 231 201 4 10 39.311
19.546 9.272 7.988 749 8 215 3 3 37.785
De kosten voor de jaarlijkse uitkering vakantiegeld zijn over 2009 jaar apart weergegeven. In 2008 is deze uitkering bij de betreffende uitkeringscategorie opgeteld.
85
[19] Saldo overdrachten van rechten Waardeovernames Waardeoverdrachten Totaal [20] Pensioenuitvoeringskosten Pensioenbeheer (via TKP) Vermogensbeheer (via BlackRock) Overige kosten direct ten laste van pensioenfonds Bruto beheerskosten Af: kosten vermogensbeheer, toegerekend aan beleggingsresultaten Netto beheerskosten [21] Overige lasten Interest waardeoverdrachten Interest premies Totaal
86
2009
2008
-2.078 1.100 -978
-1.410 1.344 -66
787 2.631 3.418 425 3.843
574 574 595 1.169
-2.631 1.212
1.169
41 1 42
5 0 5
Financiële vergoeding bestuurders Aan de statutaire bestuurders werd door het fonds in 2009 een vergoeding verstrekt van € 18.730 over 2009 en € 11.280 over 2008. De voorzitter is geen statutair bestuurder, om deze reden wordt geen opgave gedaan van de bezoldiging van de voorzitter. Het pensioenfonds had in 2009 geen werknemers in dienst. Raad van Toezicht Aan de leden van de Raad van Toezicht werd door het fonds in 2009 een vergoeding verstrekt van € 35.700. Aan de leden van het Verantwoordingsorgaan werd door het fonds in 2009 een vergoeding verstrekt van € 13.320. Accountantshonoraria Onder de overige kosten zijn opgenomen de volgende accountantshonoraria (x € 1.000): 2009 2008 Controle van de jaarrekening 69 47 Fiscale advisering 39 61 Totaal 118 108 De kosten 'Controle van de jaarrekening' bevat € 30.583 aan afrekeningen van het voorgaande jaar. Deze kosten worden op kasbasis afgerekend.
87
6.5
Verbonden partijen
Transacties met bestuurders Het pensioenfonds heeft geen leningen verstrekt aan de (voormalige) bestuurders. Ook heeft het pensioenfonds geen vorderingen op de (voormalige) bestuurders. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst afgesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement. De belangrijkste onderdelen uit deze overeenkomst zijn: • • •
•
•
De werkgever is verplicht al haar werknemers waarmee een pensioenovereenkomst is gesloten binnen één maand aan te melden voor deelneming in het fonds. De werkgever voldoet jaarlijks premies en koopsommen aan het pensioenfonds ter dekking van de financiële gevolgen van de door het pensioenfonds aangegane verplichtingen, zoals vastgelegd in statuten en het Pensioenreglement. Ten minste één maal per 3 jaar, of vaker indien daartoe aanleiding bestaat, zal een ALM studie uitgevoerd worden waarin de effecten van risico's en beheersingsmaatregelen in kaart gebracht worden aan de hand waarvan evenwichtige keuzes gemaakt moeten worden. Met dezelfde periodiciteit zal een continuïteitsanalyse uitgevoerd worden teneinde gemaakte keuzes te evalueren en zo nodig bij te stellen. Dit alles ten aanzien van de risk appetite, toeslagambitie en -beleid, premieniveau en premiebeleid (opslagen en kortingen afhankelijk van de financiële positie) en herverzekeringsbeleid. De werkgever heeft het recht tot vermindering van zijn bijdrage aan de pensioenregeling in geval van ingrijpende wijziging van omstandigheden. Zodanige omstandigheden worden in ieder geval aanwezig geacht: - indien de financiële positie van de werkgever een vermindering van de bijdrage noodzakelijk maakt; - bij wijzigingen van wettelijke regelingen op het gebied van de pensioenen, sociale zekerheid en sociale verzekeringen alsmede van daarmee samenhangende fiscale wetgeving in de meest ruime zin, die financiële gevolgen hebben voor de werkgever en/of de werknemer. De verdere opbouw van de pensioenaanspraken die voortvloeien uit een arbeidsovereenkomst met de werkgever, zullen dan dienovereenkomstig worden verminderd. Een desbetreffend besluit van de werkgever moet onverwijld schriftelijk aan het pensioenfonds, alsmede aan de deelnemers en andere belanghebbenden worden medegedeeld. De werkgever is verplicht het pensioenfonds gevraagd en ongevraagd te informeren over alle ontwikkelingen binnen de vennootschap die van invloed kunnen zijn op de huidige en toekomstige pensioenverplichtingen. Daarnaast is de werkgever verplicht de overeengekomen gegevens inzake werknemers tijdig en op de in de overeenkomst vastgelegde wijze, aan het pensioenfonds te verstrekken.
88
•
• •
De werkgever is verplicht om het pensioenfonds schriftelijk te informeren over iedere wijziging in de pensioenovereenkomst. Het bestuur stelt vervolgens uiterlijk binnen drie maanden na het van kracht worden van de gewijzigde pensioenovereenkomst een gewijzigd pensioenreglement op. Het bestuur zorgt ervoor dat het pensioenreglement in overeenstemming is met de (wijziging van de) pensioenovereenkomst, alsmede met de uitvoeringsovereenkomst. Met betrekking tot alle geschillen die over de uitleg of toepassing van de bepalingen van de uitvoeringsovereenkomst tussen werkgever en het pensioenfonds mochten ontstaan, zal eerst worden getracht in onderling overleg tot overeenstemming te komen. Indien partijen niet tot overeenstemming komen, zullen deze geschillen worden voorgelegd aan een geschillencommissie. Partijen verklaren de uitspraak van die geschillencommissie als bindend te beschouwen en naar de letter van deze uitspraak te handelen.
De overeenkomst is in werking getreden per 1 januari 2007 en heeft een looptijd van 4 jaar en wordt telkens stilzwijgend verlengd met een tijdvak van 3 jaar indien de overeenkomst niet ten minste 6 maanden voor de afloop ervan bij aangetekend schrijven aan de wederpartij is opgezegd.
89
6.6
Actuariële analyse
Actuariële analyse van het resultaat Bedragen x € 1.000
2009
2008
Resultaat uhv wijziging rentetermijnstructuur Resultaat uhv beleggingsopbrengsten Resultaat uhv premie Resultaat uhv waardeoverdrachten Resultaat uhv kosten Resultaat uhv uitkeringen Resultaat uhv kanssystemen Resultaat uhv toeslagverlening Resultaat uhv overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat uhv andere oorzaken
26.126 20.909 13.819 -363 371 -321 6.418 0
-125.648 -62.216 -105 -800 385 -420 3.628 -9.630
-32.426 -1.651
0 373
Totaal resultaat
32.882
-194.433
Het resultaat in 2009 wordt voornamelijk verklaard door de volgende vier oorzaken: •
• • •
De voorziening pensioenverplichtingen wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur. Deze rentetermijnstructuur is geen constante maar wijzigt continu. Dit heeft gevolgen voor de hoogte van de technische voorzieningen. Een lagere rentetermijnstructuur betekent een hogere voorziening en vice versa. Het verschil tussen de uit de forward curve ultimo 2008 afgeleide rentetermijnstructuur per ultimo 2009 en de werkelijke rentetermijnstructuur ultimo 2009 wordt verantwoord als resultaat op wijziging rentetermijnstructuur. De wijziging van de rentetermijnstructuur heeft in 2009 geleid tot een daling van de voorziening en dus tot een positief resultaat van € 26,1 mln. Er is in 2009 een beleggingsrendement gerealiseerd van 5,1% terwijl voor de voorziening pensioenverplichtingen een rendement van 2,5% nodig was. Dit heeft geleid tot een positief resultaat van € 20,9 mln. In 2009 is een premie geheven volgens trede 2 van de vernieuwde premiestaffel. Dit heeft geleid tot een positief resultaat op premie van € 13,8 mln. Als gevolg van een structureel lager dan verwachte sterfte zal in 2010 een nieuwe prognosetafel met hogere overlevingskansen worden uitgegeven. Deze hogere kansen betekenen een materiële verzwaring van de voorziening. Deze verwachte verzwaring is middels een opslag van 4% meegenomen in de bepaling van de voorziening, wat leidt tot een negatief resultaat van € 32,4 mln.
90
De overige resultaten worden voornamelijk veroorzaakt doordat de verwachte ontwikkelingen van de aan het vaststellen van de technische voorzieningen ten grondslag liggende kanssystemen en kostenopslagen afwijken van de werkelijkheid. Kostendekkende premie In de volgende tabel is een overzicht van de kostendekkende premie opgenomen. Het fonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. In de tabel zijn zowel de kostendekkende premie op basis van de rentetermijnstructuur als de gedempte kostendekkende premie opgenomen. Het verwachte rendement voor de gedempte premie wordt berekend aan de hand van een veronderstelde rente van 4% en een risicopremie van 2,5%. (bedragen * € 1.000) Kostendekkende premie ▪ actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling: ▪ de risicopremie voor nabestaandenpensioen: ▪ ▪
opslag voor uitvoeringskosten: de risicopremie voor WIA excedent en premievrijstelling bij invaliditeit: ▪ solvabiliteitsopslag: ▪ de premie voor toeslagen op reeds opgebouwde aanspraken voor deelnemers: Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
RTS Gedempt 20.410 15.337 1.680
1.457
530 1.009
1.212 909
1.977
1.944
4.253 29.958
3.624 24.483 42.342
Het fonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Amsterdam, 21 mei 2010 G. van Ankeren W.H. Bovenschen P.A.A.M. Cornet D. Hendriks E. Hondius E.W. Lindeijer P.D. van Loo mw. G.F.T. Tiellemans
91
7.
Overige gegevens
7.1
Resultaatbestemming
Het saldo van baten en lasten is ten gunste van het eigen vermogen gebracht.
92
7.2
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. te Amsterdam is aan Towers Watson de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2009. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. In overeenstemming met de richtlijn “Samenwerking tussen accountant en actuaris ter zake van de controle van verantwoordingen van verzekeringsinstellingen” heeft de accountant van het pensioenfonds mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid en de volledigheid van de administratieve basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeelsvorming van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte administratieve basisgegevens en de bevindingen van de accountant ten aanzien hiervan zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt voor mijn beoordelingswerkzaamheden heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht:
heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het Minimaal Vereist Eigen Vermogen en het Vereist Eigen Vermogen toereikend zijn vastgesteld; en
heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds.
Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds.
93
De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk Vereist Eigen Vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit. Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn. Amsterdam, 21 mei 2010 F.R. Valkenburg AAG RBA Verbonden aan Towers Watson
94
7.3
Accountantsverklaring
Aan bestuur Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit rapport op pagina 66 tot en met 91 opgenomen jaarrekening 2009 van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV te Amsterdam bestaande uit de balans per 31 december 2009 en de staat van baten en lasten over 2009 met de toelichting gecontroleerd. Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het vermogen en het resultaat getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het bestuursverslag, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet. Deze verantwoordelijkheid omvat onder meer: het ontwerpen, invoeren en in stand houden van een intern beheersingssysteem relevant voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat, zodanig dat deze geen afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten bevat, het kiezen en toepassen van aanvaardbare grondslagen voor financiële verslaggeving en het maken van schattingen die onder de gegeven omstandigheden redelijk zijn. Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht. Dienovereenkomstig zijn wij verplicht te voldoen aan de voor ons geldende gedragsnormen en zijn wij gehouden onze controle zodanig te plannen en uit te voeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De keuze van de uit te voeren werkzaamheden is afhankelijk van de professionele oordeelsvorming van de accountant, waaronder begrepen zijn beoordeling van de risico’s van afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten. In die beoordeling neemt de accountant in aanmerking het voor het opmaken van en getrouw weergeven in de jaarrekening van vermogen en resultaat relevante interne beheersingssysteem, teneinde een verantwoorde keuze te kunnen maken van de controlewerkzaamheden die onder de gegeven omstandigheden adequaat zijn maar die niet tot doel hebben een oordeel te geven over de effectiviteit van het interne beheersingssysteem van de stichting. Tevens omvat een controle onder meer een evaluatie van de aanvaardbaarheid van de toegepaste grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van schattingen die het bestuur van de stichting heeft gemaakt, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening.
95
Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is als basis voor ons oordeel. Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het vermogen van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank per 31 december 2009 en van het resultaat over 2009 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW met inachtneming van het bepaalde in artikel 146 Pensioenwet.
Verklaring betreffende andere wettelijke voorschriften en/of voorschriften van regelgevende instanties Op grond van de wettelijke verplichting ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder f BW melden wij dat het bestuursverslag, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW.
Amsterdam, 21 mei 2010 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door: drs. H.C. van der Rijst RA
96
Bijlagen
97
Bijlage 1
Deelnemersbestand
Deelnemersbestand Stand ultimo vorig
Stand ultimo
verslagjaar
Bij
Af
Actieven
1.986
123
-110
verslagjaar 1.999
Gewezen deelnemers
1.354
86
-103
1.337
Gepensioneerden
1.072
79
-66
1.085
654
33
-37
650
Waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheidspensioen partnerpensioen wezenpensioen Totaal:
57
4
0
61
334
32
-21
345
27
10
-8
29
4.412
288
-279
4.421
98
Bijlage 2
Begrippenlijst
ABS Asset-backed security, vaak afgekort tot ABS, is een financieel instrument dat wordt gefinancierd met de kasstroom gegenereerd uit een portefeuille van activa. Deze activa zijn verstrekt als zakelijk onderpand. De activa worden samengevoegd om anders kleine en oneconomische investeringen rendabel te maken, terwijl ook het risico wordt verminderd door de onderliggende activa te diversificeren. Door een grote portefeuille van deze illiquide activa samen te voegen, kunnen zij worden omgezet in instrumenten die vrij kunnen worden aangeboden op de kapitaalmarkten. ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het fonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtsituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid
99
hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste ratingbureaus zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de voorziening pensioenverplichtingen, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta's, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het fonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en ZuidAmerika, Midden- en Oost-Europa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika.
100
Fed De Federal Reserve System of Federal Reserve of informeel ook wel The Fed is de federale, centrale bank van de Verenigde Staten van Amerika, vergelijkbaar met de Europese Centrale Bank. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst. Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Grondstoffen Grondstoffen en goederen waarvan de prijs in hoge mate wordt bepaald door de actuele vraag en aanbod. Voorbeelden zijn: olie, graan en metalen. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het fonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen.
101
High yield Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel non-investment grade genoemd. Insider Verbonden personen die direct of indirect bij transacties van het pensioenfonds in financiële instrumenten zijn betrokken, dan wel anderszins uit hoofde van hun werkzaamheden, beroep of functie over voorwetenschap beschikken of kunnen beschikken. Een insider is ook de verbonden persoon die kan beschikken over andere vertrouwelijke (markt)informatie. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het fonds in rekening brengt. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Matchingportefeuille Een matchingportefeuille is bedoeld om een deel van het met de verplichtingen samenhangende rente-/inflatierisico af te dekken. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. Non-investment grade Obligaties met een credit rating lager dan BBB, ook wel high yield genoemd. Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden
102
Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenkoepels Met de Pensioenkoepels worden drie instellingen bedoeld: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005. Raad van Toezicht In het kader van de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur kan voor het intern toezichthoudend orgaan gekozen worden voor een Raad van Toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert.
103
Reservetekort Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de voorziening pensioenverplichtingen en de reserve voor algemene risico's, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico's, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de variantie van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn assumpties over de risicograad van de beleggingsrendementen (op de strategische norm portefeuille) ten opzichte van de verplichtingen (reëel-nominaal). Hiervoor dienen onder meer als input zeer langetermijn reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking. RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Securities lending Security lending is het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. Socially Responsible Investment Steeds meer beleggers kiezen ervoor een deel van hun vermogen te beleggen in ondernemingen die rekening houden met ethiek, mens en milieu. Particulieren interesseren zich voor maatschappelijk verantwoord beleggen en ook pensioenfondsen hebben aanzienlijke vermogens in deze sector gealloceerd. Duurzaam beleggen betekent dat wordt belegd in bedrijven die uit een positieve of een negatieve screening naar voren komen. Van negatieve screening is sprake wanneer bedrijven die laakbare producten als wapens of tabak vervaardigen, worden uitgesloten. Bij positieve screening worden bedrijven geselecteerd die leiding tonen in productontwerp, werknemersreglementen, milieubescherming of mensenrechten. SPO Stichting Pensioen Opleidingen. SPO-kennisreflector Een toets die het mogelijk maakt objectief vast te stellen op welke gebieden leemten in kennis en deskundigheid bestaan voor bestuurders van pensioenfondsen.
104
Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Streefvermogen Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente en voor 80% op de reële marktrente. Dit betekent dat het fonds streeft naar een eigen vermogen zodanig dat 80% van de verwachte toeslagverlening is gefinancierd. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast (geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Toeslagenlabel Het Toeslagenlabel is een illustratie met bijbehorende tekst dat in één oogopslag laat zien hoe het opgebouwd pensioen naar verwachting meegroeit met de stijging van de prijzen. Het doel van het label is om op een toegankelijke wijze informatie te geven over de waardevastheid van het pensioen. Triple A Triple A is een classificatie van het kredietrisico van ondernemingen met behulp van een lettersysteem afkomstig van het Amerikaanse Standard & Poor's of Moody's Investor Service. Triple A, oftewel AAA, staat voor beste kwaliteit. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen.
105
Verantwoordingsorgaan De in de Principes voor Goed Pensioenfondsbestuur gehanteerde term voor een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden en de financieel betrokken werkgever(s) zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Verbonden personen Alle leden van de organen van het pensioenfonds en andere personen die werkzaamheden voor het pensioenfonds verrichten, onafhankelijk van de duur waarvoor of de juridische basis waarop zij werkzaam zijn. Voortzettende deelnemers Deelnemers die wel pensioen opbouwen, maar niet meer in dienst zijn bij de werkgever. Dit geldt bijvoorbeeld voor medewerkers die gebruik hebben gemaakt van een VUT regeling of medewerkers die (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt zijn verklaard. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
106
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV Westeinde 1, 1017 ZN Amsterdam Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM GRONINGEN Telefoon 050 582 19 90 Fax 050 313 82 01 Internet www.dnbpensioenfonds.nl Email-adres
[email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM GRONINGEN
107