1
veronderstelde voordelen van Natuurvriendelijke oevers.
• verbeteren van chemische water kwaliteit • verbeteren van de oever stabiliteit • verbeteren van de ecologische kwaliteit
2
waarom aandacht voor NVO’s.
• populaire waterkwaliteits maatregel • vaak opgevoerd als KRW maatregelen • Bestuurlijke vraag na rendement maatregelen • Innovatie subsidie voor KRW maatregelen
3
Eerder onderzoek Hollandse Delta
4
conclusies eerder onderzoek
• •
•
•
Na aanleg nam de soortenrijkdom en abundantie van vegetatie en macrofaunaover sterk toe. De veranderingen in de vegetatie en macrofaunagemeenschap hadden een wisselend effect op de STOWA-beoordeling. Na toepassing van de KRW maatlatten voor sloten wordt nauwelijks verschillen gemeten voor de vegetatie terwijl een sterke vooruitgang geboekt werd op de maatlat voor macrofauna. De aanleg van de natuurvriendelijke oevers had wel een hogere soortenrijkdom en bedekking tot gevolg maar leveren geen bijdrage op de KRW-maatlat
5
effect op macrofauna
• • •
•
Van de macrofaunasoorten zijn er taxa bijgekomen van veel verschillende groepen. Ook het aantal individuen van veel groepen steeg sterk. De STOWA-karakteristieken waarvoor macrofauna gebruikt wordt (saprobie en brakkarakter), geven wisselend verbeteringen en verslechteringen weer van de processen die ze beschrijven. De KRW-maatlat is de macrofaunagemeenschap sterk verbeterd, vooral door grotere aantallen individuen van soorten die in sloten thuishoren. De natuurvriendelijke oevers dragen sterk bij aan een hogere score op de KRWmaatlat voor macrofauna.
6
Scoren met Natuurvriendelijke Oevers
Wat dragen natuurvrienelijke oevers bij aan het halen van de KRW doelen?
7
Aanleiding voor het onderzoek
• KRW: impuls voor aanleg NVO’s – Rijndelta: 3500 km – Rijn-west: 314 km en 22.5 ha voor 2015
• Dosis-effect relatie onbekend • Beheer en onderhoud
8
doel Onderzoek
• wetmatigheden vinden tussen ecologische EKR-scores en natuurvriendelijke oevers
9
uitkomsten onderzoek
• NVO scoort beter dan (on)beschoeide oever; • Onbeschoeide oever heeft een hogere KRW score dan beschoeid; • De aanwezigheid van een NVO binnen water heeft positief effect op EKR andere oevers; • NVO functioneert als opgroeihabitat voor vis. • NVO hebben een uitstralings effect
10
uitkomsten onderzoek typologie
• Watertype meest bepalend voor hoogte score • Bos en weiland leidt tot hogere scores macrofauna dan stad en akker; • Zand geeft hogere score dan klei, en klei beter dan veen. Watertype
Sloten
Kanalen
Plassen
11
resultaten aanleg
• Flauw talud geeft hogere EKR; • NVO breedte tussen 1,5 - 3 m geeft hogere EKR; • Natuurlijke vestiging van vegetatie leidt tot hogere scores dan aanplant;
12
uitkomsten onderhoud
• Enige mate van afkalving leidt tot hogere EKR vegetatie; • Beheren leidt tot hogere EKR; • Geen eenduidige conclusies peilbeheer:
13
conclussies
• De aanleg van natuurvriendelijke oevers zorgt voor het verhogen van de KRW-score. • Daarmee heeft de maatregel “aanleg natuurvriendelijke oever” zin • Echter verdere kennisopbouw naar het functioneren van NVO’s voor de KRW is nodig
14
verklaring geringe stijging score
•
De STOWA beoordeling is gebaseerd op het beoordelen van processen (bijv. eutrofiëring, saprobiëring) die de ecologie beïnvloeden. Deze processen worden maar deels beïnvloed door locale veranderingen als de aanleg van een natuurlijke oever.
•
Ten tweede zijn de meeste soorten die het na aanleg van de natuurvriendelijke oevers beter deden niet typisch voor sloten en niet relevant voor beide beoordelingsmethoden.
•
De soorten die het na aanleg van de oevers beter deden zijn oeverplanten en dan vooral de verstoringindicatoren of pionierssoorten. Soorten die typisch zijn voor sloten en relevant voor de STOWA- en KRW-beoordeling zijn meest waterplanten of soorten uit de plas-dras zone. Hierin werd nauwelijks verbetering gevonden
15
aanleg NVo’s
16
STAP 1
doelstellingen voor het ontwerp van waterbergingsprojecten en natuurvriendelijke oevers: • •
• • •
Het leveren van een bijdrage aan waterberging; Het bieden van natuurlijke ontwikkelingskansen voor planten en dieren en het invullen van de (provinciale) ecologische hoofdstructuur; Het verbeteren van de waterkwaliteit Het op een positieve manier bijdragen aan het landschapsbeeld Onderhoudbaar zijn tegen een aanvaardbare inspanning (tijd, geld, uitvoerbaarheid).
17
STAP 2
Het bepalen van de aandachtspunten die volgen uit de doelstellingen • • • • •
waterberging natuurwaarde verbetering waterkwaliteit landschappelijke inpassing onderhoudbaarheid
18
Stap 3
Het kiezen van het gewenste type waterberging : • • • • •
Flauwe oevers Plasbermen Paaiplaatsen/inhammen Nevengeulen en waterpartijen Poelen
•
Droge berging (hooiland of weiland)
19
STAP 4
• Het maken van een ontwerp in overleg met de toekomstige beheerder
20
STAP 5 Het opstellen van een beheersplan • Functies van de diverse onderdelen in de berging t.b.v. het verwerken van bagger en maaisel; • Eigendomssituatie; • Onderhoudsverplichtingen; • Onderhoudsfrequentie; • Tijdstip van onderhoud; • Te gebruiken onderhoudsmaterieel; • Afspraken t.a.v. ontvangstplicht van maaisel en bagger; • Verhuur of ingebruikgeving van gronden; • Onderhoud van paden; • Toegankelijkheid; • Verwachte onderhoudskosten;
21
Natuurvriendelijke oever met plasdrasstroken. Kenmerken:
Plasberm in veengebied Onderwaterbeschoeiing Variatie in hoogte van de plasberm Geen inplant, wel bestaande rietstokken teruggezet of gespaard
Natuurvriendelijke oever in een zanderig gebied met brakke kwel.
Aan de rechterzijde een flauw oevertalud (1:10) Geen beschoeiing Geen inplant
22
Natuurvriendelijke oever in overige watergang. Kenmerken:
Flauwe taluds (minimaal 1:3) Geen beschoeiing Geen inplant
23
Aanleg natuurvriendelijke oever gecombineerd met aanleg schouwstrook langs bos 24 SBB:
Flauw oevertalud, circa 1:5 Geen beschoeiing Aanwezige rietstokken laten staan / teruggeplaatst.
25
Aanplant van riet (3 rijen) in plasberm van circa 1 meter breed met een onderwaterbeschoeiing
Natuurvriendelijke inrichting van de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur. Kenmerken:
Geleidelijke overgang van bestaand slootprofiel (rechts op de foto) met flauwe onderwateroever (1:10) Plasdrasstrook die net niet horizontaal ligt 1:3-talud als overgang naar het aangrenzende maaiveld Geen beschoeiing Geen inplant
26